Motiveren kan je leren: Hoe ga je het gesprek over tabaksverslaving aan?

Motiveren kan je leren: Hoe ga je het gesprek over tabaksverslaving aan?

Hoe kunt u als tandarts een gesprek met de patiënt aangaan zodat de patiënt overweegt om te stoppen met roken?

Veel patiënten vinden het normaal dat de tandarts, mondhygiënist of assistent over roken praat: door de mond te openen, geeft de patiënt zijn of haar mondzorgverlener direct zicht op een van de gevolgen van tabaksverslaving. Een mondzorgverlener kan aan preventie doen door een rokende patiënt te wijzen op mondgezondheidsproblemen die door roken kunnen ontstaan, zoals mond- en keelkanker en parodontitis. Motiverende gesprekstechniek kan u helpen om op een productieve en prettige manier het gesprek in goede banen te leiden waardoor de kans op succes groter wordt dan na het geven van ongevraagd advies.

Verslag van de lezing van dr. Pauline Dekker en dr. Wanda de Kanter tijdens het Ivoren Kruis congres ‘Succesvolle communicatie met uw patiënt’.

Wordt actief in tabaksbestrijding
Longartsen Pauline Dekkers en Wanda de Kanter zien heel veel patiënten die ziek zijn geworden door roken. Ziekten zoals longkanker, COPD (een chronische longziekte), emfyseem en klaplongen. Volgens de artsen doet minister Schippers van Volksgezondheid weinig aan tabaksbestrijding, terwijl er jaarlijks meer dan 20.000 Nederlanders sterven aan de gevolgen van het roken. In Nederland zijn er in totaal 4 miljoen rokers waarvan 1 miljoen rokers sterven voordat de pensioensleeftijd wordt bereikt. De artsen vragen dan ook aan de mensen werkzaam in de mondzorg om ervoor te zorgen “..dat de rokers geen patiënt bij ons worden.”

Gevolgen van roken
Roken kan resulteren in mondziektes zoals stomatitis, gingivitis, parodontitis, leukoplakie, plaveiselcelcarcinoom en haartong. Rokers hebben ook vaker een gebitsprothese dan niet-rokers. Implantaten mislukken ook vaker door minder stevig bot.

Het roken heeft gevolgen voor vrijwel het hele lichaam. Zo kunnen ziektes ontstaan zoals chronische oorinfecties, aneurysma en blaaskanker. Zelfs je eicel voorraad wordt gehalveerd waardoor je vruchtbaarheid is gehalveerd. Tevens komen angsten en depressies vaker voor onder rokers. Stoppen met roken zou zelfs evenveel of meer effect kunnen hebben als antidepressiva. Roken kent naast lichamelijke effecten ook een negatief economisch effect; rokers melden zich bijvoorbeeld 1,5 keer zo vaak ziek dan niet-rokers en nemen gemiddeld 3 weken aan rookpauzes op in een jaar.

Oorzaak roken
Waarom rookt iemand? De Kanter legt uit: “Het is een ernstige verslaving en heeft niet zoveel te maken met vrije keus. De meesten zijn al voor  hun zestiende verslaafd. Het is net zo verslavend als sommige drugs maar het is ook nog eens overal te verkrijgen voor een laag prijsje.” Dekker voegt er cynisch aan toe:

“Het is net een basisproduct, op elke hoek van de straat te koop voor een paar euro… De pakjes sigaretten zijn te vinden naast de tandpasta”

Verslaving
Nicotine stimuleert en activeert verschillende stoffen in de hersenen, waaronder dopamine. In het begin geeft het geen prettig effect, maar na een paar weken al rook je vooral omdat de ontwenningsverschijnselen onprettig aanvoelen. Die klachten kun je alleen maar opheffen door het roken van een volgende sigaret.  Na een half uur  is dit gevoel weer weg en wil je weer een nieuwe sigaret. Doordat je je zo snel weer beter voelt na een sigaret, ga je die sigaret aan van alles koppelen. Zo ontstaat de geestelijke verslaving. De sigaret kaapt als het ware je beloningssysteem.

Deze geestelijk verslaving is een hersenziekte. Mensen blijven vaak toch roken omdat zij denken dat het tegen stress werkt, om beter te concentreren en omdat ze het lekker vinden: allemaal gedachtenkronkels. Je rookt om de onprettige gevoelens door het nicotinetekort op te heffen. Rokers zijn gestresster dan niet rokers. “Lekker is het niet; even geen ontwenningsverschijnselen, dat is wat het lekker maakt”, zegt Dekker. “Rokers weten niet wat er in hun brein omgaat. Nederland is daarover dan ook slecht geïnformeerd aangezien er in de afgelopen tien jaar geen antirookcampagne is geweest.”

“Een gezondheidswerker die geen rookstopadvies geeft verwaarloost zijn/haar patiënt.”
Een gesprek aangaan over het roken is het meest essentiële wat een zorgverlener kan doen. Alleen een folder geven is niet genoeg.  Via de gesprekstechniek Motivational Interviewing kunnen zorgverleners de patiënt helpen veranderen door de ambivalentie van de patiënt te onderzoeken en op te lossen. Open vragen en reflecties zijn belangrijk in de gespreksvoering. Men moet niet zo’n gesprek beginnen als de ontvanger hier niet voor openstaat en ook geen ongevraagd advies geven. Dreigen met ‘anders behandel ik je niet meer’ is onverstandig, want dan zoekt de patiënt gewoon een andere behandelaar. De behandelaar moet zich voornamelijk gidsend opstellen.

Gesprekstechniek
Motivational Interviewing bestaat uit vijf specifieke vragen:

  • Vraag toestemming: mag ik het met u over het roken hebben?
  • Waarom rookt u?
  • Hoe graag wilt u stoppen op een schaal van 0-10? Wat maakt dat het al een 1, 2, 3 etc is?
  • Hoe groot is het vertrouwen dat het u ook lukt?
  • Mag ik u informatie geven over stoppen met roken?Motivational interviewing gaat uit van:
  • Open vragen stellen
  • Reflectief luisteren
  • Ondersteunen en bevestigen
  • Samenvattingen geven
  • Verandertaal ontlokken

Hoe meer men reflecteert, hoe meer dit een tweede natuur wordt. “Tussen droom en daad ligt nog heel veel. Help de patiënt daarmee. Vraag of je het over het roken mag hebben, vraag waarom iemand nog rookt, vraag om een motivatie-cijfer te geven om te stoppen met roken, vraag hoeveel vertrouwen hij of zij heeft dat dit gaat lukken en vraag of je meer informatie mag geven.”

kanter en dekker

Wanda de Kanter (1959) is longarts in het Antoni van Leeuwenhoek in Amsterdam. Pauline Dekker (1961) is longarts in het Rode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk. Sinds 2008 zijn zij zich – naast hun werkzaamheden in het ziekenhuis – in toenemende mate gaan toeleggen op tabaksverslaving, en bovenal om kinderen niet te laten beginnen met roken  Van hun hand verschenen de twee bestsellers: ‘Nederland Stopt! Met Roken’ en ‘Motiveren kun je leren – het handboek voor hulpverleners’. Het duo geeft lezingen door het hele land aan alle beroepsgroepen in de gezondheidszorg over de bestrijding van tabaksverslaving en de intensieve marketing en lobby technieken van de tabaksindustrie Zij zijn voor hun inspanningen beloond met diverse prijzen, waaronder de prestigieuze Prof. dr. P. Muntendam prijs van het KWF. Kijk voor meer informatie op www.stichtingrookpreventiejeugd.nl en www.tabaknee.nl of bekijk de film De streep – De vervangers

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO Wanda de Kanter en Pauline Dekker tijdens het Ivoren Kruis congres ‘Succesvolle communicatie met uw patiënt’.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis
kindergebit

Behandeling van het kindergebit thema van Brits congres

Pediatrische tandartsen verspreid in Groot-Brittanië kwamen afgelopen week terug in hun klinieken met nieuwe kennis over de behandeling van het kindergebit, na hun bezoek aan de conferentie van de British Society of Paediatric Dentistry.

 Het congres vond plaats in Leeds van 12 tot 15 september. Een aantal van de grootste internationale sprekers, waaronder hoofd tandheelkunde van de Britse NHS, professor Sara Hurley, spraken op het evenement. Thema van de conferentie was dit jaar ‘The Magic of Paediatric Dentistry, Conjuring up Solutions’ – letterlijk te vertalen als ‘De magie van pediatrische tandheelkunde, goochelen met oplossingen’. Meer dan 330 delegaties waren aanwezig.

Een aantal van de hoofdpunten die werden benoemd zijn als volgt:

  • Er zou afstand moeten worden genomen van calcium hydroxide voor melktanden.
  • MTA (Mineral trioxide aggregate) wordt momenteel gezien als de ultieme standaard, maar er moet nog meer onderzoek worden uitgevoerd om het gebruik hiervan op de lange termijn te kunnen aanbevelen.
  • RET (regeneratieve endodontische behandeling) is ontstaan voor de behandeling van melktanden met korte wortels om vervolgens de groei van wortels te bevorderen. Resultaten hiervan zijn nog niet te voorspellen.
  • Een perfecte oplossing voor melktanden bestaat nog steeds niet. Echter, met de wetenschap dat tandheelkundige pulp cel engineering bestaat is er goede hoop voor de toekomst.

Bron: Dentistry.co.uk

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
restauratie

De restauratie na de endodontische behandeling

Met de komst van de adhesieve composietrestauratie lijkt het vervaardigen van indirecte restauraties voor endodontisch behandelde elementen soms minder noodzakelijk. Maar is dit wel terecht? Hoe groot is de kans op breuk wanneer je geen indirecte restauratie maakt op een endodontisch behandeld element?

Kans op breuk

Vervorming gerestaureerde elementen onder verticale druk
Uit een studie van González-López et al. (2006), waarbij er werd gekeken naar vervorming van gerestaureerde elementen onder verticale druk, is gebleken dat een element ernstig verzwakt wanneer er in meerdere mate tandweefsel ontbreekt. Een MOD-preparatie inclusief endodontische opening maakt een gebitselement bijvoorbeeld erg zwak.

Knobbelbreuk in de praktijk
Een element met drievlaksrestauratie heeft een grotere kans op breuk dan  een element met een een- of tweevlaksrestauratie. Bij een endodontisch geopend element is het materiaalverlies centraal ongunstig. Bij vitale elementen treedt de breuk in 90% van de gevallen supragingivaal op en 10% subgingivaal. Bij avitale elementen liggen de percentages anders, in 40% van de gevallen treedt de breuk subgingivaal op.

Amalgaam versus composiet
In een studie van Hansen et al. (1990) werd gekeken naar knobbelbreuk bij endodontisch behandelde elementen met amalgaamrestauraties. Bij 28% van de geïncludeerde elementen met MOD-restauratie trad een fractuur op binnen 3 jaar.
Na 5 jaar was dit meer dan 50%. Bij tweevlaksrestauraties traden aanzienlijk minder knobbelfracturen op.
Ook keek Hansen et al. naar knobbelfracturen bij composietrestauraties. Hieruit kon geconcludeerd worden dat de adhesieve restauraties de kans op knobbelfracturen aanzienlijk verkleinen. Bij MOD-restauraties van composiet waren er na 3 jaar nog geen knobbelfracturen. Na 10 jaar had 20% van de elementen een knobbelfractuur, terwijl dit percentage bij amalgaamrestauraties op 60% ligt.

Inschatting kans op breuk
Uit onderzoek blijkt ook dat tandartsen in het algemeen de kans op breuk van een gebitselement goed kunnen inschatten. Amalgaamrestauraties hebben over het algemeen de grootste kans op breuk.

Conclusies

  • Het breukrisico neemt toe met de mate van weefselverlies.
  • Endodontisch behandelde elementen hebben een verhoogde kans op breuk.
  • Inschatting breukrisico door tandartsen komt overeen met werkelijkheid waarbij de amalgaamrestauratie de grootste kans op breuk heeft.
  • Respecteer gezond tandweefsel.
  • Wanneer er sprake is van intacte randlijsten of één niet intacte randlijst dan is dit positief voor de levensduur van het element. Het element hoeft niet gekroond te worden.

Indirecte kroon

Functies

De functies van de indirecte restauratie (kroon) zijn:

  • Preventie van breuk door omvatting
  • Restauratie van de klinische kroon
  • Duurzaam herstel van functie en esthetiek

Hierbij is de aanwezigheid van een ferrule een belangrijke factor. Deze moet minimaal 1-2 millimeter zijn. De 5-jaarsoverleving (Creugers et al. 2005) is 98% indien er sprake is van een ferrule (1-2 mm) en 93% wanneer de ferrule minder dan 1 millimeter is. Indicatie voor het kronen van een element is in 50% van de gevallen het voorkomen van een breuk. Het grote nadeel van een restauratie met een omvattende indirecte restauratie (volledige kroon) is ernstige verzwakking van het element ten gevolge van externe preparatie. Bij een volledige omslijping wordt er 63% van de klinische kroon weggehaald.

Conclusies

  • Omvatting (ferrule) draagt bij aan de levensduur van de indirecte restauratie.
  • De levensduur  van een endodontisch behandeld element is lager dan bij een vitaal element.
  • Voor een volledige kroonpreparatie moet er veel tandweefsel opgeofferd worden.

Levensduur grote composietrestauraties versus volledige kroon – literatuur

Fokkinga et al. (2008) onderzocht de levensduur van directe en indirecte restauraties bij endodontisch behandelde elementen. Indirecte restauraties hebben een hoger overlevingspercentage dan composietrestauraties (85% versus 55%). Echter, de extractiepercentages van de geïncludeerde elementen liggen dicht bij elkaar (90% versus 82%). Geconcludeerd kan worden dat een composietkroon meer onderhoud/herstel nodig heeft dan de indirecte restauratie.
Mannocci et al. (2002) vergeleek in zijn onderzoek directe restauraties met indirecte restauraties.  Geconcludeerd kon worden dat wanneer er voldoende dentine aanwezig is, het risico op breuk nagenoeg gelijk is. In andere studies wordt deze conclusie weer tegengesproken.
Over het algemeen kan dus geconcludeerd worden dat er te weinig onderzoek gedaan is om een goed houvast te kunnen geven over de keuze voor een directe of indirecte restauratie.

Overkappen

Vitaal versus endodontisch behandeld element

Indien er veel tandweefsel verloren is, kan de tandarts de keuze maken de knobbels van het element te overkappen. Het volgende is hierover bekend.

  1. Het overkappen van een vitaal element
    Wanneer er sprake is van een knobbelvervangende restauratie dan is het raadzaam de andere knobbel ook te overkappen. Uit onderzoek blijkt dat elementen zonder overkapte knobbels gunstigere fracturen vertonen, de factuurweerstand ligt echter wel lager. Er treden dus vaker fracturen op. Elementen die wel overkapt zijn hebben een hogere fractuurweerstand maar als er een breuk optreedt dan is deze vaak ongunstig (verticaal).
  1. Het overkappen van een endodontisch behandeld element
    Hier is nog geen onderzoek naar gedaan.

Composiet of keramiek?

Indicatie buigsterkte:

  • Composiet                90Mpa
  • Glaskeramiek           200 Mpa
  • Lithiumdisilicaat      400 Mpa
  • Zirconiumdioxide     1000 Mpa

Bekend is dat composiet het minst sterke materiaal is uit de bovenstaande rij materialen. Het nadeel van zirconiumdioxide is dat dit materiaal niet aan een gebitselement hecht en dat de esthetiek minder fraai is.

Gebruik van een vezellaag

Er bestaat een mogelijkheid om onder het composiet een vezelmatje (vezellaag) aan te brengen. Uit onderzoek is gebleken dat er geen verschil bestaat in sterkte tussen restauraties met en zonder vezellaag. Wel is er een verschil in faalgedrag: bij restauraties zonder vezellaag verloopt de breuk vaak minder gunstig.  De vezellaag zorgt er dus voor dat het breekpatroon gunstiger is.

Wat te doen na de endodontische behandeling?

Direct na de endodontische behandeling
De volgende 3 situaties worden toegelicht.

  1. Tenminste 1 crista intact (3 wanden)
    Het element kan gerestaureerd worden met een directe composietrestauratie.
  1. MOD preparatie
    Het element kan gerestaureerd worden met een directe composietrestauratie. Wanneer er sprake is van dunne knobbelpartijen dient er overkapt te worden. Een krachtbreker (vezellaag) lijkt gunstig is een dergelijke situatie.
  1. Minder dan 2 wanden aanwezig
    Het advies is een direct composietrestauratie te vervaardigen met een vezelversterkte wortelstift.

Na de evaluatie periode
Een standaardoplossing bestaat niet. In de meeste gevallen moet er een inschatting gemaakt worden op basis van eigen ervaring. De volgende 2 situaties worden toegelicht.

  1. MOD preparatie
    Wanneer er nog veel tandweefsel aanwezig is, kan de composietrestauratie gehandhaafd blijven. Bij voorkeur is dit een overkappingsrestauratie. Wanneer er nog weinig tandweefsel over is, kan er beter een omvattende kroon vervaardigd worden.
  1. Minder dan 2 wanden aanwezig
    Het vervaardigen van een omvattende kroon is het meest reëel.

Cees Kreulen werkte na zijn afstuderen (VU Amsterdam, 1986) bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde (Amsterdam) en het ACTA (vakgroep Kindertandheelkunde). In 1992 promoveerde hij op de klinisch kwaliteitsaspecten van composietrestauraties. Sinds 1996 is hij docent en begeleider van onderzoek, voornamelijk op het gebied van de adhesieve prothetiek (Radboud Universiteit Nijmegen, Orale Functieleer). Hij draagt de ervaring met minimaal invasief werken uit in wetenschappelijke artikelen en postacademische cursussen. 

 Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, van de lezing van Cees Kreulen tijdens het najaarscongres van de NVvE.
 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Levensduur en risicoanalyse van restauratietypen

Levensduur en risicoanalyse van restauratietypen

Voor een posterieure restauratie kan gekozen worden uit een directe of indirecte techniek. Een overzicht van wat er qua levensduur verwacht kan worden van verschillende restauratietypen, zowel vanuit de gegevens van klinische universiteitsstudies als het werk van de Nederlandse tandarts.

Verslag van de lezing van Dr. Niek Opdam, universitair hoofddocent aan het Radboudumc en onderzoeker restauratieve tandheelkunde.

Directe of indirecte techniek bij posterieure restauratie
Voor een posterieure restauratie kan gekozen worden uit een directe of indirecte techniek. Voor directe restauraties heeft het composiet het amalgaam definitief verdrongen, voor indirecte restauraties wisselen de vernieuwingen qua materialen elkaar in snel tempo af. Traditioneel heeft de indirecte restauratie de reputatie een langere levensduur te hebben, maar de adhesieve tandheelkunde heeft ervoor gezorgd dat composieten posterieur een goede levensduur kunnen bereiken.

Hoe kijk je naar de levensduur? We zijn geneigd om te kijken naar de levensduur van de restauratie, maar misschien is de levensduur van het element wel belangrijker. Het advies van Niek Opdam is om de risicoanalyse te betrekken bij behandelplanning. Want wat te doen bij een hoog-risicopatiënt (bruxisme, cariës)?

Restauratieve keuzes posterior

  • Fysische eigenschappen: sterkte en slijtvastheid
  • Esthetiek: functioneel of Italiaanse school?
  • Direct versus indirect
    • Operator skills versus Tandtechnieker skills
    • Direct composiet versus indirect composiet/kermiek/CADCAM
      • Minimaal adhesief versus traditioneel
      • Adhesief subgingivaal restaureren en cementeren
    • Levensduur van verschillende opties

Minimaal invasief of traditioneel prepareren? Niek Opdam adviseert minimaal invasief adhesief te werken. Van de verschillende behandelopties is het belangrijk om de levensduur te weten.

Levensduur restauraties
De levensduur van composiet posteriorrestauraties is goed. Onderzoek uit Denemarken heeft resultaten van al dertig jaar, waarbij zelfs nog met verouderde composieten werd gewerkt en een calciumhydroxideonderlaag. Het jaarlijks faalpercentage is 1.6% –  1.1%. (Pallesen, van Dijken)
Met als kanttekening: de studies zijn onder ideale omstandigheden uitgevoerd in de universiteit. De faalpercentages liggen hoger bij practice-based studies, namelijk rond de 2%.

Direct versus indirect
Traditionele kronen blijken het niet veel beter te doen met jaarlijks falen van zo’n 1%. Het verschil tussen direct versus indirect is dus niet dramatisch.

Restauratieve cyclus
De restauratieve cyclus is de levensduur van een element. Na de eerste interventie volgt een volgende interventie, wat resulteert in een groter defect en een grotere restauratie. Hierdoor is er meer kans op complicaties (endo/fractuur), met uiteindelijk elementverlies tot gevolg.

Tegenwoordig is er een andere behandeling van cariës waarbij we centraal meer cariës laten zitten om pulpa-exponatie te voorkomen. Door te werken volgens de moderne cariologie is een langere levensduur van elementen mogelijk.
Systematic reviews geven een jaarlijks faalpercentage tussen de 1-2% van directe posterieure composiet restauraties.

Problemen met RCT’s is dat risicogroepen vaak worden geëxcludeerd, zoals patiënten die bruxeren. Verder zijn de onderzoeksomstandigheden ideaal, dus het echte faalpercentage ligt in de algemene praktijk hoger dan 1-2%, waar veel risicopatiënten zijn. Daarom zijn risicofactoren volgens Opdam belangrijk voor behandelingsplanning op individueel niveau. Daarbij moet het gaan om echt klinisch falen, geen surrogaat uitkomsten. Dus geen microlekkage, maar wel echte cariës onder de vulling. En is er bewijs uit onderzoek dat de risicofactor invloed heeft? En hoe groot is de invloed dan van de risicofactor op overleving?

Verschillende risico’s hebben verschillende consequenties voor restauratief behandelplan:

  • Parodontaal: wellicht op de lange termijn meer risico
  • Cariësrisico: invloed van dit risico is veel groter dan parodontaal
  • Bruxisme: bepaalt materiaalkeuze
  • Biologische prijs van de behandeling: meer tandheelkunde is meer risico
  • Bij veel aanwezig risico: richtlijn is om terughoudender met ingrijpen te zijn
  • Secundaire cariës vaker bij composiet, grotere kans op breuk bij amalgaam

Amalgaam vertoont meer breuk van knobbels, composiet toont meer secundaire cariës.
Laag risicopatiënten zijn na 12 jaar stabiel voor composiet, voor amalgaam geldt een hogere faling, hierbij is meer breuk (Opdam, 2010).

Meer tandheelkunde, meer risico’s
Niet bij iedere afwijking van de norm is er sprake van een probleem. Laat informed consent aan de orde komen: moderne tandheelkunde is shared decision making. Informed consent is de uitleg van alle opties met voor- en nadelen. De patiënt beslist en de tandarts legt het vast. Er zijn risico’s op patiëntniveau en op element niveau. Cariësrisico, bruxisme en endodontische behandeling zijn factoren die een grote rol spelen.

Levensduur klasseII restauratie in Nederland
Posterior restauraties gaan gemiddeld  zo’n 12 jaar mee. Dat is best goed. (Laske, 2016)
Glasionomeer (GIC) en compomeer doen het slechter, maar je kunt niet zo maar hardmaken dat GIC en compomeer slechter zijn. Indicatiebias speelt hierbij een grote rol, omdat glasionomeercement bijvoorbeeld meer als tijdelijke restuaratie en bij hoog risicosituaties wordt toegepast.

Levensduur kronen in de algemene praktijk
Faalpercentage is 2,4% na 10 jaar.

Verschillen tussen tandartsen
Er zijn grote verschillen tussen tandartsen, de operateur geeft dus ook een risico. De ene tandarts kiest eerder voor vervanging dan de andere. Is dit goede zorg? Opdam omschrijft dit als de proactieve tandarts versus de reactieve tandarts. Je hebt tandartsen die problemen voor willen zijn en tandartsen die afwachten. Dit is een wellicht een verklaring voor het verschil in jaarlijkse faalpercentages van verschillende algemene praktijken die betrokken zijn geweest bij klinische studies.

Posterior restaureren
Een risicofactor is het veranderen van tandarts. Risicoanalyse is de kern van de diagnose, waarbij het patiëntrisico en de tandarts waarschijnlijk gelden als de belangrijkste factoren. Opdam spreekt liever van hoogrisico in plaats van contra-indicatie. Want is het hard bewezen? Contra-indicatie is erg zwart-wit.
Bij werken volgens informed consent beheert de patiënt zelf zijn risico’s. Leg de keuzes daarom voor aan de patiënt. Kies voor shared decision making: de patiënt beslist, de tandarts legt het vast.
Wanneer bij een patiënt bijvoorbeeld sprake is van een hoog risico dan kunt u zeggen dat er wel een brug gemaakt kan worden, maar dat er een groter risico is op falen.

Take home message

  • Train uw vaardigheden
  • Herken de bruxist
  • Vermijd overbehandeling

Dr. Niek Opdam is universitair hoofddocent aan het Radboudumc. Naast onderwijs doet hij onderzoek op het terrein van de restauratieve tandheelkunde met als speciale aandachtsgebieden de levensduur van restauratief werk in de algemene praktijk, secundaire cariës en gebitsslijtage. Hij promoveerde op zijn proefschrift ‘Clinical procedures for posterior composite restorations’. Hij schreef meer dan 60 artikelen in internationale tijdschriften en hij geeft veel lezingen en cursussen in binnen- en buitenland. Hij is voorzitter van de Academy of Operative Dentistry European Section en van de Practice-based Research Scientific Group van de IADR. Opdam heeft een parttime verwijspraktijk in Ulft met als differentiatie de adhesieve tandheelkunde. In zijn praktijk behandelt hij veel patiënten met gebitsslijtage.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts en docent UMCG, voor dental INFO van de lezing van Niek Opdam tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
impact van digitalisering op de praktijk

De impact van digitalisering op de mondzorgpraktijk

Digitalisering dringt steeds verder de tandartspraktijk binnen. U krijgt er steeds meer mee te maken. Om u up-to-date te brengen vertelt prof.dr. Daniël Wismeijer in dit interview meer over de huidige digitale technologie en lezingen die tijdens het congres Digitaal in de tandartspraktijk worden aangeboden.

Digitalisering dringt steeds verder de tandartspraktijk binnen. U heeft en krijgt er steeds meer mee te maken en dat is voor velen een bijzonder spannende en uitdagende ontwikkeling. Om u up-to-date te brengen over de meest recente ontwikkelingen op het gebied van digitalisering in de dagelijkse praktijk vindt 18 november 2016 het Congres Digitaal in de tandartspraktijk plaats in RAI Amsterdam. Een congresdag over de klinische tandheelkunde van morgen. In het volgend interview vertelt Prof.dr. Daniël Wismeijer, moderator van dit congres, meer over de huidige digitale technologie en over de lezingen die tijdens het congres worden aangeboden.

Welke impact zal digitalisering hebben op diagnostiek?
“Een aantal sprekers gaan meer vertellen over de impact op de diagnostiek. Zo zal Erwin Berkhout het hebben over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van digitale radiologie in 2D/3D. Wat kan je bijvoorbeeld met 3D beeldvorming in de tandartspraktijk? Digitale beeldvorming kan bijdragen aan het stellen van een diagnose, maar kan ook worden ingezet om gebitsontwikkeling bij de patiënt te volgen. Omdat je een patiënt meestal maar om het halfjaar of jaar ziet, kun je met beeldopnames processen in de gaten te houden zoals gebitsslijtage of ontwikkeling van cariës. Zo kan je aan de hand van de beelden bepalen of een behandeling nodig is. Professor dr. Marie-Charlotte Huysmans zal in haar lezing ook meer vertellen over hoe cariësrisicoschatting digitaal kan worden toegepast in de algemene praktijk.”

En wat is de impact op de behandelsplanning en klinische uitvoering?
“Ik denk dat hier heel veel technologieën een rol gaan spelen. Digital smile design bijvoorbeeld is een techniek die je kan gebruiken om helder naar de patiënt over te brengen wat je precies voor hem kan doen en of dit voldoet aan zijn verwachtingen. Met de technologie kan je met behulp van foto’s en video’s laten zien hoe de glimlach na de behandeling eruit gaat zien. Ook kan je met digitale gereedschappen dingen maken. Zo kan je bijvoorbeeld met computersoftware orale implantanten ontwerpen waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van het bot dat daarvoor aanwezig is.  Daarnaast kunnen we in de nabije toekomst ook delen gaan robotiseren van wat er gebeurt in de tandartsenpraktijk. We kunnen bijvoorbeeld een machine een implantaat bij een patiënt laten plaatsen. Misschien is dat een gek idee, maar als je kijkt naar bijvoorbeeld hersenchirurgie is het gebruik van robots heel normaal. De digitale tools veranderen dus zeker wel de manier waarop je met patiënten omgaat en hoe je patiënten gaat behandelen. En ik denk dat dat patiënten ten goede gaat komen.”

Wanneer spreken we van een digitale praktijk?
“Computers , digitale röntgen, e-mail, internet, fotografie, praktijksoftware, sms, CAD-CAM, websites, whatsapp, intraorale scanner, 3D printen .. Omdat je een digitale röntgenfoto maakt, heb je nog geen digitale praktijk. Omdat je een sms’je stuurt naar de patiënt voor herinnering aan een afspraak, heb je nog geen digitale praktijk. Omdat je een online afspraak kan laten maken, heb je nog geen digitale praktijk.  Je hebt wel een digitale praktijk als alle genoemde onderdelen aan elkaar zijn geknoopt en netjes geïntegreerd zijn tot een vloeiende digitale workflow van begin tot eind. Zo kan je ook het maximale uit deze ontwikkelingen halen. En dit is dan ook een van de doelen van dit congres: hoe implementeer je als tandarts al deze stukjes gereedschap samen om je te ontwikkelen tot een digitale praktijk?”

Hoeveel kosten brengt dit met zich mee?
“De keerzijde is dat het een investering met zich mee brengt. Digitale gereedschappen worden snel afgeschreven. Maar dat betekent niet dat dat je er niet mee kan werken. Wat je wel ziet is dat de industrie heel veel innovaties inbouwt in de digitale gereedschappen, waardoor de lifecycle van wat je gebruikt niet zo lang is. Dat betekent dat je investering in je praktijkomgeving, zeker als je in een kleine setting zit, veel groter is dan als je in een praktijk werkt met meerdere tandartsen. Dan zijn de kosten per eenheid per tandarts een stuk lager. Ik denk dat dat zaken zullen zijn die heel veel mensen aan het denken zullen zetten en hun positie in de zorg gaan heroverwegen: zal ik investeren in al dit soort zaken als tandarts, moet ik misschien stoppen met mijn praktijk of moet ik mijn praktijk overdragen aan een tandarts, groep tandartsen of een keten die al meer geïnvesteerd heeft in de technologie en al een duidelijkere positie in de markt heeft gegeven?”

Dus wat zijn de stappen die je moet ondernemen om een digitale praktijk te worden?
“Je moet gaan nadenken over hoe je de technologie gaat implementeren en je moet jezelf afvragen: als ik die hele workflow wil, wat betekent dat dan voor mijn investering? Dan zal je ook moeten kijken naar de rol van de tandtechnicus: hoe kan hij mij helpen met het realiseren van de digitale workflow? En wat kan ik gezamenlijk doen met andere collega’s? Hoe kan ik zorgen dat mijn investering niet zo groot wordt dat ik straks qua inkomen onvoldoende uit mijn praktijk kan halen? En je moet je afvragen: kunnen we mee? Of moeten we kijken naar andere werkverbanden zodat de benodigde investeringen gedaan kunnen worden? Tijdens de congresdag zal een van mijn lezingen gaan over de huidige technologie voor zover deze nog niet volledig benut is en we kijken vooruit naar de consequenties van de digitale ontwikkelingen voor de tandheelkundige zorg.  Het tandheelkundig speelveld zal veranderen en alle spelers zullen opnieuw hun positie moeten bepalen. Dit geldt voor de zorgverlener, de tandtechnicus maar ook de dentale industrie.”

Meer informatie over het congres

Prof.dr. Daniël Wismeijer
De impact van digitalisering op de mondzorgpraktijkDaniël Wismeijer rondde zijn studie tandheelkunde af in 1984 aan de KUN en werkte in het CBT aldaar tot 1994. In 1995 ging hij naar ACTA waar hij promoveerde. Van 1985 tot 2006 heeft hij gewerkt in het CBT van het Amphia Ziekenhuis te Breda. In 2006 is hij benoemd tot Hoogleraar Orale implantologie en Prothetische Tandheelkunde aan ACTA. Speerpunten van het onderzoek zijn CAD/CAM in de implantologie en prothetiek, het stimuleren van botgroei in botdefecten en rondom implantaten, de behandeling van peri-implantitis en het 3D printen van tandheelkundige restauraties, implantaten en botsubstituten. In 1985 is hij de tandartsenpraktijk Ellecom gestart. In 1991 de verwijspraktijk voor Orale Implantologie Veluwezoom. Deze verwijspraktijk is nu ondergebracht in een groepspraktijk in Dieren waar nu 6 tandartsen werkzaam zijn.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
occlusie opbouw is kwestie juiste keuze

Occlusie opbouw is een kwestie van de juiste keuze

Bij occlusieopbouw is het bereiken van nieuwe fysiologische intermaxillaire verhoudingen dé grote uitdaging. Eenmaal gevonden, dient deze nieuwe relatie zodanig te worden vastgelegd dat de rest van de behandeling een relatief eenvoudige invuloefening kan zijn. Het belang van occlusale aspecten van restauraties die via een indirecte techniek zijn vervaardigd is groot. Een overzicht van richtlijnen van occlusie en articulatie.

Verslag van de lezing van tandarts-gnatoloog Ben Derksen.

Gnathologie

Er is weinig wetenschappelijke kennis beschikbaar over occlusie en articulatie. Tijdens de opleiding Tandheelkunde wordt hier te weinig aandacht aan besteed en het is bekend dat er veel verschillende inzichten bestaan over dit onderwerp. Het boek van Jeffrey P. Okeson is een goede leidraad voor de concepten omtrent occlusie en articulatie. Echter is de relatie tussen occlusie en functie dermate complex dat het (volgens de criteria van evidence based dentistry) wellicht nooit zal lukken individuele occlusale factoren te relateren aan specifieke aspecten van occlusie.

Iedere patiënt heeft een andere occlusie. Functie kan verstoord raken door onjuiste behandeling, trauma, pathologie of iatrogenese. Dit laatste is een stoornis in functie ten gevolge van tandheelkundig handelen, bijvoorbeeld door overmatige mondopening, abrupte occlusale veranderingen of accumulerende stoornissen. Het doel van de tandheelkundige behandeling is behoud of herstel van een fysiologische occlusie.

Momenteel is er sprake van een toenemende focus op occlusie. Een voorbeeld is het gebruik van de T-scan, een apparaat dat premature en te zwaar belaste contacten op een objectieve manier kan detecteren. Een valkuil voor deze toenemende focus is dat we ‘occlusie neuroten’ creëren. Hieronder vallen patiënten die constant het gevoel hebben dat hun kiezen niet goed op elkaar komen.

Richtlijnen occlusie en articulatie
Aan de hand van de huidige literatuur kan gezegd worden dat klinische richtlijnen gebaseerd moeten zijn op zowel de biomechanische principes als ‘the state of art’ van de huidige therapeutische paradigma’s (Taylor et al. 2005).

Volgens H. Beyron (1954) moet occlusie voldoen aan de volgende criteria:

  • Er moeten zoveel mogelijk centric stops bilateraal aanwezig zijn bij het sluiten in maximale occlusie.
  • Elementen in de zijdelingse delen moeten zo veel mogelijk axiaal belast worden.
  • Achterwaartse beweging (retrusie) moet plaatsvinden zonder occlusaal contact.
  • Er moet sprake zijn van afwezigheid van occlusaal contact in andere richtingen dan de beweging zelf. Voorbeelden zijn groepsgeleiding tijdens laterale bewegingen en frontcontact tijdens proale beweging.
  • Aanwezigheid van adequate verticale dimensie (VDO).

Carlsson et al. (2010) noemt de volgende dogma’s:

  • De condylus positie is de superioranteriore positie van de condylus in de fossa, met discus in positie.
  • Occlusie (en articulatie) is het gelijkmatig en gelijktijdig contact posterior in centrale relatie. Bij een rechtopstaande hoofdhouding is er een zwaarder contact posterior dan anterior.
  • Er is sprake van disclusie van de postcanine elementen door frontelementen bij excentrische bewegingen: minst steile geleiding bij het streven naar disclusie.

Occlusale essentie (Derksen, Versteegh & Battistuzzi 1994)
Occlusie moet voldoen aan:

  1. Occlusale stops
  • De ‘vier poten’: In alle kwadranten moet sprake zijn van afsteuning.
  • Occlusal KISS’:
    • Bilateraal, gelijktijdig occlusaal contact bij habitueel dichtbijten.
    • Disclusie posterior bij excentrische bewegingen.
    • Geen belemmeringen in de ‘envelope of function’ van Posselt:
      • Functional angle of occlusion’ (Klineberg): in een keer dichtbijten zonder belemmering.
  1. Geledingsbanen
  • Overbite
  • Vloeiend

Knobbeltop-fossa (crista) contact
Eén stabiele occlusale stop per element kan volstaan (axiale kracht). Knobbeltop-fossa (crista) contact is heel belangrijk en eenvoudig te realiseren. Dit betekent één contact per element (axiale krachten).

Fysiologische overbite en overjet

  1. Overbite

Een overbite van 3,5-4 millimeter is ideaal, dit komt overeen met de lengte van de helft van de klinische kroon van de onderincisieven. Vaak wordt de overbite orthodontisch anders afgeleverd. Wanneer de overbite te klein (2mm) is dan heeft dit invloed op de geleidingsbaan.

  1. Overjet

De ideale overjet is 2-3 mm met vrijheid tot bewegen.

Occlusie stoornissen
Onder occlusale stoornissen vallen:

  1. Hyperbalanscontacten
    • Contact posterior zorgt bij protrusie voor disclusie. Kenmerkend is dat hierdoor TMJ klachten ontstaan.
    • Contact aan de balanszijde verhindert contact aan de werkzijde.
  2. Te steile knobbelhelling aan de werkzijde met inhiberend effect op de laterale bewegingen.

Het kauworgaan
De m. Masseter zorgt ervoor dat de kaken tegen elkaar worden getrokken. Het kaakgewricht en de gebitselement vangen dit op. Bij extreem gebruik van deze kauwspieren is het dus niet vreemd dat dit kan leiden tot TMJ klachten of (ernstige) slijtage van gebitselementen.

Klinische complicaties bij implantaten
Osteointegratie lijkt zeer goed bestand tegen zware belasting. De meest voorkomende complicaties bij implantologie ten gevolge van zware krachten zijn chipping en het losraken van restauraties. Door een bredere fossa te maken (2,5 millimeter) wordt deze kans kleiner. Er moet meer onderzoek gedaan worden naar het effect op suprastructuren/restauraties bij implantaten (Barlett et al. 2007).

Restaureren
Bij het vervaardigen van restauraties ligt in het anteriore gebied de focus op de esthetiek. In de zijdelingse delen ligt de eerste focus op duurzaamheid. Welke materialen het beste gebruikt kunnen worden in welke situatie is niet heel duidelijk. Monolithisch materiaal is keihard maar zolang dit materiaal glad is, heeft dit geen nadelige gevolgen.

Verticaal dimensie verlies (VDO)
De ideale verticale dimensie is de verticale dimensie waarbij met minimaal tandheelkundig ingrijpen goede esthetiek en functionaliteit gecreëerd kan worden.
Wanneer er sprake is van slijtage dan vindt er altijd uitgroei van elementen plaats. Er moet dus een beetverhoging plaatsvinden.
Wanneer de ‘vier poten’ ontbreken moet er vanuit de centrale relatie gewerkt worden waarbij de kaakkopjes juist in het kaakgewricht geplaatst worden. De 3 P’s zijn een goed concept:

  1. Position: de positie van de condylus in het kaakgewricht.
  2. Place: de positie van tanden ten opzichte van elkaar.
  3. Pathway: er moet sprake zijn van een geleidingsbaan.

Parameters reorganisatie beet
De parameters voor het reorganiseren van de beet zijn gelijk aan de parameters die gebruikt worden voor het vervaardigen van een volledige prothese.

Parameters:

  1. Incisaallijn
  2. Kaakpositie
  3. Overbite
  4. Occlusievlak
  5. Excentrics
  6. Interdigitatie

Conclusie
Je moet streven naar occlusie-behoud. Occlusie-behoud is een kwestie van duurzame kiezen.

Ben Derksen studeerde tandheelkunde in Utrecht. Vervulde de dienstplicht als tandarts en nam een algemene praktijk over in Arnhem. Hij was 12 jaar parttime werkzaam in de Bijzondere Tandheelkunde (Zwolle) met als hoofdaandachtsgebieden gnathologie en uitgebreide restauratieve behandelingen al dan niet met behulp van implantaten (1989-2001). Sinds 2002 voert hij naast zijn algemene praktijk ook een verwijspraktijk voor implantologie, gnathologie en gebitsrehabilitatie, die vanaf 2009 gevestigd is aan de rand van Arnhem. In de loop der jaren werd hij erkend als tandarts-gnatholoog (register NVGPT), implantoloog (register NVOI) en restauratief tandarts (register NVVRT).

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Ben Derksen tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
gebitsslijtage

Is ernstige gebitsslijtage altijd ernstig?

Tandartsen zien steeds patiënten met ernstige gebitsslijtage. Voordat er een goed behandelplan gemaakt kan worden, is het belangrijk de oorzaak van slijtage te achterhalen. Wanneer kunt u het beste behandelen en wat zijn de behandelopties?

Verslag van de lezing van dr. Bas Loomans.

Etiologie slijtage
Voordat er een goed behandelplan gemaakt kan worden, is het belangrijk de oorzaak van slijtage te achterhalen. Zo is erosie onder andere te herkennen aan slijtage op de ‘niet-kauwvlakken’, overstaande vullingen en verschillen in slijtage van glazuur en dentine. Voor slijtage met een mechanische component geldt dat de afname van dentine en glazuur gelijk is. Het is goed om altijd oplettend te zijn, soms kan er een vreemde verdeling van aangedane elementen zijn.

Alleen door een goede diagnose te stellen kan de patiënt bewust worden gemaakt van het probleem en kunnen er preventieve maatregelen getroffen worden. De diagnose is leidend voor het behandelplan. Zonder goede diagnose ook geen prognose.

Klinisch onderzoek naar ernstige gebitsslijtage: ESO-project
Het doel van dit project is het onderzoeken van de diagnostiek en etiologie van ernstige slijtage. Onderzoekspatiënten moeten volledige tandbogen hebben met ernstige gegeneraliseerde slijtage.
Er worden twee verschillende behandelstrategieën vergeleken:

  1. Niet-restauratieve behandelopties (counseling & monitoring)
  2. Restauratieve opties

Voor dit onderzoek zijn 172 patiënten geïncludeerd. 27% is vrouw en 101 patiënten zijn restauratief behandeld. Recall vindt plaats na 1,3 en 5 jaar.

Processen in de mond
Verschillende factoren hebben invloed op het ontstaan van slijtage:

  1. Chemische processen: zuren, reflux, medicatie, eetstoornis.
  2. Modificerende factoren: speeksel, kauwkrachten, weke delen en hun bewegingen (bijv. tong), abnormale eet- en drinkstoornissen.
  3. Mechanische processen: klemmen, knarsen.

Bij slijtage is er meestal sprake van een combinatie van factoren waarbij erosie de katalysator is.

Reflux en bruxisme
De individuele factoren ‘reflux’ en ‘bruxisme’ zijn belangrijk etiologische factoren.

1. Bruxisme

Typisch voor mensen die klemmen is dat er afdrukken van de gebitselementen zichtbaar zijn in het gebit. Ook is de m. Masseter vaak beiderzijds hypertrofisch. Bruxisme verhoogt de kans op falen van posterieure restauraties met factor 2,7. Bewustwording en uitleg van de aanwezigheid van bruxisme is erg belangrijk.

2. Reflux

Aanwezigheid van reflux komt vaker voor dan men denkt. Meestal is er sprake van een eetstoornis of overgeven. Klinische symptomen zijn zuurbranden, regurgitatie, dysfagie, chronisch heesheid, hoesten en een geïrriteerd palatum (rood en jeukend). Het is niet voor iedereen bekend dat er sprake is van reflux. Bij afwezigheid van klinische symptomen wordt er vaak gesproken van een ‘silent refluxer’.  Naar schatting lijkt dat 40% van onderzoekspatiënten (ESO-project) een link met reflux heeft. Wanneer u als tandarts een vermoeden heeft dat er sprake is van reflux dan kan de patiënt worden doorverwezen naar de huisarts zodat er een maagzuurremmer voorgeschreven kan worden.

Conclusie etiologie

  • De eerste stap is kijken hoe slijtage zich presenteert.
  • Kijk naar klinische verschijningsvormen.
  • Bedenk dat ernstige gebitsslijtage bijna altijd multifactorieel is.
  • Vorm een beeld in hoeverre mechanische, chemische en modificerende factoren een rol hebben.
  • Het geeft niet een direct antwoord of er een behandelnoodzaak bestaat.

Overweging wel of niet restauratief ingrijpen bij slijtage
Wanneer er sprake van slijtage is, kan men kiezen om restauratief te behandelen maar ook om (eerst) niets te toen. Deze keuze tussen restauratief en niet-restauratief behandelen is onder andere afhankelijk van de hulpvraag van de patiënt. Wanneer er geen hulpvraag is, dan is afwachten een goede keuze mits de pulpa niet (bijna) blootligt.

Niet-restauratief behandelen – counseling & monitoring.
Vaak is er een trage progressie van slijtage en zijn er periodes van activiteit en inactiviteit. Een terughoudende houding kan daarom op zijn plaats zijn. Counseling & monitoring is ook bij een hoge mate van slijtage mogelijk. Door de behandeling uit te stellen, wordt ook de herbehandeling uitgesteld. Dit is een voordeel.

Het is wel belangrijk om de progressie te monitoren. Dit kan door gebitsmodellen te vervaardigen of door een 3D scan te maken. Voordeel van niet-restauratief behandelen is dat de patiënt probleemeigenaar is en zelf inziet of het goed of fout gaat. Indien er uiteindelijk wel noodzaak tot behandeling blijkt te zijn dan is er een beter commitment (shared decision making). Het risico op ‘supervised neglect’  is onterecht bij correcte dossiervoering.

Klinische procedure

  • Afdrukken maken (eventueel digitaal)
  • Intra-orale opnames maken
  • Preventieve adviezen geven
  • Notatie in dossier
  • Deze procedure moet elke drie jaar herhaald worden mits er geen eerdere hulpvraag is.

Opties in zijdelingse delen bij ernstige slijtage
Het restauratief behandelen van slijtage kan op verschillende manieren. De volgende technieken zijn bekend.

  1. Traditionele Dahl behandeling

Door alleen een frontcontact aan te brengen, zal occlusie zich herstellen door eruptie in de zijdelingse delen en intrusie in het front. Vaak is er na een paar maanden weer contact zijn tussen de kiezen.

  1. Posterior Dahl

Deze techniek wordt toegepast wanneer er alleen slijtage is van de achterste molaren. Deze molaren worden alleen opgebouwd tot maximaal ongeveer 2 millimeter. Hierdoor wordt er eerst een open beet gecreëerd en dit voelt vreemd aan voor de patiënt. Het blijkt dat de occlusie na 2 weken weer goed is en dat de  patiënt weinig discomfort ervaart. Er zijn ook gevallen bekend waarbij deze techniek niet werkt, meestal omdat er sprake is van te weinig occlusale kracht.

  1. Revolutionaire techniek

Deze techniek wordt beschreven in een artikel van Banerji et al. (2014). Elementen waarbij sprake is van een Crack Tooth Syndrome worden overkapt met 2 millimeter composiet. Het grootste deel van patiënten is hiermee van de pijn af. Na een paar maanden is het element geïntrudeerd en kan er een definitieve vulling gemaakt worden. Van de 151 patiënten waren er 20 falers en 4 patiënten die de behandeling niet accepteerde.

  1. Volledig opbouwen

Het volledig opbouwen is mogelijk met verschillende materialen zoals direct, indirect of hybride (combinatie van direct en indirect) composiet. Uit een subgroep van 35 patiënten van het ESO-onderzoek blijkt dat composietrestauraties een overlevingspercentage van 93% hebben na 4 jaar. Er is sprake van falen bij verkleuring, chipfractuur, cohesieve fractuur of bulkfractuur. Frontvullingen blijken het slechtst te doen, gevolgd door molaren en premolaren.

Tussen direct en indirect composiet lijken verschillen te zijn in faalgedraag. Indirecte composietrestauraties kunnen dwars door de kroon van de dragende of niet-dragende knobbel breken. Een goede verklaring voor dit verschil is er (nog) niet.

Take home message

  • Gebitsslijtage is bijna altijd multifactorieel
  • Herken individuele slijtagefactoren
  • Counseling & monitoring is ook behandelen
  • Hanteer minimaal invasieve behandeltechnieken
  • Composiet rehabilitaties lijken het goed te doen in deze patiëntengroep
  • Partieel opbouwen is posterior mogelijk (Dahl)

Bas Loomans is in 2007 gepromoveerd op het gebied van de adhesieve tandheelkunde. Hij is senior-onderzoeker op het Radboudumc en is betrokken bij onderzoek, onderwijs, postacademische cursussen en geeft lezingen in binnen- en buitenland. In 2008 heeft hij als gastdocent/onderzoeker op de KU Leuven gewerkt (Prof.dr. B. van Meerbeek). Hij is op dit moment projectleider van een klinisch onderzoek naar de etiologie en behandeling van ernstige gebitsslijtage aan het Radboudumc in Nijmegen. Naast zijn aanstelling op de universiteit is hij twee dagen per week werkzaam als algemeen practicus in een verwijs- en groepspraktijk in Nijmegen, waar zijn speciale aandacht uitgaat naar de adhesieve en reconstructieve tandheelkunde.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Bas Loomans tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
versleten-dentitie

Restaureren van een versleten dentitie – een teambenadering

Voorspelbare functie en esthetiek van de definitieve restauratie bij patiënten met een (ernstig) versleten dentitie vereist een gezamenlijke klinische en technische benadering door tandarts en tandtechnicus. Wat zijn de gevolgen van slijtage, welke aspecten zijn van belang bij behandeling en welke materialen hebben de voorkeur?

Verslag van de lezing van prof. dr. Daniel Edelhoff

Slijtage dentitie
De aanwezigheid van gebitsslijtage is internationaal een toenemend probleem. Een normale jaarlijkse afname van glazuur op de occlusale vlakken varieert van 29ųm (molaren) tot 15 ųm (premolaren). Wanneer het glazuur sneller slijt dan kan dit leiden tot pathologische slijtage. Wanneer het dentine blootligt, gaat slijtage tien keer sneller. Belangrijk bij slijtage patiënten is om de gehele problematiek in kaart te brengen. Zo is de prognose onder andere afhankelijk van de parodontale situatie en kunnen de overlevingspercentages erg verschillen. Zo geldt voor gebitselementen in een parodontaal gezonde situatie een 50-jaarsoverlevingspercentage van meer dan 99,5% (Holm-Pedersen et al. 2007). Bij patiënten die regelmatig parodontale behandeling ondergaan (60-80% botverlies aan het begin van de follow-up) geldt een10-jaarsoverlevingspercentage van 93% (Pretzi et al. 2008).

Gevolgen slijtage: Occlusal Plane  en gebitsklasse
De positie van de occlusal plane heeft invloed op spraak, kauwfunctie en esthetiek (lachlijn). Deze positie wordt bepaald door de diepte van de beet (verticale hoogte) en het dento-alveolaire complex. Wanneer er sprake is van slijtage dan verandert deze positie. Patiënten met gebitsslijtage klagen meestal over verminderde esthetiek (59%), gevoeligheid (40%), functionele problemen (17%) en pijn (14%). Bij mannen komt slijtage vaker voor dan bij vrouwen.

Slijtage in de zijdelingse delen heeft effect op het front: er ontstaat een klasse III/end-to-end relatie in het front. Bij herstel van verticale dimensie moeten er weer adequate relaties gecreëerd worden. Volgorde van opbouwen is hierbij van belang.

Behandeling gebitsslijtage
Bij behandeling van slijtage moeten verschillende aspecten meegenomen worden:

  • Fonetiek
  • Pupillijn (foto’s)
  • Relaties d.m.v. een facebow-registratie
  • Profiel (zachte weefsels). Voor de westerse populatie geldt de volgende verhouding: 40-50% bovenste gezichtshelft (bovenkant neus- neusliphoek), 55-60% onderste gezichtshelft (neusliphoek – kinpunt).

Wanneer er wordt gekozen voor behandeling van slijtage dan is het verstandig om eerst splint-therapie toe te passen. Op deze manier kan de patiënt eerst wennen aan de juiste beethoogte. Aan de hand van o.a. de bovengenoemde gegevens wordt er een wax-up gemaakt. Aan de hand van de wax-up wordt er vervolgens een splint vervaardigd. 

  1. Uitneembare conventionele splint (opbeetplaat
    Meestal wordt er gebruik gemaakt van een opbeetplaat in de gewenste beethoogte die over de gebitselementen van de bovenkaak ligt. Deze conventionele opbeetplaat heeft een aantal nadelen:
    – Discomfort voor de patiënt
    – Invloed op spraak
    – Esthetisch minder fraai
    – De splint wordt niet altijd geaccepteerd
    – Effect afhankelijk van motivatie van de patiënt (compliance)
  1. Uitneembare CADCAM splint
    Een andere soort uitneembare splint wordt vervaardigd met behulp van de CADCAM techniek. De materialen die hiervoor gebruikt worden, hebben bij een dikte van 0,6 millimeter nog steeds een goede sterkte: Empress CAD 500N, e.max CAD 800N, Paradigm MZ100 >1000N (Schlichting et al. 2011). De CADCAM splint is tandkleurig en er wordt zowel een voor de boven- als voor de onderkaak vervaardigd. De juiste morfologie en esthetiek kan toegepast worden. Als een soort volledige brug wordt de splint op de (ongeprepareerde) gebitselementen geplaatst. Omdat de splint minder opvallend is wordt het dragen van de splint beter geaccepteerd. Automatisch wordt er meer zekerheid gecreëerd met betrekking tot acceptatie van de nieuwe beethoogte voor de patiënt. Ook geeft deze splint een goede mogelijkheid om de toekomstige morfologie, esthetiek en fonetiek uit te testen. De splint kan 23-uurs per dag gedragen worden waardoor een kortere gewenningsperiode mogelijk is. Mocht de splint niet bevallen dan kan er een nieuwe vervaardigd worden.
  1. Niet-uitneembare splint
    Naast de uitneembare splint kan er ook gekozen worden voor een niet-uitneembare vaste splint. Dit zijn (partiële) kronen vervaardigd met de CADCAM-techniek (PMMA). Deze kronen kunnen voor 1 à 2 jaar in situ gelaten worden. Deze methode wordt door patiënten erg goed geaccepteerd.

Slijtvastheid materialen
Voor slijtage opbouw kunnen verschillende materialen gebruikt worden.

Stawarczyk et al. (2013) onderzocht de mate van slijtage bij verschillende CADCAM materialen. Voor dit onderzoek werd tandglazuur als ‘antagonist’ gebruikt. PMMA slijt het hardst, gevolgd door composiet. Van deze materialen is glaskeramiek het beste bestand tegen slijtage.

Smales et al. (2007) onderzocht de 10-jaarsoverlevingspercentages van directe composiet restauraties versus indirecte goud(porseleinen) restauraties. Voor de directe restauraties gold een overlevingspercentage van 62% na 10 jaar. Falen was meestal het gevolg van fractuur van de restauratie. Voor de indirecte restauraties gold een 10-jaarsoverlevingspercentage van 74,5%. Falen van de indirecte restauratie was meestal het gevolg van het loskomen van de kroon, endo-problematiek of extractie.

Monolithisch lithiumdiscilicaat (IPS e.max Press) wordt ook gebruikt voor het opbouwen van slijtage. In tegenstelling tot de multilayerd veneers (waarbij vaak chipping optreedt) treden er amper mislukking op bij monolithische onlays met een minimale dikte van 1 millimeter.

Daniel Edelhoff is in Düsseldorf opgeleid tot Certified Dental Technician waarna hij tandheelkunde ging studeren in Aachen. In 1994 behaalde hij de titel Doctor of Medical Dentistry. Hij deed promotieonderzoek en werkte aan de universiteit van Portland, Oregon. In 2003 promoveerde hij aan de Universiteit van Aachen. Hij is nu hoogleraar en hoofd van de afdeling ‘Prosthodontics and Dental Material Sciences’ op de Ludwig-Maximillians Universiteit in München. Sinds 2014 is hij actief lid van The European Academy of Esthetic Dentistry (EAED). Edelhoff is redacteur van het onderzoek tijdschrift Clinical Oral Investigatons.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Daniel Edelhoff tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
nazorg pardontologie

Nazorg: de sleutel tot parodontaal succes

Nadat de actieve parodontale behandeling is afgerond en er een gezonde situatie is bereikt volgt de nazorgfase. Waarom is nazorg zo belangrijk? Wat houdt goede nazorg in en hoe vaak laat je de patiënt terugkomen?

Parodontale nazorg
Waarom is nazorg zo belangrijk? Wat houdt goede nazorg in en hoe vaak laat je de patiënt terugkomen? Het doel van nazorg is het handhaven van het resultaat dat met actieve parodontale behandeling bereikt wordt. Idealiter is de parodontale therapie geslaagd wanneer de volgende scores worden bereikt:

  • Plaque score < 15%
  • Bloedingscore <10%
  • Rest pocket < 5 mm
  • Beperkte furcatieproblematiek

Nazorg op de lange termijn
Wat is het effect van nazorg op de lange termijn? Een goed behandelresultaat na de actieve parodontale behandeling biedt zonder nazorg geen garantie voor de toekomst.

Verschillende studies over parodontale nazorg laten zien dat nazorg belangrijk is. Rosling et al. (1976) en Nyman et al. (1977) lieten het effect zien na 2 jaar nazorg. Axelsson et al. (1981) deed onderzoek naar een nazorgperiode van zes jaar. Hij concludeerde dat de patiënten die ingedeeld waren in de ‘recall-nazorg-groep’ na zes jaar een zeer goede mondhygiëne hadden, daarnaast was er geen sprake van aanhechtingsverlies. Patiënten die geen begeleiding meer kregen, hadden hoge plaque-scores, een slechte mondhygiëne, hoge bloedingsscores, meerdere pockets en aanhechtingsverlies. Een strikt en kwalitatief nazorgprogramma draagt bij aan het eindresultaat van de parodontale behandeling.

Axelsson et al. (2004) onderzocht een periode van 30 jaar nazorg. Hij concludeerde dat een strikt nazorgprogramma niet alleen bijdraagt aan de parodontale conditie maar ook de incidentie van cariës en het verlies van gebitselementen laag houdt. De totale behandelbehoefte wordt dus gereduceerd door goede parodontale nazorg.

Structuur nazorg
Welke structuur moet je aanhouden om goede nazorg te bewerkstelligen?
Bij het uitvoeren van de volgende stappen voldoe je aan een goede nazorg:

  • Informatie gesprek
  • Update medische anamnese
  • Plaque kleuring: Het is bewezen dat dit de beste manier is om te laten zien waar plaque zit
  • Mondhygiëne her-instructie
  • Intra-oraal onderzoek – inclusief slijmvliezen
  • Parodontaal onderzoek
    Dit houdt in: het beoordelen van bloeding na sonderen, pocketdiepte, aanhechtingsniveau, recessies, furcaties, mobiliteit en indien nodig naar aanleiding van de klinische bevindingen het maken van röntgenfoto’s.
  • Subgingivale gebitsreiniging
    Toelichting: stabiele plaatsen hoeven niet subgingivaal gereinigd worden. Er hoeft alleen selectief gereinigd te worden: pockets met bloeding, pockets dieper dan 5 mm, furcatie problemen. Daarnaast hoeven instrumenten in de nazorgfase niet heel scherp te zijn. Door (te) scherpe instrumenten te gebruiken ontstaat er een hogere kans op schade aan de wortel. Bij gebruik van ultrasoon instrumentarium is het aan te raden om ronde tipjes te gebruiken omdat deze weefselvriendelijker zijn.
  • Polijsten
    Polijsten zorgt ervoor dat aanslag en plaque verwijderd wordt, het tandoppervlakte gladder wordt en daarnaast worden de tanden blootgesteld aan fluoride. Eventueel kan de airflow gebruikt worden. Indien er sprake is van hoge cariësactiviteit dan is het aan te bevelen om nog apart fluoride aan te brengen.
  • Bepalen van frequentie nazorg op basis van een risico analyse
    De volgende factoren worden meegenomen: bloeding na sonderen, aantal verdiepte pockets (>5mm), botverlies versus leeftijd, roken, medische anamnese.
    Stelregel: Laag risico = 6 maand-interval, Gemiddeld risico = 4 maand-interval, Hoog risico = 3 maand-interval

Frequentie nazorg
Rosen et al. (1999) concludeerde dat de nazorg frequentie om een stabiele parodontale situatie te kunnen handhaven tussen de 3 en 6 maanden moet liggen. Voor de niet-parodontitis-risico groep geldt dat in sommige gevallen een recall van een keer per jaar voldoende is.

Furcaties
De aanwezigheid van furcaties worden niet meegenomen in de bovengenoemde risico analyse maar dit is wel een belangrijke factor. Hirschfield en Wasserman (1978) onderzocht een groep van 600 patiënten met een gemiddelde nazorgfase van 22 jaar. De resultaten lieten zien dat 31% van molaren met furcatie problemen verloren gaat in de nazorgfase. Hoe meer de gebitselementen naar distaal gelegen zijn, hoe groter de kans op verlies. Derde molaren hebben vaak nauwere furcaties en lopen daardoor een hoger risico op verlies, dit kan een reden zijn om te beslissen om deze molaren te extraheren.

Peri-implantitis
Nazorg is ook belangrijk om een stabiele conditie te handhaven rondom implantaten. Het gebruik van de airpolisher (airflow) met glycine-poeder is het meest effectief tijdens de nazorg. Indien dit apparaat niet beschikbaar is dan kunnen er ultrasone niet-metalen tips gebruikt worden in combinatie met chemotherapeutica (bijvoorbeeld waterstofperoxide of citroenzuur).

Motivatie
Wat is de goede manier om de patiënt te motiveren? Om hier achter te komen moet er uitgezocht worden of er sprake is van interne motivatie (patiënt wil het zelf) of externe motivatie (patiënt denkt dat het van de tandarts moet). Om de patiënt te helpen, moeten de juiste hulpmiddelen aangeraden worden en daarnaast moet er een techniek aangeleerd worden die het gedrag van de patiënt kunnen veranderen. Rageren wordt bijvoorbeeld beter geaccepteerd door patiënten dan flossen. Ook het aanraden van elektrisch poetsen kan een patiënt motiveren: het is makkelijker, resulteert in een beter resultaat en het wordt als eenvoudiger ervaren.

Samenvatting
Het bewerkstelligen van goede nazorg is het moeilijkste van het hele parodontale behandelproces. Dit wordt mede veroorzaakt doordat er telkens opnieuw ingeschat moet worden waar de patiënt behoefte aan heeft.

Afsluitend: Overtreatment versus undertreatment
Er is sprake van overtreatment wanneer er een parodontale behandeling uitgevoerd wordt bij patiënten die niet in staat zijn om een goede mondhygiëne te handhaven en/of weigeren deel te nemen aan de nazorg fase.
Er is sprake van undertreatment wanneer men een patiënt niet laat deelnemen aan nazorgfase óf wanneer er te vroeg gestart wordt met de nazorg (de parodontitis is nog niet onder controle).

Anna Louropoulou studeerde als tandarts af in 2002 aan de ‘Dental School of Aristotle University’ te Thessaloniki, Griekenland. In 2007 behaalde zij haar Post Academisch diploma in de Parodontologie aan ACTA. Sindsdien werkt zij als parodontoloog-implantoloog in Rotterdam en Amsterdam. Naast haar klinische werkzaamheden werkt zij als onderzoeker en universitair docent bij de sectie Parodontologie aan ACTA. Haar promotieonderzoek betreft de reiniging/decontaminatie van implantaatoppervlakken.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van Anna Louropoulou tijdens het congres PARO van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Behandel een uitgeslagen tand als hartattack

Martin Tope: ‘’Behandel een uitgeslagen tand als een hartattack’’

In vergelijking met een hartattack, hebben mensen helaas nog te weinig kennis over wat te doen bij een uitgeslagen tand. Als juist gehandeld wordt, zijn de kansen voor de uitgeslagen tand aanzienlijk gunstiger. Onmiddellijke replantatie is bij de uitgeslagen tand de aangewezen therapie voor blijvende gebitselementen.

Consequenties
Consequenties na avulsie:

  • Beschadiging parodontaal ligament (PDL). Het PDL is het bindweefsel dat de parodontale ruimte overbrugt, ze overspant de periradiculaire ruimte van alveolair bot naar wortelcement.
  • Infectie pulpa, 100% pulpanecrose

Het wortelcement dient als een belangrijke beschermlaag voor de tand. Als deze ‘protective layer’ volledig weg is, kan de pulpa ‘communiceren’ met het PDL.

Schade aan het wortelcement
Bij schade aan het wortelcement is er een grote kans op:

  • Intrusion (hoogste waarschijnlijkheid)
  • Avulsion
  • Laterale luxatie
  • Extrusie luxatie
  • Subluxatie
  • Concussie (Laagste waarschijnlijkheid)

Hoe kunt u de kans op resorptie verkleinen?
Complicaties liggen op de loer na het terugplaatsen van een uitgeslagen tand: ontstekings- en vervangingsresorptie. Door het element snel te replanteren en te kiezen voor een juist bewaarmedium kan de prognose van de tand gunstig worden beïnvloed.

Dode periodontale cellen zijn een indicatie voor een ontsteking. Indien er sprake is van een lokale beschadiging, zal het cement zichzelf moeten herstellen. Take-home message van Martin Trope: “Als er radiolucentie op de röntgenfoto te zien is, dan is het foute boel”.

Er is vaak sprake van interne resorptie of externe resoptie, maar niet van beide. Kleurt een tand roze, dan is sprake van externe resoptie. Externe resorptie wordt vaak misdiagnosticeerd als interne resorptie. Bij externe resoptie is de pulpa er niet bij betrokken. Odontoblasten zetten weer een beschermlaag af bij de pulpa, waardoor er geen sprake is van penetratie.

Het repositioneren van een uitgeslagen tand kan ook zorgen voor vervangingsresoptie: ankylose. Het wortelcement wordt dan vervangen voor bot. Een gevolg kan dan zijn de tand achterblijft in de groei.

Management avulsie
Aan oppervlakte beschadiging kun je niks veranderen, je moet het limiteren. Dat houdt in dat u zo snel mogelijk moet replanteren. Het best is om dit binnen de eerste 5 minuten te doen. In de eerste 5 minuten verlies je bijna geen cellen. Een gevolg van later replanteren is dat het PDL dood gaat.

Na 30 minuten is 40% van de cellen verloren. Gelukkig hebben vitale cellen de capaciteit om dode beschadigde cellen van het PDL te herstellen en te compenseren. Na 120 uur is het PDL volledig dood.

To do
Houd de tand vast bij de kroon; onder de kraan (niet langer dan 10 seconden) om vuil eraf te halen.  Eventueel kan ook melk gebruikt worden. Het wordt afgeraden om hiervoor instrumenten te gebruiken of het worteloppervlak aan te raken.

Een geschikt medium om een uitgeslagen element in te bewaren:

  • Zout water
  • Melk (meest gebruikt en beschikbaar)
  • In de mond: beste voor het PDL

Het is beter om geen water, alcohol of huisgemaakte zoutoplossing te gebruiken.

De patiënt moet dan zo spoedig mogelijk  naar de tandartsenpraktijk. Minimaliseer de tijd van de tand buiten de mond.

Plaats vervolgens een semi-rigide spalk voor twee weken. Belangrijk is dat deze schoon te houden is. Indien de spalk enkele weken langer geplaatst wordt, is dat geen probleem. Dit wordt soms zelfs aanbevolen omdat er ook sprake kan zijn van een (gemiste) alveole fractuur.

Verder moet de patiënt twee weken zacht voedsel eten om de uitgeslagen tand te ontzien. Daarnaast is het advies om te spoelen met chloorhexidine gedurende 2 weken. Indien het element gecontamineerd is geweest, is een tetanusinjectie geïndiceerd. Geadviseerd wordt hierbij de huisarts in te schakelen. Het voorschrijven van antibioctica profylaxe is zelden noodzakelijk.

Element langer dan 60 minuten buiten mond
Indien een element langer dan 60 minuten buiten de mond is geweest, is er een zeer kleine kans op slagen. Het advies van Martin Trope is dan om met fosforzuur het PDL weg te etsen. Extra-oraal kan dan ook al de endodontische behandeling worden uitgevoerd. Emdogain kan dan gebruikt worden om het element terug te plaatsen en daarna te spalken.

Als het element lange tijd buiten de mond is geweest en daardoor slechte prognose heeft door het necrotische PDL, kan ook worden besloten om het element niet te replanteren.

Follow-up

  • Endontische behandeling 7-10 dagen na replanteren van de uitgeslagen tand.
  • Verwijderen van de splint na 2 weken en het maken van een röntgenfoto.
  • Klinische en röntgenologische controle na 4 weken, 3, 6 en 12 maanden. Daarna jaarlijks.

 

Dr. Martin Trope is geboren in Johannesburg. Hij studeerde daar af in 1976. Na enkele jaren algemene praktijkvoering verhuisde hij in 1980 naar Philadelphia, USA om zich in de endodontologie te specialiseren aan de Universiteit van Philadelphia. Naast zijn eigen praktijk voor endodontologie en trauma is hij als universitair docent verbonden aan de School of Dental Medicine bij Penn University. Hij heeft zeer veel universitair onderwijs gegeven, 180 publicaties op zijn naam staan en wordt wereldwijd gezien als een van de meest vooraanstaande specialisten op het gebied van traumata.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Martin Trope tijdens het congres Tandletsel van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
restauratiematerialen mondzorg

Nieuwe restauratiematerialen: minimaal invasief en levenslange coaching

In de tandartspraktijk komen steeds nieuwe restauratiematerialen en technieken beschikbaar. Dit geeft de tandarts veel mogelijkheden, maar maakt keuzes ook moeilijker. Lees het verslag over minimaal invasieve composiet restauraties als onderdeel van een levenslang tandheelkundig coaching concept.

Verslag van de lezing van prof. dr. Ivo Kreici tijdens het NVGPT-jaarcongres.

Micro-invasieve esthetische tandheelkunde draait om VOORKOMEN
Als je de tandheelkunde wilt veranderen, moet je beginnen bij kinderen. De mondhygiënist speelt hierin een heel belangrijke rol volgens prof. dr. Ivo Krejci. Hoofdredenen van tandverlies zijn cariës en parodontitis. Waarom zouden we om cariës en parodontitis geven? Het is niet dodelijk. Ook al ga je er niet van dood, het zorgt wel voor verlies van levenskwaliteit. Soms wordt gedacht dat er altijd nog een implantaat geplaatst kan worden. Hierbij dient gerealiseerd te worden dat implantaten tandheelkundige problemen niet oplossen. Implantaten zijn de consequentie van falende preventie, falende conserverende tandheelkunde en falende endodontologische behandelingen.

Primaire preventie vs. secundaire preventie
Preventie is een medische of een publieke gezondheidsprocedure die erop gericht is een ziekte of medische probleem te voorkomen, in plaats van behandelen of genezen. Bij profylactische maatregelen wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • primaire preventie: het voorkomen van een ontwikkeling van een ziekte
  • secundaire preventie: er is al sprake van ziekte, waarbij de patiënt beschermt moet worden voor verslechtering van het proces

Een vulling maken: symptomen behandelen
Cariës en parodontitis zijn chronische ziekten. Eenmaal geïnfecteerd, altijd geïnfecteerd. Cariëslaesies zijn de symptomen van deze ziekte en moeten daarom op een minimaal invasieve manier behandeld worden, passend bij de filosofie van secundaire preventie met een levenslang coaching project.

Globaal genomen zijn tanden ontwikkeld voor een periode van 30 jaar. Dat was vroeger de levensverwachting van de mens. Tegenwoordig moeten tanden veel langer meegaan. Het is de uitdaging om te strijden tegen demineralisatie van tanden door zuren.

Cariës: bacterie gerelateerde zuren
Erosie: niet-bacterie gerelateerde zuren.

Het gaat niet over esthetiek, maar om een gezond gebit. De patiënt moet er zelf voor zorgen dat hij zijn tanden zijn hele leven kan houden. Dental fitness, zoals prof. Ivo Krejci het noemt. Het ligt dus niet bij de tandarts maar bij de patiënt. Preventie, daar draait het om.

Geen volledige kronen, maar composiet
Cariës neemt niet af, maar continueert de gehele levensduur. Direct en indirect composiet materiaal voor restauraties is volgens prof. Ivo Krejci de beste keuze, omdat het adapteert aan de tand. Het is micro-invasief, heeft een goede kwaliteit en adhesieve eigenschappen. Verder is het gemakkelijk te repareren en modificeren, door het oppervlak voor te behandelen met zandstralen. Voor indirect composiet materiaal kan gekozen worden voor een CAD/CAM blok.

Een volledige kroonomslijping voor herstel van functie en esthetiek was jaren dé behandeling van eerste keus. De hoeveelheid tandmateriaal die hierbij verwijderd moest worden voor de dikte van het indirecte restauratiemateriaal, past niet bij de conserverende manier van denken om te streven naar zoveel mogelijk glazuurbehoud. Bij volledige omslijpingen wordt te veel gezond tandweefsel verwijderd, wat ongunstige effecten heeft op de pulpa en het parodontium. Als je een restauratie plaatst moet je al denken: Wat is de volgende stap? Volgens prof. Ivo Krejci wordt met een volledige kroonpreparatie de tand vernietigd. Niet alles in de tandheelkunde draait om evidence based dentistry, maar om ‘don’t do any harm’ met conserverende tandheelkunde. Elke restauratie is tijdelijk, het is een vervanging. Er is nog geen nieuw materiaal ontwikkeld waarvan de structuren en fysiologische functies zoveel mogelijk overeenkomen met de originele, biologische situatie.

KISS: Keep IT Simple Smart
Moderne tandheelkunde moet kosteneffectief zijn. Het KISS-principe – Keep It Simple Smart – is de manier om complexe, tijdrovende en dure oplossingen te voorkomen. Een techniek die daarbij past is micro-abrasie. Deze minimaal-invasieve techniek is een chemisch/mechanische behandeling waarbij oppervlakkige defecten verwijderd kunnen worden. Kleine beginnende cariëslaesies, ook tussen tanden en kiezen (klasse II), zouden op deze manier behandeld kunnen worden, bijvoorbeeld met ICON (Fabrikant DMG).

Ook een tunnelpreparatie bij standaard klasse-II cariëslaesies tussen tanden past bij de conservatieve filosofie. Hierbij wordt de randlijst intact gehouden en verwijder je alleen cariës met bijvoorbeeld een longneck-boor. Zo ontstaat een extreem kleine caviteitspreparatie. Fluorescerende lichttechnieken kan worden gebruikt om cariës zichtbare te maken. Het is een zeer betrouwbare techniek, eventueel kan een filter op de microscoop geïnstalleerd worden.

Verder moeten tandartsen zich afvragen of ze nog stiften in endodontische behandelde gebitselementen willen plaatsen nu gewerkt wordt met adhesieve technieken. Er bestaat een grotere kans op een wortelfractuur door het toepassen van stiften.

Prof. dr. Ivo Krejci graduated in 1983 from the University of Basel, Switzerland, and received his Dr.med.dent. degree in 1986 and his Privatdozent (Switzerland) in 1993 from the University of Zurich, Switzerland. He is fellow of the Academy of Dental Materials and has a postgraduate specialisation diploma of the Swiss Society of Preventive and Restorative Dentistry. He is president of the Swiss Society of Preventive and Restorative Dentistry, past president of the Academy of Operative Dentistry European Section, past member of the editorial board of the Journal of Dental Research and member of several associations. Prof. Krejci has published over 250 articles and book chapters on restorative concepts, esthetics, posterior composites, tooth colored adhesive inlays, onlays and adhesive slot bridges, light curing, adhesion, glass ionomers, base materials, finishing techniques, compomers and lasers and he is author of three textbooks. Prof. Krejci has supervised more than 50 doctoral theses and has lectured on numerous international scientific meetings and continuing education courses. He is currently Ordinary Professor and Chairman of the Division of Cariology and Endodontology and President of the School of Dental Medicine at the University of Geneva, Switzerland.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Ivo Kreici tijdens het NVGPT-jaarcongres

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
desinfecteren

Voorkom kruisbesmetting door desinfecteren van praktijkruimtes

Waar moet de praktijkindeling idealiter aan voldoen om de verspreiding van pathogene micro-organismen zoveel mogelijk te voorkomen? Welke middelen zijn er beschikbaar voor reinigen en desinfecteren?

Verslag van de lezing van dr. Alexa Laheij tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

Mensen dragen 1-3 kg micro-organismen bij zich. Als deze uit balans zijn, kan dit leiden tot ziekte. Sommige micro-organismen leiden tot infectieziektes (MRSA, VRE, ESBL; deze micro-organismen zijn antibiotica resistent.) De resistentie van bacteriën tegen antibiotica komt steeds vaker voor. Ook gaat de verspreiding van deze bacteriën steeds sneller. Dit komt omdat de mens steeds reislustiger is, maar ook doordat er weinig nieuwe antibiotica ontwikkeld wordt. Het is voor de industrie niet interessant om nieuwe antibiotica te ontwikkelen. Het is erg lastig en antibiotica wordt door de meeste mensen maar kort gebruikt. Hierdoor levert het niet genoeg winst op. Een MRSA-besmette behandelaar mag niet behandelen, deze moet eerst van de bacterie zien af te komen.

Trend
Als de trend van de hoeveelheid mensen die doodt gaat aan een infectie met een resistente bacterie zich doorzet, zijn er in 2050 net zoveel personen die dood gaan aan een infectie met een resistente bacterie, als dat er nu personen dood gaan aan kanker. Een besmetting met een bacterie is niet ernstig, maar een infectie kan wel ernstige gevolgen hebben. U kunt dus best een resistente bacterie bij u dragen, zonder dat dit meteen ernstige gevolgen heeft. Omdat we veel bacteriële infecties in de toekomst niet goed meer kunnen behandelen met antibiotica, lijkt het zaak om de verspreiding van de multi-resistente bacteriën te verminderen of te voorkomen.

Wat kunnen we doen om de verspreiding van deze bacteriën te voorkomen?
De bacteriën worden overgedragen door contact met bloed of slijmvliezen. De tandarts kan kruisbesmetting proberen te voorkomen. Dit kan door de praktijk in te delen in kritische en niet-kritische ruimtes. Kritische ruimtes zijn over het algemeen alleen de behandelkamers en de sterilisatieruimte. Dit zijn ruimtes waarin werkkleding en persoonlijke bescherming moet worden gedragen. Dit zijn handschoenen, bril en neusmondmasker.

Niet-kritische ruimtes zijn de wachtkamer, gang, toilet, eetruimte, kantoor, etc. In deze ruimtes is het niet verplicht werkkleding te dragen. Persoonlijke bescherming mag in deze ruimtes niet gedragen worden.

Ontstaan van besmetting
Besmetting kan ontstaan door smeercontaminatie. Hierbij raakt u bijvoorbeeld met uw handen eerst het ene besmette object aan, waarna u de bacteriën overdraagt naar een ander nog schoon object.

Een andere vorm van besmetting is besmetting door aerosolen. Hierin is de tandheelkunde binnen de gezondheidszorg uniek. Aerosolen zijn deeltjes in de lucht, welke zo klein zijn dat je ze niet kunt zien. Deze deeltjes verspreiden zich door de ruimte en komen daarna in ongeveer 30 minuten naar beneden en besmetten zo alle oppervlakken.

Het verdient de aanbeveling om dan ook alle kasten afsluitbaar te maken en zo veel mogelijk dicht te houden. De vloeren moeten glad en naadloos zijn. Er mogen geen stoffen gordijnen aanwezig zijn. Planten mogen niet in de kritische ruimtes geplaatst worden. Een airconditioning is (voorlopig) toegestaan, omdat er niet bewezen is dat dit de besmetting vergroot.

Schoon en vuil gedeelte in de praktijk
Ruimtes en werkbladen moeten worden in gedeeld in een schoon en vuil gedeelte. Vuil mag niet in aanraking komen met schoon. Alles wat wel vies is geworden moet worden gereinigd en gedesinfecteerd, het is dus makkelijk om zo weinig mogelijk op het werkblad te hebben staan.

Telefoon, computer, toetsenbord en muis
Een telefoon in de behandelkamer is toegestaan, maar moet buiten de spatzone staan. Deze mag bijvoorbeeld niet naast de computer staan. Dit omdat de computer eigenlijk altijd in de spatzone staat. Het toetsenbord en de muis moeten dus ook afneembaar zijn of beschermd worden met een vervangbare hoes. Deze hoes moet dan na elke patiënt worden vervangen.

De reiniging, desinfectie en sterilisatieruimte moet ook zichtbaar gescheiden worden in een schoon en een vuil gedeelte.

Thermodesinfector en autoclaaf
Al het semi-kritische instrumentarium (alles wat in aanraking komt met de patiënt) moet in de thermodesinfector worden gereinigd en gedesinfecteerd. De thermodesinfector reinigt eerst en desinfecteert daarna. Reinigen moet altijd eerst plaats vinden, voordat goed gedesinfecteerd kan worden. Een thermodesinfector geeft een heel schoon eindresultaat, een autoclaaf verwijdert alleen nog de sporevormers. Deze worden dus als enige niet door een thermodesinfector verwijderd.

Alle producten die niet thermisch gedesinfecteerd kunnen worden, moeten chemisch gedesinfecteerd worden.

Chemische reiniging kan met:

  • Alcohol (30s inwerktijd)
  • Chloor (5m inwerktijd, een afdruk moet dus minimaal 5 minuten in het bad liggen)
  • Peroxide (corrosief)
  • Quaternair ammoniumverbinding (dit desinfecteert niet volledig, sommige bacteriën blijven toch nog leven)
  • Glucoprotamine (inwerktijd van 15-60 minuten, dit kan gebruikt worden als tijdelijk bewaarbad voor vies instrumentarium)
  • Chloorhexidine (desinfectie van slijmvliezen voor een chirurgische ingreep, doodt alleen bacteriën, maar niet de virussen en schimmels)

Autoclaaf niet te vol pakken en uitdampen
Kritisch instrumentarium wordt gebruikt bij chirurgische ingrepen. Deze dienen gesteriliseerd te worden in een autoclaaf. Bij het gebruik van een autoclaaf moet er op gelet worden dat deze niet te vol gepakt wordt, aangezien de zakjes moeten kunnen opbollen. Ook moeten de zakjes aan het einde van het sterilisatieproces helemaal opdrogen. Ze mogen niet vochtig opgeborgen worden! Bij het vochtig opbergen, is het niet meer steriel.

Hoekstukken: extern en intern reinigen
Hoekstukken moeten behalve extern ook intern gereinigd worden. Dit kunt u doen met speciale hulpstukken voor in de thermodesinfector. Een nadeel is dat de cyclus van de thermodesinfector erg lang is. Een ander, sneller alternatief is de DAC. De DAC reinigt, oliet en desinfecteert de hoekstukken in 12 minuten.

Laheij is tandarts, heeft een praktijk in Voorschoten en is onderzoeker op ACTA.

Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van het ANT-congres Dental Studie Update.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Praktijkhygiëne, Thema A-Z
prevention

Prevention is the key: we can make a difference

Mondhygiënist Dyonne Leerdam startte in Suriname haar eigen mondzorgpraktijk. Tijdens haar werk kwam ze veel slechte gebitten tegen en begon een stichting om preventie op een hoger niveau te krijgen. Prevention is the Key, is haar grootste project.

Verslag van de lezing van Dyonne Leerdam tijdens het NVM-congres.

Op het podium stond een vrouw met een duidelijke missie. Haar presentatie maakte duidelijk indruk en Dyonne Leerdam ontving na haar afsluiting een zeldzaam lang applaus. Prevention is the Key, We Can Make A Difference, luidde haar presentatie titel. Dyonne werkt in een gebied waar mondzorg (en voornamelijk de preventieve tak) achtergesteld is en waar een totaal andere sfeer heerst. Ze werkt namelijk in Suriname. Zij liep haar stage in Suriname en werd kort na haar vertrek weer teruggevraagd door haar stagepraktijk. Vijf jaar geleden startte Dyonne er haar eigen praktijk.

Onderzoek
Tijdens haar werk kwam ze veel slechte gebitten tegen. Ze vroeg zich af hoe dat nou kwam. Was dit soms normaal in deze regio? Om aandacht te vragen voor dit probleem en om met cijfers te komen, startte ze in 2012 een onderzoeksproject “Hoe gezond is uw mond” met de hulp van Nederlandse stagiaires. Bij 289 participanten scoorden ze de DPSI waarbij slechts 8 personen op de lage DPSI 2 uitkwamen. De overige participanten scoorden voornamelijk DPSI 4. Sinds dien vindt dit jaarlijks plaats onder de naam “de week van de mondhygienist”

Projecten
“Hoe kan dit? Wat kan ik doen? Ik ben maar in mijn uppie?”, vroeg Dyonne zich af. Ze zette een stichting ter bevordering van de mondgezondheid op waardoor diverse projecten en evenementen worden geinitieerd. Enkele daarvan lopen min of meer synchroon met die van de NVM in Nederland. Zo hield ze de Week van de Mondhygiënist en de Diabetesmaand. Want: “Je kunt niet achterlopen, ook al ben je in je eentje!”

In laatste Week van de Mondhygiënist stonden mensen in rijen voor de deur. Dit keer bepaalde ze niet alleen de DPSI maar – samen met een verpleegkundige, en een personal trainer – ook de BMI, de bloedsuikerwaarde en de bloeddruk. In totaal heeft ze 144 mensen in de stoel kunnen helpen. De resultaten moet ze nog uitwerken: “Dat lezen jullie vast nog wel ergens. In elk geval kan ik zeggen dat er slechts 3 patiënten de DPSI 2 hadden. Waarvan een de eerste participant was: Een 70-jarige Nederlander, die al jaren trouw haar mondhygienist bezocht.”

Prevention is the Key
Voor haar grootste project Prevention is the Key bezoekt ze het binnenland. “In Botopasi geven de kinderen aan drie jaar met kiespijn te lopen!” Er wordt daar normaal gesproken enkel curatief gehandeld: een paar gezondheidswerkers hebben namelijk geleerd te extraheren. Verder zijn er geen gekwalificeerde tandheelkundigen in het binnenland van Suriname. “Het is ongelooflijk, daar zitten standaard 10 mensen in de wachtkamer en er zijn in de hele dokterspost maar 3 mondspiegels te vinden! Die worden alleen schoongemaakt met alcohol…”

Preventieprogramma
Dyonne is zeer ambitieus en wil in de vraag voorzien. De mensen daar hebben namelijk wel een enorme informatiehonger. Ze wil een constructief preventie programma creëren voor het binnenland van Suriname. Ze wil minder pijnklachten en een mindshift bij de jeugd bewerkstelligen.

“Dyonne bezocht de school in Botopasi. Deze school heeft 175 kinderen. Veel van deze kinderen hadden een 100% plak/bloedingsscore. Ze gaf met haar stagiaire poetslessen boven het open riool… Een andere plek was er nou eenmaal niet. De tandenborstels blijven op school en de juffen werken goed mee. Ze merkt duidelijk verandering: 16% minder plaque is het resultaat van het eerste kwartaal. Ook zijn er minder pijnklachten en hebben minder kinderen last van mondgeur. Deze mondgeur werd als eerst gesignaleerd door de docenten. De docenten zijn dus blij met haar/ het initiatief van de stichting!

Dyonne zou dit project graag willen kunnen blijven voortzetten en uitiendelijk opzetten in andere dorpen, maar de financiën zijn een groot probleem.

Tip
Als laatste gaf Dyonne de mondhygiënisten een portie power in de vorm van een speech: “Hol niet steeds naar de NVM, zet zelf je schouders er onder. Wij zijn als mondhygiënisten belangrijk! Vraag jezelf af, wat kan IK doen en doe het op je eigen manier.”

Dyonne Leerdam is NVM-mondhygiënist en oprichter van de eerste mondhygiënistenpraktijk in Suriname. Voor meer informatie bezoek de website of de facebook pagina

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Dyonne Leerdam Clerx tijdens het NVM-voorjaarscongres.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z

De implantaatgesteunde frameprothese

Welke mogelijkheden biedt de implantologie voor uitneembare voorzieningen? Met name vrij-eindigende frameprotheses in de onderkaak hebben een beruchte prognose ten aanzien van patiënt comfort. Implantaatsteun kan van grote waarde zijn.

Verslag van de lezing van drs Martijn Brenkman tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

De frameprothese verandert niet mee met de patiënt en levert zo doende in de loop van de jaren problemen op. De patiënt denkt dan telkens aan “dat niet goed passende ding” in zijn mond. Met de toename van ouderen neemt het aantal frames ook toe. Ondanks alle innovaties, zijn er nog steeds veel patiënten die in aanmerking komen voor frames. Vaak spelen de financiële mogelijkheden van de patiënt een rol bij de keuze van een frameprothese. Veel dragers van een frameprothese hebben als criterium: “Als ik maar kan kauwen”.

Partiële prothese
Bij drie tot vier occluderende paren is sprake van een functionele dentitie en is een partiële prothese acceptabel in tegen stelling tot de volledige prothese. Het frame zou zich moeten blijven ontwikkelen om het de patiënt geriefelijker te maken. Het raster, de minor en de occlusale steunen kunnen digitaal ingepland en geprint worden. Maar metaal kan nog niet geprint worden. Op het model wordt het kunststof gepast en daarna wordt de uiteindelijk versie gemaakt. Het is dus maar half digitaal. Toch is het volledig digitale frame de toekomst. Maar ook dit kan nog steeds problemen geven, want de patiënt blijft nou eenmaal anders dan een print.

Objectief versus subjectief
Met het verlies van gebitselementen neemt de kauwefficiëntie slechts objectief af. De tandarts houdt er daarom vaak een andere mening op na dan de patiënt die het subjectief beleeft. De patiënt redt zich wel: bij een matig zittende prothese wordt het frame al gauw thuisgelaten.

Toepassing
De perceptie tussen de patiënt en de tandarts kan dus behoorlijk verschillen. Het enige voorspelbare in deze is de frontvervanging vanwege esthetische redenen. Een patiënt gaat nu eenmaal niet zonder voortanden rondlopen.

Een frameprothese is verder een goede oplossing als aanvulling op de processus alveolaris, bij meerdere grote diastemen, bij problemen met de belastbaarheid en als de prognose slecht is. In dat laatste geval is het een “sjieke” vorm van afbouwen. Is afbouwen niet het doel, dan is het zaak dat na plaatsing van het frame naar de mondhygiënist wordt verwezen. “De patiënt moet om de drie maanden naar de mondhygiënist wegens hoog risico op wortelcariës. De mondhygiëne moet rigoureus beter. De gebitselementen zijn niet voor niets verloren gegaan”, zegt Brenkman.
Hij toonde hierbij een foto van een gebit met forse recessies, cariës en plaque als ondersteuning.

foto implant

foto implant2

Vrij-eindigende prothesen
Bij een vrij-eindigend partieel gaan de elementen en het frame werken als een wig. Het geeft slijtage van de elementen waar het partieel op steunt en het zit niet prettig. Wil men dit voorkomen, dan biedt ondersteuning via een dorsaal implantaat uitkomst. De juiste positie van het implantaat is dan wel heel belangrijk. Het kan een enorme mobiliteitsreductie betekenen. De ankers kunnen eventueel verwijderd worden.

Als laatste tip gaf Brenkman mee om de lengte en locatie van het abutment op het model te noteren zodat het eenvoudig terug te vinden is in de kaak.

Drs. Martijn Brenkman is tandarts en voltijds werkzaam bij de sectie Orale Functieleer van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMC Groningen. Daar is hij verantwoordelijk voor het theoretische en praktische onderwijs in de partiële prothetiek aan studenten in de Bachelor- en Masterfase van de tandheelkunde opleiding in Groningen. Complexe restauratieve problemen bij (medisch-) gecompromitteerde patiënten hebben zijn bijzondere interesse. Als clinicus is hij betrokken bij een prospectieve studie naar implantaatgesteunde frameprotheses.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van drs Martijn Brenkman tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Esthetische aanvullingen op orthognatische chirurgie

Iemands lach is belangrijk voor een eerste indruk en voor het sociaal functioneren. Binnen het vakgebied MKA (mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie) zijn er veel ontwikkelingen op het gebied van esthetische aangezichtschirurgie. Een overzicht.

De kaakosteotomie (chirurgische kaakcorrectie) is de meest potente behandeling om het gelaat te veranderen. Maar orthognatische chirurgie (diagnostiek en behandeling van afwijkingen aan het gezicht en de tand- en kaakstand) kan vaak gecombineerd worden met esthetische aangezichtschirurgie zoals: liposuctie, lipofilling, zygoma osteomie, kaakhoek augmentatie, otoplastiek, blepharoplastiek, rhinoplastiek en liplift. Met deze esthetische aangezichtschirurgieprocedures worden de behandelingsmogelijkheden voor de osteotomie kandidaat vergroot.

Bij veel professionals is het nog onbekend wat de mogelijkheden zijn om de schoonheid en harmonie van het aangezicht te verbeteren. Johan Jansma liet verschillende behandelingen de revu passeren tijdens zijn lezing.

In het aangezicht wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • Dentitie
  • Aangezichtsskelet
  • Weke delen

Dentitie en aangezichtsskelet
Dentitie en het aangezichtsskelet bepalen in belangrijke mate de aangezichtscontour. Dentitie is zeer belangrijk voor esthetiek van het aangezicht, tevens geeft de dentitie ook lipsteun. De kaakstand bepaalt mede de stand van de dentitie.

Gelaatssymmetrie
Symmetrie nastreven is belangrijk, maar is lastig te bepalen. Er zijn veel technieken voor behandelplanning beschikbaar, ook zonder röntgenstraling.
Chirurgische opties om de aangezichtscontour te beïnvloeden zijn o.a.:

  • Plaatsen van alloplastische implantaten (van poreus polyethyleen of siliconen (Kaakhoek, jukbeen, kin, etc.)
  • Zygoma osteotomie: correctie van het jukbeen

De hals
De behandeling om de kin-halshoek te verbeteren met liposuctie, kan het beste plaatsvinden op relatief jonge leeftijd. Dan is de huid nog elastisch, wat gunstig is.

Lippen
Veroudering veroorzaakt onder andere verlenging van de bovenlip en het afhangen van de mondhoeken. Afhangende mondhoeken en marionettelijnen zijn deels te behandelen met fillers en lipaugmentatie. Een facelift heeft slechts beperkte invloed op de mondhoek. Chirurgische opties zijn o.a.:

  • Lipofilling
  • Fillers/lipaugmentatie (resorbeerbaar, hyaluronzuur). Ook voor tandartsen is dit een interessante behandeling. Als men de bovenlip behandelt, behandelt men ook altijd de onderlip. De onderlip moet altijd groter blijven.
  • Liplift
  • Mondhoeklift

De neus
Veel osteotomie kandidaten hebben een vormafwijking van de neus en zullen daardoor geïnteresseerd zijn in de mogelijkheid van een neuscorrectie. De operaties zijn vaak te combineren. Een rhinoplastiek is geen vergevingsgezinde ingreep. De neus is prominent aanwezig in het gelaat en voor een groot deel opgebouwd uit kraakbeentjes.

De oogleden
Een correctie van het boven- en/of onderooglid wordt een blepharoplastiek genoemd.

Het oor
Een correctie aan het oor wordt een otoplastiek genoemd.

Conclusie
Verdiep u goed in wat de patiënt mooi vindt. Laat de verwachtingen overeenkomen en zorg dat u met uw patiënt op één lijn zit. Daarvoor zal in de toekomst nog meer gebruik gemaakt worden van 3D-technieken, met 2D is het toch lastig om evident het behandelresultaat te plannen.

Lezing door: Dr. J. Jansma, MKA chirurg, afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie, UMCG

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de klinische avond Orthodontie-CTM-MKA, georganiseerd door het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde UMCG in samenwerking met het Wenckebach Instituut.

Lees meer over: Chirurgie, Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z
Parodontitis en algemene gezondheid

Parodontitis en algemene gezondheid

Parodontale behandeling draagt bij aan de algemene gezondheid. Wat is er bekend over de relatie tussen parodontitis en hart- en vaatziekten en de relatie tussen parodontitis en diabetes type 2? Heeft parodontale behandeling effect op deze ziekten?

Mondhygiëne en hart- en vaatziekten (HVZ)
Een slechte mondhygiëne is geassocieerd met een toegenomen risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten (HVZ). Oliviera et al. (2010) volgde voor zijn onderzoek 11.869 deelnemers (gemiddelde leeftijd 50 jaar). De gemiddelde follow-up periode was 8 jaar. Er werd gekeken naar de frequentie tandenpoetsen. De resultaten waren als volgt:

  • 5% van de onderzoeksgroep ontwikkelde HVZ;
  • De incidentie van HVZ bij deelnemers die twee keer per dag hun tanden poetsen is 3%;
  • De incidentie van HVZ bij mensen die zelden of nooit hun tanden poetsen ligt veel hoger (11%), het relatieve risico is 1,7;
  • Er kan niet worden gesteld dat het minder frequent tandenpoetsen de oorzaak is van HVZ. De resultaten laten wel zien dat er een link bestaat tussen de mondgezondheid en de algehele gezondheid. Patiënten zouden dus gemotiveerd kunnen worden door aan te geven dat de kans op HVZ verlaagd wordt door frequent tanden te poetsen.

Parodontitis als risicofactor voor bepaalde aandoeningen
Het is bekend dat de kans op bepaalde aandoeningen hoger ligt bij aanwezigheid van parodontitis. Onder deze aandoeningen vallen:

  • Longinfecties
    De inhalatie van de mondbacteriën kan longinfecties veroorzaken, dit geldt vooral voor ouderen.
  • Premature geboortes
    Het vermoeden is dat bacteriën de placenta kunnen passeren.
  • Pre-eclampsie / zwangerschapsvergiftiging
  • Reuma
  • Diabetes
  • Hart- en vaatziekten (HVZ). Hieronder valt artherosclerose, hartinfarcten, beroertes en overlijden.

Hart en vaatziekten (HVZ)
De resultaten van verschillende longitudinale studies hebben laten zien dat de incidentie van HVZ toeneemt wanneer er sprake is van parodontitis. Op basis van een meta-analyse is gebleken dat het relatieve risico op het ontwikkelen van HVZ bij parodontitis patiënten 1,5 is. Het is algemeen geaccepteerd dat er een link bestaat tussen HVZ en parodontitis. Hoe die relatie precies bestaat is echter nog niet bekend.

De relatie tussen parodontitis en hart- en vaat ziekten is in vele landen onderzocht, en bijna altijd was die link gevonden. Toch zijn er grote verschillen tussen landen wat betreft leefgewoonten, roken en voeding, en ook genetische achtergrond, alsmede het voorkomen van HVZ. Voor Nederland is de relatie nog niet vast gesteld; momenteel loopt op ACTA een epidemiologische studie om te bezien of de associatie tussen parodontitis en hart- en vaatziekten ook gevonden kan worden.

Wat zijn de mogelijke mechanismen voor de relatie tussen parodontitis en HVZ?
Bij de aanwezigheid van parodontitis kan het wondoppervlakte een grootte hebben van 5-20 cm2 (PISA). Er is sprake van een bacteriemie en dit kan leiden tot de volgende condities:

  • Toename van de pro-inflammatoire status: Toename van ontstekingsmediatoren in het bloed, zoals CRP en interleukines.
  • Toename van de immuun-activiteit.
  • Toename van de pro-trombotische status: De toename van o.a. interleukine-6 leidt tot een toename van stollingsfactoren. Dit kan leiden tot ischemie van bloedvaten.
  • Aanwezigheid van dyslipidemie: Het cholesterolgehalte neemt toe.

Als gevolg van de aanwezigheid van deze condities neemt de artherogenese toe, dwz het ontstaan en verergeren van aderverkalking. Dit leidt dan weer tot endotheliale dysfunctie. De intima media wall thickness (IMT) neemt toe met als gevolg dat het bloedvat vernauwt. Het is bewezen dat bij parodontitis patiënten de IMT significant dikker is. Aan de hand van de pulse wave velocity (PWV) is vastgesteld dat de aorta stijver is bij parodontitis patiënten. Er is sprake van minder elasticiteit van de bloedvaten (Flow Mediated Dilatationn, FMD). Hierbij moet wel vermeld worden dat erfelijke aanleg een grote rol kan spelen, bepaalde erfelijke factoren komen zowel voor bij HVZ patiënten als bij parodontitis patiënten.

Is er sprake van verbetering van het vaatstelsel bij parodontale behandeling?
Uit onderzoek blijkt (Piconi et al. 2009 en Han et al. 2014) dat de IMT verbetert na parodontale behandeling. De stijfheid van de aorta (PWV) neemt niet significant af maar er is wel sprake van een trend. Als er naar de elasticiteit (FMD) van de slagader in de arm wordt gekeken dan is er een significante toename zichtbaar zes maand na de behandeling. Geconcludeerd kan worden dat parodontale behandeling effect heeft op de vaten, het is alleen niet bekend of we hiermee ook de preventie van HVZ bewerkstelligen.

C-reactive protein
C-reactive protein (CRP) wordt in de lever geproduceerd. Deze biomarker is in verhoogde waardes aanwezig bij patiënten met parodontitis. Wanneer de CRP-waarde hoger is dan 2,1 mg/L, dan is er een verhoogd risico op het krijgen van HVZ. Na parodontale behandeling daalt het CRP-gehalte significant. Uit een meta-analyse van case-control studies is gebleken dat parodontale behandeling zorgt voor een reductie van CRP van een halve milligram per liter, dit resulteert in een gemiddelde waarde onder de 2,1 mg/L. Wanneer patiënten, die al bekend zijn met comorbiditeit (andere ziekten), parodontaal behandeld worden dan draagt dit zeker bij aan de verlaging van CRP. Patiënten met overgewicht hebben minder kans op een daling van het CRP. Bij deze patiënten is het dus aan te raden om af te vallen omdat de behandeling dan meer effect heeft.

Link tussen parodontitis en suikerziekte
Diabetes type 2 patiënten hebben een minder goed functionerend immuunsysteem. Hierdoor treden er vaker infecties op, kunnen er macro en micro vasculaire problemen ontstaan en is er sprake van een vertraagde wondgenezing. De parodontitis is meestal in een ernstigere vorm aanwezig dan bij niet-diabeten. Voor diabetici geldt dat de situatie verbeterd kan worden door het gebruik van medicatie, gewichtsverlies, (extra) lichaamsbeweging, verandering van dieet en door behandeling van chronische infecties en ontstekingen.

Vicieuze cirkel
Diabetes begint met insuline resistentie, de lichaamscellen reageren niet goed op de hoeveelheid insuline waardoor de suikers niet goed worden opgenomen. Het suikergehalte in het plasma is verhoogd, dit is toxisch. Eiwitten functioneren slechter doordat ze geglycolyseerd raken, ook de eiwitten die de wondgenezing bewerkstelligen functioneren dus minder. Hemoglobine raakt ook geglycolyseerd (HbA1c) en is tevens een marker voor de hoeveelheid suiker die er aan verbonden is. Het eindproduct van geglycolyseerde eiwitten (AGE) is toxisch voor bloedvaten. Dit leidt tot micro- en macrovasculaire complicaties en hierdoor ontstaan er weer makkelijker infecties. Dit leidt weer tot insuline resistentie.

HbA1c
De HbA1c-waarde gaat naar beneneden bij het uitvoeren van parodontale behandeling.
Bij mensen met overgewicht leidt parodontale behandeling gemiddeld genomen niet tot een significante reductie van HbA1c. Overgewicht speelt dus een grote rol bij het effect van de behandeling. Een kleine verlaging van HbA1c heeft al grote effecten voor de gezondheid van de patiënt, het reduceert onder andere de kans op overlijden. Parodontale behandeling van diabetes type 2 patiënten draagt bij aan de vermindering van diabetes gerelateerde complicaties.

Conclusie

  • Frequentie tandenpoetsen is gelinkt aan HVZ
  • Parodontitis is een risicofactor voor het ontstaan van bepaalde aandoeningen, hoe deze relatie precies is, is nog niet bekend.
  • Er is een link tussen HVZ en parodontitis, erfelijkheid speelt hier mogelijk ook een rol bij.
  • Parodontale behandeling bij diabetes patiënten zonder overgewicht kan zorgen voor een verlaging van HbA1c. Als de patiënt iets aan overwicht kan doen dan is dit erg belangrijk.

Prof.dr. Bruno Loos is in 1981 afgestudeerd als tandarts. Na een periode algemene praktijk behaalde hij een MSc in de parodontologie en een PhD in de orale biologie, beide in de VS. Loos is hoogleraar parodontologie en werkt full time bij ACTA. Hij leidt daar het MSc programma parodontologie en is voorzitter van de sectie parodontologie/biochemie. Zijn onderzoek is gerelateerd aan systemische effecten van parodontitis en effecten van parodontale behandeling op algemene gezondheid. Daarnaast bestudeert hij aspecten van de vatbaarheid voor parodontitis (genetische en immunologische factoren), alsmede aspecten van peri-implantitis (microbiologie, effecten van behandeling).

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Bruno Loos tijdens het congres PARO2015 van Bureau Kalker .

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis
beperking

Mondzorg bij mensen met een beperking

De Vlaming Luc Marks coördineert een wetenschappelijk onderzoek over mondgezondheid bij mensen met een mentale beperking. Voor dit onderzoek werden maar liefst 16000 atleten afkomstig uit 49 verschillende landen in Europa en Eurasia onderzocht. Ruim 40% van de Nederlandse Special olympiërs bleek duidelijke gingivale problemen te hebben. “Er is dus werk aan de winkel.” Helaas kon hij er niet meer over vertellen omdat er nog een embargo op zijn onderzoek rust. De resultaten verschijnen dit jaar nog in een hoogstaand wetenschappelijk tijdschrift en zullen dan openbaar zijn.

Meer vergoeding
Hij kon wel vertellen dat België schrok van de resultaten en zich besefte dat er voor mensen met een beperking meer behandelingen vergoed zou moeten worden. Daarom werd in België voor mensen met een beperking het budget voor tandsteenreiniging verviervoudigd. Daarnaast kwamen ook specifieke behandelingen zoals extracties en uitneembare protheses weer terug in het pakket. Ook de specifieke conserverende zorg zal in 2015 nog een extra financiële tegemoetkoming krijgen en….last but nog least…per 2016 zal er een opleiding Mondhygiënist starten. De opleiding krijgt een verplichte stage en onderwijs over mensen met een beperking.

Tips
Tandarts met kennis
Belgisch onderzoek dat juni 2015 wordt gepubliceerd heeft aangetoond dat ouders van patiënten met Down syndroom expliciet vragen naar een tandarts met extra kennis in deze doelgroep. Zo’n specialist kan namelijk tips geven waar zij echt wat aan hebben. Bijvoorbeeld de tip over napoetsen. Hierbij blijkt ook de individuele aanpak van belang.

Aangepaste tandenborstel
Het gebruik van een specifieke en individueel aangepaste tandenborstel kan motiveren om zelf goed te gaan poetsen. Een elektrische borstel verdient bij deze doelgroep duidelijk de voorkeur. Bij gebruik hiervan is een extra instructie wel aanbevolen. Een leercurve dient in acht genomen te worden. Marks haalde ook nog de elektrische tandenborstel met de ingebouwde Blue Tooth technologie aan. “Dit heeft echt een toegevoegde waarde, waardoor men zo mooi kan evalueren! Precies die gegevens die ik wil weten: Wie heeft er wel en niet gepoetst en waar wel en waar niet. Bovendien kan zo het familielid van een patiënt met een beperking het ook zien. Hij geeft ook een signaal bij te hard drukken. Dus als iemand tijdens het poetsen blijkt geeft van discomfort en het signaal gaat af, dan weet je nu waardoor dat veroorzaakt wordt.”

Geen verschil
Ook Marks was heel stellig: “Er mag geen verschil in mondzorgkwaliteit zijn tussen niet-beperkten en beperkten! Onze overheden hebben deze aanbeveling van de Verenigde Naties ondertekend en dienen deze dan ook te respecteren.”

Prof. dr. Luc Marks is Hoofd Centrum Bijzondere Tandheelkunde in het Universitair Ziekenhuis Gent, België .

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Luc Marks tijdens het NVM-voorjaarscongres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z
Slijtage

Slijtage! En nu?

Wat zijn de consequenties van erosieve slijtage? Welke stappen zijn er bij de behandelplanning? Lees het verslag van de lezing van tandarts Erik-Jan Muts.

Consequenties slijtage

– Verlies van vorm
Gevolg lengte/breedte verlies. Bij slijtage neemt de lengte/breedte-ratio af. In de praktijk kan het handig zijn de tabel van Magne et al. 2003 te gebruiken. Mannen hebben over het algemeen forsere tanden dan vrouwen. Meten=weten, gebruik bijvoorbeeld een schuifmaat om de lengte van elementen te bepalen zodat je kunt achterhalen wat er precies is gebeurd.

Breedte Lengte  Lengte/breedte ratio
Centrale, met slijtage 9.10 11.69 0.78
Centrale, zonder slijtage 9.24 10.67 0.87
Laterale, met slijtage 7.07 9.75 0.73
Laterale, zonder slijtage 7.38 9.34 0.79

– Verlies van positie
Als gevolg van slijtage verandert niet alleen de vorm van het element ook de positie verandert vaak. Meestal als gevolg van dentoalveolaire compensatie. Hierbij wordt ook gekeken naar het verloop van de gingiva. Beschreven door Camara in 2010 (Aesthetics in Orthodontics).

Evaluatie
Screeningsmodule: het gebitsslijtage beoordelingssysteem (GBS) – ontwikkeld door Wetselaar – wordt onder andere gebruikt op het ACTA. Via het systeem kunt u snel in kaart brengen wat er aan de hand is. Elk sextant krijgt een score.

Lees ook de 9 elementen van het gebitsslijtage beoordelingssysteem: Dentalinfo

Treatment need
Indicaties stroomschema van GBS om te besluiten tot behandeling. Beschermmal is ook behandelen.

Behandelplanning

4 stappen voor de behandelplanning:

– Wax-up
Vervaardig modellen, maak een facebow registratie en leg de beet vast in Centrale Relatie (CR). Centrale Relatie (CR) of Maximale occlusie (MO)? Behandelplanning altijd CR want u kunt altijd nog naar MO. Zo kan men bijvoorbeeld bij een klasse-II occlusie ervoor kiezen om wel in MO te gaan opwassen, anders ontstaat er nog een grotere overbeet.

Om een voorstelling te krijgen maakt u een wax up om te bekijken waar u naar toe gaat maar ook om aan te geven wat de patiënt kan verwachten. Aan de hand van een wax-up kunt u duidelijk zeggen waar de behandeling naartoe gaat en wat de kosten zijn.

– Mock-up
Gebruik de maltechniek met tijdelijk vulmateriaal. Hiermee evalueert u de esthetiek en functie.

-Test-drive
Zet de mock-up over in composiet voor evaluatie van de functie. Bekijk of er slijtage van de composiet is.

– Final
Zet de composiet over in litiumdisilicaat (e-max) of hybride composieten.

Research
Uit onderzoek is het advies om bij Vertical Dimension of Occlusion (VDO):
VDO < 5mm = direct behandelen
VDO > 5mm = eerst vaste splint om beethoogte uit te testen

Bescherming met behulp van een splint

Referentie

1. Incisiefpunt
Zichtbaarheid centrale incisieven bovenkaak in rust. Pas op voor een hypermobiele lip: als er meer dan 10 mm verschil is van ontspannen naar lachen. Ook de lachlijn en incisaallijn worden hier meegenomen.

2. Lachlijn
De lachlijn gaat lager liggen bij het ouder worden. Vrouwen hebben vaak een hogere lach lijn. De lijn geeft informatie over de eventuele noodzaak van een tandvleescorrectie.

3. Asrichting
Inclinatie, nasolabiale hoek, as-richting.

4. Horizontaal vlak van occlusie
Bipupillaire lijn, bicondylairelijn, mondhoeklijn, vlak van camper.

Richtlijnen voor behandeling
1. Front- hoektandgeleiding
2. Asrichting bovenkaak 70-80 graden
3. SOB ±4mm
4. VOB ±3mm
5. Bekijk eerst of er alleen een vorm verandering of ook een positie verandering is, bepaal dan of je dit restauratief op kunt lossen of dat je orthodontie moet toepassen. Bespreek dit vervolgens met de patiënt.

Vergoeding
De kosten van een slijtagebehandeling bedragen €250 per tand. U kunt dus beter eerder behandelen en niet wachten zodat er steeds meer elementen behandeld dienen te worden.. Bij slijtage aan 8 of meer tanden kan een vergoeding aangevraagd worden vanuit de basisverzekering, maar behandeling is dan vaak complex.

Erik-Jan Muts voltooide in 2013 zijn studie tandheelkunde aan de RuG en is sindsdien werkzaam bij MP3 Tandartsen te Apeldoorn en Beekmans Tandartsen te Laren. In zijn laatste master jaar volgde Erik-Jan Muts een stage voor Restauratieve Tandheelkunde bij PRO Rotterdam en onlangs heeft in november 2013 de 3M Espertise Talent Awards 2013 gewonnen met een klinische presentatie ‘Digitaal Rehabilitatie Concept’. Onlangs heeft hij de opleiding Restauratieve Tandheelkunde bij Sjoerd Smeekens afgerond en in 2015 start hij met promotie onderzoek onder begeleiding van prof. dr. M.S. Cune naar de digitale behandel mogelijkheden van slijtage.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van de heer E. Muts, MSc, Schepke tijdens de klinische avond Slijtage en restauratief herstel van het Wenckebach Instituut. UMCG

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
tandarts

Wat te doen bij acute medische noodsituaties?

Wanneer er een acute medische noodsituatie (bijvoorbeeld het wegvallen van de patiënt) zich voordoet in de praktijk dan is het goed om te onthouden dat de tandarts niet moet gaat uitzoeken wat er precies aan de hand is. Door de ABCDE (hieronder uitgelegd) stap voor stap na te lopen, kan de tandarts de acute situatie onder controle houden totdat er medische hulp aanwezig is. Met de ABCDE wordt datgene behandeld waar de patiënt het eerst dood van gaat, wordt de situatie niet erger gemaakt en kan er op tijd en gericht hulp gezocht worden.

Verslag van de lezing van Martine Oosterloo, spoedeisende hulp arts, tijdens het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland.

Wat kan een tandarts systematisch doen in de tijd totdat de spoedeisende hulp er is?
Wanneer er een acute medische noodsituatie (bijvoorbeeld het wegvallen van de patiënt) zich voordoet in de praktijk dan is het goed om te onthouden dat de tandarts niet moet gaan uitzoeken wat er precies aan de hand is. Door de ABCDE (hieronder uitgelegd) stap voor stap na te lopen, kan de tandarts de acute situatie onder controle houden totdat er medische hulp aanwezig is. Met de ABCDE wordt datgene behandeld waar de patiënt het eerst dood van gaat, wordt de situatie niet erger gemaakt en kan er op tijd en gericht hulp gezocht worden.

Bij een gecollabeerde patiënt moet het volgende protocol in acht genomen worden:

  1. Spreek de patiënt aan.
  2. Kijk, luister en voel de ademhaling, maximaal 10 seconden.
    Indien geen ademhaling: Start reanimatie/BLS-AED en bel 112.
    Indien wel een ademhaling: Zoek hulp en bel 112. Voer de ABCDE uit.

ABCDE

  • A =Airway
    Zorg dat de luchtweg vrij is. Eventueel slijm of bloed of braaksel kan weggezogen worden. Om de luchtweg meer ruimte te geven kan de kaak naar voren worden gehouden.
  • B = Breathing
    Om te erachter te komen of er ademhaling is, moet er naar de patiënt worden gekeken, geluisterd en gevoeld. Indien geen ademhaling: start BLS. Zeer trage ademhaling: overweeg beademen.
  • C= Circulation
    Om te controleren of er sprake is van circulatie zijn ook de zintuigen belangrijk. In de hals kan gevoeld worden of er sprake is van een hartslag. Verder zijn kleur, duizeligheid en zweten belangrijke factoren waar naar gekeken kan worden. Wanneer een patiënt zweet dan is dit een alarm signaal. Leg de patiënt plat, eventueel met de benen omhoog, bij een zwakke pols. Geen pols of tekenen van leven (meer)?: start BLS.
  • D = Disability
    Hier wordt gekeken naar reactie van de patiënt. Er kan bijvoorbeeld worden gekeken naar bewustzijnsniveau (indien gedaald, denk bv aan hypoglycaemie) en/of de patiënt zijn/haar ledematen symmetrisch kan bewegen (CVA).
  • E = Exposure
    Hier wordt gelet op huidafwijkingen en temperatuur van de patiënt. Dit kan bijvoorbeeld wijzen op een allergische reactie of anafylactische shock. Bij een anafylactische shock moet er een epipen/adrenaline 300 mcg intramusculair toegediend worden en direct 112 gebeld worden.

Noodset in de tandartspraktijk
Een noodset in de tandartspraktijk kan in acute situaties zeer van toepassing zijn. Hierin hoort bijvoorbeeld de epipen, glucagon en nitroglycerine. Veel praktijken hebben ook een AED. Open de discussie in uw praktijk(groep), eventueel in samenwerking met de lokale apotheek of huisartsenpraktijk, over hoe u een dergelijke noodset kunt onderhouden. Train uw EHBO- vaardigheden regelmatig.

Martine Oosterloo is Emergency Physician/SEH-arts KNMG bij UMCG, Instructeur ALS, SBMS, CRM bij University Medical Center Groningen en Instructeur Advanced Life Support bij OSG VvAA, Voorzitter Centrale VIM Commissie bij Ambulance Zorg, Transformationeel trainer & coach bij Closing-the-loop training&coaching

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde’ van de Stichting PAOT-Noord Nederland.

 

Lees meer over: Casus, Communicatie, Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Ondernemen, Thema A-Z
Bot (niet) weg: waardoor verdwijnt bot?

Bot (niet) weg: waardoor verdwijnt bot?

In de dagelijkse praktijk zien we veel patiënten met botverlies in de kaak. Dit treedt op bij ontstekingen, kaakcystes en tumorinvasie in bot. Ook kennen we situaties waarbij bot niet meer resorbeert. Wat zijn de mechanismen van het verdwijnen van bot en hoe kunnen medicijnen dit beïnvloeden?

In de dagelijkse praktijk van tandarts en kaakchirurg zien we veel patiënten met botverlies in de kaak. Zo treedt dit op bij ontstekingen, kaakcystes en tumorinvasie in bot. Daarnaast kennen we situaties waarbij bot niet meer resorbeert. Wat zijn de mechanismen van het verdwijnen van bot en hoe kunnen medicijnen dit beïnvloeden? Verslag van de lezing van oncoloog dr. Max Witjes. Met enkele klinische beelden.

De mechanismen van botremodelering
Resorptie van het bot gebeurd alleen door osteoclasten. Tot op heden is alleen van deze cellen bekend dat ze dit kunnen. De werkwijze van deze cellen is dat ze aan het bot hechten, een seal-zone onder de cel maken en in deze zone, HCl en proteasen uitscheiden die het bot (het HCl het hydroxyapatiet en de proteasen het collageen) vervolgens oplossen.
Een defect wordt weer gerepareerd door osteoblasten. Osteoblasten bouwen het botweefsel op door eerst osteoid af te scheiden waarna het osteoid calcificeert. Door calcificatie (vorming van hydroxyapatiet) verhardt het osteoid. Soms kunnen gebieden waar dergelijke botombouw heeft plaatsgevonden zichtbaar zijn op een röntgen foto. Vaak is er dan een dichtere botstructuur die als een opaciteit zichtbaar is. In feite is dit een litteken in het bot. Dit heet ook wel een endostosis of osteopetrotisch litteken. Voorbeelden hiervan op röntgenfoto’s worden getoond.

Wat zet aan tot remodelering?
De aansturing van botremoddeling gebeurd door de osteoblast. Dit is de centrale cel in afbraak en aanmaak van bot. Signaalmoleculen geproduceerd door de osteoblast (RANK ligand, ofwel RANK-L) zetten monocyten in het bloed aan om te fuseren tot een meerkernige osteoclast met RANK receptoren. RANK-L is een eiwit dat wordt afgegeven door osteoblasten en is belangrijk bij de vorming en regulatie van osteoclast activiteit. Osteoprotegerin (OPG) is een ander eiwit dat wordt afgegeven door de osteoblasten en de binding tussen RANK-L en de RANK receptor blokkeert, doordat OPG bindt aan RANK-L. Indien er veel RANK-L aanwezig is, is er sprake van meer osteoclast activiteit – en dus meer botresorptie – dan als er minder RANK-L aanwezig is.

Bot weg
Iedere pathologische conditie in het kaak kent een ander mechanisme van verstoren van de normale botremoddeling. Bijvoorbeeld bij infectie kunnen bacteriën stimuleren de productie van RANK-L. Vanuit de reumatologie is bekend dat B- en T-cellen vermoedelijk de osteoblast en osteoclast kunnen stimuleren tot resorptie.
Bij cysten wordt de druk die de cyste op het bot uitoefent geregistreerd door osteocyten in het bot – door de groei van de cyste – en stimuleren hierbij de RANK-L productie. Ter verduidelijking kun je het effect laten zien als de cystewand geopend wordt en gezorgd wordt dat de wand open blijft d.m.v. een pelotte. Als je de druk wegneemt hiermee stopt de botresorptie en vindt er weer botformatie plaats en kan de cyste kleiner worden (marsipualisatie van de cyste).
Tumoren kunnen parathormoon-achtige signaalmoleculen uitscheiden die vervolgens de osteoblast stimuleren om osteoclasten te vormen. Hiermee kan de tumor verder het bot in groeien.

Bot niet weg
Veel kennis over bot resorptie is opgedaan bij genetische afwijkingen en bijwerkingen van medicijnen.
Zo zijn er enkele genetische afwijkingen die leiden tot zeer dicht bot of een overmaat aan bot.

  • Genetische afwijkingen die leiden tot metabole stoornissen in de osteoclast.
  • Osteopetrose: er is geen HCl productie in de osteoclast. Hierdoor is er een slechte resorptie van bot. Hierdoor ontstaan abnormaal grote botten waarbinnen er weinig ruimte is voor merg. Als de osteopetrose ernstig is dan blijft er zo weinig merg over dat vaak kinderen op jonge leeftijd al overlijden aan de gevolgen van anemie of infecties.
  • Pycnodysostosis: De osteoclast produceert geen cathepsine K (breekt collageen af)
    Hierdoor ontstaat dicht bot, wat erg gevoelig is voor osteomyelitis. Er is minder merg maar dit leidt bij deze ziekte niet tot ernstige anemie. Wel zijn de patiënten vaak klein van lengte. De botten zijn vaak erg bros en breken makkelijk. Bij de casus die werd getoond bleek dat er ook geen paranasale sinussen waren aangelegd.
  • Ziekte Van Buchem, een afwijking die vooral aanwezig is in populaties waar veel incest/inteelt is.
    Er is een afwijking in het eiwit sclerostine, wat normaliter een stop signaal geeft aan de osteoblasten bij de aanmaak van osteoid. De vorming van osteoid gaat door en dit leidt tot vormafwijkingen van het skelet waarbij gigantiforme kaken ontstaan. Erg dicht bot met een forse toename van de botmassa. Doordat de vorming van bot doorgaat gaan de kanalen dicht waar hersenzenuwen door lopen. Hierdoor treedt er compressie van de hersenzenuwen (kan leiden tot uitval van de nervus facialis en de nervus acusticus)

Metabole stoornissen kunnen leiden tot een tekort aan bot resorptie. Door medicatie gebruik zoals bisfosfonaten, die worden voorgeschreven om bot afbraak tegen te gaan bij osteoporose, of het voorkomen van pathologische fracturen zoals bij /ziekte van Kahler.
Bisfosfonaten binden zich aan calcium en bij een actieve osteoclast worden de bisfosfonaten opgenomen in de cel. Hierdoor treedt apoptose van de osteoclast op. Dit vermindert/stopt de botresorptie. Als er langdurig en voornamelijk intraveneus bisfosfonaten zijn gegeven dan leidt dit tot een afname van de botresorptie, ook wanneer resorptie wel wenselijk is. Hierdoor vindt er bij een extractie geen botremodelering plaats en priemt het scherpe bot door de dunne mucosa heen. Het bot heeft daardoor geen mogelijkheid om goed te helen.

Voorbeelden botafwijkingen op een OPG
Er worden enkele voorbeelden gegeven van botafwijkingen waarbij ongeremde botafbraak is waarvan de oorzaak niet goed bekend is (Gorham’s disease of Vanishing bone disease) Verder worden er voorbeelden getoond van osteopetrotische littekens en cementomen en fibro osseuze laesies.

Max Witjes is kaakchirurg-oncoloog bij het UMCG.

Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Wenckebach Instituut

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z