tandenborstel - tandpasta

Uitzending Kassa BNNVARA over risico’s poetsen met tandpasta zonder fluoride

In het tandpastawinkelschap is de keuze enorm. Eén van de opties is tandpasta zónder fluoride.  Maar liefst 1 op de 10 mensen poetst zonder fluoride, blijkt uit onderzoek van het programma Kassa van BNNVARA. Zij maakten een uitzending over de risico’s van poetsen zonder fluoride.

In de uitzending is onder andere Dagmar Else Slot, hoogleraar Preventie bij ACTA, aan het woord: “Juist de toevoeging fluoride is heel belangrijk”

Bekijk de uitzending hieronder.

1 op 10 mensen poetst zonder fluoride

Uit een enquête van Kassa onder ruim 2.000 mensen blijkt dat ruim 1 op de 5 mensen niet weet dat fluoride tanden, kiezen en botten versterkt.
Ook bleek dat ruim 1 op de 10 mensen (11,6%) zonder fluoride poetst. Als beweegredenen werden gegeven: zorgen over het effect van fluoride en ecologische overwegingen.

“Zo gaan er op internet allerlei horrorverhalen in de rondte, waarin wordt beweerd dat fluoride schadelijk is voor je gezondheid. Fluoride zou giftig zijn en zelfs kankerverwekkend. Daarnaast denken een hoop mensen dat toegevoegde stoffen in cosmetische producten vaak overbodig zijn en dus ook weggelaten kunnen worden. Deze mensen kiezen daarom voor natuurlijke, ecologische producten zonder fluoride als alternatief”, zegt Kassa.

De verhalen over schadelijkheid ontstaan doordat mensen lezen dat fluoride afkomstig is uit fluor. Dit laatste is in een pure vorm een giftig gas, maar fluor wordt niet in pure vorm toegevoegd aan tandpasta, maar als atoom verbonden aan de stof natrium. Zo is het niet meer giftig en verandert ook de naam in fluoride.

Bron:
Kassa BNNVARA

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis

Persoonlijkheidsgebonden problemen bij patiënten

Welke typen Persoonlijkheidsgebonden problemen zijn er en hoe ga je hiermee om? Wat betekenen ze voor onze attitude? Wat gebeurt er met mensen met een persoonlijkheidsgebonden probleem als ze ouder worden? Worden ze daadwerkelijk milder? Of wordt het alleen maar erger?

Verslag van de lezing van dr. Martin Kat, Ouderenpsychiater en psychotherapeut.

Je kent ze vast: die mensen die lastig kunnen zijn in de omgang, die bijvoorbeeld ‘ja’ zeggen en ‘nee’ doen of die je steeds maar onder druk zetten of je continu het gevoel geven dat je het niet goed doet! Ze doen dat doorgaans niet voor de lol en raken niet zelden in de problemen in hun dagelijkse contacten. En eenzaamheid ligt op de loer, mensen vinden ze niet meer leuk om mee om te gaan. Als personen dit gedrag dag in dag uit en jaren achtereen hebben, bij ‘gebrek aan beter’, en als het leidt tot problemen in het sociaal en psychisch functioneren, spreken we van een persoonlijkheidsstoornis. De kenmerken die hierbij horen zijn dan:

  1. Het duurzaam (al vanaf de adolescentie mogelijk) aanwezige gedragspatroon tijdens de contacten met anderen;
  2. Het rigide karakter van de uitingen, het zo vastzitten in die patronen;
  3. De geringe veranderbaarheid ervan;
  4. Het leidt tot dysfunctioneren.

Er werd tijdens de presentatie een stelling gedropt om even over na te denken: Een paranoïde patiënt krijgt het moeilijk als hij ouder wordt.

Waar moet je deze persoonlijkheidsproblematiek nu van onderscheiden bij ouderen?

De kenmerken die horen bij persoonlijkheidsstoornissen kunnen we ook aantreffen bij ouderen die bijvoorbeeld lijden aan al heel vroege stadia van dementieziekten. Maar je vindt ze ook bij ouderen met depressies of angststoornissen. Het grote verschil is alleen dat deze niet ‘duurzaam’ en ‘rigide’ aanwezig waren in de voorgeschiedenis van de betreffende oudere. Het is dus zaak om dat goed te onderscheiden van elkaar, juist omdat het zo’n verschil uitmaakt voor onze houding, begeleiding en behandeling. Zo kan een dementiepatiënt al vroeg sexueel ontremd en erotiserend gedrag gaan vertonen tijdens de dementieziekte terwijl hij in de voorgeschiedenis helemaal niet bekend was hiermee. Of kan een depressieve patiënt heel onmogelijk worden, erg prikkelbaar en zelfs agressief, terwijl de man in wezen altijd een innemend en prettig type was in de contacten met anderen.

Kat noemt een voorbeeld uit zijn praktijk. Zo was er een oudere vrouw in een flat en ze verleidde de mannen op haar galerij omdat ze ooit seksueel misbruikt is. Zij werd steeds structuurlozer omdat mensen steeds langer thuis moeten blijven wonen en zo werd het op een geven moment echt een groot probleem. Mevrouw lokte namelijk mannen naar binnen totdat er eentje ernstig crimineel bleek te zijn. Dit soort problemen zie je dus steeds meer doordat mensen langer thuis blijven wonen. Je komt tegenwoordig pas in het verpleeghuis als je op korte termijn komt te overlijden.

Coping

Hoe eerder de diagnose dementie wordt gesteld, hoe beter. Vroegdiagnostiek is dus heel belangrijk. Daarom komt Kat bij de mensen thuis, want voordat iemand naar de huisarts gaat ben je feitelijk te laat. Hij komt soms een grote puinhoop tegen en mensen die de hele dag op de bank zitten en anderen hun drank laten halen.

Naar mate we ouder worden blijkt coping heel belangrijk. Dit betekent de mate waarin je je adaptief kunt opstellen, de mate waarin je jezelf kunt handhaven, om kunt gaan met je eigen kwetsbaarheden. Ieder kent zijn eigen copingstijl. Zo hebben we de actieve aanpakkers, de palliatieve copingstijl, de vermijderstijl, de sociale steunzoeker, enzovoorts. Thuis op de bank gaan zitten is dus een passieve copingstijl waarbij men van de regen in de drup raakt. Een copingstijl is een deel van onze persoonlijkheid.

Hoe komen we aan onze persoonlijkheid?

Ieder wordt geboren met een eigen temperament, een soort biologische make-up. Er zijn bovendien een aantal, wat wel genoemd wordt, cognitieve stijlen die bijdragen tot de ontwikkeling van de persoonlijkheid. Zo leert het ene kind zich in situaties te handhaven d.m.v. het kijken hoe andere kinderen te werk gaan (de kat-uit-de-boom-kijkers). Andere kinderen gaan directer te werk en leren door direct op hun doel af te gaan en regelmatig ‘hun hoofd te stoten’, hun situatie op deze wijze te ‘masteren’.

Dan zijn er natuurlijk ook altijd omgevingsfactoren (en mogelijk ook erfelijke) die een rol kunnen spelen bij de ‘rijping’ van de persoonlijkheid. Je zult maar van nature een actief, ondernemend en temperamentvol kind zijn in een omgeving waarin dit systematisch niet gewaardeerd wordt of zelfs afgekeurd.

Cognitieve stijlen

Binnen een persoonlijkheid zijn er verschillende cognitieve stijlen, zoals zelf de controle hebben, de detaillisten (helemaal alles uitzoeken), de synthetici / globalisten (behoefte aan overzicht, willen enkel globale uitleg). In de psychiatrie zie je mensen hierin doorschieten. Zij verzanden bijvoorbeeld in detail, worden control-freaks en dwangmatig. Schema’s kunnen dan rust geven. Bij mensen die juist over regels vallen is de-escalatie van belang als er een conflict dreigt. Veel mensen die doorschieten hebben baat bij ordenen er structuur aanbrengen.

Voorheen noemden we dit een persoonlijkheidsstoornis en dit is een complexe psychische stoornis. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis hebben problemen in contacten met anderen. We denken dat dit te maken heeft met de eigen persoonlijkheidsontwikkeling. Er wordt ook wel gesproken dat er sprake is van een arrest in de ‘rijping’ (identiteitsuitbouw, zelfsturing, het kunnen aangaan van intimiteit etc.) van de persoonlijkheid.

Dit leidt tot ernstig persoonlijk lijden en heeft negatieve gevolgen voor werk, intieme relaties en andere sociale contacten. Deze problemen ontstaan vaak al in de adolescentie en zijn vaak van relatief lange duur.

Ouderen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen soms pas laat in beeld komen bij hulpverleners. Meestal betreft het hier de mildere vormen. Zij hebben mogelijk jarenlang ‘gecompenseerd’ geleefd en waren verzekerd van partners die het gedrag op de koop toenamen of zich geroepen voelden als maar te zorgen voor zo’n oudere. Als de relatief sterke van de twee dan wegvalt (overlijden, dementie ontwikkelen) komt de problematiek als het ware ‘bovendrijven’.

Om vast te stellen of er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis is diagnostische onderzoek hiernaar nodig door een ervaren clinicus die met ouderen werkt, eventueel aangevuld met persoonlijkheidsonderzoek middels testen. Voorts dient deze clinicus goed bekend te zijn met de (differentiaal-diagnostische) andere opties die bij ouderen aanwezig kunnen zijn zoals boven besproken. De DSM 5 is geen diagnostisch systeem, het classificeert of rubriceert slechts diagnosen, die tevoren zijn vastgesteld.

Stress

Maar wanneer is het nou echt een persoonlijkheidsstoornis, een karakterneurose? Dit is goed te zien in stress situaties. Mensen met een persoonlijkheidsstoornis die in een stressvolle situatie worden gebracht gaan dan decompenseren, je ziet ze eenzijdiger worden. Dan zie je de borderline pas goed bovendrijven. Bijvoorbeeld als de partner wegvalt bij het ‘ANWB-stel’. Terwijl ze eerst 50 jaar in volkomen rust leefden en er niks aan de hand leek, komen de ‘spatjes’ van de weduwe of weduwnaar naar boven na het overlijden van de partner.

Normaal patroon ouder worden

Een normaal patroon bij het ouder worden is dat men wat introverter wordt, minder actief en minder initiatief neemt. Maar het is wel oppassen geblazen want voor je het weet doe je helemaal niks meer. Het kan als opluchting worden ervaren om het even aan een ander te kunnen overlaten. Ouderen worden minder impulsief wat ze beter te hanteerbaar kan maken. Vaak zijn ouderen wat meer op hun hoede zijn. Ze zijn bijvoorbeeld bang een been te breken. Zij controleren voor het slapen gaan nog even de deur uit veiligheidsoverwegingen. Dit is allemaal gezond gedrag, daar is niks mis mee.

Er werden persoonlijkheidskenmerken van 100-jarigen onderzocht. Zij waren vaak enigszins dominant en optimistisch. Zij weten mensen voor zich op sympathieke wijze te winnen en hiermee houden ze een netwerk omhoog waarin ze de regie hebben. Dit is als het ware een overlevingsstijl. Op die manier kregen ze het dus waarschijnlijk voor elkaar om zo oud te worden. Dus een tikje dominant en optimistisch zijn is heel gezond.

Als er een stoornis is in de adaptieve vaardigheden in contacten met anderen dan gaat het chronisch mis. Als je dit wil checken, kijk dan naar de voorgeschiedenis. Is het een patroon? Bijvoorbeeld door aan kinderen te vragen; is hij altijd zo?

Drie clusters

Er worden drie clusters in persoonlijkheidsstoornissen onderscheiden:

Cluster A-persoonlijkheidsstoornissen

  • Paranoïde-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van wantrouwen en achterdocht waarbij de motieven van anderen als kwaadwillend worden geïnterpreteerd.
  • Schizoïde-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van afstandelijkheid in sociale relaties en een beperkt scala van emotionele uitingen.
  • Schizotypische-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van direct gevoeld ongemak in intieme relaties, met vervormingen in het denken en waarnemen, en met excentriek gedrag.

Cluster B-persoonlijkheidsstoornissen

  • Antisociale-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van gebrek aan respect voor de rechten van anderen en schending daarvan.
  • Borderline-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van instabiliteit in intermenselijke relaties, zelfbeeld en emoties, en duidelijke impulsiviteit.
  • Histrionische-persoonlijkheidsstoornis (voorheen: theatrale): een aanhoudend patroon van excessieve emotionaliteit en aandacht vragend gedrag.
  • Narcistische-persoonlijkheidsstoornis: een aanhoudend patroon van grandiositeit, behoefte aan bewondering en een gebrek aan empathie.

Cluster C-persoonlijkheidsstoornissen

  • Vermijdende-persoonlijkheidsstoornis (voorheen ontwijkende): een aanhoudend patroon van sociale geremdheid, gevoelens van tekortschieten en overgevoeligheid voor een mogelijk negatief oordeel.
  • Afhankelijke-persoonlijkheidsstoornis: een aanhouden patroon van onderdanig en aanklampend gedrag dat samenhangt met een overmatige behoefte om verzorgd te worden.
  • Dwangmatige-persoonlijkheidsstoornis (voorheen obsessieve-compulsieve): een aanhoudend patroon van gepreoccupeerd bezig zijn met ordelijkheid, perfectionisme en controle.

Omgang per cluster

Cluster A

Cluster A personen houden mensen/relaties graag op afstaand. Hier ‘dreigt’ de te grote intimiteit en dit wordt dus als extra angstig beleefd. Dat is voor een mondhygiënist of tandarts heel moeilijk, natuurlijk. Probeer zakelijk te zijn bij cluster A. Waak voor teveel emotionele prikkels. Je zal hier veel verwaarloosde gebitten bij zien.

Cluster B

Cluster B personen: hieronder vallen de antisociale, histrionisch, borderline en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Hier gaat het niet zozeer om de angst in de contacten zoals bij Cluster A. maar dreigt de verlating. Dit is altijd het thema bij hen. Je hebt de ander nodig om je eigen zelfgevoel op peil te houden of om onverzadigbare verlangens toch steeds weer in vervulling te willen zien gaan. En oh wee als de verlating daar is, dan volgt de woede, wraak etc. Deze groep doet over het algemeen een groot beroep op de hulpverlening.
Bij cluster B is het belangrijk dat je als mondzorgverlener een consistent beleid voert. Geef grenzen en geef daarbinnen keuzemogelijkheden. Pas op dat je je niet laat ophitsen tegen je collega. Want zij zullen je vertellen dat je collega helemaal niks of juist helemaal geweldig is.

Cluster C

Cluster C personen: hier staat ook angst centraal, maar niet die voor te veel intimiteit zoals bij cluster A (het opgaan in de ander en er niet meer zelf ‘zijn’) en niet de angst voor de verlating (cluster B.) maar eerder de angst voor ‘doe ik het wel goed allemaal’. We spreken wel van straf- of gewetensangst. Het gaat hier dus eerder om het liefdesverlies van de ander en niet zozeer om de ander die maar steeds dreigt met opstappen (in de beleving). Zo heeft elk Cluster z’n eigen (chronische) angstniveau als kernprobleem waarop de professionele hulpverlening dient aan te sluiten.
In dit cluster is het belangrijk om hen de controle te geven of althans het gevoel van controle.

Kat verwijst graag voor verdere verdieping naar zijn ondanks verschenen boek: ‘Ouderenpsychiatrie: de praktijk’.

Ouderenpsychiatrie-de-praktijk

Dr. Martin Kat is Ouderenpsychiater en psychotherapeut en is verbonden aan de afdeling Klinische Geriatrie van de Noordwest Ziekenhuisgroep.

 

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de lezing van dr. Martin Kat tijdens het NVGd-lustrumcongres.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

Neprecensie over negatieve ervaring bij de kaakchirurg wordt niet verwijderd door Google

Op 17 april 2019 werd er een negatieve recensie geplaatst door een anonieme patiënt op de website van zorgkaart Nederland over zijn negatieve ervaring bij de kaakchirurg, oordeelde de rechtbank in Den Haag.

Neprecensie

De neprecensie ging over een patiënt die bij de kaakchirurg kwam voor een extractie maar de kaakchirurg en stagiair niet luisterden naar de patiënt. Volgens de patiënt werd vlak na de verdoving direct overgegaan op extraheren en was er geen tijd om de verdoving in te laten werken. Korte tijd na de extractie stond de patiënt, met tranen, bloed op zijn wangen en trillend op zijn benen, weer buiten. Volgens hem was het een verschrikkelijke ervaring en werd er totaal niet naar hem geluisterd toen hij aangaf dat de verdoving nog niet werkte.

Verzoek tot verwijderen van de recensie

Bij het intikken van de desbetreffende naam van de kaakchirurg komt de recensie naar boven als zoekresultaat. Daarom heeft de aangedane kaakchirurg in maart 2022 een verzoek ingediend bij Google om de recensie te verwijderen omdat het volgens hem om een neprecensie zou gaan. Google stemde hier niet mee in.

Oordeel van de rechtbank

De kaakchirurg heeft geprobeerd om via de rechter de neprecensie te verwijderen van Google. Echter, de rechtbank in Den Haag heeft geoordeeld en kan de neprecensie niet verwijderen vanwege onvoldoende bewijs.

Bron:
De Rechtspraak

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Uitzending klokhuis 400

Uitzending Klokhuis over het gebit

Onlangs was de crew van Het Klokhuis bij ACTA. Presentator Tirsa ging onder andere langs bij kindertandarts Nicole Delmee om te leren over tandplak, gaatjes en erosie. Ook oefent ze met een boorrobot en leert ze wat je moet doen om je gebit gezond te houden.

Kijk nu de aflevering terug van Het Klokhuis over het gebit

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
film, video

Positieve correlatie gevonden tussen kwaliteit en populariteit online video’s over mondgezondheid

Mensen zoeken steeds vaker online naar informatie over hun eigen mondgezondheid. Recent onderzoek keek specifiek naar de kwaliteit van informatie over peri-implantitis – tandvleesontsteking rondom een implantaat – die patiënten online kunnen vinden. De studie is in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery gepubliceerd.

Onderzoekers voerden een systematische onderzoek uit naar online video’s met inhoud over peri-implantitis. De bron van video’s, het videotype, de duur, het aantal dagen sinds het is geüpload, het aantal weergaven, opmerkingen, vind-ik-leuks, vind-ik-niet-leuks en de interactie-index van elke video werden genoteerd.

Video’s werden vervolgens gescoord op basis van hun inhoud. Een score van 0 duidde op slechte content zonder beschrijving van klinische presentaties, risicofactoren of managementopties; terwijl een score van 2 content van hoge kwaliteit aangaf met ten minste twee klinische presentaties, twee etiologische factoren en één managementoptie.

In totaal zijn er 103 video’s in het onderzoek opgenomen. De meeste video’s kwamen uit de VS, met als bronnen gezondheidsprofessionals en tandheelkundige productiebedrijven. Ongeveer 47% van de video’s werd geüpload door providers en 99% werd als educatief beschouwd.

Correlatie tussen kwaliteit en populariteit

“Over het algemeen bestaat de helft van de best gerangschikte online video’s uit waardevolle informatie over peri-implantitis”, schrijven de auteurs van het onderzoek, geleid door Dr. Duygu Goller Bulut van de Bolu Abant Izzet Baysal University in Turkije.

Onderzoekers observeerden een statistisch significante positieve correlatie tussen de videocontentscore en de populariteit en zichtbaarheid van de video’s. Video’s met een inhoudsscore van 2 waren populairder. In totaal kregen deze video’s ongeveer 4,9 miljoen weergaven, 6000 reacties en bijna 51.000 vind-ik-leuks.

“Deze resultaten geven niet aan dat de kwaliteit en volledigheid van online video’s altijd gecorreleerd zijn met populariteit en zichtbaarheid”, leggen de onderzoekers uit, “omdat degenen die de video’s bekijken en leuk vinden, mogelijk niet altijd rekening houden met de volledigheid en kwaliteit van de video’s.”

Sterke variatie in kwaliteit

De informatie over peri-implantitis varieert sterk online. Van de video’s die onderzoekers in het onderzoek analyseerden, was ongeveer de helft van matige of hogere kwaliteit. Ongeveer 36% had inhoud van hoge kwaliteit. En elke dag worden er nieuwere video’s online gezet.

“Artsen die implantaten behandelen, moeten op de hoogte zijn van de informatie die op de website wordt gepubliceerd over peri-implantitiscomplicaties en hun patiënten begeleiden met het vinden van geschikte en actuele inhoud die is geüpload door betrouwbare bronnen”, concluderen Bulut en collega’s.

Bron:
JOMS

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
samenwerken - connectie - netwerk

Van generatiekloof naar effectief samenwerken

Net als in de rest van de samenleving bestaan er in de mondzorgpraktijk verschillen in hoe vertegenwoordigers uit verschillende generaties (medewerkers en patiënten) zich gedragen. Waar komen die verschillen vandaan en hoe kun je ze inzetten in je praktijk? Lukas Heijdt van Generatie Storm sprak erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Informatietijdperk

Het verbinden van mensen en ideeën is de grootste uitdaging van de 21ste eeuw. We leven in het informatietijdperk. Enerzijds zijn we erg goed in staat om kennis te delen, maar anderzijds zien we dat het steeds lastiger is om mensen en ideeën echt met elkaar te verbinden. Iedereen is geneigd om in zijn eigen hokje te gaan zitten. Het kan daardoor lastig zijn om met mensen met verschillende manieren van denken en overtuigingen goed samen te werken.

Individualisering

Er vindt ook een steeds grotere individualisering plaats. Dat neemt door de informatietechnologie steeds meer toe. Ook bij de zorg zie je dat. Mensen worden eigenwijzer: voordat ze met een klacht naar de (tand)arts stappen, hebben ze er al van alles over opgezocht. Je krijgt hierdoor met een heel andere patiënt te maken. Ook de medewerkers worden individualistischer. Mensen zijn niet meer tevreden met alleen maar van hun werkdag afdraaien; ze willen ook dat er voor hen persoonlijk steeds meer aandacht is. Zestig jaar geleden kwam iedereen tegelijk op kantoor aan en begon met zijn allen aan de werkdag. Nu wil iedereen op zijn eigen tijd beginnen en stoppen. Individualisering merk je ook aan meer aandacht voor verschillende werkstijlen, trainingen in teamdynamiek, feedback geven, communicatie e.d. Het gaat steeds meer om de verschillende manieren van doen die mensen hebben. In plaats van, zoals dat voorheen gebeurde, vooral om de inhoud.
Je kunt medewerkers en patiënten dus niet meer allemaal hetzelfde behandelen. Het is echt iets van deze tijd, dat je moet inspelen op wat mensen zelf willen. Aan de ene kant is dat mooi: je bent zo in staat om betere zorg te geven. Aan de andere kant kan het ook lastig zijn.

Generaties

Verschillen tussen mensen zijn op diverse manieren te bekijken en verklaren. Een van die manieren is om dit vanuit generatieperspectief te bezien. Het kan helpen om te weten waarin generaties van elkaar verschillen. Generaties kunnen gedefinieerd worden als grote groepen mensen die tegelijkertijd opgegroeid zijn en zich met elkaar verbonden voelen, omdat zij bepaalde waarden, overtuigingen en manieren van doen delen. In iedere samenleving zijn er verschillende groepen te onderscheiden, die elk hun eigen kenmerken hebben.

Ontstaan generaties

Uit onderzoek blijkt dat generaties ontstaan onder invloed van twee zaken.
Ten eerste is dat de tijdsgeest. Wat er gebeurt in Nederland of in de rest van de wereld is vooral van invloed tijdens iemands formatieve periode (ongeveer van 10 tot 23 jaar). Dit is de periode waarin mensen zich het meest hun overtuigingen eigen maken en hun eigen draai in de wereld vinden. De tijdsgeest is voor iedere generatie anders en dat maakt dat er bepaalde kenmerken in die generatie naar voren komen.
Ten tweede ontwikkelt een generatie zich als reactie op de manier van doen van voorgaande generaties. We zien dat elke generatie zich op een bepaalde manier voegt naar de voorgaande generatie, maar zich ook op een bepaalde manier afzet.

Generatieverschillen

Er worden de volgende generaties onderscheiden:

  • protestgeneratie;
  • generatie X;
  • pragmaten;
  • generatie Y;
  • generatie Z.

Protestgeneratie

De protestgeneratie (geboren tussen 1940 en 1955) is gevormd door de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en de opkomende welvaart. Deze generatie wordt gekenmerkt door een vrije moraal, een sterk gevoel voor rechtvaardigheid, loyaliteit en onvrede. Mensen uit deze generatie hebben veel kennis en ervaring, zijn enthousiast en gedreven en kunnen goed draagvlak creëren. Ze delen heel graag hun ervaring en hebben vaak een sterke relatie met generatie Y.

Generatie X

Generatie X (1955-1970) kwam op de arbeidsmarkt toen er grote werkloosheid was en kon daardoor vaak niet gemakkelijke een passende baan vinden. Er was sprake van economisch verval en traditionele normen en waarden speelden nog een grote rol. Deze generatie is nuchter, erg zelfredzaam en maakt er het beste van. Ze voegt zich naar wat er nodig is. Mensen uit generatie X zijn krachtig in het vernieuwen van procedures en het verbeteren van de kwaliteit, zijn gericht op anderen en zijn goed in het herkennen en afvangen van risico’s.

Pragmaten

De pragmaten (1970-1985) zijn als aparte generatie alleen in Nederland erkend. Toen zij op de arbeidsmarkt kwamen was ‘the sky the limit’. De tijdgeest werd gekenmerkt door voorspoed, zelfbeschikking en zelfplooiing. Ze zijn opgevoed door de protestgeneratie. Pragmaten zijn ambitieus, doelgericht en zelfstandig. Het zijn doeners en ze zijn analytisch sterk. Ze zijn niet van het polderen, maar nemen zo snel mogelijk besluiten.

Generatie Y

Generatie Y (1985-2000) is geboren in het informatietijdperk in een periode met maatschappelijke onrust. De millennials, zoals generatie Y ook wel wordt genoemd, zijn authentiek, eigenwijs en open. Ze zijn opgegroeid met technologische ontwikkelingen en dat maakt dat ze zich snel nieuwe apps en apparaten eigen kunnen maken en daardoor snel goed worden in technologie. Ze zijn opgevoed door generatie X, die ze de boodschap heeft meegegeven dat ze moeten doen wat ze leuk vinden. Ze zijn dan ook heel veel bezig met plezier hebben. Werk is niet alleen werk, maar ze willen vrienden zijn met hun collega’s. Deze generatie heeft niets met hiërarchie.

Generatie Z

Van generatie Z (2000-2015) is nog niet zo veel bekend. In deze generatie komen veel prinsjes en prinsesjes voor. Ze hebben zogenaamde curling-ouders, die alles voor ze regelen.

Effectieve samenwerking

Gebruik deze indeling om het gesprek aan te gaan over generatieverschillen. Verbinding komt alleen tot stand als je elkaars achtergronden en werkwijzen begrijpt. Als je elkaar begrijpt, kun je je krachten bundelen en de kwaliteiten van de verschillende generaties op de werkvloer inzetten. Zo kun je komen tot een effectieve samenwerking met je hele team.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Verbinding tussen generaties versterken’ tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu door Lukas Heijdt van Generatie Storm.

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Alexa-Kuit

Met aandacht voor non-verbale communicatie kun je beter inspelen op de behoefte van de patiënt

Non-verbale communicatie is van grote invloed op je interactie met anderen. Ook voor een mondzorgprofessional is het belangrijk om zich hiervan bewust te zijn. Door aandacht te hebben voor de non-verbale communicatie kun je het contact met je patiënten verbeteren. dental INFO sprak hierover met Alexa Kuit, interactiedeskundige, gespecialiseerd in non-verbale communicatie.

Hoe ben je interactiedeskundige geworden?

“Na mijn studie Communicatiewetenschappen was mijn eerste echte baan die van leidinggevende van 80 conducteurs. Een behoorlijk heftige eerste baan. Daarna werd ik consultant bij een communicatie-adviesbureau. Op die plek ben ik me gaan verdiepen in waarom mensen doen hoe en wat ze doen. Het fascineerde me vooral hoe mensen zichzelf en elkaar in onderlinge interactie kunnen verliezen. Terwijl het voor echt goede, effectieve interactie zo ongelooflijk belangrijk is om te blijven verbinden, juíst als het spannend is. Daar ben ik me destijds als zelfstandige op gaan richten en in gaan specialiseren. In houding, gedrag en impact; verbaal én non-verbaal.”

Waarom is non-verbale communicatie belangrijk?

“Het non-verbale is het allereerste wat we detecteren bij een ander. Op basis daarvan vellen we -zonder uitzondering- een direct oordeel over die ander én geven we tegelijkertijd vanuit dat oordeel een non-verbale reactie terug. De befaamde eerste indruk is hiermee over en weer gemaakt. Dus je non-verbale impact is er altijd en onmiskenbaar. Voor de meeste mensen gebeurt dit geheel onbewust, terwijl het extreem bepalend is voor hoe een interactie start – en daarmee vaak ook verloopt.”

Jij hebt je gespecialiseerd in microbewegingen. Wat houdt dat in?

“Als ‘non-verbaal strategie-analist’ kijk ik naar welk type microbewegingen iemand rond de ogen, mond en wangen laat zien. Onderzoek heeft uitgewezen dat iedereen een eigen set aan repeterende microbewegingen in het gezicht heeft. We noemen dit het ‘PNR’: het Persoonlijk Non-verbaal Repertoire. Ons PNR zegt iets over onze behoefte in het contact met een ander, maar ook over het gedrag dat we geneigd zijn te laten zien in dat contact. En het geeft informatie over bepaalde persoonlijkheidskenmerken die bij ons horen. Deze set van bewegingen is er altijd, ongeacht context of situatie. De intensiteit ervan neemt toe als iemand spanning ervaart. Daarnaast hebben deze beweginkjes ook nog eens grote impact op hoe we overkomen op een ander.”

Kun je hier een voorbeeld van geven?

“Iemand die veel de ogen aanknijpt (denk aan hoe een kat kan kijken), heeft in contact behoefte aan grip en voorspelbaarheid. Dat dingen logisch zijn bijvoorbeeld, en dat het klopt. Als dat niet wordt ervaren, is de reflex om in het hoofd te schieten. De ogen worden nog wat meer en steviger aangeknepen, vaak in combinatie met een frons en een wat uit het contact wegbewegen, door bijvoorbeeld het hoofd wat naar achteren te hellen, of het bovenlichaam. Deze reflex komt voort uit een gevoel van niet-begrijpen, een gebrek aan grip. Verbaal gaat dit veelal gepaard met een scherpere woordkeuze, vaak op een negatief-kritische wijze. Het gevoel (de impact) dat de ander bij dit geheel ervaart, is een mate van afstandelijkheid, gereserveerdheid of zelfs soms een kille of bozig-kritische grondhouding. Niet echt fijn en ook niet de bedoeling. Want degene die dit zo laat zien, wil zelf vooral graag begrijpen en begrepen worden.”

Hoe kun je je non-verbale communicatie verbeteren?

“Het PNR is, voor zover ik weet, niet te veranderen. Dat zijn de beweginkjes die er altijd zijn en bij jou horen, net zoals je vingerafdruk. Wat je wél zelf kunt beïnvloeden is je spanningsgevoel. Je kunt leren wat jij nodig hebt om op de voor jou spannende momenten, zowel fysiek, mentaal als emotioneel een comfortabeler gevoel te hebben. Je kunt ook leren begrijpen dat wat je bij een ander ziet, niet altijd is wat jij denkt. Je kunt heel goed leren je eigen oordeel te ‘parkeren’ of in ieder geval niet zo serieus te nemen. Het reguleren van ons spanningsgevoel leidt tot verzachting van ons systeem en daarmee tot het dempen van het non-verbale spanningsgedrag en de negatieve impact die dit kan hebben op je interactie.”

Hoe kunnen mondzorgprofessionals dit toepassen in relatie tot hun patiënten? Wat bereiken ze daarmee?

“Het toepassen van deze kennis vergt met name een investering van tijd, om het te leren. Het is – of lijkt – nogal ingewikkeld en complex, tótdat je het ziet. (Ja, die Johan Cruijff was echt wel wijs met z’n ‘je gaat het pas zien als je het doorhebt’). Wat dit een mondzorgprofessional op kan leveren, is een betere onderlinge verbinding, ook wel ‘onderling rapport’ genoemd. Want je leert niet alleen jezelf heel goed te verstaan, maar ook die ander. Hiermee kun je effectiever en beter inspelen op de interactie-behoefte van ieder type patiënt. Niet alleen tijdens een gesprek, maar ook bij de manier van behandelen.”

Heb je verder nog tips voor mondzorgprofessionals?

“Alle mondzorgprofessionals realiseren zich vast dat het voor de patiënt per definitie spanning oplevert, zo’n bezoek aan de praktijk. Liggend in de stoel, met open mond, moet je je maar overgeven aan iemand die zich over je heen buigt en je misschien wel pijn gaat doen. Dus ga er maar vanuit dat veel van wat je ziet in iemands gezicht en veel van het gedrag dat iemand vertoont, spanningsgerelateerd is. Blijf zelf zo kalm mogelijk. Ook als het gedrag van de patiënt jou irriteert. Of als het erg druk is, waardoor mensen lang op een afspraak moeten wachten en de behandelaars een enorme druk ervaren. Kalm kunnen blijven is dan een groot goed. Jouw kalmte geeft kalmte en comfort óók als het oncomfortabel voelt.
Een mooie en zeer bruikbare tip is, dat je makkelijker kalm kunt worden en blijven door diep naar je buik toe adem te halen volgens het principe van 4 seconden inademen en 6 seconden uitademen. Als je dat een minuut of anderhalf doet, wordt je hartslag wat we noemen ‘coherent’ en zakt je emotie.
Onderzoek wijst uit dat een coherente hartslag zorgt voor grotere harmonie en een synchronisatie tussen de activiteiten van hart en brein. Dit brengt jou in de meest optimale staat van functioneren.”

Interview door Yvette in ’t Velt met Alexa Kuit, analist non-verbale strategie

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
De effectiviteit van voorlichtingsfolders 1

Poster: De effectiviteit van voorlichtingsfolders

Wat is het effect van voorlichtingsfolders in Nederland? De doelstelling van dit onderzoek was inzicht verkrijgen in effecten van mondelinge voorlichting in vergelijking met mondelinge voorlichting die wordt ondersteund met een voorlichtingsfolder.

Onderzoek door Hosna Tutageel en Edanur Gürbüz, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Materiaal & methode

Het onderzoek betreft een quasi-experimenteel onderzoek waarbij er met behulp van een kennistoets, de bloedingsindex en de plaque-index onderzoek is gedaan naar het effect van patiëntenvoorlichtingsfolders als aanvulling op mondelinge mondhygiënevoorlichting.

Er werd gestreefd naar een steekproef tussen de 40 en 45 respondenten. De respondenten werden verdeeld over een interventiegroep en controlegroep. De steekproef was een selecte gelegenheidssteekproef.

Voor het vaststellen van het niveau van de kennis van de respondenten is gebruik gemaakt van een kennistoets. De kennistoets is afgenomen tijdens de eerste meting (T0) en tijdens de nameting (T1) die een week later plaats heeft gevonden. De kennistoets was geen bestaande kennistoets en is door de onderzoekers zelf opgesteld. Voor het vaststellen van de hoeveelheid plaque en bloeding is er gebruik gemaakt van de PCR en de BOMP tijdens T0 en T1.

Om de verzamelde gegevens te analyseren is er gebruik gemaakt van beschrijvende en verklarende statistiek. De Mann-Whitney U test en de Wilcoxon signed rank test zijn gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde verschil tussen de interventies en binnen de twee groepen. Voor de significantie is er uitgegaan van een p-waarde van 0.05.

Resultaten

Van de 43 respondenten die hebben meegedaan (T0) hebben 32 respondenten het onderzoek volledig afgerond (T1). Bij T1 heeft de interventiegroep gemiddeld hoger gescoord op de kennistoets dan de controlegroep. Dit verschil was niet significant (p=.295). Ook de bloeding was bij T1 lager bij de interventiegroep in vergelijking tot de controlegroep. Het verschil was echter niet significant (p=.067).  De plaquescore was op het tweede meetmoment (T1) lager bij de controlegroep dan bij de interventiegroep. Ook dit verschil was niet significant (p=.940)

Traditionele voorlichting en voorlichting ondersteund met voorlichtingsfolders leidde beide tot significante kennisverhoging en verbetering van de mondgezondheid na één week. Er was geen significant verschil in kennistoename en verbetering van de mondgezondheid tussen de controlegroep en de interventiegroep (p >.05).

De effectiviteit van voorlichtingsfolders 1De effectiviteit van voorlichtingsfolders 2

Klik hier voor de vergote versie

Conclusie

Voorlichtingsfolders hadden een positief effect op kennisverhoging en de mondgezondheid bij volwassenen met gingivitis als aanvulling op traditionele mondelinge voorlichting. Maar het verschil tussen de interventiegroep en de controlegroep was niet significant (p= >.05).

Poster ontwikkeld door:

Hosna Tutageel en Edanur Gürbüz, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Het nocebo-effect in de tandheelkunde verdient meer aandacht

Het nocebo-effect in de tandheelkunde verdient meer aandacht

Het nocebo-effect bestaat echt en kan verergering van tandheelkundige symptomen en andere bijwerkingen veroorzaken. Negatieve verwachtingen van de patiënt kunnen volgens een review in het Journal of Oral Rehabilitation ook in de tandheelkunde tot slechtere behandelresultaten kan leiden – hoewel er tot op heden weinig aandacht aan is besteed.

Negatieve verwachtingen

De negatieve verwachtingen van een patiënt over een behandeling kunnen leiden tot een behandeling die als suboptimaal wordt ervaren, verergering van symptomen, of bijwerkingen. Dit fenomeen wordt het nocebo-effect genoemd. Volgens een groep onderzoekers uit Japan, Denemarken en Zweden is het effect al in een groot aantal experimentele en klinische settings aangetoond.

Niet negeren

Dit suggereert dat de implicaties van negatieve patiëntverwachtingen enorm zijn en niet mogen worden genegeerd. Volgens de auteurs is weinig aandacht besteed aan het mogelijke effect van negatieve patiëntverwachtingen in de tandheelkunde – ondanks onderzoeken die aantonen dat patiëntfactoren zoals angst voor de tandarts van invloed kunnen zijn op tandpijn en behandelresultaten.

Geen systematische reviews

Omdat er steeds meer aandacht aan het nocebo-effect wordt besteed hebben de onderzoekers een verhalende review uitgevoerd in de hoop een overzicht te geven van het fenomeen in relatie tot de tandheelkunde en om gebieden voor toekomstig onderzoek te identificeren.
De auteurs gebruikten de PubMed database om artikelen over het onderwerp te vinden. Er zijn geen systematische reviews die de gepoolde snelheid van bijwerkingen bij met placebo behandelde deelnemers in gerandomiseerde klinische onderzoeken op tandheelkundig gebied hebben onderzocht. Individuele onderzoeken suggereren echter indirect dat de verwachtingen van een patiënt de resultaten kunnen beïnvloeden, schreven ze.

Overgevoeligheid na placebo

Patiënten die met placebo werden behandeld, ondervonden bijvoorbeeld overgevoeligheid en irritatie van het tandvlees in onderzoeken naar de veiligheid en effectiviteit van waterstofperoxide bij het bleken van tanden. Bovendien suggereert bewijs dat patiënten met sterke tandartsangst de neiging hebben om hogere niveaus van pijn te ervaren en herinneren na tandextractie.

Het nocebo-effect bestaat

Bovendien hadden patiënten die met een placebo werden behandeld in klinische onderzoeken naar pijnmedicatie na verwijdering van verstandskies geneesmiddelspecifieke bijwerkingen. Voorbeelden hiervan zijn duizeligheid, hoofdpijn en misselijkheid. Het voorkomen van deze bijwerkingen bij patiënten die geen medicatie kregen duiden erop dat het nocebo-effect bestaat in tandheelkundige klinische onderzoeken.

Angst, verwachtingen spelen rol

“Hoewel het onderzoek naar het nocebo-effect in de tandheelkunde beperkt is, toont het beschikbare huidige bewijs aan dat verbale suggesties, patiënt-kliniekrelaties, verwachtingen van patiënten en angst factoren zijn die waarschijnlijk een rol spelen in de tandartspraktijk, net als in andere klinische settings”, schreven de auteurs.

Behandelingen verbeteren na erkenning

De nieuwe review benadrukt de noodzaak om het nocebo-effect in de tandheelkunde verder te onderzoeken. Clinici zouden het mogelijke bestaan van het nocebo-effect moeten erkennen. Een beter begrip van het fenomeen kan volgens de auteurs tandheelkundige behandelingen verbeteren.

Verder onderzoek nodig

Een systematische review van bijwerkingen bij met placebo behandelde patiënten in gerandomiseerde tandheelkundige onderzoeken zou de rol van het effect binnen de tandheelkunde kunnen verduidelijken. “Uiteindelijk zal dit onderzoek helpen om […] de mogelijke implicaties voor de tandheelkundige praktijk te benadrukken en hints te geven over hoe het nocebo-effect kan worden verminderd”, concludeerden de onderzoekers.

Bron:
Journal of Oral Rehabilitation

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Thema A-Z
50.000ste poetspakket Hou je mond gezond! uitgereikt

50.000ste poetspakket Hou je mond gezond! uitgereikt

Zaterdag 21 mei reikte Maud van Gageldonk (Colgate) het 50.000ste poetspakket uit aan Marleen van der Waal (het Vogelnest). Met de poetspakketten worden sinds 2007 door het hele land honderdduizenden Hou je mond gezond!-lessen gegeven.

Tijdens deze lessen wordt aan kinderen op de basisschool op een luchtige manier kennis bijgebracht over de mond en het gebit, tandenpoetsen, gaatjes en de zeven eet- en drinkmomenten.
Mondzorgprofessionals en leerkrachten kunnen zich voor het verzorgen van een les aanmelden en ontvangen dan een poetspakket. Een poetspakket bevat materialen om het poetsen in de klas te kunnen oefenen en folders voor ouders met tips voor een gezonde kindermond.

Gezond gebit op jonge leeftijd maatgevend voor toekomst

Het onderwijsproject Hou je mond gezond! is geïnitieerd en ontwikkeld door het Ivoren Kruis, de Nederlandse Vereniging voor Mondgezondheid. Wie op jonge leeftijd een gezond gebit heeft, houdt dat vaak ook zo. Een gezond gebit heb en houd je door twee keer per dag goed je tanden poetsen met fluoridetandpasta en niet meer dan zeven keer per dag te eten en drinken.
Marleen van der Waal: ‘Ik ben er trots op dat ik namens alle vrijwilligers het 50.000ste pakket in ontvangst mocht nemen. Ik heb als vrijwilliger een Hou je mond gezond!-les mogen geven. Het is geweldig om op deze manier een positieve bijdrage te leveren aan de aandacht voor mondgezondheid van kinderen en hun ouders.’

Project succesvol dankzij vrijwillige mondzorgverlener

Hans Prakken, bestuurslid Ivoren Kruis, is er trots op dat met het gebruik van 50.0000 poetspakketten al zo’n 1.500.000 kinderen kennis over de mond en het gebit is bijgebracht en een niet te vergeten poetservaring heeft gekregen. Evenzoveel ouders zijn geïnformeerd over het belang van goed tandenpoetsen. ‘Kinderen praten nog lang na over een poetsles. Zo’n witte jas in de klas maakt indruk en die ervaring komt ook naar huis. Dit succes konden we alleen bereiken dankzij de enthousiaste inzet van duizenden vrijwillige tandartsen, mondhygiënisten, (preventie)assistenten, studenten, GGD-medewerkers en leerkrachten. En onze partner Colgate-elmex die vele duizenden tandenborstels en tubetjes tandpasta beschikbaar stelde.’

Cariës en tanderosie terugdringen

Doel van het lesproject is het bevorderen van een gezonde mond door het terugdringen van cariës (gaatjes) en tanderosie en het stimuleren van tandartsbezoek. Veel ouders weten niet dat een bezoek aan de tandarts of mondhygiënist is opgenomen in de basisverzekering en dus voor kinderen tot 18 jaar gratis is. Ook wil het Ivoren Kruis bij kinderen van basisscholen bewustwording creëren van de eigen invloed op de (mond)gezondheid. Kinderen die de juiste houding, kennis en vaardigheden aanleren om hun gebit en mond goed te verzorgen, zijn ook vaardiger in preventie en zelfzorg bij het voorkomen van ernstiger vermijdbare ziektes.

Meer informatie over het onderwijsproject is te vinden op www.houjemondgezond.nl

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Hospitality-in-de-mondzorg

Hospitality in de (mond)zorg: hoor, zie, begrijp en help de patiënt!

Mondzorg behelst meer dan simpelweg een behandeling uitvoeren. Door echt aandacht te hebben voor de patiënt voelt deze zich beter en heeft een behandeling vaak een beter resultaat. Hoe je dat in de praktijk kunt brengen, vertelt Vera van Kampen van ‘Hospitality in de zorg’.

Wat versta je onder hospitality in de zorg?

“Hospitality is aandacht voor de patiënt, en dan echte aandacht. De patiënt zien en begrijpen dat het niet gemakkelijk is om naar de tandarts of het ziekenhuis te gaan. Je moet aansluiten bij de beleving van de patiënt, bij zijn behoeften, vragen en emoties.
In de zorg zie je toch nog vaak dat het snel en efficiënt moet. De medewerkers verwarren ‘snel helpen’ met dienstverlening, terwijl eerst aandacht voor de patiënt veel efficiënter is. Als de medewerker bewust aangeeft dat hij of zij de patiënt ziet en hoort, dan wordt de patiënt begrepen. Dan gaat de volgende stap, het helpen, ook sneller. De patiënt heeft namelijk vertrouwen gekregen in de behandelaar en in de behandeling.”

Wat gaat er vaak mis in de zorg op het gebied van hospitality?

“Behandelaars zijn zo eigen in hun vak dat ze snel doorgaan naar de behandeling in plaats van de patiënt mee te nemen in die behandeling. Door hier bewuster mee aan de slag te gaan, zorg je voor meer welzijn en welbehagen van de patiënt en dus voor een beter resultaat van de behandeling. Begrip hebben voor de emoties van een patiënt betekent niet dat je zijn of haar onzekerheid onbewust moet bevestigen. Juist niet, dan werkt averechts. Dat is dus de valkuil in de communicatie. Alleen maar vriendelijk en aardig zijn, is volstrekt onvoldoende als iemand niet geleerd heeft dit effectief in te zetten voor de patiënt.”

Jij geeft trainingen over hospitality?

“Ja, ik ben afgestudeerd in communicatie en in 1998 gestart met een opleidingsorganisatie voor communicatietrainingen en dan met name voor servicedesks en helpdesks in de IT. We zijn vrij snel daarna ook begonnen met trainingen voor de zorg en dan echt in alle takken: van ziekenhuis tot tandarts en van GGZ-instelling tot thuiszorg. De opzet van onze trainingen is gebaseerd op het onderzoek van hoogleraar Andrea Evers, gezondheidspsycholoog aan de universiteit van Leiden. Evers toonde daarin aan dat bewuste en onbewuste verwachtingen de werking van medicijnen en behandelingen, zowel positief als negatief, kunnen beïnvloeden. De communicatie met de patiënt over zijn of haar ziekte speelt een belangrijke rol in het genezingsproces.
Dit betekent dat alle communicatie met de patiënt de positieve verwachtingen van de behandeling moet versterken. Empathie is dus meer dan alleen klantvriendelijkheid. Het is belangrijk voor het welzijn en welbehagen van de patiënt en dus voor de genezing. Alle ondersteunende functies vormen een belangrijke schakel in het proces. Hierbij is een eerste indruk altijd belangrijk, want die wordt onthouden en opgeslagen.”

Hoe moet je dat dan doen?

“Een voorbeeld uit de mondzorg is dat als de patiënt binnenkomt, er snel een praatje wordt gemaakt. Maar als de patiënt dan in de stoel ligt, draait de behandelaar zich om naar de computer en zit dan met z’n rug naar de patiënt toe. Vaak is de behandelaar niet meer te verstaan en ligt de patiënt er een beetje verloren bij. Hoe je het wel moet doen? Kijk de patiënt aan, wees er op dat moment helemaal voor de patiënt en laat je niet afleiden door collega’s die voorbijlopen, vragen hebben etc. Leg uit wat de behandeling inhoudt, en leg het nog een keer uit. De patiënt luistert door emoties (angst voor de behandeling) vaak minder goed. Sluit aan bij de patiënt, kijk of hij het begrepen heeft. Vraag niet om een samenvatting, maar geef gevoelsreflecties.
Je verwacht misschien dat de behandeling op deze manier veel langer gaat duren, maar het tegendeel is waar. Als je eerst aandacht besteedt aan de patiënt, hem op z’n gemak stelt, tijd neemt voor zijn vragen of angsten, dan kun je daarna meteen verder, omdat hij vertrouwen heeft in de behandelaar en de behandeling.
Het gaat trouwens om meer dan alleen de behandeling. Vanaf het eerste contact met de patiënt moet het vertrouwen opgebouwd worden. Daarbij gaat het dus om het eerste telefonisch contact, maar ook om de uitstraling van de website en de navigatie daarvan. Andrea Evers stelt zelfs dat als het eerste contact niet goed is, de patiënt minder vertrouwen heeft in de praktijk, in de assistent, in de behandelaar én in de behandeling. Uiteindelijk heeft de patiënt zelfs een langere herstelperiode.
Dus aandacht waarbij de patiënt zich echt gezien en gehoord voelt, is het allerbelangrijkste!”

Hoe zorg je met het hele team voor een goede patiëntervaring?

“Je moet je er bewust van worden hoe alle medewerkers in de praktijk omgaan met de patiënt. En je bewust zijn en blijven van je eigen rol in dit verhaal. Je moet elkaar (blijven) aanspreken op gedrag en dat iedere keer weer in overlegstructuren terug laten komen. Want gedrag is niet zomaar veranderd, dat duurt echt lang. Er wordt wel gezegd dat je veertig werkdagen moet oefenen om een kleine gedragsverandering in te laten slijten.
Dit werkt echt op de lange termijn. Je investeert met elkaar in een prettig werkklimaat en meer arbeidssatisfactie. Dat levert tevreden patiënten op. Een tevreden patiënt is een ambassadeur voor je organisatie, want hij vertelt door hoe zijn ervaring met de behandelaar is. Een tevreden patiënt accepteert het ook meer als er een keer een foutje gemaakt wordt. Een ontevreden patiënt ‘zeurt’ sneller en deelt zijn onvrede met zeer veel vrienden en relaties.”

Heb je verder nog tips voor mondzorgverleners?

“Naast het horen-zien-begrijpen-helpen van en aansluiten bij de patiënt is onze belangrijkste tip: doe alles altijd met een SMILE! Een smile is aardig en vriendelijk zijn met empathie! Een smile kost niks; de patiënt voelt zich veel meer welkom en het werkplezier wordt groter!”

Interview door Yvette in ’t Velt met Vera van Kampen, eigenaar, trainer en coach bij ‘Hospitality in de zorg’ voor maatwerk-communicatietrainingen in de zorg.
Vera van Kampen is een van de sprekers op het NVM Lustrumcongres.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
De geheimen over goed leiderschap

De geheimen over goed leiderschap

Er is heel veel wetenschap rondom leiderschap maar uw eigen ervaringen zijn ook zeker leerzaam. Daarom is het raadzaam om uw eigen ervaringen na te gaan waarin u goed leiderschap ontving. Het zou mooi zijn als later iemand hetzelfde over u zou vertellen.

Dus wat waren voor u bepalende momenten in uw ontwikkeling? Wat deed iemand zodat u zich echt geholpen voelde?

Zo ontving Ben Tiggelaar bijzonder goed leiderschap toen zijn eindredacteur hem midden in de nacht belde om te checken of het allemaal wel goed met hem ging toen hij aan een ingewikkelde opdracht zat. Maatwerk, psychologische veiligheid, het werk leuk houden en zelf goede gewoontes hebben zijn de geheimen van goed leiderschap.

Neem afscheid

Heeft u de juiste mensen werkzaam in uw praktijk? Bent u tevreden met dit percentage? 2/3 van de leiders zeggen dat ze niet tevreden zijn. Wat kan u wel en niet veranderen aan mensen op de werkvloer? Hun karakter kunt u niet veranderen, in elk geval niet door uw acties. Dus als je denkt dat het qua karakter niet past, neem dan afscheid van deze mensen. Competenties zijn wel te veranderen. Dus in wezen neemt u mensen aan waarmee het klikt en zet u vervolgens deze mensen aan het leren.

Wat is leiderschap?

Maar wat is leiderschap nu eigenlijk? Dit is het proces waarbij een individu een groep beïnvloedt op hun gedrag om een gezamenlijk doel te bereiken. U bent als leider een instrument die anderen op ander gedrag krijgt. Het is hierbij belangrijk om op het praktische werk te focussen en ook zeker op de mens. De balans hiertussen is belangrijk maar ook moeilijk. U kunt beter worden in taakgericht sturen en op mensen omgaan. Tiggelaar focust zich vooral op mensen.

Commitment

Een handig hulpmiddel hierbij vormt de Gallap Q12. Dit is een vragenlijst om de emotionele betrokkenheid van de werknemers bij het bedrijf inzichtelijk te brengen. In hoeverre hebben ze een beetje het gevoel dat ook hun praktijk is? Belangrijk punten die vaak genoemd worden zijn:

  • Duidelijke verwachtingen
  • Materialen, info, apparatuur
  • Sterke punten kunnen inzetten
  • Wekelijks erkenning krijgen
  • Individuele aandacht
  • Stimulering van de eigen ontwikkeling
  • Het gevoel dat hun eigen mening telt
  • Doel van het werk is belangrijk voor de medewerker
  • Toegewijde collega’s
  • Een beste vriend hebben op het werk
  • De vooruitgang wordt besproken
  • Leren en groeien

Situationeel Leiderschap

Goed leiderschap is maatwerk. Maatwerk kan u bewerkstelligen door Situationeel Leiderschap. Situationeel leiderschap kent 4 fases bij de werknemer:

  • Enthousiaste beginner
  • Gedesillusioneerde leerling
  • Voorzichtige presteerder
  • Zelfsturende professional

Elke fase vraagt om een ander soort leiderschap:

  • Leiden
  • Begeleiden
  • Steunen
  • Delegeren

Schriftje van de meester

Iedereen zou u verschillend moeten behandelen. Uit cijfers blijkt dat 83% benaderd wordt alsof hij een zelfsturende professional is. Mensen doen vaak alsof ze zelfsturend zijn maar zijn dat in feite niet. Maar 15% ziet zichzelf daadwerkelijk als zelfsturende professional. Dus heel veel werknemers krijgen niet de begeleiding of steun die ze nodig hebben. Hierdoor voelen ze zich handelingsverlegen, onzeker, een beetje verloren. Hoe doet u dit dan wel goed? Met het schriftje van de meester. Dit is een schriftje met namen waar elke week achter wordt geschreven waar u deze week op wilt letten. Check of u dat echt hebt gedaan. U kunt hierbij dingen noteren die u uit de Q12e haalde. U kunt ook aan de medewerker zelf vragen wat ze van u nodig hebben.

Psychologische veiligheid

Wat bepaalt de effectiviteit van een team? De impact, het idee dat ons werk invloed heeft, betekenis, structuur en helderheid en op elkaar kunnen rekenen zijn belangrijke zaken. Een echo van de Q12 dus. Het kan allemaal alleen maar werken als er sprake is van psychologische veiligheid. Dat betekent dat uw medewerkers ideeën kunnen delen zonder zich opgelaten te voelen. Goede leiders erkennen dat er voortdurend geleerd wordt. Men moet durven iets doms te zeggen in plaats van bezig te zijn met impression management. Men moet sociale risico’s durven kunnen nemen. Belangrijk hierbij is dat u vragen stelt als, hoe denk jij hierover? Iedereen in het team moet gelijke zendtijd van u krijgen. Zorg dat die introverte persoon ook zijn mening geeft. Reageer dan productief. Richt de spotlight met de dingen die bouwstenen zijn voor verbetering. Bijvoorbeeld: “Wat een goed punt. Wie heeft er iets op aan te vullen?”

Leuk werkt

Hoeveel procent van de werktijd is het echt leuk? Bent u daar tevreden mee? Leuk werkt. Bij positieve emoties gaan mensen breder denken en worden creatiever. Het geeft meer lef en daar gaat men van doorbouwen. Men bouwt met dit goede gevoel sneller nieuwe kennis op en een nieuw netwerk. Als men 1 keer iets negatiefs hoort, zal daar 5 keer iets positiefs tegenover moeten staan. Het gaat hierbij om wat de ander ervaart en dus niet wat u als leider ervaart. Als u iemand voortdurend bijstuurt dan blokkeert hij en onderneemt niets meer. Na wiens negatieve feedback luistert u echt? Dit is vaak van iemand die van je houdt. Zorg dus dat uw medewerkers van u gaan houden.

Maak het concreet

Waarom zou u focussen op gedrag? Wat houdt gedragsverandering tegen? En wat werkt wel? Vaak blijven we in vage termen hangen. Bijvoorbeeld van proactief naar proactief, van niet klantgericht naar klantgericht en van niet innovatief naar innovatief. We verwachten dat als we in deze termen spreken snapt en gaat doen. Dit heeft geen kans van slagen en toch gaat het vaak zo. Zoals u tegen uw kinderen zegt; “Doe eens normaal.” Volstrekt zinloos maar het is zo makkelijk om te roepen. Hou daarmee op, want het is verspilde energie. Maak de begrippen concreet: hoe ziet het eruit? Het moet iets zijn wat u kunt nadoen. Benoem het huidige concrete gedrag dat te zien is en welk concreet nieuw gedrag zou u willen zien. Pas als dit uitgevoerd is, mag u er een vage term aan hangen. Dan labelt het u ermee en dan is het wel duidelijk wat het is en kunt u het voortaan zo eenvoudig en kort verwoorden.

Wilt u veranderen dan kan dat alleen via gedrag. En gedrag kunt u voordoen. Als je het niet kunt voordoen, is het geen gedrag. Dus het einddoel is geen gedrag. Er is heel veel gedrag nodig om bij het eindresultaat te komen. Zo is meer winst maken een doel. Om meer winst te maken heeft u heel veel kleine handelingen nodig. Die handelingen zijn gedrag.

Verlies

Wilt u een goede leider worden? Kennis is niet voldoende voor verandering. U zal moeten oefenen zodat het een automatisme wordt. Veranderen gaat ook gepaard met verlies waarmee u mee om zal moeten gaan. Verliesaversie is vaak heel groot. Het raakt ons hard. Als mensen iets dreigen te verliezen dan kunnen ze heel gemotiveerd raken om het te behouden. Ook motiveert het veel meer om iets op korte termijn te verliezen dan op de lange termijn. Dus als u uw gedrag wilt veranderen moet u stimuli toevoegen (zoals beloningen) en belemmeringen weghalen. De omgeving veranderen dus.

Een leerdoel met eenvoudige stappen

Als u mensen wilt beïnvloeden om hun gedrag te veranderen om bij het doel uit te komen, zal u moeten vragen of u ze mag supporten. Kies geen prestatiedoel maar een leerdoel. Een leeromgeving kunt u simpelweg creëren door te zeggen: “Jongens, dit is nieuw, dit wordt even leren en uitzoeken. Fouten mogen we dus maken, we hoeven het niet meteen te bereiken maar we gaan het wel proberen.” Bijvoorbeeld als het prestatiedoel is om zoveel mogelijk apparaten te verkopen dan is dat een prestatiedoel. Beter is om te gaan onderzoeken hoe u dat zouden kunnen doen. Formuleer ook een helder waarom. Waarom wilt u leerdoel bereiken? Dit moet iets zijn waar anderen ook voor warm lopen. Kies vervolgens voor gedrag dat de medewerkers leuk vinden, kies de leukste route. Want dit is goed vol te houden. Maak de eerste stap zo makkelijk mogelijk.

Dr. Ben Tiggelaar is gedragswetenschapper en auteur. Hij specialiseert zich in leiderschap en verandering. Tiggelaar doceert aan verschillende Europese business-schools, maakt een radioprogramma/podcast voor BNR en schrijft wekelijks een column in NRC.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Ben Tiggelaar tijdens DPE2021.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Management, Ondernemen
Kaakoperatie

Kaakoperatie.com: nieuwe website met informatie voor en door kaakosteotomie patiënten

Kaakoperatie.com is in november 2021 opgericht door Fanny Truijens. Fanny ondergaat in maart 2022 zelf een kaakoperatie. In haar zoektocht naar informatie op het internet kon zij weinig vinden en besloot daarom zelf een site te ontwikkelen.

Lotgenoten helpen

Hetgeen wat ze kon vinden waren veelal nare ervaringen van lotgenoten die niet tevreden waren. “Dit is niet echt hoopvol in aanloop naar je eigen kaakoperatie”, zegt Fanny. Zij heeft alle informatie waarnaar ze zelf op zoek was op een overzichtelijke website geplaatst met als insteek toekomstige lotgenoten te helpen in hun proces. Ook interviewt Fanny elke week een lotgenoot die al een kaakoperatie heeft ondergaan. De lotgenoten delen hun persoonlijke verhaal, delen musthaves en geven tips en trucs.

Verder bestaat de website uit handige checklists, zoals een boodschappenlijst met producten die je in huis moet halen voor je kaakoperatie of een lijst met spullen om mee te nemen naar het ziekenhuis, recepten voor vloeibaar eten, veelgestelde vragen over kaakoperaties en musthaves voor na je kaakoperatie.

Bekijk de website

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Project Eten met lange tanden: relatie tussen (onder)voeding en mondgezondheid thuiswonende ouderen

Project Eten met lange tanden: relatie tussen (onder)voeding en mondgezondheid thuiswonende ouderen

Van juni 2019 tot december 2021 voerden de HAN University of Applied Sciences en Hogeschool Utrecht het project Eten met lange tanden uit, samen met diëtisten en mondhygiënisten, de Nederlandse Vereniging van Diëtisten en de Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, Netwerk Utrecht Zorg voor Ouderen, Nederlandse Vereniging van Gerodontologie en Stuurgroep Ondervoeding. Doel was om problemen op het raakvlak mondgezondheid en (onder)voeding bij thuiswonende ouderen sneller te signaleren door betere samenwerking tussen diëtisten en mondhygiënisten.

Het project omvatte:

  • focusgroepen en interviews met professionals (diëtisten, mondhygiënisten, tandartsen, huisartsen/praktijkondersteuners en wijkverpleegkundigen) om inzicht te krijgen in knelpunten in de samenwerking tussen professionals en gewenste oplossingsrichtingen
  • focusgroepen en interviews met ouderen om inzicht te krijgen in ervaringen en wensen ten aanzien van zorg voor mondgezondheid en (onder)voeding
  • literatuuronderzoek en analyse van data uit verschillende databanken om inzicht te krijgen in verbanden tussen risicofactoren voor (onder)voeding en mondgezondheid

“Ik dacht altijd dat een diëtist was voor overgewicht, maar ik weet nu dat een diëtist veel meer doet” (mondhygiënist)

Ouderen en problemen met en rond voeding

  • Veel ouderen passen hun voeding of eetgewoonten aan vanwege problemen in de mond. Met name zijn er problemen met afbijten (van appel bijvoorbeeld of taaier vlees). Veel genoemd werden ook: droge mond en minder eetlust.
  • De huisarts wordt gezien als autoriteit rond elk gezondheidsprobleem; ook bij problemen m.b.t. voeding en mondgezondheid, bijv. (ongewenst) afvallen en pijn in de mond.
  • Kwetsbare ouderen:
    – Kunnen minder vaak zelfstandig boodschappen doen.
    – Zijn vaker bekend bij de diëtist i.v.m. co-morbiditeit.
    – Dragen vaker een gebitsprothese.
    – Bezoeken de mondhygiënist en de tandarts veel minder frequent, omdat zij noodzaak niet zien (ik heb toch een kunstgebit, waarom moet ik dan naar de tandarts?) en vanwege fysieke en logistieke problemen (afhankelijk van mantelzorger voor vervoer bijvoorbeeld).

Project Eten met lange tanden relatie tussen (onder)voeding en mondgezondheid thuiswonende ouderen mes en kan

Oudere patiënten met een groter risico op ondervoeding

  • Eten vaker alleen
  • Vinden koken en boodschappen doen vaker een uitdaging
  • Hebben vaker een te lage inname van vocht en fruit/groente
  • Hebben vaker een verminderde eetlust
  • Eten vaker minder maaltijden per dag
  • Hebben minder eigen tanden
  • Passen hun voeding aan/ vermijden vaker voedingsmiddelen vanwege ongemak in de mond focusgroepen en interviews analyse databases en vragenlijst

“Als ik een diëtistisch onderzoek doe, dan hoor ik regelmatig van patiënten dat zij geen cracker of noten eten, vanwege problemen met kauwen of bijten. Maar ik weet dan niet goed wat ik met die informatie moet en dus gebeurt er niets” (diëtist)

Oudere patiënten bij diëtist

  • Zijn kwetsbaarder, dragen vaker een kunstgebit, hebben hogere co-morbiditeit, gebruiken vaker meer dan 5 medicamenten per dag, wonen vaker alleen en hebben meer thuiszorg en mantelzorg nodig
  • Hebben meer risico op ondervoeding
  • Hebben geen goed beeld van het werk van de diëtist (ook al zijn ze onder behandeling van de diëtist) dan oudere patiënten die bij de mondhygiënist komen.

Oudere patiënten bij mondhygiënist

  • Hebben frequenter (volledige) eigen gebit, zijn fitter/ minder kwetsbaar, meer ondernemend, beter in staat zelfstandig te functioneren, hebben minder medicamenten en minder chronische ziekten, zijn minder zorg afhankelijk en minder eenzaam en hebben een groter sociaal netwerk dan oudere patiënten die bij de diëtist komen.

Diëtisten en mondhygiënisten

  • Weten onvoldoende van elkaars expertise
  • Weten elkaar letterlijk en figuurlijk niet te vinden
  • Hebben geen/ nauwelijks (interprofessionele) samenwerking of intercollegiaal overleg.
  • Geven soms tegenstrijdige adviezen. • Zijn wel bereid om meer samen te werken.
  • Bij problemen met de mondgezondheid is er eerder contact tussen tandarts en diëtist dan tussen mondhygiënist en diëtist.

“In de loop der jaren ben ik magerder geworden, dus nu past mijn gebit niet meer goed. Het kleppert als ik aan het eten ben en dat eet niet lekker” (oudere)

Samenwerking Eten met lange tanden is een samenwerking tussen het lectoraat Voeding, Diëtetiek en Leefstijl van HAN University of Applied Sciences en het lectoraat Innovaties in de Preventieve Zorg van Hogeschool Utrecht. Partners Diëtisten, mondhygiënisten, Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten, Nederlandse Vereniging van Diëtisten, Netwerk Utrecht Zorg voor Ouderen, Nederlandse Vereniging van Gerodontologie, Stuurgroep Ondervoeding

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

Voorbeeldbrief patiënt over kosten parodontale behandeling bij mondhygiënist in 2022

Veel paropatiënten hebben vragen over de kosten van hun parodontale behandeling. Hoe geef je goede uitleg aan je patiënt? Mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna maakte een voorbeeldbrief waarin de nieuwe paro-richtlijn – geïntroduceerd in maart 2020 – en de mondzorgtarieven voor 2022 zijn verwerkt.

De voorbeeldbrief kun je downloaden via de Patiëntcommunicatie Toolkit

Lees meer over de Patiëntcommunicatie Toolkit

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Parodontologie, Tarieven, Thema A-Z
Taalbarriere-kan-van-invloed-zijn-op-behandeling-in-mondzorg

Taalbarrière kan van invloed zijn op behandeling in mondzorg

Voor patiënten van wie Nederlands niet de eerste taal is, kan het lastig zijn om de impact van een behandeling te begrijpen of om instructies op te volgen. dental INFO sprak hierover met Youssra el Jallouli, vierdejaars studente Mondzorgkunde, die zich verdiepte in dit onderwerp.

Wat zijn jouw ervaringen met een taalbarrière?

“Mijn ouders zijn geboren in Marokko en op latere leeftijd naar Nederland gekomen. Als ik niet mee ga met mijn ouders om te tolken bij de huis- of tandarts, merk ik dat ze vaak nog vragen hebben of dat ze de uitleg niet helemaal hebben begrepen. Dit merk ik ook bij patiënten die een andere taal spreken, die ik zelf behandel. Als ik dan bijvoorbeeld een instructie of advies heb gegeven, zie ik aan hun non-verbale communicatie dat ze toch niet alles hebben begrepen. Patiënten doen vaak hun uiterste best om alles goed te begrijpen, maar komen er soms gewoon niet uit.”

Hoe kunnen problemen worden voorkomen of opgelost?

“Het begint allemaal bij bewustwording, denk ik zelf. En daarnaast is het ook echt niet erg om het bespreekbaar te maken. Zo weet je als behandelaar waar je aan toe bent en kan je jouw behandeling dusdanig aanpassen dat jouw patiënt alles (of in ieder geval een groot gedeelte) begrijpt. Verder kan het ook geen kwaad om te vragen of de patiënt kan lezen in zijn/haar eigen taal. Dan kun je er voor kiezen om een brochure mee te geven in de eigen taal naast de voorlichting of instructie die je geeft.
Soms zijn er ook patiënten die extreem weinig meekrijgen van de behandeling. Bij deze groep patiënten kan je vragen of ze de volgende keer iemand kunnen meenemen om te tolken. Of je kan ervoor kiezen om even na te bellen met bijvoorbeeld een familielid of vriend(in). Let er dan wel goed op dat jouw patiënt hiervoor toestemming geeft!”

Welke hulpmiddelen zijn er beschikbaar?

“Je kan eventueel gebruikmaken van een telefonische tolk, maar de kosten hiervan zijn hoog en worden vaak niet vergoed door de werkgever. Verder kan Google Translate ook weleens uitkomst bieden, maar bij een parodontitis-voorlichting wordt dat al wat lastiger.”

Heb je verder nog tips voor mondzorgverleners?

“Het is belangrijk dat wij als mondzorgverleners beseffen dat taal en überhaupt communicatie een grote rol spelen in onze behandelingen. Als je een patiënt met parodontitis behandelt, valt of staat jouw behandeling met de instructies en voorlichting die je meegeeft. Denk ook aan patiënten die een andere taal spreken en een AB-profylaxe moeten starten vóór een behandeling, maar dat niet hebben begrepen. Of bijvoorbeeld het kostenplaatje dat niet wordt begrepen, waardoor een patiënt misschien wel in financiële problemen terechtkomt! Bewustwording van de barrière is het allerbelangrijkst, maar daarnaast heb ik de volgende tips:

  • Noteer in de patiëntenkaart welke taal wel wordt gesproken voor toekomstige behandelaren, wellicht kan een collega helpen.
  • Maak gebruik van visuele hulpmiddelen tijdens voorlichting en instructie.
  • Houd je zinnen kort en bondig.
  • Let op intonatie en non-verbale communicatie.
  • Zoek eventueel brochures op in de moedertaal van de patiënt.
  • Maak gebruik van een tolk (een familielid of telefonisch) indien mogelijk, maar let erop dat deze de belangrijke info ook goed kan overbrengen.”

Handige website

Informatie in het Arabisch is te vinden op de website Gezond in Nederland. Op deze website, die een initiatief is van GGD regio Utrecht en Pharos maken Syriërs landgenoten wegwijs in zorgland Nederland. Er is een aparte pagina over mondzorg.

Voor de anamnese van anderstaligen kun je gebruik maken van Health History Forms op de website van University of the Pacific. Deze zijn in 39 talen beschikbaar. De ingevulde vragenlijst kun je vergelijken met de Engelse versie.

Op de website van de KNMT zijn in zes talen brochures over mondzorg voor asielzoekers te vinden (alleen voor leden).


Interview door Yvette in ’t Velt met met Youssra el Jallouli, vierdejaars studente Mondzorgkunde.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Najaarscampagne NVM-mondhygiënisten

Najaarscampagne NVM-mondhygiënisten

Tijdens het NVM-najaarscongres werd de najaarscampagne van NVM-mondhygiënisten gestart om de mondhygiënist verder bij het Nederlandse publiek op de kaart te zetten.

Met de campagne wil de beroepsorganisatie duidelijk maken wat de rol en de professionaliteit van de mondhygiënist is in het mondzorgteam, en op deze manier de mondhygiënist positioneren als expert in de preventieve mondzorg.

Leden aanwezig bij het NVM-congres ontvingen een promotiepakket met flyers en posters. Niet-aanwezige leden die het pakket aanvroegen, kregen dit per post toegestuurd. Naast dit promotiemateriaal is een online campagne gestart via Googe, Facebook en Instagram.
Leden van NVM-mondhygiënisten kunnen banners en posts downloaden voor plaatsing op hun website en socialmedia.

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Uitleg, handboek

Handboek Engels in de tandartspraktijk

Please, have a seat verschijnt in een tijd waarin taal en communicatie een grote rol spelen in de huidige, internationale maatschappij.
Inspelend op praktijksituaties stelt het boek praktijkmedewerkers in staat om niet-Nederlandstalige patiënten professioneel in het Engels te woord te staan.

Auteur Anita Visser van Meegeren (Den Haag, 1961) studeerde Engels aan de Universiteit Leiden. Samen met haar man, die tandarts is, voerde zij tien jaar lang in Italië een tandartspraktijk en sinds 1998 is ze nauw betrokken bij de praktijkvoering in Nederland. Daarnaast is ze werkzaam als vertaler van tandheelkundige teksten en als educatief auteur, docent en examinator Engels aan de mbo-opleiding tandartsassistent.

Vakmatig Engels

Deze ervaringen brachten de grote behoefte van praktijkmedewerkers aan kennis van vakmatig Engels in kaart: voor een soepel verlopende ontvangst, begeleiding en behandeling van een patiënt in het Engels is kennis van specifieke termen vereist. Er zijn dagelijks veel situaties waarin de medewerker moet omschakelen van het Nederlands naar het Engels, zoals aan de balie bij het begrijpen van de zorgvraag en planning van een passende afspraak, of bij het invullen van de gezondheidsvragenlijst of bij het geven van instructies bij het maken van een OPT.
Met uit de praktijk herkenbare leesteksten, vragenlijsten en uitgebreide woordenlijsten Nederlands – Engels en English – Dutch van vakmatig Engels vult Please, have a seat de aanwezige algemene Engelse talenkennis aan op vakmatig gebied.
De anderstalige patiënt in het Engels kunnen verstaan én te woord kunnen staan draagt bij aan een kwalitatief nog betere service in de tandheelkundige zorgverlening.

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Promotieactiviteiten Goed Gebekt gepubliceerd in Journal of Dental Hygiene

Promotieactiviteiten Goed Gebekt gepubliceerd in Journal of Dental Hygiene Science

Luid roepend dat de mondhygiënist onder het grote publiek niet bekend genoeg was, startte de stichting Goed Gebekt in 2014. In september publiceerde het Journal of Dental Hygiene Science (JDHS) een artikel over de promotieactiviteiten van Goed Gebekt op consumentenbeurzen voor het verkrijgen van bekendheid over de mondhygiënist bij vrouwen.

Mondhygiënist meer in de kijker spelen

De stichting Goed Gebekt is opgericht door vier ondernemende mondhygiënisten: Fenne Hoogteijling, Tiffany Claus, Maja Koster en Annemarie Frederiks. “Wij wilden de mondhygiënist meer in de kijker spelen. Dat vonden, en vinden wij nog steeds, nodig omdat uit een hele kleine random enquête bleek dat 98% niet wist wat een mondhygiënist nu eigenlijk was én omdat een even groot percentage niet wist dat je zonder verwijzing naar een mondhygiënist kan gaan.”

“Wij ontwikkelden posters om buiten de praktijk, bijvoorbeeld bij de supermarkt, te verspreiden om zodoende een groter publiek bewust te maken van het bestaan van ons mooie vak. En we maakten een consumenten site: www.tandvleescijfer.nl. Momenteel wordt de site vernieuwd en uitgerust met een zoekmachine waardoor onze donateurs makkelijk te vinden zijn voor de consument.
Langzaam werd onze Stichting Goed Gebekt geboren en voor we het wisten maakten we plannen om in één klap nog meer mensen te bereiken en tegelijkertijd data te verzamelen om ons geluid te onderbouwen. Waar vind je een divers publiek en veel mensen bij elkaar? Waar vind je groepen moeders en vrouwen in grote getale?”

Huishoudbeurs

“Ineens stonden we in 2018 tussen de Luizenmiddelen en Easy Toys. Letterlijk. Met een eigen stand op de huishoudbeurs in de RAI in Amsterdam. We namen enquêtes af, gaven voorlichting en voerden dpsi-metingen uit. Dit alles dankzij onze donateurs, die ons financieel en in persoon hielpen. En dankzij de man van Tiffany Claus, Ed Claus, die een prachtige stand voor ons bouwde. Ook sponsoren lieten zich niet onbetuigd en zorgden ervoor dat we een goed gevulde goodie bag konden meegeven als dank voor het mogen meten van hun tandvleescijfer. Na 6 volle, gezellige en hectische dagen hadden we data verzameld van zo’n 1765 respondenten.”

Negen maanden beurs

“In 2020 stonden we midden op de negen maanden-beursvloer ten tijden van de huishoudbeurs, vlak voor corona alles op slot zette. Deze keer kozen we bewust voor zwangere vrouwen en jonge moeders inspelend op de actualiteit dat te weinig kinderen gebruik maken van de gratis mondzorg in Nederland.  Ook daar spraken we actief bezoekers aan en namen we de enquêtes af. Minder dan de voorgaande keer, want met de uitbrekende pandemie waren er veel minder bezoekers.                                                                                                                                    Tijdens deze dagen legden wij vooral focus op het feit dat behandelingen door de mondhygiënist gratis is voor kinderen en jeugd tot 18 jaar. We deelden lijsten met adressen van donateurs uit per provincie en we benadrukten, uiteraard, dat de mondhygiënist vrij toegankelijk is.”

Wetenschappelijk artikel in Journal of Dental Hygiene Science

“Yvonne Buunk-Werkhoven nam ons bij de hand en hielp ons samen met Jolanda Gortzak en Judith Sjoerts de data te interpreteren en te verwerken tot een wetenschappelijk artikel.

Inmiddels is het artikel  ‘open access’ gepubliceerd in Journal of Dental Hygiene Science met de toepasselijke titel: ‘Outspoken’ Oral Hygienists Promote Oral Health Care Awarenes at Public Events for (pregnant) Woman and Young Mothers.

De verzamelde data zijn geanalyseerd. Tijdens de Huishoudbeurs in 2018 was de leeftijd van iets meer dan de helft (53,5%) van de 1.742 bezoekers (85,7% vrouw) jonger dan 45 jaar. In 2020 deden 210 bezoekers met een gemiddelde leeftijd van 30,7 jaar uiteindelijk mee aan het onderzoek. De meeste vrouwen evalueerden hun eigen mondgezondheid als ‘goed’.”

Gekwalificeerde (zelf)standige mondhygiënisten lijken wel bekend bij de bezoekers, maar ze worden nog steeds alleen bezocht ‘op verwijzing van de tandartsen. Ook de vergoeding door de basisverzekering tot 18 jaar is nog steeds onbekend bij het publiek.

Promotie door andere mondhygiënisten

Concluderend stimuleert Stichting Goed Gebekt andere mondhygiënisten om hun eigen initiatieven en ervaringen transparant te maken en openlijk te delen. Voorbeelden van promotie-activiteiten voor andere mondhygiënisten zijn:
– Aanwezig zijn op een lokale markt

– Een stukje schrijven in de schoolkrant

– Voorlichting geven bij ouderavonden

Donateurs kunnen gebruik maken van het promotiemateriaal van de stichting. En op www.goedgebekt.net/gratis kan iedereen promotiemateriaal downloaden.

Door:
Annemarie Frederiks en Maja Koster, mondhygiënisten

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Thema A-Z
psychologie

De psychologie van gedragsverandering

Elke professional wil graag met goede bedoelingen het gedrag van mensen veranderen in de juiste richting. Bijvoorbeeld helpen met een betere mondhygiëne. En dan misschien ook nog adviseren om te stoppen met roken. Meestal werkt dat niet zo best. Hoe kunnen wetenschappelijke inzichten worden toegepast? Waarom doen mensen niet wat we hen adviseren?

Verslag van de lezing van em. prof dr. Gerjo Kok, sociaal psycholoog en hoogleraar.

Er zijn 3 gezichtspunten van belang bij gedragsverandering

  • Hoe planmatige gedragsverandering gebaseerd kan worden op evidence: Onderzoek en theorie
  • Ecological model: Omgevingsfactoren
  • Participatie van alle stakeholders

Evidence based

Als u professioneel wilt werken aan gedragsverandering dan zou u evidence based moeten werken. Dat betekent in de eerste plaats dat uw werk gebaseerd moet zijn op onderzoek en in de tweede plaats op theorie. Op basis van onderzoek ontwikkelen we theorieën en die theorieën kunt u toepassen op nieuwe situaties.

Iets mis met de omgeving

Als mensen iets doen wat niet in orde is, is men te geneigd om te denken dat er iets mis is met die mensen, maar men zou moeten leren dat er is iets mis met de omgeving rondom die mensen.

Mensen kan men niet veranderen als men hen niet begrijpt. Men zal echt goed moeten luisteren, gewoon uit fatsoen en ook zeker om efficiënt te kunnen zijn.

Inventional Mapping

Met Intervention Mapping kunt u op de juiste momenten, de juiste informatie, de juiste onderzoeken en de juiste theorieën gebruiken om het resultaat van de gedragsverandering te bezien.

Bij intervention mapping kunnen de volgende stappen gebruikt worden, maar bij het doorlopen van de stappen doet u meestal 2 stappen naar voren en vervolgens 1 stap terug; het is geen simpel lineair proces.

  • Probleemanalyse
  • Veranderdoelen
  • Evidence-based methoden
  • Ontwikkeling van de interventie
  • Planning van de implementatie
  • Planning van de evaluatie

Probleemanalyse

Uiteindelijk is ons doel een hoge kwaliteit van leven. Als die niet goed is, dan willen we daar wat aan doen. Gezondheid is in onze samenleving de belangrijkste waarde voor hoge kwaliteit van leven. De gezondheid van mensen wordt bedreigd door gedrag van de mensen zelf en door omgevingsfactoren. Gedragingen zoals te veel eten en omgevingsfactoren zoals snoep bij de kassa.

Belangrijk bij de omgevingsfactoren is dat er altijd iemand verantwoordelijk voor is. Er is altijd iemand die er beslissingen over heeft genomen. Als u iets wilt veranderen aan de omgeving moet u er zeker van zijn dat u de goede connecties hebt gelegd. Uiteindelijk gaat het namelijk over het gedrag van die beslisser.

Veranderdoelen

Als u tegen mensen zegt dat ze moeten veranderen dan zal u helder moeten zijn over wat er precies veranderd moet worden, wat er dan gedaan moet worden en hoe. Dat geldt zowel voor de persoon om wie het gaat als voor de beslisser van de omgevingsfactoren. Hier kunt u niet specifiek genoeg over zijn.

Gedrag wordt het best voorspeld door de intentie tot het gedrag. Dus als iemand iets van plan is om te doen dan gaat diegene dat waarschijnlijk ook doen, tenzij er iets tussenkomt. Dat noemen we barrières. In principe is wat mensen willen vaak ook wat ze gaan doen. Waar komt de intentie vandaan? Er zijn drie zaken van invloed bij wat men noemt “beredeneerd gedrag”:

  • Attitude / verwachtingen: wat mensen zelf vinden van hun gedrag.
  • Sociale invloed: wat vinden anderen van het gedrag; wat anderen doen.
  • Self-efficacy: zelfvertrouwen, denken dat het lukt om het gedrag uit te voeren.

Vooral de laatste speelt een grote rol terwijl we vaak denken dat de eerste het belangrijkste zou zijn.  Het gaat er niet om dat mensen het niet willen maar of ze zelf denken dat ze het kunnen. Daarom moeten we mensen blijven steunen als ze een keertje een terugval hebben. Daar moet u op voorbereid zijn als professional bij gedragsverandering.

Waarschuwen

We hebben de neiging om anderen te waarschuwen voor akelige gevolgen vooral als we het gedrag zelf niet doen. Onze overheid heeft dat ook, bijvoorbeeld door enge plaatjes en teksten op sigarettenpakjes te plakken. Helaas is dat geen goed idee. Hoe meer dreiging, hoe meer verandering? Dat is een foute aanname. Angst is een slechte raadgever. Als er een dreiging is, gaat het om kansen op iets ernstigs: hoe groot is de kans dat je eraan dood gaat? Een dreiging is er pas als je echt denkt dat het een reële dreiging is, dat er jou echt iets gaat overkomen. Kunt u er wel echt iets aan doen en hoe groot is de kans dat het u lukt? In het hoofd worden dit soort dingen verwerkt en soms leidt dat er toe dat mensen hun gedrag aanpassen, maar vaak willen mensen er niet meer over praten of gaan ze zelfs het tegenover gestelde doen dan wat u wenste. Als mensen denken dat ze het niet kunnen, dan zullen ze hun gedrag niet aanpassen. Dus als u mensen informeert door te dreigen, moet u hen ook handvatten bieden om ze verder te kunnen helpen zodat het zelfvertrouwen groeit. Maak mensen niet bang en zeg niet ‘los het verder zelf maar op.’

Gewoontes

Naast beredeneerd, reflectief gedrag bestaan er ook gewoontes. Zonder dit automatische gedrag zou men gek worden van de stress. Stel u voor dat u nog zou moeten nadenken over hoe u zou moeten fietsen of autorijden.

Impulsief gedrag

Automatisch gedrag is een survival mechanisme maar dat heeft ook nadelen. Zo is er impulsief gedrag. Zo eet men een groot vol bord helemaal leeg terwijl dit te veel is. Daarom pleit men voor kleine borden met kleine porties. Mensen hebben namelijk zelf niet in de gaten dat ze dit schadelijke gedrag uitvoeren. Discriminatie is ook automatisch gedrag.

Reflectief gedrag

Impulsief gedrag heeft u niet onder controle. Reflectief gedrag komt altijd na impulsief gedrag, maar vaak te laat. Op het moment dat iemand alcohol heeft gehad, heel boos is, juist erg vrolijk of verliefd is, dan wordt de reflectieve reactie zwakker en krijgt de impulsieve reactie de overhand. Bij adolescenten ontwikkelt het controlesysteem (reflectieve reactie) zich later dan de impulsieve reactie. Dus impulsief gedrag bestaat, we kunnen dat begrijpen en daarom kunnen we er ook iets aan gaan doen.

Goede intenties voorspellen het gedrag maar deels. Gewoontes zijn moeilijk te veranderen. Mensen reageren op ‘prompts’ in de omgeving zonder veel aandacht. Zo pakken meer mensen de trap in plaats van de lift door voetstapjes te schilderen naar de trap toe.

Evidence-based methoden

Determinanten voorspellen dus gedrag. Hoe kunnen we determinanten veranderen? Daarbij moet u eerst nadenken welke gedragsdoelen die u gespecifieerd heeft door welke determinanten worden beïnvloed. Dus zo zijn er de gedragsdoelen ‘selecteer low-fat producten’, ‘bereid low-fat voedsel en ‘eet geen high-fat snacks’,  waarbij ‘risicoperceptie’, ‘attitude’ en ‘sociale invloed’ de determinanten zijn.

Theoretische methode

Een theoretische methode is een algemene techniek voor de verandering van een determinant van het gedrag van de persoon of beslisser. Een praktische toepassing is een specifieke techniek om een theoretische methode toe te passen in de praktijk, op zo’n manier dat het past in de context en bij de doelgroep. Zo kan iemand zich voorbereiden op barrières, dat is zijn specifieke gedrag dat beïnvloed moet worden. De determinant in deze is het zelfvertrouwen en de vaardigheid. De theoretische methode die hierop aansluit is ‘modeling’: het laten zien van een voorbeeld van iemand  die beloond wordt door goed gedrag. Mensen gaan dit nadoen. De praktische toepassing zou kunnen zijn om een gefilmde demonstratie te laten zien over hoe mensen oplossingen vinden voor lastige situaties.

Er zijn wel allerlei voorwaarden waaronder een theoretische methode pas echt werkt. Bij zelfvertrouwen als determinant is modeling de theoretische methode. De voorwaarden hierbij zijn:

  • Het moet een coping model zijn: een model die er moeite mee heeft, maar er wel in slaagt
  • Het moet om relevante vaardigheden gaan
  • Het moet een echte positieve beloning zijn
  • Men moet zich kunnen identificeren met het model

Als men het proces niet goed uitvoert, dus zich niet aan voorwaarden houdt, dan heeft uw interventie geen (voldoende) nut.

Voorbereiden op barrières

Een ander methode is ‘voorbereiden op barrières’. Daarbij worden participanten gevraagd om potentiele barrières te noemen en manieren om die te overwinnen. De voorwaarden van dit theoretisch model zijn:

  • Identificatie van hoog-risico situaties
  • Oefenen van gedrag waarmee de barrières worden overwonnen

Cue verandering

Nog een methode is ‘cue verandering’. Daarbij wordt mensen geleerd om een cue te veranderen die het gewoonte gedrag oproept.  Voorwaarde hierbij is dat mensen al wel een positieve intentie hebben. Zo zijn er nog veel meer methodes met bij behorende definities en theorieën en in Motivational Interviewing vinden we hier een bundeling van. Motivational Interviewing lijkt heel simpel, maar het is heel erg moeilijk om correct te doen omdat men bijna altijd de neiging heeft om te sturen, te helpen en duwtjes te geven. Men moet mensen zelf tot een conclusie laten komen.

Ontwikkeling van de interventie

Eenmaal de methode bepaald, moeten beslissingen worden genomen en daarbij is het belangrijk dat met de deelnemers wordt gepraat. Beslis bij het ontwikkelen van een interventie over volgorde, thema’s, communicatiekanalen en materialen. De mondzorgprofessional zal bijvoorbeeld vooral luisteren, adviseren en mogelijk materialen geven, en mensen doorverwijzen.

In Nederland kan iedereen voor gezondheidsproblemen terecht bij de huisarts; die zal dan eventueel weer verder doorverwijzen. Bekijk ook of er eerder materiaal is gemaakt waarvan u nu ook gebruik kan maken. Zo niet, ontwikkel dan vanuit een centrale organisatie materialen en werk daarbij met creatievelingen. Test vervolgens goed uit of deze materialen daadwerkelijk bij de doelgroep aansluiten.

Planning van de implementatie

Er moet goed gepland worden hoe de interventie geïmplementeerd wordt omdat het nut en succes van de interventie afhangt van de effectiviteit en blootstelling. Het is daarnaast belangrijk te evalueren in hoeverre de interventie uiteindelijk heeft gewerkt.

Conclusies gedragsverandering

Men moet zeker weten dat het aanbevolen gedrag het gewenste effect zal hebben. Om gedrag te veranderen moet u het eerst goed begrijpen. Kennis en risico zijn vaak onbelangrijk, het gaat meestal om vaardigheden en zelfvertrouwen. Duwtjes in de goede richting zijn soms toch effectief, mits het de autonomie van de participant niet aantast. Planmatige gedragsverandering vraagt expertise.

Dhr. em. prof dr. Gerjo Kok is sociaal- psycholoog en hoogleraar Toegepaste Psychologie aan de Universiteit van Maastricht. Eerder was hij hoogleraar aan de Universiteit van Texas in Houston. Samen met collega’s aan Houston en Maastricht is hij medeauteur van het boek Planning Health Promotion Programs; An Intervention Mapping Approach, waarvan de vierde druk is verschenen begin 2016. Zijn onderzoek en publicaties betreffen de toepassing van de psychologie bij planmatige gedragsverandering.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de lezing van em. prof. dr. Gerjo Kok tijdens het NVM-congres.

Dit verslag is voor het eerst in januari 2018 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis