De eerste werkervaring van drie jonge tandartsen
Het aantal buitenlandse tandartsen neemt toe en ook het aantal tandartsen die tegen de pensioenleeftijd aanlopen. Maar wie is die jonge tandarts die gewoon uit de Hollandse klei getrokken is? Inge Henkens, Egbert Stroosnijder en Sarissa de Leeuw geven een kijkje in hun pas gestarte carrière als tandarts.
Back-up
Inge Henkens studeerde in 2015 af aan de ACTA. Haar carrière als tandarts begon bij Tandheelkunde Zonnestraal in Hilversum. Ze vertelt ons waarom: “Via een studiegenoot ben ik in deze praktijk gaan werken. Het voordeel van werken in een grote praktijk is dat er meer mensen zijn aan wie je advies kunt vragen en waarbij je mee kunt kijken.
Als startende tandarts weet je namelijk een heleboel, maar je hebt nog maar weinig echt in de vingers. Met al die collega’s om je heen heb je een back-up als je twijfelt over diagnostiek of als er iets niet lukt. Elke collega is expert in een eigen domein en zo kan ik bijna voor ieder afzonderlijk onderwerp bij iemand terecht die daar veel vanaf weet. Het is fijn om alles onder een dak te hebben zodat ik veel controle over de behandelplannen houd en ook actief mee kan kijken en helpen bij het uitvoeren van specialistische onderdelen.”
“We komen er altijd uit”
Egbert Stroosnijder studeerde eveneens in 2015 af maar dan in Groningen en werkt nu in twee praktijken, waaronder Een Prachtige Lach. Ook dit is een moderne praktijk met verschillende differentiaties: “Dit is hartstikke gaaf omdat je zo veel ziet en leert, maar zo zie je dus wel dat er nog een hoop te leren valt.” Stroosnijder wilde eerst kaakchirurg worden maar werd toch als een ‘gewone tandarts’ binnen gehaald door de praktijkeigenaar. “Om kaakchirurg te worden moet je zowel Geneeskunde als Tandheelkunde studeren. Ik besloot eerst de opleiding Tandheelkunde te doen. Na mijn co-schappen kaakchirurgie heb ik besloten toch “gewoon” tandarts te worden. De opleiding Kaakchirurgie beviel me erg goed en de stage was leuk, maar het bleek toch niet helemaal mijn ding.” Gelukkig kan Stroosnijder genoeg uitdaging vinden binnen de praktijk: “Zelf vind ik endodontische herbehandelingen nog lastig om te doen. Dit is iets wat ik graag zou willen kunnen maar als net begonnen tandarts is het niet vreemd dat ik dit moeilijk vind. Het is gewoon lastig. Ook is het moeilijk om een plan te maken voor patiënten met uitgebreide slijtage. Er is veel weefsel weg, er is vaak weinig referentie en er zijn verschillende opties om het aan te pakken. Niet iedereen heeft dezelfde financiële middelen, waardoor je plan soms heel anders kan worden. Daardoor vind ik het soms lastig om te beslissen hoe we het gaan aanpakken. Gelukkig is er in beide praktijken geen gebrek aan steun dus we komen er altijd uit.”
Een kleine en een grote praktijk
Sarissa de Leeuw werkt ook in twee praktijken: “Ik heb niet echt bewust voor deze praktijken gekozen, omdat ik door beide praktijken ben benaderd. De twee praktijken zijn heel erg verschillend van elkaar en dat sprak mij juist aan. De ene praktijk – Tandartspraktijk van den Goorbergh – is een kleine praktijk met drie tandartsen, twee mondhygiënisten, een tandprotheticus en vier (preventie)assistentes. De andere praktijk is een grote groepspraktijk en onderdeel van een keten (Dentconnect). Hier werken in totaal vijf tandartsen, twee mondhygiënisten, een tandprotheticus, acht assistentes, twee preventieassistentes en twee baliemedewerkers. In de kleinere praktijk is er meer ruimte voor overleg met mijn collega over behandelplannen en om te helpen tijdens een moeilijke behandeling. Ik doe hier meer aan het uitwerken van begrotingen, terwijl dit in de grotere praktijk gedaan wordt door de assistente. De gemaakte begroting wordt dan nog wel door mij gecontroleerd. Vanuit de grotere praktijk wordt iedere maand een cursus of lezing aangeboden over een bepaald onderwerp. Zo heeft iedere praktijk zijn voor- en nadelen. Ik heb dan ook geen voorkeur voor een bepaalde praktijk. Ik heb het bij beide praktijken erg naar mijn zin.”
Leren van collega’s
Alle drie de jonge tandartsen leren dus van hun collega’s. Henkens merkt dat ze ervaring mist en dat ze naast het inschakelen van collega’s vooral leert door te ‘doen’. Stroosnijder: “Voor mij sluit de studie wel redelijk aan op de praktijk. Het grote verschil is vooral de snelheid. Dat was de eerste weken toen ik begon wel even wennen. Ik denk dat het goed is om een praktijkstage voor iedereen verplicht te maken. Dan heb je al even aan de praktijk geproefd voordat je er echt aan begint.” De Leeuw: “In de praktijk merk ik dat ik soms nog te lief wil zijn voor de patiënt. Dit ‘probleem’ had ik al tijdens mijn studie. Ik maak soms van het probleem van de patiënt mijn probleem. Daarbij zijn sommige problemen niet op te lossen. Ik moet nog leren om het overzicht te behouden. Het is belangrijk om de gehele mond goed in kaart te brengen en daarna pas een behandelplan op te stellen. Hierbij moet je ook denken aan de mondhygiëne, motivatie en algehele gezondheid van de patiënt.”
Assistenten en mondhygiënisten
Naast directe collega’s hebben de jonge tandartsen ook ineens te maken met allerlei assistenten en mondhygiënisten. Henkens over haar assistenten: “Assistenten zijn heel fijn! In het begin is het enorm wennen, maar het zorgt er wel voor dat je je volledig kunt focussen op de behandeling van de patiënt. Door de assistente kun je ook veel sneller werken en meer ergonomisch proberen te werken.” Ook werkt ze samen met preventieassistenten en mondhygiënisten: “Bij mij in de praktijk is het erg duidelijk wat de preventieassistente en de mondhygiëniste doet. Een paropreventieassistente hebben we niet en ik zou ook niet echt weten wat deze precies voor rol tussen de twee anderen zou moeten zijn.”
Henkens heeft al haar mening over de taakherschikking: “Ik merk dat er nog veel onduidelijkheid bij anderen is over wie wat precies mag doen. Dit lijkt me onwenselijk. Er zouden duidelijke beroepsprofielen moeten zijn voor elk van de assistenten. Door het tekort aan tandartsen, wat waarschijnlijk de komende jaren alleen maar erger wordt, denk ik dat het wel noodzakelijk is dat bepaalde taken die de tandarts nu nog uitvoert, worden uitbesteed aan de mondhygiënist. Bij sommige patiënten doe ik zelf nog de redelijk uitgebreide gebitsreiniging, omdat ik daar nu vaak nog wel de tijd voor heb. Als mijn agenda in de toekomst helemaal vol komt te staan met andere behandelingen, kan dat niet meer. De mondhygiënist zal het drukker krijgen in de toekomst en kan misschien minder tijd dan gewenst besteden aan de preventie bij patiënten. De preventieassistente kan dit dan mooi doen. Het lijkt me wel belangrijk dat duidelijk is waar de grenzen liggen van wat wel en niet mag.” Voor de Leeuw is het wel duidelijk wie wat doet: “Ja, het is mij wel duidelijk wie wat doet in de mondzorg. De tandarts speelt hierin de sturende en controlerende rol. Hij/zij bepaalt of een patiënt een behandeling nodig heeft bij een preventieassistent, mondhygiënist of parodontoloog. Als er bij een patiënt sprake is van onvoldoende mondhygiëne en alleen supragingivaal tandsteen wordt hij doorverwezen naar een preventieassistent, zodat daar de mondhygiëne bijgestuurd kan worden en het tandsteen boven het tandvlees verwijderd kan worden. Indien er ook tandsteen onder het tandvlees (subgingivaal) aanwezig is en/of er sprake is van pockets van minimaal 4mm dan wordt de patiënt doorverwezen naar een mondhygiënist.“ Ook Stroosnijder werkt met preventieassistenten en mondhygiënisten: ”De samenwerking loopt erg gemakkelijk. Er kan makkelijk overlegd worden met de mondhygiënisten waardoor de planning vervolgens een stuk vlotter loopt. Ook de samenwerking met de preventieassistent is goed. Wanneer er niet al te veel tandsteen zit en het supra is, kan de preventieassistent reinigen en instructie geven terwijl ik de administratie doe. Dit werkt voor mij erg fijn.”
Leren
Behalve dat deze jonge tandartsen nog veel kunnen leren van de wat oudere tandarts, zou de oudere tandarts ook kunnen leren van deze jonge tandartsen. De Leeuw: “Ik merk dat de jongere generatie tandartsen veel terughoudender is in het indiceren van kronen en meer uitgebreid restaureert met composiet. Daarnaast krijg ik vaak te horen dat de patiënt het fijn vindt dat ik veel vertel tijdens mijn behandeling. Bijna alles wat ik doe, vertel ik aan de patiënt. Hierdoor weet de patiënt wat hij kan verwachten en ligt hij rustiger in de stoel. Ook bij het maken van de beslissing tussen verschillende behandelopties vertel ik aan de patiënt wat de voor- en nadelen zijn van de behandelingen, zodat we gezamenlijk een keuze kunnen maken. Ik denk dat tegenwoordig – en misschien was dat altijd al zo – goede communicatie met de patiënt het belangrijkste is.” Communicatie is niet alleen op de werkvloer belangrijk maar ook tijdens de studie, vertelt De Leeuw verder: “Ik heb tijdens mijn studie Tandheelkunde altijd heel erg hard moeten werken voor de praktische toetsen en examens. Ik miste hierbij heel erg de positieve feedback. Je kreeg altijd te horen wat je fout deed, maar nooit wat er goed ging. Dit heeft dus niets te maken met de inhoudelijk stof van de opleiding, maar hoe de omgang tussen tandarts-docent en student was. Ik heb altijd een goede band gehad met mijn begeleidende docenten, echter waren erg genoeg studenten waarbij dit anders was. Samenvattend zou ik het advies willen geven aan de tandarts-docenten om meer positieve feedback te geven aan de studenten, zodat ze gestimuleerd worden om zichzelf te verbeteren.”
Communicatie
“Ook Henkens merkt een verschil in communicatie tussen de jonge tandarts en de oudere generatie: “Ik ben erg gefocust op een goed informed consent. Ik kan hier soms behulpzaam bij zijn. Ik ben goed in het op een rij zetten van voor- en nadelen en eventuele complicaties. Zo is het voor patiënten duidelijk wat de mogelijkheden zijn, waarom een bepaalde optie wel of niet zinvol is en kunnen ze zelf een goede keuze maken. Daarnaast hoor ik geregeld van patiënten dat ze geen idee hadden waarom behandelingen uitgevoerd moeten worden en hoe dit gaat gebeuren. Deze patiënten geven achteraf aan dat ze het heel prettig vonden dat ik heb uitgelegd wat ik doe en waarom. Misschien komt dit door mijn juridische achtergrond. Ik ben namelijk tijdens mijn 4e jaar Tandheelkunde gestart met een bachelor rechten. Ik merkte dat ik Tandheelkunde wel leuk vond, maar mezelf geen 40 jaar elke dag aan de stoel zag zitten. Ik ben daarom gewoon maar gestart met een tweede studie als verbreding en dat gaat me goed af. Nu ben ik bezig met een master Gezondheidsrecht, die ik in juni zal afronden, waarbij ik me voornamelijk verdiep in klachtrecht, medisch aansprakelijkheidsrecht en tuchtrecht. Ik schrijf een scriptie over het nut van richtlijnen voor de tandheelkunde. Ik heb binnenkort dus een leuke aanvulling naast het werken als tandarts. Iets heel anders, maar toch voldoende raakvlakken met de tandheelkunde. Ik hoop uiteindelijk het werk als tandarts en jurist een beetje te kunnen combineren.”
Toekomst
Henkens vinden we straks dus minder terug aan de stoel. Stroosnijder zijn we straks in Nederland misschien wel helemaal kwijt? “Mijn droom is om ooit in de toekomst in het buitenland te wonen en werken. Daarnaast lijkt het met leuk om me ergens in gaan te verdiepen. Waarin weet ik nog niet. Specialiseren hoeft van mij nog niet, maar ergens echt goed in worden, lijkt me leuk.” De Leeuw raken we gelukkig niet kwijt: ”In de nabije toekomst ben ik vooral nog gericht op het opdoen van veel ervaring. Iedere week leer ik en zie ik weer nieuwe dingen. In de verre toekomst hoop ik mij te kunnen gaan verdiepen in de endodontologie. Het opdoen van veel ervaring gaat vanzelf. Ik werk nu 4,5 dag in de week, waarbij ik 2,5 dag nauw samenwerk met een tandarts-implantoloog, die de tijd neemt om mij dingen uit te leggen en tips geeft. Hij daagt mij uit om dingen aan te pakken, die ik eigenlijk nog niet zo goed durf. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld een totaalextractie of een lastig behandelplan met een frame op telescoopkronen. Verder wil ik me nog meer verdiepen in de endodontologie door middel van cursussen.“
Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist
Naar verwachting meer implantaat-gerelateerde ziektes in toekomst
Specialisten in parodontologie verwachten dat het aantal gevallen van parodontitis in Europa zal stabiliseren, terwijl het aantal implantaat-gerelateerde ziektes zal toenemen. Zij verwachten dat dit zal gebeuren ondanks de verwachte verbeteringen in chirurgische technieken.
Trends parodontologie
Dit bleek uit een studie naar verwachte trends op het gebied van parodontologie. Deze studie werd gedaan met de ‘Delphi’ methode, waarbij de verwachtingen van 113 specialisten werden geobserveerd. Hierbij werden de veranderingen in de tandheelkunde van de afgelopen twee jaar meegenomen.
De studie, die werd geleid door Phoebus Madianos, hoofd van de EFP Scientific Affairs Committee, werd gehouden onder experts verspreid over de gehele Europese Unie en Israël en focuste op verwachte trends in de periode tot en met 2025. Hierin werden vragen opgenomen die in verband staan met de Europese Unie als een geheel, gezien door het oog van vijf verschillende gezondheidsmodellen, namelijk: het Noordelijke, het Britse, het Bismark, het Zuidelijke en het Oosterse model.
Meer ziektes door geplaatste implantaten
Voor het Noordelijke en het Zuidelijke model werd hetzelfde aantal gevallen van parodontitis verwacht in 2025 als in 2015. Voor de Europese Unie in het algemeen werd ook een groeiende stabilisatie van deze chronische ziekte verwacht, alhoewel de onderzoeksdeelnemers hier niet heel zeker van waren. Wel werd er verwacht dat er in de toekomst meer implantaat-gerelateerde ziektes zullen ontstaan, ondanks het feit dat de technieken op dit gebied wel zullen verbeteren.
Phoebus Madianos: “Ondanks individuele verschillen tussen verschillende gezondheidsmodellen, voorspelt deze Delphi studie een centrale rol voor parodontologie in Europese tandheelkunde, voor de komende eeuw. De noodzaak van goede gespecialiseerde parodontologen zal blijven.”
Bron:
European Federation of Periodontology
NCBI
De restauratie na de endodontische behandeling
Met de komst van de adhesieve composietrestauratie lijkt het vervaardigen van indirecte restauraties voor endodontisch behandelde elementen soms minder noodzakelijk. Maar is dit wel terecht? Hoe groot is de kans op breuk wanneer je geen indirecte restauratie maakt op een endodontisch behandeld element?
Kans op breuk
Vervorming gerestaureerde elementen onder verticale druk
Uit een studie van González-López et al. (2006), waarbij er werd gekeken naar vervorming van gerestaureerde elementen onder verticale druk, is gebleken dat een element ernstig verzwakt wanneer er in meerdere mate tandweefsel ontbreekt. Een MOD-preparatie inclusief endodontische opening maakt een gebitselement bijvoorbeeld erg zwak.
Knobbelbreuk in de praktijk
Een element met drievlaksrestauratie heeft een grotere kans op breuk dan een element met een een- of tweevlaksrestauratie. Bij een endodontisch geopend element is het materiaalverlies centraal ongunstig. Bij vitale elementen treedt de breuk in 90% van de gevallen supragingivaal op en 10% subgingivaal. Bij avitale elementen liggen de percentages anders, in 40% van de gevallen treedt de breuk subgingivaal op.
Amalgaam versus composiet
In een studie van Hansen et al. (1990) werd gekeken naar knobbelbreuk bij endodontisch behandelde elementen met amalgaamrestauraties. Bij 28% van de geïncludeerde elementen met MOD-restauratie trad een fractuur op binnen 3 jaar.
Na 5 jaar was dit meer dan 50%. Bij tweevlaksrestauraties traden aanzienlijk minder knobbelfracturen op.
Ook keek Hansen et al. naar knobbelfracturen bij composietrestauraties. Hieruit kon geconcludeerd worden dat de adhesieve restauraties de kans op knobbelfracturen aanzienlijk verkleinen. Bij MOD-restauraties van composiet waren er na 3 jaar nog geen knobbelfracturen. Na 10 jaar had 20% van de elementen een knobbelfractuur, terwijl dit percentage bij amalgaamrestauraties op 60% ligt.
Inschatting kans op breuk
Uit onderzoek blijkt ook dat tandartsen in het algemeen de kans op breuk van een gebitselement goed kunnen inschatten. Amalgaamrestauraties hebben over het algemeen de grootste kans op breuk.
Conclusies
- Het breukrisico neemt toe met de mate van weefselverlies.
- Endodontisch behandelde elementen hebben een verhoogde kans op breuk.
- Inschatting breukrisico door tandartsen komt overeen met werkelijkheid waarbij de amalgaamrestauratie de grootste kans op breuk heeft.
- Respecteer gezond tandweefsel.
- Wanneer er sprake is van intacte randlijsten of één niet intacte randlijst dan is dit positief voor de levensduur van het element. Het element hoeft niet gekroond te worden.
Indirecte kroon
Functies
De functies van de indirecte restauratie (kroon) zijn:
- Preventie van breuk door omvatting
- Restauratie van de klinische kroon
- Duurzaam herstel van functie en esthetiek
Hierbij is de aanwezigheid van een ferrule een belangrijke factor. Deze moet minimaal 1-2 millimeter zijn. De 5-jaarsoverleving (Creugers et al. 2005) is 98% indien er sprake is van een ferrule (1-2 mm) en 93% wanneer de ferrule minder dan 1 millimeter is. Indicatie voor het kronen van een element is in 50% van de gevallen het voorkomen van een breuk. Het grote nadeel van een restauratie met een omvattende indirecte restauratie (volledige kroon) is ernstige verzwakking van het element ten gevolge van externe preparatie. Bij een volledige omslijping wordt er 63% van de klinische kroon weggehaald.
Conclusies
- Omvatting (ferrule) draagt bij aan de levensduur van de indirecte restauratie.
- De levensduur van een endodontisch behandeld element is lager dan bij een vitaal element.
- Voor een volledige kroonpreparatie moet er veel tandweefsel opgeofferd worden.
Levensduur grote composietrestauraties versus volledige kroon – literatuur
Fokkinga et al. (2008) onderzocht de levensduur van directe en indirecte restauraties bij endodontisch behandelde elementen. Indirecte restauraties hebben een hoger overlevingspercentage dan composietrestauraties (85% versus 55%). Echter, de extractiepercentages van de geïncludeerde elementen liggen dicht bij elkaar (90% versus 82%). Geconcludeerd kan worden dat een composietkroon meer onderhoud/herstel nodig heeft dan de indirecte restauratie.
Mannocci et al. (2002) vergeleek in zijn onderzoek directe restauraties met indirecte restauraties. Geconcludeerd kon worden dat wanneer er voldoende dentine aanwezig is, het risico op breuk nagenoeg gelijk is. In andere studies wordt deze conclusie weer tegengesproken.
Over het algemeen kan dus geconcludeerd worden dat er te weinig onderzoek gedaan is om een goed houvast te kunnen geven over de keuze voor een directe of indirecte restauratie.
Overkappen
Vitaal versus endodontisch behandeld element
Indien er veel tandweefsel verloren is, kan de tandarts de keuze maken de knobbels van het element te overkappen. Het volgende is hierover bekend.
- Het overkappen van een vitaal element
Wanneer er sprake is van een knobbelvervangende restauratie dan is het raadzaam de andere knobbel ook te overkappen. Uit onderzoek blijkt dat elementen zonder overkapte knobbels gunstigere fracturen vertonen, de factuurweerstand ligt echter wel lager. Er treden dus vaker fracturen op. Elementen die wel overkapt zijn hebben een hogere fractuurweerstand maar als er een breuk optreedt dan is deze vaak ongunstig (verticaal).
- Het overkappen van een endodontisch behandeld element
Hier is nog geen onderzoek naar gedaan.
Composiet of keramiek?
Indicatie buigsterkte:
- Composiet 90Mpa
- Glaskeramiek 200 Mpa
- Lithiumdisilicaat 400 Mpa
- Zirconiumdioxide 1000 Mpa
Bekend is dat composiet het minst sterke materiaal is uit de bovenstaande rij materialen. Het nadeel van zirconiumdioxide is dat dit materiaal niet aan een gebitselement hecht en dat de esthetiek minder fraai is.
Gebruik van een vezellaag
Er bestaat een mogelijkheid om onder het composiet een vezelmatje (vezellaag) aan te brengen. Uit onderzoek is gebleken dat er geen verschil bestaat in sterkte tussen restauraties met en zonder vezellaag. Wel is er een verschil in faalgedrag: bij restauraties zonder vezellaag verloopt de breuk vaak minder gunstig. De vezellaag zorgt er dus voor dat het breekpatroon gunstiger is.
Wat te doen na de endodontische behandeling?
Direct na de endodontische behandeling
De volgende 3 situaties worden toegelicht.
- Tenminste 1 crista intact (3 wanden)
Het element kan gerestaureerd worden met een directe composietrestauratie.
- MOD preparatie
Het element kan gerestaureerd worden met een directe composietrestauratie. Wanneer er sprake is van dunne knobbelpartijen dient er overkapt te worden. Een krachtbreker (vezellaag) lijkt gunstig is een dergelijke situatie.
- Minder dan 2 wanden aanwezig
Het advies is een direct composietrestauratie te vervaardigen met een vezelversterkte wortelstift.
Na de evaluatie periode
Een standaardoplossing bestaat niet. In de meeste gevallen moet er een inschatting gemaakt worden op basis van eigen ervaring. De volgende 2 situaties worden toegelicht.
- MOD preparatie
Wanneer er nog veel tandweefsel aanwezig is, kan de composietrestauratie gehandhaafd blijven. Bij voorkeur is dit een overkappingsrestauratie. Wanneer er nog weinig tandweefsel over is, kan er beter een omvattende kroon vervaardigd worden.
- Minder dan 2 wanden aanwezig
Het vervaardigen van een omvattende kroon is het meest reëel.
Cees Kreulen werkte na zijn afstuderen (VU Amsterdam, 1986) bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde (Amsterdam) en het ACTA (vakgroep Kindertandheelkunde). In 1992 promoveerde hij op de klinisch kwaliteitsaspecten van composietrestauraties. Sinds 1996 is hij docent en begeleider van onderzoek, voornamelijk op het gebied van de adhesieve prothetiek (Radboud Universiteit Nijmegen, Orale Functieleer). Hij draagt de ervaring met minimaal invasief werken uit in wetenschappelijke artikelen en postacademische cursussen.
Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, van de lezing van Cees Kreulen tijdens het najaarscongres van de NVvE.
ANT: keuzevrijheid patiënten in geding door dreigend tekort tandartsen
“Grote groepen patiënten dreigen straks voor hun tandartszorg alleen nog maar te kunnen kiezen voor een borende mondhygiënist of een buitenlandse tandarts. Dat is het gevolg van bewust overheidsbeleid, waarbij al jaren structureel te weinig Nederlandse tandartsen worden opgeleid”, zegt de ANT in haar persbericht van vandaag.
Tekort aan tandartsen ten koste van keuzevrijheid
De ANT voorziet een tekort aan tandartszorg door pensionering van ruim een derde van de huidige tandartsen in de komende tien jaar. “Met de inzet van vele gesubsidieerde buitenlandse tandartsen en een radicale stelselwijziging die van de mondhygiënist de poortwachter van de patiënt maakt, wil VWS dit tekort op de goedkoopst mogelijke wijze oplossen”, licht ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes toe. “Dit gaat ten koste van de keuzevrijheid van patiënten en leidt tot chaos in onze goed georganiseerde mondzorg.”
Uit onderzoek van Flycather, in opdracht van de ANT, onder ruim 1.000 consumenten en 600 tandartsen blijkt dat Nederland geen vertrouwen heeft in de door minister Schippers voorgenomen taakherschikking. Volgens dit onderzoek hebben Nederlanders alleen vertrouwen in de tandarts (98%) als het om het boren gaat. Ook voor het plaatsen van verdovingen (94%) en interpreteren van röntgenfoto’s (91%) hebben consumenten voorkeur voor de tandarts. Voor het reinigen van het gebit en verwijderen van tandsteen krijgt de mondhygiënist de voorkeur (70%). “
Kamerdebat op 3 oktober
Vandaag vindt er in de Tweede Kamer een debat plaats over het plan van minister Schippers om de bevoegdheden van mondhygiënisten te vergroten. “Het is de ANT een doorn in het oog dat het ministerie van VWS het tandartsentekort wil oplossen met een nieuw experiment in de mondzorg, naast een steeds grotere instoom van in het buitenland opgeleide tandartsen. Daarvan zijn er momenteel 3.000 geregistreerd en dit aantal blijft groeien”, aldus de ANT.
Vaartjes: “Ruim de helft (220) van alle nieuwe tandartsregistraties komt voor rekening van in het buitenland opgeleide tandartsen. Ook minister Schippers steunt deze ‘gratis’ opleiding. Naast praktische bezwaren als taal en verschillen in opleiding en cultuur, is het echter vooral ironisch om te zien dat uiteindelijk de belastingbetaler hiervoor opdraait. Dankzij de zogeheten expat-regeling kosten buitenlandse tandartsen de Nederlandse schatkist jaarlijks meer dan € 20 miljoen. Hiervoor kunnen jaarlijks 60 tot 70 Nederlandse tandartsen worden opgeleid, ruimschoots genoeg voor het tekort. Het beleid van minister Schippers blijkt nu ‘al goedkoop is duurkoop’ te zijn.’’
Kwaliteit er ervaring
Uit het onderzoek van Flycather blijkt dat consumenten een mondzorgverlener vooral kiezen op basis van kwaliteit en ervaring. “Consumenten vinden dat mondhygiënisten niet over de juiste opleiding beschikken om het ‘tandartsvak’ uit te voeren (71%). Op de vraag of men zou overwegen om een gaatje niet door een tandarts maar een mondhygiënist te laten boren als die laatste dat 10 procent goedkoper zou kunnen doen, antwoordde 87 procent van de respondenten dat ze in dat geval alsnog de voorkeur geeft aan behandeling door een tandarts. Daarnaast is 44 procent van de respondenten bereid meer te betalen voor behandeling door een tandarts dan door een mondhygiënist”, geeft de ANT aan.
Tandartsen tegen plannen minister
Volgens het onderzoek is 96% van de tandartsen tegen het plan van minister Schippers. Tandartsen hebben hierbij vooral zorgen over de patiëntveiligheid (87%) en stijgende zorgkosten (57%).
Van de ondervraagde tandartsen zou 40% borende mondhygiënisten wel toestaan als tandarts en mondhygiënist onder één dak werken onder eindverantwoording van de tandarts. 58% van de tandartsen is helemaal geen voorstander van mondhygiënisten die boren. Als mogelijke gevolgen van de taakherschikking noemen tandartsen het afnemen van de kwaliteit van mondzorg (89%) en verslechtering van de samenwerking tussen tandarts en andere mondzorgprofessionals (79%).
Interview op BNR Nieuwsradio
ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes werd vandaag geïnterviewd door BNR Nieuwsradio over de plannen van minister Schippers voor taakherschikking in de mondzorg. Beluister het interview
Fragment tussen 0:00-3:47.
Verhoogd risico op hartziektes bij onbehandelde tandontstekingen
De kans op hartziekten is bijna drie keer zo hoog als tandontstekingen onbehandeld blijven. Dit blijkt uit onderzoek door de Universiteit van Helsinki.
Onderzoek
De onderzoekdeelnemers waren 508 patiënten met een gemiddelde leeftijd van 62 jaar. Recentelijk werden de uitkomst ook gepubliceerd in het Journal of Dental Research vanwege de significante uitkomst. De patiënten met tandontstekingen bleken 2.7 keer meer kans te hebben op hart- en vaatziektes. Dit verband werd met name aangetoond voor de meest voorkomende en levensbedreigende coronaire hartziektes die een hartinfarct kunnen veroorzaken.
Belang regelmatig controle-bezoek en tandonderhoud
Directeur van de Britse Oral Health Foundation, Dr. Nigel Carter, sprak zijn zorgen uit over de uitkomst van het onderzoek: “De uitkomst van dit onderzoek is zeer ernstig gezien tand-ontstekingen in eerste instantie voortkomen uit achterstallig gebitsonderhoud en hoge consumptie van suiker. De belangrijkste tekenen van wortelontstekingen zijn pijn en zwellingen, desondanks kunnen ontstekingen toch onopgemerkt blijven wat kan resulteren in het verergeren van de ontsteking. Goede mondzorg is dus belangrijk en kan ontsteking voorkomen.”
Verband tandvleesaandoening en hart- en vaatziektes
De uitkomst van dit onderzoek draagt bij aan het eerder aangetoonde verband tussen tandvleesaandoeningen en een verhoogd risico op hart- en vaatziektes. Patiënten met een tandvleesontsteking hebben twee keer meer kans op het ontwikkelen van hartziektes. Eerder zijn er ook links gelegd tussen mondaandoeningen en ziektes als Alzheimer en diabetes. Het belang van goede mondzorg is dus vitaal voor de gezondheid. De Oral Health Foundation spoort alle onderzoekers aan die meer onderzoek willen doen in dit vakgebied, het is belangrijk om meer bewustzijn onder patiënten te creëren en hier meer kennis over te krijgen.
Bron:
Journal of Dental Research
Oral Health Foundation
Peri-implantitis: hoe behandelen én voorkomen?
Anna Louropoulou, tandarts-parodontoloog, sprak tijdens het TP Congres over parodontologie en dan met de nadruk op de nazorg bij implantaten en peri-implantitis.
Zonder nazorg kan implanteren geen succes zijn. Het onderkennen van risico’s is essentieel. Daarom zal er na 6-8 weken na het plaatsen van de suprastructuur een 0-meting gedaan moeten worden. Hierbij wordt vastgelegd wat de exacte diepte is van de pockets rondom het element en worden röntgenfoto’s gemaakt . Dit referentiepunt is heel belangrijk omdat een ruimte van 5 mm niet perse een peri-implantitis hoeft te betekenen. Dit komt onder anderen doordat de vezels in de bindweefsel zone parallel aan het implanaatoppervlak lopen en men dus vrijwel meteen op het bot sondeert. Het weefsel rondom een implantaat is kwetsbaar, dus zal er lichte druk gebruikt moeten worden bij het sonderen. “Een keer meten is niet meten. Over de periode heen moeten de pockets steeds vastgelegd worden om goed kunnen monitoren”, sprak Louropoulou helder uit.
Richtlijn peri-mucositis en peri-implantitis
Hierop volgde een protocol voor wat te doen in geval van peri-mucositis en peri-implantitis. Bij bloeding en botverlies van meer dan 2 mm is een initiele behandeling vrijwel altijd niet voldoende om de infectie onder controle te krijgen. Cgirurgie,resectieve of regeneratieve benadering of combinatie van beide is in elk geval geïndiceerd. Als laatste optie kan het implantaat verwijderd worden in het geval van mobiliteit/pijn. Waarschijnlijk kan antibiotica van nut zijn bij behandeling van peri-implantitis. Hiernaar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan.
Glycerinepoeder versus natriumbicarbonaatpoeder
Uiteraard moet getracht worden om die ernstige peri-implantitis te voorkomen door het implantaat goed schoon te houden. Dit kan door de airflow in te zetten. Hierbij moet wel gedacht worden aan de glycinepoeder dat aanzienlijk minder abrasief is dan de natriumbicarbonaatpoeder. Glycinepoeder kan de biofilm prima verstoren en kan ook bij normale parodontale ‘recalls’ gebruikt worden. Glycine kan echter geen tandsteen verwijderen, wat de natriumbicarbonaat wel kan. Natriumbicarbonaat kan echt enkel en alleen op intacte glazuur gebruikt worden en dus niet op implantaten of op dentine. Om tandsteen te verwijderen van implantaten kan ook fosforzuuretsgel gebruikt worden waarna vervolgens het tandsteen met de glycinepoeder weggespoten kan worden.
Anna Louropoulou studeerde als tandarts af in 2002 aan de ‘Dental School of Aristotle University’ te Thessaloniki, Griekenland. In 2007 behaalde zij haar Post Academisch diploma in de Parodontologie aan ACTA. Sindsdien werkt zij als parodontoloog-implantoloog in Rotterdam en Amsterdam. Naast haar klinische werkzaamheden werkt zij als onderzoeker en universitair docent bij de sectie Parodontologie aan ACTA. Haar promotieonderzoek betreft de reiniging/decontaminatie van implantaatoppervlakken.
Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van het TP Congres
Consumentenbond: tandartsen informeren patiënt slecht over kronen
Driekwart van consumenten is van mening dat zij onvoldoende geïnformeerd is door de tandarts over de mogelijkheden bij kronen. Dit blijkt uit een enquête over kronen van de Consumentenbond en de NZa. Tandartsen vertellen volgens de enquête-uitkomsten niet dat er verschillende materiaalsoorten zijn, wat de tarieven van de verschillende kronen zijn en wat de verschillen in kwaliteit zijn.
Geen goede keuze maken
De enquête werd gehouden onder ruim 1.000 consumenten. De resultaten zijn gepubliceerd in de Consumentengids van oktober. Consumenten kunnen te vaak geen goede keuze maken voor een behandeling of de verschillende mogelijkheden, kwaliteit en kosten tegen elkaar afwegen, stelt de Consumentenbond.
Rekening
Bij ongeveer 75% van de patiënten komt de rekening niet overeen met de offerte. De Consumentenbond vertelt hier wel bij dat “als ze van elkaar verschillen de rekening vaak lager uitvalt dan de offerte”. De helft van de tandartsen vermeldt behandelcodes en materiaal- en techniekkosten niet geheel volgens de regels, volgens de uitkomsten. Tandartsen zijn verplicht voor rekeningen boven de €250 altijd een offerte te maken.
Actie door NZa
Naar aanleiding van dit onderzoek zal de NZa “gericht actie ondernemen bij tandartsen van wie is gebleken dat ze hun patiënten niet goed informeerden”, meldt de Consumentengids.
Video-bril vermindert tandartsangst bij kinderen
Kijken naar tekenfilms met een video-bril tijdens een tandheelkundige behandeling vermindert tandartsangst bij kinderen. Dit blijkt uit nieuw onderzoek gepubliceerd in Acta Odontologia Scandinavica.
Angst
Veel kinderen zijn bang voor de tandarts en ervaren meestal pijn tijdens een behandeling. Meerdere studies hebben aangetoond dat audio-visuele afleiding – bijvoorbeeld het spelen van videogames en tv-kijken – kan helpen bij het verminderen van de angst en pijn.
Onderzoek
56 kinderen in de leeftijd van zeven tot negen jaar oud, hebben deelgenomen aan het huidig onderzoek. Sommige kinderen kregen audio-visuele afleiding (kijken naar hun favoriete tekenfilms) en sommige kregen geen afleiding tijdens de behandeling (de controlegroep). De kinderen kregen drie afzonderlijke behandelingen: een routine-checkup, plaatselijke verdoving met een injectie en een tandheelkundige behandeling. Bij elk bezoek werd het angstniveau en coöperatief gedrag van de kinderen bepaald, en werd de bloeddruk en hartslag gemeten.Tevens moesten de kinderen aangeven in hoeverre zij angst en pijn ervoeren tijdens de behandeling.
Resultaten
Uit de resultaten blijkt dat kinderen met de audio-visuele afleiding significant minder angst en meer cooperatief gedrag vertoonden dan de kinderen in de controlegroep. Met name tijdens de toediening van de injectie. Hierbij was de gemiddelde hartslag van de kinderen in de controlegroep significant hoger.
Conclusie
Op basis van de resulaten concluderen de auteurs dat audio-visuele afleiding een nuttige techniek is om angst bij kinderen te verminderen tijdens een tandheelkundige behandeling.
Bron: tandfonline.com
Mail & Win het boek: Eet je mond gezond
Maak nu kans op het boek Eet je mond gezond. In dit boek geeft auteur Yvonne Kort een theoretische basis, praktische tips en recepten om de mondgezondheid te verbeteren. Dit resulteert op zijn beurt in een gezonder, fitter en energieker lichaam.
Yvonne Kort (1982) is mondhygiënist, orthomoleculair therapeut en oprichter van oergezondemond.nl. In haar nieuwe boek laat ze zien wat de relatie is tussen mondgezondheid en de algehele gezondheid. Het boek bevat een theoretische basis over mondgezondheid en het belang van een gezonde darm. Dit wordt aangevuld met een praktisch stappenplan en recepten. Ze leert de lezer wat de verstorende factoren zijn voor een optimale gezondheid en een fit en energiek lichaam. Ook geeft ze een stappenplan waarin ze beschrijft hoe lezers stapsgewijs een gezonder voedingspatroon kunnen aanleren.
Mail & Win
Wilt u meedingen? Stuur een e-mail met uw naam, functie, praktijknaam en adres naar info@dentalinfo.nl
Deelnemers van de Mail & Win aktie ontvangen automatisch de dental INFO e-mailnieuwsbrief. Als u de nieuwsbrief al ontvangt, verandert er uiteraard niets.
Hoeveel suiker zit er in hoestsiroop en medicinale drinkvoeding?
Een groot aantal veelgebruikte medicijnen bevat veel suiker, wat goed is om ondervoeding door ziekte tegen te gaan maar natuurlijk niet goed is voor het gebit. Onder andere hoestsiroop en medicinale drinkvoeding bevatten veel suiker.
- Wat is de aanbevolen hoeveelheid door de World Health Organization wat betreft suiker inname?
De World Health Organization beveelt volwassenen aan om maximaal 25 gram suiker per dag in te nemen. Dit is ongeveer gelijk aan zes theelepels.
- Hoeveel suiker bevat welk medicijn?
De volgende medicijnen bevatten de volgende hoeveelheid suiker:
– Gummy Vites – 3 gram per tablet
– Nurofen voor kinderen – 0 gram
– Amoxil pediatrische oplossing – 2,7 gram per 5 milliliter (suikervrije versie is beschikbaar)
– Robitussin hoestsiroop – 0 gram
– Lemsip tegen verkoudheid en griep – 5 gram per zakje
– Fortisip – 13 gram per portie
– Fortijuice – 12 gram sucrose
– Ensure Plus – 23 gram per portie
- Welke categorieën patiënten wordt aanbevolen om extra voedingssupplementen in te nemen en lopen groot risico op cariës naar aanleiding van medicatie?
Patiënten met anorexia nervosa en fragiele, oudere patiënten die in een verpleeghuis of ziekenhuis wonen wordt aanbevolen om extra voedingssupplementen te nemen en lopen grote kans op cariës door medicatie.
Bron: www.dentist.ie
Hoe geef ik zaken uit handen?
Heeft u het gevoel dat u steeds meer zaken van uw medewerkers op uw schouders neemt? U wilt uw medewerkers helpen maar hun problemen komen steeds meer op uw schouders terecht.
Hoe neemt u afscheid van de apenrots?
Video door Anna Berends van Loenen.
Guinness Book of Records plaats voor verst openen van mond
De grootste collectie tuinkabouters? De meest behaarde familie? De hond met de langste tong? Al deze records zijn te vinden in het Guinness Book of Records – net als die van de man die zijn mond het verst kan openen van iedereen.
8,8 centimeter
De Duitse Bernd Schmidt veroverde zijn plaats in het Guiness Book of Records door zijn mond maar liefst 8,8 centimeter te openen. Hiermee heeft hij de voormalige, Amerikaanse, recordhouder verslagen met 2 millimeter.
Bron: YouTube
ANT stuurt minister Schippers brief over taakherschikking
De Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) heeft op 28 september een brief gestuurd naar minister Schippers van VWS over de voorgenomen taakherschikking. In de brief onderbouwt de ANT waarom zij – samen met de KNMT – tegen het experiment taakherschikking is. In de eerste alinea wordt ook duidelijk dat de minister elk inhoudelijk overleg over dit onderwerp met de beroepsgroep tot nu toe weigerde.
Geen dialoog
In de hoop een dialoog op gang te krijgen, stuurde de ANT op 19 juli een brief aan minister Schipper met een lijst vragen. “Eigenlijk een verzoek om de minimale informatie waar zorgverleners en patiënten recht op hebben om evidence based een weloverwogen mening te kunnen formuleren voor de consultatieronde die is ingezet”, zegt de ANT in de brief. De minister heeft op geen enkele vraag geantwoord, volgens de ANT. “Met name hebben wij voorgesteld om tot een bestuurlijk overleg te komen. De reactie daarop van uw kant is meer dan teleurstellend geweest. Een botte weigering is wellicht nog de beste kwalificatie. Wij krijgen daarom de indruk een dialoog met de doven te voeren”, schrijft de ANT.
Rondetafelgesprek Tweede Kamer
De ANT-brief van begin juni was voor de Tweede Kamer aanleiding om zich uitgebreid te laten informeren over de mondzorg in Nederland. De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport houdt daarom op 3 oktober een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer ter voorbereiding van een algemeen overleg met de minister van VWS.
Ouders en de mondgezondheid van hun kinderen – proefschrift verdediging
Onlangs verdedigde Maddelon de Jong-Lenters haar proefschrift over de rol van ouders en familie wat betreft cariës, obesitas en problematisch gedrag bij kinderen. De volledige naam van het proefschrift is “Just add positivity? – Dental caries, obesity and problem behaviour in children: the role of parents and family relations.”
Kwalitatieve studie
Doel van deze kwalitatieve studie was om de perspectieven van ouders te bestuderen op de mondgezondheid van hun kinderen. Hierbij werd ook gekeken naar wat zij zien als beperkingen en kansen voor professionele support om een goede mondgezondheid bij kinderen te stimuleren. Er werden zes focusgroep interviews gehouden met ouders uit verschillende sociaaleconomische klassen en van verschillende afkomst. De uitkomsten werden vervolgens geanalyseerd door middel van een content analysis.
Tandenpoetsen
Er werden vele invloeden op mondgezondheid opgemerkt door de ouders, zowel op niveau van het kind, familie en de omgeving. Invloed op het tandenpoetsgedrag van het kind werden vooral gemerkt in de directe familie omgeving van het kind, waaronder in de kennis van de ouders, de waarde die de ouders hechten aan het tandenpoetsen van het kind en ook het poetsgedrag van de ouders zelf werd bevonden van belang te zijn.
Suggesties vanuit ouders
De consumptie van suikerrijke voeding en drankjes bleek voornamelijk te worden beïnvloed door de directe familie omgeving en externe factoren, als school, reclames, televisie, supermarkten en de prijs van de suikerrijke producten. Ook kwamen er vanuit de ouders verschillende suggesties naar boven voor professionele support op het gebied van mondgezondheid. Zo was er vraag naar meer duidelijke informatie met een positieve invalshoek, strengere voedingsregels op scholen en een meer veelzijdige aanpak van mondzorgproblemen vanuit artsen. Deze suggesties kunnen in de toekomst goed meegenomen worden in de ontwikkeling van het tegengaan van cariës en preventieve ingrepen.
Bekijk hier het volledige proefschrift
Voormalig tandartsassistente gaat verduisterd geld terugbetalen aan tandarts
Een voormalig tandartsassistente (37) uit Middelburg gaat het geld dat ze bij haar werkgever verduisterd heeft terugbetalen. Dit werd bekend tijdens de zitting van de Middelburgse rechtbank op maandag 19 september.
Duizenden euro’s gefraudeerd
Gedurende de jaren 2003 tot en met 2008 heeft de vrouw duizenden euro’s van de tandartsenpraktijk waar zij werkzaam was in eigen zak weten te steken. Een accountant detecteerde de fraude toen hij meerdere onduidelijke en curieuze zaken in de kasboeken van de praktijk aantrof.
Vonnis
De vrouw werd vorig jaar al een voorwaardelijke celstraf van twee maanden en een taakstraf van 80 uur opgelegd. Het Openbaar Ministerie wenste echter ook de terugbetaling van het gehele bedrag. Om deze reden moest de vrouw voor de rechtbank verschijnen. Hier kwam naar voren dat zij reeds een betalingsregeling met haar voormalig werkgever aan het schikken is.
Reactie
Op verzoek van officier van justitie Gunnar van der Hofstede neemt de rechtbank de niet ontvankelijk verklaring van het OM in overweging. De uitspraak volgt op 3 oktober.
Bron: PZC
Waarom de samenwerking tussen huisarts, tandarts en mondhygiënist niet van de grond komt
U wilt overleggen met een huisarts over uw medisch gecompromitteerde patiënt maar krijgt nul op het request. Lieneke Steverink-Jorna hield een interview met drie huisartsen over samenwerking met tandartsen en mondhygiënisten: We willen wel samenwerken, maar….
Lieneke Steverink-Jorna interviewde haar broer Paul Jorna, huisarts in Rosmalen en bestuurslid zorggroep Beroemd, met een zus werkzaam als tandarts en een zus werkzaam als mondhygiënist. Vervolgens reageerde Niels Rossen, huisarts te Venray met een eigen Youtube-kanaal, op dit interview. Ook Bart Timmers, huisarts in ’s Heerenberg die vooral bekend staat om zijn aanmoedigingen tot E-health, gaf zijn reactie.
Wat leert een huisarts tijdens de opleiding over de mond?
Dit is afhankelijk van de diverse curricula in het land. Paul: “In mijn tijd leerde ik anatomie en mondziektes herkennen. Ik heb ook twee weken op de KNO-afdeling gewerkt tijdens mijn co-schappen.” Niels heeft ook twee weken co-schappen KNO gedaan: “Dit was vooral gericht op chirurgie zoals tonsillectomie en tumoren. We hebben maar een klein deel over mondziekte gehad: voornamelijk herkenning en verwijs-indicaties. Ik heb geen stage/ervaring opgedaan met mondhygiëne.” Bart: “Ik heb wel korte co-schappen gelopen, maar heb niet het idee dat ik veel over mondziektes weet.”
Op welke manier sta je open voor samenwerken met de tandarts en mondhygiënist?
Paul: “Het moet vooral weinig tijd kosten. Voor de mondhygiënist zou ik me qua verwijzing hetzelfde kunnen voorstellen als bij de podotherapeut voor chronische zorg.”
Is het gewenst dat de tandarts overleg pleegt over het wel/niet stoppen met bloedverdunners?
“Belangrijk bij het stoppen met trombolytica is dat de tandarts dit beslist op basis van de gegevens die hij kan opvragen bij de huisarts met toezegging van de patiënt en/of als de patiënt de gegevens meeneemt naar de tandartspraktijk. Wij kunnen dit als huisarts niet beslissen, want het is afhankelijk van de ingreep en de bloedingsneiging. Huisartsen kunnen dit niet inschatten terwijl je als tandarts in dient te kunnen schatten hoe belangrijk het is om te ontstold te worden.”
Tandartsen moeten dus maar niet samenwerken met de huisarts?
Niels: “Dat zeg ik niet, maar samenwerken met de tandarts begint met een achterstand doordat tandartsen zich heel lang niet collegiaal hebben opgesteld. Tandartsen zullen zelf het initiatief moeten nemen om deze achterstand en negatieve beeldvorming weg te werken, voordat wij een goede samenwerking kunnen realiseren. De ondersteuners van de tandarts, zoals mondhygiënisten, volgen pas daarna.”
In de NHG-standaard van diabetes staat dat bij last van bloedend tandvlees er verwezen moet worden naar de tandarts/mondhygiënist. In hoeverre is dit in de praktijk geïmplementeerd? Geven patiënten aan hier last van te hebben? Wordt er doorgevraagd?
Paul: “Dat eerste gebeurt nooit. Patiënten geven niet uit zichzelf bij ons aan hiervan last te hebben. Belangrijk is de harde eindwaarde. Dus niet zo zeer of het bloedsuikergehalte bij een diabeet daalt door behandeling van een mondhygiënist maar of hij daardoor minder kans heeft op hart- en vaatziektes. Dat is pas interessant en reden om echt je best te doen om je patiënt zo ver te krijgen dat hij naar een mondhygiënist gaat. Ik zou dan wel eerst hierover meer bevestiging via wetenschappelijke onderzoekscijfers willen zien.“
Niels: “De diabetes mellitus zit bij ons in een protocol van de ketenzorg met de praktijkondersteuner die dit keurig volgt. Dus er wordt zowel naar de podotherapie als naar de tandarts verwezen. Daarbij doet zich het praktische probleem voor dat de tandarts vaak geld kost voor de patiënt en om die reden alsnog vermeden wordt ondanks ons advies. Dit is geen belemmering voor de andere paramedici.” Bart: “Ik kan het alleen maar eens zijn met Paul. Ik vrees dat het ook bij ons nogal eens onderbelicht blijft. Ik ben een klein beetje (ten goede) bevooroordeeld omdat ik via social media een mondhygiënist ken, jij dus!”
Is het dan ook niet gewenst dat de mondhygiënist naar de praktijk belt als een diabeet of anders medisch gecompromitteerde parodontitis blijkt te hebben?
Paul: “Dat is inderdaad niet gewenst, want we doen hier toch niks mee. Het levert overlast op omdat het op dit moment niet geïmplementeerd is binnen de DBC’s (red: Diagnose Behandel Combinaties) en er zal door de tandheelkunde gelobbyd moeten worden bij de zorgverzekeraars.” Niels: “Het heeft pas zin om de huisarts te bellen als er consequenties aan onze kant kunnen zijn, maar in dit geval is het zinvoller als de mondhygiënist de tandarts informeert en daar het juiste beleid gevoerd kan worden. Wij zouden met deze informatie niets veranderen aan ons beleid, het heeft dus geen gevolgen.” Bart: “Ik snap de weerstand tegen (nog meer) telefoontjes, maar toch vind ik het lastig te accepteren dat we een kwaliteitsverbetering zouden laten liggen. Wel is het belangrijk je te realiseren dat de gemiddelde huisartsenpraktijk inmiddels aan alle kanten uitpuilt door alle extra eisen, kwaliteitscriteria en samenwerkingsverbanden die steeds maar weer gevraagd en opgelegd worden. Dus een oplossing met een grote mate van praktisch inzicht en realisme is wenselijk.”
Vind je dat er landelijk genoeg aandacht is voor de mond binnen de (huis)artsenzorg?
Paul: “Nou… eigenlijk… denk ik niet, want ik denk dat het binnen de chronische zorg geïmplementeerd zou kunnen worden, maar het moeilijke is dat er een hele andere geldstroom in zit. Maar ik denk wel dat met name mondhygiënisten rechtstreeks onder contract kunnen worden gesteld als er moeite wordt gedaan bij de huisartsen. Dan kom je als mondhygiënist in dienst van de huisarts. Dat betekent dat je handelingen verricht die worden uitbetaald door de zorggroep van de huisartsen en die zorggroep heeft het dan voor jou uit onderhandeld met de verzekeraar. In dit geval ligt de eindverantwoordelijkheid bij de huisarts. Echter, de moeilijkheid zal zijn, in alle eerlijkheid, de kwaliteitsbeleving van de patiënt. Naar de podotherapeut willen ze altijd wel graag, zo van “Oh lekker, mijn voeten laten behandelen”, maar lekker hun gebit laten behandelen zal niet zo snel opkomen bij de mensen. Dat is een heel belangrijke reden waarom men er niet zo happig op zal zijn.” Niels: “Ik heb nu al patiënten die zich naar de kaakchirurg laten verwijzen omdat ze geen geld voor de tandarts willen uitgeven. De realiteit is gewoon dat er een financiële muur tussen de huisarts en de mondzorg in staat. Wil je de mondhygiënist in de huisartszorg onderbrengen dan zal er echt eerst geld voor vrijgemaakt moeten worden uit het budget van de mondzorg, zodat het niet het zoveelste voorbeeld wordt waarbij de huisarts meer zorg gaat leveren voor hetzelfde beperkte budget. Om de kwaliteit van de mondzorg bij onze patiënten te verbeteren, zal mijns inziens ofwel deze zorg weer in het basispakket moeten komen, ofwel de verzekeraar zal bij specifieke indicaties alsnog meer moeten gaan vergoeden. Patiënten zal ik niet kunnen overtuigen eigen geld hieraan uit te geven onder de huidige omstandigheden.” Bart knipoogt: “Toch nog wel wat zendelingenwerk te verrichten he!”
Concluderend
Concluderend kan ik stellen dat tijd, geld, overtuigingen, druk en ervaringen vooralsnog in de weg liggen voor een prettige samenwerking om tot een kwalitatief hoge zorg te komen bij de medisch gecompromitteerde. Hierbij nodig ik beroepsverengingen in de mondzorg, huisartsenzorg en zorgverzekeraars op om op dit interview te reageren.
Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist
Usain Bolt wint Olympische Spelen met ernstige tandinfectie
Usain Bolt heeft tijdens de Olympische Spelen negen gouden medailles veroverd. Echter heeft de grootste sprinter uit de atletiekgeschiedenis deze behaald met ernstige tandproblemen.
Abces
Volgens de Braziliaanse krant Globo had Bolt last van een pijnlijk gebitsabces tijdens de Olympische Spelen. Als de infectie in het wortelkanaal terechtkomt, kan het weefsel verder ontstoken raken en afsterven. De atleet is hiervoor nog behandeld in het Olympisch Dorp voordat hij weer naar huis vertrok.
Drukbezocht
Veel atleten ondergingen een tandheelkundige behandeling in het Olympisch dorp. Volgens onderzoek hebben tijdens de Olympische Spelen in 2012 meer dan 1900 atleten de tandarts bezocht. 55 procent had een gaatje en driekwart had tandvleesaandoeningen.
Alan Campbell
Door een ontstoken verstandskies miste de Britse roeier Alan Campbell bijna de Olympische Spelen in 2008. De infectie had zich verspreid door het lichaam, waardoor hij twee maanden voor de Spelen een operatie moest ondergaan. Campbell geeft sindsdien hoge prioriteit aan mondhygiëne en blijft weg van suikerhoudende voedingsmiddelen en dranken. Aldus Campbell: “Ik zeg niet dat je met goede mondhygiëne Usain Bolt kan verslaan, maar je behaalt wel betere resultaten. Daar ben ik nu van overtuigd”.
Bron: flotrack.org
Levensduur en risicoanalyse van restauratietypen
Voor een posterieure restauratie kan gekozen worden uit een directe of indirecte techniek. Een overzicht van wat er qua levensduur verwacht kan worden van verschillende restauratietypen, zowel vanuit de gegevens van klinische universiteitsstudies als het werk van de Nederlandse tandarts.
Verslag van de lezing van Dr. Niek Opdam, universitair hoofddocent aan het Radboudumc en onderzoeker restauratieve tandheelkunde.
Directe of indirecte techniek bij posterieure restauratie
Voor een posterieure restauratie kan gekozen worden uit een directe of indirecte techniek. Voor directe restauraties heeft het composiet het amalgaam definitief verdrongen, voor indirecte restauraties wisselen de vernieuwingen qua materialen elkaar in snel tempo af. Traditioneel heeft de indirecte restauratie de reputatie een langere levensduur te hebben, maar de adhesieve tandheelkunde heeft ervoor gezorgd dat composieten posterieur een goede levensduur kunnen bereiken.
Hoe kijk je naar de levensduur? We zijn geneigd om te kijken naar de levensduur van de restauratie, maar misschien is de levensduur van het element wel belangrijker. Het advies van Niek Opdam is om de risicoanalyse te betrekken bij behandelplanning. Want wat te doen bij een hoog-risicopatiënt (bruxisme, cariës)?
Restauratieve keuzes posterior
- Fysische eigenschappen: sterkte en slijtvastheid
- Esthetiek: functioneel of Italiaanse school?
- Direct versus indirect
- Operator skills versus Tandtechnieker skills
- Direct composiet versus indirect composiet/kermiek/CADCAM
- Minimaal adhesief versus traditioneel
- Adhesief subgingivaal restaureren en cementeren
- Levensduur van verschillende opties
Minimaal invasief of traditioneel prepareren? Niek Opdam adviseert minimaal invasief adhesief te werken. Van de verschillende behandelopties is het belangrijk om de levensduur te weten.
Levensduur restauraties
De levensduur van composiet posteriorrestauraties is goed. Onderzoek uit Denemarken heeft resultaten van al dertig jaar, waarbij zelfs nog met verouderde composieten werd gewerkt en een calciumhydroxideonderlaag. Het jaarlijks faalpercentage is 1.6% – 1.1%. (Pallesen, van Dijken)
Met als kanttekening: de studies zijn onder ideale omstandigheden uitgevoerd in de universiteit. De faalpercentages liggen hoger bij practice-based studies, namelijk rond de 2%.
Direct versus indirect
Traditionele kronen blijken het niet veel beter te doen met jaarlijks falen van zo’n 1%. Het verschil tussen direct versus indirect is dus niet dramatisch.
Restauratieve cyclus
De restauratieve cyclus is de levensduur van een element. Na de eerste interventie volgt een volgende interventie, wat resulteert in een groter defect en een grotere restauratie. Hierdoor is er meer kans op complicaties (endo/fractuur), met uiteindelijk elementverlies tot gevolg.
Tegenwoordig is er een andere behandeling van cariës waarbij we centraal meer cariës laten zitten om pulpa-exponatie te voorkomen. Door te werken volgens de moderne cariologie is een langere levensduur van elementen mogelijk.
Systematic reviews geven een jaarlijks faalpercentage tussen de 1-2% van directe posterieure composiet restauraties.
Problemen met RCT’s is dat risicogroepen vaak worden geëxcludeerd, zoals patiënten die bruxeren. Verder zijn de onderzoeksomstandigheden ideaal, dus het echte faalpercentage ligt in de algemene praktijk hoger dan 1-2%, waar veel risicopatiënten zijn. Daarom zijn risicofactoren volgens Opdam belangrijk voor behandelingsplanning op individueel niveau. Daarbij moet het gaan om echt klinisch falen, geen surrogaat uitkomsten. Dus geen microlekkage, maar wel echte cariës onder de vulling. En is er bewijs uit onderzoek dat de risicofactor invloed heeft? En hoe groot is de invloed dan van de risicofactor op overleving?
Verschillende risico’s hebben verschillende consequenties voor restauratief behandelplan:
- Parodontaal: wellicht op de lange termijn meer risico
- Cariësrisico: invloed van dit risico is veel groter dan parodontaal
- Bruxisme: bepaalt materiaalkeuze
- Biologische prijs van de behandeling: meer tandheelkunde is meer risico
- Bij veel aanwezig risico: richtlijn is om terughoudender met ingrijpen te zijn
- Secundaire cariës vaker bij composiet, grotere kans op breuk bij amalgaam
Amalgaam vertoont meer breuk van knobbels, composiet toont meer secundaire cariës.
Laag risicopatiënten zijn na 12 jaar stabiel voor composiet, voor amalgaam geldt een hogere faling, hierbij is meer breuk (Opdam, 2010).
Meer tandheelkunde, meer risico’s
Niet bij iedere afwijking van de norm is er sprake van een probleem. Laat informed consent aan de orde komen: moderne tandheelkunde is shared decision making. Informed consent is de uitleg van alle opties met voor- en nadelen. De patiënt beslist en de tandarts legt het vast. Er zijn risico’s op patiëntniveau en op element niveau. Cariësrisico, bruxisme en endodontische behandeling zijn factoren die een grote rol spelen.
Levensduur klasseII restauratie in Nederland
Posterior restauraties gaan gemiddeld zo’n 12 jaar mee. Dat is best goed. (Laske, 2016)
Glasionomeer (GIC) en compomeer doen het slechter, maar je kunt niet zo maar hardmaken dat GIC en compomeer slechter zijn. Indicatiebias speelt hierbij een grote rol, omdat glasionomeercement bijvoorbeeld meer als tijdelijke restuaratie en bij hoog risicosituaties wordt toegepast.
Levensduur kronen in de algemene praktijk
Faalpercentage is 2,4% na 10 jaar.
Verschillen tussen tandartsen
Er zijn grote verschillen tussen tandartsen, de operateur geeft dus ook een risico. De ene tandarts kiest eerder voor vervanging dan de andere. Is dit goede zorg? Opdam omschrijft dit als de proactieve tandarts versus de reactieve tandarts. Je hebt tandartsen die problemen voor willen zijn en tandartsen die afwachten. Dit is een wellicht een verklaring voor het verschil in jaarlijkse faalpercentages van verschillende algemene praktijken die betrokken zijn geweest bij klinische studies.
Posterior restaureren
Een risicofactor is het veranderen van tandarts. Risicoanalyse is de kern van de diagnose, waarbij het patiëntrisico en de tandarts waarschijnlijk gelden als de belangrijkste factoren. Opdam spreekt liever van hoogrisico in plaats van contra-indicatie. Want is het hard bewezen? Contra-indicatie is erg zwart-wit.
Bij werken volgens informed consent beheert de patiënt zelf zijn risico’s. Leg de keuzes daarom voor aan de patiënt. Kies voor shared decision making: de patiënt beslist, de tandarts legt het vast.
Wanneer bij een patiënt bijvoorbeeld sprake is van een hoog risico dan kunt u zeggen dat er wel een brug gemaakt kan worden, maar dat er een groter risico is op falen.
Take home message
- Train uw vaardigheden
- Herken de bruxist
- Vermijd overbehandeling
Dr. Niek Opdam is universitair hoofddocent aan het Radboudumc. Naast onderwijs doet hij onderzoek op het terrein van de restauratieve tandheelkunde met als speciale aandachtsgebieden de levensduur van restauratief werk in de algemene praktijk, secundaire cariës en gebitsslijtage. Hij promoveerde op zijn proefschrift ‘Clinical procedures for posterior composite restorations’. Hij schreef meer dan 60 artikelen in internationale tijdschriften en hij geeft veel lezingen en cursussen in binnen- en buitenland. Hij is voorzitter van de Academy of Operative Dentistry European Section en van de Practice-based Research Scientific Group van de IADR. Opdam heeft een parttime verwijspraktijk in Ulft met als differentiatie de adhesieve tandheelkunde. In zijn praktijk behandelt hij veel patiënten met gebitsslijtage.
Verslag door Joanne de Roos, tandarts en docent UMCG, voor dental INFO van de lezing van Niek Opdam tijdens het congres Posterior2016 van Bureau Kalker.
Miljoenennota: Tandvervanging tot 23 jaar in basispakket
Op 20 september werd tijdens Prinsjesdag bekend gemaakt dat de collectieve zorguitgaven in 2017 van 67,1 naar 65,8 miljard euro zullen stijgen. Tandvervanging zal voortaan tot 23 jaar worden vergoed.
Wijzigingen in basisverzekering
Ook al zullen de zorgkosten naar verwachting gaan stijgen – het eigen risico gaat niet omhoog, en blijft daarmee hangen op 385 euro. De premie van de basisverzekering zal waarschijnlijk met slechts €3,50 per maand stijgen. In ruil hiervoor worden onder andere enkele plastische chirurgische ingrepen, fysiotherapie bij etalagebenen en tandvervanging tot 23 jaar aan het pakket toegevoegd.
Tandvervangingen
Eerder werden tandvervangingen vergoed tot 18 jaar. Dit wordt nu dus verlengd tot en met 23 jaar. Het gaat hierbij om fronttandvervangingen met implantaten onder bepaalde omstandigheden. Zo moet het een snij- of hoektand betreffen die niet is aangelegd of vóór het 18e levensjaar in zijn geheel is verloren bij een ongeval.
Bronnen: Skipr, Zilveren Kruis
Populair
- Over een paar jaar geen baliemedewerker meer?
- Zinvolle mondzorg: kritisch blijven voor betere zorg
- Onderzoeksuitkomsten: vragenlijst samenwerking tussen mondhygiënisten en tandartsen (deel 3)
- Autismevriendelijke mondzorg
- Gezonde mondgewoonten: Waarom ze belangrijk zijn en hoe je ze stimuleert
- De psychologie achter de lege agendaplek
- Cracks en barsten in tanden: behandelen of afwachten?
- Dental Trauma Guide nu ook Nederlandstalig – vervangt richtlijn Tandletsel
Laatste artikelen
Verband tussen parodontale aandoeningen en beroertes30 april 2025 - 12:45
Mooie mondfoto’s in 3 eenvoudige stappen met de Shofu Eyespecial C-V30 april 2025 - 11:21
Onderzoek naar het effect van plantaardig dieet op parodontale gezondheid bij cardiovasculaire risicopatiënten28 april 2025 - 12:40
Denkt u dat uw complexe restauratieve procedures niet vereenvoudigd kunnen worden? Think again24 april 2025 - 09:40
Doorbraak in tandheelkunde: opgekweekte tanden als alternatief voor vullingen23 april 2025 - 09:51
Septodont lanceert Biodentine™ XP Dentinesubstituut: vraag gratis demo aan22 april 2025 - 09:00
Zinvolle mondzorg: kritisch blijven voor betere zorg19 april 2025 - 10:00
Aangezichtsletsel: van omvang naar opvang19 april 2025 - 09:55
Dental Management Toolkit
Moet elke praktijk zelf het wiel uitvinden? Uiteraard niet. Bekijk de video over de Dental Management Toolkit Database met 200+ documenten en video’s voor praktijkmanagement.