Is vapen gezonder roken voor de mondgezondheid?

Vapen wordt steeds meer het alternatief voor roken. Het zou zogenaamd zeker 95% minder schadelijk zijn dan sigaretten, maar is dit wel zo? Simran Bains keek naar de effecten van vapen op onze mondgezondheid.
Een elektronische sigaret is een elektronisch apparaat dat een aerosol produceert met een mix van stofdeeltjes en vloeistofdruppels in een gas. Dit gas wordt gemaakt door de e-vloeistof te verwarmen met metalen spoelen en wordt ingeademd door de gebruiker.

Bestandsdelen van de dampen

De damp bevat een oplossing van giftige en niet-giftige chemicaliën. Zo zit er benzeen in, wat ook wordt gevonden in de uitlaatgassen van auto’s. Van deze kankerverwekkende stof kunnen zich dampen vormen bij gebruik van het apparaat bij hoge temperaturen.

Ook zitten er zware metalen in, hoewel onderzoekers het niet eens zijn over de giftigheid van deze stoffen bij lage concentraties. Verder is bestandsdeel nicotine is bij iedereen bekend als een verslavend stofje met negatieve gezondheidsgevolgen. Er zit in de EU maximaal 20 mg/ml nicotine in de vulvloeistof van e-sigaretten. Tot slot zitten er niet-giftige zoetstoffen en smaakstoffen in, waaronder de stofjes propyleenglycol en plantaardige glycerine die de basis van de e-vloeistof vormen.

De gevolgen voor mondgezondheid

Wanneer mondslijmvlies wordt blootgesteld aan chemicaliën veroorzaakt dat veranderingen in het epitheelweefsel. Dit kan parodontitis veroorzaken wanneer het een ontstekingsreactie bevordert. Het is essentieel dat clinici grondige beoordelingen van zachte weefsel uitvoeren en eventuele slijmvliesveranderingen documenteren.
Contact met de zoetstoffen in de rook heeft ook gevolgen voor het cervicale glazuur op het mandibulaire voorste sextant. Bij dit primaire contactpunt kunnen de zoetstoffen uit de e-vloeistof aerosol leiden tot demineralisatie. Hoewel het spijsverteringskanaal deze chemicaliën makkelijk kan verwerken, is dit niet het geval voor de luchtwegen. Dit kan leiden tot gezondheidsrisico’s voor de luchtwegen.

Vergelijking met sigaretten

Eén vloeibare nicotinepatroon bevat ongeveer 200 trekjes, gelijk aan de hoeveelheid nicotine in één pakje van 20 sigaretten. Onderzoeken kijken tot op heden alleen naar de gezondheidseffecten van vapen op ex-rokers. Ze tonen aan dat vapingrook slechts een klein aantal chemicaliën bevat vergeleken met tabaksrook.
Op de korte termijn biedt overschakelen op vapen dus verbeteringen voor de gezondheid. Er zijn echter nog geen studies gedaan naar de gezondheidseffecten op niet-rokers die zijn gaan vapen.

Langetermijneffect voorlopig nog onbekend

Er is momenteel ‘schaars’ bewijs dat vapen kan helpen bij het stoppen met roken, maar het zal tientallen jaren duren om de effecten grondig te onderzoeken. Dit zegt de World Health Organisation. Voor niet iedereen hoeft het een even effectief hulpmiddel te zijn. Er is dus meer onderzoek nodig naar de gevolgen, risico’s en gezondheidseffecten van vapen. Tot die tijd moeten de nadelige effecten van passief vapen worden gemonitord.

Bron:
Dentistry

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Nieuwe richtlijn KIMO over xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie

Nu gepubliceerd: nieuwe richtlijn KIMO over xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie

De KIMO-richtlijn Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie is gepubliceerd. Vooral oudere mensen kunnen te maken krijgen met xerostomie of hyposialie als gevolg van medicijngebruik. Hoe mondverzorgers xerostomie/hyposialie zoveel mogelijk kunnen beperken is onderwerp van deze nieuwe KIMO-richtlijn. dental INFO sprak hierover met em. prof. dr. Cees de Baat, voorzitter van de richtlijnontwikkelcommissie.

Bekijk de richtlijn op de website van KIMO:

Volledige richtlijn
Samenvatting
Patiënten versie
Implementatieplan

Waarom is deze richtlijn ontwikkeld?

“In overleg met het Zorginstituut Nederland en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het KIMO het initiatief genomen om drie praktijkrichtlijnen voor kwetsbare ouderen in haar programma voor de periode 2016-2020 op te nemen. Om prioriteiten van onderwerpen te inventariseren is een conferentie belegd met diverse groepen van zorgverleners en belangenvertegenwoordigers die zich betrokken voelen bij kwetsbare ouderen. Tijdens deze conferentie met 35 deelnemers van 25 verschillende beroepsgroepen zijn drie onderwerpen gekozen, waaronder de orale consequenties van medicatiegebruik en polyfarmacie. Al snel bleek dit onderwerp veel te breed voor één richtlijn en daarom is besloten het te beperken tot xerostomie/hyposialie.”

Voor wie is de richtlijn bedoeld?

“Primaire doelgroepen van de richtlijn zijn tandartsen, tandarts-specialisten en mondhygiënisten. Maar de richtlijnontwikkelcommissie stelt met enige nadruk dat ook andere zorgverleners, bijvoorbeeld artsen en apothekers, er hun voordeel mee kunnen doen.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Het KIMO heeft een richtlijnontwikkelcommissie ingesteld. Deze bestond uit een epidemioloog/richtlijnmethodoloog, een apotheker, een arts die werkzaam is bij het Bijwerkingencentrum Lareb, een vertegenwoordiger van de Patiëntenfederatie, een mondhygiënist, een hoogleraar orale geneeskunde, een emeritushoogleraar gerodontologie, een tandarts-algemeen practicus, een tandarts-geriatrie en een tandarts-geriatrie die ook werkt als algemeen practicus.

De epidemioloog/richtlijnmethodoloog heeft een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd en de gegevens hiervan verwerkt met behulp van enkele andere leden van de commissie. Zoals tevoren al verwacht, leverde dit slechts beperkt wetenschappelijk bewijs op. Om toch tot verantwoorde aanbevelingen te komen, is gebruikgemaakt van de kennis en de ervaring van alle commissieleden.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“De richtlijn kent zeven aanbevelingen. Veel aandacht wordt besteed aan de medicamenten die xerostomie/hyposialie als bijwerking kunnen hebben. Dit betreft meer dan 100 van de in het Farmacotherapeutisch Kompas vermelde medicamentgroepen. Voor patiënten bij wie xerostomie/hyposialie is vastgesteld zijn de frequentie van periodieke mondonderzoeken, het gebruik van speekselsubstituten of speekselstimulantia en de preventie en behandeling van (wortel)cariës aandachtspunten. Verder besteden twee aanbevelingen aandacht aan het informeren van patiënten die de oorzakelijke medicatie krijgen voorgeschreven en aan mogelijk overleg tussen tandarts, voorschrijver van de medicatie en apotheker.”

Ontstaan de problemen vooral door polyfarmacie of kan ook een enkel medicijn de oorzaak zijn?

“Een enkel medicament kan het probleem veroorzaken, maar ook de combinatie van enkele medicamenten. Grappig is wel dat het niveau van wetenschappelijk bewijs voor de relatie tussen gebruik van een bepaald medicament en xerostomie/hyposialie doorgaans laag is, terwijl dit niveau voor polyfarmacie hoog is.”

In de richtlijnen staat een lange lijst met medicijnen waarbij mondzorgverleners alert moeten zijn op problemen rond xerostomie en/of hyposialie. Hoe moeten ze dat in de praktijk aanpakken?

“De bedoeling is niet dat mondzorgverleners het gebruik van een of meer medicamenten als uitgangspunt nemen voor het eventueel treffen van maatregelen. Hun uitgangspunt moet zijn: een klacht van een patiënt of het vermoeden van xerostomie/hyposialie op grond van hun eigen waarneming. Letterlijk vermeldt de richtlijn: indien een patiënt meldt dat hij of zij hinder ondervindt van een droge mond of wanneer bij mondonderzoek tekenen worden gezien van monddroogheid, dient een mondzorgverlener na te gaan of de patiënt medicamenten gebruikt waarvan bekend is dat deze xerostomie en/of hyposialie kunnen veroorzaken.”

Kun je preventief iets doen of pas als er klachten zijn?

“Preventief handelen bij gebruik van een medicament dat op de ontzettend lange ‘zwarte’ lijst staat, is overdreven. Mondzorgverleners wordt gevraagd attent te zijn op het mogelijke probleem bij het afnemen van de anamnese en bij het verrichten van hun orale onderzoek. De eigen waarneming van mondzorgverleners is dus even belangrijk als het registreren van klachten. Extra attentie is gevraagd bij elke wijziging in of uitbreiding van de medicatie.”

 Is de aanpak van xerostomie/hyposialie als gevolg van medicatie anders dan wanneer het een andere oorzaak heeft?

“Naast medicatie zijn radiotherapie in het hoofd-halsgebied, chemotherapie voor kanker elders in het lichaam en het syndroom van Sjögren de belangrijkste oorzaken van xerostomie/hyposialie. De gevolgen voor de speekselsecretie zijn nagenoeg onafhankelijk van de oorzaak. Daarom zijn ook de preventieve maatregelen en de behandeling niet verschillend. Ongeacht de oorzaak, is de mate van reductie van de speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie een belangrijke overweging bij de aanpak.”

 Hoe kun je cariës en erosie voorkomen bij xerostomie/hyposialie?

 “De richtlijn vermeldt als belangrijke aanbeveling het volgende: ‘Zodra een mondzorgverlener bij patiënten met xerostomie/hyposialie tekenen ziet van erosie en/of cariës op gebitsvlakken die gewoonlijk niet snel worden aangetast (cervicale regio, gladde vlakken) moet het interval tussen periodieke mondonderzoeken worden verkort en een effectief fluoridebeleid worden ingesteld.’ Voor de uitgebreide details van dat fluoridebeleid verwijs ik naar paragraaf 2d van de richtlijn.”

 Kan xerostomie/hyposialie reden zijn om de medicatie aan te passen? Wat kun je als mondzorgverlener daar in doen?

“Met deze vraag komen we op een lastig terrein. In de commissie hebben we hier intensief over van gedachten gewisseld. De inbreng van de arts en de apotheker zijn daarbij erg belangrijk geweest.

Allereerst hebben we met elkaar vastgesteld dat het heel verstandig kan zijn deze mogelijkheid te onderzoeken. Er zijn diverse opties. Soms kan een medicatie eenvoudig worden gestopt omdat bijvoorbeeld de indicatie voor de medicatie niet meer actueel is. Verder kan gedacht worden aan aanpassing van het moment van inname en verlaging van de dosering. Ook vervanging van een medicament door een ander medicament uit dezelfde medicamentengroep kan een optie zijn. Deze mogelijkheid valt zeker te overwegen omdat hiermee bij antidepressiva goede ervaringen zijn opgedaan.

Vervolgens waren wij van mening dat dit altijd goed overleg vereist tussen tandarts, voorschrijver van het medicament en apotheker. Dit overleg vereist een open houding van alle drie, waarbij uiteraard de gezondheid en het welzijn van de desbetreffende patiënt centraal moeten staan en niet de ego’s van de zorgverleners.”

Heeft u verder nog tips voor mondzorgverleners?

“Jazeker. Mondzorgverleners kunnen de richtlijn pas goed toepassen als zij van iedere patiënt weten welke medicatie wordt gebruikt. Dat is een kwestie van hieraan goed aandacht besteden in de medische anamnese en bij elk nieuw bezoek vragen of er wijzigingen zijn. Erg behulpzaam daarbij is een actueel medicatieoverzicht dat patiënten kunnen opvragen bij de apotheek. Nog mooier zou het zijn als tandartsen toegang krijgen tot de medicatieoverzichten in het Landelijk Schakel Punt (LSP). Nu is dat nog niet geregeld, maar dat komt er wel aan. Daarom adviseert de richtlijnontwikkelcommissie tandartsen zich aan te sluiten bij het LSP, zodra dit mogelijk is.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Cees de Baat, emeritus hoogleraar gerodontologie en voorzitter van de richtlijnontwikkelcommissie Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie.

Bekijk de richtlijn op de website van KIMO:

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Richtlijnen, Thema A-Z

Tandartsen kunnen belangrijke rol hebben in strijd tegen diabetes

Type 2 diabetes mellitus (T2DM) zorgt voor grote economische en gezondheidsrisico’s, maar wordt vaak niet tijdig gediagnosticeerd. Tandartsen zouden volgens nieuw onderzoek van vitaal belang kunnen zijn bij het identificeren van patiënten die risico lopen op de ziekte.

Asymptomatische gevallen vaak niet gediagnosticeerd

T2DM is een groeiende zorg voor de volksgezondheid nu zo’n 10% van de mensen ouder dan 25 jaar in Europa er last van heeft. Veel personen worden daarnaast vaak jaren niet gediagnosticeerd omdat de T2DM in de vroege stadia asymptomatisch is. Omdat er gevestigde verbanden zijn tussen een verminderde glycemische status en de mondgezondheid, kunnen tandheelkundige professionals van vitaal belang zijn bij het identificeren van de aandoening.

Bewijs voor nut tandartsen bij identificeren risicopatiënten

Het doel van de studie was om in de bestaande literatuur bewijs te verzamelen ter ondersteuning van het identificeren van individuen met een verhoogd risico op of die lijden aan niet-gediagnosticeerde T2DM door tandheelkundige teams. De onderzoekers werden geleid door professor Iain Chapple, hoofd van de School of Dentistry van de Universiteit van Birmingham.

Vragenlijsten en bloedonderzoek leiden tot betere resultaten

Uit de systematische review bleek dat het gebruik van risicobeoordelingsinstrumenten in een tandheelkundige praktijk kan leiden tot betere resultaten voor patiënten en een beter beheer van de aandoening. Voorbeelden van de instrumenten zijn onder andere vragenlijsten voor patiënten en bloedonderzoek.

Belanghebbenden zijn positief

Chapple zei over de resultaten: “Onze review identificeerde een positieve houding van artsen, leden van tandheelkundige teams, patiënten en het publiek ten aanzien van risicobeoordeling en vroegtijdige opsporing van diabetes en pre-diabetes binnen de tandchirurgie. Patiënten ondersteunden ook sterk tests die werden uitgevoerd en meteen resultaten opleverden.”
“Niet alleen laat dit zien dat het misschien nuttig is om de tandheelkundige beroepsbevolking te betrekken bij het identificeren van deze gevallen, maar het toont ook aan dat er behoefte is aan een meer samenhangende benadering van zorgpaden tussen artsen en tandartsen.”

Voortbouwen op internationale richtlijn

Het werk bouwt onder andere voort op de gezamenlijke internationale richtlijn die vorig jaar is gepubliceerd over tandvleesaandoeningen en diabetes. Hierin worden mondzorgprofessionals en artsen aanbevolen om nauwer samen te werken.

Onderzoek naar effectiviteit en protocollen

Toekomstig onderzoek zou de klinische en kosteneffectiviteit van een dergelijke benadering moeten beoordelen. Ook moeten er duidelijke protocollen en trajecten voor patiëntzorg worden vastgesteld voordat de aanpak zou kunnen worden ingesteld, aldus de onderzoekers.

Bron:
Persbericht University of Birmingham
Current Oral Health Reports

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Video: van periodontitis naar atheromatose

Video: van parodontitis naar atheromatose

Parodontitis kan uiteindelijk leiden tot atheromatose. Hoe dat werkt? Daar gaat deze animatievideo van de European Federation of Periodontology (EFP) over.

De video is onderdeel van een langere animatievideo van de EFP, getiteld ‘Oral health and general health: the links between periodontitis, atherosclerosis, and diabetes’. In de video wordt het verband tussen parodontitis, atheromatose en diabetes uiteengezet. Wederom wordt het duidelijk dat een gezond gebit een veel grotere impact heeft op de algemene gezondheid dan ooit werd gedacht.

Bron:
EFP

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
‘Potts puffy tumor’ mogelijk gelinkt aan tandheelkundige ziekten

‘Potts puffy tumor’ mogelijk gelinkt aan tandheelkundige ziekten

Bij patiënten met ‘Potts puffy tumor’ (PPT) zonder voorgeschiedenis van frontaal bottrauma of een frontale sinusoperatie moeten artsen onderliggende tandheelkundige aandoeningen vermoeden. Uitgebreid onderzoek is nodig wanneer eerste beeldvorming geen tandheelkundige aandoening constateert, volgens een studie gepubliceerd in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery.

Zeldzaam en levensbedreigend

Osteomyelitis met subperiostaal abces van het frontale bot, ofwel Potts puffy tumor, is een zeldzame maar levensbedreigende aandoening. Het uit zich als een zwelling over het voorhoofdsbeen en kan leiden tot compressie van structuren en neurologische, gastro-intestinale en andere symptomen. PPT is een zeldzame bijwerking van bacteriële sinusitis of complicatie van gezichtstrauma. Sommige onderzoeken hebben echter aangetoond dat het ook het gevolg kan zijn van plastische chirurgie in het gezicht, intranasaal drugsmisbruik en odontogene aandoeningen.

Verband slecht beschreven

Het verband tussen tandheelkundige aandoeningen en de tumorvorming is niet goed beschreven. Onderzoekers van onder andere de afdeling otolaryngologie hoofd- en nekchirurgie van de University of Kansas Medical Center hebben daarom onderzoek gedaan naar de incidentie van odontogene ziekte bij PPT. Ze focusten zich op gevallen waarin er geen geschiedenis van gezichtstrauma of eerdere frontale sinusoperatie.

Retrospectief onderzoek

De studie bestond uit een retrospectief onderzoek naar patiënten bij wie Potts puffy tumor was vastgesteld tussen 2010 en 2019. In totaal werd van 17 patiënten de demografie, medische geschiedenis, procedures, microbiële culturen en ingenomen antibiotica geanalyseerd. Ook werden maxillofaciale computertomografie (CT)-scans beoordeeld om erachter te komen of de patiënten tandheelkundige aandoeningen hadden.

Odontogene ziekte bij 94%

Maar liefst 94% van de patiënten bleek odontogene ziekte te hebben die zichtbaar was op de CT-scans. Driekwart van dit deel had geen eerdere frontale sinustrauma of -operatie. Een groot deel van de odontogene ziekte was niet in de eerste radiologische rapporten genoemd, bij zeven patiënten was dit wel het geval. De CT-scans lieten echter verschillende pathologieën zien bij 16 patiënten na beoordeling door de tandarts.

Patiëntendossiers

Enkele beperkingen van het onderzoek zijn dat de gegevens werden verzameld uit patiëntendossiers. Hierdoor was er variatie in de beschrijving van bevindingen en de terminologie van de procedure, wat voor onzekerheden zorgt. Dit was met name het geval wanneer patiënten meerdere artsen zagen.

Denk aan tandaandoening als oorzaak PPT

Desondanks schrijven de auteurs dat men moet denken aan een tandaandoening als oorzaak van PPT wanneer er geen geschiedenis van frontale bottrauma of sinusoperatie is. Bij deze patiënten “kan odontogene ziekte, vooral van de maxillaire tanden, een factor zijn die bijdraagt aan frontale bot-osteomyelitis”, schreven ze.

Uitgebreid onderzoek

Omdat de eerste radiologierapporten mogelijk niet alle tandpathologieën rapporteren moeten patiënten met PPT een uitgebreid onderzoek ondergaan. Dit houdt in dat de mondholte en tanden moeten worden onderzocht, verdere beeldvorming moet worden aangevraagd en patiënten indien nodig moeten worden doorverwezen naar tandheelkundige professionals, besluiten de onderzoekers.

Bron:
Journal of Oral and Maxillofacial Surgery 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Integratie van tandheelkunde en gezondheidszorg komt eraan – tijd om je voor te bereiden

Integratie van tandheelkunde en gezondheidszorg komt eraan – tijd om je voor te bereiden

Het wordt tijd om na te denken over het integreren van de tandheelkundige en eerstelijnszorg, want dat is de toekomst die eraan komt, schrijft de Amerikaan Dr. Marc Cooper. Niet alleen zal dit voor kostenbesparingen zorgen, maar ook voor verbeterde gezondheidsresultaten en een kleinere zorgkloof van chronisch zieke patiënten.

Integratie bestaat al langer

Het is geen nieuw idee (zie artikel) om de scheiding tussen geneeskunde en tandheelkunde te verwijderen. Dr. Cooper heeft tijdens zijn carrière in de gezondheidszorg voor het merendeel met klanten in de tandheelkundige sector gewerkt en heeft als doel om leiders, tandartsen en senior executives te coachen hoe ze effectief hun organisaties kunnen navigeren en leiden. Hij zegt dat trends in 2021 de tandheelkunde wakker moeten schudden.

Veel verbanden parodontitis en systemische aandoeningen

De afgelopen jaren heeft de wetenschap veel ontdekt over de associaties tussen bijvoorbeeld parodontitis, cariës en slaapapneu, en gevolgen voor de rest van het lichaam. Tandheelkundige aandoeningen zijn een bewezen multimorbiditeitsfactor in tal van gezondheidsproblemen. Daarnaast kunnen veel eerstelijnszorgfuncties worden uitgevoerd in de tandartspraktijk.

Enorme kostenbesparingen

Daarom zal de integratie van tandheelkunde in de gezondheidszorg enorme kostenbesparingen opleveren voor alle betrokken partijen. Het zorgstelsel gaat niet alleen naar lagere kosten toe, maar ook hogere efficiëntie, en hopelijk betere gezondheidsresultaten en therapietrouw.

Nog veel vragen

Voor het zover is zijn er echter nog veel vragen onbeantwoord. Wat zijn de gevolgen voor het businessmodel van de tandartspraktijk? Welke relaties, middelen en mensen zijn nodig om een geïntegreerd model te laten werken? Hoe zullen tandartsen reageren op deelname aan een medisch team met andere artsen en hoe zullen tandartsen worden betaald?

Explosieve activiteit innovators

Dr. Cooper zegt dat er tegenwoordig “een explosieve activiteit van toonaangevende zakelijke innovators” is die uitzoeken hoe ze het kunnen laten werken naarmate de integratie vordert. Maar de meeste tandartsen en hun praktijken zijn volgens hem nog niet bezig met dit onderwerp.

Tandheelkundigen moeten in actie komen

Het is tijd om dit te veranderen en om, als tandheelkundige, te lezen over dit onderwerp en om na te denken over wat de tandartspraktijk zal worden als deze geïntegreerd wordt in de eerstelijnszorg. Hij raadt aan om bijvoorbeeld de verslagen van de Santa Fe Group en Harvard Initiative te lezen. “Waarom? Omdat dit de toekomst is die absoluut gaat gebeuren”, concludeert Dr. Cooper.

Bron:
DrBicuspid

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Behandeling parodontitis helpt controleren van bloedglucose bij patiënten met diabetes type 2

Mogelijk verband tussen COVID-19 en bloedziekten

COVID-19 heeft waarschijnlijk geleid tot ernstige hemorragische necrose op de lippen van een vrouw met een zeldzame bloedziekte. Dit zou een verband kunnen aantonen tussen bloedziekten en SARS-CoV-2-infectie, volgens een casusrapport dat is gepubliceerd in het Journal of Cosmetic Dermatology.

Verband tussen corona en onderliggende medische aandoeningen?

Het nieuwe coronavirus kan verschillende orgaansystemen aantasten, waaronder het mondslijmvlies. Het aantal gevallen waarbij de neus en mond betrokken waren is echter beperkt. Ook zijn er weinig gegevens over verbanden tussen de ziekte en onderliggende medische aandoeningen als hematologische ziekten.

67-jarige vrouw

Een groep van Istanbul Medeniyet Universiteit beschrijft het geval van een 67-jarige vrouw met vermoeidheidsklachten en een laag aantal bloedplaatjes en rode en witte bloedcellen. Op 31 maart 2020 werd ze opgenomen op de afdeling hematologie waarna ze een week later tijdens een vervolgbezoek positief testte op COVID-19.

Laesie met hemorragische korst op lip

Ze werd overgebracht naar een coronazorgeenheid en kreeg verschillende medicijnen toegediend. Ook werd de vrouw doorverwezen naar de dermatologische kliniek vanwege een kleine laesie met hemorragische korst op haar lip. De liplaesies waren ontstaan voordat ze de medicijnen kreeg maar vorderden die afgelopen week snel. De artsen beschreven de hemorragische necrose was als een pijnlijke, dikke korst die de lippen volledig bedekte.

Paroxismale nachtelijke hemoglobinurie

Uit laboratoriumtests bleek dat het aantal witte bloedcellen 3,4 x 103 /ul was, het aantal rode bloedcellen 0,57 x 106 /ul en het aantal bloedplaatjes 14,0 x 10 6 /ul. Haar hemoglobinegehalte was 2,5 g/dL en de diagnose paroxismale nachtelijke hemoglobinurie (PNH) werd gesteld. PNH is een verworven ziekte die bloedstolsels veroorzaakt evenals de vernietiging van rode bloedcellen en een verminderde beenmergfunctie.

Geen biopsie

Na een behandeling met onder andere bloedtransfusies, een immunosuppressivum en subcutane heparine met laag molecuulgewicht was de lipnecrose tien dagen later verdwenen. De patiënt weigerde een biopsie, dus de vermoedelijke diagnose van ernstige mucosale trombose met hemorragische necrose van de lip geassocieerd met PNH kon niet worden bevestigd.

Acute necrose als gevolg van huidtrombose

Veneuze trombose komt bij iets minder dan de helft van de Europese PNH-patiënten voor en is een van de meest ernstige complicaties van de ziekte. De meeste PNH-geassocieerde huidlaesies worden gevonden op de onderste ledematen of het oor. In een paar eerder gerapporteerde gevallen resulteerde huidtrombose in acute necrose van het oor. Dit heeft deze vrouw ook meegemaakt, maar op haar lip zeggen de auteurs.

Complicaties en endotheeldisfunctie

Door deze casus vragen artsen zich af of patiënten met goedaardige rodebloedcelafwijkingen gevoeliger zijn voor COVID-19. Er was hier nog geen bewijs voor, maar aangezien andere onderliggende aandoeningen COVID-19-complicaties verergeren vermoedden de auteurs dat hetzelfde geldt voor bloedziekten.
Onderzoek toont aan dat het biologische mechanisme van het coronavirus en de complicaties ervan verband houden met endotheeldisfunctie en immuunrespons in het endotheel in bloedvaten, merken ze op.

Veroorzaakt door PNH, verergerd door COVID-19

Dit betekent dat hoewel de necrose bij de vrouw werd veroorzaakt door PNH, COVID-19 het waarschijnlijk erger maakte. “Uiteindelijk kan een ernstige infectie met COVID-19 ook lipnecrose versnellen, zoals acuut ademhalingsnoodsyndroom en nierfalen”, schrijven de auteurs.

Bron: Journal of Cosmetic Dermatology

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Whitepaper-van-de-FDI-tandheelkundige-teams-essentieel-bij-verminderen-antibioticaresistentie

Whitepaper van de FDI: tandheelkundige teams essentieel bij verminderen antibioticaresistentie

De FDI World Dental Federation heeft een whitepaper gepubliceerd over de rol van tandheelkundige teams bij het reduceren van antibioticaresistentie. Directe aanleiding hiervoor is de World Health Organizations (WHO) World Antimicrobial Awareness Week welke op 24 november eindigde.

Steeds groter probleem

Wereldwijd is antibioticaresistentie een steeds groter probleem als gevolg van wijdverbreid misbruik. Hierdoor lopen patiënten risico op superbacteriën die moeilijk of zelfs niet meer te behandelen zijn met antibiotica. De WHO en FDI vinden dit een wereldwijd probleem voor de volksgezondheid en willen door middel van deze speciale week het probleem onder de aandacht brengen.

Tandartsen spelen rol

Het witboek erkent dat tandartsen over de hele wereld een rol spelen bij dit probleem – zo’n 10% van het wereldwijde antibioticagebruik is afkomstig van tandartsen – en biedt een kader voor tandheelkundige teams die antibioticaresistentie willen aanpakken. Er wordt onder andere uitgelegd wat resistentie precies inhoudt, waarom het problematisch is en waarom het belangrijk is voor tandheelkundige teams.

Bewustzijn, voorkomen en behandelen

Tandartsen kunnen bij het voorkomen en behandelen van tandinfecties onderdeel uitmaken van de oplossing. Ook kunnen ze het bewustzijn vergroten en het gebruik van antibiotica optimaliseren door middel van antibioticabeheer. Dit is belangrijk, want bijwerkingen op antibiotica kunnen een ernstig risico vormen voor de patiëntveiligheid.

Niet één oplossing

Volgens de whitepaper is er niet een kant en klare oplossing om resistentie aan te pakken maar verschilt dit van land tot land en team tot team. In plaats daarvan bevat het witboek een online bibliotheek met bronnen over antibioticaresistentie en -beheer. Het bevat links naar wereldwijde bronnen als beleid van de WHO en FDI evenals nationale bronnen en richtlijnen.

Gratis online cursus

Tot slot worden de bronnen aangevuld met een Massive Open Online Course (MOOC) waarin zorgprofessionals kunnen leren over het belang van antibioticabeheer. De cursus is gratis en kan door iedereen worden gevolgd om meer te weten te komen over antibioticaresistentie en hoe de uitdaging kan worden aangegaan om patiënten te beschermen.

We zijn allemaal belangrijk

Het witboek concludeert dat iedereen een rol heeft om antibioticaresistentie te tackelen. Nationale tandheelkundige verenigingen zijn verantwoordelijk voor nationale actieplannen. Organisaties die tandheelkundige zorg verlenen zijn verantwoordelijk voor “het creëren van een omgeving die bevorderlijk is voor een passend beheer van patiënten”. En het belangrijkste:

“We zijn allemaal verantwoordelijk voor het gebruik van antibiotica alleen als dat nodig is.”

Bron:
FDI

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Ontdekking nieuwe speekselklieren kan mogelijk kankerpatiënten helpen

Beeldvorming door middel van een PET/CT-scan en een biomarker voor prostaatkanker heeft geleid tot de ontdekking van een nieuw paar speekselklieren, op de plek waar de neusholte en keel samenkomen. Het sparen van deze klieren bij patiënten die radiotherapie (RT) krijgen kan mogelijk de kwaliteit van hun leven verbeteren.

Speekselklieren moeten gespaard worden

Het raken van speekselklieren tijdens radiotherapie kan bij de patiënt leiden tot xerostomie en dysfagie. Deze aandoeningen kunnen resulteren in onder andere een hoger risico op cariës en orale infecties, en spraak- en spijsverteringsproblemen. Indien mogelijk worden grote speekselklieren daarom tijdens RT-behandelingen gespaard.

Tubaria-klieren ontdekt met nieuwe techniek

De nieuwe techniek positronemissietomografie (PET)/computertomografie (CT) met radioactief gelabelde liganden tegen prostaatspecifiek membraanantigeen (PSMA) kan speekselklieren met een hoge gevoeligheid en specificiteit visualiseren. Onderzoekers onder leiding van Dr. Matthijs Valstar van het Nederlandse Kanker Instituut ontdekten hiermee tot hun verbazing twee gebieden achter in de nasopharynx die eruitzagen als speekselklieren. De nu zogenoemde tubaria-klieren bleken daadwerkelijk ook de andere eigenschappen van speekselklieren te hebben.

Belangrijk voor kankerpatiënten

De onderzoekers veronderstelden dat de klieren een fysiologische rol zouden kunnen spelen bij onder andere het slikken in de nasopharynx en oropharynx. Het zou patiënten met hoofd-halskanker mogelijk ten goede komen om er meer over te weten. Verder wilden de onderzoekers bepalen of deze gebieden gespaard moeten blijven tijdens radiotherapie.

Retrospectief onderzoek naar effect radiotherapie

Alle 100 patiënten waarvan de onderzoekers PSMA-PET/CT-scans analyseerden hadden de tubaria-klieren, met een gemiddelde grootte van 4 cm. Het effect van radiotherapie op speekselvloed en slikken werd retrospectief onderzocht met behulp van prospectief verzamelde klinische gegevens van in totaal 723 hoofd-halskankerpatiënten. Het verband tussen RT-dosis en xerostomie of dysfagie werd geëvalueerd met multivariable logistische regressieanalyse.

Grotere dosis in kliergebied leidt tot meer bijwerkingen

Uit de resultaten, gepubliceerd in Radiotherapy & Oncology, bleek dat een grotere RT-dosis in het kliergebied significant werd geassocieerd met xerostomie en dysfagie na een behandeling van minstens graad 2 na een jaar. De resultaten tijdens de follow-up na twee jaar waren vergelijkbaar.

Externe validatie nodig

Dit betekent dat de ontdekking een voordeel kan zijn voor kankerpatiënten. De onderzoekers zijn echter van mening dat externe validatie in een onafhankelijke dataset moet worden verworven voor de klinische protocollen moeten worden gewijzigd. Zodra dit is gebeurd vinden ze het een logische stap om de tubaria-klieren te zien als risicovolle organen bij het toedienen van radiotherapie.

Mogelijk betere kwaliteit van leven

Wanneer deze nieuwe klieren kunnen worden gespaard tijdens radiotherapie “zullen patiënten mogelijk minder bijwerkingen ervaren, wat hun algehele kwaliteit van leven ten goede komt na de behandeling”, schrijven de auteurs.

Bron:
Radiotherapy & Oncology

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Mondholte als mogelijke virale transmissieroute voor COVID-19?

De uitbraak van het ernstige acute respiratoire syndroom coronavirus 2 (SARS-CoV-2) begon slechts een half jaar geleden en groeide snel en veroorzaakte verschillende doden en morbiditeiten. Het mechanisme achter de overdracht van het virus is nog steeds niet helemaal duidelijk, ondanks een groot aantal nieuwe specifieke manuscripten die dagelijks worden gepubliceerd.

Dit artikel belicht de mondholte als een mogelijke virale transmissieroute naar het lichaam via de Angiotensin-converterende enzym 2-receptor. Het geeft ook richtlijnen voor routinematige beschermende maatregelen in de tandartspraktijk tijdens het verlenen van mondzorg.

Infectiemechanismen van COVID-19 en preventierichtlijnen mondzorg

Gezondheidswerkers, en in het bijzonder tandartsen en hun medewerk(st)ers worden het meest blootgesteld aan besmetting. Dit vooral door de gegenereerde aerosols bij het uitoefenen van hun beroep. Het was daarom nodig nieuwe  persoonlijke bescherm protocollen uit te werken. De belangrijkst besmettingsweg gaat via mond en longen.
Dit artikel vat de gekende infectiemechanismen van SARS-CoV-2, tot nu toe gekend in de literatuur samen. Het stelt ook preventierichtlijnen voor die op bewijs gestaafd zijn, voornamelijk toegepast op de tandzorg.

Resultaten

De orale caviteit wordt beschouwd als de gastheer site voor zowel infectie als transmissie van het SARS-CoV-2 virus. Dit gebeurt door contact, droplets, aerosols of speeksel. Onderzoek heeft aangetoond dat 5 weken na een negatieve  SARS-CoV-2 test, er nog virusresten in de patiënt zijn faeces kunnen gevonden worden. Dit maakt het dus mogelijk dat er besmetting mogelijk is bij negatief geteste personen tot 5 weken na de uitslag. Dit verplicht ons in de tandartspraktijk de nodige aangepaste preventiemaatregelen te treffen.

Het tot nu gekende infectiemechanisme wordt in dit artikel uitvoerig beschreven. Een slechte parodontale toestand bevordert het risico op virusinfectie. Voornamelijk door het contact van speeksel met pocketbloeding. Er wordt uitgebreid uitgelegd hoe er preventief gewerkt moet worden in de tandartspraktijk. Aangepaste persoonlijke beschermkledij is vereist evenals een efficiënt triage systeem.

Resultaten van deze manier van werken worden hier voorgelegd. Gebruik makende van al de preventieve maatregelen werd er geen overdracht van het  SARS-CoV-2 virus vastgesteld.

Discussie

In het begin van de pandemie werden de meeste tandartspraktijken gesloten . Dit leidde tot een overbelasting van de tandartspraktijken na het opheffen van deze maatregel. De resultaten van dit artikel bewijzen dat er met de nodige preventieve beschermmaatregelen op een veilige manier kan verder gewerkt worden.

Conclusie

Ongetwijfeld zullen de voorzorgsmaatregelen in de tandartspraktijken in de toekomst aangepast moeten worden. Het in dit artikel voorgesteld triage en test model heeft wel bewezen dat er op een manier verder gewerkt kan worden waarbij er geen virusoverdracht meer is vastgesteld tussen patiënten en mondzorgmedewerkers. Het is wel belangrijk multicenter onderzoek uit te voeren om mogelijke overdracht van het  SARS-CoV-2 virus tussen mondzorgmedewerkers en patiënten op te volgen.

Lees het hele artikel: A Call for Action to Safely Deliver Oral Health Care during and Post COVID-19 Pandemic, gepubliceerd in the International Journal of Environmental Research and Public Health

Door: Dirk Neefs, MSD | tandarts, Vrije Universiteit Brussels, 1987 | mede-auteur van bovenstaand artikel | D.E.S. oral rehabilitation using dental implants, Luik, 1995 | TEDx speaker | praktijk in Antwerpen, Belgium. Contact email: info@dirkneefs.com

 

 

Lees meer over: Corona, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Identificatie van medische gecompromitteerde patiënten

Identificatie van medische gecompromitteerde patiënten

Welke medische tandheelkundige interacties zijn er en welke factoren spelen hier mee? Lees meer over de mogelijkheden om erachter te komen of de medische gezondheid van uw patiënt invloed heeft op de tandheelkundige behandeling.

Verslag van de lezing van Henk Brand, Medisch bioloog, tijdens het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland.

Wat houdt een medische tandheelkundige interactie (MTI) in?

Er bestaan verschillende definities van de term medisch tandheelkundige interactie (MTI).

De Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie (VMTI) hanteert de volgende definitie: MTI is interactie tussen mondgezondheid en algemene gezondheid. Voorbeelden zijn de relatie tussen parodontitis en diabetes en de relatie tussen tandheelkundige materialen en allergieën.

Fred Rozema, bijzonder hoogleraar MTI bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), noemde bij zijn benoeming vijf gebieden waarop medisch tandheelkundige interactiesplaatsvinden:

  1. Ziekten kunnen tot uiting komen in de mond.
  2. Een ongezonde mond kan consequenties hebben voor de algemene gezondheid.
  3. Medicatie-gebruik kan zichtbaar zijn in de mond.
  4. Een acute medische situaties kan zich voordoen in de tandheelkundige praktijk.
  5. Ziekten en aandoeningen kunnen invloed hebben op de tandheelkundige behandeling.

MTI wordt dus in verband gebracht met de tandheelkundige behandeling in de dagelijkse praktijk,. Soms wordt er gedacht dat MTI hetzelfde is als Oral Medicine. Internationaal gezien staat het begrip Oral Medicine voor een gespecialiseerde vervolgopleiding na de studie Tandheelkunde. Oral Medicine gaat dieper in op de medische aspecten en is niet hetzelfde als MTI.

Samenvattend kan gesteld worden dat de medisch tandheelkundige interacties een groot en vaag begrensd terrein is. Misschien moet MTI meer gezien worden als een filosofie of visie op patiënt behandeling.

Welke interacties bestaan er?

Er bestaan vier factoren die allemaal interactie met elkaar kunnen hebben. Dit zijn:

  1. Algemene gezondheid
  2. Mondgezondheid
  3. Medicatie/ geneeskundige behandeling
  4. Tandheelkundige behandeling

Deze vier factoren kunnen in verschillende situaties elkaar op verschillende wijze beïnvloeden. De algemene gezondheid kan bijvoorbeeld effect hebben op de mondgezondheid. Monddroogte ten gevolge van radiotherapie of xerogene medicatie is hier een voorbeeld van. Deze monddroogte heeft weer consequenties voor de tandheelkundige behandeling. Immers, de patiënt moet vaker gezien worden omdat hij/zijn een hoger risico loopt op het ontstaan van cariëslaesies.

Het is dus belangrijk dat een tandarts zich bewust is van de algemene gezondheid en/of medicatie-gebruik van de patiënt. Op deze manier kan er op de juiste manier ingespeeld worden op de situatie van het individu.

Hoe komt een tandarts aan medische informatie van een patiënt?

Er zijn verschillende mogelijkheden om de medische gezondheid van de patiënt te bepalen en de mogelijke invloed daarvan op de tandheelkundige behandeling of andersom. Dit zijn:

  • Lichamelijk onderzoek

    Dit blijft in de tandheelkundige praktijk vaak beperkt tot het beoordelen van de algemene indruk die een patiënt geeft. Het kan een tandarts bijvoorbeeld opvallen dat een patiënt kortademig is.

  • Laboratorium onderzoek

    Dit soort onderzoek wordt vrijwel nooit door de tandarts uitgevoerd.

  • Medische schriftelijke anamnese of mondelinge anamnese

    Een tandarts is veelal afhankelijk van de anamnese wat betreft het verschaffen van medische informatie over de patiënt. Uit onderzoek blijkt dat 43% van de Nederlandse tandartsen hiervan gebruik maakt. Bij Europese tandheelkundeopleidingen ligt dit veel hoger, namelijk 94%.
    Er bestaan verschillende medische vragenlijsten. Uit onderzoek blijkt dat de meest voorkomende ziekten op dergelijke vragenlijsten hypertensie, epilepsie, allergieën en diabetes zijn. Geconcludeerd kan worden dat er binnen Europa onder tandheelkunde opleidingen geen consensus bestaat over welke ziektebeelden wel of niet gevraagd moet worden. Daarnaast zijn er ook nog beperkingen van een schriftelijke medische anamnese. Er kan sprake zijn van onderrapportage, patiënten kunnen vragen niet begrijpen en vaak wordt een dergelijke vragenlijst maar een keer afgenomen en is deze dus na verloop van tijd niet up-to-date.

Hoe kan de ernst van de medische situatie van een patiënt worden ingeschat?

De ASA-score geeft de medische conditie van een patiënt weer. De score loopt van 1 tot en met 5. Hieronder staan de betekenissen per score vermeld.

  • ASA 1: Gezonde patiënt.
  • ASA 2: Patiënt met een lichte systemische afwijking zonder beperking van dagelijkse activiteiten.
  • ASA 3: Patiënt met een ernstige systemische afwijking met beperking van dagelijkse activiteiten.
  • ASA 4: Patiënt met ernstige en levensbedreigende aandoening.
  • ASA 5: Patiënt gaat dood indien niet binnen 24 uur door een chirurg behandeld wordt.

Beperkingen van de ASA-score zijn dat er geen rekening wordt gehouden met de leeftijd en met eventuele angst voor tandheelkundige behandelingen. Deze factoren zijn echter wel belangrijk voor een tandheelkundige behandeling. Ook kunnen sommige medische aspecten een overdreven hoge score geven. Een allergie zoals hooikoorts geeft een ASA-score 3 terwijl dit de tandheelkundige behandeling vaak niet beïnvloedt.

Overleg met collega’s

Op een Amerikaanse tandheelkunde faculteit werd bij 32% van medisch gecompromitteerde patiënten het tandheelkundig behandelplan aangepast nadat een arts was geraadpleegd. Bovendien bleek na het overleg de arts bij 8% van de patiënten de medische behandeling te hebben aangepast. Overleg tussen tussen tandartsen en artsen is dus zinvol als rekening gehouden moet worden met interacties tussen medische aandoeningen en/of medicijnen met (andere) medicijnen. Een voorbeeld is porfyrie, deze aandoening geeft problemen met bepaalde medicatie zoals lidocaïne en diclofenac.
Intercollegiaal overleg is dus heel belangrijk. Helaas weten de meeste artsen weinig over tandheelkunde.

dr. Henk Brand is als universitair docent verbonden aan de afdelingen Orale Biochemie en Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie aan het Academisch Centrum Tandheelkunde te Amsterdam.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland

Dit verslag is voor het eerst in oktober 2015 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in november 2020 opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Onderzoek, Thema A-Z
Mondafwijkingen-door-systeemziekten 

Mondafwijkingen door systeemziekten 

In de mondzorgpraktijk kunt u geconfronteerd worden met mondafwijkingen die veroorzaakt worden door een systeemziekte.

Verslag van de lezing van Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog, over mondafwijkingen door systeemziekten, van de cursus Mond- en Kaakziekten.

Mondafwijkingen kunnen voorkomen door de volgende systeemziekten:

  • Granulomateuze ziekten
    Sarcoïdose chronische granulomatueze ziekte, ziekte van Crohn, tuberculose, orofaciale granulomatose.
  • Hormonale afwijkingen
  • Metabole aandoeningen
  • Mucocutane ziekten
  • Syndromen
    Basocellulair naevussyndroom (>50 % multipele basaalcelcarcinomen)
  • Hematologische aandoeningen
  • Ziekten van het immuunsysteem
    AIDS
  • Maligniteiten
    Langerhans-cel-histiocytose (ulceratieve en proliferatieve veranderingen van de mucosa, 50% < 15 jaar)
  • Vitamine deficiënties

AIDS

Orale manifestaties van AIDS kunnen in 3 groepen worden onderverdeeld, naar mate van frequentie van voorkomen. Het vaakst worden de volgende manifestaties gezien:

  • Candidose
  • Harige leukoplakie
  • Kaposi-syndroom
  • Non-hodgkin lymfoom
  • Parodontale aandoeningen

Burning mouth syndrome

Tong- en/of mondbranden is een brandende, pijnlijke en irriterende sensatie van het mondslijmvlies. Het gaat soms gepaard met een droge mond en smaakstoornissen, het is altijd dubbelzijdig. Er zijn op de slijmvliezen geen afwijkingen zichtbaar. De afwijking heeft een prevalentie van < 0,01%, en komt het vaakst voor bij vrouwen boven het 40e-50e levensjaar.

Wanneer er tijdens intra-oraal onderzoek geen slijmvliesafwijking gevonden wordt, bestaat de behandeling voornamelijk uit voorlichting en geruststelling. De patiënt kan, indien gewenst, na 3 maanden voor herbeoordeling worden gezien. Eventueel kan er bloedonderzoek worden verricht, hieruit komt soms een vitamine B12-deficiëntie of ijzertekort naar voren, waarna deze kan worden aangevuld. Verder kan er sprake zijn van een psychische component, in sommige gevallen kan de huisarts dan een lage dosis anti-depressiva overwegen.

Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog, is sinds 1982 als MKA-chirurg/hoofdhals-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) en sinds 2014 in VUmc. In het MCL is hij tevens perifeer opleider voor de opleiding tot  MKA-chirurg in het UMC Groningen. Het tandartsexamen werd in 1977 behaald, het artsexamen in 1991. Hij werd opgeleid tot MKA-chirurg in het Radboud universitair medisch centrum te Nijmegen. In 1999 promoveerde De Visscher op diverse aspecten van de diagnostiek en de behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van de lip. Jan de Visscher is een veel gevraagde spreker zowel in binnen- als buitenland. Daarnaast organiseert en verzorgt hij regelmatig postacademisch onderwijs op het gebied van de mondpathologie en de hoofdhals-oncologie. Verder heeft hij zowel nationaal als internationaal meerdere bestuurlijke functies  bekleed. Van 2006 tot 2008 was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA).

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Geïnhaleerde of doorgeslikte instrumenten

Het risico van geïnhaleerde of doorgeslikte instrumenten

Als tandarts ben je regelmatig met kleine instrumenten in de weer in de beperkte ruimte van de mond van de patiënt. Het is dan ook niet zo gek dat inslikken van vreemde voorwerpen een bekend risico is tijdens behandelingen. Ondanks de beruchtheid van de complicatie, komt deze vrij weinig voor. In een periode van 10 jaar behandelde de Dental Defence Union (DDU), een Britse tandartsenbond, slechts 68 nalatigheidzaken naar aanleiding van een ingeslikt voorwerp. 22 van deze zaken werden formeel afgerond, resulterend in een vergoeding van minder dan 500 pond tot meer dan 25.000 pond.

Meest voorkomende ingenomen voorwerpen

Uit de zaken van de DDU kunnen we een aantal zaken leren, bijvoorbeeld welke voorwerpen het meeste worden ingeslikt. Deze meest voorkomende voorwerpen zijn als volgt:

  • Endodontische vijl (17 incidenten)
  • Boren (17 incidenten)
  • Vullingmateriaal (8 incidenten)
  • Implantaat schroevendraaiertje (4 incidenten)
  • Prothese, bijvoorbeeld kroon (4 incidenten)
  • Scaler tip (4 incidenten)

Deze voorwerpen werden het vaakst ingeslikt tijdens de volgende behandelingen:

  • Endodontie (16 incidenten)
  • Vullen (15 incidenten)
  • Scaling en polishing (5 incidenten)
  • Implanteren (5 incidenten)
  • Extraheren (4 incidenten)

In het grootste deel van deze incidenten ging het om het per ongeluk inslikken van het voorwerp. Gelukkig kwam in 80% van de gevallen het voorwerp op natuurlijke wijze weer uit het lichaam. In andere gevallen moest de patiënt naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto of een operatie.

Advies

Natuurlijk wil je elk risico op een ingeslikt voorwerp voorkomen. Ten eerste voor de gezondheid van de patiënt, maar ook voor je eigen reputatie. Met dit advies minimaliseer je het risico:

  • Gebruik een stevige, rubberdam om de tand die je behandelt te isoleren.
  • Gebruik een zuiger wanneer je behandelingen zoals het verwijderen van vullingen uitvoert.
  • Onderhoud je instrumenten goed en gebruik ze alleen in uitstekende conditie.
  • Valt er toch iets in de mond van de patiënt? Ga dan direct over tot actie. Probeer het voorwerp eruit te vissen, informeer de patiënt en bied je excuses aan.
  • Kun je het voorwerp niet terugkrijgen? Verwijs de patiënt dan door naar het ziekenhuis en geef hem of haar een uitgebreide omschrijving van het voorwerp en de gebeurtenis mee.
  • Leg alles vast. Noteer wat er is gebeurd in het patiëntendossier, welke acties je hebt ondernomen en welke gesprekken je hebt gehad met de patiënt.

Bron:
Dentisty.co.uk

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Mondgezondheid kan de ontwikkeling en ernst van psoriasis beïnvloeden

Mondgezondheid en eetgewoontes kunnen een impact hebben op de ontwikkeling en ernst van psoriasis. Psoriasispatiënten die hun tandvleesgezondheid als slecht beoordelen vertonen ernstigere symptomen dan patiënten met gezond tandvlees, aldus een onderzoek gepubliceerd in het Dermatology Online Journal.

Veelvoorkomende huidziekte

Psoriasis is een huidziekte die wordt veroorzaakt door een probleem met het immuunsysteem. Het veroorzaakt rode, schilferige plekken op de huid die erg kunnen jeuken. Meer dan 8 miljoen Amerikanen hebben er last van.

Slechte mondgezondheid een risicofactor?

“We zijn op zoek naar een soort trigger die het immuunsysteem activeert. Omdat keelontsteking een van de bekende triggers is en het microbioom van bacteriën in de mond veel complexer is, is dat ons uitgangspunt geworden,” zei Dr. Benjamin Kaffenbergen, een dermatoloog die het onderzoek leidde. “We vroegen ons af of een slechte mondgezondheid een risicofactor voor psoriasis zou kunnen zijn.”
De studie, uitgevoerd door dermatologen van de Ohio State University Wexner Medican Center, had als doel om verschillen in mondgezondheidssymptomen, hygiëne en eetgewoontes tussen psoriasis- en controlegroepen te onderzoeken. Hiermee wilden ze potentiële risicofactoren identificeren waarop toekomstige behandelingen en preventieaanbevelingen zouden kunnen worden aangepast.

265 patiënten zijn ondervraagd over dieetkeuzes en mondgezondheid

Het onderzoek bestond uit een retrospectief patiënt-controleonderzoek waarbij in totaal 265 patiënten van dermatologieklinieken een vragenlijst invulden. 100 van deze patiënten hadden daadwerkelijk psoriasis. De vragen gingen onder andere over dieetkeuzes, hun eventuele huidziekte en mondgezondheid.

Tandvleesgezondheid als voorspeller voor ernst van psoriasissymptomen

Uit de resultaten bleek dat het hebben ervaren van orale pijn of ongemak in het afgelopen jaar een van de voorspellers is voor psoriasis. Daarnaast vertoonden psoriasispatiënten die hun tandvleesgezondheid als slecht of heel slecht beoordeelden significant ergere symptomen. Patiënten die veel fruit aten meldden juist minder erge psoriasissymptomen.

Meer onderzoek nodig

Kaffenberger merkte wel op dat de resultaten nog zeer voorlopig zijn, maar hij gelooft dat patiënten beter geholpen kunnen worden als ze worden gescreend op mondgezondheid en geadviseerd over voeding. Hij hoopt de studie uit te breiden naar duizenden patiënten en meer onderzoek naar dit onderwerp te doen.

Bron:
Dermatology Online Journal 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
roken

Digitaal van de tabak verslaving af in 4 uur

Voor rokers kan de verslaving aan tabak haast onoverkomelijk zijn. Toch is stoppen met roken letterlijk van levensbelang. Tijdens de corona-pandemie biedt Bewegen Werkt de Allen Carr methode online aan. Wat blijkt? De digitale trainingen blijken bijna net zo effectief te zijn.

Allen Carr bedacht deze stoppen-met-roken methode. De methode blijkt effectief, zo concludeerde prof. dr. Arie Dijkstra van de Rijksuniversiteit Groningen. Uit zijn onderzoek blijkt dat rokers die een Allen Carr training volgen een bijna vier keer zo grote kans hebben om na 13 maanden nog steeds gestopt te zijn met roken. Hij vergeleek zijn resultaten met rokers die ook wilden stoppen, maar geen training van Allen Carr volgden. De resultaten van zijn onderzoek zijn in 2014 gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Public Health.

Digitale Allen Carr training

Van de ruim honderdtwintig deelnemers aan de digitale Allen Carr trainingen zijn enkele maanden later nog ruim 53% van het roken af. 13% is wel voor enkele sigaretten gezwicht, maar niet meer dan vijf. En maar liefst 80% van hen is in elk geval (veel) minder gaan roken.
“Een deel van het succes van dit programma is, naast de shock van de trainingsdag zelf, dat je contact kunt houden met een persoonlijke coach via gratis telefoongesprekken”, aldus Janien Rohring, manager accounts van Bewegen Werkt.

Ongeveer één op de zes deelnemers (15%) maakt daarnaast gebruik van een gratis vervolgtraining.

Innovatie

Er zijn wel verschillen met de fysieke training. Sommige daarvan zijn echter eerder positief dan negatief. “Deelnemers kunnen aan de webinar in principe anoniem deelnemen. Dat kan fysiek natuurlijk niet. Voor sommige mensen is het toch een barrière om openlijk voor je verslaving uit te komen.” Ook wordt er na de webinars meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid een vervolgtraining af te nemen. “Maar die hebben we dan ook laagdrempeliger gemaakt, want ook deze zijn nu online te volgen.”

Hoe werkt het?

De webinar ‘Binnen 1 dag (4 uur) van het roken af’, maakt gebruik van de Allen Carr methode en wordt door Bewegen Werkt aangeboden. Zorgverzekeraar Menzis vergoedt deze methode. Naast de cursus zelf, is er een gratis nazorgtraject van een jaar, met telefonische of e-mail ondersteuning en gratis online vervolgtrainingen.

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Vapen - esigaret

Vapen verhoogt risico op mondziekten

Vapen of het gebruik van e-sigaretten kan de biofilm van de persoon binnen 24 uur na de blootstelling veranderen, aldus een recente studie. Ook leek de mondholte van gebruikers na enkele maanden vapen op die van patiënten met ernstige parodontitis.

Vraagtekens bij veiligheid e-sigaretten

E-sigaretten worden door de fabrikanten weggezet als veiliger dan normale sigaretten, maar er wordt steeds vaker gepubliceerd over de gevaren en (on)gezondheid van vapen. E-sigaretten bevatten potentieel giftige stoffen, vluchtige organische stoffen en metalen en zijn tegenwoordig vaak onderwerp van onderzoek.

Eerste studie bij mensen

Wetenschappers van onder andere Ohio State University College of Dentistry hebben recentelijk de eerste studie bij mensen uitgevoerd die aantoont hoe vapen de mondholte beïnvloedt. Bij 123 parodontaal gezonde mensen werden tandplakmonsters van onder het tandvlees afgenomen om te analyseren.

Roken, vapen of geen van beide

Onder de deelnemers waren 25 rokers, 25 niet-rokers, 20 gebruikers van e-sigaretten, 25 ex-rokers die momenteel e-sigaretten gebruiken en 28 mensen die beide gebruiken. De gevonden bacteriën werden geanalyseerd. Met behulp van DNA-deep sequencing van bacteriële genomen werd bepaald welke microben waren gevonden en hoe ze functioneerden.

Equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis

De onderzoekers ontdekten een “oververtegenwoordiging van pathogenen, hogere microbiële Virulence signatures  en krachtige pro-inflammatoire signalen bij klinisch gezonde gebruikers van e-sigaretten, equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis.”

De onderzoekers ontdekten een “oververtegenwoordiging van pathogenen, hogere microbiële virulentie (ziekmakend vermogen) en krachtige pro-inflammatoire signalen bij klinisch gezonde gebruikers van e-sigaretten, equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis.”

Microben met hoog risico

De (ex-)sigarettenrokers hadden na slechts drie tot twaalf maanden gebruik van e-sigaretten hoge-risicomicroben in hun mondholte die geassocieerd worden met roken. Deze groep is vatbaarder voor bacteriën die orale ziekten kunnen veroorzaken door het roken.

Beschadigingen aan oraal profiel

Verder waren bij vapers beschadiging aan hun orale profielen te zien, onafhankelijk van het gebruik van nicotine. De onderzoekers denken dat de warme vloeistoffen in cartridges voor e-sigaretten er waarschijnlijk voor zorgen dat de mond van de gebruikers veranderde in een gastvrije omgeving voor ziekteverwekkers.

Andere schade dan roken maar niet minder

Hoewel de deelnemers geen tekenen van actieve orale ziekten vertoonden, lopen ze door hun veranderde orale profiel het risico om aandoeningen als parodontitis te ontwikkelen. De onderzoekers zetten daarom vraagtekens bij de veiligheid van e-sigaretten. “Het risico voor schade door e-sigaretten is anders dan, maar niet minder dan, conventionele sigaretten”, schrijven de auteurs.

Bron:
Science Advances

 

 

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig

Preventief effect van orale cryotherapie op orale mucositis

Het is aannemelijk dat orale cryotherapie een groter preventief effect heeft op orale mucositis dan gebruikelijke mondzorg afzonderlijk, bij volwassen patiënten die chemotherapie ondergaan. Dit blijkt uit systematisch literatuuronderzoek van studenten Mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Onderzoeksmethode

De inclusiecriteria voor de patiëntenpopulatie waren: mensen die chemotherapie ondergaan, alle leeftijden en preventief gebruik van cryotherapie. De exclusiecriteria waren: gebruik van chloorhexidine, proefpersonen die zowel in het verleden zijn behandeld met radiotherapie in het hoofd- en halsgebied als chemotherapie ondergaan en mensen die gedurende het onderzoek radiotherapie in het hoofd- en halsgebied ondergaan. De inclusiecriteria voor de literatuur waren: Engelstalige wetenschappelijke literatuur, randomised controlled trail (RCT) en controlled clinical trail (CCT). Literatuur ouder dan tien jaar werd geëxcludeerd. Er is gebruikgemaakt van de databanken: Medline (via PubMed), Cochrane en Embase. Daarnaast zijn de volgende filters toegepast: studies van maximaal tien jaar oud, RCT en CCT. Voor de zoekactie zijn MESH-termen, vrije zoektermen en synoniemen gebruikt, waaronder ‘cytostatic agents’ OR ‘chemotherapy’ AND ‘orale cryotherapy’ OR ‘ice chips’ AND ‘stomatitis’ OR ‘oral mucositis’. De zoekactie is uitgevoerd in de periode van september tot november 2019. De verkregen data zijn onafhankelijk van elkaar geëxtraheerd aan de hand van de evidencetabel. De studies zijn kwalitatief beoordeeld aan de hand van de Cochrane RCT-checklist en geanalyseerd.

 

Klik hier voor de vergrote versie

Resultaten

De uitgevoerde zoekactie heeft geleid tot 118 unieke studies. Na screening op basis van titel, samenvatting en full-text zijn er vier studies geïncludeerd. Daarnaast is één studie geïncludeerd vanuit de sneeuwbalmethode. In totaal zijn er vijf RCT’s geïncludeerd, die onder de mate van bewijs B vallen. De studies zijn homogeen, met uitzondering van de uitkomstmaten. De ernst van orale mucositis is aan de hand van de WHO-schaal gemeten en de pijnbeleving is aan de hand van de VAS-score gemeten. In de geïncludeerde studies is er een significant verschil geconstateerd in zowel de ernst van de orale mucositis als de pijn in het voordeel van orale cryotherapie ten opzichte van gebruikelijke mondzorg.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aannemelijk is dat orale cryotherapie een groter preventief effect heeft op orale mucositis dan gebruikelijke mondzorg afzonderlijk, bij volwassen patiënten die chemotherapie ondergaan.

Poster ontwikkeld door:
Zina Mohammed en Amal Bouisaghouane, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Metalen

ALS mogelijk vanaf kindertijd al te voorspellen door tanden

Bewijs uit tanden toonde aan dat volwassenen die amyotrofische laterale sclerose ontwikkelen, metalen anders afbreken dan mensen die de ziekte niet hebben ontwikkeld. Deze ontregeling begint volgens de auteurs gedurende de eerste 10 jaar van hun leven.

“Onze studie toont direct bewijs aan dat veranderde metaalopname tijdens specifieke vroege levensperioden geassocieerd is met ALS bij volwassenen”, schreven de auteurs onder leiding van Claudia Figueroa-Romero, PhD, van de afdeling neurologie van de Universiteit van Michigan.

Afwijkende hoeveelheid metalen

In eerder onderzoek werd al aangetoond dat tekortkomingen en excessen van essentiële elementen en giftige metalen een rol spelen bij ALS. De studie van de Universiteit van Michigan was bedoeld om te bepalen op welke leeftijd de opname van ontregeling van het metaal optrad bij degenen bij wie de diagnose ALS als volwassenen werd gesteld.

Onderzoekers gebruikten lasers om groeiringen in tanden in kaart te brengen van autopsies of tandextracties van 36 patiënten bij wie de ziekte was vastgesteld en 31 controledeelnemers. Degenen die ALS ontwikkelden, toonden een verhoogde opname van een mengsel van metalen, waaronder zink, tin, nikkel, chroom en mangaan, vonden de onderzoekers.

De onderzoekers observeerden ook ontregeling van de opname van metalen in biomarkers van tanden van een ALS-muismodel, en ze vonden verschillen in de distributie van metalen in hersenen van ALS-muizen in vergelijking met controlemuizen.

Beperkingen aan het onderzoek

Dit onderzoek had enkele beperkingen, waaronder de steekproefomvang. Omdat ALS een laat optredende ziekte is, en in veel gevallen het gebit uitvoerig is hersteld of afwezig is op het moment van overlijden, kan het moeilijk zijn om de “originele” tanden te krijgen. Ook zijn de gebruikte lasers niet ideaal voor het meten van elementen zoals aluminium, fluoride, ijzer en kwik. Hierdoor konden de onderzoekers hun effecten op de ziekte niet bestuderen.

“De huidige gegevens ondersteunen het verband tussen ongunstige systemische elementaire ontregeling in het vroege leven en neurodegeneratie bij volwassenen”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
Michigan Medicine

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Aften

Aften tonen mogelijk verband met COVID-19

Aften in de mondholte zouden in verband kunnen worden gebracht met een SARS-CoV-2-infectie, die COVID-19 veroorzaakt, volgens een artikel dat is gepubliceerd in vakblad Oral Diseases.

Een verband is mogelijk, aangezien laesies in de mond vaak verkeerd worden gediagnosticeerd vanwege het ontbreken van een intra-oraal onderzoek, evenals de ernst van andere pathologische processen die kunnen optreden bij een SARS-CoV-2-infectie, schreven de auteurs. Er wordt aangenomen dat dit het eerste gemelde geval is van orale laesies als een mogelijk symptoom van COVID-19.

“Het is logisch dat dit virus laesies veroorzaakt die kunnen lijken op andere virale processen die we gewend zijn te diagnosticeren in de tandheelkundige kliniek”, schreef de groep onder leiding van Carmen Martín Carreras-Presas van de afdeling volwassen tandheelkunde en orale geneeskunde, bij de Europese Universiteit van Madrid.

Nieuwe symptomen van corona

Terwijl het coronavirus zich blijft verspreiden, leren wetenschappers en gezondheidswerkers nieuwe details over de infectie. Aanvankelijk waren de meest voorkomende tekenen en symptomen van een SARS-CoV-2-infectie koorts, keelpijn en hoofdpijn. Na verloop van tijd werden symptomen van diarree, smaak- en reukverlies en huidaandoeningen, waaronder laesies, toegevoegd. Daarom is het aannemelijk om te denken dat laesies in de mondholte van één COVID-19-positieve patiënt en twee vermoedelijke positieve patiënten met elkaar zijn verbonden, aldus de onderzoekers.

Een 58-jarige man met onderliggend leed

Een man met diabetes en hypertensie meldde pijn in zijn gehemelte. Hij nam aan dat het een bacteriële infectie in de mond was. Bij zijn vrouw was COVID-19 gediagnosticeerd en ze waren allebei geïsoleerd in hun huis. De artsen lieten hem een ​​foto van zijn mond sturen, waarop meerdere kleine aften op zijn gehemelte te zien waren. Hij had geen voorgeschiedenis van herpes. De laesies genazen binnen een week na het gebruik van een  antiseptisch mondwater.

Een 65-jarige, geïnfecteerde vrouw

Een vrouw meldde op 12 maart hoge koorts, diarree en pijn op haar tong te hebben. Ze was zwaarlijvig en had hypertensie. Een week later viel ze thuis flauw en werd ze naar het ziekenhuis gebracht, waar haar bilaterale longontsteking werd vastgesteld als gevolg van een SARS-CoV-2-infectie. Ze kreeg antibiotica, corticosteroïden en de antivirale middelen lopinavir, ritonavir en hydroxychloroquine. Ze werd op 30 maart ontslagen uit het ziekenhuis. Op 4 april kreeg ze uitslag op verschillende delen van haar lichaam. Hoewel ze vanaf het begin tongpijn had, zei ze dat ze nooit een intra-oraal onderzoek had gehad.

Extra onderzoek nodig

Biopsieën konden niet bij alle patiënten worden uitgevoerd en verder onderzoek is nodig om te bepalen of aften in de mondholte vaak voorkomen bij patiënten die zijn getroffen door een SARS-CoV-2-infectie, of dat de emotionele problemen in de situatie de laesies veroorzaken, schreven de auteurs.

Deze gevallen belichten ook het belang van het uitvoeren van intra-orale onderzoeken. “We moedigen alle artsen, tandartsen en dermatologen aan om intra-orale onderzoeken uit te voeren bij patiënten die worden verdacht of getroffen door SARS-CoV-2, zeker wanneer de aanbevolen beschermingsmaatregelen beschikbaar zijn.

Bron:
Oral Diseases

Lees meer over: Corona, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
verschillen tussen defect-schizofrenie patiënten en andere mensen

Bewijs voor orofaciale verschillen tussen defect-schizofrenie patiënten en andere mensen

Mensen met een bepaalde vorm van schizofrenie hebben een breder gehemelte. Dat is de conclusie van een internationale, interprofessionele groep onderzoekers die daarmee suggereert dat er fysieke verschillen bestaan tussen groepen mensen met bepaalde soorten schizofrenie.

Oorzaken schizofrenie nog onbekend

Schizofrenie is een chronische en ernstige psychische aandoening die wordt getypeerd door hallucinaties en waanbeelden. De oorzaken van schizofrenie worden nog niet goed begrepen, maar nieuw onderzoek onder leiding van Brian Kirkpatrick en Gary Hack werpt licht op het verband tussen de ziekte en de fysieke en neurologische ontwikkeling van de mens.

Internationaal, kwantitatief onderzoek

Kirkpatrick en Hack zijn respectievelijk de voorzitter van de afdeling Psychiatrie en Gedragswetenschappen van University of Nevada Reno School of Medicine, en universitair hoofddocent aan de University of Maryland School of Dentistry in Baltimore. Ze werkten samen met een internationaal team aan tandartsen en psychiaters aan een oraal gehemelteonderzoek bij schizofreniepatiënten.
Eerder was al op kwalitatieve en subjectieve wijze onderzoek gedaan naar een verband tussen gehemeltebreedte en schizofrenie. Recentelijk is nu dus voor het eerst kwantitatief onderzoek gedaan naar de afmetingen van het gehemelte in schizofreniepatiënten.
Kirkpatrick en zijn collega’s maakten onderscheid tussen twee groepen patiënten: die met en zonder defect-schizofrenie. Bij defect-schizofrenie staan de negatieve symptomen van schizofrenie meer op de voorgrond dan positieve. Het wordt gezien als een aparte ziekte dan niet-defect-schizofrenie.

Mensen met defect-schizofrenie hebben een breder gehemelte

Het resultaat van het onderzoek was dat mensen met defect-schizofrenie een breder gehemelte hebben dan andere mensen. Het team zegt dat dit verschil mogelijk een abnormale ontwikkeling tijdens de prenatale periode kan weerspiegelen. Het gehemelte ontwikkelt zich namelijk tijdens de eerste 6 tot 17 weken van de zwangerschap.
Als het onderzoek succesvol kan worden gerepliceerd, zou het concept ondersteunen dat defect-schizofrenie inderdaad een afzonderlijke ziekte is. Ook suggereert het dat deze groep patiënten zich al anders ontwikkelen aan het einde van het eerste trimester of het begin van het tweede trimester van de zwangerschap; redelijk vroeg dus.

Een toekomst met minder neuropsychiatrische aandoeningen

De onderzoekers zeggen dat de bevindingen hun geest verder openen over hoe complex de ontwikkeling van geest en lichaam is. Bovendien hopen ze dat ze leiden tot toekomstig onderzoek dat het aantal personen met neuropsychiatrische aandoeningen kan verminderen.

Bron:
University of Maryland Baltimore 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z