wet, hamer, weegschaal

Wet arbeidsmarkt in balans: nieuwe regels rond arbeidscontracten en ontslag

De regels rond arbeidscontracten en ontslag zijn vanaf 1 januari 2020 vastgelegd in de Wet arbeidsmarkt in balans. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelden Miechel Rooth (KNMT) en Heiko van Es (VvAA) wat er in de regels veranderd is voor praktijkhouders.

Wet arbeidsmarkt in balans

Door de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans is het arbeidsrecht per 1 januari 2020 ingrijpend gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op:
1. ketenregeling (aantal tijdelijk contracten)
2. oproepcontracten
3. premiestelsel WW
4. ontslagrecht
5. transitievergoeding
6. compensatieregelingen

1. Ketenregeling

De ketenregeling regelt het aantal contracten dat je kunt sluiten voordat er een vast contract ontstaat met een werknemer. Tot 1 januari 2020 mochten er maximaal drie tijdelijke contracten in twee jaar worden afgesloten. Deze keten begon opnieuw te lopen na een onderbreking van meer dan zes maanden. Sinds 1 januari 2020 geldt dat er maximaal drie tijdelijke contracten in drie jaar mogen worden afgesloten. De onderbreking van zes maanden voordat een nieuwe keten begint te lopen, is hetzelfde gebleven.

2. Oproepcontracten

Van een oproepovereenkomst is sprake als ‘de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid van een maand (nul-urencontract of een min-maxcontract) of als er sprake is van een loonuitsluitingsbeding. Er staat dan bijvoorbeeld in het contract dat een werknemer de eerste zes maanden geen loon krijgt als er geen werk is.
Als er sprake is van een oproepovereenkomst gelden er sinds 1 januari 2020 strengere regels. Je moet nu iemand minimaal vier kalenderdagen van te voren schriftelijk of elektronisch oproepen. Als je dat niet doet en iemand binnen die vier kalenderdagen oproept, dan hoeft de oproepkracht hier geen gehoor aan te geven. Ook kun je de oproep niet meer intrekken of wijzigen zonder dat je loon bent verschuldigd. Als je bijvoorbeeld iemand niet meer nodig hebt omdat patiënten op de dag van de behandeling afbellen, dan ben je toch loon verschuldigd. Je kunt dan de oproepkracht beter ander, niet-patiëntgebonden werk laten doen.
Bij een oproepbijeenkomst die langer dan twaalf maanden duurt, ben je verplicht een aanbod te doen voor een vaste arbeidsomvang gebaseerd op het gemiddelde aantal uren in de twaalf maanden ervoor. Dit geldt ook voor contracten die al voor 1 januari 2020 zijn aangegaan. Als je dit aanbod niet doet, dan kan de oproepkracht loon vorderen over de gemiddelde arbeidsomvang. De werknemer is niet verplicht om het aanbod te accepteren.

Nul-urencontract

Bij een nul-urencontract wordt de opzegtermijn voor de werknemer gelijk aan de oproeptermijn, dus vier kalenderdagen. Dat kun je voorkomen door in een contract voor een bepaalde tijd geen tussentijds opzegbeding op te nemen. Je kunt dan als werkgever ook niet tussentijds van de werknemer af.

3. Premiestelsel WW

Er is een nieuwe WW-premiestelsel. Tot 1 januari 2020 was het zo dat alle werkgevers in Nederland ingedeeld waren in sectoren. De WW-premie die je moest betalen was gedeeltelijk afhankelijk van de instroom van de werknemers uit die sector in de WW.
Met de Wet arbeidsmarkt in balans is de premie afhankelijk geworden van de soort arbeidsovereenkomst die je bent aangegaan met de werknemer. Voor flex-contracten geldt daarbij een hoge premie en voor vaste contracten een lage premie. Zo krijg je als praktijkhouder veel meer grip op de WW-premie die je betaalt.
Een flex-contract kan een tijdelijk contract zijn of een vast contract met een wisselend aantal uren (nul-urencontract of min-maxcontract). Om in aanmerking te komen voor de lage WW-premie moet sprake zijn van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een brief waarin staat dat de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst is, is onvoldoende. Kortom, er moet sprake zijn van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (of een addendum) dat door beide partijen is ondertekend. Is daar geen sprake van, dan moet de hoge premie worden betaald.

Als je een parttimer (op jaarbasis) meer dan 30% laat werken dan de contracturen, dan moet je met terugwerkende kracht toch nog de hogere premie betalen. Pas dus op met overwerk.

4. Ontslagrecht

In 2015 is er een nieuw ontslagrecht ingevoerd, omdat er rechtsongelijkheid bestond. Voor 2015 stond namelijk de kantonrechter centraal die een ontslagvergoeding kon toekennen. Dit leidde tot verschillende vergoedingen in gelijke gevallen. Als het ontslag via het UWV werd aangevraagd, kreeg de werknemer zelfs helemaal geen vergoeding.
Per 1 juli 2015 is het ontslag formeler geworden. Er zijn een aantal gronden vastgelegd op basis waarvan de werknemer ontslagen kan worden, namelijk:
a. bedrijfseconomische redenen
b. langdurige arbeidsongeschiktheid
c. frequent ziekteverzuim
d. disfunctioneren
e. verwijtbaar handelen of nalaten
f. werkweigering wegens gewetensbezwaar
g. verstoorde arbeidsverhouding
h. andere omstandigheden (zeer beperkte restgrond)

Toevoeging ‘i-grond’

Elke grond moest hierbij 100% onderbouwd zijn. In de praktijk bleek dit lastig te zijn, waardoor ontslag vaak onmogelijk was. Daarom is er nu de ‘i-grond’ aan toegevoegd. Dit komt er op neer dat je verschillende gronden mag combineren. Als er bijvoorbeeld twee gronden voor75% onderbouwd kunnen worden, kan de rechter de arbeidsovereenkomst toch ontbinden.
Bij toepassing van de ‘i-grond’ moet wel meer transitievergoeding betaald worden (maximaal 50%).

5. Transitievergoeding

Vanaf 1 januari 2020 bedraagt de transitievergoeding vanaf het begin van het dienstverband een derde maandsalaris per dienstjaar (zonder afrondingen). Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen grote en kleine werkgevers en er zijn ook geen leeftijdstoeslagen meer.
Het maandsalaris hierbij is inclusief vaste loonbestanddelen (vakantiegeld, eindejaarsuitkering, vaste toeslagen, bonus). Bij korte flex-contracten moet je nu ook een transitievergoeding betalen.

6. Compensatieregelingen

Voor de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) was het zo dat je als werkgever na twee jaar ziekte van een werknemer ontslag kon aanvragen bij het UWV. Dan hoefde je geen ontslagvergoeding te betalen. Sinds 1 juli 2015 moest een werkgever in zo’n situatie wel een transitievergoeding betalen. Veel werkgevers vonden dit onrechtvaardig, omdat ze al twee jaar loon hadden doorbetaald en vaak ook reïntegratiekosten hadden betaald. Resultaat was dat ze zo’n medewerker vaak niet ontsloegen, maar slapend in dienst hielden. De Hoge Raad heeft bepaald dat goed werkgeverschap verplicht om medewerking te verlenen aan betaling van de transitievergoeding indien de werknemer daar om verzoekt.
Vanaf 1 april 2020 kan daarom de werkgever die een transitievergoeding heeft betaald na twee jaar ziekte deze transitievergoeding (gedeeltelijk) gecompenseerd krijgen. Deze regeling geldt ook met terugwerkende kracht: als na 1 juli 2015 voor een werknemer een transitievergoeding is betaald als deze twee jaar ziek was, kan deze vergoeding alsnog teruggevorderd worden. Dit moet dan wel voor 1 oktober 2020 worden aangevraagd.

Compensatie bij staking onderneming

Als je als werkgever je onderneming staakt, moet je je werknemers ontslaan en dus een transitievergoeding betalen. Vanaf 1 januari 2021 zullen kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers) waarschijnlijk gecompenseerd worden voor de transitievergoeding die zij moeten betalen als gevolg van bedrijfsbeëindiging door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, ziekte of overlijden. Hiervoor geldt geen terugwerkende kracht. Als je dus je bedrijf wilt beëindigen vanwege ziekte of het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, kan het handig zijn te wachten tot 1 januari 2021.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Bent u voorbereid op de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans?’ door Miechel Rooth (KNMT) en Heilo van Es (VvAA) tijdens Praktijk Anno Nu.

Lees ook:
Dental HR Toolkit: voorbeelden en tips voor personeelsmanagement

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Personeel
Hoe kun je het beste feedback geven?

Hoe kun je het beste feedback geven?

Al jaren horen we niets anders dat de Sandwich methode, dé methode is om iemand feedback te geven op zijn gedrag. Feedback is immers een cadeautje. Maar is dat wel zo?

Video door: Anna Berends van Loenen.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel, Thema A-Z, Werken met plezier
Hoe kun je verzuim voorkomen?

Hoe kun je verzuim voorkomen?

Iedere werkgever krijgt wel een keer te maken met een zieke werknemer. Sommige ziekten zijn niet te voorkomen, maar aan andere ziektegevallen kun je als werkgever wel degelijk iets doen. Diana in den Bosch-Hoornik, operationeel manager bij Jeugdtandarts Waalsprong en Beuningen, vertelde op Praktijk Anno Nu over verzuimbeleid.

Wit, grijs en zwart verzuim

Bij verzuim is er onderscheid te maken in wit, grijs en zwart verzuim. Onder wit verzuim vallen de gebroken benen en andere ziektebeelden waaraan zowel werknemer als werkgever niet zo veel kan doen. Grijs is de categorie ‘je niet zo lekker voelen’, waarbij niet altijd duidelijk is of er nog doorgewerkt kan worden. Bij zwart verzuim zijn er altijd andere oorzaken in het spel. Volgens het CBS zijn er 765.000 langdurige ziektemeldingen per jaar. Bij slechts 30% van deze meldingen is sprake van een duidelijke medische reden, dus 535.000 ziekmeldingen per jaar hebben geen zuiver medische oorzaak.

Wat kun je als praktijk doen?

Een praktijk is verplicht om een verzuimprotocol te hebben. Hierin zijn zaken rondom verzuim vastgelegd, bijvoorbeeld bij wie en hoe laat je je ziek moet melden.

Als een medewerker voor langere tijd ziek is, is het belangrijk om een reïntegratieplan op te stellen. Dit gebeurt in de driehoek arbodienst/bedrijfsarts – werkgever – medewerker. Hierbij moet een evaluatie plaatsvinden en een plan opgesteld worden, waardoor de medewerker kan terugkeren naar de werkvloer.

Arboarts of bedrijfsarts

De meeste tandartspraktijken zijn aangesloten bij een arbodienst. Bij een langdurige zieke werknemer moet dan contact opgenomen worden met de arboarts om deze werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te krijgen. Arboartsen hebben echter vaak een zeer lange wachtlijst. Je kunt ook een bedrijfsarts inschakelen. Deze heeft vaak een kortere wachtlijst en de lijnen met de bedrijfsarts kunnen korter zijn. Ook verwijst deze gemakkelijker door naar bijvoorbeeld een psycholoog of orthopeed.

Teambuilding

Teambuilding is van belang om het ziekteverzuim omlaag te brengen. Bij een goed team heb je een laag ziekteverzuim. Het is daarom belangrijk als praktijkmanager de werkvloer op te gaan en de sfeer te proeven. Zorg dat je weet wat er speelt en toon betrokkenheid. Het tonen van empathie is van grote invloed op het verzuim. Iedereen heeft wel eens een aai over zijn bol nodig.

Als een medewerker problemen heeft, is het de kunst deze aan het werk te houden. Geef bijvoorbeeld een medewerker met jonge kinderen die gaat scheiden, de ruimte. Laat weten dat ze eerder naar huis kan als ze geen kinderopvang heeft. Zo vergroot je de kans dat ze zich niet ziek meldt. Vertel dat als het een dag niet goed gaat, ze dat kan aangeven, waarna er een oplossing wordt gezocht.

Evaluatie

Evaluatie met medewerkers is erg belangrijk. Je moet steeds blijven communiceren. Bij problemen met medewerkers moet je het gesprek aangaan. Je kunt vragen of er iets is, of je ergens mee kunt helpen. Een goede vraag is: “Heb je het hier nog naar je zin?” Benadruk dat je iemand wilt helpen.

Achter de medewerker zit een mens en die moet je benaderen. Voordat problemen ontstaan, moet je iemand al vertellen dat hij erg belangrijk is. Als er punten spelen, kun je die in jaargesprekken aan de orde stellen en in een verslag vastleggen. Ook als je alles goed voor elkaar hebt, kan het soms toch mis gaan. Het kan voorkomen dat je van iemand afscheid moet nemen als hij niet op zijn plaats zit.

Diana in den Bosch-Hoornik is operationeel manager bij Jeugdtandarts Waalsprong en Beuningen. Zij heeft een bedrijfskundige achtergrond en is arbeids- en organisatiepsychologe.

Verslag door Yvette in ’t Velt van de lezing door Diana in den Bosch-Hoornik ‘Bestrijden van verzuim’ op Praktijk Anno Nu.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Personeel
Voorwaarden voor een succesvol team

Voorwaarden voor een succesvol team

Als tandarts / praktijkhouder van het tandheelkundig team werk je keihard om de praktijk succesvol te laten zijn. Veelal als zorgverlener (tandarts), maar tevens als leider van de praktijk en het team. Waaraan moet je jouw tijd besteden als leider om alles uit het team te halen? Welke voorwaarden dien je als leider te creëren?

Rol van de tandarts

Als tandartsen het over het (gewenste) functioneren van hun team hebben, worden vaak termen gebruikt als: verantwoordelijkheid, proactiviteit, patiëntgerichtheid, empathie en samenwerken. Al deze woorden gaan over hóe mensen hun werk doen. Oftewel, medewerkers wordt gevraagd bepaald gedrag te vertonen. Hiermee rekening houdende vraagt dit van de tandarts / praktijkhouder (oftewel, de leider van het tandheelkundig team) een bepaalde rol van leiding geven. Deze rol gaat in op het formuleren van een praktijkdoel en het zoeken van medewerkers die hierbij passen. Om hen vervolgens te faciliteren, te enthousiasmeren en te helpen de praktijk succesvol te laten zijn en eventueel ook zichzelf te ontwikkelen. Leiderschap vraagt om visie, vertrouwen en het vermogen om los te laten.

Creëren van voorwaarden

Binnen zijn rol als leider van het team dient de tandarts / praktijkhouder de volgende voorwaarden te creëren.

  1. Zorg voor een duidelijke visie en missie (= ambitie)
    De visie en missie zou je ook kunnen formuleren als de kernwaarden en ambitie van het team. Door deze helder te formuleren zijn de uitgangspunten helder voor jezelf en voor het team. Dit geeft richting en toekomst aan de praktijk wat ook de bijdrage voor iedere medewerker aan het succes van de praktijk veel beter inzichtelijk maaktJe kunt op een eenvoudige manier boven water halen wat de kernwaarden zijn binnen het team, oftewel waar jullie met elkaar voor staan. Als je wilt weten waarom je medewerkers iedere dag weer naar de praktijk komen, leg ze dan de volgende vraag voor: “Wat ga je missen als je hier niet meer mag werken?” En waarom is het zo interessant dit te weten? Omdat dat wat je medewerkers missen is wat ze met elkaar delen.
  2. Selecteer medewerkers die passen bij je visie en missie (= gedeelde ambitie)
    Succesvolle teams hebben een gedeelde ambitie, dus bij het selecteren van nieuwe medewerkers is het belangrijk mensen te zoeken met dezelfde ambitie als de praktijk. En selecteer nieuwe medewerkers dus vooral niet om hun vaardigheden.Het doel is alleen mensen aan te nemen die geloven wat jij als tandarts / praktijkhouder gelooft. Mensen die zich dus geïnspireerd voelen hierdoor. Vaardigheden zijn namelijk altijd aan te leren bij medewerkers, maar hun houding en motivatie niet. Door op deze manier een groep van mensen bij elkaar te zetten, creëer je een team van gelijkgestemden. Niet van gelijkgestemde karakters, maar wel van mensen met eenzelfde doel of ambitie.
  3. Maak de praktijk als een ‘warm nest’ voor jouw team
    Belangrijkste punt wellicht om hierbij te vermelden is dat zorg altijd wordt geleverd door mensen. En medewerkers zullen dus niet als kostenpost moeten worden gezien, maar als dé toegevoegde waarde in het leveren van tandheelkundige zorg. Oftewel, op de juiste manier investeren in medewerkers zal zich terugverdienen. Er wordt weleens gezegd: alles wat je aandacht geeft groeit. Dit geldt uiteraard ook voor medewerkers. En dat begint direct bij het aannemen en inwerken van nieuwe medewerkers. Een warm welkom is een belangrijke start. Medewerkers willen namelijk niets liever dan ergens bij horen. Ze willen onderdeel zijn van de praktijk en het team.
  4. Faciliteer ontwikkeling en opleiding
    Eén van de veelgehoorde redenen voor goede medewerkers om te vertrekken is het gebrek aan persoonlijke ontwikkeling en onvoldoende persoonlijke uitdaging. Een reden voor onvrede is ook het ontbreken van de juiste materialen en middelen om het werk goed te kunnen uitvoeren.Uitdaging voor de tandarts / praktijkhouder is dus medewerkers te faciliteren in hun werk met de juiste kennis en de juiste middelen. Het opleiden van medewerkers vergt uiteraard tijd en investering, maar dit verdient zich terug. Enerzijds in de kwaliteit van het werk, maar anderzijds ook in betrokken en gemotiveerd personeel dat loyaal wordt aan een praktijk. En juist die continuïteit van een goed team is een belangrijke voorwaarde voor een succesvol team.
  5. Zorg voor werkzame kaders
    Uitgangspunt is allereerst dat de medewerkers veel verantwoordelijkheid wordt gegeven in het uitvoeren van de werkzaamheden. De medewerkers worden beoordeeld op het resultaat en niet op het uitvoeren van de afzonderlijke taken of procedures. Naast deze ‘vrijheden’ is het heel belangrijk om duidelijke (glasheldere) kaders vast te stellen. De kaders werken niet als een beperking, maar juist als verheldering. De kaders worden gesteld door elke medewerker heel duidelijk te maken waarvoor hij verantwoordelijk is en welk resultaat wordt verwacht. Tevens dient glashelder gemaakt te worden buiten welke grenzen de medewerker zich niet mag bewegen. Dit betekent ook dat je als leider duidelijk optreedt indien de kaders worden doorbroken.
  6. Evalueer de resultaten
    Zonder evaluatie is tijdige bijsturing niet mogelijk. Naast het evalueren van de interne processen is het misschien nog wel belangrijker het ‘welbevinden’ van iedere medewerker te evalueren en samen te kijken naar de toekomst. Het welbevinden van de medewerker staat namelijk in nauw verband met de manier van samenwerken en het enthousiasme waarmee mensen hun werk doen.Gemotiveerde medewerkers zijn altijd op zoek naar informatie over hun presteren om te horen wat zij nog kunnen leren en verbeteren. Met het aanleveren van deze informatie zullen medewerkers nog meer gemotiveerd raken. Iets wat je bijvoorbeeld vaak ziet gebeuren na een functioneringsgesprek. Medewerkers hebben dan (eindelijk) inzicht gekregen in wat goed gaat en waarop zij kunnen verbeteren, waarop zij in de periode daarna weer vol enthousiasme aan de slag gaan. Kortom, het is dus vooral van belang voor de tandarts / praktijkhouder om in gesprek te blijven met je medewerkers. Niet door ze alleen te beoordelen op welke wijze zij hun functie vervullen, maar vooral ook door te beoordelen in hoeverre hun passie en talent tot hun recht komen binnen de praktijk.

Conclusie

Als tandarts / praktijkhouder heb je tevens de rol van ‘leider’ van de praktijk. Binnen deze rol is het advies allereerst (en vooral) te focussen op het creëren van een succesvol team. Zorg wordt namelijk geleverd door mensen en jouw medewerkers zijn dan ook dé toegevoegde (en onderscheidende) factor hierin. In dit artikel is duidelijk aangegeven welke voorwaarden je als leider dient te creëren om een succesvol team te bouwen.

Bron:

Dit artikel is mede gebaseerd op het boek ‘Turbo management’ van Jeroen Busscher. (Business Contact, 2010.)

Door:

Sjoerd Kuiken is eigenaar van Kuiken Praktijkmanagement. Hij adviseert en begeleidt tandartsen in het opzetten van een succesvolle praktijk: financieel gezond, kwalitatieve zorg, prettige werksfeer en professionele mentaliteit. Ook is hij initiatiefnemer van de Dental Management Toolkit, samen met dental INFO. Deze Toolkit biedt online protocollen, video’s en tips, met informatie én praktische oplossingen voor praktijken. Bekijk de documenten voor Management en Organisatie.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel, Thema A-Z, Werken met plezier
Vinden en behouden van mondzorgmedewerkers: werk moet leuk zijn

Vinden en behouden van mondzorgmedewerkers: werk moet leuk zijn

Solange de Groot vertelt waar je op moet letten bij de werving van personeel, hoe het gaat bij een overname en hoe je personeel kunt behouden.

Er komt natuurlijk heel wat kijken bij het hebben en starten van een praktijk. Het werven van personeel is daarvan één aspect. Hoe pak je dat aan?

“Je moet eerst bedenken wie je nodig hebt binnen je team, dat wil zeggen welke functies. Ga je in je eentje een praktijk starten of doe je het samen met een compagnon? Waar wil je met je praktijk naar toe? Welke taken wil je delegeren, wat kun je delegeren? Als je zelf een praktijk neerzet, kun je het helemaal naar je eigen zin doen. Je begint dan vaak klein met een iemand erbij, de assistente. Wil je dat die assistente er echt is voor de patiënten of treed jij op de voorgrond als er een nieuwe patiënt is? Weet wat je wil en wat je kan. Wat wil je niet (meer)? Wat zijn je kwaliteiten en wat zijn je verbeterpunten? Waar ben je trots op? Daar moet je wel even voor gaan zitten. Je kunt het ook groter opzetten. Je ziet ook tandartsen die met een mondhygiënist een samenwerking aangaan. Als je maar grip houdt op wat er gebeurt binnen de praktijk. Jij moet je ding kunnen doen en je moet collega’s zoeken die je kunnen aanvullen.”

Hoe gaat dat bij een overname van een praktijk?

“Dat ligt er een beetje aan. Soms neemt een tandarts een nieuwe tandarts in dienst, omdat hij zelf al weet dat hij over een aantal jaar wil stoppen. De nieuwe tandarts krijgt dan sneller het vertrouwen van de patiënten, omdat die hem gewoon als een collega van de oude tandarts zien. Als de nieuwe collega goed kan opschieten met de assistente die er ook al jaren is, is dat erg positief. Onderschat namelijk nooit de assistente als relatiebeheerder van de patiënten, het is heel fijn als die aanblijft.
Als de oud-eigenaar na een overname in de praktijk blijft werken, kan dat soms wel problemen geven. In hoeverre kan hij zich aanpassen aan de nieuwe situatie? Er gaat toch een nieuwe wind waaien en daar moet hij zich dan wel in kunnen vinden en schikken. Het valt niet mee om te moeten werken met nieuwe protocollen waarbij hij bijvoorbeeld geen tijd meer kan besteden aan dat praatje met mevrouw Jansen. Het is (begrijpelijk) lastig als het niet meer gaat zoals je dat 30 jaar hebt gedaan. Emotie is een belangrijk onderdeel, ook hier.”

Hoe vind je als tandarts een goede opvolger?

“Een goede opvolger vinden is nog lastiger dan het vinden van een goede collega. Ik doe dat ook wel voor praktijken, maar beperk me daarbij tot het zoeken van potentiële kandidaten. Daarbij is het: welke persoon past in deze praktijk? Ik bemoei me niet met het hele financiële gebeuren, want ik ben geen accountant of jurist. Als iemand een praktijk overneemt, gaat het ook om de cijfers. Hoe is de omzet geweest, wat is de vraagprijs, enzovoort. Soms wil een tandarts echt de juiste persoon vinden, maar als hij die na vier jaar nog niet heeft gevonden en hij wil echt stoppen, dan wordt het een ander verhaal. Het is nooit te zeggen hoe lang het duurt voordat er een opvolger gevonden is. Sommige tandartsen gaan pas aan stoppen denken als ze bijvoorbeeld gezondheidsklachten krijgen. In dat geval is de tijd geen vriend. Het maakt dan vaak niet meer uit door wie, áls de praktijk maar wordt overgenomen. Anderen staan regelmatig stil bij hetgeen ze doen en willen en bedenken al ruim van te voren wanneer ze willen stoppen.
Een tip dus voor praktijkhouders om over na te denken: “Wat wil je later doen als je groot bent”?
Denk goed na over je/de toekomst Welke dingen vind je belangrijk als de praktijk wordt overgenomen? Wil je al eerder gaan fuseren bijvoorbeeld? Misschien is er nog een jongere tandarts in de buurt waar je mee kunt samen gaan. Dat kan zowel voor het team als voor de patiënten zeker prettig zijn. Denk ook na over bepaalde transparantie binnen je team.”

Wat gebeurt er met het personeel bij een overname?

“Bij een overname zal het personeel in principe altijd in de overeenkomst worden meegenomen en er blijven werken. Als het personeel een vast contract heeft, gaat dat ook gewoon over. Ga je overnemen, praat dan ook met het team dat er zit. Vraag wat zij willen. Bij een overname gaat het niet alleen over harde cijfers of het pand en de kamers, maar ook over de mensen.
Het kan natuurlijk zijn dat er een personeelslid bij is, waar je als nieuwe tandarts-eigenaar niet content mee bent. Vaak is dat wel wederzijds. Als jij de praktijk anders draait dan dat hij of zij gewend is, kan het zomaar zijn dat deze zijn of haar conclusie trekt en wat anders gaat zoeken. Blijf wel altijd in gesprek. Overname en een nieuwe setting kosten echt tijd. Mensen moeten acclimatiseren, dat is logisch.”

Hoe zorg je er voor dat het verloop onder je personeel klein blijft?

Het is belangrijk om te blijven praten. Hou regelmatig evaluatiegesprekken. Daarmee kom je veel sneller achter bepaalde irritaties die er zijn. Vraag hoe het gaat en of iemand nog dingen wil leren. In hoeverre heeft iemand uitdagingen nodig en kunnen die geboden worden? Bijvoorbeeld een stoelassistente die ook wel preventieassistente wil worden, kun je die cursus laten doen. Ook hier komt het er op neer dat je moet blijven communiceren. Je moet je blijven interesseren in elkaar. Wat doe je aan binding? Zie je iemand alleen maar als medewerker of is hij echt onderdeel van jouw team? Je doet het samen! Je bent zo sterk als je zwakste schakel. En heel belangrijk: zorg dat er ruimte voor ontspanning is. Werk moet leuk zijn, geen opgave. Dat leuke ontstaat vaak als het werk een uitdaging blijft, en als de onderlinge sfeer goed is. Het praktijkuitje hoeft niet te bestaan uit ieder jaar bij hetzelfde restaurant om de hoek uit eten gaan. Je kan het uitje ook iedere keer door andere personeelsleden laten organiseren. De factor ‘LOL’ is SO belangrijk!
Het is niet erg als er af en toe iemand afscheid neemt en er nieuw bloed in de praktijk komt. Maar je hebt toch te maken met relaties. Het is feitelijk net zo als met liefdesrelaties. Het is toch super als je samen de praktijk tot een veilige en fijne tweede basis kunt maken. Blijf in ieder geval openstaan voor persoonlijke ontwikkeling, zie elkaar en blijf communiceren. Neem gerust contact op. Ik denk graag op meerdere fronten met u mee!”

Interview door Yvette in ’t Velt met Solange de Groot, SOdental werving

SOdental bemiddelt in vaste en tijdelijke functies, parttime en fulltime, voor

Lees meer over: Ondernemen, Partnernieuws, Personeel, Praktijkorganisatie, Producten
IGJ- Meer aandacht nodig voor bescherming tegen hepatitis B in de mondzorgsector

IGJ: Meer aandacht nodig voor bescherming tegen hepatitis B in de mondzorgsector

Mondzorgverleners moeten meer aandacht besteden aan bescherming tegen Hepatitis B. Dat concludeert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) na onderzoek bij 39 tandartsenpraktijken.

In totaal heeft de IGJ van 355 medewerkers in de tandartspraktijken de vaccinatiestatus onderzocht. Het gaat dan om tandartsen, tandartsassistenten, mondhygiënisten en tandprothetici. Ongeveer 70 procent bleek voldoende beschermd tegen Hepatitis B. 9 procent was niet voldoende beschermd. 21 procent kon niet aantonen dat ze goed beschermd waren.

Hoe is de situatie nu?

Bij een check vier weken later bleek dat 23 medewerkers die niet goed beschermd waren, dat inmiddels wel zijn. 9 medewerkers zijn nog niet goed genoeg beschermd. 11 medewerkers zijn niet aantoonbaar goed beschermd. Deze twintig mogen voorlopig geen patiënten behandelen. Ze mogen ook niet werken in de sterilisatieruimte. “Instellingen zijn verantwoordelijk voor goed beschermd personeel dat veilig kan werken. Wij zien hier op toe”, zegt de IGJ.

Belang van bescherming

Het is belangrijk dat zorgverleners goed beschermd zijn tegen Hepatitis B. Ze kunnen dit immers overdragen op patiënten. Binnen de mondzorg wordt veel met holle en scherpe instrumenten gewerkt. Daardoor bestaat er een risico op besmetting tijdens mondzorgbehandelingen. Dit risico is gelukkig klein, maar het is wel aanwezig. Daarom is het belangrijk dat mensen die deze behandelingen uitvoeren, goed zijn gevaccineerd. Een chronische hepatitis B-infectie kan leiden tot leverontsteking en uiteindelijk tot leverkanker.

Titerbepaling

Een voldoende bescherming kan je meten in het bloed. Dat noem je een titerbepaling. Voor mondzorgverleners moet de titer hoger dan 100 zijn.

Meldingsplicht hepatitis B

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft, net als voor een aantal andere infectieziektes, een meldingsplicht ingeschakeld voor hepatitis B. Op het moment dat het dragen van hepatitis B niet wordt gemeld kan dit leiden tot een wettelijke maatregel, leidend tot een verbod op beroepsuitoefening. De symptomen van hepatitis B worden toegelicht op de website van RIVM.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Checklist

Bent u Arbo-proof? Bekijk de checklist

De overgangsregeling voor de gewijzigde Arbeidsomstandigheden wet (Arbowet) eindigde op 1 juli 2018. Vanaf dat moment moest iedereen aan de verplichtingen voldoen. Onderzoek geeft echter aan dat dit niet het geval is. Velen riskeren hierdoor een forse boete.

Wijzigingen

Op 1 juli 2017 ging de nieuwe Arbowet in. Deze wet benadrukt preventie en betrokkenheid, en verbetert de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts. De belangrijkste wijzigingen zijn:

• Open spreekuur
• Vrije toegang werkvloer
• Second opinion
• Grotere medewerkersbetrokkenheid
• Duidelijkere rol preventiemedewerker
• Basiscontract arbodienstverlening

Niet op de hoogte

Op 1 juli 2018 verliep de overgangsregeling van de wet: iedereen moet nu aan alle verplichtingen vanuit de Arbowet voldoen. Uit onderzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bleek echter dat onvoldoende MKB’ers hiervan op de hoogte zijn.

ArboNed checklist

ArboNed heeft daarom een checklist ontwikkeld waarin u snel kunt zien of u in voldoende mate geïnformeerd bent en voldoet aan de verplichtingen. Een goed Arbobeleid draagt zowel bij aan het voorkomen van verzuim, als forse boetes.
Bekijk de ArboNed checklist

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Update-wet-en-regelgeving

Update wet- en regelgeving 2019

Tijdens Praktijk Anno Nu gaven de juristen Florien van Woerden en Maarten van de Berg een kort overzicht van wat er in 2019 verandert op het gebied van wet- en regelgeving in de gezondheidszorg en arbeidsrecht en gaven hierbij tips.

Samen beslissen over behandeling

De minister heeft enkele maanden geleden een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer gezonden met enkele wijzigingen in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Een van die wijzigingen gaat over samen met de patiënt beslissen over de behandeling. Nu staat in de WGBO dat er sprake moet zijn van ‘informed consent’ (het geven van informatie aan de patiënt over de behandeling en de risico’s). De wetgever vindt echter dat het meer samen met de patiënt moet, dus samen overleggen over de behandeling. De bedoeling is dat je als zorgverlener niet alleen maar een bepaalde behandeling aanraadt, maar ook alternatieve behandelingsmogelijkheden aangeeft. Je moet van te voren overleg plegen en de vinger aan de pols houden en alles vastleggen in het medisch dossier. Dat overleg is een voortdurend proces.

Tip: begin nu alvast te oefenen met dit overlegmodel, ook al hoeft dat nu nog niet.

Gecombineerde ontslaggrond

De gecombineerde ontslaggrond is onderdeel van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB). Dit is een wijziging op arbeidsrechtelijk gebied die een grote impact kan hebben op werkgevers.
De Wet werk en zekerheid (Wwz) is in 2015 in werking getreden en had vereenvoudiging van het ontslagrecht als doel. Eenvoudiger is het er echter niet op geworden. Een dossier moet aan alle eisen voldoen, anders wordt het ontslag door een kantonrechter afgewezen. De wetgever heeft nu een nieuw pakket aan maatregelen voorgesteld. De belangrijkste wijzigingen zijn de volgende:
• De ketenregeling verandert, waardoor er weer tijdelijke contracten kunnen worden gegeven voor een periode van drie jaar in plaats van twee jaar.
• De proeftijd voor mensen met een vast contract gaat van twee naar vijf maanden.
• Er komt een compensatieregeling voor langdurig zieke werknemers.
• De premieafdracht voor een werknemer die je in vaste dienst neemt wordt lager.

De gecombineerde ontslaggrond is zo belangrijk, omdat het op dit moment erg lastig blijkt te zijn om iemand te kunnen ontslaan. Met de introductie van de gecombineerde ontslaggrond kun je meerdere gronden bij elkaar nemen en op basis daarvan verzoeken om ontbinding. Bijvoorbeeld: bij een werknemer is sprake van disfunctioneren en er is een verstoorde arbeidsverhouding. In de huidige situatie is deze werknemer lastig te ontslaan, in de nieuwe situatie kun je een combinatie van gronden aanvoeren en kan de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. De transitievergoeding wordt in dat geval verhoogd tot maximaal 1,5 keer de ‘normale’ transitievergoeding. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Tweede Kamer. Het is nog niet zeker of het wetsvoorstel in deze vorm door de Tweede Kamer komt.

Tip: zorg voor een brede dossieropbouw.

Vernietigen patiëntgegevens

In de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) die sinds 25 mei 2018 van kracht is, is het recht op vergetelheid opgenomen. Deze regel is echter niet van toepassing op het patiëntendossier. Hiervoor geldt nog steeds de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Hierin staat een bewaarplicht van vijftien jaar. Dit wordt overigens bij de aanstaande wijziging van de WGBO twintig jaar. In de WGBO is ook opgenomen dat een patiënt kan vragen om vernietiging van een dossier. Een wijziging als gevolg van de AVG is wel dat dit dan ‘onverwijld’ moet gebeuren in plaats van binnen drie maanden zoals eerst gold. Als een patiënt vraagt om vernietiging van een dossier, dan moet een tandarts dat doen. Er zijn echter wel uitzonderingsgronden, namelijk:

  • Er is sprake van een aanmerkelijk belang van een derde. Bijvoorbeeld als de patiënt een erfelijke ziekte heeft, kan het voor familieleden van belang zijn dat dat deel van het dossier niet wordt vernietigd.
    Dat belang van een derde kan ook het belang van de tandarts zijn, bijvoorbeeld als er een claim of klacht speelt of deze verwacht wordt.
  • Goed hulpverlenersschap belet vernietiging, bijvoorbeeld als een ouder signalen van mishandeling bij zijn kind uit het dossier wil hebben.
  • Door vernietiging van het dossier kan de patiënt niet meer goed behandeld worden.

Tip: kijk op website van de Autoriteit Persoonsgegevens om te zien wat de AVG voor je betekent.

Compensatie transitievergoeding bij ziekte

Als een werknemer langdurig ziek is, stopt na twee jaar de loondoorbetaling. Het dienstverband is dan niet automatisch beëindigd. Ontslagaanvraag gaat via het UWV. Je bent dan als werkgever een transitievergoeding verschuldigd. Voor een werkgever betekent dat nog al wat: je hebt twee jaar lang het loon doorbetaald, misschien re-integratie kosten moeten maken en dan komt daar ook nog een transitievergoeding bij. Voor werknemers met een lang dienstverband kan het om forse bedragen gaan. In de praktijk besluiten daarom veel werkgevers om de dienstverbanden slapend te houden. De wetgever heeft aangegeven dat dit een onwenselijke situatie is en wil dat de werkgevers een compensatie krijgen voor de transitievergoeding. Je kunt hiervoor een verzoek indienen bij het UWV, dat deze regeling zal uitvoeren. Deze aanvraag is mogelijk vanaf 1 april 2020. Regelingen die na 1 januari 2015 met werknemers zijn getroffen komen ook voor compensatie in aanmerking.

Tip: heb je zo’n regeling getroffen, vraag dan binnen een half jaar na 1 april 2020 met terugwerkende kracht hier compensatie voor aan.

Kindermishandeling en huiselijk geweld

Uit de Wkkgz vloeit voort dat vanaf 2013 een tandarts bij signalen van mishandeling en geweld verplicht is gebruik te maken van de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld. Per 1 januari 2019 wordt die meldcode enigszins aangepast.
Als je als tandarts bijvoorbeeld letsel opmerkt aan de nek of het gebit en je denkt dat er sprake is van (kinder)mishandeling, dan word je geacht te handelen. In de meldcode van de KNMT staat een stappenplan voor wat je in zo’n situatie moet doen:

  1. Verzamel de signalen die je ziet en schrijf voor jezelf op waarom je denkt dat er sprake zou kunnen zijn van kindermishandeling. Ook verwaarlozing (van bijvoorbeeld het gebit) kan hieronder vallen.
  2. Bespreek dit met een collega. Neem bij een ernstig geval direct contact op met Veilig thuis.
  3. Bespreek het met de patiënt.
  4. Vermeld in het medisch dossier wat je bij voorgaande stappen hebt gedaan en weeg af of je hier verder iets mee moet.
  5. Onderneem actie. Als je denkt dat je vermoeden van kindermishandeling toch ongegrond lijkt, vermeld dit dan in het dossier. Als je wel denkt dat er sprake van mishandeling is, maar de familie werkt mee en neemt contact op met de huisarts, dan kun je het daar bij laten. Als er wel echt iets aan de hand lijkt te zijn, dan doe je een melding bij Veilig thuis. Dit moet je altijd eerst met de patiënt bespreken en proberen daar toestemming voor te krijgen. Als je geen toestemming krijgt, kun je bij mishandeling van kinderen toch melding doen. Bij volwassenen ligt dat anders. Zij hebben zelfbeschikkingsrecht, dus dan moet je je terugtrekken. Als je echter denkt dat er sprake is van ernstig lijden, dan moet je het wel melden.

Tip: lees de KNMT-code en pas hem toe.

Verslag door Yvette in ’t Velt van de lezing Update wet- en regelgeving in vijf tips door Florien van Woerden en Maarten van den Berg (juristen bij VvAA) tijdens Praktijk Anno Nu 2018.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel, Wet- en regelgeving
Ontvang meer sollicitaties met een sprankelende vacaturetekst

Ontvang meer sollicitaties met een sprankelende vacaturetekst

Een sterke, onderscheidende vacaturetekst betekent een enorm verschil in het aantal sollicitanten dat zich aandient. En dat niet alleen: ook de kwaliteit van de kandidaten kan aanzienlijk verbeteren met een goede vacaturetekst. Ik geef u een aantal tips waarmee u direct aan de slag kunt om een goede vacaturetekst te produceren.

In dit artikel ga ik in op een belangrijke ‘don’t’, hoe werkzoekenden vacatureteksten lezen en hoe u daarop kunt inspelen.

Don’t

Om te beginnen een veelgenoemd cliché: vermijd clichés! We moeten de eerste werkgever die op zoek is naar een medewerker met een strakke ‘9-tot-5-mentaliteit’ nog tegen komen. U heeft, net als al uw collega’s, waarschijnlijk behoefte aan een ‘proactieve’, ‘stressbestendige’ ‘teamspeler’ die u een ‘marktconform salaris’ gaat bieden. Ook lijken er geen ouderwetse praktijken te bestaan, u voert allen een ‘moderne’ praktijk. In uitzonderingssituaties kan het denkbaar zijn dat een dergelijk cliché precies de lading dekt. U zoekt bijvoorbeeld een medewerker die op wisselende tijden en locaties kan werken: flexibel dus. Dat kan uiteraard benoemd worden, maar leg dan wel uit waarom de kandidaat flexibel moet zijn. Voor het overige: vermijd deze clichés. Het zijn lege hulzen die niets toevoegen aan uw vacaturetekst.

Werkzoekenden lezen niet!

Ze ‘scannen.’ Een werkzoekende typt enkele relevante zoektermen en ‘scant’ vervolgens de resultaten. Vacatures die voor de werkzoekende op het eerste gezicht lijken te passen worden aangeklikt en eveneens gescand. Tijdens dit proces oordeelt de potentiële kandidaat snel of de vacature voor hem of haar aanleiding vormt om te solliciteren. Maak hier gebruik van door een goede vacaturetitel en het gebruik van kopjes in de tekst die de doelgroep aanspreekt. Dus niet een kopje “Organisatie omschrijving,” maar een kopje waaruit direct blijkt wat uw praktijk onderscheidt van de rest, bijvoorbeeld met het kopje: “Met ons gevoel voor humor geven wij patiënten een stralende lach”. Hieruit blijkt direct dat uw praktijk patiëntgericht is, maar ook informeel en persoonlijk. Elke potentiële kandidaat zal een veel sterkere prikkel voelen om verder te lezen.

Verrassende opening

In het verlengde van het voorgaande: zorg ook voor een sterke openingsalinea. Zorg dat u in deze alinea vooral uw praktijk op een aantrekkelijke manier omschrijft en de reden waarom u op zoek bent naar de desbetreffende medewerker. Als voorbeeld borduur ik voort op de tandarts met gevoel voor humor:

 “Onze praktijk kenmerkt zich door een patiëntpopulatie met angstproblematiek, maar onze tandartsen staan bekend om hun vriendelijkheid en gevoel voor humor. Patiënten zijn bij ons niet slechts tevreden na hun eerste bezoek. Ze zijn ronduit verbaasd over het feit dat een bezoek aan de tandarts zo plezierig kan zijn. Uitstekende zorg en zonder angst naar de tandarts: dit is waar wij voor staan. Omdat één van onze Preventie-assistenten met pensioen gaat, zijn wij op zoek naar een goedlachse Preventie-assistent.”

 Om u verdere inspiratie te geven benoem ik nog wat andere elementen die wellicht van toepassing zijn op uw praktijk en die in de eerste alinea terug horen te komen:

  • Werkt u met vernieuwende methodieken of technologieën die nog niet gebruikelijk zijn, benoem deze dan;
  • Benoem kenmerken van uw patiëntpopulatie (bijvoorbeeld een patiëntenpopulatie die in mindere mate over gezondheidsvaardigheden beschikt wanneer u in of rond een achterstandswijk bent gevestigd);
  • Beschikt u over bepaalde expertises of specialiteiten die uitzonderlijk zijn, uiteraard benoemen;
  • Misschien is uw praktijk gevestigd in een pand met een verhaal of zijn er bijzonderheden met betrekking tot de inrichting van uw praktijk, dan zijn die zaken noemenswaardig;
  • Heeft u als tandarts een mooi persoonlijk verhaal, bijvoorbeeld over uw motivatie of een lange familiaire tandartstraditie, dan zeker noemen!
  • Hoge klanttevredenheid? Benoemen. En nog beter: vraag uw patiënten eens waarom ze uw praktijk zo goed beoordelen en benoem hun redenen;
  • Voor verdere inspiratie kunt u ook aan uw medewerkers vragen wat het werken bij uw praktijk aantrekkelijk maakt.

Zorg ervoor dat uw openingsalinea kenmerkend is voor uw praktijk. Als u te maken heeft met een lastige patiëntpopulatie met financiële beperkingen en minder gezondheidsvaardigheden, dan zet u niet in op humor, maar veel meer op het sociale aspect van uw praktijk, het belang van voorlichting aan uw patiëntpopulatie en het opbouwen van een vertrouwensrelatie met patiënten. In vergelijking met ons voorbeeld leidt dit tot een heel andere inhoud en toonzetting van de tekst.

Een woord kan het verschil maken

Een van onze opdrachtgevers vroeg ons een verpleegkundige te werven in een specifiek specialisme. Een lastige opdracht, omdat er in vrijwel alle specialismen sprake is van krapte. Op LinkedIn vonden we ongeveer 80 (op het eerste gezicht) geschikte kandidaten die wij wilden benaderen, allen al elders werkzaam. De eerste pakweg 40 benaderden wij met een bericht waarin het onderwerp benoemde dat wij op zoek waren naar een verpleegkundige in het desbetreffende specialisme. Behoudens enkele reacties waarbij wij werden bedankt voor de interesse, vingen wij bot.

Bij de tweede groep van 40 voegden wij één woord toe aan het onderwerp en de tekst van het bericht: we gaven te kennen op zoek te zijn naar een “eigenwijze” verpleegkundige. Binnen enkele dagen had ongeveer de helft van de benaderden gereageerd: sommigen wilde direct kennismaken, anderen gaven aan nu niet op zoek te zijn, maar wel graag kennis te willen maken om in de toekomst wellicht tot een samenwerking te komen.

De toevoeging van het woord “eigenwijs” maakte een enorm verschil. Kennelijk vinden veel verpleegkundigen zichzelf eigenwijs en werken zij graag voor een werkgever die eigenwijze verpleegkundigen zoekt.

Op dit moment levert het zoeken naar vacatures met de zoekterm ‘Preventie Assistente’ op Indeed bijna 500 resultaten. Vrijwel alle vacatureteksten zijn inwisselbaar en niet onderscheidend. De les mag duidelijk zijn: door iets verder na te denken kunt u met uw vacaturetekst in een krappe arbeidsmarkt meer opvallen en hierdoor meer sollicitanten verleiden.

Een paar uur extra besteden aan de vacaturetekst leidt ertoe dat u sneller over geschikte kandidaten beschikt en wellicht ook sneller die nieuwe medewerker vindt. Bovendien kunt u een eenmaal goed opgemaakte vacaturetekst (of in ieder geval de organisatie omschrijving) hergebruiken voor toekomstige gevallen. Kortom: een eenmalige investering in een goede vacaturetekst bespaart u op de lange termijn veel tijd en moeite.

Tot slot

Het schrijven van een vacaturetekst is een stukje marketing, maar pas op: zorg ervoor dat u geen verwachtingen bij sollicitanten wekt die u niet waar kunt maken. De nieuwe medewerker zal dan snel weer vertrekken, met alle kosten van dien. In een volgende deel zal ik in gaan op enkele meer technische details, waarin ik u onder meer laat zien hoe u met slechts één stap al uw teksten een veel vlotter karakter geeft.

Door: Christiaan Witteman, Heron Healthcare, adequate P&O oplossingen voor de zorg.

Christiaan WItteman

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Eindejaarsbonus voor het team? Nooit doen.

Eindejaarsbonus voor het team? Nooit doen.

Steeds vaker wordt mij de vraag gesteld op welke manier een eindejaarsbonus het beste vastgesteld kan worden. Op die manier willen tandartsen het team laten mee profiteren van het succes, maar willen zij het team gedurende het jaar natuurlijk ook motiveren net een stapje harder te lopen. Dit vanuit de bekende gedachte, dat een financiële bonus stimuleert. Wetenschappelijk bewijs toont echter het tegendeel aan (*). En daarom in dit artikel een uiteenzetting van de voorwaarden voor het motiveren van een team. En vooral ook een inzage in wat juist niet werkt.

* Dit artikel is geschreven met de informatie uit het boek ‘Drive. The surprising truth about what motivates us’ van Daniel H. Pink. (Uitgeverij Riverhead Books; 2009).

Financiële beloningen motiveren niet

De algemene veronderstelling is dat een financiële beloning mensen motiveert, waardoor het toekennen ervan ook regelmatig wordt ingezet. Echter, uit onderzoek blijkt dat financiële beloningen in het vooruitzicht stellen helemaal niet motiverend werkt. Sterker nog, dit kan onder bepaalde omstandigheden zelfs averechts effect hebben.

Het uitdelen van een financiële bonus is een externe beloning (/ externe motivatie) en kan ertoe leiden dat een medewerker de intrinsieke interesse verliest. Door het uitreiken van een financiële beloning kan namelijk mede het signaal worden afgegeven, dat de werkzaamheden zelf niet voldoende aantrekkelijk zijn waarmee de basis beloning kan volstaan.

Er is geen weg meer terug

Daarnaast kan het ontvangen van een extra financiële beloning als ‘verslavend’ werken voor de medewerker. Wanneer men namelijk eenmaal een financiële beloning heeft ontvangen, is er geen weg meer terug. Oftewel, de medewerker verwacht minimaal een gelijkwaardige beloning als dezelfde prestatie opnieuw is geleverd.

De bonus kan op korte termijn een stimulans betekenen, maar zal daarna verdwijnen en kan de motivatie op langere termijn verlagen. In het boek van Daniel Pink wordt zelfs beschreven, dat de hersenen op overeenkomstige wijze reageren op de belofte van een financiële beloning als bij het gebruiken van drugs. Op die manier is een financiële beloning te vergelijken met een boost aan cocaïne: het zorgt direct (op korte termijn) voor meer scherpte maar vermoeit je uit op langere termijn.

Voorwaarden voor intrinsieke motivatie

Het uitdelen van een financiële beloning kan de intrinsieke motivatie dus verlagen. Tevens kan het resulteren in risicovoller gedrag van de medewerker om koste wat het kost de doelstellingen van de financiële beloning te behalen. Ook kan dit het denkvermogen limiteren, doordat de focus komt te liggen op het behalen van de kortetermijndoelstellingen.

Uitgangspunt in de beloningsstructuur van medewerkers is een goede basisbeloning. Zonder een gezond basissalaris zal het moeilijk zijn medewerkers gemotiveerd te krijgen. Belangrijke voorwaarde is dus een salaris dat voldoende en eerlijk is. En dus zeker niet onder het niveau ligt van collega praktijken.

In aanvulling op het basissalaris zullen medewerkers vooral gemotiveerd raken door een werksfeer waarin zij autonomie hebben over hoe het werk wordt uitgevoerd. Waarin zij enig zeggenschap hebben en duidelijk inzien op welke wijze hun werkzaamheden bijdragen aan het doel van de organisatie. Kortom, naast de gezonde basis beloning zijn de drie aanvullende voorwaarden: autonomie, zeggenschap en een duidelijke bijdrage leveren aan het grotere doel.

Hoe wel te belonen

Binnen een werkomgeving die voldoet aan bovenstaande kenmerken zullen medewerkers vooral intrinsiek gemotiveerd zijn. En dan is belonen altijd een belangrijke factor, maar dus het liefst niet in de vorm van financiële beloningen. Het gaat vooral om vormen van beloning, waarmee de intrinsieke motivatie wordt aangewakkerd. Denk aan het geven van positieve feedback. Een tweede vorm is het aanleveren van informatie. Intrinsiek gemotiveerde medewerkers zijn namelijk altijd op zoek naar informatie over hun presteren om te horen wat zij nog kunnen leren en verbeteren. Met het aanleveren van deze informatie zullen medewerkers nog meer gemotiveerd raken. Iets wat je bijvoorbeeld vaak ziet gebeuren na een functioneringsgesprek. Medewerkers hebben dan (eindelijk) inzicht gekregen in wat goed gaat en waarop zij kunnen verbeteren, waarop zij in de periode daarna weer vol enthousiasme aan de slag gaan. Vanuit die gedachte is het eenmaal per jaar informeren van je medewerkers dus veel te weinig. Advies is dan ook bijna continu bezig te zijn hen te informeren over hoe zij hun werk doen en hen zodoende te stimuleren.

Conclusie

Ondanks dat ik steeds vaker de vraag krijg over de eindejaarsbonus, is mijn advies dit dus vooral niet in te zetten. In het boek van Daniel Pink is duidelijk beschreven, dat financiële beloningen zelfs een averechts effect kunnen hebben op de motivatie van medewerkers. Voor gemotiveerde medewerkers is het veel beter een werkomgeving te creëren, wat hen intrinsiek motiveert. Namelijk een werkomgeving waarin sprake is van een gezond basissalaris aangevuld met autonomie en zeggenschap voor de medewerker, die inzicht heeft in zijn of haar bijdrage aan de doelstelling van de praktijk. En als je dan toch een financiële beloning wilt geven, doe dit dan altijd onverwachts en altijd nadat het werk of het project is afgerond. Oftewel, de ‘als-dan’ beloning wordt vervangen door een ‘nu-dat’ beloning.

Door: Sjoerd Kuiken van Kuiken Praktijkmanagement.  Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van de praktijkvoering. Gericht op een hoge kwaliteit van zorg, een omgeving waar met plezier en enthousiasme wordt gewerkt en een praktijk die financieel gezond is.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Ziek - ziekenhuis- verzuim

Twintig vragen aan de bedrijfsarts voor helder advies bij zieke medewerker

De bedrijfsarts adviseert: “De medewerker ervaart klachten. Belangrijk is om gedurende de ziekmelding met de werknemer in gesprek te blijven voor aangepast werk (indien medisch mogelijk).” Aan zo’n ‘advies’ heeft u als werkgever natuurlijk niets. Dit advies heb ik letterlijk overgenomen uit een schrijven van een (bekende landelijke) Arbodienstverlener.

Heldere terugkoppeling van de bedrijfsarts

Een goede samenwerking met de bedrijfsarts of Arbodienst kan de kosten voor zieke medewerkers aanzienlijk reduceren. Vaak zien we dat de zieke medewerker, na de ziekmelding, zonder verdere vragen wordt ‘doorgegeven’ aan de bedrijfsarts of Arbodienst. Die volgt de melding op met een advies zoals hierboven weergegeven.

Twee belangrijke onderdelen van het werk van de bedrijfsarts zijn het vaststellen van het recht op loondoorbetaling (art. 7:629 lid 1 BW) en het benoemen van mogelijkheden en belemmeringen ten aanzien van de werkzaamheden van de medewerker. Juist voor de goede uitvoering van deze taken is het van belang dat u de bedrijfsarts een duidelijke vraagstelling voorlegt.

Onderaan dit artikel vindt u een aantal concrete vragen die u in veel gevallen kunt stellen aan de bedrijfsarts. Hiermee ontlokt u een heldere terugkoppeling.

“Demedicaliseren”

Een voorbeeld uit de praktijk: een medewerker meldt zich begin december 2017 ziek. De werkgever stuurt de melding door naar de Arbodienst. De medewerker wordt uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts en deze concludeert dat de medewerker “problemen ervaart op het werk.” Hij adviseerde dat de medewerker vanaf half januari weer werkzaamheden kon hervatten voor 10 uur per week en via een opbouwschema zo rond half februari 2018 volledig aan de slag kon.

De werkgever vermoedde dat er meer speelde en schakelde ons in. We verzochten de bedrijfsarts de medewerker opnieuw uit te nodigen voor het spreekuur en in het advies aandacht te geven aan de volgende vragen:

  • Is er daadwerkelijk sprake van medische arbeidsongeschiktheid? Of is er sprake van een door de medewerker ervaren arbeidsconflict?
  • Indien er sprake is van medische arbeidsongeschiktheid, met welke beperkingen dient de werkgever dan rekening te houden en welke mogelijkheden resteren op dit moment nog?
  • Indien de bedrijfsarts zich op het standpunt stelt dat de inzet van een derde onafhankelijk partij (bijvoorbeeld mediation) noodzakelijk is, kan hij dan toelichten op welke manier een dergelijke bemiddeling kan bijdragen aan een duurzame oplossing?

De laatste vraag volgt uit de STECR-richtlijn: maar al te vaak zien we dat bedrijfsartsen in het geval van een arbeidsconflict een ‘rustperiode’ gevolgd door bemiddeling adviseren. De bedrijfsarts dient in dergelijke gevallen toe te lichten wat de meerwaarde van een dergelijke bemiddeling is, maar deze toelichting blijft vaak achterwege. Als de bedrijfsarts bemiddeling adviseert, vraag dan altijd naar de te verwachten effectiviteit daarvan!

Het resultaat van deze interventie was een radicaal gewijzigd advies: de bedrijfsarts concludeerde dat er geen sprake was van medische arbeidsongeschiktheid. De bedrijfsarts verklaarde de medewerker 100% arbeidsgeschikt en de medewerker diende de dag erna weer op het werk te verschijnen. Nu het probleem volledig ‘gedemedicaliseerd’ was, kon er daadwerkelijk aan de slag worden gegaan met het bewerkstelligen van een oplossing. De bal lag, zogezegd, bij de werkgever en medewerker om het conflict met een leidinggevende op te lossen. Uiteindelijk besloten partijen in goed overleg afscheid van elkaar te nemen door middel van een vaststellingsovereenkomst.

Was de werkgever niet tot deze kritische bevraging van de bedrijfsarts overgegaan, dan is het goed denkbaar dat de situatie nog maandenlang had kunnen voortmodderen, met alle kosten van dien.

Zorg voor een scherpe vraagstelling

Stuur medewerkers niet klakkeloos door naar de bedrijfsarts. Stel concrete vragen en geef waar nodig een stuk context mee (de aanleiding voor uw vraagstelling). De bedrijfsarts zal nu veel duidelijker kunnen (en moeten!) antwoorden op uw vraagstelling. U kunt vervolgens met de zieke medewerker effectief aan de slag met de re-integratie.

20 vragen aan de bedrijfsarts

Om u handvaten te geven, benoem ik hieronder een aantal vragen die u kunt stellen aan de bedrijfsarts. Het gaat hierbij om vragen die gesteld kunnen worden bij de eerste melding, maar ook bij tussentijdse evaluaties.

 Recht op loondoorbetaling:

  • Is er sprake van medische arbeidsongeschiktheid?
  • Is de ziekte opzettelijk door de medewerker veroorzaakt?
  • Heeft de medewerker door eigen toedoen genezing belemmerd of vertraagd?
  • Heeft de medewerker recht op loondoorbetaling?

Aansprakelijkheid derde of aanspraak op uitkering:

  • Is de arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door het handelen of nalaten van een derde?
  • Kunt u aangeven of voor de medewerker recht bestaat op een (versnelde) wettelijke uitkering (Ziektewet, WAO, WIA)?

Werkzaamheden:

  • Welke mogelijkheden resteren nog voor het verrichten van werkzaamheden?
  • Welke belemmeringen zijn er ten aanzien van de werkzaamheden?
  • Kunt u aangeven wat de verwachte duur is van de belemmeringen?
  • Is de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid werk gerelateerd?

Conflictsituaties:

  • Indien u bemiddeling adviseert, op welke manier draagt dit dan bij aan een duurzame oplossing?
  • Indien u een andere soort interventie adviseert, kunt u dan toelichten welke effecten hiervan te verwachten zijn?
  • Is het conflict de (enige) oorzaak van de medische arbeidsongeschiktheid?

Behandelmethoden:

  • Is een behandeling door de huisarts en/of specialist noodzakelijk om genezing te bespoedigen?
  • Zijn er alternatieve behandelmethoden beschikbaar, die effectiever zijn dan de behandelmethoden die de medewerker nu volgt?
  • Kan een vakantie bijdragen aan het herstel en zo ja, onder welke voorwaarden? (vooral relevant als de zieke medewerker zelf op vakantie wil)

Vervolg:

  • Wanneer dient de medewerker zich opnieuw naar uw spreekuur te begeven voor een nieuwe evaluatie van voorgenoemde vragen?
  • Kunt u een opbouwschema adviseren?
  • Hoe hebben de belemmeringen en mogelijkheden zich ontwikkeld sinds de laatste evaluatie?
  • Is het gehanteerde opbouwschema nog passend?

Door: Christiaan Witteman, Heron Healthcare, adequate P&O oplossingen voor de zorg.

Christiaan Witteman

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Controle op hepatitis B binnen mondzorgpraktijken

Controle door IGJ op hepatitis B binnen mondzorgpraktijken

Tandartsen hebben nog niet genoeg aandacht voor de bescherming tegen hepatitis B-infecties, zegt de IGJ. Daarom zal de inspectie de komende tijd bij toezichtbezoeken meer aandacht vragen voor het voorkomen van dit soort infecties.

Inspectiebezoeken voor controle op hepatitis B

De inspectie zal de komende tijd bezoeken brengen bij minimaal 30 tandartspraktijken om te controleren of het personeel dat patiënten behandelt, ingeënt is tegen hepatitis B. Als blijkt dat medewerkers niet beschermd zijn tegen hepatitis B, mogen zij geen behandelingen meer uitvoeren totdat dit geregeld is. Werken in de sterilisatieruimte mag ook niet meer, omdat daar de kans op prikaccidenten groot is. Een besmet instrument zou dan in de schone keten kunnen komen.

Wat is hepatitis B?

Hepatitis B is een infectieziekte met hoog risico op besmetting en kan leiden tot een ontsteking aan de lever. De infectie wordt over het algemeen veroorzaakt door een virus en komt voor in bloed, sperma, voorvocht en vaginaal vocht. Hepatitis B wordt meestal overgedragen door onveilig seksueel contact, via bloed, of rond een bevalling van moeder op kind. Een hand, knuffel of het drinken uit iemands kopje koffie kan dus niet zorgen dat hepatitis B wordt overgedragen. Over het algemeen valt zowel tijdelijke als chronische hepatitis B goed te behandelen. In de meeste gevallen is medicatie hiervoor niet nodig.

Meldingsplicht hepatitis B

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft, net als voor een aantal andere infectieziektes, een meldingsplicht ingeschakeld voor hepatitis B. Op het moment dat het dragen van hepatitis B niet wordt gemeld kan dit leiden tot een wettelijke maatregel, leidend tot een verbod op beroepsuitoefening. De symptomen van hepatitis B worden toegelicht op de website van RIVM.

Vaccinatieplicht voor werkgever

Tandartspraktijken zijn verplicht om ervoor te zorgen dat het personeel dat patiëntgebonden contact heeft, gevaccineerd is tegen hepatitis B en dit kan laten zien.

Bron:
IGJ
RIVM

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
prik - vaccin

Onderzoek naar verplichten griepprik bij zorgpersoneel

Binnenkort zal er op verzoek van staatssecretaris Paul Blokhuis een onderzoek van start gaan naar het verplichten van de griepprik bij zorgpersoneel. Hiernaast zal ook worden gekeken naar overige manieren om de vaccinatiegraad weer te verhogen.

Steeds minder mensen nemen griepprik

De afgelopen jaren is er een duidelijke trend te zien in een afnemend animo voor de griepprik. Waar tien jaar geleden nog 72 procent van de Nederlanders met risico op complicaties een griepprik haalde, is dit inmiddels nog maar de helft. Met name mensen met chronische aandoeningen en zestigplussers vallen in de risicogroep. Van de groep 65plussers met hoog risico op complicaties haalde vorig jaar nog wel 70 procent de griepprik. Gezondheidsinstituut Nivel baseerde deze cijfers op een onderzoek onder 800.000 patiënten van 205 verschillende huisartspraktijken.

Verhogen vaccinatiegraad

Staatssecretaris Blokhuis streeft om de vaccinatiegraad weer zo hoog mogelijk te krijgen – met name onder zorgpersoneel. Dit jaar zal de griepprik weer onder aandacht worden gebracht tijdens de jaarlijkse griepcampagne. Volgend jaar zal het onderzoek van start gaan. Ook de KBO-PCOB, de grootste Nederlandse seniorenorganisatie, pleit voor het doorvoeren van een verplichte griepprik bij zorgpersoneel, om zo ook oudere patiënten beter te beschermen.

Bron:
Skipr
NRC
Medisch Contact

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z
In Miljoenennota 2019 mondzorg niet genoemd

Kabinetsvoornemens op HR-gebied

Tijdens Prinsjesdag zijn diverse maatregelen op het gebied van HR aangekondigd. We hebben er een aantal voor u op een rijtje gezet die van belang (kunnen gaan) zijn voor uw tandartspraktijk.

Compensatie transitievergoeding

Werkgevers die een werknemer na twee jaar ziekte ontslaan moeten een transitievergoeding betalen. De Eerste Kamer stemde onlangs in met een wet waardoor werkgevers een compensatie krijgen voor deze vergoeding; per wanneer dit kan is nog onduidelijk. Wel is duidelijk dat dit ook met terugwerkende kracht geldt voor transitievergoedingen die zijn betaald sinds 1 juli 2015. Als u een medewerker hebt die na twee jaar ziek uit dienst is gegaan, is het van belang documenten goed te bewaren.

Wettelijke minimumloon

Per 1 juli 2019 hebben werknemers vanaf 21 jaar recht op het volledige minimumloon, in plaats van vanaf 22 jaar. Daarnaast gaat het minimumjeugdloon voor werknemers van 18, 19 en 20 jaar verder omhoog.

Uitbreiding van geboorte-, pleegzorg- en adoptieverlof

Het voorstel voor de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) ligt op dit moment bij de Tweede Kamer. Voorstel is dat werknemers per 1 januari 2019 bij bevalling van hun partner recht hebben op vijf dagen verlof met volledige doorbetaling van het loon, bij een fulltime dienstverband. Bij parttime werknemers werkt dit naar rato. Per 1 juli 2020 kunnen partners een aanvullend geboorteverlof opnemen van maximaal vijfmaal de arbeidsduur per week, tegen een uitkering van het UWV ter hoogte van 70% van het (maximum)dagloon. Ook krijgen werknemers per 1 januari 2019 recht op zes weken pleegzorg- en adoptieverlof.

Wet Arbeid in balans

De invoering van de WAB (Wet Arbeid in Balans) staat gepland voor 1 januari 2020. Nog dit najaar ligt het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Enkele onderdelen van de WAB zijn:

  • Verruiming van de proeftijd. Bij een vast contract wordt de proeftijd maximaal 5 maanden. Voor contracten van meer dan twee jaar wordt de maximale proeftijd drie maanden.
  • Invoering van een extra ontslaggrond, de cumulatiegrond (i-grond), bij een ontslagprocedure voor de rechter. De optelsom van omstandigheden uit twee of meer ontslaggronden tezamen kunnen een redelijke grond voor ontslag gaan opleveren.
  • De transitievergoeding gaat gelden vanaf eerste werkdag, in plaats van vanaf 2 jaar. De opbouw van de transitievergoeding wordt soberder, elk dienstjaar telt voor een derde maandsalaris.
  • Een hogere WW-premie voor werknemers met een flexibel contract ten opzichte van werknemers met een vast contract.
  • De ketenregeling wordt weer verlengd van twee naar drie jaar, werknemers krijgen dus pas na drie jaar recht op een contract voor onbepaalde tijd.
  • Oproepkrachten hoeven niet permanent beschikbaar te zijn. De oproepkracht is alleen verplicht gehoor te geven als de oproep minstens vier dagen van te voren plaats vindt.
  • Payroll werknemers moeten minimaal dezelfde primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden krijgen als werknemers, met uitzondering van pensioen.
  • In een volgende nieuwsbrief houden wij u op de hoogte van de status van de WAB en de gevolgen daarvan voor uw praktijk.

Vervanging Wet DBA

De wetgeving voor zzp’ers gaat veranderen. Hoe de wet er concreet uit gaat zien is nog niet bekend. Doel is het aanpakken van de schijnzelfstandigheid. Een belangrijk punt bij de beoordeling of er sprake is van schijnzelfstandigheid is het al dan niet hebben van een gezagsverhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Uiterlijk 1 januari 2019 wil het kabinet duidelijk gespecificeerd hebben wanneer wel of geen sprake is van gezag.

30%-regeling

Werkgevers mogen aan werknemers uit het buitenland een onbelaste kostenvergoeding van 30% geven. De plannen zijn om deze periode in te korten van 8 naar 5 jaar. Daarbij geldt geen overgangsrecht. Dit betekent dat buitenlandse tandartsen die nu een regeling hebben voor de duur van 8 jaar, straks ineens geen recht meer kunnen hebben op de laatste 3 jaar 30%-regeling.

Invoering tweeschijvenstelsel

Vanaf 2021 zijn er nog maar twee belastingschijven over, terwijl dat er nu nog vier zijn. Uiteindelijk doel is om werken lonender te maken. Volgend jaar dalen de tarieven van de tweede en derde schijf al. In 2021 geldt voor inkomens onder de € 68.507,- een basistarief van 37,0% en voor inkomens boven die grens het toptarief van 49,5%.

Door:
Dental Care Professionals, vacatures, personeelsmanagement en praktijkovername in de mondzorg

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Zwangerschapsverlof in de (mondzorg)praktijk

Zwangerschapsverlof in de (mondzorg)praktijk

Wanneer een werknemer in uw praktijk zwanger wordt ontstaan er voor zowel werknemer als werkgever verschillende rechten en plichten. Waar dient u allemaal rekening mee te houden? Enkele tips en tricks.

De werkplek tijdens de zwangerschap

Als werkgever zult u moeten zorgen voor een gezonde en veilige werkplek binnen uw praktijk voor uw (zwangere) medewerkers. Dit houdt in dat u mogelijke gevaren of veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk inperkt. Voor de zwangere medewerker kan dat bijvoorbeeld betekenen dat u het werk, de werkplek of de werktijden zonodig dient aan te passen.

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Rond de periode van bevallen heeft de werknemer recht op zwangerschaps- en bevallingsverlof en een zwangerschaps- en bevallingsuitkering van het UWV. Dit is geregeld in de WAZO (Wet Arbeid en Zorg).

Het aanvragen van zwangerschapsverlof

  • Wanneer uw werknemer aangeeft zwanger te zijn, vraag haar dan wanneer zij voornemens is met verlof te gaan. Hier heeft de werknemer een klein beetje vrijheid; het kan in principe elke dag tussen de 6 en 4 weken voorafgaand aan de verwachte bevallingsdatum. Vanaf vier weken voor de uitgerekende datum mag zij niet meer werken!
  • Vraag de zwangerschapsuitkering aan tussen de 4 en 2 weken voor de ingangsdatum van het verlof.
    Voor het aanvragen van een zwangerschapsuitkering is een zwangerschapsverklaring nodig. Dit formulier dient de werknemer aan u te verstrekken. De verklaring kan uw werknemer krijgen van haar arts of verloskundige. In deze verklaring staat ook wanneer zij is uitgerekend. De verklaring hoeft niet te worden verzonden naar het UWV, maar er wordt wel van u verwacht dat u deze bewaart. Tot 1 jaar NA de einddatum van de uitkering, kan het UWV dit nog bij u opvragen ter controle!
  • U vraagt de zwangerschapsuitkering digitaal aan via de website van het UWV. Bij de aanvraag van de uitkering kunt u aangeven of u wilt dat de betaling aan u, of direct aan de werknemer zal geschieden.

Duur van het verlof

Werknemer heeft recht op minimaal 16 weken verlof, waarvan in principe 6 weken vóór de bevalling en 10 na de bevalling. Er zijn situaties waarin het bevallingsverlof langer dan 10 weken kan duren:

  • Wanneer de werknemer vóór de bevalling slechts 4 of 5 weken opneemt, kan zij de resterende 1 of 2 weken na de bevalling opnemen.
  • Wanneer de werknemer eerder bevalt dan de uitgerekende datum, kan zij de dagen dat zij eerder bevallen is bij haar bevallingsverlof optellen.
  • Sinds 1 januari 2015 heeft uw werknemer ook recht op extra verlof als het kind wordt opgenomen in het ziekenhuis. Hoeveel dagen dat zijn, kunt u vinden op de website van het UWV
  • Ziekte tijdens of na de zwangerschap.

Van de 10 weken bevallingsverlof, dient de werknemer verplicht 6 aaneengesloten op te nemen na de bevalling. De rest mag in overleg met de werkgever flexibel worden opgenomen over een periode van 30 weken. Dit dient u uiterlijk 3 weken na de start van het bevallingsverlof te hebben kortgesloten.
Hoe het verlof ook wordt verdeeld, het UWV betaalt de uitkering altijd aaneengesloten aan u of aan de werknemer!

 

Het begin van een zwangerschapsverlof berekent u door vanaf de dag na de uitgerekende bevallingsdatum 6 weken terug te tellen. Het bevallingsverlof gaat in op de dag na de bevalling.

Ziekte rond de zwangerschap

Wanneer de werknemer ziek wordt voor, na of tijdens haar zwangerschap kunnen er, afhankelijk van de situatie, verschillende regels van toepassing zijn. Hierbij speelt de oorzaak van de ziekte (is deze gerelateerd aan de zwangerschap of niet) en het moment van ziek worden (voor, na of tijdens het verlof) een rol.
Als de werknemer ziek is door haar zwangerschap voorafgaand aan de verlofperiode, kunt u voor die periode een Ziektewet-uitkering aanvragen bij het UWV. Dit is ook het geval indien de werknemer na het aflopen van het verlof nog niet in staat is om te werken. Let op: dit is alleen mogelijk als de arbeidsongeschiktheid een gevolg is van haar zwangerschap. Indien dit niet het geval is, dan geeft u niets door aan het UWV en valt de ziekmelding onder de reguliere regels.

Zelfstandige tandarts

Voor de tandartsen niet in loondienst gelden andere regels. Een zelfstandige tandarts die zwangerschapsverlof opneemt, kan een zwangerschapsuitkering aanvragen onder de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Deze uitkering duurt net als het reguliere zwangerschapsverlof minimaal 16 weken. Zij mag het verlof op dezelfde manier verdelen als de tandarts in loondienst.

Ontslag

Volgens de wet geniet de zwangere werknemer ontslagbescherming. Dit houdt in dat u de werknemer niet kunt ontslaan vanaf de eerste dag van de zwangerschap. Deze bescherming is van kracht tot een tijdvak van 6 weken aansluitend op het bevallingsverlof. Indien de werknemer na het aflopen van het bevallingsverlof een periode arbeidsongeschikt is geweest door haar zwangerschap, kunt u haar arbeidsovereenkomst pas 6 weken na het aflopen van deze periode opzeggen.
Alleen in speciale gevallen is ontslag tijdens zwangerschap mogelijk. Het ontslagverbod geldt bijvoorbeeld niet wanneer sprake is van faillissement of wanneer er sprake is van dringende redenen die ontslag op staande voet rechtvaardigen.

Door:
Lisanne Brouwer en Céline Peersman – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs bij Eldermans|Geerts

Lees meer over: Ondernemen, Personeel, Wet- en regelgeving
werkgever

Kunt u als werkgever de functie van uw werknemer aanpassen?

Stelt u zich voor: een werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van praktijkmanager, werkt 36 uur per week en ontvangt een salaris van € 3.000,- bruto per maand. U bent niet meer helemaal tevreden en hebt iemand op het oog die deze functie perfect past. U wilt daarom een nieuwe praktijkmanager aanstellen en de huidige praktijkmanager een lagere functie aanbieden voor 32 uur, op andere dagen en een lager salaris. Mag dat zomaar?

Arbeidsovereenkomst en eenzijdig wijzigingsbeding

Allereerst moet altijd in de arbeidsovereenkomst worden gekeken. Van belang daarbij is om na te gaan of daarin een zogenoemd ‘eenzijdig wijzigingsbeding’ staat opgenomen.

Als een werkgever in de arbeidsovereenkomst een eenzijdig wijzigingsbeding heeft bedongen, dan kunnen de arbeidsvoorwaarden gemakkelijker eenzijdig worden aangepast dan zonder zo’n beding. Artikel 7:613 BW bepaalt dat een werkgever een beroep mag doen op een eenzijdig wijzigingsbeding als hij bij wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging wordt geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Dat doet er niet aan af dat de Hoge Raad in zijn arrest Stoof/Mammoet heeft overwogen dat art. 7:613 BW veeleer ziet op collectieve (denk aan regelingen met betrekking tot overwerk, scholing, vakantiedagen, ziekte) dan op individuele wijzigingen, maar dat er ook kantonrechters zijn die dit artikel ook toepassen op individuele wijzigingen, waarbij het vereiste van een zwaarwegend belang wel altijd strikt wordt toegepast.

Zwaarwegend belang

U moet als werkgever eerst proberen om overeenstemming te bereiken met de betrokken werknemer. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, kan de werkgever de arbeidsvoorwaarden alleen wijzigen (op grond van het eenzijdig wijzigingsbeding) als hij bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft, dat het belang van de werknemer redelijkerwijs moet wijken. U moet hierbij denken aan bijvoorbeeld bedrijfseconomische redenen. Dat er iemand is die de functie van praktijkmanager beter zal kunnen uitoefenen kwalificeert niet als een zwaarwegend belang waarvoor het belang van de zittende werknemer moet wijken.

Bij de afweging van de (zwaarwegende) belangen van werkgever en werknemer speelt de redelijkheid en billijkheid een cruciale rol. Kort gezegd dient bij het antwoord op de vraag of van een werknemer aanvaarding van een wijziging van de overeenkomst op grond van het goed werknemerschap of op grond van de redelijkheid en billijkheid kan worden gevergd te worden onderzocht of de werkgever in de gewijzigde omstandigheden als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen. Als daarvan sprake is dient vervolgens te worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane voorstel in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden. Feitelijk gaat het dus om een dubbele toets. Eerst moet onderzocht worden of het voorstel van de werkgever wel redelijk is (goed werkgeverschap) en daarna moet de vraag beantwoord worden of de werknemer het voorstel redelijkerwijs zou moeten aanvaarden (goed werknemerschap).

Geen eenzijdig wijzigingbeding

Heeft u geen eenzijdig wijzigingsbeding in de arbeidsovereenkomst opgenomen, dan mag u in beginsel geen wijzigingen doorvoeren. Er bestaat een uitzondering en dat is als er voor u als werkgever een onacceptabele situatie ontstaat. Dit moet u dan wel kunnen aantonen. Uiteindelijk zal aan de hand van de redelijkheid en billijkheid worden bepaald of een wijziging gerechtvaardigd is. Deze toets is zwaarder dan in het geval van een ‘zwaarwegend belang’ bij de aanwezigheid van een eenzijdig wijzigingsbeding. Kortom, u moet wel van goeden huize komen wil een beroep op de redelijkheid en billijkheid bij het ontbreken van een eenzijdig wijzigingsbeding slagen.

Jurisprudentie

Uit de jurisprudentie blijkt dat het loon een primaire arbeidsvoorwaarde is en voor de werknemer het meest wezenlijke aspect van de arbeidsovereenkomst uitmaakt. Dit brengt mee dat de werkgever met eenzijdige verlaging van het loon zeer terughoudend moet zijn en daartoe uitsluitend onder uitzonderlijke omstandigheden over mag gaan.

In het algemeen geldt dat de werkgever het loon niet kan verlagen zonder dat de werknemer daarmee uitdrukkelijk instemt. De vraag is of en – zo ja – onder welke omstandigheden van de werknemer mag worden gevergd dat hij met een loonsverlaging instemt. Dat is in het geval zich op het werk een zodanige verandering van de omstandigheden voordoet dat de werknemer positief behoort in te gaan op een redelijk voorstel van de werkgever tot wijziging van een arbeidsvoorwaarden op grond van goed werknemerschap. Daarbij dient te allen tijde terughoudendheid te worden betracht, nu het om wijziging van het loon, de belangrijkste primaire arbeidsvoorwaarde, gaat. Juist omdat de werknemer van het loon financieel afhankelijk is en hij zijn uitgavenpatroon daarop duurzaam zal hebben aangepast, bestaat voor eenzijdige loonsverlaging in het algemeen minder ruimte dan voor wijziging van bijvoorbeeld de functie-inhoud.

Conclusie

Een werkgever kan dus niet zomaar op grond van een in de arbeidsovereenkomst opgenomen eenzijdig wijzigingsbeding een functiewijziging met minder uren en salaris doorvoeren voor een individuele werknemer.

Het eenzijdig wijzigingsbeding uit de arbeidsovereenkomst biedt de mogelijkheid een functiewijziging aan te kaarten en daaromtrent een voorstel te doen aan de werknemer. Alleen bij het bestaan van een zwaarwegend belang is het in sommige gevallen mogelijk dat ook af te dwingen.

Daarnaast is voor een salarisverlaging uitdrukkelijke instemming van de werknemer vereist, welke instemming enkel van de werknemer gevergd mag worden als zich op het werk een zodanige verandering van de omstandigheden voordoet dat de werknemer positief behoort in te gaan op een redelijk voorstel van de werkgever tot wijziging van een arbeidsvoorwaarden op grond van goed werknemerschap.

Door:
Lisanne Brouwer – Eldermans|Geerts

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Waarom je geen functioneringsgesprekken moet doen

Waarom je geen functioneringsgesprekken moet doen

Uit ervaring blijkt dat bij veel functioneringsgesprekken de nadruk ligt op de uitvoering en te weinig op het resultaat van het gesprek. Is een functioneringsgesprek eigenlijk wel de juiste vorm? Want één keer per jaar een bloemetje meenemen op je trouwdag maakt ook nog geen goed huwelijk. Welke kenmerken leiden tot effectieve gespreksvoering met het personeel?

In steeds meer praktijken worden jaarlijks functioneringsgesprekken gevoerd. Uit ervaring blijkt, dat het heel lastig is deze gesprekken effectief te laten zijn. Dit blijkt vaak al uit het feit, dat het gebruikelijk is deze gesprekken standaard eenmaal per jaar te houden. Waarbij er veel aandacht uitgaat naar de vorm van het gesprek, de te bespreken onderwerpen en de verslaglegging. Oftewel, de nadruk ligt nog steeds heel erg op de uitvoering en (naar mijn mening) te weinig op het resultaat van het gesprek. Ook wordt het houden van functioneringsgesprekken in veel tandartspraktijken nog te vaak als verplicht af te werken exercitie gezien. En te weinig als effectief middel ter verbetering van de praktijk, het team en de medewerkers. In dit artikel wordt besproken welke kenmerken leiden tot effectieve gespreksvoering met het personeel.

Doe geen functioneringsgesprekken

Veelal is de opzet binnen tandartspraktijken, dat er eenmaal per jaar een functioneringsgesprek wordt gevoerd. De volgende nadelen zie ik vaak terugkomen in dergelijke gesprekken als gevolg van een verkeerde uitvoering:

  1. Er wordt te veel teruggekeken.
    Tijdens gesprekken wordt er heel veel teruggekeken naar wat er veelal niet goed ging. Echter, het doel van het gesprek is toch vooral om vertrouwen uit te spreken en waar nodig aan te zetten tot verdere verbeteringen. Advies is dan ook tijdens het gesprek toch vooral samen vooruit te kijken.
  1. Het gesprek is eenrichtingsverkeer.
    Het gesprek moet tweezijdig worden gevoerd. Dit houdt in dat zowel de medewerker als de tandarts / praktijkhouder de gelegenheid moeten krijgen zich te uiten. Leidraad voor het gesprek is dat beiden ongeveer de helft van de tijd aan het woord zijn.
  1. Er worden geen actiepunten, verbeterpunten of afspraken vastgelegd.
    Het gesprek moet gericht zijn op de toekomst, op ontwikkeling en op wederzijdse afspraken. Dit vraagt om concrete acties en afspraken. Een gesprek is dan ook niet klaar zolang er geen concrete acties en afspraken zijn geformuleerd.
  1. De vervolg gesprekken (vanaf het tweede jaar) kennen een herhalend patroon.
    Vaak worden de functioneringsgesprekken als losse moment opnamen gezien, waardoor er bij de vervolg gesprekken een herhalend patroon optreedt. Advies is deze gesprekken veel meer te zien als onderdeel van een proces.

Alternatief voor functioneringsgesprekken

Zorg wordt geleverd door mensen. Dit betekent automatisch, dat de grootste uitdaging voor de tandarts / praktijkhouder is om de goede medewerkers te behouden. Dit kan door ze veel ruimte te geven en doorgroeimogelijkheden te bieden. Om onder andere hierop beter op in te spelen gaan of hebben meerdere organisaties de personeelsgesprekken in een andere opzet ‘gegoten’. En wel omdat de eerdere gesprekken niets meer waren dan een achteruitkijkspiegel, terwijl er juist behoefte is aan vooruitkijken in deze snel veranderende wereld. Het jaarlijkse functioneringsgesprek voldoet daar niet meer aan: “Eén keer per jaar een bloemetje meenemen op je trouwdag maakt nog geen goed huwelijk.”. Maar hoe ziet het alternatief er dan uit?

Wat veel beter werkt is om doorlopend in gesprek te zijn met werknemers. Dit creëert een goede arbeidsrelatie, waardoor ook de praktijk beter gaat presteren. Dit vraagt enerzijds om een tandarts / praktijkhouder die vooral flexibel omgaat met de personeelsgesprekken. Veel in gesprek zijn en de intensiteit verhogen, indien daar behoefte of noodzaak voor is. En daarnaast wordt er steeds meer gekozen voor een vorm, waarbij medewerkers elkaar beoordelen. Bijvoorbeeld via 360° feedback.

Wat is 360° feedback?

De vorm van 360° feedback is erop gericht om medewerkers zichzelf feedback te laten geven. In plaats van te oordelen over medewerkers kun je hen beter over zichzelf laten oordelen. Dat is namelijk veel leerzamer. Als er een sfeer van groot onderling vertrouwen heerst, is zelfkritiek meestal ook zinniger. De tandarts / praktijkhouder moet dus ook toewerken naar onderling vertrouwen met zijn team.

Daarnaast wordt binnen de 360° feedback vorm ook feedback van directe collega’s gevraagd. Het gaat dan om collega’s die de medewerker goed kennen. Aangevuld met feedback van de direct leidinggevende (veelal de tandarts / praktijkhouder zelf). Deze laatste is ook diegene die de input van alle feedback gevers verzameld en dit gebruikt in het gesprek met de medewerker.

Proactief en betrokken

In tegenstelling tot de vaste structuur van het jaarlijkse functioneringsgesprek neem je als tandarts / praktijkhouder veel meer verantwoordelijk om permanent te streven naar een goede arbeidsrelatie met betrokken en enthousiast personeel. Maar dat niet alleen. Door de 360° feedback krijgt de medewerker ook veel meer verantwoordelijkheid hierin, doordat hij actief wordt betrokken.

Dit kan betekenen – als daar behoefte en noodzaak toe is – dat de tandarts / praktijkhouder elke twee maanden een gesprek heeft met een medewerker, welke overigens helemaal niet lang hoeven te duren. Het gaat ten slotte niet om het gesprek zelf, maar vooral om hetgeen ermee wordt bereikt.

Tot slot

In vergelijking met het jaarlijkse functioneringsgesprek lijkt er met deze vorm ineens heel veel meer gevraagd te worden van de tandarts / praktijkhouder. Dit lijkt zo, maar is niet de bedoeling. Met de 360° feedback vorm wordt de medewerker gestimuleerd meer verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen functioneren en de eigen tevredenheid binnen de praktijk. De tandarts / praktijkhouder faciliteert dit proces. Voorwaarde is een groot onderling vertrouwen. Dit alles draagt bij aan het succes van het team en de medewerkerstevredenheid, waardoor eventuele problemen ook veel meer pro-actief kunnen worden aangepakt.

Door: Sjoerd Kuiken – initiatiefnemer van de Dental Management Toolkit, samen met dental INFO. Deze Toolkit biedt online protocollen, video’s en tips, zodat kennis én praktische oplossingen op een laagdrempelige manier beschikbaar worden gesteld voor praktijken. In de Toolkit is onder andere een 360° feedback voorbeeld formulier opgenomen voor.

Lees meer over: Kennis, Personeel
Praktijkmanager

Versterken en behouden inzetbaarheid van uw praktijkmanager

De praktijkmanager houdt zich bezig met administratieve, secretariële en facilitaire ondersteuning in de tandartsenpraktijk. Om de inzetbaarheid van de praktijkmanager te versterken en te behouden, moet u kansen bieden voor groei en ontwikkeling. De volgende drie tips kunnen u hierbij helpen.

Tip 1: Geef een gedetailleerde beschrijving van de functie
Het is belangrijk dat u een duidelijke functie-en taakbeschrijving opstelt waarin de verwachtingen en benodigde com-penties zijn opgenomen. Een functie- en taakbeschrijving vergroot de duidelijkheid binnen de organisatie. Het maakt de organisatie inzichtelijk en bestuurbaarder omdat duidelijk wordt wat de praktijkmanager doet en waar hij of zij verantwoordelijk voor is. Onthoud dat de praktijkmanager zich met het volledige bedrijf bezig houdt, zodat u zich volledig op de tandheelkunde kunt focussen.

Tip 2: Leer om los te laten
Vertrouw de taken met de bijbehorende bevoegdheden en middelen toe aan de praktijkmanager. Wees bereid de controle over delen van de praktijk los te laten. Als u uw praktijkmanager meer als een partner gaat zien, hebben jullie daar beiden profijt van. De praktijkmanager kan op deze manier meer bereid zijn (en heeft ook meer de ruimte) om ervoor te zorgen dat patiënten zo efficiënt mogelijk geholpen worden wat de algehele kwaliteit van uw praktijk kan verhogen.

Tip 3: Bied trainingen aan
De praktijkmanager is een belangrijke schakel binnen het bedrijf. Zodra u de juiste persoon gevonden heeft, is het be-langrijk dat u degene helpt groeien door het aanbieden van trainingen en cursussen. Als goed werkgever wordt van u verlangd dat u uw personeel opleidt om breder inzetbaar te zijn. De trainingen/cursussen kunnen gericht zijn op de be-roepsontwikkeling, maar ook op het vergroten van het sociale bewustzijn, persoonlijke effectiviteit en groei.

Bron:
DrBicuspid.com

Lees meer over: Management, Ondernemen, Personeel
Medewerker Zwanger

Wat moet u regelen als uw medewerker zwanger is?

Wat moet u allemaal regelen als uw medewerker zwanger is? Bekijk de video.

Video door Anna Berends van Loenen. 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel, Thema A-Z, Video
taakherschikking

Taakherschikking gestimuleerd door interprofessionele groepsvorming

Door interprofessionele groepsvorming binnen tandartspraktijken kan de taakherschikking van tandartsen naar mondhygiënisten worden verbeterd. Dit zou vervolgens de kwaliteit van de zorg aanzienlijk verbeteren, aangezien bepaalde taken niet zouden worden uit moeten worden gevoerd door lager opgeleide assistenten, aldus psycholoog Jan Jaap Reinders.

Reinders is docent professionele communicatie en interprofessioneel onderwijs bij de opleidingen Mondzorgkunde en Fysiotherapie op de Hanzehogeschool en Tandheelkunde bij de RUG. Daarnaast is hij als promovendus verbonden aan het lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing en het UMCG-CTM.

Slagingskansen
Reinders heeft de taakherschikking bekeken vanuit een ander perspectief dan de meeste tandartsen hebben gedaan, en heeft daaruit verondersteld dat de sociaal-psychologische factor een grote rol speelt bij de slagingskansen van taakherschikking.

Interprofessionele samenwerking
Naar aanleiding van een experiment met zijn studenten kwam hij tot de conclusie dat interprofessionele groepsvorming, en dus het bevorderen van identificatie met verschillende beroepsgroepen, een positieve bijdrage kan uitoefenen op taakherschikking.

“Studenten vereenzelvigen zich in eerste instantie met hun eigen beroepsgroep en dat staat zo’n proces van taakherschikking in de weg. Door ze in een gezamenlijke setting kennis met elkaar te laten maken kun je stereotype denkbeelden opheffen of verkleinen.”

Uitkomsten experiment
Tijdens het experiment bleek dat de groepen zich konden vergelijken met de andere groepen waardoor de taakverdeling steeds meer veranderde. Dit dient als een indirect bewijs dat sociale identificatie heeft plaatsgevonden. Ook in een ander experiment bleek dat studenten zich gelijkwaardiger gingen gedragen naar mate meer interprofessionele groepsvorming plaatsvond. In beide experimenten bleek dat het vooral de tandheelkundestudenten waren waarbij een verschuiving gebeurde – velen gaven een deel van hun taken aan de mondzorgkundestudenten.

Aanpassing van sociale identiteit
Het belang van interprofessionele samenwerking wordt steeds algemener bekend, ondanks dat momenteel nog vooral gebruik wordt gemaakt van een multiprofessionele samenwerking. Reinders:

“Mensen hebben snel de neiging taken te gaan coördineren. Zo van: dat is jouw probleem, en dit is mijn probleem. Er wordt geen echte verbinding gemaakt. Als we interprofessionele samenwerking willen versterken moeten we onze sociale identiteit als professional aanpassen.”

Loslaten van de hiërarchie
Hier voegt hij aan toe dat het in de natuur van een tandarts zit om te functioneren binnen een bepaalde hiërarchie. Het is echter in de laag hiërarchische teams waar de mensen zich het meest verbonden voelen met elkaar en met hun werk, en waar de beste prestaties worden geleverd. Het zou dus voor veel praktijken goed zijn om deze hiërarchie eens proberen te laten gaan en te focussen op interprofessionele samenwerking.

Bron: Science Guide

Lees meer over: Ondernemen, Personeel