Door de vergrijzing van de patiëntenpopulatie doen speekselproblemen zich in toenemende mate voor. In een interview met prof. Marja Laine, specialist op het gebied van ademgeur en mondvloeistoffen, vertelt zij over de prevalentie, oorzaak en de rol die een tandarts kan spelen bij de diagnose en behandeling ervan.
Marja Laine is ruim 30 jaar geleden uit Finland naar Nederland gekomen. Na het werk als algemeen tandarts in een praktijk zette ze haar werk voort bij het ACTA. Ze houdt daar Halitose en Speekselspreekuur, verricht onderzoek en geeft onderwijs bij de sectie Parodontologie en is hoogleraar Orale Diagnostiek op het gebied van ademgeur en mondvloeistoffen. Ze vertelt over haar veelzijdige functie en met name haar werk als droge mond deskundige.
Welke speekselproblemen doen zich veelal voor en wat is daarvan de oorzaak?
Ongeveer 20% van de bevolking heeft te maken met een droge mond. Het probleem van een droge mond neemt steeds grotere vormen aan en dat heeft zijn oorsprong in de vergrijzende bevolking. Deze bevolkingsgroep kampt met gezondheidsproblematiek in vele vormen. Zo kan het slikken van medicatie en auto-immuunziektes zoals het syndroom van Sjögren invloed hebben op de werking van de speekselklieren. Eén van de symptomen van het syndroom van Sjögren is het hebben van een droge mond. Tenslotte kan bestraling van het hoofd- en halsgebied een droge mond tot gevolg hebben. Er zijn andere oorzaken te noemen voor droge mond die samenhangen met (ongezond) gedrag zoals het gebruik van drugs of alcohol.
Hoe kan het probleem van een droge mond behandeld worden?
Voordat men over kan gaan tot behandeling is het belangrijk om een goede diagnose te stellen; is er sprake van te weinig speeksel (hyposialie) of gevoel van droge mond (xerostomie) en wat daarvan de oorzaak is. Als sprake is van hyposialie in rust is het belangrijk om na te gaan of de speekselsecretie gestimuleerd kan worden. Indien de oorzaak bijvoorbeeld medicijngebruik is kan het gebruik van vervangende medicatie, innametijdstip of een andere dosering een oplossing zijn. Indien dit de oorzaak is, is het belangrijk dat overlegd wordt met de behandelend arts.
Kun je wat meer vertellen over de verzamelnaam ‘mondvloeistoffen’?
Er zijn verschillende soorten speekselklieren in de mond die verschillende soorten speeksel aanmaken. De gingivale creviculaire vloeistof draagt ook bij aan de totale speeksel ofwel mondvloeistof. De hoeveelheid en samenstelling van speeksel is afhankelijk van bijvoorbeeld het tijdstip op de dag of de stimulatie van de zintuigen. Zo kan de geur van vers brood letterlijk zorgen voor meer speeksel, daar komt de welbekende uitspraak vandaan ‘het water loopt me in de mond’.
Je doet veel onderzoek naar speeksel, maar wat is daarvan de waarde?
Speeksel is ook een lichaamsvloeistof dat een goed beeld geeft van de algehele lichamelijke gezondheid van een mens. In speeksel kunnen honderden verschillende moleculen vastgesteld worden bijvoorbeeld om zo de gezondheid vast te stellen en eventuele ziektes op te sporen.
Waardoor wordt het drogemondgevoel bepaald of beïnvloed?
Het droge mondgevoel wordt zoals eerder beschreven beïnvloed door het gebruik van medicatie maar ook bv. het eten en drinken. In dit kader zou het goed zijn om de patiënt een droge mond vragenlijst te laten invullen om daarvan een goed beeld te krijgen en daarmee een beter advies te kunnen geven. Het gaat hier om de zogenaamde Xerostomie Inventory (XI) vragenlijst die beschikbaar is voor mondzorgprofessionals. Er is daarover tevens een artikel gepubliceerd in het NTVT, ‘Speekselonderzoek in de dagelijkse praktijk’, waarin is belicht wat de oorzaken zijn van hyposialie en xerostomie en wanneer speekselonderzoek nodig is Speekselonderzoek in de dagelijkse praktijk – NTVT (betaald).
Wat zou een tandarts kunnen adviseren aan een patiënt als deze last heeft van een droge mond?
Ten eerste is het van belang om een goede diagnose te stellen of er sprake is van xerostomie, en/of hyposialie en of speekselsecretie te stimuleren is. Een belangrijke factor voor mondgezondheid van hyposialie-patiënten is ook de frequentie van en het soort eten en drinken. Voor een goede speekselsecretie moet een patiënt voldoende drinken en goed kauwen tijdens het eten is ook belangrijk, dan wordt er speeksel aangemaakt.
Zijn er middelen op de markt om het probleem te verminderen?
Er zijn producten voor droge mond zoals mondspoelmiddelen of gels en suikervrije kauwgom. Deze kan de patiënt zelf kopen bij meerdere verkooppunten en uiteraard heeft ook de mondzorgprofessional vele kanalen om de producten te verkrijgen en kan advies geven over het gebruik ervan.
Het belangrijkste is om aandacht te geven aan het probleem binnen de praktijk. Als dat door middel van een droge mondvragenlijst gebeurt is dat de vorm waarmee de eerste stappen gezet kunnen worden om het probleem van droge mond zichtbaar te maken. Zo kan het speekselonderzoek, geven van advies, preventieve maatregelen of eventueel een doorverwijzing beter, sneller en efficiënter plaatsvinden.
Marja Laine is hoogleraar bij de sectie Parodontologie van ACTA. Na haar afstuderen als tandarts aan de Universiteit van Helsinki, Finland en een periode in de algemene praktijk promoveerde zij bij de sectie Orale Microbiologie, ACTA. Zij verzorgt voor het Halitose- en Speekselspreekuur bij de sectie Parodontologie. Haar onderzoek richt zich op de diagnostiek, biologie en behandelingen van halitose en speekselproblemen en hun relatie met parodontitis, en multifactoriële etiologie van parodontitis.
Interview door Petra van der Zwan, Gezond & Inzetbaar – auteur | leefstijlinterventies | gezondheidsonderzoeker
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/10/Marja-laine.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-10-07 12:58:392024-10-03 12:57:25dr. Marja Laine over speekselproblemen: ‘Het is belangrijk om aandacht te geven aan het probleem binnen de praktijk’
Cone-beam computertomografie (CBCT) scans laten zien dat de overtollige knobbel bij een vrouw een intact wortelkanaal heeft, dat is versmolten met het mesiobuccale kanaal. Dit leidde tot apicale parodontitis. Haar klinische symptomen verdwenen na een endodontische behandeling volgens een casusrapport in BMC Oral Health.
Prostylid
Prostylid is een zeldzame tandontwikkelingsafwijking waarbij een extra knobbel aanwezig is met een intact wortelkanaal. Een protostylid is een put en distale buiging van de buccale groef of een oppervlakteafwijking.
Casus
Een 52-jarige vrouw meldt zich met pijn tijdens het kauwen in haar achterste tanden linksboven. Tijdens klinisch onderzoek werd een extra knobbelachtige structuur gevonden op de mesiale helft van het buccale oppervlak van element 26. De knobbel loopt van de cervicale rand naar de mesiobuccale knobbel. Element 26 reageerde niet op een pulpa- en koudetest.
Röntgenfoto’s
Röntgenfoto’s van element 26 lieten een peri-apicale radiolucentie zien. Op de foto is niet te zien of het proststylid ook een eigen wortelkanaal heeft. Aan de hand van een CBCT is te zien dat de pulpakamer van het protostylid is versmolten met het mesiobuccale wortelkanaal in het apicale gedeelte van de wortel.
Endodontische behandeling
Bij de endodontische opening van het element werd ontdekt dat element 26 vijf wortelkanalen had. Na een succesvolle behandeling bleef het element vrij van symptomen. Ook lieten röntgenfoto’s zien dat het apicale gebied rondom element 26 is genezen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/09/Casus-Extra-knobbel-veroorzaakt-apicale-parodontitis-bij-vrouwen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-10-07 12:54:052024-09-18 12:43:17Casus: Extra knobbel veroorzaakt apicale parodontitis bij vrouwen
Er zijn verschillende mogelijkheden om OSA te behandelen, waarbij leefstijlfactoren een groot onderdeel zijn. Maar ook niet-chirurgische en chirurgische technieken. De literatuur suggereert nog altijd weinig bewijs om MRA te kiezen als eerst keus. In deze presentatie wordt er een vergelijking gemaakt tussen CPAP en MRA.
Studie
Hierbij is vooral belangrijk, dat de mensen die geïncludeerd zijn in deze studie, matige tot en met ernstige OSA hadden. Voor deze patiëntengroep is CPAP eerste keus therapie. Echter, bestaan er vaak ook wachtlijsten om CPAP therapie te kunnen starten. Deze studie is gestart na een terugroepactie van CPAP toestellen, vanuit de FDA, waardoor er een stock probleem was.
Mensen met matige tot ernstige OSA startte met een MRA voor 3 maanden. Metingen worden gedaan door een “embedded active thermomicrosensor (Theramon, MC Technology GmbH)” om te kijken wat de objectieve therapietrouw is, en aan het einde door middel van een polysomnografie. Na deze metingen vond er een periode van 2 weken zonder therapie plaats. Daarna startte de CPAP therapie, tevens werd na 3 maanden de gegevens van de CPAP uitgelezen voor de therapietrouw en een polysomnografie. Aan het einde van de studie werden de patiënten hun voorkeuren onderzocht (MRA, CPAP of geen voorkeur). Preliminaire resultaten van deze studie laten zien dat van een MRA de AHI verlaagt van 27 naar 9 events per uur (daling van 66.5% m.b.t. AHI, n = 50). Bovendien was het gemiddeld MRA-gebruik in deze patiëntenpopulatie 5,4 uur/nacht. In 23 patiënten konden de resultaten van MRA en CPAP met elkaar vergeleken worden. In deze groep was zowel het MRA als CPAP efficiënt in het verlagen van de AHI (van 23/u naar 8/u met MRA en 1.4/.u met CPAP). Het gemiddeld gebruik lag op 6.5 uur per nacht voor MRA, en slechts 4.5 uur per nacht voor CPAP. Bovendien gaven meer dan de helft van de patiënten aan dat ze een voorkeur hadden voor MRA (56%).
Deze studie zal nog voortlopen, gezien de follow-up nog niet van elke patiënt is volbracht.
Marijke Dieltjens is in 2009 afgestudeerd als biomedicus aan de universiteit van Antwerpen. Na haar afstuderen is zij een promotietraject gestart genaamd “Novel approaches on compliance, titration and sleep position to optimize the therapeutic outcome of oral appliance therapy in patients with sleep-disordered breathing”, die zij in 2014 met succes heeft verdedigd. Ze is nu werkzaam als senior post-doc bij de Research Foundation Flanders (FWO) op het onderwerp “The development of a multifactorial model to predict the outcome of mandibular advancement device therapy for obstructive sleep apnea based on the patients’ phenotype”.
Verslag door dr. Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van Marijke Dieltjens tijdens het NVTS-Lustrumcongres.
Research grant
Tijdens het NTVS-Lustrumcongres ontvingen J.P. Ho en B.R.A.M. Rösemoller beiden een research grant. J.P. Ho ontving de grant voor zijn onderzoeksvoorstel, waarbij hij een device voor patiënten met OSA zo snel mogelijk de IC te kunnen laten verlaten wil valideren. B.R.A.M. Rösemoller, won de research grant voor zijn abstract van een literatuurstudie, waarbij onder andere de werking van smart mandibular advancement devices werd bekeken. Beide prijzen bestaan uit een geldbedrag van €1.250,- en worden jaarlijks uitgereikt.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/10/Vergelijking-tussen-CPAP-en-MRA-bij-slaap-apneu-1.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-10-07 12:52:292024-10-21 14:42:48Vergelijking tussen CPAP en MRA bij slaapapneu
In een studie werd de associatie tussen leefstijlgedrag en de klinische uitkomsten van de eerste twee stappen van parodontale behandelingen geëvalueerd. Slechte slaapkwaliteit, roken, overmatig alcoholgebruik en een ongezonde levensstijl gingen hierbij gepaard met significant lagere percentages waarmee het eindpunt van de parodontale therapie werd bereikt.
Gezondheid
Gezondheid is een volledige toestand van mentale, fysieke, en sociaal welzijn, en niet alleen de afwezigheid van ziekte. Of iemand gezond is, wordt ook beïnvloed door hun sociale en economische context, fysieke omgeving en individuele kenmerken en gedragingen. Verschillende factoren zoals voedingsgewoonten, lichamelijke inactiviteit, systemische aandoeningen, roken en alcoholgebruik hebben invloed op gezondheid.
Het gedrag van iemand met een gezonde levensstijl heeft een dieet van hoge kwaliteit, voldoende lichamelijke activiteit en niet-rokend. Mensen met een gezonde levensstijl worden in verband gebracht met een lager risico op chronische en niet-overdraagbare ziekten in vergelijking met mensen met een ongezonde levensstijl. De prevalentie van parodontitis is vaak hoger bij mensen met een ongezonde levensstijl en ook de effectiviteit van de eerste twee stappen van parodontale therapie wordt negatief beïnvloed. Interventies zoals stoppen met roken, stress verminderen, voedingsadvies, gewichtsverlies en verhoogde fysieke activiteit hebben als doel parodontitis te voorkomen en behandelresultaten te verbeteren. Het doel van de studie was het evalueren van de associatie tussen leefstijlgedrag en de klinische uitkomsten van de eerste twee stappen van parodontale behandelingen.
Het onderzoek
Aan het onderzoek deden 120 deelnemers in de leeftijd van 18 tot 70 jaar met gelokaliseerde of gegeneraliseerde, onbehandelde stadium II/III parodontitis mee. De deelnemers hadden meer dan 20 tanden en minstens één locatie met een pocketdiepte (PPD) ≥4 mm. De patiënten werden gecategoriseerd als patiënten met een hoge of lage naleving van het mediterrane dieet, matig/hoog of lage niveau van fysieke activiteit, lage of matige/hoge PSS en goede of slechte slaapkwaliteit. Er is een parodontaal onderzoek van de volledige mond uitgevoerd waarbij de pocketdiepte (PPD), recessies, plaque, bloeding bij sonderen en klinisch aanhechtingsniveau (CAL) werden gemeten bij aanvang en drie maanden na stap 1 en 2 van de parodontale therapie.
Stap 1 van de parodontale therapie bestond uit mondhygiëne instructies en motivatie, professionele, supragingivale mechanische tandplakverwijdering met ultrasone instrumenten en stoppen met roken. Stap 2 van de behandeling bestond uit subgingivale reiniging met ultrasone en handinstrumenten.
Resultaten
76 van de 235 deelnemers bereikten het eindpunt van de parodontale therapie na drie maanden, dit leidde tot een vermindering van het aantal plaatsen met PPD ≥5 mm met ongeveer 60%. Deelnemers met onvoldoende slaap, overmatig roken en een hoger alcoholgebruik vertoonden significant lagere percentages van een succesvolle behandeling. Rokers hadden een hoger percentage resterende PPD ≥5 mm.
Deelnemers met een ongezonde levensstijl hadden een kleinere kans om het eindpunt van de therapie te bereiken, zelfs wanneer rekening werd gehouden met roken en alcohol gebruik. Ook vertoonden deze deelnemers een hoger percentage resterende PPD ≥6 mm en een verminderde impact van parodontale therapie op PPD-, REC- en CAL-veranderingen op locatieniveau.
Conclusies
Slechte slaapkwaliteit, roken en overmatig alcoholgebruik gingen gepaard met significant lagere percentages waarmee het eindpunt van de therapie werd bereikt.
Daarnaast vertoonden deelnemers die een combinatie van ongezond levensstijlgedrag, een lager percentage succesvolle parodontale therapieën en een hoger percentage restplaatsen met PPD ≥6 mm.
Verder moeten counseling en aanpassing van levensstijlgedrag worden uitgevoerd tijdens stap 1 van de parodontale therapie, gezien de mogelijke implicaties ervan voor de uitkomsten van parodontale behandelingen na drie maanden. Leefstijlgedrag moet ook in overweging worden genomen in klinisch parodontaal onderzoek, omdat dit als verstorende factoren kan fungeren.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/11/Verband-tussen-een-gezonde-levensstijl-en-het-effect-van-parodontale-behandeling-400-1.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-10-05 09:00:112024-09-18 12:44:31Verband tussen een gezonde levensstijl en het effect van parodontale behandeling
Een dierstudie gepubliceerd in het Journal of Clinical Periodontology laat zien dat antibioticaprofylaxe mogelijk de mondbacteriën ontregelt en het implantaat grensvlak verzwakt bij patiënten die implantaatchirurgie ondergaan.
Antibioticaprofylaxe
Het preventief nemen van amoxicilline of clindamycine voor het ondergaan van implantaatchirurgie kan de osteo-immuunwondgenezing van implantaten ontregelen. Daarnaast kan het ook het grensvlak verzwakken. Het grensvlak is het percentage van het implantaatoppervlak dat in contact komt met het peri-implantaat alveolaire bot.
Perioperatieve antibiotica
De meeste artsen schrijven veelgebruikte antibiotica zoals amoxicilline en clindamycine routinematig voor als preventieve maatregel bij het plaatsen van implantaten. Echter hebben klinische onderzoeken onlangs aangetoond dat deze antibioticaprofylaxe een verwaarloosbaar effect hebben op de postoperatieve complicaties en op de wondgenezing bij gezonde patiënten.
Onderzoek
Het onderzoeksteam heeft een chirurgische techniek ontwikkeld om implantaten te plaatsen bij muizen, die de implantaatplaatsing bij mensen nabootst.
De muizen kregen een 3-daagse antibioticakuur voorafgaand aan de implantaatplaatsing. Om gingivale bacteriën te identificeren werd 16S-sequencing gebruikt. Met behulp van histomorfometrie werden osteoblasten en osteoclasten beoordeeld en met microcomputertomografie werd de osseo-integratie van implanten geëvalueerd.
Resultaten
De resultaten toonden aan dat het toedienen van antibioticaprofylaxe aan muizen het gingivale bacterioom verstoorde, helper T-cel orale immuniteit ontregelde, osteoclasten en osteoblasten verminderde die het alveolaire bot bekleden en het implantaat-bot grensvlak verminderde.
Het normale grensvlakbereik is 55% tot 76%. Bij de met antibioticaprofylaxe behandelde muizen was het grensvlakbereik 54% tot 61% bij amoxicilline en 40% tot 66% bij clindamycine.
Conclusie
Het succes van implantaten hangt af van de connectie tussen het alveolaire bot en het implantaat. In de toekomst moeten meerdere onderzoeken worden gedaan om het verband tussen antibioticaprofylaxe en implantaatchirurgie verder te onderzoeken.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/09/Antibioticaprofylaxe-beinvloeden-de-botgenezing-van-implantaten.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-10-03 09:00:282024-09-18 12:46:27Antibioticaprofylaxe beïnvloeden de botgenezing van implantaten
NVM-mondhygiënisten heeft alarmerende meldingen ontvangen over mondzorgverleners die zich onterecht voordoen als mondhygiënist. Dit titelmisbruik, maar soms ook zelfs fraude in de zorg, kan patiënten misleiden en leiden tot ontoereikende behandelingen, wat niet alleen de transparantie in de zorg ondermijnt, maar ook de integriteit ervan ernstig aantast.
“De titel ‘(geregistreerd-)mondhygiënist’ is wettelijk beschermd volgens de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en mag alleen worden gevoerd door personen die een erkende opleiding Mondzorgkunde in Nederland hebben afgerond of wiens buitenlandse Mondzorgkunde diploma gelijkwaardig verklaard is door de Nederlandse overheid,” legt Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter van NVM-mondhygiënisten, uit.
Verzoek tot melding
NVM-mondhygiënisten benadrukt het belang van het maken van een melding bij de beroepsvereniging. “We zien sinds begin dit jaar een significante toename van ontvangen meldingen en luiden daarom de noodklok.” vervolgt Velthoven-Verlinden. “Wanneer een melding bij ons binnenkomt en er is inderdaad sprake van titelmisbruik of fraude in de zorg, dan nemen wij maatregelen die passen bij de melding. Als er vervolgens geen adequate actie wordt ondernomen, overlegt NVM-mondhygiënisten met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om verdere stappen te ondernemen. Het waarborgen van de juiste beroepskwalificaties en de bescherming van patiënten zijn voor zowel ons als de patiënten van groot belang.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2016/11/misbruik.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-10-02 11:32:152024-10-02 11:32:15NVM-mondhygiënisten luidt de noodklok over misbruik van beschermde titel
Maria Azevedo onderzocht de relatie tussen de cardiovasculaire risicofactoren (CRFs) van moeders en de micro-organismen in de mond van moeder en kind.
Het cardiovasculair systeem zorgt voor het transport van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen via het bloed door het hele lichaam. Het hart en de bloedsomloop vormen dit systeem.
Meer ontstekingen in mond bij hoge bloeddruk
Azevedo ontdekte dat vrouwen met een hoge bloeddruk meer ontstekingen in hun mond hadden. Dit werd gelinkt aan een disbalans in de microbiota – een verzameling bacteriën en schimmels – van de mond. Ook vond ze een verband tussen sommige bacteriën en andere CRFs.
Het onderzoek vond geen verband tussen de micro-organismen in de mond van kinderen tot 6 maanden oud en de CRFs van de moeder. De gezondheid van het kind, omgeving, biologie en gedrag hadden wel invloed op de microbiota in de mond van deze kinderen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/12/Casus-Medicijn-tegen-hoge-bloeddruk-veroorzaakt-gingiva-hyperplasie-bij-52-jarige-man.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-10-02 08:56:272024-10-02 08:56:27Onderzoek: relatie cardiovasculaire risicofactoren (CRFs) van moeders en de micro-organismen in de mond van moeder en kind
Volgens een onderzoek gepubliceerd in het International Journal of Dental Hygiene is onderzocht dat mondwater dat Glycyrrhiza-uralensis extract bevat effectief kan zijn in het verminderen van een slechte adem. Glycyrrhiza-uralensis is ook wel bekend als zoethout.
Mondwater
Mondwater dat zoethout bevat kan reproductie van bacteriën die zorgen voor een slechte adem tegenhouden. De auteurs schreven dan ook dat mondwater met Glycyrrhiza-uralensis extract halitose kan verminderen. Tandenpoetsen, flossen, kauwgom en gorgelen met mondwater dat chloorhexidine en triclosan bevat zijn manieren om een betere adem te krijgen. Echter zijn chloorhexidine en triclosan synthetische stoffen die ook de goede bacteriën in de mond aantasten. Onderzoekers hebben daarom natuurlijke stoffen onderzocht die geen negatieve effecten hebben maar wel een slechte adem kunnen verminderen.
Halitose
Halitose is de benaming voor een slechte adem. Om halitose te voorkomen moeten gram-negatieve anaërobe-bacteriën uit de mondholte worden verwijderd.
Studie
Er werd een studie uitgevoerd bij 60 patiënten om het effect van mondwater met zoethoutextract op halitose te bepalen. De helft van de patiënten moest gorgelen met een zoutoplossing en de andere helft met een mondwater dat zoethoutextract bevatte. De niveaus van halitose-veroorzakende bacteriën werden voor het gorgelen, onmiddellijk na gebruik van mondwater en vijf dagen na het gebruik gemeten.
Resultaten
Gorgelen met mondwater dat zoethoutextract bevatte verminderde de prevalentie van een slechte adem. Verder verbeterde de halitose onmiddellijk en na vijf dagen. Maar na een langere tijd was er geen significante verandering in de groep die gorgelde met zoutwater en de groep die gorgelde met zoethoutextract.
Conclusie
De onderzoeksperiode van vijf dagen is te kort om te bepalen wat het lange termijneffect is van zoethoutextract op halitose. Daarom moeten er in de toekomst meer onderzoeken plaats vinden met een langere onderzoeksperiode.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/09/Glycyrrhiza-uralensis-extract-kan-een-slechte-adem-verminderen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-10-01 09:00:472024-09-18 12:46:00Glycyrrhiza-uralensis extract kan een slechte adem verminderen
Het CBS heeft een gezondheidsenquête uitgevoerd waarbij is gekeken naar het aantal tandartsbezoeken in 2023. De tabel laat het percentage van mensen zien die minimaal één tandartscontact in de afgelopen 12 maanden hebben gehad en het aantal bezoeken aan de tandarts per leeftijdsgroep.
Percentage personen met minimaal 1 tandartscontact
Het percentage mensen met minimaal 1 contact per jaar bij de tandarts is gemiddeld 80,9% voor personen vanaf 1 jaar. Het gaat hierbij om alleen het contact met de tandarts, de contacten met de kaakchirurg, mondhygiënist en orthodontist zijn hierbij dus niet meegeteld. Van kinderen onder de 1 jaar wordt verondersteld dat zij niet naar de tandarts zijn geweest.
Opvallend is dat ongeveer 20% van de bevolking de tandarts niet minimaal 1x per jaar bezoekt. Daarnaast gaat 62,9% van de kinderen van 2-3 jaar minimaal 1x per jaar naar de tandarts, dit betekent dus dat een groot percentage van de kinderen niet naar de tandarts gaat op jonge leeftijd.
Aantal contacten per leeftijdsgroep
Het gemiddelde aantal tandartscontacten over een periode van 12 maanden voorafgaand aan de enquêtedatum is 3,4 per persoon. Om het aantal contacten per 12 maanden te bepalen is het aantal contacten in 4 weken vermenigvuldigd met 13 (13 x 4 weken = 1 jaar). Het gemiddelde aantal contacten is het hoogste in de leeftijdsgroep van 12-17 jaar, namelijk 4,3 contacten per persoon.
Ontdek de GUM® ORTHO lijn, speciaal ontwikkeld voor beugeldragers. Versterk je tandglazuur, verminder tandplak en kalmeer je tandvlees met natuurlijke ingrediënten. Voor een frisse adem en optimale mondverzorging, elke dag.
GUM® ORTHO
De GUM® ORTHO lijn is speciaal ontwikkeld om de mondgezondheid te ondersteunen tijdens orthodontische behandelingen. De producten versterken het tandglazuur, helpen gaatjes en witte vlekjes voorkomen, en verminderen tandplakopbouw. Dankzij natuurlijke ingrediënten zoals aloë vera en gemberextract kalmeren ze geïrriteerd tandvlees, terwijl vitamine E bijdraagt aan gezond tandvlees. De gel tandpasta en overige producten bereiken moeilijk te reinigen plekken rond de beugel voor een grondige reiniging. Met een zachte spearmint smaak zorgt GUM® ORTHO niet alleen voor een frisse adem, maar biedt het ook optimale bescherming voor zowel volwassenen als kinderen vanaf 7 jaar.
De GUM® ORTHO lijn biedt een complete verzorgingsroutine in drie essentiële stappen voor iedereen met een beugel. Elke stap is zorgvuldig ontwikkeld om de mondgezondheid te beschermen en te optimaliseren tijdens een orthodontische behandeling.
Dit is de basisstap voor een gezonde mondverzorging. Interdentaal reinigen verwijdert tandplak en voedselresten die zich tussen tanden, kiezen, en beugels ophopen, waar een normale tandenborstel moeilijk bij kan komen. GUM® biedt hiervoor verschillende hulpmiddelen, zoals de GUM® TRAV-LER®, een rager met buigbare kop om makkelijk tussen de tanden en om de beugel te reinigen.
Stap 2: Poetsen
De tweede stap is het poetsen van je tanden met GUM® ORTHO tandpasta. Met zijn unieke formule versterkt het de tanden, vermindert het tandplak en kalmeert het geïrriteerd tandvlees. De tandpasta heeft een hoger fluoride gehalte om de tanden extra goed te beschermen en verzachtende ingrediënten die gevoelige tandvlees kalmeren. De V-vormige borstelharen van de bijbehorende GUM® ORTHO tandenborstel zorgen voor een optimale reiniging rondom beugels, om makkelijk op moeilijk bereikbare plekken te komen.
Stap 3: Spoelen
Na het reinigen is het belangrijk om de mond te spoelen met een antibacteriële mondspoeling. GUM® ORTHO mondspoeling biedt extra bescherming tegen gaatjes en tandvleesproblemen door de groei van bacteriën te remmen. Het bereikt plekken die zelfs na het reinigen en poetsen moeilijk toegankelijk zijn en zorgt voor een frisse adem. Gebruik de GUM® ORTHO wax tegen irritaties in de mond door de beugel.
Volg deze drie stappen dagelijks voor een gezonde mond tijdens je orthodontische behandeling met de GUM® ORTHO lijn.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/09/Visual-Dental-Info-Advertorial-GUM-ORTHO-Sunstar.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-25 10:30:562024-10-22 11:41:40GUM® ORTHO: De complete verzorgingslijn voor jouw beugel
NVM-mondhygiënisten en elmex trekken samen op om de mondgezondheid van de jeugd te bevorderen. Na de start van een online publiekscampagne, die zich met 10 tips van de mondhygiënist richt op ouders met kinderen tot 12 jaar, ontvangen basisscholen en bso’s eind september een informatiepakket over het Mond Mysterie met de vraag of zij dit in hun lesprogramma willen opnemen. Daarnaast komen er begin oktober posters en flyers over dit spel in de Etos-filialen te hangen.
Een spannende online escaperoom voor kinderen
Het Mond Mysterie is een spannende online escaperoom voor kinderen in groep 5 t/m 8, waarin zij spelenderwijs leren over mondverzorging. Er is ook een wedstrijd aan gekoppeld om hen te stimuleren om dit te spelen.
Mond Mysterie is een initiatief van NVM-mondhygiënisten en is mede tot stand gekomen met de ondersteuning van elmex.
Preventie van jongs af aan
Uit onderzoek blijkt dat veel ouders nog onvoldoende op de hoogte zijn van het belang van preventieve mondzorg vanaf het eerste tandje. Veel barrières, zoals gebrek aan kennis en angst, verhinderen een bezoek aan de mondhygiënist, terwijl kinderen vaak kosteloos verzekerd zijn. Met als gevolg dat veertig procent van de kinderen op vijfjarige leeftijd gaatjes hebben. NVM-mondhygiënisten pleit voor een grotere rol van mondhygiënisten in consultatiebureaus en jeugdcentra om dit te doorbreken en preventie bij jonge kinderen te bevorderen.
Mooie samenwerking elmex en mondhygiënisten
Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter NVM-mondhygiënisten: “Deze samenwerking is een goed voorbeeld van de constructieve opstelling van NVM-mondhygiënisten die voortdurend de samenwerking opzoekt met diverse partijen in de mondzorg om de preventieve mondgezondheid te bevorderen. Tanmayi Jagadeesan, namens elmex: “Via deze campagne promoten we op een speelse manier het belang van een goede poetsroutine bij kinderen.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/09/Mond-Mysterie-400.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-25 09:54:112024-09-25 10:05:08NVM-mondhygiënisten en elmex stimuleren betere mondgezondheid voor de jeugd
Volgens een recent onderzoek door Wendy Knibbe, Ad de Jongh, Kübra Acar-Ceylan, Zahra Al Hamami, Corine M. Visscher en Frank Lobbezoo kan een traumagerichte behandeling voor PTSS positieve effecten hebben op chronische pijnlijke TMD, waak- en slaapbruxisme.
Posttraumatische stressstoornis
Na confrontatie met één of meer ernstige bedreigende gebeurtenissen kunnen personen een psychische aandoening ontwikkelen die posttraumatische stressstoornis (PTSS) wordt genoemd. Symptomen van PTSS omvatten: zich opdringende verontrustende herinneringen of nachtmerries; het vermijden van alles was verband kan houden met de traumatische gebeurtenis; negatieve veranderingen in cognities en stemming; en veranderingen in arousal en reactiviteit. PTSS gaat relatief vaak samen met chronische pijn, waaronder chronische pijnlijke temporomandibulaire disfunctie (TMD).
Pijnlijke TMD en bruxisme
TMD is een verzamelnaam voor aandoeningen die de kaakgewrichten, kauwspieren en bijbehorende weefsels betreffen. TMD hoeft niet gepaard te gaan met pijn, maar pijn is wel het meest voorkomende symptoom. Naast tandheelkundige pijn is TMD-pijn één van de belangrijkste oorzaken van pijn in het orofaciale gebied. Net als pijnlijke TMD komt ook bruxisme vrij veel voor. TMD en bruxisme zijn tot op zekere hoogte aan elkaar gerelateerd. Er zijn twee vormen van bruxisme: waak- en slaapbruxisme. Waakbruxisme vindt plaats als de persoon wakker is, terwijl de kauwspieractiviteit bij slaapbruxisme gedurende de slaap aanwezig is. Zowel waak- als slaapbruxisme worden niet gezien als stoornis bij anderszins gezonde personen. De achtergrond van zowel pijnlijke TMD als van waak- en slaapbruxisme is multifactorieel, met een belangrijke rol voor psychosociale factoren. PTSS is één van die psychosociale factoren die een rol lijken te spelen in de etiologie van pijnlijke TMD, waak- en slaapbruxisme. Hoewel ze dus relatief vaak samen voorkomen met PTSS, was niet eerder onderzocht wat dat betekent voor de behandeling van TMD, waak- en slaapbruxisme.
Onderzoek
In dit onderzoek was de hypothese dat chronische pijnlijke TMD, pijnintensiteit, waak- en slaapbruxisme zouden afnemen na een op het trauma gerichte behandeling en dat deze afname zou aanhouden zes maanden na de behandeling. Er werd onderzoek gedaan onder een steekproef van personen met ernstige PTSS die waren verwezen voor traumagerichte behandeling bij een gespecialiseerd behandelcentrum voor psychotrauma. Naast de gebruikelijke diagnostische instrumenten voor PTSS vulden de deelnemers korte vragenlijsten in over chronische pijnlijke TMD, pijnintensiteit, waak- en slaapbruxisme. De metingen vonden plaats voor de behandeling, een week na de behandeling en zes maanden na de behandeling.
De behandeling
De behandeling was een 4-8 dagen durende korte, intensieve, traumagerichte behandeling voor PTSS en bestond uit dagelijkse sessies van exposure therapie en eye movement desensitization and reprocessing (EMDR)-therapie. Bij exposure therapie worden de herinneringen aan traumatische ervaringen verwerkt door tot in detail de confrontatie aan te gaan met de traumatische herinnering(en), waardoor de angst voor deze herinnering afneemt. Bij EMDR-therapie vermindert de lading op nare herinneringsbeelden door het meest beladen herinneringsbeeld in gedachten te nemen en tegelijkertijd de aandacht te richten op het uitvoeren van een werkgeheugen-belastende taak, zoals het met de ogen volgen van de hand van de therapeut die vlak voor het gezicht heen en weer beweegt. Naast deze combinatie van evidence-based traumagerichte therapieën maakten lichaamsbeweging en voorlichting over PTSS deel uit van het behandelprogramma. Een reeks studies heeft aangetoond dat dit kortdurende intensieve behandelprogramma een effectieve behandeling voor PTSS is.
Resultaten
Er waren 98 deelnemers die naast PTSS ook chronische pijnlijke TMD rapporteerden (82 vrouwen van gemiddeld 38 jaar oud en 16 mannen van gemiddeld 45 jaar oud). In deze groep namen chronische pijnlijke TMD, pijnintensiteit, waak- en slaapbruxisme significant af na behandeling. Zes maanden na afloop van de behandeling was er op groepsniveau nog steeds sprake van een significante afname van chronische pijnlijke TMD, waak- en slaapbruxisme ten opzichte van voor de behandeling.
Conclusie
Deze studie is de eerste die er op wijst dat een traumagerichte behandeling voor PTSS kan bijdragen aan de vermindering van chronische pijnlijke TMD, waak- en slaapbruxisme bij patiënten met PTSS en chronische pijnlijke TMD. Deze resultaten wijzen er op dat een traumasensitieve benadering van patiënten die behandeling zoeken voor chronische pijnlijke TMD mogelijk verstandig is en dat het verwijzen van patiënten met comorbide PTSS voor traumagerichte behandeling een waardevolle aanvulling zou kunnen zijn in het behandelplan.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2018/04/stress.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-23 10:56:142024-09-11 11:16:07Na een traumagerichte behandeling bij mensen met PTSS en chronische pijnlijke TMD nemen pijnlijke TMD, waakbruxisme en slaapbruxisme af
Het eet- en drinkgedrag van kinderen heeft een directe invloed op hun mondgezondheid. Door gezonder met voeding om te gaan zijn zelfs de meeste gebitsproblemen te voorkomen. Hoe kunnen tandartsen ouders en kinderen stimuleren hiermee aan de slag te gaan? Wat adviseer je dan?
Voedingsjungle
Wat is gezonde voeding voor je kind? Kennis en communicatiebureau Voedingsjungle helpt ouders en verzorgers met het maken van gezonde keuzes voor kinderen. Op basis van de Richtlijnen goede voeding, consensus binnen de wetenschap, aangevuld met een dosis opvoedervaring en gezond verstand geeft Voedingsjungle geeft inzicht waarom iets gezond is (of juist minder gezond). Samen met dr. ir. Manon van Eijsden schreef Voedingsjungle-oprichter ir Michelle van Roost het boek: ‘Wegwijs in de voedingsjungle – Gewoon gezonde voeding voor kinderen van 0 tot 9’.
Aandachtspunten 0-1 jaar
Wist je dat de smaakontwikkeling al in de 13e week van de zwangerschap begint? Vanaf dat moment zijn ook de smaakpapillen aangelegd. En omdat de voeding van de moeder de smaak van het vruchtwater beïnvloedt, wordt zo de eerste smaakbrug gelegd. Zo kan de baby dus via de moeder al tijdens de zwangerschap wennen aan de smaak van gezonde en gevarieerde voeding.
In het eerste jaar gebeurt er ontzettend veel in het leven van een baby. Er is een groeispurt: de baby verdriedubbeld in het eerste levensjaar in gewicht. En na dat eerste levensjaar kan een dreumes eten, kruipen, staan, brabbelen, enzovoorts.
4 tot 6 maanden
Als de baby tussen 4 maanden en 6 maanden is, zodra deze stevig kan zitten in een wipper of op schoot, kan er gestart worden met oefenhapjes. De baby moet dan ook al goed kunnen slikken. Doel van de oefenhapjes is het wennen aan nieuwe texturen en smaken. Tot nu toe kent de baby alleen nog maar de smaak en textuur van moedermelk of kunstvoeding. Uit onderzoek blijkt dat als de eerste hapjes gestart worden met groente, de kans groter is dat kinderen op latere leeftijd ook groente eten. Geef bij oefenhapjes niet meer dan 1 à 2 theelepeltjes en doe dat liefst tussen 2 voedingen door als de baby niet te moe is. Meer is niet nodig, het is geen vervanging van de melk. Begin met 3 zachtsmakende groenten en wissel die de eerste twee weken af. Introduceer in de derde week een nieuwe smaak groente en in de vierde week nog een nieuwe. Blijf geleerde smaken herhalen. De eerste fruitsmaak kun je dan in de vijfde week introduceren, bijvoorbeeld banaan of geraspte appel.
6 tot 8 maanden
Vanaf 6 maanden is het tijd om te wennen aan nieuwe smaken en nieuwe texturen. Oefenhapjes worden kleine maaltijdjes waarbij meerdere smaken met elkaar gecombineerd kunnen worden. Ook worden de hapjes iets grover van textuur.
Vanaf 6 maanden kan doorgaans de nachtvoeding worden afgebouwd.
Vanaf het eerste tandje wordt er gepoetst, na de avondfles met een fluoridehoudende tandpasta geschikt voor de leeftijd van de baby.
Er kan gestart worden met de introductie van brood. Leren kauwen is goed voor de mondspieren en mondmotoriek. Het brood hoeft niet belegd te worden, wel kan het besmeerd worden met margarine om voldoende goede vetten binnen te krijgen, nu langzamerhand de melkvoeding wordt afgebouwd.
Vanaf 4 maanden kan er (evt. onder begeleiding) gestart worden met het introduceren van allergenen. Pinda, ei en noten. Tijdige introductie kan de kans op voedselallergie verminderen. Belangrijke opmerking daarbij is dat als kinderen eczeem hebben of als er ernstige voedselallergie in de familie heerst, dit altijd in overleg gedaan moet worden met het consultatiebureau.
8 tot 10 maanden
Vanaf 8 maanden start de echte eetopvoeding met het opbouwen van het eetritme.
Het is advies is om een maaltijd niet langer dan 20 minuten te laten duren, het bord hoeft niet leeg, de ouder bepaalt wat het kind te eten krijgt, het kind bepaalt hoeveel het ervan eet. Een ontspannen sfeer aan tafel is daarbij erg belangrijk.
Bij 8/9 maanden willen baby’s steeds meer zelf doen. Het kan dan helpen om ze zelf een eigen lepel te geven en voldoende ruimte om het zelf eten te ontdekken.
10 tot 12 maanden
Het advies is om toe te werken naar een vast dag- en eetritme van 3 hoofdmaaltijden en 2 à 3 voedzame tussendoortjes. Die voedzame tussendoortjes helpen om zo voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen. De maag van de baby is nog klein en daarom is het lastig om alle voedingsstoffen met de hoofdmaaltijden binnen te krijgen.
12+ maanden
De baby kan in theorie nu met de pot mee-eten. Maar theorie is vaak nog niet altijd de praktijk. Let nu ook nog op het zoutgehalte van wat je het kind geeft. Hoe minder zout, hoe beter.
Ook nu hoort spelen met eten erbij, maar de ouder / professional bepaalt de grens.
Als de baby 12+ maanden is, is de grote groeispurt wat afgenomen. Ze hebben daardoor ook minder trek. Dat minder willen eten kan ouders onzeker maken. Al helemaal als de dreumes tegelijkertijd meer behoefte krijgt aan autonomie. Dit kan leiden tot strijd aan tafel. Tips voor ouders:
Hou vast aan wat je geleerd hebt als ouders, het zijn vaak fases.
Gezonde kinderen kunnen prima een keer met weinig eten naar bed.
Kijk samen met ouders naar wat wel goed gaat. Bijvoorbeeld het eten van brood, rauwkost, enz.
Wat eten kinderen en wat zouden ze moeten eten?
Schijf van 5: Producten die passen voor gezonde voeding
Voeding is van invloed op de ontwikkeling van een kind. En het kan voor mensen best ingewikkeld zijn om het huishoudboekje rond te krijgen. Voeding wordt regelmatig gebruikt als sluitpost. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat veel kinderen te weinig fruit, groente en vis eten. Gezonde voeding vergt naast geld ook tijd en kennis om het te kunnen bereiden. Als er op scholen een gezonde lunch wordt aangeboden eten, dan is gezonde voeding voor alle kinderen bereikbaar.
Wanneer eten kinderen?
Youtube filmpje: De dag door met Lukas (3 jaar), bron Voedingscentrum
Het aantal eetmomenten heeft invloed op wat en hoeveel je eet. En het heeft ook effect op de mondgezondheid. Te veel en te vaak iets eten waar suiker, zetmeel of zuur in zit zorgt voor een zuuraanval en maakt de tanden kwetsbaar. Vaak realiseren we ons niet hoeveel eetmomenten we hebben op een dag. En ook kinderen hebben vaak meer eetmomenten dan je denkt.
Middelbare school
Middelbare scholieren hebben vaak een bijbaantje, en daardoor meer geld te besteden.
De invloed van vrienden wordt steeds belangrijker: vrienden kopen ook snacks, waarom zou je het zelf niet doen?
Snacks zijn super goedkoop, vaak minder duur dan gezond eten. Vergelijk maar eens een zak appels met een grote zak chips.
Middelbare scholieren eten niet vanzelf gezond. De eetomgeving is enorm bepalend. Tegelijkertijd is er minder sturing en toezicht van ouders.
Hoeveel eetmomenten hebben kinderen?
Het RIVM heeft dit uitgerekend: gemiddeld heeft een kind 7 eetmomenten per dag. De vraag is of dat kleine snoepje is doorgegeven? Vaak zijn mensen zich niet bewust van het aantal eetmomenten. Vaak tellen ze drinken niet mee bij de eetmomenten wat wel zou moeten: als het geen water is, is het ook een eetmoment.
Advies kinderen tot 12 jaar
Maximaal 5 à 6 eetmomenten
Koppel eet- en drinkmomenten
Zorg voor een gezonde inname
Streven: de 2 uur regel:
Eet en drink niets (behalve water en thee zonder suiker) tussen twee eetmomenten, dan is de kans op gaatjes veel kleiner.
Tips voor ouders als hun kind trek heeft: zeg bijvoorbeeld ‘bewaar even je trek, we gaan over een kwartiertje eten.’ En koppel er een concreet tijdsstip aan.
Het meeste wat je op de markt kunt kopen aan eten en drinken, dat is snel gezegd wat kinderen nodig hebben qua voeding. Denk dan aan de minder bewerkte basisvoedingsmiddelen brood, groente- en fruit, zuivel, noten en vis, vlees en eieren. Deze voedingsmiddelen leveren:
Koolhydraten (energie)
Eiwitten (groei)
Vetten (energie & groei)
Mineralen
Vitaminen
Vezels
Vocht
Het is belangrijk dat je varieert tussen voedingsmiddelen, dat is gezond! Banaan is bijvoorbeeld heel gezond, net als broccoli. Maar alleen maar banaan of broccoli is niet gezond. Dan mis je de voedingsstoffen uit bijvoorbeeld mandarijn, rode kool, volkorenbrood, vis en zuivel.
Hoeveel hebben kinderen nodig?
Het voedingscentrum geeft informatie over wat kinderen precies nodig hebben. Check op hun site met hun leeftijd en geslacht wat de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden zijn voor de verschillende basisvoedingsmiddelen.
Het is overigens geen probleem als een kind minder eet dan dit lijstje aanbevolen dagelijkse hoeveelheden. Als ze maar van alles wat binnenkrijgen en dan ook gebalanceerd ten opzichte van elkaar. Veel kinderen zijn dol op brood, maar als je veel brood eet, ontneem je de trek in andere voedselmiddelen. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheden kun je dus zien als een leidraad.
Je ziet vaak dat als kinderen ouder worden, ze minder fruit en groente gaan eten, en minder zuivel binnen krijgen. Bij de jongste kinderen zijn we (ouders en professionals) veel meer bezig hoe deze kinderen gezond te voeden. Zo wordt er voor deze kinderen bijvoorbeeld vaak al fruit schoongemaakt. Als kinderen ouder worden, moeten ze het vaker zelf doen en bepalen ze vaker zelf wat ze eten. Dit leidt nog al eens tot minder gezonde keuzes.
Jongeren drinken gemiddeld een halve liter frisdrank per dag! (GGD onderzoek Amsterdam)
Maakt het uit als kinderen veel gesuikerde frisdrank drinken?
Ja dat maakt uit. Uit onderzoek onder basisschoolkinderen blijkt dat gesuikerde dranken kunnen leiden tot een ongewenste gewichtstoename bovenop de normale gewichtstoename die hoort bij een gezonde groei en ontwikkeling.
Gewoon gezonde voeding, de basis: 5 vuistregels
1. Een gezond eetritme
3 hoofdmaaltijden
Evt. 2 of 3 keer iets tussendoor
Eten doe je aan tafel
Zorg voor een fijne sfeer aan tafel
Het bord hoeft niet leeg, de ouder bepaalt wat er gegeten wordt het kind bepaalt hoeveel ie ervan eet
Niet tussendoor compenseren als kinderen niet tijdens de hoofdmaaltijden goed eten. Compenseren houdt dit gedrag vaak in stand
2. Drink water
Goedkoop, gezond en goed voor de tanden
Ouders zijn het belangrijkste rolmodel: Wat drinken de ouders?
Fles water mee voor onderweg
3. Kies volkoren
Voedzaam & gezond
Kies het liefst volkoren of bruin als het gaat om brood en andere deegwaren, zoals pasta, beschuit en crackers
4. Groente of fruit bij elk eetmoment
Voedzaam en gezond
Vitamine C uit groente en fruit helpt de ijzeropname
Alle beetjes groente en fruit helpen om zo voldoende ervan binnen te krijgen. Bijvoorbeeld snoeptomaatjes en komkommer in de lunchtrommel
5. Basisvoedingsmiddelen: ook tussendoor
Ouders en rolmodellen geven het goede voorbeeld
Zorg dat gezonde keuzes in het zicht staan, makkelijk te pakken zijn
Vaste gewoontes kunnen helpen om gezond te eten. Denk aan: niet snoepen voor de lunch, chips en fris alleen in het weekend, bij het ontbijt iets van fruit en bij de lunch iets van groente / rauwkost
Verleid kinderen met gezond en lekker eten, zet bijvoorbeeld een kan water op tafel, met schoongemaakt fruit
Schoolgaande kinderen
Zodra kinderen naar school gaan, worden kinderen steeds meer beïnvloedt door de eetomgeving. ‘Laag hangend fruit smaakt naar meer’. Advies: zet de gezonde lekkere keuze in het zicht. Benadruk niet dat het gezond is, maar lekker!
Kijk samen naar wat goed gaat. Hoe concreter je het maakt, hoe gemakkelijker je het maakt.
Veel kinderen hebben tijdens hun jongste jaren de beste voedingsinname. Ouders zijn dan een belangrijk rolmodel.
Geef tieners handelingsperspectieven. Bijvoorbeeld: jongens vinden tosti’s lekker en fijn, meisjes houden vaak van smoothies. Zet alvast een tosti- of smoothiemaker op het aanrecht met brood ernaast, kaas en een kaasschaaf. En naast de smoothiemaker alvast een beker en wat fruit.
Zorg dat je lekkere snacks in huis hebt, zoals noten (voor oudere kinderen) en bijvoorbeeld hummus met crackers.
Ir. Michelle van Roost is levensmiddelentechnoloog en voedingsdeskundige (Wageningen Universiteit) en BGN-gewichtsconsulent. Met haar werkervaring binnen de voedingsmiddelenindustrie (projectleider, adviseur, vakbladredacteur en marktonderzoeker) en als BGN-gewichtsconsulent (gespecialiseerd in kind & gezin) weet ze wat er speelt binnen de voedingsmiddelenindustrie én aan de keukentafel. Ze volgt de voedingswetenschap op de voet. Haar interesse voor communicatie over voeding startte bij voedsel.net en Food-info.net van Wageningen Universiteit. Michelle is oprichter van ‘Voedingsjungle’, een kennis- & communicatiebureau gericht op een gezonde eetopvoeding van kinderen (0-19 jaar).
Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Michelle van Roost tijdens het congres Kindertandheelkunde van Bureau Kalker.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2018/07/Gezond-dieet-zorgt-voor-significante-vermindering-gingivitis.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-23 10:54:082024-09-24 11:23:59Gezond eten voor gezonde tanden: zo adviseer je ouders
Kan een MRA ook worden ingezet in de eerste lijn? En om dat te bewerkstelligen, wat is er dan precies nodig? Dr. Charkhandeh bracht in zijn lezing als dicussie in we MRA-therapie altijd zien als een alternatief voor CPAP-therapie, maar we kijken niet verder dan dat. Hij pleit voor “Precision Oral Appliance Therapy”. Verslag van zijn lezing.
Dr. Charkhandeh sloot het congres af met een kijkje in de toekomst. Allereerst schetst hij de situatie waarbij door 50-60% een MRA geprefereerd wordt door patiënten. Anderzijds, wordt wereldwijd maar 5-10% van de OSA-therapie ingezet met behulp van een MRA. Maar hoe komt dit? En waarom wordt een MRA zo weinig ingezet? Er zijn enkele uitdagingen te bedenken als je kijkt naar MRA-therapie, zoals het titratieprotocol en efficiëntie van de behandeling. Een titratie wordt gezien als het laten toenemen van de medicatie of therapie, net zolang tot het optimale therapeutische effect is gevonden terwijl de bijwerkingen zoveel mogelijk worden vermeden. Maar het startpunt en de titratie zijn alleen van belang, als er ook daadwerkelijk een eindpunt is. Belangrijke parameters om te bepalen of een therapie succesvol is, zijn:
AHI en zuurstofdesaturatie reductie
Subjectieve symptomen
Bijwerkingen
Er blijkt een slechte associatie te bestaan tussen de AHI, zuurstofdesaturatie en de subjectieve symptomen. De zuurstofdesaturatie, daarentegen, wordt wel genoemd als betere predictor voor cardiovasculair risico.
Precision Oral Appliance Therapy
Wat dr. Charkhandeh als discussie wil inbrengen is dat we MRA-therapie altijd zien als een alternatief voor CPAP-therapie, maar we kijken niet verder dan dat. Kan een MRA ook worden ingezet in de eerste lijn? En om dat te bewerkstelligen, wat is er dan precies nodig? In zijn lezing pleit hij voor “Precision Oral Appliance Therapy”, een term die aangeeft dat er maatwerk geleverd moet worden gebaseerd op de karakteristieken en anatomie van elke OSA patiënt afzonderlijk. Dit houdt in dat het gehele proces hierin moet worden betrokken, zoals screening, diagnose, patiëntselectie. Maar ook het ontwikkelen van de MRA zelf. De voordelen van deze aanpak zijn als volgt:
Een meer effectieve behandeling;
Minder negatieve uitkomsten;
Minimaliseren van bijwerkingen
Een studie naar de workflow voor “Precicion Oral Appliance Therapy” van dr. Charkhandeh laat zien dat mensen geholpen kunnen geholpen worden binnen 4.212.4 dagen. De succes-rate van de POAT is 81%. Dit terwijl de effectiviteit van andere klinische studies op 55% ligt.
De klinische voordelen van deze therapie is dat er minder aanpassingen nodig zijn, en dus ook minder afspraken. Dit zorgt voor betere patiënt-behandelaar relaties. Patiënten ervaren meer comfort tijdens de behandeling, besteden er minder tijd aan en er zouden betere uitkomsten zijn.
Samenvattend laat dr. Charkhandeh zien dat de “Precicion Oral Appliance Therapy” mogelijk een effectieve behandeling biedt voor de meeste patiënten met ernstige apneu. En dat de resultaten indiceren dat “Precision Oral Appliance Therapy” een goed alternatief is voor CPAP-therapie.
Dr. Charkhandeh received his DDS Degree and Bachelor of Medical Sciences from the University of Alberta, Canada. He then earned his fellowships from IAPA & LVI for Advanced Dental Studies and furthered his education by completing a Research Fellowship at the University of Antwerp Hospital (UZA). His research focuses on developing new technologies to improve treatment outcome predictability in OAT for patients with OSA and improving clinical workflow efficiencies, utilizing different digital technologies. He is the recipient of the “2012 & 2015 Clinical Research Award” and “2015 Clinical Excellence Award” from the AADSM. He is the founder of Alberta Dental Sleep Medicine Study Club, the Chief Dental Officer at Zephyr Sleep Technologies, a member of the “Sleep Disordered Breathing Committee” for Alberta Dental Association & College and the Clinical Director at The Snore Centre in Canada.
Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van dr. Shouresh Charkhandeh, DDS, BMedSc, tijdens het NVTS-slaapcongres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/04/Maatwerk-in-de-behandeling-van-Obstructief-Slaapapneu.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-23 10:52:022024-08-21 11:22:23Toekomst: Maatwerk in de behandeling van Obstructief Slaapapneu
Een studie gepubliceerd in PLOS ONE presenteert een manier om de bloedsuikerspiegel van patiënten met type 2-diabetes te verbeteren. Uit het onderzoek bleek dat patiënten met diabetes type 2 met een goede occlusiefunctie en voldoende tanden een significant lagere bloedsuikerspiegel hebben.
Onderzoek
In het onderzoek werd gekeken naar 94 patiënten met diabetes type 2. Er werd vastgesteld dat patiënten met een goed kauwvermogen significant lagere bloedsuikerspiegels hadden dan patiënten met een verminderd kauwvermogen.
Kauwproces
Het kauwproces is niet alleen mechanisch belangrijk maar kan ook zorgen voor insulinesecretie. Hierdoor wordt een gevoel van verzadiging gecreëerd, wordt overeten beperkt en vermindert het risico op obesitas. Door het plaatsen van implantaten om het kauwvermogen te verminderen kan de bloedsuikerspiegel enorm worden verbeterd.
Diabetes
Een half miljard mensen wereldwijd hadden diabetes in 2019. Van deze half miljard mensen heeft ten minste 90% diabetes type 2. Een stijging van de bloedsuikerspiegel is ook gelinkt aan het risico op cardiovasculaire of ischemische hartziekten.
Conclusie
Er moet meer onderzoek worden gedaan naar de kauwfunctie en het verband met de bloedsuikerspiegel. Hierbij ligt de focus op het ontdekken van innovatieve manieren om te zorgen dat tandheelkundige gezondheid kan bijdragen aan een juiste bloedsuikerspiegel en controle van diabetes type 2.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/09/Verband-tussen-occlusiefunctie-en-bloedsuikerspiegel-van-patienten-met-diabetes-type-2.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-20 09:00:402024-08-21 11:20:04Verband tussen occlusiefunctie en bloedsuikerspiegel van patiënten met diabetes type 2
Luchtweg- en ademhalingscomplicaties zijn bijwerkingen van diepe sedatie (DS) bij kinderen in de tandheelkunde. Deze complicaties komen voor bij 1 op de 12 kinderen volgens een studie in het Journal of the American Dental Association.
Studie
De studie in het Journal of the American Dental Association is de eerste studie die de prevalentie van bijwerkingen en de relatie met diepe sedatie heeft onderzocht. Volgens de auteurs geeft deze studie bewijsmateriaal om de veiligheid en betrouwbaarheid van poliklinische sedatie bij kinderen te verbeteren.
Sedatie bij pediatrische patiënten
In de VS komen jaarlijks tussen de 100.000 en 250.000 kinderen tussen de 3 en 5 jaar oud voor een tandheelkundige ingreep met sedatie.
Kinderen lopen het meeste risico en hebben de laagste fouttolerantie voor een diepe sedatie.
Onderzoek
In het onderzoek hebben de auteurs de frequentie en het type bijwerking bepaald door middel van het evalueren van klinische gegevens. Van 175 gevallen met diepe sedatie in de periode tussen 2017 en 2019 werden in 15 gevallen 19 bijwerkingen vastgesteld.
Negen van de voorvallen waren in verband met de kwaliteit van de sedatie en zeven voorvallen hadden een verband met luchtweg- en ademhalingsproblemen. Andere drie voorvallen waren in verband met allergieën.
Conclusie
Obstructieve slaapapneu en obesitas zijn risicofactoren die de kans op een mislukte sedatie kunnen vergroten. Echter konden deze factoren niet onderzocht worden.
Bijwerkingen als gevolg van diepe sedatie in een tandheelkundige kliniek komen voor bij 1 op de 12 pediatrische patiënten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/09/Tandheelkundige-verdoving-bij-kinderen-kan-voor-problemen-zorgen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-19 09:00:572024-08-21 11:13:17Tandheelkundige verdoving bij kinderen kan voor problemen zorgen
“We onderschrijven de ambitie van de minister van VWS om de administratieve lasten in de zorg terug te dringen. Een eerste laagdrempelige stap naar de vermindering van de administratieve lasten in de mondzorg is dat er een positief besluit komt over het ” Experiment tijdelijke zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist”.
Hierdoor kunnen mondhygiënisten zelfstandig, zonder opdracht van tandartsen kleine gaatjes boren, verdoven en röntgenfoto’s maken zonder extra administratieve rompslomp en afspraken voor de patiënten. Taken waar de mondhygiënist al decennialang voor wordt opgeleid. En dat sluit prima aan op het adagium van dit kabinet: Benadrukken wat wel kan, en niet benadrukken wat niet kan,” aldus Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter NVM-mondhygiënisten.
Visie op mondzorg
Het kabinet heeft nog geen visie op de mondzorg, terwijl de betaalbaarheid en toegankelijkheid voor een deel van de patiënten onder druk staat. Er zijn grote verwachtingen gewekt in de verkiezingsdebatten over de toegankelijkheid van mondzorg bij de kiezers, die nog niet worden ingelost. Maar NVM-mondhygiënisten heeft een realistisch en eenvoudig recept: Investeer meer in preventieve mondzorg en begin bij de jeugd, is de boodschap van NVM-mondhygiënisten aan het kabinet voor de verdere uitwerking van het regeerprogramma. Dat betekent direct gezondheidswinst voor de langere termijn. Onderbouwde interventies als mondhygiënisten op het consultatiebureau staan al in de startblokken, nu nog is structurele financiering van de overheid nodig. NVM-mondhygiënisten heeft hiervoor een kwaliteitskader aangeleverd en werkt op dit moment aan de verdere uitwerking.
Problemen op de arbeidsmarkt
Loes Velthoven-Verlinden: “De problemen op de arbeidsmarkt in de mondzorg moeten snel aangepakt worden. Hiervoor zijn twee effectieve oplossingen: De uitstroom van de mondhygiënisten beperken en meer mensen opleiden. Voor een mindere uitstroom van mondhygiënisten is rust en voorspelbaarheid op de arbeidsmarkt nodig. NVM-mondhygiënisten is tegen een verkapt loondienstverband maar we hebben de ZZP’ers de komende jaren nog hard nodig voor piek, ziek en uniek. Dus hou bij handhaving van de wetgeving rekening met de tekorten aan zorgprofessionals in de mondzorg. NVM-mondhygiënisten ziet ook dat er onvoldoende mondhygiënisten worden opgeleid om de focus van curatie naar preventie in de mondzorg te verleggen. Nog te veel ligt het accent in de mondzorg op reparatie achteraf, terwijl preventie vooraf veel gezondheidswinst kan opleveren en veel onnodige kosten kan voorkomen. Daarnaast is het opleiden van mondhygiënisten een stuk goedkoper dan het opleiden van tandartsen.’’
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/09/Prinsjesdag-2024-NVM-mondhygienisten-is-positief-over-terugdringen-administratieve-lasten-maar-mist-visie-op-de-mondzorg.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-18 10:29:062024-09-18 10:29:06Prinsjesdag 2024: NVM-mondhygiënisten is positief over terugdringen administratieve lasten, maar mist visie op de mondzorg
Het regeerprogramma heeft volgens NVM-mondhygiënisten geen visie op de toegankelijkheid van de mondzorg, terwijl dit een belangrijk onderwerp was in de afgelopen verkiezingen. En hierdoor zijn grote verwachtingen gewekt over de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de mondzorg bij de kiezers. Maar NVM-mondhygiënisten heeft een helder en eenvoudig recept: Investeer meer in preventieve mondzorg.
Direct gezondheidswinst
Dat betekent direct gezondheidswinst. En ook belangrijk, het is niet duur of complex om uit te voeren. Interventies als mondhygiënisten op het consultatiebureau staan al in de startblokken, nu nog is definitief groen licht van de overheid nodig. En tekorten aan tandartsen kunnen door verdere taakherschikking en instemming met het ” Experiment tijdelijke zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist” aangepakt worden. Hierdoor kunnen mondhygiënisten zelfstandig kleine gaatjes boren, verdoven en röntgenfoto’s maken zonder administratieve rompslomp.
Symposium “Preventieve mondzorg, van nazorg naar voorzorg”
Het symposium “Preventieve mondzorg, van nazorg naar voorzorg” , georganiseerd door NVM-mondhygiënisten afgelopen woensdag 11 september, heeft inzichten opgeleverd wat betreft het effect van de mondzorg op de algemene gezondheid, de effectiviteit van voorlichting van ouders en kinderen op het consultatiebureau door mondhygiënisten en voorkoming van slechte gebitten door tijdige interventies. Op het symposium waren prominente sprekers als Marcel Levi, hoogleraar gezondheidskunde, Marcel Canoy, hoogleraar gezondheidseconomie en Julian Bushoff, tweede kamerlid PvdA/GroenLinks.
Tekort tandartsen oplossen
Volgens Marcel Levi is het tekort aan tandartsen beter op te lossen door mensen met een andere discipline in de mondzorg op Hbo-niveau. Voor lang niet alle behandelingen is persé een universitair geschoolde tandarts nodig. Die ontwikkeling zien we ook in andere domeinen van de zorg: physician assistents en praktijkondersteuners bij huisartsen.
‘Mondzorg relatief eenvoudig in te zetten’
Marcel Canoy geeft aan dat preventie in de zorg belangrijk is, maar om het hoger op de politieke agenda te krijgen, een goed narratief met duidelijke cijfers ter onderbouwing nodig is. Veel interventies op het gebied van lifestyle bijvoorbeeld zijn heel complex, zoals afvallen, stoppen met roken of drinken. Maar de mondzorg is relatief eenvoudig in te zetten en kost naar verhouding weinig. De mondzorg is prima te organiseren via twee bezoeken per jaar aan een mondhygiënist en bij complexe gevallen een doorverwijzing naar een tandarts.
‘Enorm gat tussen reguliere zorg en mondzorg’
Marcel Levi gaf als internist aan dat er een enorm gat zit tussen de reguliere zorg en de mondzorg. Aparte silo’s noemt hij dat. Maar niks is minder waar: er zijn duidelijke en bewezen verbanden tussen een slechte staat van het gebit en hart- en vaatziekten. Complicaties in ziekenhuizen kunnen voorkomen worden door het regelmatig poetsen van tanden van de patiënten, wat in de praktijk vaak niet gebeurt. Tandenpoetsen kan zelfs levens besparen, de kans op een longontsteking bij ouderen kan aanzienlijk minder worden bij goede mondverzorging.
Vroegtijdige preventie in de mondzorg voorkomt veel ellende
Vroegtijdige preventie in de mondzorg kan veel ellende voorkomen. Als we kijken naar de situatie in Engeland dan is het trekken van alle tanden en kiezen van kinderen de meest voorkomende behandeling onder narcose bij de jeugd onder de achttien. Een weg die we niet zeker niet moeten inslaan. Brenda Grift, mondhygiënist, gaf aan dat een goed narratief met overtuigende cijfers is te vinden in het proefschrift over ‘Gezonde Peutermonden’, een interventie bij consultatiebureaus. Deze interventie start zodra het eerste tandje doorkomt, meestal tussen 6 en 12 maanden, en begeleidt kinderen tot 48 maanden oud. Het programma wordt uitgevoerd door getrainde mondzorgcoaches, meestal mondhygiënisten, en focust op het aanleren van gezonde mondgewoonten aan zowel ouders als kinderen vanaf een jonge leeftijd. De resultaten van dit onderzoek wijzen uit dat de Gezonde Peutermonden interventie leidt tot minder cariës, beter mondgezondheidsgedrag en meer zelfvertrouwen bij ouders.
Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter NVM-mondhygiënisten, gaf in haar betoog duidelijk aan dat gedragsbeïnvloeding meer is dan het wapperen met een foldertje.
Mensen hebben echt begeleiding nodig om gedragsverandering te bereiken en dat stopt niet na het consultatiebureau. Veel keuzen zitten ook in de opvoeding en lifestyle zoals het voorkomen van drinken van red bull, cola en fristi omdat kinderen geen water meer drinken. Eenmaal slechte gewoontes aangeleerd is dat niet makkelijk af te leren. Ook is duidelijk dat er al op vroege leeftijd sprake is van kansenongelijkheid met alle gevolgen van dien in de mond. Van jongs af aan zijn er duidelijke verschillen qua gebitten tussen hogere en lagere sociale posities. In Nederland worden er zo’n zes machtigingen per dag afgegeven voor het onder narcose behandelen van jonge kinderen omdat er sprake is van veel cariës. De druk van de voedingsindustrie op het eet- en drinkpatroon van kinderen en volwassenen is desastreus, regulering is hard nodig. Nederland loopt hier zeker niet voorop.
De politiek aan zet
Julian Bushoff gaf aan dat bij de politiek zaken vaak pas hoog op de agenda komen als de situatie verschrikkelijk is en dan is het al te laat. “We moeten kijken hoe we kunnen voorkomen dat het zover komt in de mondzorg. Daarvoor zouden we volgens hem het volgende doen: Inzetten op gedragsverandering, daarom is het supergoed dat er nu op consultatiebureaus aandacht is voor de mondzorg voor kinderen. We moeten ervoor zorgen dat mensen die weinig geld hebben toch op een of andere manier geholpen worden. Daarmee bedoel ik niet dat mondzorg terug moet in het basispakket. Ik doel op een gerichtere interventie om ervoor te zorgen dat de mensen die anders de mondzorg nu mijden toch zorg kunnen ontvangen.”
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/09/NVM-mondhygienisten-Preventieve-mondzorg-een-nobrainer-regeerprogramma-geen-visie-op-de-mondzorg.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-18 10:05:022024-09-18 10:05:02NVM-mondhygiënisten: Preventieve mondzorg, een nobrainer: regeerprogramma geen visie op de mondzorg
Uit een onderzoek gepubliceerd in het International Journal of Dental Hygiene blijkt dat interdentale reiniging met ragers in combinatie met tandpasta kan leiden tot approximale slijtage van het dentine.
Approximale slijtage
Wanneer interdentale ragers in combinatie met tandpasta worden gebruikt kan dit zorgen voor slijtage van de approximale worteloppervlakken. De achtergebleven tandpasta bevat schuurmiddelen en dit kan leiden tot geaccentueerde slijtage. Daarentegen vertoonde interdentaal reinigen met chloorhexidinegel of povidon-jodium gorgelen geen dentineverlies.
Casus
Een gezonde, niet rokende man van 66 jaar bezocht de tandartspraktijk in verband met verlies van buccaal en interproximaal tandverlies. De man poetste driemaal per dag interdentaal met een rager in combinatie met een middelmatig tot sterk schurende tandpasta en dit leidde tot het approximaal tandverlies.
Onderzoek
Om het effect van tandpasta’s en gels in combinatie met het gebruik van ragers te evalueren werd een in vitro onderzoek opgezet, namelijk een in vitro tandenborstelmodel. Het model imiteerde een weergave van een interdentale ruimte met een interdentale rager. Het onderzoek werd uitgevoerd met kunstmatig speeksel, tandpasta’s, chloorhexidine- en fluoridegels en een povidon-joodoplossing. Deze middelen hebben relatieve dentineschuurwaarden tussen 29 en 100.
Resultaten
Chloohexidine gel en povidon-jood toonden geen dentineverlies wanneer deze werden geappliceerd op een interdentale rager om te reinigen. Echter vertoonden tandpasta’s oppervlakteschade en slijtage in een lineair verband. Namelijk, hoe hoger de abrasiviteitswaarde van het dentine, hoe groter de oppervlakteschade.
Er waren enkele beperkingen van het onderzoek omdat er geen rekening is gehouden met remineralisatiefasen. Verder hangt verwijdering van dentine ook af van de hardheid en stijfheid van een tandenborstel.
Conclusie
Patiënten moeten een juiste instructie krijgen over het gebruik van interdentale reinigingsmiddelen en toepassing in combinatie met schurende tandpasta’s moet worden vermeden.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/rager-interdentale-cleaning-vergelijking-ragers.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2024-09-18 09:00:092024-08-21 11:12:36Gebruik van interdentale ragers in combinatie met tandpasta kan leiden tot approximale slijtage
Implantaatkronen in het front. Wat is de indicatiestelling en waar moet je wellicht extra op letten in deze kritische, esthetische zone met betrekking tot implantologie? Want één ding is duidelijk, Implantologie in de esthetische zone is per definitie een complexe handeling. En kan alleen in een esthetisch fraaie uitkomst resulteren met interdisciplinair teamwork. Verslag van de lezing van Haakon Kuit tijdens het congres Front2023.
Als alles fout gaat
De lezing begint met een casus. Bij Wilma is het op het gebied van implantologie in het front alles fout gegaan terwijl dit niet had hoeven gebeuren. Ze had last van twee losse voortanden en meldde zich bij een nieuwe implantologiepraktijk voor een gratis consult, waarna al snel een afspraak voor behandeling van twee implantaten werd ingepland.
Bij Wilma werden na het extraheren van de centrale incisieven direct twee implantaten ter vervanging van de 11 en 21 geplaatst. Na twee weken krijgt Wilma klachten aan het gebied waar geïmplanteerd was en komt ze uiteindelijk bij Haakon Kuit terecht omdat ze met haar klachten niet terecht kon bij de implantoloog die de implantaten plaatste.
Na onderzoek blijkt dat Wilma een pakje sigaretten per dag rookt, antidepressiva slikt en de parodontale conditie van haar dentitie in zeer slechte staat is. Na intra-oraal onderzoek, x-foto’s en sonderen blijkt de enige optie over om de implantaten te verwijderen. De pus liep tot aan de apex en na verwijderen van de implantaten bleek de kunststof van de tijdelijke kronen tot over de windingen van het implantaat te lopen.
In deze casus wordt natuurlijk een extreme situatie besproken, maar duidelijk is wel dat Implantologie in de esthetisch zone per definitie om een goede indicatie vraagt. Fouten die bijvoorbeeld kunnen leiden tot een matige esthetische uitkomst zijn een verkeerde indicatie, het te ver naar buiten plaatsen van het implantaat, implanteren op te jonge leeftijd en een verkeerde inclinatie en van het implantaat.
PES score
Het esthetische eindresultaat wordt naast de implantaatkroon voor een groot deel bepaald door de roze weefsels, de peri-implantaire mucosa. Fürhauser en anderen stelden in 2005 de PES (Pink Esthetics Score) score op. Met 7 parameters kan daarmee op weliswaar een subjectieve manier de roze peri-implantaire mucosa worden gescoord en geëvalueerd. De parameters zijn:
mesiale papil
Distale papil
Weefsel niveau(cervicaal)
Weefsel kleur
Weefsel textuur
Weefsel contour
Deficiëntie processies alveolaris
Per parameter kan 0 – 1 – 2 worden gescoord, waarbij 0 een lage score en 2 een hoge score is. Maximaal kan dus een PES 14 worden gescoord, waarbij een score boven de 11 door professionals als zeer hoog wordt beschouwd.
Bepalende aspecten eindresultaat
Als volgens bepaalde voorwaarden wordt behandeld, kunnen implantaten in de esthetische zone over het algemeen een hoog succespercentage laten zien en ook een voorspelbare behandeling zijn. Aspecten die in hoge mate bepalend zijn voor een voorspelbaar en consistent eindresultaat in de esthetische zone zijn:
Ervaring en vaardigheden van de behandelaar en interdisciplinair werken
Indicatiestelling
Chirurgische strategie en uitvoering
Management van complicaties
Ervaring en vaardigheden behandelaar & interdisciplinair werken
Bij reconstructie in de esthetische zone kan chirurgisch en restauratief ingrijpen nodig zijn, met of zonder implantaten. Haakon Kuit zelf plaatst heel selectief implantaten in de esthetische zone, alleen bij de juiste indicatiestelling en wanneer de alternatieven geen betere opties zijn. In zijn behandelingen wil hij ‘evidence én clinical én family based dentistry’ toepassen. Een mooi behandelstreven, waar ‘family based dentistry’ een hele belangrijke plek inneemt. Behandel elke patiënt alsof het je eigen familie is.
Het doel van de esthetische en restauratieve tandheelkunde is om de natuur zo dicht mogelijk te benaderen. De zogenaamde ‘Invisible dentistry’, een constructie/ restauratie vervaardigen waarbij met ons geoefend oog niet te zien is dat er tandheelkunde is gepleegd. Dat is alleen mogelijk door multi-/ interdisciplinair te werken. Afhankelijk van de casus werk je als tandarts samen met:
Praktijk team
Orthodontist
Parodontoloog
Implantoloog
Endodontoloog
Prosthodontist
Ervaren tandtechnicus
Om kwalitatief hoogwaardig werk te kunnen leveren is een goede interdisciplinaire samenwerking onontbeerlijk. Daarnaast zal een dusdanige behandeling voor de patiënt een investering in geld en tijd zijn, maar uiteindelijk zullen deze investeringen leiden tot een beter eindresultaat.
“The bitterness of poor quality is remembered long after the sweetness of low price had faded from memory”
Aldo Gucci
Proces bij direct implanteren en restaureren
Het vervaardigen van een implantaatkroon begint vaak met een scan of afdruk in combinatie met gebitsfoto’s en foto’s van het gezicht. Aan de hand hiervan maakt de tandtechnicus eventueel een opwas van de nieuwe kroon. Voor direct restaureren kan door het tandtechnisch laboratorium een tijdelijke kroon in de vorm van een boorsjabloon worden gemaakt. Het boorsjabloon, een tijdelijke kroon met een geleide gat voor de plaatsing van het implantaat heeft twee vleugels voor stabiliteit aan de buurelementen tijdens het implanteren. Als het implantaat juist is geplaatst, wordt een (tijdelijk) abutment geplaatst waarop de tijdelijke kroon wordt bevestigd met composiet. Zo kan het emergence profile aangepast worden aan de optimale zachte weefselarchitectuur. Uiteindelijk kunnen de vleugels die voor stabiliteit zorgden worden verwijderd en is de tijdelijke kroon gereed om handvast te schroeven op het implantaat. Om tot een fraai emergence profile te komen is de vormgeving van de (tijdelijke) kroon onder de peri-implantaire mucosa, de zogenaamd ‘kritische zone’, belangrijk. Deze zone is op te delen in verschillende zones, E, B, en C zone. Waarbij de C staat voor Crestal zone, B voor Bounded zone en E voor Esthetic zone. Het is belangrijk om in de C zone de vormgeving van de kroon recht te houden, in de B zone concaaf (afhankelijk van de dikte van de weefsels) en in de E zone convex om zo de marginale gingiva te ondersteunen.
Indicatiestelling
Om een inschatting te maken van de mogelijke risico’s met betrekking tot implanteren in de esthetische zone, gebruikt Haakon Kuit de volgende vragenlijst, waarbij een aantal factoren worden beoordeeld die van invloed kunnen zijn op de uitkomst van het implanteren in de esthetische zone.
Wat is de leeftijd van de patiënt?
Zijn er alternatieven?
Is de patiënt geschikt voor een implantaat?
Hoe is de lachlijn?
Wat is het verwachtingspatroon?
Hoe is de 3-d alveolaire situatie?
Gaat het om 1 of meerdere elementen?
Is de tand/ radix nog aanwezig?
Welk type gingiva?
Zijn er harde of zachte weefsel defecten?
Leeftijd?
Het is belangrijk om rekening te houden met de leeftijd. Groei, migratie en tanderuptie is evident tot de leeftijd van 35 jaar maar kan in sommige gevallen nog veel langer doorgaan. Een implantaatkroon die voor die tijd is geplaatst kan eventueel voor esthetische problemen zorgen. Daarbij is geen verschil tussen mannen en vrouwen. Het te vroeg plaatsen van implantaten kan leiden tot een behoorlijke infrapositie bij zowel jonge- als oudere volwassenen. Patiënten moeten daarom duidelijk geïnformeerd worden over de kans dat er verschillen kunnen ontstaan. Waar mogelijk is het van belang implanteren zolang mogelijk uit te stellen. Bij ontstaan van een infra-positie kan het nodig zijn om een nieuwe implantaatkroon te vervaardigen, eventueel in combinatie met gingivectomie bij de buurelementen.
Zijn er alternatieven?
Helemaal op jongere leeftijd is het daarom belangrijk om alternatieve behandelingen te overwegen. Autotransplantatie kan dan een mooie optie zijn. Een tweede premolaar wordt vaak voor centrale incisief vervanging gebruikt. Een groot voordeel van autotransplantatie is dat het getransplanteerde element meegroeit met de rest. Een ander mooi alternatief is een porseleinen etsbrug. Vooral met de huidige mogelijkheden qua hechting kan dit een optie zijn voor de langere termijn. Deze optie is niet alleen weggelegd voor de vervanging van laterale incisief, maar kan ook gebruikt worden ter vervanging van de centrale incisief, waarbij een vleugel geplaatst wordt aan de palatinale zijde van de andere centrale incisief. Een andere alternatief voor implanteren kan behoud van de radix zijn. Wanneer een element waarvan de kroon is afgebroken wellicht toch nog behouden kan worden door de radix te voorzien van een goede endodontische behandeling. Door de radix orthodontisch te extruderen kan opbouwen en restaureren toch weer mogelijk worden gemaakt. En als laatste optie is daar natuurlijk ook nog de brugconstructie.
Is de patiënt geschikt voor een implantaat?
Hierbij kan naast chronische ziektes, medicatie, roken en immuun status van de patiënt vooral gedacht worden aan parodontale problematiek en functionele problematiek. Waarbij de kans op peri-implantitis verhoogd is bij parodontale problemen. En bij bruxisme bestaat er een verhoogd risico op breuk van het implantaat en de kroon.
Hoe is de lachlijn?
Bij een hoge lachlijn is er sprake van een hoog esthetisch risico. Eventuele afwijkingen als gevolg van implanteren zijn dan goed zichtbaar. Bij een lage lachlijn is het risico laag, bijvoorbeeld een infrapositie hoeft dan niet eens waarneembaar te zijn.
Verwachtingspatroon?
Wanneer de afwijking al langere tijd bestaat, en er tot dan toe sprake is van een minder mooie uitgangssituatie, zal de verwachting van de patiënt wellicht niet heel hoog zijn en is de patiënt al snel tevreden. Over het algemeen is de tevredenheid van de patiënt hoger dan die van de behandelaar. Maar soms stellen patiënten juist hele hoge eisen aan het eindresultaat. Het is goed de verwachting vooraf in te schatten en van belang de verwachting eventueel bij te stellen en de patiënt goed te informeren over het eindresultaat en de mogelijke risico’s.
Wat is de 3D alveolaire situatie?
Het maken van een CBCT voorafgaand aan implanteren in het front lijkt onontbeerlijk. Hoe ziet de botbehuizing eruit. De CBCT kan in het front goed gebruikt worden voor digitale planning en computer geleide chirurgie en prothetiek, waarbij de prothetiek de positie van het implantaat bepaalt. Om een goed beeld te krijgen van de mogelijke risico’s zijn enkele classificaties ontwikkelt, waarin de harde en zachte weefsels beoordeeld worden. Zo hebben Elian et al een socket type classificatie ontwikkeld.
Socket classificatie Elian et al
Type 1 – Labiaal bot en overliggende zachte weefsels zijn intact
Type 2 – Gingiva is aanwezig, maar er is een bot dehiscentie waarbij het buccale bot geheel of deels afwezig is
Type 3 – Er is sprake van een buccale recessie als gevolg van verlies van de buccale bot plaat.
Bij type 1 en 2 is direct implanteren nog mogelijk, maar in het geval van type 3 is direct implanteren geen optie en in ieder geval sprake van een hoog risico.
SRP classificatie
Naast de socket classificatie van Elian et al kan ook de SRP classificatie (Kan et al, 2010) worden gebruikt om tot een goede implantaatplanning te komen. SRP staat voor Sagittal Root Position. Met een CBCT worden de radix en de omliggende alveolaire behuizing vastgelegd. Er is een verdeling gemaakt in 4 categorieën. SRP I, II, III en IV (afbeelding SRP classificatie), waarbij SRP I en III gunstig zijn voor directe implantatie.
Gaat het om 1 of meer elementen
De volgende factor die een rol kan spelen in de esthetische uitkomt is of het gaat om 1 of meerdere elementen. De klinische classificatie van tandverlies in de anteriore zone kan daarbij helpen.
Type 1 – één element wordt vervangen, buccaal en approximaal bot intact
Type 2 – één element word vervangen, approximaal bot intact maar horizontaal bestaat een defect
Type 3 – één element wordt vervangen, approximaal bot niet intact
Type 4 – meerdere elementen ontbreken
Bij type 1 en 2 is het risico laag en de behandeling voorspelbaar, maar bij type 3 wordt het risico al hoger. Het approximale bot van de buurelementen is dan niet meer intact en kan geen ondersteuning bieden aan de peri-implantaire mucosa en de papil. Bij het verlies van meerdere elementen wordt het risico nog hoger, vaak is er sprake van horizontaal en eventueel ook verticaal botverlies. Daarnaast is de situatie tussen twee implantaatkronen minder gunstig door de afwezigheid van het parodontium van het buurelement en mede daardoor veel lastiger om een papil te creëren.
Is de tand of radix nog aanwezig?
Als de tand of radix nog aanwezig is dan is het belangrijk deze in situ te laten voor implanteren. Direct implanteren zorgt voor botbehoud. Bij extractie verlies je 50 % van de buccale botwand. Daarom is het belangrijk om de radix in situ te laten. Alleen bij een acute dus urgente situatie kan eerder extraheren nodig zijn. Bij een asymptomatische apicale ontsteking heeft wachten de voorkeur.
Welk type gingiva?
Als er sprake is van een dik gingiva biotype met lage dikke papillen dan is het esthetisch risico laag, het risico wordt hoger naar mate het gingiva biotype dunner wordt met een hoog scalloped verloop van de gingiva. Een gingiva met dunne en smalle interdentale papillen.
Zijn er harde of zachte weefseldefecten?
Wanneer er geen harde of zachte weefsel defecten zijn is het risico laag. Wanneer er sprake is van horizontale defecten is het risico gemiddeld. Bij verticale (en horizontale) defecten is het risico hoog. Verticale defecten zijn lastig voorspelbaar te herstellen.
Chirurgische strategie en uitvoering
In deze uitdagende regio is de chirurgische strategie ontzettend belangrijk voor het uiteindelijk esthetisch resultaat. Wat wordt de strategie om fouten te voorkomen?
3 dimensionale positionering
In de eerste plaats is een goede planning en plaatsing belangrijk, waarbij de prothetiek de plaats van het implantaat bepaald. Een incorrecte 3-dimensionele plaatsing van een implantaat kan namelijk leiden tot biologische complicaties. Bij het positioneren van het implantaat zal rekening moeten worden gehouden met een aantal voorwaarden.
In horizontale zin was het voorheen prothetisch altijd belangrijk om palatinaal van de incisale rand uit te komen en het implantaat dus ook iets palatinaal te positioneren, zodat een verschroefde implantaatkroon mogelijk was. Tegenwoordig is het ook mogelijk om de implantaatkroon onder een hoek te verschroeven met behulp van geanguleerde abutments. Dit biedt iets meer mogelijkheden qua positionering van het implantaat.
Om het buccale botniveau niet aan te tasten en te voorkomen dat het terug trekt, dient het implantaat minimaal 2 mm van de buccale rand te worden geplaatst. Voor de verticale positie wordt 3- 4 mm apicaal van de glazuurcementgrens van de buurelementen aangehouden, zo is er voldoende verticale ruimte voor een juist emergence profile. Om aan al deze voorwaarden te kunnen voldoen ligt de ideale implantaat diameter bij vervanging van een centrale incisief tussen de 3,5 en 4,5 mm.
Mocht verschroeven toch echt niet mogelijk zijn dan wordt gebruik gemaakt van een individueel abutment, waarbij de schouderrand maximaal 0,5 -1 mm submucosaal ligt. Het abutment wordt na reiniging met chloorhexidine geplaats, het schroefgat wordt afgedekt met teflon en composiet. Dan kan de kroon gecontroleerd worden gecementeerd door een retractiedraad aan te brengen en weinig cement in te brengen. Als cement kan zinkfosfaat of tempbond in het front gebruikt worden.
Directe versus uitgestelde implantaat plaatsing
Na het trekken van de tand kan op verschillende momenten worden geïmplanteerd. Het moment van plaatsing is onder te verdelen in de volgende types:
Type 1 implantaat plaatsing: direct na extractie
Type 2 implantaat plaatsing: vroeg na extractie (4-10 weken) – doel: zachte weefsel genezing
Type 3 implantaat plaatsing: later na extractie (10-16 weken) – doel: zachte weefsel genezing
Type 4 implantaat plaatsing: laat na extractie (meer dan 6 maanden) – doel: volledige botgenezing
In de esthetische zone gaat de voorkeur gaat uit naar directe implantatie na extractie. Voordelen hiervan zijn: behoud van zachte weefsels en papillen, minimaal invasieve chirurgie en behoud van een goede doorbloeding. De behandeltijd is veel korter en over het algemeen is er sprake van een lage morbiditeit. Direct implanteren is vooral geïndiceerd bij lange papillen, een hoge lachlijn en een dik en dun gingiva morphotype, dus eigenlijk een esthetisch hoog risico patiënt. Er zijn helaas wel enkele nadelen aan directe implantatie. Zo is het niet altijd mogelijk om direct te implanteren, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een acute ontsteking of wanneer het element sowieso al niet meer aanwezig is. Daarnaast is de chirurgie technisch lastig uit te voeren.
Sockettype 1
Direct implanteren kan op verschillende manieren worden uitgevoerd en is afhankelijk van de uitgangssituatie. Zo kan bij een sockettype 1, waarbij de buccale botlamel en de zachte weefsels nog intact zijn, gekozen worden voor een PET (Partial Extraction Therapie)/ socketshield behandeling. Een buccaal schild van de radix blijft dan in situ, waarna palatinaal daarvan geïmplanteerd wordt. Voordeel van deze techniek is dat buccaal het parodontaal ligament intact gehouden wordt, waarmee ook de gingiva guirlande behouden blijft. Een andere optie is dat de tand volledig wordt verwijderd en het element iets palatinaal in de alveole wordt gesitueerd. De ontstane gap buccaal worden dan opgevuld met botpartikels, waaroverheen de socket wordt afgedekt met een bindweefseltransplantaat. Bij voorkeur wordt er flapless geïmplanteerd, zodat de soft tissue architectuur kan worden behouden. Mocht er toch een buccale botopbouw nodig zijn dan kan een apicale approach een optie zijn. De buccale botopbouw vindt plaats via een meer apicale ingang, waarbij de gingiva guirlande intact blijft.
Sockettype 2
Bij sockettype 2 is het buccale bot wel teruggetrokken, maar de zachte weefsels zijn nog intact. Dan zal tijdens het implanteren de gereduceerde alveole en de buccale wand moeten worden opgebouwd in combinatie met een bindweefseltransplantaat. Een bindweefseltransplantaat kan het tekort aan bot compenseren.
Soft tissue management
Soft tissue management is vooral van belang bij directe plaatsing van een implantaat na extractie als compensatie van buccaal volume verlies. Of wanneer de marginale mucosa van het te verwijderen element coronaal ten opzichte van de buurelementen ligt en er niet vooraf gekozen is voor orthodontische extrusie. Of wanneer een crestale volume boost nodig is. Tijdens direct implanteren worden botpartikels in de jumping gap geplaatst, implantaat en partikels worden afgedekt met een bindweefseltransplantaat als socketseal en als volumeboost. Bij de tweede fase chirurgie wordt een healingcap aangebrachte en een afdruk gemaakt ten behoeve van een tijdelijke kroon. Met behulp van de tijdelijke kroon kan een emergence profile worden gecreëerd. Na drie maanden ontstaat dan ene fraaie transitiezone voor de vervaardiging van de definitieve implantaatkroon.
Het is goed te weten dat alhoewel de peri-implantaire weefsels esthetisch niet in alle gevallen perfect zijn en de uitkomst niet altijd voorspelbaar, de stabiliteit van de zachte weefsel door de jaren heen wel goed is.
Casus: hoog risico profiel
Als laatste casus presenteert Haakon Kuit een patiënt met een hoog risico profiel. Bij deze patiënte is sprake van een hoge lachlijn, mevrouw heeft esthetisch hoge verwachtingen. Daarnaast is er sprake van een dun gingiva morphotype met lange scherpe papillen, bovendien is apicaal al littekenweefsel aanwezig. De CBCT vertoont een SRP klasse IV zien, ook is te zien dat er sprake is van een ongunstige hoek wortel-kroon. Daarentegen is mevrouw een gezonde en gemotiveerde patiënte. Er is voldoende bot apicaal voor primaire stabiliteit en de natuurlijke kroon is bruikbaar als tijdelijke kroon. Bovendien is mevrouw akkoord met informed consent.
In deze hoog risico profiel casus wordt gekozen voor de PET/ socketshield techniek. De 21 wordt deels verwijder, buccaal wordt een schild van de radix in situ gelaten. Palatinaal daarvan werd het implantaat geplaatst. Omdat er voldoende bot apicaal was, werd voldoende primaire stabiliteit verkregen. Hierdoor was het mogelijk om met behulp van de klinische kroon van de geëxtraheerde 21 een tijdelijke kroon te vervaardigen. De klinische kroon werd met composiet aan een tijdelijk abutment bevestigd, waarbij gelet werd op een juiste vormgeving van de tijdelijke kroon in de kritische zone. De Crestal zone van de tijdelijke kroon verliep recht, in de Bounded zone convex en in de Esthetische zone concaaf. Toen uiteindelijk werd overgegaan op de vervaardiging van de definitieve kroon was een zeer fraaie transitiezone gecreëerd. Door de socketshield was zelf de stippeling van de gingiva blijven bestaan. Ook vanaf occlusaal is goed te zien dat de contour van de processus is behouden. Ondanks de ongunstige kroon-wortel hoek kon de definitieve kroon verschroefd worden met en angulair abutment. Ook na 10 jaar is nog steeds sprake van een fraai stabiel esthetisch resultaat.
Conclusie
Is een implantaatkroon in het front risky business? Nee! Mits de behandelaar ervaren is op het gebied van bot- en soft tissue chirurgie. De juiste diagnostiek, 3D-planning en plaatsing wordt uitgevoerd. De behandelaar werkt binnen een kundig multidisciplinair team. En de behandelaar streeft naar een optimaal resultaat, niet naar middelmaat.
Quality is never an accident: it is always the result of high intention, sincere effort, intelligent direction and skillfull execution; it represents the wise choice of many alternatives
William A. Foster
Haakon Kuit werkt sinds zijn afstuderen in 1996 aan het ACTA, in de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie Arnhem (PPIA). Vanaf 2004 is hij ook als partner verbonden aan deze praktijk. Interdisciplinaire behandeling van patiënten (parodontologie, implantologie en prothetiek) staat bij de PPIA centraal. Van 1997-2000 volgde Haakon de MSc Opleiding voor Parodontologie aan de KU Nijmegen. Daarnaast volgde hij een internship in Advanced Implantology and Periodontology aan UCLA School of Dentistry in Los Angeles, USA. Hier werd zijn interesse voor de reconstructieve parodontale chirurgie en problematiek in de esthetische zone gewekt. Sinds 2017 is Haakon lid van de PET Research Group (Partial Extraction Therapy). Tevens verzorgt Haakon lezingen en klinische cursussen op het gebied van parodontale plastische chirurgie en implantologie.
Verslag door tandarts Nynke Tymstra voor dental INFO van de lezing van Haakon Kuit tijdens het congres Front2023 van Bureau Kalker. Voor vragen is Haakon bereikbaar op haakon.kuit@ppia.nl
Casuïstiek is te vinden op zijn Instagram: Cosmetische tandheelkunde
Dit artikel is eerder op dentalinfo.nl geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.