Manon van Splunter-Schneider en Ramin Najafbagy

Manon van Splunter-Schneider herkozen als voorzitter van NVM-mondhygiënisten

Tijdens de Algemene Ledenvergadering van NVM-mondhygiënisten is Manon van Splunter-Schneider door de leden herkozen als voorzitter.  Zij kan haar werk voor de beroepsvereniging van mondhygiënisten daarmee de komende drie jaar verder voortzetten. “Wij zijn heel blij met Manons herbenoeming en kijken uit naar de komende drie jaar!”, meldde NVM-mondhygiënisten op haar LinkedIn.

Naast de herbenoeming van Manon, heeft NVM-mondhygiënisten gisteren afscheid genomen van Ramin Najafbagy, vicevoorzitter en bestuurslid van de Portefeuille Belangenbehartiging. Ramin is drie termijnen bestuurslid geweest.

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z

Mond belangrijke infectieplaats COVID-19

Ondanks het feit er meerdere orale symptomen zijn wordt de betrokkenheid van de mondholte bij COVID-19 nog altijd slecht begrepen. Recent onderzoek heeft nu aangetoond dat infectie en transmissie van het virus vaak in de mond plaatsvindt.

De betrokkenheid van de mond bij corona

De tweede coronagolf rolt momenteel over de wereld en er wordt steeds meer bekend over het virus. Zo blijkt ongeveer 45% van alle gevallen orale manifestaties te betreffen en komen orale symptomen als smaakverlies en droge mond voor mij de meeste COVID-19-patiënten. Er is echter weinig bekend over de betrokkenheid van de mond bij SARS-CoV-2-infectie en -overdracht, merkten onderzoekers van het National Institute of Dental and Craniofacial Research bij de National Institutes of Health en het ADA Science & Research Institute op.

Het is onbekend of SARS-CoV-2 de weefsels in de mondholte kan infecteren en zich daar kan vermenigvuldigen. Een beter begrip van dit onderwerp zou licht kunnen werpen op de rol van de mond bij de intermucosale overdracht van het virus naar de longen of het maagdarmkanaal via speeksel.

Onderzoek naar ACE2 en TMPRSS2

De onderzoekers gebruikten de eerste geïntegreerde menselijke orale eencellige RNA-sequentieatlassen om cellulaire bronnen te voorspellen die vatbaar waren voor SARS-CoV-2-infectie. In situ hybridisatie op autopsie- en poliklinische monsters werden vervolgens gebruikt om te bevestigen dat angiotensine-converterend enzym 2 (ACE2) en transmembraanprotease serine 2 (TMPRSS2) daadwerkelijk tot uiting komen tot het epitheel van de speekselklieren en het mondslijmvlies van het orofaryngale slijmvlies. Het virus gebruikt ACE2 en TMPRSS2 om cellen binnen te vallen, schrijven de auteurs in medRxiv. Het artikel heeft nog niet geen proces van peer-review ondergaan.

Speekselklieren, tong meest geinfecteerd

Uit een klinische proef met 40 coronapatiënten bleek dat de virale lading in epitheelcellen langs de mond positief correleerde met smaak- en geurveranderingen. De speekselklieren, amandelen en tong bevatten de hoogste niveaus van ACE2. Dit zijn waarschijnlijk de plekken die SARS-CoV-19 het meest infecteert. De auteurs schrijven daarom dat “de mondholte een belangrijke locatie voor COVID-19-infectie vertegenwoordigt”.

Speeksel als virusdrager

Bovendien toon het onderzoek de rol van speeksel in COVID-19 aan. Het virus kan zich in de speekselklieren vermenigvuldigen en vervolgens worden ingeslikt. Dit kan mogelijk tot langdurige ziekte leiden wanneer geïnfecteerd speeksel door het maagdarmkanaal reist of in de longen wordt ingeademd waar het longontsteking kan veroorzaken.

Het belang van mondkapjes en afstand houden

Wanneer de besmette weefsel worden afgeworpen kunnen ze een rol spelen bij symptomatische en asymptomatische overdracht via ademhaling, praten en hoesten. De bevindingen benadrukken het belang van het dragen van mondmaskers en het handhaven van voldoende afstand tussen tandheelkundige teams en patiënten. Als gevolg van dit onderzoek is het Oral and Craniofacial Biological Network opgezet om orale gezondheid en ziekten beter te begrijpen.

Bron:
medRxiv

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z

Volop ontwikkelingen in de kindertandheelkunde

De kindertandheelkunde staat niet stil. Nieuwe technieken en inzichten dragen bij aan het verbeteren van de mondgezondheid bij kinderen. Marieke Schorer-Jensma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK) praat ons bij over de laatste trends in de kindertandheelkunde.

Motivational Interviewing

Preventie wordt steeds belangrijker. Een belangrijk onderdeel van de preventie is hoe de boodschap wordt overgebracht, alleen het benoemen van ‘wel beter poetsen hoor’ werkt immers onvoldoende. Binnen de kindertandheelkunde en binnen de opleidingen is ook meer aandacht voor motiverende gespreksvoering. Motivational Interviewing is dé manier om een blijvende positieve gedragsverandering te realiseren. Je maakt daarmee de patiënt zelf (of de ouder) verantwoordelijk voor zijn mondhygiëne en gedrag. Het vergroot de intrinsieke motivatie van de patiënt en daarnaast geeft het de patiënt meer inspraak in de behandeling. Je gaat samen met de patiënt kijken hoe je dingen positief kunt veranderen.

Steeds meer tandartspraktijken werken volgens ‘Gewoon Gaaf’. Dat is een individuele cariëspreventiemethode op basis van risicoschatting voor kinderen van 0-18 jaar en hun ouders. Het doel is om het gebit van kinderen gaaf door de hun hele jeugd te loodsen. Ook bij deze methode speelt Motivational Interviewing een belangrijke rol.

NRCT

NRCT staat voor niet-restauratieve cariësbehandeling. Samenvattend wordt een caviteit hierbij niet gerestaureerd, maar door slicen toegankelijk gemaakt voor de tandenborstel. Als het oppervlak twee maal per dag goed schoongepoetst wordt en de plak daar verwijderd wordt, komt het cariësproces tot stilstand. Het slagen daarvan is afhankelijk van de medewerking van het kind en de ouders. Het is een vijfpuntsbehandelconcept waarbij voorlichting en instructie belangrijk zijn. Gebruik bijvoorbeeld Motivational Interviewing. Onderdeel van de behandeling is vaak het aanbrengen van een fluoride lak, indien dat onvoldoende resultaat geeft kan voor SDF (zilverdiaminefluoride) worden gekozen.

SDF

Tegenwoordig wordt SDF (zilverdiaminefluoride) steeds meer toegepast om actieve cariëslaesies arrested te krijgen. Op carieuze laesies kan SDF worden aangebracht. Door de antibacteriële eigenschappen van het zilverion in combinatie met het preventieve effect van fluoride komt het cariësproces dan tot stilstand. Voordeel is dat het relatief gemakkelijk aan te brengen is, bijvoorbeeld bij een heel jong kind met zuigflescariës. Het vermindert de tandgevoeligheid en voorkomt invasieve en voor het kind vaak stressvolle behandelingen zoals restauraties of extracties. Nadeel is dat de cariëslaesies zwart verkleuren; daar moet je de ouders goed op voorbereiden. SDF wordt overigens ook toegepast bij wortelcariës, in de gehandicaptenzorg of bij angstige volwassenen die nog niet een behandeling aankunnen, maar bij wie je wilt voorkomen dat het cariësproces verder gaat.

Hall-techniek

De Hall-techniek is niet nieuw, maar wordt wel in toenemende mate gebruikt. Hierbij is geen anesthesie nodig, wordt er niet geprepareerd en wordt het carieuze weefsel niet verwijderd, maar wordt het cariësproces omvat door een roestvrijstalen kroon. Het is een patiëntvriendelijke methode, waarmee je een melkmolaar op een relatief makkelijke manier kunt veiligstellen, maar waarin je wel geschoold moet zijn.

Intraossale verdoving

Als verdoving wordt in de kindertandheelkunde steeds meer de intraossale verdoving toegepast. Deze computergestuurde verdoving is minder belastend voor het kind. De lippen en wangen worden niet mee verdoofd, hierdoor voorkom je bijttrauma’s. Daarnaast voorkom je dat er op meerdere plekken verdoofd moet worden, zoals bijvoorbeeld bij extracties. Het gaat druppelsgewijs en duurt wat langer, maar is minder pijnlijk en het ziet er vriendelijker uit dan een conventionele verdovingsspuit.

Trends in mondgezondheid van kinderen

Het Signalement Mondzorg door het Nederlands Zorginstituut geeft inzicht in de actuele mondgezondheid van kinderen in de leeftijd van 5 tot 23 jaar. Die meest recente cijfers (uit 2018) laten zien dat de mondgezondheid van 5-jarigen de afgelopen periode is verbeterd. De mondgezondheid van de andere onderzochte leeftijdsgroepen (11-, 17- en 23-jarigen) is gestagneerd of verslechterd, zowel bij de jeugdigen met een hoge sociaaleconomische status als bij die met een lage sociaaleconomische status.

Tanderosie is heel erg aan het toenemen, voornamelijk bij de 11- en 17-jarigen. Waarschijnlijk zijn frisdranken en sportdranken de grootste boosdoeners. Er zijn steeds meer plekken waar je die laagdrempelig kan kopen. Tegelijkertijd is er steeds meer aandacht voor gezond eet- en drinkgedrag. Er is ook een heel grote groep waar het wel goed mee gaat.

Gezonde scholen

Er zijn allerhande initiatieven op het gebied van preventie buiten de tandartspraktijk. Een heel goed initiatief is bijvoorbeeld dat van gezonde scholen waarbij kinderen verplicht water moeten meenemen naar school in plaats van een pakje sap. Ik ben er zelf groot voorstander van dat alle scholen hierbij aansluiten. Kinderen die gewend zijn om water te drinken zullen ook na schooltijd eerder water drinken dan een zoet alternatief.

Kind zo vroeg mogelijk naar tandarts

Een uitdaging is om kinderen zo jong mogelijk bij de tandarts te krijgen. Volgens de laatste inzichten kun je een kind het beste al bij de doorbraak van het eerste tandje bij de tandarts zien. Je kunt dan al even in de mond van een kind kijken en het kind went vast aan de tandheelkundige setting. Daarnaast kun je de ouders van deze jonge kinderen op tijd informeren over een goede mondhygiëne en voedingspatroon en waar nodig bijsturen. Alles met het doel om problemen in de toekomst te voorkomen. Nu zien we kinderen vaak pas als het al te laat is.

Samenwerking met jeugdgezondheidszorg

Nog een uitdaging is betere samenwerking met de jeugdgezondheidszorg. Daar wordt al aan gewerkt, maar er valt nog wel een slag te slaan.

Er zijn wel al zeer goede projecten waarbij mondgezondheid een duidelijk rol in de algemene gezondheid speelt. Zoals het project ‘Gezonde peutermonden’, waarbij een mondzorgkundige meeloopt op het consultatiebureau of ‘Giga Gaaf’, waarbij consultatiebureaus zelf kinderen verwijzen naar een tandartspraktijk. Kinderen die nog niet naar de tandarts gaan maar die we wel zouden willen zien, komen wel bij de consultatiebureaus. Vandaar dat die samenwerking zo belangrijk is.

Door:
Marieke Schorer-Jensma, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK)

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Zorgverzekeraars voeren weer controles uit in de mondzorg: waar op te letten?

Het lijkt steeds meer een traditie te worden: aan het eind van het jaar nemen de controles door zorgverzekeraars toe. Sommige zorgaanbieders noemen dit de alternatieve kerstkaart van de zorgverzekeraar. Ook in de mondzorg lijkt dit het geval te zijn. Wij krijgen de afgelopen weken de nodige signalen dat verschillende verzekeraars én zorgkantoren controles uitvoeren bij mondzorgaanbieders. Bij die controles lijkt steeds een aantal aspecten terug te keren. Waar moeten mondzorgaanbieders op letten bij controles door zorgfinanciers?

Algemene procesvragen

Bijna alle controles beginnen met zogenoemde ‘algemene vragen’ of ‘inleidende procesvragen’. In deze fase stelt de zorgverzekeraar of het zorgkantoor een aantal algemene vragen, bijvoorbeeld over de wijze waarop de praktijk met preventie omgaat en volgens welke protocollen en richtlijnen wordt gewerkt. Zorgaanbieders zijn in principe gehouden antwoord te geven op deze vragen.
Het is aan te bevelen wel scherp te zijn op de formulering van de antwoorden. Zo zien wij in controles geregeld terugkomen dat de verzekeraar vraagt waarom de zorgaanbieder te hoge gemiddelde kosten heeft. Veel aanbieders zijn dan geneigd een verklaring te geven, zoals een afwijkende patiëntpopulatie, terwijl de voorvraag zou moeten zijn waarom de verzekeraar de kosten als té hoog beschouwt en wat de relevantie daarvan is (aangezien per patiënt beoordeeld moet worden welke zorg hij of zij nodig heeft). Ook verdient het aanbeveling de onderliggende data bij de verzekeraar op te vragen.

Detailcontrole

Na de fase met algemene procesvragen, vraagt de zorgverzekeraar vaak informatie over individuele patiënten te verstrekken. Goed om te weten is dat mondzorgpraktijken zonder overeenkomst of betaalovereenkomst met de zorgverzekeraar in veel gevallen niet verplicht en zelfs niet bevoegd zijn om dergelijke gegevens aan de zorgverzekeraar te verstrekken. Op grond van de Regeling zorgverzekering mag de mondzorgpraktijk deze gegevens alleen verstrekken aan de patiënt, tenzij deze laatste toestemming aan de praktijk heeft gegeven om de stukken rechtstreeks aan de verzekeraar te verstrekken.

In de praktijk bestaat nog wel eens discussie over de vraag of zorgaanbieders die hun nota’s rechtstreeks indienen bij de verzekeraar zonder daartoe een overeenkomst te hebben gesloten of algemene voorwaarden te hebben geaccepteerd, tóch verplicht zijn patiënteninformatie aan de verzekeraar te verstrekken. Hetzelfde geldt voor zorgaanbieders die declareren via een factoringmaatschappij. Hoewel de rechter en de Autoriteit Persoonsgegevens daar nog geen duiding over hebben gegeven, lijkt het ons juridisch niet juist om deze situaties gelijk te stellen aan het hebben van een overeenkomst. Er zijn eenvoudigweg geen afspraken over en weer gemaakt, waardoor van een ‘overeenkomst’ niet te spreken valt. Overigens zien wij in de praktijk dat zorgverzekeraars hier wel eens anders over denken.

Onderbouwing

Indien de zorgverzekeraar op een bepaald moment in de controle stelt dat bepaalde zorg niet is geleverd, of bepaalde zorg niet passend is bij de gezondheidssituatie van de patiënt, komt het aan op een gedegen en uitgebreide tegenreactie door de mondzorgaanbieder. Het is aan te bevelen de tijd te nemen om de reactie zorgvuldig op te stellen, en niet met slechts enkele steekwoorden en algemeenheden antwoord te geven op de vragen van de verzekeraar.
Tegen een eventuele stelling van de verzekeraar dat de gedeclareerde zorg niet feitelijk is geleverd, kan bijvoorbeeld met allerhande stukken (denk bijvoorbeeld aan een verklaring van de patiënt) aangetoond worden dat dat wel degelijk het geval is. Een uitgebreide motivering is ook verstandig bij de stelling dat de geleverde zorg niet passend was: aan de hand van de gezondheidssituatie van de patiënt en de professionele beoordeling door de mondzorgprofessional, kan dan worden aangegeven dat de patiënt wel degelijk behoefte had aan de geleverde zorg.

Zorgdeclaraties terugvorderen

Indien de verzekeraar van oordeel is dat gedeclareerde zorg niet geleverd is, niet rechtmatig is of niet doelmatig is, zal hij de betreffende zorgdeclaraties waarschijnlijk terugvorderen omdat hij van mening is dat deze declaraties ‘onverschuldigd betaald’ zijn. Hoofdregel is dat deze gelden slechts kunnen worden teruggevorderd, bij diegene aan wie de verzekeraar heeft uitbetaald. Heeft de patiënt zelf zijn nota bij de verzekeraar ingediend? Dan zal de verzekeraar in beginsel bij de patiënt moeten aankloppen, indien hij het niet eens is met de geleverde zorg. Zeker daar waar discussie bestaat over doelmatigheid van de geleverde zorg betekent de enkele omstandigheid dat de zorgverzekeraar de geleverde zorg niet zal vergoeden nog niet dat de mondzorgprofessional gehouden is deze kosten ook aan de patiënt terug te betalen.

Wlz-mondzorg

Waar in de basisverzekering en aanvullende verzekering al langer controles door zorgverzekeraars worden uitgevoerd, zien wij de laatste tijd ook steeds meer controles door zorgkantoren worden uitgevoerd. Het gaat dan om mondzorg geleverd aan patiënten die recht hebben op vergoeding van de mondzorg vanuit de Wet langdurige zorg. Deze controles vinden soms bij de mondzorgaanbieder plaats en soms bij de instelling waar de patiënt woonachtig is. In beide gevallen is het verstandig om waakzaam te zijn en de controle in goed overleg met de instelling op te pakken en daarover met de instelling te overleggen.

Tot slot

Zorgverzekeraars en zorgkantoren zijn wettelijk verplicht om te controleren of zorg rechtmatig en doelmatig is verleend. Zo ook in de mondzorg. Gelet op de financiële en niet-financiële gevolgen die een controle kan hebben, doet u er goed aan een controle serieus te benaderen en zowel te letten op mondzorginhoudelijke, juridische én strategische aspecten daarvan.

Meer informatie over controles kunt u ook terugluisteren in onze Podcast hieronder.

 

Door:
mr. drs. Daniël Post – www.eldermans-geerts.nl
Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
3D planning in de traumatologie

Gebruik van CBCT : alleen als het echt verschil maakt

Onlangs plaatsten we een congresverslag van de lezing van Prof. dr. Francesco Mannocci, endodontoloog in Londen, waarin de inzet van de CBCT bij de endodontische en chirurgische herbehandeling werd besproken. Wanneer maken we in Nederland een CBCT-opname? Endodontoloog Robert-Jan Schaap licht de keuze hiervoor toe.

Een CBCT-opname is in de basis een beeldvormende techniek waarbij onze drie dimensionale structuur ook in 3D kan worden weergegeven. Een conventionele röntgenopname geeft onze 3D structuren in 2D weer. Zo worden structuren dus over elkaar weergegeven, iets dat meer onzekerheden geeft bij onze interpretatie. Het is dus goed voor te stellen dat soms niet alles duidelijk wordt. Daarom gebruiken we ook vaak meerdere solo opnamen onder verschillende hoeken genomen om meer inzicht te krijgen. Denk bijvoorbeeld aan twee wortelkanalen die over elkaar geprojecteerd zijn: je ziet ze niet afzonderlijk, maar door een andere inschietrichting zie je ze netjes naast elkaar.

Het verslag van de lezing Prof. dr. Francesco Mannocci vermeldt als indicaties voor het nemen van een CBCT-opname:

  • Contrasterende klinische symptomen
  • Vermoeden op een extra kanaal of complexe morfologie
  • Gecalcificeerde kanalen
  • Verticale wortelfracturen
  • Evaluatie van niet helende apicale leasies
  • Chirurgische planning herbehandeling

Een lijst waarbij je inderdaad wel 3D info van een CBCT-opname zou kunnen gebruiken.

Logisch nadenken over toegevoegde waarde CBCT

Belangrijk is vooral om logisch na te denken over elke mogelijk te maken beeldvormende opname. De vraag moet dus zijn of de CBCT-opname nou echt het verschil maakt: is er echt een toegevoegde waarde? Zeker ook bij de hier genoemde indicaties kan dat het geval zijn. Echter, het kan net zo goed dat zonder de CBCT-opname tot de juiste diagnose en behandeling kan worden gekomen.

Binnen de Nederlandse setting moet er een bepaalde doelmatigheid zijn, het moet dus echt wat opleveren, zo niet het verschil maken. Ondanks de vele mogelijkheden voor stralingreductie bij deze beeldvormende techniek, geldt nog steeds het ALARA-principe. Daarnaast liggen de kosten voor de patiënt voor een CBCT-opname rond de 200,- euro. Het is goed om ook hierbij stil te staan.

Richtlijn endodontische diagnostiek en behandeling

De Nederlandse vereniging voor endodontologie (NVve) heeft een complete richtlijn voor de endodontische diagnostiek en behandeling ontwikkeld waarin zo goed als mogelijk afwegingen zijn gemaakt, gebaseerd op de beschikbare kennis. Het handelen volgens deze richtlijn geeft ook een goed verdedigbare en juridische basis aan onze keuzes en de behandelingen die we dagelijks uitvoeren.

Concluderend mag gesteld worden dat het meer gangbaar worden van de CBCT-opname een echte meerwaarde heeft bij endontische diagnostiek en daaruit volgend de behandelkeuze. Een goede zorgverlener hanteert deze tool met inachtneming van kosten, stralenbelasting en beperkingen en alleen daar waar het verschil niet anders gemaakt kan worden.

Door:
Robert-Jan Schaap, tandarts-endodontoloog. In 1999 is hij afgestudeerd aan de universiteit van Nijmegen (KUN). Na zijn studie is hij 12 jaar werkzaam geweest als tandartsdocent bij het Academisch Centrum Tandheelkunde te Amsterdam (ACTA). In 2008 heeft hij de opleiding tot tandarts-endodontoloog aan het ACTA afgerond. Thans werkzaam in verwijspraktijk EndoNoordkop.

Lees meer over: Endodontie, Thema A-Z

Wat is slow dentistry?

Een nieuwe trend doet zich voor in de tandheelkunde: slow dentistry. Een behandelingsmethode die alle tijd neemt die de tandarts – en de patiënt – nodig heeft.

Tandheelkundige praktijken hebben zich vaak een strak schema te houden. Een patiënt moet gediagnostiseerd, verdoofd, behandeld en geïnformeerd worden. En dat allemaal voor de volgende patiënt weer aan de beurt is. Slow dentistry wil hier verandering in brengen. Dat maakt de methode steeds populairder. Ook in Nederland.

Een betere tandarts-ervaring voor iedereen

Slow dentistry is een beweging van mondzorgprofessionals die streeft naar een betere tandarts-ervaring voor iedereen. Dus voor professional én patiënt. Hoe? Door meer tijd te nemen voor een behandeling. Een afspraak in een slow dentistry-praktijk duurt minimaal één uur. Dat geeft de praktijk de tijd om extra stappen te nemen voor een prettig tandartsbezoek.

Bovendien streeft slow dentistry naar een verhoogd bewustzijn van de patiënt op het gebied van veiligheid, begrip, welgesteldheid en comfort.

De pijlers van slow dentistry

De extra stappen die slow dentistry-praktijken nemen delen ze op in vier pijlers: verdoving, rubberdam, desinfectie en informed consent.

Verdoving

Ten eerste, de verdoving. Slow dentistry-professionals nemen altijd alle tijd voor een juiste toediening van de verdoving. Vervolgens wachten ze tot de verdoving volledig in werking is getreden voordat ze de behandeling beginnen.

Rubberdam

Daarnaast wordt bij een slow dentistry-behandeling altijd een rubberdam gebruikt waar nodig. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een wortelkanaalbehandeling en andere behandelingen waar een tand geïsoleerd moet worden.

Desinfectie

Ten derde wordt een behandelkamer in een slow dentistry-praktijk altijd volledig gedesinfecteerd tussen behandelingen door. Zo komt elke patiënt in een volledige hygiënische stoel te liggen.

Informed consent

Ten slotte streeft de slow dentistry-beweging altijd naar volledige, geïnformeerde toestemming. Dat betekent dat elke stap en behandeling wordt toegelicht. Zo kan de patiënt een goed geïnformeerde afweging maken voordat er toestemming wordt gegeven voor een behandeling. Deze toestemming wordt altijd met een handtekening gegeven.

Natuurlijk proberen alle tandartspraktijken naar deze pijlers te streven. Het grote verschil is dat slow-dentistry praktijken de tijdsdruk wegnemen, waardoor deze pijlers extra goed kunnen worden nageleefd.

Slow dentistry in Nederland

Slow dentistry is (nog) alles behalve wijdverspreid. De beweging vindt haar oorsprong in Zwitserland, maar spreidt zich langzaam uit naar andere landen. Ook in Nederland krijgt slow dentistry voet aan de grond. Bijvoorbeeld via de KOM (Keurmerk Onafhankelijke Mondzorg) Nederland.

Sinds oktober is Beekmans Tandartsen in Laren de eerste slow dentistry-praktijk van Nederland. Maar de principes van slow dentistry worden hier al sinds 1996 toegepast. “Door mijn Portugese collega Miguel Stanley kwam ik met deze werkwijze in aanraking”, vertelt Hans Beekmans.

Voor de tandartsen die met slow dentistry werken gaat er volgens Beekmans een wereld open: “Er is tijd voor kwaliteit, rust en het gevoel dat je echt goed bezig bent. Helaas laat het Nederlandse honoreringssysteem deze tandheelkunde nauwelijks toe. Daarom ben ik aangesloten bij het KOM. Zij proberen daar verandering in te krijgen.”

En die verandering zou niet alleen de tandartsen ten goede komen, denkt Beekmans: “Patiënten vinden het geweldig dat er tijd en ruimte wordt gemaakt voor kwaliteit en hygiëne”, vertelt hij. “Er is ongelooflijk veel animo.”

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
mondgezondheid - tanden poetsen

Mensen beoordelen tijdens coronacrisis hun mondgezondheid ongeveer gelijk aan daarvoor

Drie praktiserende mondhygiënisten uit Groningen (Selma Burrekers), Amsterdam (Jolanda Gortzak) en uit Willemstad, Curacao (Esther Reyerse) onderzochten wat het effect zou kunnen zijn van de COVID-19 crisis op de mondgezondheid. Zij concludeerden dat de meeste mensen hun zelf ervaren mondgezondheid ‘redelijk goed’ tot ongeveer hetzelfde of zoals gewoonlijk beoordeelden.

Als mondzorgprofessionals vonden zij dat tijdens de COVID-19-pandemie het niet enkel belangrijk was om te voorkomen, dat men besmet raakte met het virus, maar ook dat het van belang is dat men blijft letten op de algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals mondverzorging.

Mondzelfzorg

Onder supervisie van gedragswetenschapper Yvonne Buunk-Werkhoven onderzochten de mondhygiënisten of de COVID-19-pandemie al dan niet een impact had op de mondgezondheid en het bewustzijn van de eigen mondverzorging. Direct nadat de mondzorgpraktijken in Nederland weer hun werkzaamheden oppakten, legden zij de focus op het bevorderen van een optimale mondgezondheid en het vergroten van mond(zelf)zorgbewustzijn bij hun patiënten.

Resultaten

Van 16 maart – 11 juni 2020 verzamelden de drie mondhygiënisten de gegevens voor dit onderzoek. Zij stelden twee eenvoudige vragen aan de patiënten die een bezoek brachten aan de mondzorgpraktijken. De observaties en ervaringen van de mondzorgprofessionals op de verschillende locaties en in hun klinische praktijken, en de mondgezondheid van de patiënten waren relatief vergelijkbaar. Het bleek dat de meeste mensen hun zelf ervaren mondgezondheid ‘redelijk goed’ tot ongeveer hetzelfde of zoals gewoonlijk beoordeelden.

Samenvattend, hopen deze mondhygiënisten met hun ‘practice based bewijs’ betreffende mondgezondheid ervaringen vanuit patiëntenperspectief, maar ook vanuit professionalsperspectief een ‘evidence based’ bijdrage’ te leveren. Bovendien willen zij door deze bevindingen te delen met collega’s  en relevante anderen in mondzorg alle mondzorgprofessionals motiveren om hun ‘best practices’ inzichtelijke en publiekelijk te maken. Nu een tweede golf inmiddels is begonnen, het coronavirus nog steeds niet is bedwongen en de cijfers nog niet lijken af te vlakken is het effect van de COVID-19 op de mondgezondheid mogelijk veranderd.

Bron:
Open access artikel: Burrekers, S.Y., Gortzak, J.J.C., Reyerse, E., & Buunk-Werkhoven, Y.A.B. (2020). The impact of COVID-19 on oral health and oral self-care awareness. Oral Health Care, 5, 4-4. doi: 10.15761/OHC.1000195

 

 

Lees meer over: Corona, Mondhygiëne, Thema A-Z
rechter

Patiënt sleept VGZ voor de rechter en krijgt gelijk

Een patiënt, die zorgverzekeraar VGZ had gedagvaard omdat zij van mening was dat zij een te lage vergoeding ontving voor implantaten voor haar kunstgebit, is door de rechter in het gelijk gesteld.

Na een slepende discussie van meer dan twee jaar tussen tandartsen en patiënten enerzijds en VGZ anderzijds, heeft de rechter geoordeeld dat het vergoedingsbeleid van VGZ voor deze zorg geen stand kan houden.

De patiënt had besloten VGZ voor de rechter te slepen, omdat zij ondanks brieven aan VGZ geen hogere vergoeding voor haar implantaten kreeg. VGZ rechtvaardigde het vergoedingsbeleid door te wijzen op het inkooptraject dat zij in 2018 had ingevoerd, waarbij VGZ zelf afspraken maakte met implantaatfabrikanten over de prijzen van implantaten. VGZ vond dat deze implantaatfabrikanten gezien kunnen worden als ‘zorgaanbieders’, waardoor de vergoeding voor patiënten gebaseerd zou kunnen worden op de met de fabrikanten afgesproken prijzen. De afspraken met de fabrikanten zouden volgens VGZ de basis moeten zijn voor het gemiddeld gecontracteerde tarief. Het resultaat daarvan was een véél lagere vergoeding voor patiënten voor niet-gecontracteerde mondzorg.

Fabrikanten gelden niet als zorgaanbieder

Het standpunt van VGZ hield bij de rechter geen stand. Volgens de rechter kunnen fabrikanten niet gelden als ‘zorgaanbieder’. Een patiënt kan tenslotte niet rechtstreeks naar een fabrikant toe voor zorg. Ook kan de fabrikant niet gezien worden als behandelaar. Daarmee zette de rechter een streep door het vergoedingsbeleid van VGZ: de patiënt heeft, zo oordeelde de rechter, recht op een veel hogere vergoeding per implantaat. In dit specifieke geval betekende dit dat VGZ voor de implantaten 50% meer moest vergoeden dan zij had gedaan.

“Terechte en logische uitspraak”

De Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT), die zich actief heeft bemoeid met het beleid van VGZ, noemt het een ‘meer dan terechte en logische’ uitspraak. “Door fabrikanten van implantaten opeens naar voren te schuiven als zorgaanbieders, werden verzekerden van VGZ gedupeerd”, zo stelt ANT-voorzitter en tandarts Jan Willem Vaartjes. “Als gevolg van dit beleid ontvingen patiënten van VGZ bijna twee jaar lang een te lage vergoeding, terwijl de ANT VGZ daarop eind 2018 al gewezen had”.

De ANT zal VGZ benaderen voor een snelle oplossing voor alle verzekerden van VGZ die hierdoor onterecht een te lage vergoeding hebben gekregen. “Het zou VGZ sieren als zij al haar verzekerden en voormalig verzekerden pro-actief zou benaderen, zodat alle patiënten alsnog de vergoeding krijgen waar zij recht op hebben”, aldus Vaartjes, die er overigens vanuit gaat dat VGZ in dezen haar verantwoordelijkheid neemt.

 

 

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z

De rol van tandheelkundige gewoonten bij de overdracht van COVID-19

Tandheelkundige gewoonten kunnen een rol spelen bij de indirecte overdracht van COVID-19. Zo raakten mensen in Spanje die een huis woonden waar minstens een andere persoon positief was minder vaak besmet wanneer ze hun tong dagelijks poetsten, volgens nieuw onderzoek.

Mondhygiëne tegen corona

Om het coronavirus in te dammen is, naast het bewaren van voldoende afstand tot anderen, het onderhouden van goede hygiëne een van de belangrijkste aspecten om de kans op besmetting klein te houden. Voorlopig onderzoek heeft aangetoond dat de mond een belangrijke plaats is voor infectie en transmissie van het virus, en er is bewijs dat een goede mondhygiëne houden de verspreiding kan stoppen.

Verspreiding onder samenwonenden

Onderzoekers van de tandheelkundeafdeling aan de Rey Juan Carlos Universiteit in Madrid wilden daarom uitzoeken of bepaalde gewoonten voor mondhygiëne het verspreiden van COVID-19 onder samenwonende mensen vergemakkelijken. Met behulp van een online vragenformulier ondervroegen ze vier weken na het begin van de lockdown ongeveer 300 mensen in Spanje die samenwoonden en badkamer deelden met een positief geteste persoon.

Minder infecties bij tongpoetsenden

Een derde van alle deelnemers gaf aan twee of meer keer per dag tanden te poetsen, 20% floste dagelijks, 15% gebruikte dagelijks een mondspoeling en 17% poetste hun tong elke dag. Dit laatste werd vaker gedaan in de groep waar het virus niet aan andere huisgenoten werd overgedragen. Tandenpoetsen, flossen of mondspoelingen gebruiken maakte geen significant verschil voor eventuele besmetting. In totaal ontsmetten slechts 25 mensen hun tandenborstel dagelijks met bleek. Hiervan raakte een derde echter alsnog besmet.

Tandenborstel delen niet slim

Zo’n 170 personen waren kruisbesmet door huisgenoten, vonden de onderzoekers. Hiervan maakten 127 deelnemers gebruik van gedeelde tandenborstelhouders en 43 niet, vergeleken met 65 en 67 respectievelijk uit de andere groep. 5% (acht personen) van de kruisbesmette groep deelde hun tandenborstel met een huisgenoot. Van de personen die niet besmet waren deed slechts een iemand dit.

Tong het belangrijkste orale orgaan als virusreservoir

Enkele beperkingen van het onderzoek zijn dat de data zelfgerapporteerd zijn en dat de aerosol- en oppervlaktelevensvatbaarheid van SARS-CoV-2 niet thuis bij de deelnemers kon worden gemeten. De onderzoekers schrijven desondanks dat “dit resultaat kan worden geïnterpreteerd als een indicatie van de tong als het belangrijkste orale orgaan dat fungeert als een reservoir van COVID-19 en het belang van tandenpoetsen om de viral load van de individuele drager te verminderen”.

Aanmoedigen tot goede mondhygiëne

Tandartsen zouden daarom patiënten moeten aanmoedigen om een goede mondhygiëne te onderhouden, waaronder interdentaal reinigen en het poetsen van de tong. Patiënten zouden juist niet hun tandenborstel of -houder moeten delen met anderen. “Het gebruik van ongeschikte maatregelen in de tandheelkundige omgeving zou kunnen bijdragen aan de indirecte overdracht van COVID-19 tussen samenwonenden”, schrijven de auteurs.

Bron:
BMC Oral Health

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z

Dit is de beste elektrische tandenborstel volgens de Consumentenbond

De Philips Sonicare ProtectiveClean 4300 Hx6803/63 komt als beste elektrische tandenborstel uit de test van de Consumentenbond. Oral-B loopt weg met de titel ‘Beste Koop’.

Elektrische tandenborstels worden alsmaar populairder. De superieure prestaties maken het voor veel mensen een aantrekkelijke investering. Bovendien zorgt de continue ontwikkeling van nieuwe elektrische tandenborstels voor een breed aanbod. Er is echt voor ieder wat wils. Ongeacht budget, prioriteit en voorkeur.

Maar er kan er maar één de beste zijn. En daar ging de Consumentenbond naar op zoek. Er werden 87 elektrische tandenborstels getest op vier verschillende categorieën: tandplakverwijdering, gebruiksgemak, accuduur en geluid.

Meerdere tandenborstels kwamen als beste uit de test. Uiteindelijk kwam een tandenborstel uit de Philips Sonicare lijn als winnaar uit de bus vanwege de lage prijs.

Beste uit de test: Philips Sonicare ProtectiveClean 4300 Hx6803/63

Het winnende model van Philips werd beoordeeld met een 7,9. De Consumentenbond is voornamelijk enthousiast over de accuduur. Op één lading kan je meer dan 180 minuten poetsen.

Verder heeft de tandenborstel een paar extra functies. De Sonicare ProtectiveClean 4300 is voorzien van een poetsdruksensor en twee mogelijke snelheden. De enige categorie waar de tandenborstel minder goed scoorde, was geluid.

Beste koop: Oral-B Vitality 100 CrossAction

Naast de titel ‘beste uit de test’ werd het predicaat ‘beste koop’ uitgedeeld aan de tandenborstel met de beste prijs/kwaliteit-verhouding. Deze eer viel Oral-B ten deel met hun Vitality 100 CrossAction model.

De tandenborstel werd beoordeeld met een 7,6. Het kleine prijskaartje (€21,- tegenover de €70,- van bovenstaande Philips Sonicare) betekent uiteraard wel dat dit model wat minder functionaliteiten heeft. Hij is dus een stukje eenvoudiger. Maar, volgens de Consumentenbond is e Oral-B Vitality 100 CrossAction net zo goed in het verwijderen van plak.

Bron:
Nu.nl

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

Brits onderzoek: 1 op 3 tandartsen mishandeld tijdens pandemie

Britse tandartsen geven aan dat ze regelmatig mishandeld worden door patiënten, veelal verbaal. Dat blijkt uit onderzoek van de Britse brancheorganisatie Dental Protection.

Dat de coronacrisis het leven minder prettig maakt, staat vast. Mensen krijgen sneller een kort lontje, raken geïrriteerd en reageren hun ergernissen sneller af op de mensen om hun heen. Een afbrokkelende mentale gesteldheid kan het gevolg zijn. Het onderzoek van Dental Protection toont aan dat ook tandartsen hier het slachtoffer van kunnen worden.

45% van de respondenten geeft aan dat hun mentale gesteldheid achteruit is gegaan sinds het begin van de coronacrisis. 48% zegt met pessimisme naar de toekomst te kijken. De voornaamste oorzaken van de stress en angst die tandartsen ervaren zijn de gezondheid van familie en vrienden (60%), financiële zorgen (58%) en het (telkens) aanpassen aan de nieuwe coronarichtlijnen (50%).

Verbale mishandeling

Een andere grote oorzaak van stress en angst is de mishandeling die tandartsen ervaren. 33% van de respondenten geeft aan verbale of fysieke mishandeling te ondergaan van patiënten of de familie van die patiënten. Dit varieert dus van scheldpartijen tot fysiek geweld. 5% geeft aan ook buiten de praktijk slachtoffer te zijn van mishandeling.

Extra uitdagingen

“Tandheelkundige professionals hebben tijdens deze pandemie te maken gehad met een reeks uitdagingen”, zegt Raj Rattan, tandheelkundig directeur bij Dental Protection, tegen Dentistry.

“Velen zijn teruggekeerd naar de praktijk in pittige omstandigheden. Op nieuwe manieren werken, zich aanpassen aan aanvullende persoonlijke beschermingsmiddelen, en zich zorgen maken over hun gezondheid en die van hun families, personeel en patiënten. En ze worden geconfronteerd met een achterstand van patiënten met een uitgestelde behandeling als gevolg van de onvermijdelijke vertragingen van de afgelopen maanden.”

“Veel tandartsen uiten hun frustratie over de coronarichtlijnen. Ze geloven dat een sterke bewijsbasis mist. Ze vinden met name dat richtlijnen niet altijd gemakkelijk te ontcijferen en na te leven zijn. En dat ze een negatieve invloed hebben op de operationele capaciteit van de praktijken.”

Frustraties

Rattan concludeert dat het uitstellen van behandelingen regelmatig leidt tot frustraties bij patiënten en hun familie. Zeker wanneer de patiënt pijn of ongemak heeft. Deze frustraties kunnen leiden tot de mishandeling van de tandartsen of ander personeel in de praktijk.

De wachtlijsten worden bij veel praktijken nog steeds langer. Nieuwe maatregelen, een tweede golf en het sluiten van sommige praktijken levert extra werklast op bij de praktijken die nog wel open zijn. Of dit zal leiden tot nog meer mishandeling is niet duidelijk. De hoop is natuurlijk van niet.

Bron:
Dentistry

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z

Ontdekking nieuwe speekselklieren kan mogelijk kankerpatiënten helpen

Beeldvorming door middel van een PET/CT-scan en een biomarker voor prostaatkanker heeft geleid tot de ontdekking van een nieuw paar speekselklieren, op de plek waar de neusholte en keel samenkomen. Het sparen van deze klieren bij patiënten die radiotherapie (RT) krijgen kan mogelijk de kwaliteit van hun leven verbeteren.

Speekselklieren moeten gespaard worden

Het raken van speekselklieren tijdens radiotherapie kan bij de patiënt leiden tot xerostomie en dysfagie. Deze aandoeningen kunnen resulteren in onder andere een hoger risico op cariës en orale infecties, en spraak- en spijsverteringsproblemen. Indien mogelijk worden grote speekselklieren daarom tijdens RT-behandelingen gespaard.

Tubaria-klieren ontdekt met nieuwe techniek

De nieuwe techniek positronemissietomografie (PET)/computertomografie (CT) met radioactief gelabelde liganden tegen prostaatspecifiek membraanantigeen (PSMA) kan speekselklieren met een hoge gevoeligheid en specificiteit visualiseren. Onderzoekers onder leiding van Dr. Matthijs Valstar van het Nederlandse Kanker Instituut ontdekten hiermee tot hun verbazing twee gebieden achter in de nasopharynx die eruitzagen als speekselklieren. De nu zogenoemde tubaria-klieren bleken daadwerkelijk ook de andere eigenschappen van speekselklieren te hebben.

Belangrijk voor kankerpatiënten

De onderzoekers veronderstelden dat de klieren een fysiologische rol zouden kunnen spelen bij onder andere het slikken in de nasopharynx en oropharynx. Het zou patiënten met hoofd-halskanker mogelijk ten goede komen om er meer over te weten. Verder wilden de onderzoekers bepalen of deze gebieden gespaard moeten blijven tijdens radiotherapie.

Retrospectief onderzoek naar effect radiotherapie

Alle 100 patiënten waarvan de onderzoekers PSMA-PET/CT-scans analyseerden hadden de tubaria-klieren, met een gemiddelde grootte van 4 cm. Het effect van radiotherapie op speekselvloed en slikken werd retrospectief onderzocht met behulp van prospectief verzamelde klinische gegevens van in totaal 723 hoofd-halskankerpatiënten. Het verband tussen RT-dosis en xerostomie of dysfagie werd geëvalueerd met multivariable logistische regressieanalyse.

Grotere dosis in kliergebied leidt tot meer bijwerkingen

Uit de resultaten, gepubliceerd in Radiotherapy & Oncology, bleek dat een grotere RT-dosis in het kliergebied significant werd geassocieerd met xerostomie en dysfagie na een behandeling van minstens graad 2 na een jaar. De resultaten tijdens de follow-up na twee jaar waren vergelijkbaar.

Externe validatie nodig

Dit betekent dat de ontdekking een voordeel kan zijn voor kankerpatiënten. De onderzoekers zijn echter van mening dat externe validatie in een onafhankelijke dataset moet worden verworven voor de klinische protocollen moeten worden gewijzigd. Zodra dit is gebeurd vinden ze het een logische stap om de tubaria-klieren te zien als risicovolle organen bij het toedienen van radiotherapie.

Mogelijk betere kwaliteit van leven

Wanneer deze nieuwe klieren kunnen worden gespaard tijdens radiotherapie “zullen patiënten mogelijk minder bijwerkingen ervaren, wat hun algehele kwaliteit van leven ten goede komt na de behandeling”, schrijven de auteurs.

Bron:
Radiotherapy & Oncology

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
rontgenstraling

ANVS: Regel nu uw registratie of vergunning voor het werken met stralingsbronnen

Praktijken die werken met stralingsbronnen, zoals röntgenapparatuur of XRF (röntgenfluorecentiespectrometrie), hebben daarvoor een registratie of vergunning nodig van de ANVS. Voordat het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) van kracht werd in 2018, volstond vaak een melding bij de ANVS. Veel ondernemers hebben deze melding tijdig omgezet naar een registratie of vergunning. De ondernemers die dit niet gedaan hebben en nog steeds stralingsbronnen hebben en ermee werken zijn intussen in overtreding. Zij krijgen een laatste kans om deze overtreding nu te beëindigen.

Veranderde regelgeving

Met de invoering van het Bbs is er voor ondernemers veel veranderd. Voorheen was voor het werken met bijvoorbeeld röntgenapparatuur, en sommige ingekapselde bronnen en radioactieve stoffen met natuurlijke radionucliden, vaak slechts een melding bij de ANVS nodig. Deze meldingsplicht is vervangen door een registratie- of vergunningplicht en daarvoor moet een aanvraag worden ingediend bij de ANVS. Om de aanvraag voor registratie of vergunning te regelen, werd een overgangstermijn van twee jaar afgesproken. Deze is intussen verstreken.

Overtreding ongedaan maken

Veel ondernemers, zoals eigenaren van tandartspraktijken of dierenklinieken, hebben hun registratie of vergunning op tijd, binnen de overgangstermijn, geregeld. Ook zijn er ondernemers die dit nog moeten doen. Ondernemers die dit nog niet gedaan hebben en de stralingsbronnen nog steeds voorhanden en in gebruik hebben, zijn in overtreding. Soms is de aanvraag nog niet gedaan, omdat bijvoorbeeld ten onrechte gedacht wordt dat de oude melding bij de ANVS nog geldig is. Deze ondernemers krijgen daarom nu een laatste kans om de registratie of vergunning alsnog aan te vragen. De ANVS zal niet handhavend optreden ten aanzien van deze overtreding, als een ondernemer vóór 15 april 2021 zijn aanvraag voor registratie of vergunning alsnog doet. Indien een ondernemer nieuwe plannen heeft om met stralingsbronnen te werken, dan is deze termijn overigens niet van toepassing en moet vóórdat met een stralingsbron wordt gewerkt eerst een vergunning of registratie geregeld worden.

De aanvragen voor registraties of vergunningen moeten zo snel mogelijk worden ingediend bij de ANVS. Het aanvragen van een registratie of vergunning vraagt de nodige tijd. Zo moet bijvoorbeeld een risicoanalyse zijn opgesteld om de aanvraag in te dienen. Het opstellen van deze analyse, wat bedrijven veelal laten doen door adviseurs, kost tijd. De aanvraag voor een registratie of vergunning kan digitaal worden ingediend, via het ANVS-loket. Om gebruik te maken van deze digitale dienstverlening is eHerkenning met betrouwbaarheidsniveau 2+ nodig.

Inspecties bij tandheelkundige praktijken

Rekening houdend met bovenstaande aanpak blijft de ANVS natuurlijk intussen haar toezichtprogramma uitvoeren. Zo start de ANVS met inspecties bij tandheelkundige praktijken. Tijdens deze inspecties kijkt de ANVS naar de registraties en vergunningen en houdt toezicht op bijvoorbeeld de vereiste deskundigheid voor het werken met stralingsbronnen. Als blijkt dat bijvoorbeeld veiligheidsvoorschriften onvoldoende worden nageleefd zal de ANVS natuurlijk wel handhavend optreden. Deze aanpak past binnen de toezicht- en interventiestrategie van de ANVS waarin het kader staat voor de risicogerichte toezicht- en interventieaanpak.
Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming De vereisten in het Bbs bieden de basis voor het verantwoord en veilig werken met stralingsbronnen in Nederland. Stralingsbronnen worden in verschillende sectoren gebruikt voor onder andere behandelingen, metingen of onderzoek. Bijvoorbeeld in ziekenhuizen voor het maken van röntgenfoto’s en CT-scans of verschillende vormen van radiotherapie, en door tandartsen of dierenartsen. Ook in de voedingsmiddelenindustrie, weg- en waterbouw en de olie- en gasindustrie worden stralingsbronnen gebruikt om bijvoorbeeld bruggen, buizen of leidingen te onderzoeken op niet-zichtbare beschadigingen. Elk Europees land heeft deze afspraken gemaakt op basis van Europese richtlijn Basic Safety Standards (BSS). In Nederland ziet de ANVS samen met onder andere ISZW en IGJ toe op de naleving van deze voorschriften.

Stappenplan: in welke situaties een registratie of vergunning

Zie het stappenplan voor in welke situaties een registratie of vergunning nodig is. U kunt ook bellen met 088-4890500, op werkdagen tussen 08.30 en 17.00 uur.

Lees meer over: Inspectie, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Risico’s en voordelen van de endodontische herbehandeling

Risico’s en voordelen van de endodontische herbehandeling

De keuze tussen endodontische herbehandeling of extractie en vervanging van elementen met mislukte wortelkanaalbehandelingen is een onderwerp van intens debat. De ‘Dental Practicality Index (DPI) als een beslissingsinstrument voor de herbehandeling van wortelkanalen en het restaureren van endodontisch behandelde elementen kan hierbij ingezet worden.

Bewuste en onbewuste vooroordelen die onze besluitvorming in endodontologie en restauratieve tandheelkunde beïnvloeden

Voordat de keuze gemaakt wordt om een element endodontisch (her) te behandelen is, is het goed om te bepalen of het element nog goed restaureerbaar is.  Het blijkt dat bij deze besluitvorming verschillende factoren een rol spelen. Ook factoren waarvan de tandarts zich niet altijd bewust is. In een studie van Patel et al. (2018) kwam bijvoorbeeld naar voren dat huidskleur van de patiënt effect heeft op het behandeladvies van de tandarts: een endodontische behandeling werd vaker geadviseerd bij blanke personen (86,2%) in vergelijking met personen met een donkere huidskleur (60,71%).

De inzet van de CBCT bij de endodontische herbehandeling en chirurgische behandeling

De CBCT is voor meerdere tandheelkundige vraagstukken inzetbaar, bijvoorbeeld voor endodontische problematiek, externe en interne wortelresoprtie, gecalcificeerde kanalen en moeilijk verklaarbare radiolucenties. De stralingsblootstelling van CBCT die voor endodontische doeleinden gebruikt wordt (Small FOV Cone Beam CT) is 1% (13-44 uSv) van de jaarlijkse toegestane achtergrondstraling.

Richtlijnen gebruik CBCT bij endodontische problematiek

Voor de inzetbaarheid van de CBCT bij endodontische problematiek zijn richtlijnen ontwikkeld door de American Association of Endodontists en de European Society of Endodontology. Indicaties voor het maken van een CBCT zijn:

  • Contrasterende klinische symptomen
  • Vermoeden op een extra kanaal of complexe morfologie
  • Gecalcificeerde kanalen
  • Verticale wortelfracturen
  • Evaluatie bij niet helende apicale laesie
  • Chirurgische planning herbehandeling
  • Plaatsen van een implantaat
  • Dentaal trauma

Beperkingen CBCT

De CBCT heeft ook beperkingen:

  • De kleinste voxel-grootte van een CBCT-scan is 80 micron. Kanalen smaller dan een 8 vijl (80 micron diameter) zullen niet zichtbaar zijn op de scan.
  • Er kan scattering optreden van de guttapercha stift.
  • Een fractuur vaak niet goed zichtbaar zijn op de CBCT. De fractuur is echter wel goed op te sporen aan de hand van de radiolucentie, die wel goed zichtbaar is op de CBCT.

CBCT versus tandfilm

Op een CBCT zal sneller een radiolucentie gedetecteerd worden dan op een gewone tandfilm. Uit de resultaten van Al-Nuaimi et al. (2017) werd bijvoorbeeld geconcludeerd dat endodontisch (her)behandelde molaren twee tot drie keer vaker als ‘niet-geslaagd’ worden beoordeeld op een CBCT in vergelijking met een tandfilm. Wanneer gebitselementen worden beoordeeld aan de hand van een CBCT dan verschilt het slagingspercentage van een primaire endodontische behandeling (84.7%) niet significant met die van endodontische herbehandeling (77.9%). De kans op het slagen van een endodontische (her)behandeling, beoordeeld d.m.v. een CBCT, is in frontelementen het grootst (95%), gevolgd door premolaren (90%). De kans op slagen is bij molaren beduidend lager (75%). Dus wanneer de CBCT wordt gebruikt voor de beoordeling van het slagen van de behandeling dan is de behandeluitkomst voor molaren significant lager in vergelijking met die van frontelementen en premolaren (Al-Nuaimi et al. 2017). Uit een andere CBCT-studie is gebleken dat de curvatuur van de radices het behandelresultaat beïnvloedt: elementen met radices met een curvatuur van ≥20 graden hebben een significant lagere kans van slagen in vergelijking met elementen waarbij de curvatuur van de radices <20 graden is. Daarnaast is ook de lengte van de kanaalvulling van belang: elementen waarbij de kanalen tot meer dan 2mm van de apex waren gevuld hadden minder kans van slagen dan kanalen die adequaat waren gevuld.

Wat is het effect van een gebrek aan coronale tandstructuur op de overleving van het endodontische herbehandelde gebitselementen?

Uit een andere studie van Al-Nuaimi et al. (2017) kwam naar voren dat elementen met minder dan 30% resterend coronaal tandweefsel een drie keer grotere kans hebben om geëxtraheerd te worden.

Dental Pratically Index (DPI)

Aan de hand van de DPI kan de restaureerbaarheid van het gebitselement bepaald worden (Dawood et al. 2017, zie afbeelding).

Dental Praticality Index (DPI)

Klik hier voor een vergrote versie van de bovenstaande PDF

Kort samengevat komt het er op neer dat wanneer er genoeg tandstructuur is en de endodontische behandeling niet te lastig was, er een hoge kans van slagen is. De kans van falen bij een DPI van 3 of hoger is 23,3%.

Take home message

De volgende factoren bepalen of een afgebroken element goed gerestaureerd kan worden:

  1. Parodontale gezondheid
  2. Algehele mondgezondheid
  3. Algemene gezondheid patiënt
  4. Moeilijkheidsgraad van de endodontische behandeling

De endodontische herbehandeling van gebitselementen met een evidente hoeveelheid tandstructuur en geen andere parodontale, restauratieve of medische problemen hebben een gunstige behandeluitkomst en overleving.

Prof. dr. Francesco Mannocci is gespecialiseerd in de endodontie en restauratieve tandheelkunde. Hij studeerde af als arts in 1986 en als tandarts in 1989 in Pisa (Italië). Hij promoveerde aan King’s College (Londen, Engeland) in 2001. Na 18 jaar een eigen praktijk in Pisa te hebben gevoerd werd hij in 2004 docent endodontologie aan King’s College, in 2008 hoofd van de afdeling endodontologie en in 2011 werd hij benoemd tot hoogleraar in de endodontologie. Hij is auteur van meer dan 120 artikelen in peer reviewed tijdschriften en is redacteur van The International Endodontic Journal. Mannocci voert tevens een eigen endodontische praktijk in Londen.

 

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Prof. dr. Francesco Mannocci tijdens het congres De endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Mondholte als mogelijke virale transmissieroute voor COVID-19?

De uitbraak van het ernstige acute respiratoire syndroom coronavirus 2 (SARS-CoV-2) begon slechts een half jaar geleden en groeide snel en veroorzaakte verschillende doden en morbiditeiten. Het mechanisme achter de overdracht van het virus is nog steeds niet helemaal duidelijk, ondanks een groot aantal nieuwe specifieke manuscripten die dagelijks worden gepubliceerd.

Dit artikel belicht de mondholte als een mogelijke virale transmissieroute naar het lichaam via de Angiotensin-converterende enzym 2-receptor. Het geeft ook richtlijnen voor routinematige beschermende maatregelen in de tandartspraktijk tijdens het verlenen van mondzorg.

Infectiemechanismen van COVID-19 en preventierichtlijnen mondzorg

Gezondheidswerkers, en in het bijzonder tandartsen en hun medewerk(st)ers worden het meest blootgesteld aan besmetting. Dit vooral door de gegenereerde aerosols bij het uitoefenen van hun beroep. Het was daarom nodig nieuwe  persoonlijke bescherm protocollen uit te werken. De belangrijkst besmettingsweg gaat via mond en longen.
Dit artikel vat de gekende infectiemechanismen van SARS-CoV-2, tot nu toe gekend in de literatuur samen. Het stelt ook preventierichtlijnen voor die op bewijs gestaafd zijn, voornamelijk toegepast op de tandzorg.

Resultaten

De orale caviteit wordt beschouwd als de gastheer site voor zowel infectie als transmissie van het SARS-CoV-2 virus. Dit gebeurt door contact, droplets, aerosols of speeksel. Onderzoek heeft aangetoond dat 5 weken na een negatieve  SARS-CoV-2 test, er nog virusresten in de patiënt zijn faeces kunnen gevonden worden. Dit maakt het dus mogelijk dat er besmetting mogelijk is bij negatief geteste personen tot 5 weken na de uitslag. Dit verplicht ons in de tandartspraktijk de nodige aangepaste preventiemaatregelen te treffen.

Het tot nu gekende infectiemechanisme wordt in dit artikel uitvoerig beschreven. Een slechte parodontale toestand bevordert het risico op virusinfectie. Voornamelijk door het contact van speeksel met pocketbloeding. Er wordt uitgebreid uitgelegd hoe er preventief gewerkt moet worden in de tandartspraktijk. Aangepaste persoonlijke beschermkledij is vereist evenals een efficiënt triage systeem.

Resultaten van deze manier van werken worden hier voorgelegd. Gebruik makende van al de preventieve maatregelen werd er geen overdracht van het  SARS-CoV-2 virus vastgesteld.

Discussie

In het begin van de pandemie werden de meeste tandartspraktijken gesloten . Dit leidde tot een overbelasting van de tandartspraktijken na het opheffen van deze maatregel. De resultaten van dit artikel bewijzen dat er met de nodige preventieve beschermmaatregelen op een veilige manier kan verder gewerkt worden.

Conclusie

Ongetwijfeld zullen de voorzorgsmaatregelen in de tandartspraktijken in de toekomst aangepast moeten worden. Het in dit artikel voorgesteld triage en test model heeft wel bewezen dat er op een manier verder gewerkt kan worden waarbij er geen virusoverdracht meer is vastgesteld tussen patiënten en mondzorgmedewerkers. Het is wel belangrijk multicenter onderzoek uit te voeren om mogelijke overdracht van het  SARS-CoV-2 virus tussen mondzorgmedewerkers en patiënten op te volgen.

Lees het hele artikel: A Call for Action to Safely Deliver Oral Health Care during and Post COVID-19 Pandemic, gepubliceerd in the International Journal of Environmental Research and Public Health

Door: Dirk Neefs, MSD | tandarts, Vrije Universiteit Brussels, 1987 | mede-auteur van bovenstaand artikel | D.E.S. oral rehabilitation using dental implants, Luik, 1995 | TEDx speaker | praktijk in Antwerpen, Belgium. Contact email: info@dirkneefs.com

 

 

Lees meer over: Corona, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Identificatie van medische gecompromitteerde patiënten

Identificatie van medische gecompromitteerde patiënten

Welke medische tandheelkundige interacties zijn er en welke factoren spelen hier mee? Lees meer over de mogelijkheden om erachter te komen of de medische gezondheid van uw patiënt invloed heeft op de tandheelkundige behandeling.

Verslag van de lezing van Henk Brand, Medisch bioloog, tijdens het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland.

Wat houdt een medische tandheelkundige interactie (MTI) in?

Er bestaan verschillende definities van de term medisch tandheelkundige interactie (MTI).

De Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie (VMTI) hanteert de volgende definitie: MTI is interactie tussen mondgezondheid en algemene gezondheid. Voorbeelden zijn de relatie tussen parodontitis en diabetes en de relatie tussen tandheelkundige materialen en allergieën.

Fred Rozema, bijzonder hoogleraar MTI bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), noemde bij zijn benoeming vijf gebieden waarop medisch tandheelkundige interactiesplaatsvinden:

  1. Ziekten kunnen tot uiting komen in de mond.
  2. Een ongezonde mond kan consequenties hebben voor de algemene gezondheid.
  3. Medicatie-gebruik kan zichtbaar zijn in de mond.
  4. Een acute medische situaties kan zich voordoen in de tandheelkundige praktijk.
  5. Ziekten en aandoeningen kunnen invloed hebben op de tandheelkundige behandeling.

MTI wordt dus in verband gebracht met de tandheelkundige behandeling in de dagelijkse praktijk,. Soms wordt er gedacht dat MTI hetzelfde is als Oral Medicine. Internationaal gezien staat het begrip Oral Medicine voor een gespecialiseerde vervolgopleiding na de studie Tandheelkunde. Oral Medicine gaat dieper in op de medische aspecten en is niet hetzelfde als MTI.

Samenvattend kan gesteld worden dat de medisch tandheelkundige interacties een groot en vaag begrensd terrein is. Misschien moet MTI meer gezien worden als een filosofie of visie op patiënt behandeling.

Welke interacties bestaan er?

Er bestaan vier factoren die allemaal interactie met elkaar kunnen hebben. Dit zijn:

  1. Algemene gezondheid
  2. Mondgezondheid
  3. Medicatie/ geneeskundige behandeling
  4. Tandheelkundige behandeling

Deze vier factoren kunnen in verschillende situaties elkaar op verschillende wijze beïnvloeden. De algemene gezondheid kan bijvoorbeeld effect hebben op de mondgezondheid. Monddroogte ten gevolge van radiotherapie of xerogene medicatie is hier een voorbeeld van. Deze monddroogte heeft weer consequenties voor de tandheelkundige behandeling. Immers, de patiënt moet vaker gezien worden omdat hij/zijn een hoger risico loopt op het ontstaan van cariëslaesies.

Het is dus belangrijk dat een tandarts zich bewust is van de algemene gezondheid en/of medicatie-gebruik van de patiënt. Op deze manier kan er op de juiste manier ingespeeld worden op de situatie van het individu.

Hoe komt een tandarts aan medische informatie van een patiënt?

Er zijn verschillende mogelijkheden om de medische gezondheid van de patiënt te bepalen en de mogelijke invloed daarvan op de tandheelkundige behandeling of andersom. Dit zijn:

  • Lichamelijk onderzoek

    Dit blijft in de tandheelkundige praktijk vaak beperkt tot het beoordelen van de algemene indruk die een patiënt geeft. Het kan een tandarts bijvoorbeeld opvallen dat een patiënt kortademig is.

  • Laboratorium onderzoek

    Dit soort onderzoek wordt vrijwel nooit door de tandarts uitgevoerd.

  • Medische schriftelijke anamnese of mondelinge anamnese

    Een tandarts is veelal afhankelijk van de anamnese wat betreft het verschaffen van medische informatie over de patiënt. Uit onderzoek blijkt dat 43% van de Nederlandse tandartsen hiervan gebruik maakt. Bij Europese tandheelkundeopleidingen ligt dit veel hoger, namelijk 94%.
    Er bestaan verschillende medische vragenlijsten. Uit onderzoek blijkt dat de meest voorkomende ziekten op dergelijke vragenlijsten hypertensie, epilepsie, allergieën en diabetes zijn. Geconcludeerd kan worden dat er binnen Europa onder tandheelkunde opleidingen geen consensus bestaat over welke ziektebeelden wel of niet gevraagd moet worden. Daarnaast zijn er ook nog beperkingen van een schriftelijke medische anamnese. Er kan sprake zijn van onderrapportage, patiënten kunnen vragen niet begrijpen en vaak wordt een dergelijke vragenlijst maar een keer afgenomen en is deze dus na verloop van tijd niet up-to-date.

Hoe kan de ernst van de medische situatie van een patiënt worden ingeschat?

De ASA-score geeft de medische conditie van een patiënt weer. De score loopt van 1 tot en met 5. Hieronder staan de betekenissen per score vermeld.

  • ASA 1: Gezonde patiënt.
  • ASA 2: Patiënt met een lichte systemische afwijking zonder beperking van dagelijkse activiteiten.
  • ASA 3: Patiënt met een ernstige systemische afwijking met beperking van dagelijkse activiteiten.
  • ASA 4: Patiënt met ernstige en levensbedreigende aandoening.
  • ASA 5: Patiënt gaat dood indien niet binnen 24 uur door een chirurg behandeld wordt.

Beperkingen van de ASA-score zijn dat er geen rekening wordt gehouden met de leeftijd en met eventuele angst voor tandheelkundige behandelingen. Deze factoren zijn echter wel belangrijk voor een tandheelkundige behandeling. Ook kunnen sommige medische aspecten een overdreven hoge score geven. Een allergie zoals hooikoorts geeft een ASA-score 3 terwijl dit de tandheelkundige behandeling vaak niet beïnvloedt.

Overleg met collega’s

Op een Amerikaanse tandheelkunde faculteit werd bij 32% van medisch gecompromitteerde patiënten het tandheelkundig behandelplan aangepast nadat een arts was geraadpleegd. Bovendien bleek na het overleg de arts bij 8% van de patiënten de medische behandeling te hebben aangepast. Overleg tussen tussen tandartsen en artsen is dus zinvol als rekening gehouden moet worden met interacties tussen medische aandoeningen en/of medicijnen met (andere) medicijnen. Een voorbeeld is porfyrie, deze aandoening geeft problemen met bepaalde medicatie zoals lidocaïne en diclofenac.
Intercollegiaal overleg is dus heel belangrijk. Helaas weten de meeste artsen weinig over tandheelkunde.

dr. Henk Brand is als universitair docent verbonden aan de afdelingen Orale Biochemie en Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie aan het Academisch Centrum Tandheelkunde te Amsterdam.

Verslag door Marieke Filius, onderzoeker bij de afdeling MKA-chirurgie, UMCG, voor dental INFO van het congres Medische aspecten in de Tandheelkunde van de Stichting PAOT-Noord Nederland

Dit verslag is voor het eerst in oktober 2015 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in november 2020 opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Onderzoek, Thema A-Z

Vitamine D-tekort mogelijk risicofactor voor COVID-19

Een tekort aan vitamine D leidt mogelijk tot een hoger risico op COVID-19-infectie, aldus twee recente onderzoeken. Ook lijken meer patiënten met ernstige symptomen een vitamine D-tekort te hebben dan degenen met een mildere ziekte. Het innemen van supplementen kan daarom de impact van het virus mogelijk verlichten.

Belangrijke vitamine

Vitamine D wordt in het lichaam aangemaakt onder invloed van zonlicht en heeft verschillende functies die onder andere de mondgezondheid beïnvloeden. Er is bijvoorbeeld bewijs dat Vitamine D mogelijk erg belangrijk is om cariës en vroegtijdig implantaatverlies te voorkomen. Ondanks dat een goed vitamine D-gehalte dus belangrijk is hebben veel mensen te weinig vitamine D in hun bloed. Dit lijkt nu ook een rol te spelen in de huidige coronacrisis volgens twee studies in medRxiv en JAMA Network Open.

Onderzoek bij NHS-medewerkers

De eerste studie betreft een onderzoek van University Hospitals Birmingham NHS Foundation Trust in het Verenigd Koninkrijk. Hier werd gekeken naar de prevalentie van vitamine D-tekort bij National Health Service-medewerkers met symptomen die wijzen op COVID-19 en de relatie tussen beide. In totaal werden bij 392 mensen coronatests afgenomen en vitamine D-concentraties gemeten.

Vaker tekort bij verschillende groepen

Uit de resultaten bleek dat 15.6% van de deelnemers een te lage concentratie vitamine D (<30nmol/l) hadden. Dit kwam significant vaker voor bij niet-witte personeelsleden en junior-artsen Verder hadden jongere medewerkers, degenen met een hoger BMI en mannen lagere vitamine D-niveaus.

Vitamine D risicofactor voor COVID-19-infectie

Deelnemers met een tekort aan vitamine D rapporteerden vaker pijn in het lichaam en koorts, maar niet de typische ademhalingssymptomen als hoesten en kortademigheid. Ook testte deze groep vaker positief, 72% vergeleken met 51% bij mensen zonder deficiëntie. De onderzoekers constateerden met behulp van multivariate analyse dat vitamine D-tekort een risicofactor is voor COVID-19-infectie.

Vergelijkbare resultaten bij onderzoek in de VS

Een dergelijk onderzoek vond ook plaats in de Verenigde Staten waar wetenschappers van de University of Chicago een retrospectieve cohortstudie uitvoerden. De deelnemers waren 489 patiënten bij wie het afgelopen jaar het vitamine D-gehalte in het bloed was gemeten, voor ze werden getest op SARS-CoV-2. Het relatieve risico op een positieve test bleek 1.77 keer groter te zijn bij patiënten met minder dan 20 ng/ml vitamine D in hun bloed hadden vergeleken met personen zonder vitamine D-tekort.

Onderzoek nodig voor invoeren suppletiebeleid

Aangezien vitamine D niet duur en in het algemeen veilig is, lijkt het aantrekkelijk om op populatieniveau het innemen van supplementen te stimuleren. De auteurs voegen wel toe dat er eerst onderzoek moet worden gedaan om te bepalen of die interventies de incidentie van COVID-19 kunnen verminderen.

Bron:
medRxiv
JAMA Network Open 

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z

Jenay de Clercq wint NVvK- Elmex scriptieprijs 2020

Jenay de Clercq ontving onlangs de NVvK-Elmex prijs voor haar scriptie “De kennis, taakverantwoordelijkheid, bekwaamheid, behoefte en haalbaarheid van jeugdartsen en -verpleegkundigen betreffende de mondgezondheid bij kinderen van 0 tot 4 jaar“.

De scriptie richtte zich op bij jeugdartsen en -verpleegkundigen in kaart brengen van de effectiviteit en wens van bijscholing en of er een verschil is in meningen omtrent taakverantwoordelijkheid, zelf ingeschatte kennis en bekwaamheid betreffende de mondgezondheid bij kinderen van nul tot vier jaar.

Een belangrijke conclusie is dat de participanten na het volgen van bijscholing een statistisch significant hogere totaalscore in kennis hebben behaald ten opzichte van de participanten die geen bijscholing hebben gevolgd. Na het volgen van bijscholing voelen de participanten zich meer bekwaam en zijn zij van mening dat zij meer kennis hebben.

Jenay ontving de prijs tijdens het webinar van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde (NVvK) op 30 oktober. Door de coronamaatregelen vond het NVvK najaarscongres dit keer in de vorm van een webinar plaats.

Scriptieprijs

Tijdens dit webinar is een filmpje van de prijsuitreiking getoond. Het was alweer de zesde keer dat de scriptieprijs voor de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde is uitgereikt. Deze prijs wordt jaarlijks alternerend uitgereikt aan de beste Masterscriptie van de opleidingen tandheelkunde en de beste Bachelorscriptie van de opleidingen mondzorgkunde. Dit jaar was mondzorgkunde weer aan de beurt.

De prijs bestaat uit een bedrag van 1000 euro en een jaar gratis lidmaatschap van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde. Er waren inzendingen van alle opleidingen, volgens de jury allen van hoge kwaliteit. Jenay de Clercq (InHolland, Amsterdam) heeft de eerste prijs gewonnen, de tweede prijs ging naar Pien Landkroon en Rosa Kok (gezamenlijke scriptie, Hogeschool Utrecht) en er was een gedeelde derde prijs voor Mireille Bakker (InHolland, Amsterdam) en Liz Boeters (InHolland Amsterdam).

In 2021 meedingen naar de scriptieprijs?

De NVvK-Elmex  scriptie prijs wordt jaarlijks alternerend uitgereikt aan de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde voor de opleiding tandheelkunde (Masterscriptie) en de beste scriptie op het gebied van de kindertandheelkunde voor de opleiding mondzorgkunde (Bachelorscriptie). Dit studiejaar (2020/2021) kunnen scripties van studenten tandheelkunde (afgerond na 9 juli 2019 en voor 10 juli 2021) meedingen naar de prijs. Meedoen? Stuur je scriptie naar secretariaat@nvvk.org.

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z

Droge mond, geur- en/of smaakverlies mogelijk eerste of enige symptomen COVID-19

Het hebben van een droge mond, geurverlies en/of reukverlies kunnen de enige of eerste symptomen van COVID-19 zijn. Om de verspreiding van de ziekte zoveel mogelijk te beperken kunnen tandheelkundige teams overwegen om patiënten op deze symptomen te screenen.

Nog steeds veel niet bekend

Hoewel het coronavirus al maanden huishoudt zijn wetenschappers nog bezig met uitzoeken waarom sommige mensen asymptomatisch zijn, of andere aandoeningen de eerste tekenen van infectie zijn en waarom sommige patiënten langdurig in het ziekenhuis moeten worden opgenomen.

Slecht beschreven orale infecties

Relatief veel patiënten hebben last van smaak- en geurverlies. Orale infecties die secundair zijn aan de infectie zijn slecht beschreven. Dit heeft gaten achtergelaten in de herkenning van het begin en de karakterisering van symptomen als een droge mond en smaakproblemen, net als hun associaties met de ernst van de COVID-19-gevolgen.

Studie naar coronapatiënten in Italië

Door middel van een retrospectieve studie hebben wetenschappers van de afdeling orale en maxillofaciale wetenschappen aan de Sapienze Universiteit van Rome onderzoek gedaan naar de prevalentie en karakteristieken van xerostomie en smaak- en olfactorische disfuncties bij COVID-19-patiënten. Tussen 4 juni en 12 juni werd bij 111 patiënten in Italië een aangepast, telefonisch onderzoek gehouden van de National Health and Nutrition Examination Survey 2013-2014 voor smaak- en reukstoornissen. De Fox Questionnaire werd gebruikt om informatie te verzamelen over droge mond bij coronapatiënten. De deelnemers werden tussen 6 maart en 20 april 2020 beoordeeld op de spoedeisende hulp en testten positief op SARS-CoV-2.

Meestal smaak-, geurverlies of droge mond voor diagnose

Bijna de helft patiënten had last van xerostomie, anosmie óf dysgeusie, een derde zei last te hebben gehad van twee dergelijke symptomen. Smaakverlies werd het meeste (59.5 %) gemeld, gevolgd door xerostomie (45.9 %) en tenslotte geurverlies (41.4 %). Dit laatste symptoom werd met een score van 8.5 wel als ergste ervaren. Voor elke stoornisgroep traden bij ruim 70 % van de patiënten alle symptomen op vóór de diagnose van COVID-19.

Direct verband droge mond en infectie

Hoewel sommige onderzoeken tongzweren, monduitslag en verlies van smaak en geur in verband hebben gebracht met het coronavirus, lijkt dit de eerste keer dat er een duidelijk verband is gevonden tussen alleen een droge mond en de infectie. Door het kleine aantal deelnemers kunnen de resultaten echter mogelijk niet worden gegeneraliseerd tot alle COVID-19-patiënten.

Bewustwording is essentieel

De resultaten bevestigen wel het idee dat xerostomie en olfactorische en smaakstoornissen veelvoorkomende symptomen zijn waarvan wordt gemeld dat ze van nature bij COVID-19 horen, soms zelfs als enige symptoom. De auteurs van het artikel in het American Journal of Otolaryngology zeggen dat bewustwording fundamenteel is om de ziekte vroeg de identificeren en de virusverspreiding te beperken. Clinici zouden deze symptomen daarom met de patiënten moeten bespreken.

Tandartsen kunnen helpen bij identificeren COVID-19

“Zorgverleners op het gebied van mondgezondheid en medische zorg moeten de beoordeling van dergelijke symptomen overwegen tijdens de eerste screening, wat kan helpen bij het identificeren van COVID-19-patiënten in een vroeg stadium,” schrijven de auteurs.

Bron:
American Journal of Otolaryngology

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Vrije-artsenkeuze-voorlopig-geschapt

Kabinet schrapt voorlopig inperking vrije artsenkeuze

Het kabinet schrapt voorlopig het wetsvoorstel voor inperking van de vrije artsenkeuze. Dit voorstel – Wijziging van de Zorgverzekeringswet in verband met het bevorderen van zorgcontractering – zou zorgverzekeraars de mogelijkheid geven om een lager percentage van de rekening te vergoeden bij niet-gecontracteerde zorgverleners. Dit zou een keuzebeperking opleveren voor patiënten en zorgaanbieders treffen in hun zekerheden bij praktijkvoering.

Aanleiding

De aanleiding voor dit wetsvoorstel zijn de ontwikkelingen in de wijkverpleging en de GGZ. Onderzoek van VEKTIS laat zien dat het aandeel van niet-gecontracteerde wijkverpleging in 2019 met 5,7% afname vergeleken met 2018 (9,0%) en 2017 (7,2%). Nu de cijfers over de ontwikkelingen van de GGZ over 2019 nog niet bekend zijn, is het wetsvoorstel volgens minister De Jonge momenteel minder noodzakelijk.

Nog geen afstel

Als straks uit deze cijfers blijkt dat het percentage van niet-gecontracteerde zorg te weinig daalt, dan kan het wetsvoorstel opnieuw ingediend worden. Er is dan een kans dat het voorstel niet alleen over de GGZ en wijkverpleging gaat, maar ook over de mondzorg. De Mondzorgalliantie van KNMT, ANT, NVM-Mondhygiënisten en ONT-Tandprothetici blijft daarom alert op de ontwikkelingen.

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen