autotransplantatie

Getransplanteerde derde molaren als alternatief voor implantaten

Autotransplantatie van derde molaren wordt als een haalbaar alternatief voor implantatie beschouwd als er een geschikte donorkies voorhanden is. Maar hoe houden deze kiezen het op de lange termijn en wat leidt tot een beter resultaat: een chirurgisch geprepareerde alveole of een extractie-alveole?

Onderzoek naar autotransplantatie van derde molaren

Onderzoekers uit China hebben de resultaten op de lange termijn onderzocht van autotransplantatie van derde molaren. In een groep met zestig patiënten hebben ze onderzocht of het uitmaakt of de getransplanteerde molaren geplaatst worden in een chirurgisch geprepareerde alveole of in een extractie-alveole. Als de derde molaar gelijk geplaatst kan worden na het trekken van de te verwijderen kies, kan gebruik gemaakt worden van de extractie-alveole. Gaat het echter om een aangeboren ontbrekende kies of een uitgevallen kies, dan moet de alveole chirurgisch worden gecreëerd.

Resultaten

De onderzoekers vonden geen significante verschillen in levensduur en wortelresorptie voor beide methoden. “De resultaten suggereren dat autotransplantatie van derde molaren met volledig gevormde wortels zowel bij een chirurgisch geprepareerde alveole als bij een extractie-alveole effectief is. Bij een goede selectie en een juiste behandeling is er een grote kans van slagen op de lange termijn,” aldus de auteurs onder leiding van H.J. Yu van Peking University School en het ziekenhuis van mondheelkunde in Beijing.

Zinvolle behandeling

De autotransplantatie van de derde molaren is uitgegroeid tot een zinvolle behandeling voor ontbrekende achterste kiezen. De pulpa van de kies zal echter niet regenereren. Na de autotransplantatie zal dus langdurige endodontische behandeling nodig zijn.

Bron:
Sciencedirect.com

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Front implantaat

Tijdelijke kronen bij front implantaten

In het front is er een belangrijke extra component: de esthetiek, en dan voornamelijk van de weke delen. Deze zijn manipuleerbaar. Hiervoor worden eerst individuele verschroefde tijdelijke kronen gemaakt. Deze worden met de hand afgewerkt en de vormgeving zorgt voor de juiste ondersteuning van de papillen en het sturen van de buccale outline.

Verslag van de lezing van Alwin van Daelen, restauratief tandarts, tijdens de workshop Implantologie, de bovenbouw.

Implantaatmerk achterhalen
Op de website What implant is that kunt u het implantaatmerk achterhalen aan de hand van de vorm en het schroefdraad. Het is aan te raden om een A-merk implantaat te gebruiken, zodat er altijd continuïteit is en niet ineens onderdelen niet meer te bestellen zijn.

Mal met tijdelijke kroon
Het tijdelijke abutment wordt aangepast aan de occlusie. Van te voren is een malletje gemaakt met daarin de vorm van de tijdelijke kroon. Het tijdelijke abutment wordt geplaatst: er wordt een pinnetje in het schroefgat geplaatst om dit vrij te houden. Het malletje wordt gevuld met composiet en geplaatst over het tijdelijke abutment. Er zit een uitsparing in het malletje waardoor het pinnetje naar buiten kan. Na uitharden van het composiet kan het pinnetje verwijderd worden en het tijdelijk abutment losgedraaid worden. Deze kroon wordt buiten de mond verder afgewerkt. Met flowable composiet wordt de kraag gemaakt richting het tijdelijke abutment.

Let op:

  • Approximaal wordt de kroon anatomische vormgegeven om de contactpunten te sturen en de papillen te begeleiden naar de natuurlijke vorm.
  • Buccaal wordt de kroon niet anatomisch voorgegeven, omdat je hier geen druk wilt op het weefsel. Buccaal wordt daarom ondergecontoureerd. Dit stimuleert de groei van soft tissue.

Zachte weefsel
Een natuurlijk front element heeft een bepaalde vorm. Deze vorm moet teruggebracht worden in het soft tissue. Het duurt ongeveer drie maanden om het zachte weefsel optimaal vorm te geven. Van Daelen wacht altijd iets langer, omdat er nog iets meer vormveranderingen op kunnen treden. De meeste treden op in de eerste 6 maanden.

Afdrukken weke delen
Voor het afdrukken van de weke delen moet de afdrukstift geïndividualiseerd worden. Deze wordt gezandstraald, geplaatst en omspoten met composiet. Zo brengt u het emergence profile over in de afdrukstift. Een andere mogelijkheid is om de tijdelijke kroon op een lab analoog te zetten en in een blokje putty te duwen. De putty heeft nu de vorm van de tijdelijke kroon. Hierin kan de afdrukstift geplaatst worden en omspoten met composiet. Dit is betrouwbaarder, omdat in de mond de zachte weefsels meteen inklappen.

Na het maken van de afdruk, gaat de patiënt vaak naar de tandtechnieker voor het individueel opbakken. Hierbij beslist de patiënt zelf mee hoe de kroon uiteindelijke gemaakt wordt. Het plaatsen gaat dan heel snel.

Hoe stabiel is de situatie in het front? Zolang het bot blijft zitten, blijft de soft tissue ook zitten.

Alwin van Daelen is restauratief tandarts, NVVRT.

Verslag door Paulien Buijs, voor dental INFO, van de lezing van Alwin van Daelen tijdens de NSOI-workshop Implantologie, de bovenbouw

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
In Verenigd Koninkrijk groei van aantal implantaatbehandelingen verwacht

In Verenigd Koninkrijk groei van aantal implantaatbehandelingen verwacht

Naar verwachting zal de komende jaren in het Verenigd Koninkrijk het aantal implantaatbehandelingen aanzienlijk stijgen. Over de hele wereld neemt de vraag naar implantaten toe, maar de markt zal in Europa het grootste zijn.

Rapport PMR
Volgens een recent rapport van Persistence Market Research (PMR) zal de markt voor tandheelkundige implantaten in het Verenigd Koninkrijk tussen 2014 en 2020 met 9,7% groeien. Als belangrijke reden hiervoor wordt de ontwikkeling van nieuwe technieken genoemd, zoals 3D, CAD/CAM en mini-implantaten. Daarnaast spelen ‘implantatie-toerisme’ en een stijgende vraag door vergrijzing van de bevolking een rol.

Het rapport voorspelt dat titanium in de periode van 2014 tot 2020 het meest gebruikte materiaal zal blijven.

Europa
Naar verwachting zal de markt voor implantaten in Europa het grootst zijn. Dit komt door een toegenomen mondhygiëne en de technische ontwikkelingen. In Europese tandartsenpraktijken worden implantaten steeds meer toegepast. De snelste marktgroei wordt echter in de Aziatisch-Pacifische regio verwacht.

Geen verrassing
Volgens Guy Hiscott, eindredacteur van het tijdschrift Implant Dentistry Today, kan de grote groei geen verrassing worden genoemd. “Wereldwijd wordt dit als de beste behandeling gezien die de mondzorg momenteel kan bieden aan iemand die tanden of kiezen mist. [….] Als een implantatie op de juiste wijze wordt toegepast, kan deze het leven van patiënten veranderen.”

Bron:
Dentistry.co.uk

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
protocol

Protocol voor immediate vervanging in de esthetische zone

Bij de conventionele methoden (de early- of delayed protocollen) voor het vervangen van een element in de esthetische zone wordt een element eerste geëxtraheerd en vervolgens wordt genezing afgewacht om daarna over te gaan naar implantatie. Hierbij blijkt dat er in meer dan 80% van de gevallen tegen die tijd te weinig bot is om tot een esthetisch goed resultaat te komen. Daarnaast is dit een traject dat ongeveer een jaar beslaat, een tijd waarin een patiënt vaak een plaatje draagt ter tijdelijke vervanging.

Tristan Staas en Edith Groenendijk hebben een protocol opgesteld waarbij het element in één dag vervangen wordt voor een implantaat met een tijdelijke kroon.

Protocol
Het protocol van Staas en Groenendijk bestaat uit de volgende stappen:

1. Extractie en ridge perservation, Implanteren, Tijdelijke voorziening vervaardigen.
2. Definitieve voorziening vervaardigen (na 2-6 maanden)

Buccale recessie
Bij de conventionele methoden wordt vaak buccale recessie gezien na extractie. Deze recessie ontstaat doordat na extractie van het element het parodontale ligament verdwenen is, waardoor de buccale botlamel niet meer van bloedtoevoer voorzien wordt en afsterft.

Ook bij direct implanteren zal de buccale botlamel uiteindelijk verloren gaan, echter kan deze botlamel wel als resorbeerbaar membraan gebruikt worden en er op die manier voor zorgen dat buccale botresorptie tot een minimum beperkt wordt – dit wordt ridge perservation genoemd. Door het implantaat iets achter de socket te plaatsen (zorg voor initiële stabiliteit!) en de ruimte tot aan de buccale lamel op te vullen met botpartikels is dit te verwezenlijken. Belangrijk hierbij is ervoor te zorgen dat de ruimte tussen het implantaat en de botlamel minimaal 2 mm bedraagt. Door deze procedure wordt gezien dat er hoogte van het bot gewonnen wordt en omdat weke delen het bot volgen, zorgt dit voor een esthetisch beter resultaat. Immers: the bone sets the tone, the tissue is the issue!

Behouden en hersteld
Door deze ‘immediate placement’ worden harde en zachte weefsels zo goed mogelijk behouden en hersteld. Na 2-6 maanden wordt de tijdelijke kroon op het implantaat vervangen door een definitieve.

Behandelplan
Belangrijk is te onthouden om geen extractie uit te voeren zonder een behandelplan. De buccale botlamel hoort immers bij het element en zal verloren gaan na extractie. Voor een goed esthetisch resultaat is deze 3-dimensionale omgeving van belang (bone sets the tone!). Daarnaast is een implantaat niet zomaar een vervanging voor een natuurlijk element, een implantaat vraagt andere omstandigheden – bijvoorbeeld 2mm bot rondom.

Voor een goed esthetisch resultaat is het verder van belang om subgingivaal uitsluitend met biocompatibele materialen te werken.

Redenen voor geen immediate placement
Ontsteking, dun biotype, recessie, het ontbreken van een buccale botlamel, naastliggende implantaten, een hoge lachlijn of een grijze doorschemering zijn geen redenen om niet tot immediate placement over te gaan.

Resultaten
De resultaten twee jaar na deze ‘immediate placement’ zijn goed; er is sprake van weinig botafname in horizontale dimensie na implantaatplaatsing (gemiddeld 0,6mm) en een bottoename (van 1,6 mm) in verticale dimensie. Ook geven patiënten een hoge score op tevredenheid na deze behandeling. Momenteel wordt dit protocol landelijk prospectief onderzocht.

Tristan Staas is als tandarts in 1988 afgestudeerd aan de Universiteit van Utrecht, hij is mede oprichter en -eigenaar van Staas & Bergmans. Tristan houdt zich in de praktijk met name bezig met implantologie, en is in het bijzonder geïnteresseerd in immediate replacement (het direct vervangen van verloren tanden en kiezen door implantaten) in de esthetische zone. Naast zijn werk bij Staas & Bergmans is Tristan werkzaam bij de Tandartsengroepspraktijk Zaltbommel, geeft hij training aan tandartsen en implantologen in immediate implantologie en geeft hij lezingen in zowel binnen- als buitenland. Tristan is lid van de NVOI (Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie), bestuurslid van BIN (Belangenvereniging Implantologie Nederland) en de NobelBiocare Advisory Board, en doet onderzoek in samenwerking met UMCG en Radboud naar immediate procedures in de esthetische zone.

 Edith Groenendijk studeerde in 1989 af in de Tandheelkunde aan de Radboud Universiteit te Nijmegen.  Vanaf dat moment is zij als algemeen practicus in verschillende praktijken werkzaam geweest. In 1992 opende zij haar algemene praktijk te Den Haag alwaar zij zich op de parodontologie en duurzame restauratieve tandheelkunde richtte. Van 1998 tot en met 2000, volgde zij  de Post-Academische opleiding tot tandarts-implantoloog aan het ACTA,  waarna zij de Master of Science titel in de Orale Implantologie behaalde. Vanaf dat moment opende zij haar verwijspraktijk voor Orale Implantologie te Den Haag.
Haar speciale interesse heeft de tandvervanging in de esthetisch zone. In samenwerking met collega Staas ontwikkelde zij hiervoor op basis van de bestaande literatuur een protocol. Hun Immediate Placement Protocol (IIP) wordt sinds 2009 met succes toepast binnen de klinieken van Staas & Groenendijk. Groenendijk schreef een treatment rational en zij publiceerden twee retrospectieve onderzoeken over de stabiliteit van de buccale botlamel en de esthetische uitkomst na directe tandvervanging in de esthetische regio van de bovenkaak. In samenwerking met de Radboud Universiteit te Nijmegen, het UMCG te Groningen en een zestal verwijspraktijken voor Orale Implantologie startten zij eind 2014 een prospectief multi-centrum klinisch onderzoek met betrekking tot dit IIP protocol.
Naast haar werk als tandarts-implantoloog is Edith Groenendijk lid van meerdere wetenschappelijke verenigingen waaronder de NVOI, AcBin, NvVP, NvGPT, NVVRT, EAO, is zij mentor van de Nobelbiocare Esthetic group NL, lid van de advisory board van Nobelbiocare en geeft zij lezingen en cursussen in binnen- en buitenland.

Verslag door Annalous van Poppel, voor dental INFO, van de lezing van drs. T. Staas en drs. E. Groenendijk tijdens het jaarcongres 2016 ‘Bijzondere tandheelkunde in uw praktijk’ van de NVGPT.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
implantaat

“Kleine” implantologie in het onderfront

Implantologie in het onderfront kent grote uitdagingen, zeker als het om meertandsvervanging gaat. Verslag van de lezing van Marco Cune en Steven Zijderveld over deze problematiek. Met uitleg over chirurgische en restauratieve oplossingen voor het vervangen van ontbrekende gebitselementen in het onderfront.

Oorzaken ontbreken onderincisief
Verschillende oorzaken voor het ontbreken van een onderincisief kunnen zijn:

  • Agenesie
    Agenesie van de laterale onderincisief komt hierbij minder vaak voor dan agenesie van de centrale onderincisief.
    Bij agenesie van één of meerdere elementen is het altijd belangrijk te onderzoeken of de agenesie solitair voorkomt of onderdeel is van een syndroom. Om dit onderscheid te kunnen maken, zouden andere ectodermale kenmerken uitgevraagd en bekeken kunnen worden; bijvoorbeeld traanvocht, zweetproductie, haarkenmerken. Daarnaast is van enkele genen bekend dat zij betrokken zijn bij het ontstaan van agenesie en hypodontie.
  • Endodontisch falen
    De onderincisief heeft een lager slagingspercentage bij endodontische (her)behandeling dan de overige gebitselementen.
  • Trauma
    Hierbij kan men denken aan cystes, iatrogene schade (orthodontische behandeling), tongpersen.
  • Parodontaal falen
    Bijvoorbeeld piercings die recessie veroorzaken.

Oplossing voor meertandsvervanging in het onderfront zijn

  • Conventionele brug
  • Etsbrug
  • Orthodontisch sluiten
  • Implantaat plaatsen

Plaatsen van een implantaat
Het plaatsen van een implantaat zal in specifieke gevallen de meest voor de hand liggende oplossing zijn, daarom wordt deze oplossing verder besproken.

Bij het plaatsen van een implantaat in het onderfront zijn er twee aspecten die onderzocht moeten worden:

  1. Is er genoeg ruimte voor de componenten die op het implantaat moeten komen?
    De mesiodistale afmeting van een natuurlijke kroon van een onderincisief is 5-6 mm, de tandtechnicus wil echter minimaal 7-8 mm ruimte in mesiodistale richting voor het opbakken van een mooie kroon. Hier dient men rekening mee te houden.
    Daarnaast kan men te maken hebben met een beperkte interocclusale ruimte door uitgroei van het bovenfront.
  1. Is er genoeg ruimte voor de implantaten?
    Een implantaat heeft minimaal 6-8 mm ruimte nodig. Hierbij moet ook goed op de convergentie van de apices van de buurelementen gelet worden.

Vervangen van twee incisieven
Het vervangen van twee incisieven in het onderfront is lastiger dan één.

Implantologische mogelijkheden zijn:

  • Plaatsen van een implantaat centraal met een dubbele kroon
  • Plaatsen van een implantaat met een kroon en dummy
  • Plaatsen van twee implantaten naast elkaar met elk een solitaire kroon

Welke keuze gemaakt wordt in bovenstaande opties is onder andere afhankelijk van de chirurgische mogelijkheden. Zo kan er bijvoorbeeld botaugmentatie nodig zijn, waarbij het de voorkeur geniet bot te oogsten uit de ramus-regio van de mandibula in plaats van de kin in verband met risico op beschadiging van de nervus. Ook kan het risico op beschadiging van de apices van de buurelement een reden zijn om een implantaat centraal te plaatsen. Het plaatsen van een implantaat centraal met een dubbele kroon erop, geeft matige resultaten op gebied van reinigbaarheid en esthetiek.

Onderzoek laat zien dat het plaatsen van twee implantaten een hoog failure percentage en veel botverlies geeft. Wanneer mogelijk, geniet het de voorkeur een implantaat te plaatsen op de plaats van één van de elementen, om daar vervolgens een kroon met een dummy op te schroeven. Dit is het beste te reinigen en geeft de beste esthetische resultaten.

Steven Zijderveld volgde zijn studie tandheelkunde en geneeskunde aan de tandheelkunde, respectievelijk geneeskunde Faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Na zijn tandarts- en artsexamen (respectievelijk 1989 en 2000) deed hij de specialisatie tot kaakchirurg aan de Afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie van de Vrije Universiteit  te Amsterdam (1998). Sinds 2000 is hij werkzaam als kaakchirurg in het St. Antonius Ziekenhuis te Nieuwegein en Utrecht. Tevens was hij parttime verbonden aan de Afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie van het Vrije Universiteit medisch centrum te Amsterdam met een onderzoeksaanstelling naar bot- en botvervangende materialen in een sinusbodemelevatie studiemodel. In maart 2010 promoveerde hij met een proefschrift getiteld: Bone regeneration with different grafting materials in a human maxillary sinus floor elevation model. Van 2010 tot 2015 was Steven bestuurslid (secretaris) van de NVMKA.
Steven houdt veelvuldig voordrachten over implantologie gerelateerde onderwerpen.

 Marco Cune (7-6-1965) studeerde tandheelkunde aan het Academisch Centrum Tandheelkunde in Amsterdam (ACTA, Vrije Universiteit) van 1984 tot 1990. Na het behalen van zijn doctoraal- en tandartsexamen werkte hij er respectievelijk bij de vakgroepen Prothetische Tandheelkunde en Orale Implantologie. Van 1991 tot 2010 was hij werkzaam als tandartsonderzoeker aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht, binnen de vakgroep Mondziekten, Kaakchirurgie en Bijzondere Tandheelkunde. In 1993 werd een proefschrift met als onderwerp: overkappingsprotheses op implantaten afgerond. Sindsdien was hij actief betrokken bij het tot stand komen van vijf proefschriften. Van 2003 tot 2006 was hij als tandarts coördinator betrokken bij het centrum voor bijzondere tandheelkunde in het UMC Utrecht. Vanaf 2007 werden de taken meer richting het wetenschappelijk onderzoek verschoven. Daarnaast voerde hij een algemene tandartsengroepspraktijk te Houten (1997-2010). In 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar Orale Functieleer, in het bijzonder de restauratieve en reconstructieve tandheelkunde aan het UMC Groningen, Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde. Zijn onderzoeksinteresses bestrijken een breed scala aan onderwerpen, maar richten zich met name op de orale implantologie en prothetische tandheelkunde. Hij publiceert regelmatig over deze onderwerpen en verzorgt voordrachten en cursussen in binnen- en buitenland. Vanaf 2007 is hij 1 dag per week werkzaam in het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde in het St. Antonius ziekenhuis te Nieuwegein.

 Verslag door Annalous van Poppel, voor dental INFO, van de lezing van dr. S.A. Zijderveld en prof. dr. M.S. Cune tijdens het jaarcongres 2016 ‘Bijzondere tandheelkunde in uw praktijk’ van de NVGPT.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
implantaten onderkaak

Zwaar roken verlangzaamt genezing implantaten in onderkaak

Uit nieuw onderzoek is gebleken dat zwaar roken problemen met dentale implantaten in de onderste kaak kan veroorzaken.

Onderkaak
Dat roken slecht is voor de gezondheid is algemeen bekend. Er zijn echter weinig studies die de effecten op de onderkaak hebben bestudeerd. Onderzoekers van het ziekenhuis van de Xi’An Jiaotong universiteit in China deden dit wel.

Genezing van botten
De studie bekeek hoe goed de botten genezen op het moment dat de kiezen van de onderste kaak worden vervangen door implantaten, zowel bij rokers als bij niet-rokers. Hieruit bleek dat bij zware rokers de botten rondom de implantaten langzamer genezen dan bij niet-rokers. Na drie maanden is het genezingsproces echter wel weer op peil. Alsnog wordt er meer van de botten verloren rondom de implantaten dan bij niet-rokers.

Effect van roken op implantaten
De conclusie van het onderzoek luidt dat roken weinig effect heeft op het algemene succes van implantaten. Het kan echter wel nodig zijn voor tandartsen om het plan voor implantaten te veranderen voor patiënten die roken.

Bron:
Journal of Oral Implantology

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
roken

Roken verstoort mogelijk genezing na implantaatplaatsing

Rokers lopen het risico nadelige effecten te ervaren bij het plaatsen en gebruik van implantaten. Volgens een recent onderzoek vergroot roken de kans op verstoorde genezing na implantaatplaatsing in de zijdelingse delen van de onderkaak maar heeft het geen effect op de overlevingskans van implantaten. Daarnaast  is er bij rokers meer sprake van botverlies en ontsteking rondom de implantaten dan bij niet rokers.

Roken
Rokers blijken meer marginaal botverlies, diepere pockets, meer verlies van aanhechting en meer furcatieproblemen te hebben. Daarnaast blijkt dat bij rokers meer implantaatverlies plaats vindt in de bovenkaak dan in de onderkaak. Echter was er volgens de onderzoekers meer  informatie  nodig over het effect van roken op implantaten geplaatst in de zijdelingse delen van de onderkaak: “Zodat er weloverwogen beslissingen worden genomen en behandeling plannen worden verfijnd om de resultaten te optimaliseren.”

Onderzoek
16 mannelijke zware rokers (roken meer dan één pakje sigaretten per dag) en 16 mannelijke niet-rokers tussen de 25 en 65 jaar oud hebben deelgenomen aan het onderzoek. In totaal zijn er 45 implantaten bij de deelnemers geplaatst.

ISQ
De onderzoekers maakten gebruik van de schaal voor ISQ-meting (Implant Stability Quotient) om de stabiliteit van het implantaat te beoordelen in de eerste 12 weken na de implantatie. Veranderingen in de ISQ tijdens botgenezing duiden op veranderingen op de implantaat-botinterface. Bij de niet-rokers waren de ISQ waarden significant hoger dan bij de rokers bij 3, 4, 6 en 8 weken na de operatie. Volgens de auteurs geeft dit aan dat roken een negatieve invloed heeft op de osseointegratie. Daarnaast blijkt dat bij rokers er een daling is in de mineralisatiegraad van het bot, dat tevens effect heeft op de osseointegratie. Echter was bij zowel rokers als niet-rokers, geen implantaatverlies.

Levensduur implantaten
Na zes en twaalf maanden waren marginaal botverlies en de sonderingsdiepte  significant hoger bij rokers dan bij niet-rokers. Terwijl de  gemodificeerde plaque-index en sulcus bloedingsindex niet significant verschilden tussen de groepen. De auteurs vonden ook dat de sulcus bloedingsindex van rokers aanzienlijk hoger was na twaalf maanden dan na zes maanden: “Dit suggereert dat rokers een grotere kans hebben op het ontwikkelen van een ontsteking rondom de implantaten dan niet rokers.”

Verschillend
De auteurs merkten op dat hun resultaten in sommige opzichten verschilden van eerdere onderzoeken waaruit bleek dat roken geen significant effect heeft op de osseointegratie of marginaal botverlies. Mogelijke verklaring is dat er gebruik is gemaakt van verschillende implantaten in het onderzoek. “Meer onderzoek is nodig, met grotere patiëntenpopulaties om onze bevindingen te bevestigen,” concludeerden ze.

Bron:
Journal of Oral Implantology

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Implantaten

3D softtissue management rond implantaten in de esthetische zone

Het einddoel van een enkeltands vervanging door een implantaat gedragen restauratie in de esthetische zone is dat deze niet waarneembaar is. Is dit te realiseren? Wat zijn factoren die de behandelstrategie bepalen? Verslag van de lezing van Martijn Molenaar tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

In het verleden werd bij het plaatsen van implantaten vooral gelet op of het implantaat wel of niet goed osseointegreerde. Tegenwoordig zijn de implantaten zo goed, dat dit vaak niet meer de vraag is. Er wordt nu veel meer gelet op weke delen integratie en macro- en micro-esthetiek. Ook wel de 3D soft tissue integratie genoemd.

Waarop letten bij plannen implantatie?
Bij het plannen van een implantatie moet worden gelet op de volgende onderdelen:

  • Esthetische uitkomst
  • Complicerende factoren (biologisch, functioneel, economisch)
  • Hoe gaat u om met deze factoren?
  • Prothetisch design
  • Wel of geen bone graft/soft-tissue graft?Het rekening houden met als deze stappen leidt tot een gezichtsgerelateerde behandelplanning. Kijk niet alleen naar de mond, maar kijk hoe het eindresultaat mooi in het gezicht past.

Lachlijn
20% van de mensen heeft een lage lachlijn, 70% een normale en 10% een hoge. Ongeveer 80% van de mensen laat dus gingiva zien. Echter 91% van de mensen laat wel de papillen zien bij lachen. De vormgeving van de papillen lijkt dus erg belangrijk bij het verkrijgen van een natuurlijk lijkend eindresultaat.

Bij de midfacial marginal tissue moet gelet worden op de positie en de contour, bij de vormgeving van de papil moet echter ook gelet worden op de vormgeving van de papil zelf (de basis en de punt). De biologische breedte bij een natuurlijk element is 3mm midfaciaal en 5 mm bij de papil. Bij een implantaat is de midfaciale en biologische breedte bij de papil 3 tot 3,5 mm. Dit geeft dus aan dat een implantaat altijd 3 mm onder de wensbare hoogte van het tandvlees geplaatst moet worden.

Behandelstrategie
De ideale uitgangssituatie is een patiënt waarbij voldoende gingiva en bot is. En waarbij het te verwijderen element nog in situ is. De behandelstrategie is dan als volgt:

  • Atraumatische extractie
  • Een implantaat met diameter 4 – 4,5 mm naar palatinaal in de socket plaatsen (niet te dicht bij de buurelementen). Laat je hierbij leiden door waar je naar toe wilt en niet door de situatie die je hebt.
  • Opvullen van de gap
  • Palatumgraft (er is vaak weinig ruimte op het tuber)
  • Vaste tijdelijke voorziening (geen plaatje!)
  • Verschroefde tijdelijke voorziening met een titanium interface, om slijtage van het implantaat te verminderen. De tijdelijke kroon zal apicaal vaak iets breder zijn dan het natuurlijke element.

NB: Gebruik altijd schone componenten. Doe een drupje chloorhexidinegel op het te verschroeven onderdeel. Reinig alles voor plaatsen met alcohol.

Moolenaar is implantoloog en tandarts-prosthodontist en heeft een praktijk in Blaricum.

Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van het ANT-congres Dental Studie Update.

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
duurzaamheid implantaten

Medicijnen van invloed op duurzaamheid implantaten

Het potentiële succes van tandimplantaten hangt af van verschillende factoren. Medicijnen die regelmatig worden ingenomen zijn hier een van, en kunnen zowel positief als negatief invloed hebben op de duurzaamheid van implantaten.

De Canadese Dr. Faleh Tamimi en zijn team hebben de effecten van bètablokkers en protonpompremmers op het succes van tandheelkundige implantaten onderzocht. Medicijnen kunnen hier invloed op hebben.

Bètablokkers
Sinds kort is bekend dat bètablokkers een positief effect hebben op botvorming. In deze studie werd vooral gekeken naar hoe dit medicijn de kans op succes van tandheelkundige implantaten kan beïnvloeden. Dit werd gegaan door 728 patiënten met in totaal 1499 implantaten te onderzoeken. 142 hiervan, met in totaal een aantal van 327 implantaten, kregen hiervan bètablokkers toegediend. Bij slechts 0,6 procent van de patiënten die bètablokkers namen werden de implantaten beschadigd, terwijl dit bij 4,1 procent van de overige patiënten het geval was.

Protonpompremmers
Een tweede studie onderzocht de effecten van protonpompremmers op de osseointegratie van tandheelkundige implantaten. Hierbij was vantevoren bekend dat deze geneesmiddelen voornamelijk worden voorgeschreven bij brandend maagzuur, en over het algemeen een negatief effect hebben op het botmetabolisme. Aan dit onderzoek deden 1773 patiënten mee die in de periode van 2007 – 2015 in totaal 799 implantaten hadden gekregen. 58 patiënten, met 133 implantaten, hiervan namen protonpompremmers. Van de medicijn slikkende patiënten had 6,8 procent last van verlies van implantaten, wat hoog is tegenover de 3,2 procent van de patiënten die geen protonpompremmers slikten.

Resultaten
Deze studies hebben bewezen dat medicijnen, zoals bètablokkers, die over het algemeen goed zijn voor botvorming, vaak ook een positief effect hebben op het behoud van tandheelkundige implantaten, maar dat medicijnen, zoals protonpompremmers, die een negatief effect hebben op botvorming, ook geen goede uitwerking hebben op het behoud van implantaten.

Bron:
Wiley Online Library
Wiley Online Library

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
implantaten

Slikken bètablokkers draagt bij aan betere opname tandimplantaten

Een nieuw onderzoek toont aan welke medicijnen de patiënt beter wel en niet kan gebruiken om complicaties bij tandimplantaten te voorkomen. Het slikken van bètablokkers bijvoorbeeld draagt bij aan een betere opname van de implantaten.

Onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd door specialisten aan de McGill Faculty of Dentistry in Canada. Zij testten het gebruik van propranolol, een non-selectieve bètablokker die wordt gebruikt als bestrijder van hart- en vaatziektes en de werking daarvan op botherstel. Verder keken ze ook naar de werking van protonpompinhibitoren (maagzuurremmer) op de calciumabsorptie. Alvorens zelf de medicijnen te testen onderzochten ze data van 700 patiënten die tandimplantaten hadden gekregen in de periode 2007-2015. Het onderzoek wat zij zelf uitvoerden werd gedaan onder 24 ratten, waarvan de helft werd behandeld met propranolol en de ander helft met Saline.

Resultaten
Ondanks dat er al uit eerder onderzoeken bleek dat bètablokkers de botaanmaak stimuleren en maagzuurremmers de calciumabsorptie verminderen, waren de resultaten van het onderzoek toch boven verwachtingen. Bij het slikken van bètablokkers was de kans op mislukking van botintegratie slechts 0,6% waar dat bij andere medicijnen 4,1% was. Daarnaast bleek dat het innemen van maagzuurremmers een zeer negatieve werking heeft op botintegratie, het mislukkingspercentage is dan 6,8% terwijl deze 3,2% is voor patiënten die dit medicijn niet gebruiken. Om een optimaal herstel bij tandimplantaten voor de patiënt te realiseren wordt het door deze onderzoekers dus aangeraden om bètablokkers te slikken en maagzuurremmers te vermijden.

Implicaties
De onderzoekers zijn van plan het onderzoek nog verder door te ontwikkelen om de onderliggen mechanismes in kaart te kunnen brengen. Voor nu is het niet geheel duidelijk wat de juiste dosering van de bètablokkers moet zijn en voor welke periode. Wel geloven de onderzoekers dat deze resultaten implicaties hebben voor bot-operaties in andere delen van het lichaam aangezien dit hetzelfde proces van botherstel is.

Bron:
Science Daily
Wiley Online Library

Onderzoek door E. Al-Subaie et al in Journal of Clinical Periodontology

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Implantoloog plaatst implantaat bij zichzelf

Implantoloog plaatst implantaat bij zichzelf

Implantoloog Dr. Achim Schmidt in München heeft onlangs bij zichzelf een implantaat geplaatst. Hij heeft gedurende zijn carrière al meer dan 15.000 implantaten geplaatst en nu het ondenkbare gedaan met dank aan virtuele planning, een 3D-bril en ervaren collega’s aan zijn zijde.

Voorbereidingen
Door tandenknarsen verloor de implantoloog een tand waardoor een implantaat nodig was. Met behulp van onder andere een 3D-bril en virtuele planning waarmee de exacte positie en diepte van de implantaten wordt bepaald, zou het volgens Schmidt mogelijk moeten zijn om bij jezelf een implantaat te plaatsen. Zo gezegd, zo gedaan. In de weken voorafgaand de behandeling zijn de benodigde maatregelen getroffen zoals de aanschaf van de modernste technieken en het optrommelen van een medisch team.  Ook is een filmploeg gevraagd om deze interessante en riskante ingreep te filmen.

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z, Video
Naar verwachting meer implantaat-gerelateerde ziektes in toekomst

Naar verwachting meer implantaat-gerelateerde ziektes in toekomst

Specialisten in parodontologie verwachten dat het aantal gevallen van parodontitis in Europa zal stabiliseren, terwijl het aantal implantaat-gerelateerde ziektes zal toenemen. Zij verwachten dat dit zal gebeuren ondanks de verwachte verbeteringen in chirurgische technieken.

Trends parodontologie
Dit bleek uit een studie naar verwachte trends op het gebied van parodontologie. Deze studie werd gedaan met de ‘Delphi’ methode, waarbij de verwachtingen van 113 specialisten werden geobserveerd. Hierbij werden de veranderingen in de tandheelkunde van de afgelopen twee jaar meegenomen.

De studie, die werd geleid door Phoebus Madianos, hoofd van de EFP Scientific Affairs Committee, werd gehouden onder experts verspreid over de gehele Europese Unie en Israël en focuste op verwachte trends in de periode tot en met 2025. Hierin werden vragen opgenomen die in verband staan met de Europese Unie als een geheel, gezien door het oog van vijf verschillende gezondheidsmodellen, namelijk: het Noordelijke, het Britse, het Bismark, het Zuidelijke en het Oosterse model.

Meer ziektes door geplaatste implantaten
Voor het Noordelijke en het Zuidelijke model werd hetzelfde aantal gevallen van parodontitis verwacht in 2025 als in 2015. Voor de Europese Unie in het algemeen werd ook een groeiende stabilisatie van deze chronische ziekte verwacht, alhoewel de onderzoeksdeelnemers hier niet heel zeker van waren. Wel werd er verwacht dat er in de toekomst meer implantaat-gerelateerde ziektes zullen ontstaan, ondanks het feit dat de technieken op dit gebied wel zullen verbeteren.

Phoebus Madianos: “Ondanks individuele verschillen tussen verschillende gezondheidsmodellen, voorspelt deze Delphi studie een centrale rol voor parodontologie in Europese tandheelkunde, voor de komende eeuw. De noodzaak van goede gespecialiseerde parodontologen zal blijven.”

Bron:
European Federation of Periodontology
NCBI

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie, Thema A-Z
Minischroeven

Minischroeven: toepassingen en complicaties

De meest voorkomende complicaties van de minischroef zijn ‘verlies’, ‘gingiva-overgroei’ en ‘gingivia-irritatie’. Hoe kan dit voorkomen worden?

Migratie van de minischroef
Het kan voorkomen dat een minischroef niet op zijn plaats blijft zitten. Vaak is er sprake van een voorwaartse tipping van de schroef. Stabiliteit van de minischroef is afhankelijk van de dikte van het corticale bot waarin de schroef geplaatst wordt (primaire stabiliteit). Ook de plaatsingstechniek heeft invloed op de primaire stabiliteit. Indien noodzakelijk, moet de schroef opnieuw geplaatst worden.

Complicaties van het zachte weefsel
De meest voorkomende complicaties van het zachte weefsel zijn gingiva-overgroei en irritatie van de gingiva. De kans op ontsteking van de mucosa kan beperkt worden door de minischroef te plaatsen in ontstekingsvrije aangehechte gingiva. Eventueel kan de minischroef afgedekt worden met bijvoorbeeld een healing abutment. Optimale mondhygiëne is belangrijk. Eventueel kan er gespoeld worden met chloorhexidine en/of fluoride mondwater, dit geeft een significante reductie van het aantal micro-organismen in de mond.

Risico radix beschadiging
12-16 weken na het verwijderen van de minischroef, zijn de parodontale structuren volledig genezen. Indien een minischroef in of vlakbij een radix wordt geplaatst dan neemt de kans op verlies van de minischroef toe. Het raken van een radix is echter een zeldzame complicatie en wordt bijna altijd (ondanks de verdoving) opgemerkt door de patiënt. Hier moet de behandelaar tijdens het plaatsen bedacht op zijn.

Het plaatsen van een minischroef
De meest voorkomende problemen bij minischroeven komen voort uit de chirurgische procedure. Het is verstandig voorafgaand aan het plaatsen een röntgenfoto te maken van de insertie plaats. Het succespercentage ligt bij orthodontisten en kaakchirurgen even hoog.

Bacteriën en minischroeven
Binnen drie weken na het plaatsen van de minischroef vindt er bacteriële kolonisatie plaats rondom de minischroef.

Conclusie

  • Minischroeven zijn breed toepasbaar.
  • Zowel de orthodontist als de kaakchirurg kan de minischroeven plaatsen.

Lezing door: Drs. Christos Livas is orthodontist, afdeling Orthodontie, UMCG.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Orthodontie-CTM-MKA, georganiseerd door het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde UMCG in samenwerking met de afdeling MKA-chirurgie, de afdeling Orthodontie, de Postgraduate School of Medicine van het Wenckebach Instituut  en de Stichting PAOT-NN.

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z

De implantaatgesteunde frameprothese

Welke mogelijkheden biedt de implantologie voor uitneembare voorzieningen? Met name vrij-eindigende frameprotheses in de onderkaak hebben een beruchte prognose ten aanzien van patiënt comfort. Implantaatsteun kan van grote waarde zijn.

Verslag van de lezing van drs Martijn Brenkman tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

De frameprothese verandert niet mee met de patiënt en levert zo doende in de loop van de jaren problemen op. De patiënt denkt dan telkens aan “dat niet goed passende ding” in zijn mond. Met de toename van ouderen neemt het aantal frames ook toe. Ondanks alle innovaties, zijn er nog steeds veel patiënten die in aanmerking komen voor frames. Vaak spelen de financiële mogelijkheden van de patiënt een rol bij de keuze van een frameprothese. Veel dragers van een frameprothese hebben als criterium: “Als ik maar kan kauwen”.

Partiële prothese
Bij drie tot vier occluderende paren is sprake van een functionele dentitie en is een partiële prothese acceptabel in tegen stelling tot de volledige prothese. Het frame zou zich moeten blijven ontwikkelen om het de patiënt geriefelijker te maken. Het raster, de minor en de occlusale steunen kunnen digitaal ingepland en geprint worden. Maar metaal kan nog niet geprint worden. Op het model wordt het kunststof gepast en daarna wordt de uiteindelijk versie gemaakt. Het is dus maar half digitaal. Toch is het volledig digitale frame de toekomst. Maar ook dit kan nog steeds problemen geven, want de patiënt blijft nou eenmaal anders dan een print.

Objectief versus subjectief
Met het verlies van gebitselementen neemt de kauwefficiëntie slechts objectief af. De tandarts houdt er daarom vaak een andere mening op na dan de patiënt die het subjectief beleeft. De patiënt redt zich wel: bij een matig zittende prothese wordt het frame al gauw thuisgelaten.

Toepassing
De perceptie tussen de patiënt en de tandarts kan dus behoorlijk verschillen. Het enige voorspelbare in deze is de frontvervanging vanwege esthetische redenen. Een patiënt gaat nu eenmaal niet zonder voortanden rondlopen.

Een frameprothese is verder een goede oplossing als aanvulling op de processus alveolaris, bij meerdere grote diastemen, bij problemen met de belastbaarheid en als de prognose slecht is. In dat laatste geval is het een “sjieke” vorm van afbouwen. Is afbouwen niet het doel, dan is het zaak dat na plaatsing van het frame naar de mondhygiënist wordt verwezen. “De patiënt moet om de drie maanden naar de mondhygiënist wegens hoog risico op wortelcariës. De mondhygiëne moet rigoureus beter. De gebitselementen zijn niet voor niets verloren gegaan”, zegt Brenkman.
Hij toonde hierbij een foto van een gebit met forse recessies, cariës en plaque als ondersteuning.

foto implant

foto implant2

Vrij-eindigende prothesen
Bij een vrij-eindigend partieel gaan de elementen en het frame werken als een wig. Het geeft slijtage van de elementen waar het partieel op steunt en het zit niet prettig. Wil men dit voorkomen, dan biedt ondersteuning via een dorsaal implantaat uitkomst. De juiste positie van het implantaat is dan wel heel belangrijk. Het kan een enorme mobiliteitsreductie betekenen. De ankers kunnen eventueel verwijderd worden.

Als laatste tip gaf Brenkman mee om de lengte en locatie van het abutment op het model te noteren zodat het eenvoudig terug te vinden is in de kaak.

Drs. Martijn Brenkman is tandarts en voltijds werkzaam bij de sectie Orale Functieleer van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMC Groningen. Daar is hij verantwoordelijk voor het theoretische en praktische onderwijs in de partiële prothetiek aan studenten in de Bachelor- en Masterfase van de tandheelkunde opleiding in Groningen. Complexe restauratieve problemen bij (medisch-) gecompromitteerde patiënten hebben zijn bijzondere interesse. Als clinicus is hij betrokken bij een prospectieve studie naar implantaatgesteunde frameprotheses.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van drs Martijn Brenkman tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Implantologie: Hoe verwijst u door?

Bij verwijzing van uw patiënt naar een implantoloog is een deugdelijke verwijsbrief essentieel. Zo zorgt u ervoor dat de implantoloog de behandeling uitvoert die u verwacht. Bekijk de voorbeelden die Prof. dr. Meijer gaf tijdens het congres Implantologie.

Mogelijkheden tot samenwerking
Voor de chirurgische fase gaat u vaak een samenwerking aan met een implantoloog (kaakchirurg-implantoloog of tandarts-implantoloog). Communiceren is hierbij erg belangrijk. Prof. dr. Cune adviseert u zelf de boormal te maken en deze ook te controleren. Daarna stuurt u de patiënt met boormal door naar de implantoloog en houdt u zelf de regie in handen. Heeft uw implantoloog gebruik gemaakt van een 2-fase implantaat? Roep dan uw patiënt een week na het opzoeken van de implantaten bij u in de praktijk op.

Om de behandeling goed te laten verlopen is een deugdelijke verwijsbrief essentieel
Prof. dr. Meijer gaf twee voorbeelden waaruit blijkt dat door een te beknopte verwijsbrief meerdere behandelingen mogelijk zijn. Een duidelijke verwijsbrief is dus essentieel. Zo zorgt u ervoor dat de implantoloog de behandeling uitvoert die u verwacht.

Casus 1: Ontbreken van 12 en 11

U vraagt Graag implanteren front regio
U verwacht (maar vraagt niet) Een implantaat regio 11 met dummy 12
U krijgt Twee implantaten
Gevolg Een verschil in begroting

Casus 2: Onderprothese met gebrek aan retentie, vanwege sterk geresorbeerde onderkaak

U vraagt Graag implantaten voor implantaat gedragen prothese
U verwacht (maar vraagt niet) 4 korte implantaten en zodoende de prothese te kunnen realiseren binnen een periode van 6 maanden. Dit heeft u ook beloofd aan de patiënt die dan met een nieuwe prothese naar Nieuw Zeeland kan vertrekken
U krijgt Botaugmentatie van de mandibula en na een genezingsfase 4 langere implantaten
Gevolg Behandeltijd is veel langer waardoor niet binnen de gewenste periode een nieuwe prothese vervaardigd kan worden

Door gebrek aan communicatie over wat u wilt bereiken, krijgt de patiënt niet wat hij verwacht. Namelijk in casus 1 een hogere rekening en in casus 2 een plan dat niet is uit te voeren in de verwachte termijn.

U schiet tekort in de samenwerking als u in uw brief enkel vraagt: “Geachte collega,
Graag implantaat tpv van 25.”

U dient voldoende informatie aan te leveren om zodoende op één lijn te komen met diegene waarmee u samenwerkt. En als u zelf een deugelijke verwijsbrief schrijft, mag u ook een complete rapportage terug verwachten. Een optie is om de begroting al mee te sturen naar de implantoloog van de kroon, brug of VP op implantaten.

Prof. dr. Henny Meijer
Behaalde in 1988 het tandartsdiploma aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij deed onderzoek aan de Rijksuniversiteit Utrecht op het gebied van de implantologie, in 1992 resulterend in een proefschrift. Momenteel is hij werkzaam bij het Centrum voor Tandheelkunde & Mondzorgkunde en bij de Afdeling Mondziekten, Kaakchirurgie en Bijzondere Tandheelkunde van het UMC Groningen. Vanaf 2006 is hij hoogleraar Implantologie en Prothetische Tandheelkunde. Naast de klinische werkzaamheden, doet hij onderzoek op het gebied van de orale implantologie, begeleidt onderzoek en is als docent betrokken bij verschillende cursussen.

Verslag door Joanne de Roos voor dental INFO van de lezing van prof. dr. M.S. Cune, prof. dr. H. Meijer en prof.dr. D. Wismeyer tijdens het congres Implantologie van Bureau Kalker.

Lees meer over: Implantologie

Nieuwe technologie voor kwaliteitsverbetering van implantaten

Wetenschappers hebben een nieuwe methode ontwikkeld voor de kwaliteitsverbetering van keramisch materiaal voor de productie van implantaten. Het onderzoek is gepubliceerd in Scientific Reports.

Nieuwe methode
Wetenschappers van de Friedrich-Schiller-Universität Jena hebben in samenwerking met het Spaanse Instituto de Ciencia de Materiales een methode ontwikkeld voor kwaliteitsverbetering van het keramisch materiaal bestaande uit zirkoniumoxide en aluminiumoxide. Met deze methode is het keramiek aanzienlijk sterker en beter bestand tegen veroudering.

Materialen
Steeds vaker wordt een mengsel van zirkoniumoxide en aluminiumoxide als keramisch materiaal gebruikt bij de productie van implantaten door de goede biocompatibiliteit, hoge slijtvastheid en hoge corrosiebestendigheid. Met behulp van de nieuw ontwikkelde technologie worden deze eigenschappen versterkt, door onder andere de homogeniteit van het mengsel te verbeteren.

LAVA
Het poedermengsel bestaande uit yttrium, zirconium en aluminiumoxide wordt verdampt met behulp van een “verdamping-laser” (LAVA) waarna bij afkoeling de kleine druppeltjes stollen tot nanodeeltjes. De nanodeeltjes worden vervolgens gesinterd bij meer dan 1000 graden Celsisus. Het gehele proces leidt uiteindelijk tot een zeer homogeen keramisch materiaal met een zeer fijne korrel. In vergelijking met het huidig beschikbaar keramisch materiaal, neemt met behulp van de nieuwe technologie de sterkte met ongeveer 50 procent toe en heeft het materiaal ook een betere breuktaaiheid.

Schaal
De nieuwe methode is onderzocht op laboratoriumschaal. De wetenschappers zijn ervan overtuigd dat de productie van het keramisch materiaal ook op grote schaal mogelijk is.

Bron: Nature

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z

Update implantologie: Korte implantaten – sneller en goedkoper

Gerry Raghoebar, onderzoeker op het gebied van implantologie, sprak tijdens het TP congres over de laatste stand van zaken op gebied van implantologie: korte implantaten en direct implanteren.

100% implantaatoverleving
Gerry Raghoebar is onderzoeker op het gebied van implantologie. Hij legde uit dat korte implantaten worden bestudeerd en dat de patiënten een jaar zijn vervolgd. Hij besprak twee studies uit het proefschrift van Felix Guljé en daaruit bleek maar liefst 100% implantaatoverleving. Over korte implantaten spreekt men als het implantaat kleiner is dan 7 mm. Korte implantaten kunnen in geresorbeerde kaken worden geplaatst. Een bot opbouw is daardoor overbodig geworden. Door gebruik van korte implantaten kan de behandeling een stuk sneller worden uitgevoerd en bovendien een stuk goedkoper. Helaas is het resultaat op de langere termijn (nog) onbekend.

Direct implanteren
Wat ook een stuk sneller is, is het direct na extractie van een gebitselement een implantaat plaatsen. Ook hierbij zijn op de korte termijn uitstekende resultaten geboekt. Maar bij te weinig bot in de extractiealveole en recessie van de mucosa moet dit niet uitgevoerd worden. Dan kan er een botopbouw worden gedaan en moet drie maanden gewacht worden alvorens het implantaat te plaatsen. Raghoebar liet een foto zien van een jonge vrouw die een ongeluk had gehad. De 21 met een fistel werd getrokken. Hierbij is het wel heel belangrijk dat de alveole goed wordt gereinigd alvorens het implantaat geplaatst wordt. Het direct plaatsen vergt een ervaren operateur. Helaas geldt ook bij direct plaatsen dat het lange termijneffect (nog) niet duidelijk is.

Gerry Raghoebar voltooide zijn studie tandheelkunde en geneeskunde te Groningen. Vanaf 1988 is hij als MKA-chirurg werkzaam in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Op 1 januari 2006 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen met als persoonsgebonden leerstoel Implantologie. Naast de klinische werkzaamheden verricht en begeleidt hij onderzoek, en is hij als docent betrokken bij het onderwijs. Hij geeft verschillende postacademische cursussen en voordrachten in binnen- en buitenland.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van het TP Congres. 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z

Onderzoekers ontwikkelen antimicrobieel plastic voor 3D implantaten

De ontwikkelingen op het gebied van  3D printing gaan snel. Andreas Hermann en zijn team van de Universiteit van Groningen ontwikkelden een antimicrobieel plastic waarmee 3D implantaten geprint kunnen worden die bacteriën doden.
Het team voegde antimicrobiële quaternaire ammoniumzouten toe aan bestaande materialen die voor implantaten gebruikt worden. Het materiaal met de zouten kan bacteriën doden wanneer deze ermee in contact komen zonder dat dit schadelijk is voor menselijke cellen, zegt Hermann tegen de New Scientist. Het onderzoek is gepubliceerd in het vakblad Advanced Functional Materials.

Resultaat
De onderzoekers stelden vast dat het nieuwe materiaal meer dan 99 procent van de bacteriën doodde vergeleken met een uitkomst van minder dan 1 procent bij een implantaat zonder de toegevoegde zouten.

Verder onderzoek
Verder onderzoek is nodig voordat het materiaal bij patiënten kan worden gebruikt omdat het team de monsters gedurende slechts zes dagen testte. In het vervolgonderzoek zal ook de wisselwerking met tandpasta onderzocht worden en de sterkte van het materiaal voor gebruik als dentaal implantaat.

Bron:
Advanced Functional Materials
The New Scientist

Lees meer over: Implantologie, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Nationaal Register voor Orale Impantologie: wat en waarom?

“Meten is weten” is een veel gehoorde kreet. Voor de mondzorg gaat deze kreet zeker op. Met name op het gebied van de orale implantologie is er nog veel winst te halen oor goed te meten en te registreren. Winst, zeker als het gaat om kwaliteitsbewustzijn, en veiligheid.

NROI
Het NROI (Nationaal Register voor Orale Implantologie) – gestart in april 2015 – is een landelijk register dat alle bij de patiënt betrokken behandelaren, altijd en overal real-time informatie verschaft over de gebruikte implantologische materialen en handelingen. Het register zorgt ervoor dat alle geplaatste tandimplantaten, botopbouwmaterialen, abutments en suprastructuren inclusief artikel- en lotnummer worden geregistreerd. Het transparant maken van de gebruikte materialen aan medebehandelaars, zorgt voor een vlotte en foutloze voortgang van de behandeling.

Betere kwaliteit en veiligheid
Jaarlijks worden er naar schatting honderdduizend implantaten geplaatst. Onderzoek leert dat 28% of meer van de patiënten de kans loopt om peri-implantitis te krijgen. Door het verbeteren van de onderlinge communicatie van behandelaren, rond en om de patiënt is veel kwaliteitsverbetering te realiseren. Bij het zetten van implantaten zijn verschillende behandelaren betrokken (tandarts, implantoloog, kaakchirurg, tandtechnicus, tandprotheticus, mondhygiënist, e.d.). De onderlinge communicatie over de diverse handelingen laat regelmatig, gedetailleerde steken vallen met alle gevolgen van dien. Een betere kwaliteit, een optimale veiligheid en tal van verbeterpunten worden bereikt door het N.R.O.I te gebruiken.

Welk merk implantaat?
Mede door een forse toename van het aantal implantaatfabrikanten is het voor de patiënt niet altijd bekend welk merk implantaat, van welke leverancier, hij of zij in de mond heeft of gaat krijgen. Graag wijzen we op de ernst hiervan door te herinneren aan alle problemen die zich enkele jaren geleden voordeden met de PIP borst implantaten. Het belang en noodzaak van een registratiesysteem wordt hiermee bevestigd.

Koppeling met praktijksoftware
Het NROI is er alles aan gelegen om het de behandelaar makkelijk te maken. Er zijn geen kosten verbonden aan het werken met het register. Met de meeste TA- praktijksoftware leveranciers zijn koppelingen tot stand gebracht om gegevens te synchroniseren. De behandelaars die met het register werken zijn te herkennen aan het speciale “Register Lid” vignet. Patiënten die een behandelaar hebben die geen gebruik maakt van het register, kunnen via de website zichzelf laten registreren.

Wetenschappelijk onderzoek
De opzet van het NROI is tot in de details uitgewerkt, waardoor het NROI zich bij uitstek leent voor het doen van grootschalig veldonderzoek. Denk hierbij aan onderzoek naar bijvoorbeeld peri implantitis, botopbouwmaterialen, implantaten enzovoort.
De NROI. nodigt onderzoekers uit om contact met hen op te nemen over de mogelijkheden.

Doel
Door de behandelaren gebruik te laten maken van het gratis NROI. register beschikt men over de volledige inzage van de gebruikte implantaten en materialen. Bij een calamiteit kan zelfs 100% van de geregistreerde implantaten getraceerd worden naar de patiënt. De veiligheid is hiermee gewaarborgd. Op deze manier kan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op een snelle en adequate manier van informatie worden voorzien. De overige informatie is bijvoorbeeld voor de beroepsgroep, leveranciers, wetenschappers, en branche organisaties. Deze informatie wordt steeds waardevoller naarmate de tijd vordert. Nederland behoort met kennis en kwaliteit immers tot de top van Europa. Deze positie willen we graag vasthouden en versterken.

Privacy
Na de feedback van de pilotgroep verwerkt te hebben is het register in april 2015 van start gegaan en wordt het landelijk uitgerold. De gegevens in het register blijven eigendom van de patiënt. De privacy van de patiënt staat centraal, in alles wat er met het register en de gecodeerde gegevens gebeurd. Dit is bij wet geregeld. Registratie biedt de patiënt een up-to-date, digitaal implantaat paspoort wat overal ter wereld geraadpleegd kan worden. Implantaten die zijn geplaatst voor april 2015 kunnen ook snel en makkelijk in het register worden ingevoerd.

Enkele voordelen op een rij

 

  • Real time informatie over de gebruikte materialen, dus geen overbodig gebel voor info
  • Geïntegreerde verwijs- en retourbrieven versturen vanuit het register, snel, compleet en makkelijk
  • Ideaal instrument voor “veldonderzoek”
  • Sluitende integrale dossiervorming richting verzekeraars, patiënten, inspectie en fabrikanten
  • Geïntegreerd NVOI verrichtingenformulier
  • Snel en makkelijk om mee te werken wegens koppeling met bestaande TA-praktijksoftware

Meer informatie over NROI

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
TADs en patiënt perceptie

Inleiding over TAD’s en patiënt perceptie

TAD’s bieden veel mogelijkheden in de orthodontie. Via implantaten, minischroeven of botankers wordt er een orthodontische botverankering bewerkstelligd en kunnen er krachten uitgeoefend worden. Wat is de indicatie van TAD’s, waar kunnen ze geplaatst worden en wat is de patiënt perceptie?

TAD’s, oftewel Tempory Anchorage Devices, bieden veel mogelijkheden in de orthodontie. Door middel van implantaten, minischroeven of botankers wordt er een orthodontische botverankering bewerkstelligd en kunnen er krachten uitgeoefend worden.

Osteogeïntegreerde TAD’s
Een implantaat kan functioneren als een osteogeïntegreerde TAD. Wanneer het implantaat binnen de tandboog wordt geplaatst, kan het implantaat eerst gebruikt worden voor tandverplaatsing en naderhand voor restauratieve doeleinden, bijvoorbeeld het vervaardigen van een kroon op het implantaat. Belangrijk is dat het implantaat op de juiste plaats in de tandboog geplaatst wordt. Ook kan er een mini-implantaat buiten de tandboog geplaatst worden, een voorbeeld is een midpalatinale schroef. Een mini-implantaat wordt nog maar weinig toegepast.
Het nadeel van osteogeïntegreerde TAD’s is dat ze lastig of niet te verwijderen zijn.

TAD’s met mechanische retentie
Minischroeven en botankers maken gebruik van mechanische retentie. Een minischroef kan direct belast worden in middels coils of elastieken en wordt dan een ‘direct verankeringssysteem’ genoemd. Een nadeel van indirecte belasting is dat er vaak verlies van de minischroef optreedt.
Minischroeven kunnen ook als indirect verankeringssysteem dienen, in dat geval worden elementen gefixeerd middels de minischroef en vindt de belasting via een ‘ sliding jig’ of hook op de boog plaats.
Botankers vormen ook een ‘indirect’ verankeringssysteem. Een botanker wordt onder het tandvlees, op het bot gefixeerd. Er is een incisie nodig om het botanker te kunnen plaatsen.

De krachtenverdeling van het indirecte verankeringssysteem is gunstiger omdat er sprake is van minder momentkracht op de schroeven dan bij het directe verankeringssysteem.

Indicatie TAD’s
TAD’s kunnen onder ander gebruikt worden bij:

  • Verticale problematiek, open beet in front of overeruptie.
  • Het distaliseren van de boventandboog of ondertandboog (mits distaal te plaatsen).
  • Het sluiten van diastemen.
  • Het intruderen van molaren en incisieven (voorkeur botankers).
  • Het bewerkstelligen van lokale tandbewegingen, zoals het opheffen van een kruisbeet en rotaties.
  • Een niet-lokale toepassing, oftewel een orthopedische tractie.

Waar moet een TAD geplaatst worden?
Voor het plaatsen van een TAD moet er rekening gehouden worden met de onderstaande punten:

  1. Er moet voldoende corticaal bot aanwezig zijn.
  2. Er moet rekening gehouden worden met de ligging van de wortel.
  3. De beste plaats voor een minischroef is 4-6 mm vanaf alveolaire wand.

Patiënt perceptie
Met behulp van vragenlijsten is er een onderzoek gedaan naar ervaring van de patiënt bij het plaatsen van een TAD. Voor dit onderzoek is de VAS-score gebruikt (Visual Analogue Scale). Uit de resultaten blijkt dat:

  • Hinder van activiteit vooral ervaren wordt tijdens de eerste drie dagen. Het grootste probleem is het kauwen van hard voedsel. Dit is op de eerste dag na het plaatsen het heftigst en neemt na 2-3 dagen af.
  • Een dubbel of bilateraal geplaatst anker in de mandibula de meeste last geeft.
  • In de meeste gevallen ibuprofen gebruikt wordt voor pijnstilling. Het gebruik van pijnstilling neemt snel af, na een week wordt het nog maar door een klein percentage gebruikt.
  • Patiënten waarbij een bilateraal zygoma anker geplaatst was het meest tevreden waren na 14 dagen.

Complicaties
De volgende complicaties kunnen voorkomen:

  • Abcesvorming
  • Sensibiliteitsstoornissen
  • Neusbloedingen
  • Beschadiging van de radices
  • Liptraumata
  • Het afbreken van een anker

Orthopedische tractie
Orthopedische tractie wordt vooral uitgevoerd bij een klasse III relatie. Bij deze behandelmethode treden er vaker complicaties op zoals het mobiel raken van ankers, het ontstoken raken van de mucosa en het verkrijgen van slechte toegankelijkheid voor elastieken. Ook treedt er meer verlies van ankers op wanneer er sprake is van oligodontie of een systemische aandoening.

Conclusie

  • Het slecht kunnen kauwen van hard voedsel is de grootste complicatie bij het plaatsen van een TAD.
  • Bilateraal geplaatste ankers in de mandibula worden het minst goed verdragen.
  • Adequate pijnstilling is belangrijk, na 3 dagen blijkt er voldoende verlichting van de pijn te zijn en zijn pijnstillers vaak overbodig.
  • Patiënten waarbij een bilateraal zygoma anker geplaatst is, zijn het meest tevreden.
  • Complicaties zijn van tijdelijke aard.

Lezing door: Drs. Krista Janssen, orthodontist, afdeling Orthodontie, UMCG.

Verslag door Marieke Filius, onderzoekster afdeling kaakchirurgie, UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Orthodontie-CTM-MKA, georganiseerd door het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde UMCG in samenwerking met de afdeling MKA-chirurgie, de afdeling Orthodontie, de Postgraduate School of Medicine van het Wenckebach Instituut en de Stichting PAOT-NN.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z