Functioneren na tuchtzaak

Een tuchtzaak zorgt er niet automatisch voor dat het functioneren van een arts verbetert. Dit werd vastgesteld door 2 kinderartsen op basis van 24 enquêtes die werden ingevuld door kinderartsen.

Het onderzoek
De kinderartsen Martine de Vries (LUMC) en Wendela Leeuwenburgh (AMC) stuurden enquêtes rond onder kinderartsen, waarop totaal 24 artsen reageerden. Nagenoeg alle artsen die reageerden op de enquête gaven aan dat hun manier van werken was beïnvloed door de klacht. Het aantal respondenten is te klein om met zekerheid conclusies over de effecten te trekken. Desalniettemin zijn de gevonden resultaten in overeenstemming met uitkomsten in internationaal onderzoek naar dit thema.

Verandering
Sommige artsen gaven aan dat hun functioneren positief was veranderd na de klacht. Zo waren zij zich bijvoorbeeld bewuster van een goede statusvoering. Veel artsen gaven echter ook dat zij door de klacht defensiever zijn gaan handelen of meer bezig te zijn met het eigenbelang dan het belang van de patiënt. Op de vraag of ze achteraf gezien anders zouden handelen antwoordden de meesten van niet.

Bron: Medisch Contact

Lees meer over: Actueel, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Steeds meer ouderen hebben extra hulp nodig bij mondverzorging

Ouderen hebben steeds meer moeite om hun gebit goed te verzorgen. Bij opname in een verzorg- of verpleeghuis heeft 80% van de nieuwe bewoners een matige tot slechte mondgezondheid. En verzorgenden in een zorginstelling hebben vaak geen tijd voor goede mondverzorging. Terwijl een gezonde mond juist voor ouderen extra belangrijk is. Wie een gezonde mond heeft, heeft geen pijn of ontstekingen, kan beter eten, ziet er verzorgder uit en heeft minder last van een slechte adem.

Samen met TNO en Zorg voor Beter ontwikkelde de KNMT poetsinstructiekaarten voor ouderen, verplegenden, verzorgenden en mantelzorgers. En een praktijkwijzer voor tandartsen. Onder het motto: Houd de oudere mond gezond!

1 op de 4 straks 65 jaar of ouder
In 2030 is bijna 1 op de 4 (24%) van de Nederlanders 65 jaar of ouder. Ouderen die langer thuis wonen en doorgaans nog (een deel van) hun eigen gebit hebben. ‘Dat is een groot goed,’ zegt KNMT-voorzitter Aad van der Helm. ‘Want een goede mondgezondheid is belangrijk voor de kwaliteit van leven. Maar met het ouder worden, wordt het steeds lastiger om de mond gezond te houden. Ook realiseren ouderen zich het belang van een goede mondgezondheid vaak niet. Slechts 20% van de thuiswonende ouderen is zich dat bewust terwijl ze vaak wel een duidelijke zorgbehoefte hebben.’

Actieplan
Het actieplan van de KNMT richt zich dan ook zowel op voorlichting als op hulp bij de dagelijkse mondverzorging en bij de periodieke tandheelkundige zorg. ‘Ouderen moeten daarop kunnen rekenen,’ zegt Van der Helm. ‘Zeker in geval van toenemende kwetsbaarheid kan verwaarlozing van het gebit ernstige gevolgen hebben. Naast pijn-, kauw- en slikproblemen kan een slechte mondgezondheid leiden tot gewichtsverlies, longontsteking, hart- en vaatziekten, slecht instelbare bloedsuikerspiegels en snellere veroudering van het brein.’

Poetsinstructiekaarten voor verzorgenden
In samenwerking met TNO en Zorg voor Beter ontwikkelde de KNMT poetsinstructiekaarten voor vijf verschillende gebitssituaties van de boven- en onderkaak. Met instructies in het geval van eigen tanden en kiezen, een volledig kunstgebit, een overkappingskunstgebit, geen (kunst)gebit of een frame of plaatje. De poetsinstructiekaarten zijn speciaal ontwikkeld voor personeel in verzorg- en verpleeghuizen en hebben allemaal een gelijke basis met steeds dezelfde poetsvolgorde. Dit helpt om alle tanden en kiezen te poetsen. Bekijk de poetsinstructiekaarten of bestel ze bij de KNMT.

Praktijkwijzer voor de tandarts
De KNMT heeft voor tandartsen de Praktijkwijzer zorg aan ouderen in de algemene mondzorgpraktijk ontwikkeld voor ondersteuning van tandartsen en hun team bij het zo adequaat mogelijk organiseren van de zorgverlening. Bijvoorbeeld hoe ouderen zo goed mogelijk in beeld blijven, hoe iedereen in het team zijn rol het best kan benutten om ouderen zo goed mogelijk te begeleiden en te behandelen maar bijvoorbeeld ook hoe de praktijk zo toegankelijk mogelijk te maken voor oudere patiënten.

Bekijk ook het filmpje poetsinstructie ouderen


Download brochure tno-poetsinstructiekaarten-dubbelzijdig-lr.pdf
Download brochure knmt-praktijkwijzer-mondzorg-ouderen[1].pdf
Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Link tussen menopauze en parodontitis

Link tussen menopauze en parodontitis

Er is aangetoond dat postmenopauzale vrouwen gevoeliger zijn voor botbreuken. Nieuw onderzoek wijst uit dat deze groep ook een grotere kans heeft op parodontitis.

Botverlies
Door de daling van het oestrogeenspiegel kunnen vrouwen in 5 tot 7 jaar na de menopauze tot 20% botmassa verliezen. Deze daling kan ook effect hebben op de mondholte, door ontstekingsreacties die in het lichaam plaatsvinden en kunnen leiden tot gingivitis.

Conclusie
Met behulp van Fracture Assessment Risk Tool (FRAX), ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), kan de fractuurrisico worden berekend. De onderzoekers concluderen dat er een link is tussen postmenopauzale vrouwen die hoog scoren op de FRAX en parodontitis. De onderzoekers suggereren dan ook dat botverlies een betrouwbare indicator van parodontitis zou kunnen zijn.

Bron: Dentistryiq.com

Lees meer over: Actueel, Kennis, Onderzoek, Thema A-Z

Mondbacterie beschermt kankercellen

Onderzoekers van de Hebrew University Hadassah Medical School hebben de eerder gevonden relatie tussen fusobacteriën en darmkankercellen nader onderzocht. Hierbij vonden zij dat de fusobacterie voorkomt dat kankercellen worden opgeruimd door immuuncellen.

Fusobacterium nucleatum
De fusobacterium nucleatum is een bacterie die zich hecht aan de grampositieve micro-organismen in tandplak. Op zichzelf is de bacterie niet pathogeen, echter activeert het processen van andere pathogenen doordat het zich hieraan hecht. Hierdoor worden giftige metabolieten gevormd die de gezonde cellen van het omliggende weefsel kunnen vernietigen.

Immuuncellen
Bij veel patiënten met darmkanker is de bacterie niet alleen in de mond aanwezig, maar ook in het colorectale gebied. Daar beschermt de bacterie tumorcellen die door immuuncellen worden aangevallen. Verder onderzoek moet uitwijzen of de bacterie zich ook in andere tumoren voordoet. Ook moet er worden gekeken naar de mogelijkheid om de immuuncellen in staat te stellen de kankercellen op te ruimen door de fusobacterie te verwijderen of antistoffen toe te dienen die immuuncellen activeert.

Bronnen:
Zwp-online
Science daily


Lees meer over: Kennis, Onderzoek, ZZP-er
Dento-Alveolaire Pijn

Persisterende Dento-Alveolaire Pijn: kenmerken en wat te doen?

In bijna iedere tandartspraktijk komen enige patiënten voor met pijnklachten die vaak al jaren bestaan en waar geen duidelijke verklaring voor is. Soms zijn deze pijnklachten van neuropathische oorsprong: Persisterende Dento-Alveolaire Pijn (PDAP). Lees over de kenmerken, diagnose en therapie.

Verslag van de lezing van drs. Jan Warnsinck, endontoloog-gnatholoog, tijdens het ANT-congres Dental Studie Update

Jan Warnsinck vertelde over een patiënt met PDAP. De patiënt had al twee jaar persisterende pijn en was onderzocht door een KNO-arts, kaakchirurg en gnatoloog. Helaas kon er geen diagnose worden gesteld. Ook niet na verder uitgebreid tandheelkundig onderzoek en check op temporomandibulaire disfunctie. Vervolgens kreeg de patiënt last van flinke gevoeligheid bij kou in element 12 en werd de diagnose Irreversible pulpitis gesteld, waarop Warnsinck besloot een wortelkanaalbehandeling te doen. Na de behandeling persisteerde de pijn echter en werd het steeds waarschijnlijker dat het om een vorm van continue neuropathische pijn ging.

Wat is persisterende pijn?
Dit is pijn, die langer blijft bestaan dan de tijd die normaliter nodig is om genezing te bewerkstelligen. De pijn heeft geen biologisch doel: er is geen weefselschade (meer).

Wat is neuropatische pijn?
Dit is pijn die ontstaat als direct gevolg van een laesie of ziekte van het somatosensorische systeem (IASP, Treede et al, Neurology 2008). De pijn wordt veroorzaakt door het centraal zenuwcentrum zelf, waarbij er geen weefselschade (meer) is er een voortdurende sensitisatie is. Bij sensitisatie is sprake van een verlaagde pijndrempel, met een verhoogde prikkelgevoeligheid. Sensitisatie kan op de lange duur leiden tot neuropathische pijn. Men vermoedt dat Persisterende Dento Alveolaire Pijn een vorm van continue neuropathische pijn is.

Vroegere benamingen van Persisterende Dento Alveolaire Pijn (PDAP):

  • atypische tandpijn
  • fantoompijn
  • deafferentiatiepijn

Men is tot deze nieuwe benaming PDAP gekomen, omdat er in het verleden verwarring bestond over definities, diagnostische criteria etc. van de drie bovengenoemde benamingen. Dit stond verder onderzoek in de weg. Met de nieuwe benamingen, de duidelijke definitie en opgestelde diagnostische criteria van PDAP worden nieuwe mogelijkheden voor verder onderzoek geschapen.

Diagnostische criteria PDAP

  • Persisterende pijn, die minstens 8 uur per dag aanwezig is, gedurende minstens 15 dagen per maand, gedurende minstens 3 maanden
  • De pijn wordt ervaren in een duidelijk omschreven deel van het dento-alveolaire gebied
  • De pijn wordt niet veroorzaakt door een bepaalde ziekte of aandoening
    Nixdorf et al, J of Oral Rehab 2012

 

Wat kan de tandarts doen?
Het is belangrijk dat de anamnese, het klinisch en röntgenologisch onderzoek en het Uitgebreide Functie Onderzoek (UFO) volledig gebeurt. Als dit onvolledig wordt gedaan, neemt de kans op een verkeerde diagnose toe. De diagnose PDAP wordt namelijk gesteld door het uitsluiten van andere mogelijke oorzaken. Een checklist van de onderzoekspunten:

  1. Tijdstip van ontstaan. Zijn er voorgaande behandelingen? Hebben deze behandeling invloed gehad op het karakter en intensiteit van de pijn?
  2. Continuïteit. Continue pijn, gedurende langere tijd wijzen niet op een odontogene oorzaak van de pijn.
  3. Karakter: continue, zeurend, kloppend, stekend, aanvalsgewijs
  4. Intensiteit: “rating”schaal: 0-10; 0 = geen pijn, 10 = ergst voorspelbare pijn
  5. Localisatie, localiseerbaarheid
  6. Temperatuur. Is het gebitselement gevoelig bij warm en/of koude?
  7. TMD: Is er pijn bij openen en/of sluiten van de mond? Is er een bewegingsbeperking?
  8. Klemmen en knarsen
  9. Neurologische verschijnselen. Is er naast de pijn ook een verdoofd gevoel of verminderde gevoeligheid?
  10. Hoofd- en nekpijn, pijn elders in het lichaam
  11. Psychosociale factoren, stress, life events
  12. Diagnostische vragenlijst

Doorverwijzen
Als u geen diagnose kunt stellen na het onderzoek, is de kans groter dat er sprake is van Persisterende Dento Alveolaire Pijn (PDAP). U kunt uw patiënt dan doorverwijzen naar een multidisciplinair team in:

  • SBT (Stichting Bijzondere Tandheelkunde)
  • CBT (Centrum Bijzondere Tandheelkunde)
  • Pijnkliniek
  • Kliniek orafaciale pijn en disfunctie (ACTA)

Onderzoek PDAP
Verder onderzoek naar PDAP kan drie gebieden omvatten:

1. CBCT

  • 60% van de gebitselementen met de mogelijke diagnose PDAP vertoont geen röntgenologische periapicale afwijkingen, incl CBCT
  • Meerderheid van de periapicale ontstekingen zijn echter symptoomloos, wat inhoudt dat ze niet de oorzaak van de persisterende pijn zijn.

2. Proefanesthesie

Bij odontogene oorsprong: de pijn zal verdwijnen

  • Bij PDAP: 54% van de patiënten heeft een pijnreductie van 50% of meer. Hier uit kan geconcludeerd worden, dat de aneshesietest niet betrouwbaar is bij de diagnose PDAP.

3. Somatosensorische testen

Eerste screening op sensorische storingen voor algemeen-practici

  • Testen pijnlijke zijde versus niet-pijnlijke zijde
  • Stimuli wattenstaaf, prik met sonde en koude met spatel
  • PDAP-patiënten hebben vaker hypersensitiviteit aan pijnlijke zijde dan gezonde groep
  • Therapie

    De prognose bij PDAP is over het algemeen niet zo gunstig. Er is één studie op dit gebied gedaan (Pigg et al, J Orofac Pain 2013) waaruit bleek dat de meerderheid persisterende pijn hield, onafhankelijk van de gekozen therapie. Bij een derde is wel sprake van duidelijke pijnvermindering. De pijn blijkt ook niet erger te worden in de loop van de tijd.
    Mogelijke therapieën:1. Medicatie
    Als neuropathische pijn écht de diagnose is dan wordt wel de volgende medicatie wel voorgeschreven: Tryclische antidepressiva en anticonvulsants. Deze medicatie dient echter niet door de tandarts-algemeen-practicus te worden voorgeschreven. Men dient verder attent te zijn op mogelijke bijwerkingen. Ook laat onderzoek (Reviews: Martin et al, Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 2011, Int J Oral Maxillofac Surg 2012) zien dat er onvoldoende studies over deze medicijnen zijn en dat de effectiviteit onvoldoende bewezen is.

    2. Physical Self Regulation (PSR)
    Door de chronische pijn kunnen patiënten last hebben van:

    • Hogere pijnintensiteit
    • Moeheid, depressie
    • Verstoord ademhalingspatroon
    • Slaapstoornissen

    De Physical Self Regulation training is een ontspanningstraining gericht op houding, ademhaling, slaap en een dieet (Carlson et al, Pain 1998; Curran et al. J Orofac Pain 1996).

    3. Pijn-educatie
    Via therapie bij een psycholoog leren patiënten om met pijn te leren leven.

    Jan Wensink (c. warnsinck@acta.nl) is in 1982 afgestudeerd in Groningen, waarna hij als algemeen practicus werkzaam is geweest. In 2003 rondde hij de post-initiële opleiding Endodontologie af en in 2012 de post-initiële opleiding Gnathologie. Tot 2014 voerde hij een verwijspraktijk voor Endodontologie in Santpoort-Zuid en momenteel is hij werkzaam bij de secties Endodontologie en Orale Kinesiologie van het ACTA. Hij is mede-auteur van het boek Endodontologie (2010).

    Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van Jan Warnsinck tijdens het ANT-congres Dental Studie Update.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis

Prevalentie parodontitis hoogst onder allochtonen in VS

Onderzoek heeft aangetoond dat bijna 65 miljoen Amerikanen boven de 30 jaar een geavanceerde vorm van parodontitis hebben. Prevalentie van parodontitis blijkt het hoogst onder allochtonen. Het onderzoek is gepubliceerd in the Journal of Periodontology.

Gezondheidsvoorlichting
Uit het onderzoek blijkt dat 63,5 procent van de Spaans-Amerikanen, 59,1 procent van de niet-Spaanse (donkeren) en 50 procent van de Aziatische Amerikanen getroffen zijn door parodontitis. Volgens het onderzoek is duidelijke gezondheidsvoorlichting nodig om de algemene gezondheid van de gehele bevolking te verbeteren.

Parodontitis
Parodontitis blijkt dus een groot mondzorgprobleem in Amerika. Parodontale aandoeningen, vooral geavanceerde vormen, zijn gekoppeld aan cardiovasculaire ziektes en leiden ook tot tandverlies. Regelmatige bezoeken aan de tandarts en een goede mondhygiëne thuis zijn de beste middelen tegen parodontitis.

Bron: Pharmiweb

Lees meer over: Kennis, Onderzoek, Parodontologie, Thema A-Z

Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage

Tandartsen worden steeds vaker geconfronteerd met ernstige glazuuraantasting van niet-carieuze aard onder adolescenten. Hoe behandelt u op een juiste en doelmatige manier? Een cursusverslag over de verschijningsvormen, diagnostiek en behandeling van gebitslijtage.

Uitgebreid en complex
Doordat de behandeling van deze patiëntengroep vaak uitgebreid en complex is, stellen algemeen practici de behandeling vaak erg lang uit, waardoor het risico ontstaat dat patiënten pas (te) laat worden behandeld. Ernstige gebitsslijtage kan leiden tot functionele problemen, zoals pijn bij eten en spreken. Tevens kunnen ook sociale, esthetische en fonetische problemen het gevolg zijn van de slijtage.

Onderzoek
Vele verschillende behandeltechnieken zijn beschreven en worden voorgesteld, echter deze zijn vaak alleen gebaseerd op (persoonlijke) klinische ervaring. Tot op heden ontbreekt het aan wetenschappelijke onderbouwing en lange termijnevaluaties. Ook resteren er nog veel vragen over het precieze effect van de verschillende etiologische factoren (attritie, abrasie erosie) op het ontstaan van de gebitsslijtage.

Om meer inzicht te krijgen in de vele vragen die er nog zijn naar de oorzaak en behandeling van (ernstige) gebitsslijtage, is het UMC St Radboud in Nijmegen enkele jaren geleden een groot klinisch onderzoek gestart. Dit onderzoek heeft als doel het bepalen van de meest effectieve behandelmethode bij deze patiëntengroep.

Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de PAOT-cursus Restauratieve behandeling van gebitsslijtage, door dr. B. Loomans, prof. dr. MC Huysmans, dr. N. Opdam, dr. C. Kreulen.

Dr. B. Loomans is tandarts en is in 2007 gepromoveerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het gebied van de adhesieve tandheelkunde op het proefschrift ‘Proximal contact tightness of posterior composite resin restorations’. Hij heeft nu een aanstelling als senior onderzoeker en is betrokken bij onderzoek, onderwijs, postacademische cursussen en geeft lezingen in binnen- en buitenland. In 2008 heeft hij als gastdocent/onderzoeker op de KU Leuven gewerkt (Prof. dr. B. van Meerbeek). Op dit moment is hij projectleider van een grootschalig klinisch onderzoek naar de behandeling van ernstige gebitsslijtage, dat wordt uitgevoerd in de Expertisekliniek voor Gebitsherstel, UMC St Radboud in Nijmegen. Naast zijn aanstelling op de universiteit is hij twee dagen per week werkzaam als algemeen practicus in een verwijs- en groepspraktijk Medisch Centrum Nijmegen-Oost te Nijmegen (www.mcno.nl), waar zijn speciale aandacht uitgaat naar de adhesieve en reconstructieve tandheelkunde.

Dr. Cees Kreulen werkte na zijn afstuderen (1986, VU Amsterdam) aan het ACTA bij de vakgroep Kindertandheelkunde en de stichting Bijzondere Tandheelkunde (angstbegeleiding en gehandicaptenzorg). In 1992 gepromoveerd op een klinisch onderzoek naar kwaliteitsaspecten van composietrestauraties. In 1996 overgestapt naar Nijmegen en begeleidt bij de vakgroep Orale Functieleer als UHD tandheelkundig onderzoek, voornamelijk op het gebied van de adhesieve prothetiek.

Prof. dr. Marie-Charlotte Huysmans is hoogleraar Cariologie en Endodontologie bij de afdeling Tandheelkunde van het UMC St. Radboud in Nijmegen. Naast activiteiten in het cariologieonderwijs voor tandheelkunde- en mondzorgkundestudenten is zij vooral actief als leider van de onderzoekslijn Tandweefselverlies, die zich richt op onderzoek naar diagnostiek, etiologie, preventie en restauratieve behandeling van met name cariës en slijtage. Zij heeft breed (inter)nationaal gepubliceerd op dit gebied en maakt deel uit van het Adviescollege Preventie Mond- en tandziekten van het Ivoren Kruis.

Dr. Niek Opdam is afgestudeerd als tandarts in 1980. Als universitair docent aan de Radboud Universiteit te Nijmegen geeft hij post academisch onderwijs en doet onderzoek op het terrein van de adhesieve tandheelkunde met als aandachtsgebieden restauratiefalen, secundaire cariës en gebitsslijtage. Een recent aandachtsgebied is het evalueren van de kwaliteit van restauratieve behandelingen in de algemene praktijk via Practice Based Research. Hij wordt veel benaderd voor het verzorgen van lezingen en cursussen in Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Niek Opdam heeft een part-time verwijspraktijk met als differentiatie de adhesieve tandheelkunde in Ulft in Oost Gelderland.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Irrigatie tot in de puntjes geregeld

Natriumhypochloriet is nog steeds de ‘standard of care’ voor irrigatie van het wortelkanaal. Maar wat zijn de laatste inzichten over de optimale concentratie en de pH-waarde van de oplossing?

If you don’t clean it, you can’t fill it.

Natriumhypochloriet (NaOCl) is nog steeds de ‘standard of care’ voor irrigatie van het wortelkanaal. Maar wat zijn de inzichten tegenwoordig over de optimale concentratie en de pH-waarde van de oplossing? Er zijn nieuwe irrigantia op de markt gekomen en zijn er nog veelbelovende ontwikkelingen te verwachten. Ron Fransman gaf tijdens ENDO 2014 een update over de verschillende spoelmiddelen en –methoden om een zo optimaal mogelijke reiniging te bewerkstelligen.

Het gebruik van jodium als spoelmiddel blijkt niks te doen tegen de biofilm. Ook blijkt dat irrigatie met chloorhexidine geen toevoeging heeft op het behandelresultaat.

Natriumhypochloriet is het beste

  • NaOCl heeft een weefseloplossende werking.
  • Concentratie NaOCl: hoe hoger de concentratie hoe beter dat het werkt (6% is de huidige aanbevolen standaard).
  • Volume NaOCl: concentratie is belangrijker dan hoeveelheid. Frequent spoelen is goed, maar compenseert NIET voor een lagere concentratie.
  • In onderzoek is bevestigd dat een hogere concentratie hypochloriet het weefsel in de kanalen sneller oplost.
  • Het effect van NaOCl is het effect van TIJD en CONCENTRATIE.
  • Verwarmen NaOCl heeft geen weinig nut. Binnen een paar seconde is de temperatuur van NaOCl weer gedaald naar een temperatuur van 38 graden in het element.
  • Oppervlaktespanning/ surfactants: geen effect. Deze hebben alleen effect op een droge ondergrond, maar in een vochtig kanaal gaat het meer om diffusie dan om oppervlakte spanning.
  • 3-4% NaOCl werkt minder efficient dan 6%.
  • pH van de spoeloplossing heeft geen effect op de werking, dus een gebufferde oplossing is niet nodig.
  • EDTA en citroenzuur creëren beide een hydrofiele laag collageen die instort bij drogen van het kanaal en zorgt voor lekkage. Dus altijd naspoelen met hypochloriet om het de lange collageen vezels in te korten. Niet eindigen met EDTA of CA als laatste spoelmiddel.
  • Om debris in laterale kanalen beter te verwijderen wordt geadviseerd om-en-om te spoelen met NaOCl en EDTA.
  • Passieve Ultrasone Irrigatie verhoogt het effect van het spoelmiddel, terwijl Sonic (sonore) irrigatie nauwelijks effect heeft.
  • Irrigatie met een dunne naald is beter dan met een dikke naald, omdat die verder in het kanaal komt. Een naald met open eind is tot 3mm voor de naald actief, een side vented naald circa 1mm en moet dus verder in het kanaal ingebracht worden dan een naald met open eind om op dezelfde diepte goed te kunnen irrigeren. Handige tips zijn de NaviTips 29 en 31 gauge van Ultradent.

Conclusie

  • Gebruik liefst een concentratie van 5-6% NaOCl.
  • Het effect van NaOCl is het effect van tijd en concentratie. Voor het beste resultaat: laat een hoge concentratie een lange tijd inwerken.

Spoelprotocol

  • Gebruik bij initiële preparatie EDTA gel
  • Tijdens prepareren afwisselend spoelen met NaOCl en EDTA
  • Eindig met NaOCl, ultrasoon geactiveerd

Ron Fransman is tandarts-endodontoloog en heeft een verwijspraktijk in Amsterdam.
In 1998 heeft hij zijn specialisatie endodontologie voltooid. Hij geeft regelmatig cursussen en lezingen in binnen- en buitenland op het gebied van endodontologie. Ook heeft hij een aantal artikelen geschreven voor nationale en internationale vaktijdschriften.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Ron Fransmans tijdens ENDO2014 van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
preventieassistent

Hoe begeleidt u uw preventieassistent?

In veel tandartspraktijken zijn één of meer preventieassistenten werkzaam. Ook sommige mondhygiënistenpraktijken werken met een preventieassistent. Door de relatief korte opleiding is het aantal preventieassistenten de afgelopen jaren enorm gegroeid. Zij zijn niet opgeleid om zelfstandig te werken, maar behoren onder de begeleiding van een tandarts of mondhygiënist te staan. Hoe kunt u uw preventieassistent het beste begeleiden?

Werkveld
De preventieassistent ontvangt functionele leiding van de tandarts of mondhygiënist voor wie er onderdelen van de behandeling worden uitgevoerd. De preventieassistent geeft voorlichting en advies, bijvoorbeeld over het schoonhouden van de gebitsprothese. Er wordt tijdens de opleiding aandacht geschonken aan het afnemen van de initiële anamnese, maar niet aan de interpretatie van de uitkomst hiervan. Er wordt geleerd om de plaquekleur- en bloedingstest uit te voeren, fluoride aan te brengen, symptomen van gingivitis, parodontitis en retentieplaatsen te herkennen, een eenvoudige pocketstatus te lezen en te maken, een DPSI-score te maken, supragingivaal plaque en tandsteen te verwijderen en gebitselementen te polijsten.

Overleg
Voordat de preventieassistent de patiënt gaat behandelen dient het patiëntendossier aandachtig te worden gelezen. Kan de preventieassistent de patiënt wel aan? Is er bijvoorbeeld geen sprake van een medisch gecompromitteerde patiënt of een patiënt met een te hoge DPSI-waarde? Tandarts/mondhygiënist en preventieassistent doen er goed aan voor aanvang van de patiëntenbehandelingen alle patiënten eerst eens door te nemen en te bespreken. De tandarts/mondhygiënist kan aangeven waarop gelet moet worden en welke behandeling hij precies wenst.

Interactie
Aan de hand van de (update) van de anamnese, plaquekleuring, bloedingstest en DPSI kan er bedacht worden welke behandeling en voorlichting de patiënt precies behoeft. Vervolgens is er interactie gewenst met zowel de patiënt als met de tandarts/mondhygiënist om het definitieve behandelplan op te zetten. Hierbij vertelt de preventieassistent haar bevindingen en worden deze kort gecontroleerd op juistheid. Er vindt overleg plaats over welke voorlichting er gegeven zal worden. Blijkt de patiënt te hoog gegrepen voor de preventieassistent, bijvoorbeeld bij een DPSI-score in de categorie B, dan wordt de patiënt verwezen naar de mondhygiënist of een andere geschikte behandelaar.

Controle
Zodra de preventieassistent klaar is met de behandeling, dient er controle uitgevoerd te worden op zijn werk. Is het tandsteen en de plak geheel verwijderd? Zo niet, dan wordt dit teruggekoppeld naar de preventieassistent en onderzocht waar het mis is gegaan. Zo wordt er geleerd van fouten. Bied de preventieassistent gelegenheid om de eigen fouten op te lossen. Een ervaren preventieassistent kan hier voorzichtig losgelaten worden en hoeft niet meer bij iedere patiënt gecontroleerd te worden. De tandarts/mondhygiënist zal echter waakzaam moeten blijven ten bate van de kwaliteit.

Hulp
De preventieassistent moet altijd om hulp kunnen vragen. Spreek met elkaar af hoe u dit graag zou willen zien. Op welke manier zal hulp gevraagd moeten worden? Moet er op de deur geklopt worden en hoe wordt er duidelijk gemaakt om welk probleem het gaat bij welke patiënt? Wellicht biedt uw software hierbij uitkomst.

Einde dag
Na een dag werken is het prettig om alle patiënten wederom te bespreken. Kloppen de declaraties? Waar liep de preventieassistent tegen aan en hoe kan het in vervolg beter?

Valkuilen en leermomenten
De preventieassistent zal ook kritisch moeten zijn over zichzelf. Dit kan gestimuleerd worden door de preventieassistent met regelmaat een formulier te laten invullen over de eigen valkuilen en leermomenten. Deze kunnen worden besproken tijdens een functioneringsgesprek waarbij er nieuwe doelen kunnen worden gesteld.

Eerst investeren
Een preventieassistent kan zeker tijd schelen in de praktijk, maar daarvoor zal er eerst tijd moeten worden geïnvesteerd. Toch hoeft ook dat niet veel extra tijd te kosten omdat er veel gecombineerd kan worden met het periodieke mondonderzoek door de tandarts/mondhygiënist. De patiënt zal het prettig vinden dat er zo goed naar de mond wordt gekeken en er nagedacht wordt over zijn behandelplan.

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, docent kort beroepsonderwijs

Lees meer over: Kennis, Kwaliteit, Ondernemen, Personeel

Gebruik van een Cone Beam CT-scan en OPG bij verwijdering van de derde molaren

Verslag van de lezing van kaakchirurg Baucke van der Minnen over het gebruik van cone beam CT-scan (CBCT) en een orthopantomogram (OPG) bij de verwijdering van derde molaren.

Het probleem van de derde molaar is dat er in de evolutie steeds minder ruimte is ontstaan in de kaak terwijl het aantal gebitselementen niet is afgenomen. Hierdoor kan de derde molaar vaak niet volledig tot eruptie komen. Het is de vraag wat momenteel de indicatie is voor verwijdering van de derde molaar en wanneer daarbij een CBCT-scan nuttig kan zijn in aanvulling op het OPG.

Op 20 jarige leeftijd breekt 28% van de derde molaren door. Tussen 20 en 26 jaar breekt nog 17% extra door en bij mensen ouder dan 26 jaar breekt nog 4% van de derde molaren extra door. Dit betekent dat als na de 26-jarige leeftijd de M3 niet doorgebroken is, er maar een hele kleine kans is dat de molaar alsnog doorbreekt.

Redenen om de derde molaar niet te verwijderen

  • Als de molaar volledig door bot bedekt is.
  • Als de molaar functioneel is.
  • Als de molaar kan dienen als toekomstige brug- of framepijler.
  • Als crowding de enige reden voor verwijdering is. Er is geen evidence dat na verwijdering van een M3 de crowding opgeheven wordt.

Wat te doen bij een klachtenvrije sondeerbare M3?
De vraag is of een klachtenvrije sondeerbare M3 ter preventie verwijderd moet worden of niet. Het blijkt – uit een daling in het aantal preventief verwijderde M3’s in Engeland – dat indien je een klachtenvrije sondeerbare M3 niet verwijdert, er soms klachten door ontstaan en dat het aantal geëxtraheerde M3’s in totaal weer op het zelfde aantal uitkomt als voor het intreden van de daling. Een klachtenvrije M3 is dan ook niet hetzelfde als een niet pathologische M3! Tevens bleek dat bij verwijdering van een M3 tussen 25 en 30 jaar er meer nabezwaren waren en het advies is dan ook om een M3 bij voorkeur te verwijderen voor het 25e levensjaar.

Relatie met de nervus alveolaris inferior
Op een OPG is de relatie van de nervus alveolaris inferior en de radix van de M3 redelijk goed te beoordelen. Er zijn drie situaties waarbij een relatie zeer waarschijnlijk is. Dit zijn:

  • Een uitbochting van de nervus op de plek van de apex van de M3.
  • Indien de nervus over de radix heen geprojecteerd is en deze duidelijk radiolucenter is dan de radix zelf.
  • Indien de wortelpunten in de nervus steken en de cortex van de canalis mandibularis niet door lijkt te lopen tussen de wortels in.

Wanneer is een CBCT nuttig?
Een CBCT is alleen dan nuttig als de uitkomst je behandelplan zou kunnen veranderen. Een studie laat zien dat slechts in 12% van de gevallen het behandelplan wijzigt als routinematig een CBCT wordt gemaakt. Indien er maar één behandeloptie is, heeft een CBCT geen toegevoegde waarde voor de beslissing een derde molaar te verwijderen of te laten zitten. Een CBCT kan wel nuttig zijn voor de planning van de ingreep.
Om een CBCT goed af te kunnen lezen moet niet alleen in de sagittale, coronale en horizontale vlakken gekeken worden, maar ook in de lengterichting van de nervus. In deze lengterichting moet dan de dwarsdoorsnede ter plaatse van de M3 worden bekeken, zodat een getrouwe weergave verkregen wordt van de plaats van de nervus ten opzichte van de apex.

Indien er een duidelijke relatie met de nervus bestaat, kan een coronectomie overwogen worden om de nervus te sparen. Bij een coronectomie dient al het glazuur verwijderd te worden en de wortel mag hierbij niet geluxeerd worden. In de literatuur zijn geen aanwijzingen te vinden dat een coronectomie meer nabezwaren oplevert dan volledig extractie. In de praktijk wordt dit door de spreker betwijfeld, overigens zonder dat dit in het UMCG onderzocht is.

Wat zijn de voorwaarden voor een coronectomie?

  • De M3 dient vitaal te zijn en er is een indicatie voor verwijdering.
  • Bij het volledig verwijderen is er een hoger risico voor beschadiging van de nervus.
  • De patiënt is niet medisch gecompromitteerd.
  • De patiënt dient altijd goed geïnformeerd te worden, dat een coronectomie geen wondermiddel is en er altijd een risico bestaat dat de radices toch nog verwijderd moeten worden of dat de radices gaan migreren.

Aandachtspunten bij wel of niet preventief verwijderen M3

Een OPG is in de meeste gevallen voldoende om een goede inschatting te maken voor het risico op nervus beschadiging.

  • Er zijn richtlijnen opgesteld om de standaard verwijdering van de M3 te voorkomen.
  • Klachtenvrij is niet gelijk aan geen pathologie. Hier ligt de rol van de tandarts. Deze moet beslissen of er sprake is van pathologie of niet.Aandachtspunten bij de CBCT
  • Een CBCT geeft minder straling dan een CT.
  • De uitkomst van een CBCT beïnvloedt de chirurgische planning, maar vooralsnog is er niet aangetoond dat verwijdering van een M3 met behulp van 3D beeldvorming minder kans geeft op nervusschade.
  • Baucke van der Minnen studeerde geneeskunde in Groningen. In 2000 werkte hij als basisarts in het Wilhelmina Ziekenhuis te Assen. In 2001 begon hij aan de studie tandheelkunde in
    Groningen, welke in 2005 werd afgerond. In 2006 promoveerde hij op onderzoek naar de mogelijke toepassingen en het biologisch gedrag van een biodegradeerbaar polyurethaan schuim. De opleiding tot kaakchirurg (2005-2010) volgde hij in het UMCG en het Medisch Centrum Leeuwarden. Na afronden van de opleiding bleef hij als kaakchirurg aan het UMCG verbonden, met als aandachtsgebieden de aangezichtstraumatologie en de implantologie.

    Verslag door Carina Boven, tandarts en onderzoeker UMCG, voor dental INFO van de klinische avond Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Wenckebach Instituut.
Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Zoetstof Xylitol: Effect voor het voorkomen van tandbederf nog niet bewezen

Het bewijs van de effectiviteit van Xylitol in het voorkomen van tandproblemen bij kinderen en volwassen blijkt beperkt. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van de Universiteit van Manchester, gepubliceerd in de Cochrane Library.

Xylitol
Xylitol is een natuurlijke zoetstof en komt voor in alledaagse producten zoals kauwgom, snoep en tandpasta. Xylitol is een populaire suikervervanger en de zoetstof blijkt ook minder schadelijk te zijn voor het gebit dan suiker. Ook is er gesuggereerd dat het toevoegen van Xylitol aan producten kan helpen om tandbederf te voorkomen. Echter volgens het onderzoek is er weinig bewijs dat Xylotiol inderdaad nuttig is in de strijd tegen tandbederf.

Resultaat
Gebaseerd op gegevens van 4216 schoolkinderen blijkt dat het niveau van tandbederf 13% lager is bij de kinderen die drie jaar een fluoride tandpasta met Xylitol gebruikten dan bij de kinderen die een tandpasta gebruikten zonder Xylitol. Bij andere Xylitol bevattende producten zoals zuigtabletten en kauwgom was er weinig of vrijwel geen bewijs van enig voordeel voor het voorkomen van tandbederf.

Bron: Manchester

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Onderzoek, Thema A-Z

Vlaamse Beroepsvereniging Tandartsen start postercampagne voor studiekeuze tandheelkunde

Toegang tot de studie tandheelkunde is in Vlaanderen gekoppeld aan het toelatingsexamen voor artsen en tandartsen.  Slechts één op tien van de geslaagde deelnemers van dit examen overweegt om de studie tandarts te kiezen. De VBT start daarom een campagne om jonge mensen aan te moedigen om tandarts te worden.

Aanmoedigen
“Het is niet zonder eigenbelang dat we jonge mensen aanmoedigen om tandarts te worden,” stelt Yann Van Hoecke, voorzitter van de VBT. “Reeds bij herhaling wees de beroepsvereniging op het dreigend tekort aan tandartsen. We verwachten dat de uitstroom van oudere tandartsen sneller zal verlopen dan het aantal jonge tandartsen die in het beroep treden, terwijl de vraag naar mondzorg om diverse redenen steeds groter wordt. Maar toch is het een mooi en boeiend beroep met veel menselijk contact, een goed toekomstperspectief en kan de tandarts nog ruimte voor gezin en vrije tijd vrij maken. Het is een uitstekende studie- en beroepskeuze.”

Beeld vormen over het beroep
De meeste studenten vinden het moeilijk om zich een beeld te vormen van het beroep. Hoewel informatie over de studie zelf volop beschikbaar is op het internet, blijft de inleving in het beroep bij jonge mensen eerder abstract.

Voor wie geen tandarts in de familie heeft of in de naaste vriendenkring, is het – zeker op de leeftijd van 18 jaar– moeilijk in te schatten hoe het beroep er achter de schermen uitziet. Daarom raden we jonge mensen aan om gewoon even aan te kloppen bij hun eigen tandarts. Die maakt graag de nodige tijd vrij voor een babbel,” belooft Yann Van Hoecke.

Postercampagne
VBT start een postercampagne die jongeren uitnodigt voor een gesprek met hun tandarts. De posters worden opgehangen in de wachtkamer van de tandarts, en worden ook aan de scholen verstuurd. De actie wordt ook gericht ondersteund op sociale media. “We roepen de tandartsen actief op om hiervoor de nodige tijd vrij te maken, hoewel ik zeker ben dat ze dat ook vanzelf zouden doen. Het is vooral langs de kant van de student dat de drempel hoog is,” meent Van Hoecke. “De studies tandheelkunde aan de Vlaamse universiteiten behoren bovendien tot de absolute wereldtop”, voegt hij er nog aan toe.

Ingangsexamen
Wie wil deelnemen aan het ingangsexamen op 7 juli, moet zich daarvoor ten laatste inschrijven op 18 mei om 14.00 uur. Het gebeurt regelmatig dat studenten daar te laat aan denken. Daarom wil VBT de studenten en hun ouders op de valreep nog even vriendelijk aan de mouw trekken. Wie de boot mist, kan ook nog eens deelnemen op 25 augustus. Daarvoor moet de student zich uiterlijk inschrijven op 3 augustus om 14u.

Meer info over het toelatingsexamen en eventuele aanvraag van posters:
www.vbt.be of vragen@vbt.be

Lees meer over: Kennis, Scholing

(h)Oud de mond gezond zoekt vrijwilligers voor training aan verzorgenden

(h)Oud de mond gezond. Dat is de naam voor het ouderenproject verzorgenden in verpleeghuis- en verzorgingshuizen. Er wordt hard gewerkt aan het ambitieuze project, waarvoor het Ivoren Kruis een schenking ontving van de VriendenLoterij. Projectleider Ronald Bos: “We roepen vrijwillige tandartsen, mondhygiënisten en (preventie)assistenten op die bereid zijn als vrijwilliger een éénmalige training te geven aan verzorgenden in verpleeg- en verzorgingshuizen. De vrijwillige mondzorgverleners krijgen zelf een kosteloze opleiding via de Preventie Academie van het Ivoren Kruis. De opleidingen starten in september 2015.”

Beloning
De vrijwilligers worden op 3 manieren beloond: uitbreiding van hun vakkennis, kosteloze accreditatiepunten en maatschappelijke waardering voor hun vrijwilligerswerk. De verzorgenden krijgen van vrijwilligers een les over het belang van mondgezondheid en krijgen een interactieve presentatie over de uitvoering van de juiste handelingen. Met de opgedane kennis zijn verzorgenden in staat een op de cliënt afgestemde verzorging te bieden en is de drempel om iemands mond te verzorgen verlaagd.

Het project valt of staat met een goede afstemming met directies van verpleeg- en verzorgingshuizen. Uiteraard wordt geïnventariseerd in welke huizen al een mondverzorger in functie is of op een andere manier een bijdrage levert.

Aanmelden
Wie belangstelling heeft als vrijwilliger aan (h)Oud de mond gezond mee te werken en dus de cursus te volgen, kan zich nu al aanmelden. Stuur een e-mail met daarin de volgende gegevens:

Ja ik word vrijwilliger voor (h)Oud de mond gezond en geef me nu alvast op voor kosteloze deelname aan de cursus.
Praktijk- of organisatienaam:
Voorletters:
Voornaam:
m/v
Achternaam:
Functie:
Adres:
Postcode:
Woonplaats:
BIG-nummer/ KRM nummer:


Lees meer over: Actueel, Communicatie patiënt, Kennis, Thema A-Z

Patiënt onvoldoende geïnformeerd over beugelbehandeling

Ruim 70% van de patiënten krijgt van hun orthodontist niet voldoende informatie over de mogelijke behandelingsmethoden, typen beugels en tarieven. Dit blijkt uit het onderzoek van het Meldpunt Orthokosten van de Consumentenbond en De Monitor.

Zeshonderd ouders van beugeldragers vulden de enquête van het meldpunt in. Meer dan een kwart van de deelnemers gaf aan geen offerte te hebben gekregen vóór de behandeling.

NZa onderzoek
De NZa stelde eerder al dat orthodontisten in de afgelopen jaren meer patiënten behandelden en duurdere beugels plaatsten. Volgens de NZa bleef de omzet van orthodontisten hierdoor ongeveer gelijk terwijl er wel een tariefsdaling van 32% was in 2011 en 2013. Volgens orthodontisten kiezen consumenten zelf voor innovatieve en daarmee duurdere beugels.

Consumentenbond
De consumentenbond is van mening dat de resultaten van hun enquête de argumenten van de orthodontisten voor de kostenstijging ontkrachten. Sandra de Jong van De Consumentenbond zegt op de website van De Monitor: ‘Nu blijkt dat er voor de meeste patiënten helemaal niets te kiezen valt. Zeventig procent van de patiënten zegt helemaal geen informatie te krijgen over de beugelbehandeling.’

Beter informeren
René Noverraz zegt namens de KNMT dat orthodontisten hun patiënten beter gaan informeren over de behandelmogelijkheden en kosten hiervoor. In de komende maanden zullen orthodontisten informatie hierover op hun websites plaatsen. Ook wordt de controle hierop aangescherpt. ‘Jaarlijks worden orthodontisten gevisiteerd en gecertificeerd door externe controleurs. Deze controleurs hebben de opdracht gekregen scherper toe te zien op de manier waarop wij onze patiënten informeren’, aldus Noverraz op de KNMT website.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Tarieven, Thema A-Z

KNMT-praktijkrichtlijn Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren

KNMT-richtijn, apr 2012


Download brochure nmt-20120423-riotsbp-v04-opvang-spoedgevallen-buiten-knmt.pdf
Lees meer over: Kennis, Richtlijnen

Betere carrièrekansen met een mooi gebit

Uit onderzoek blijkt dat werknemers in het Verenigd Koninkrijk denken dat hun gebit van grote invloed is op de kans om aangenomen te worden of om promotie te maken. Daarbij komen managers met een gezond gebit motiverender over, meldt Dentistry.

Het onderzoek werd uitgevoerd door Bupa, een internationale gezondheidszorgorganisatie, onder 2000 werknemers in het Verenigd Koninkrijk. Volgens Dr. Steve Preddy, werkzaam bij Bupa, geeft het gebit een belangrijke eerste indruk af. Een mooie lach suggereert zelfvertrouwen, bekwaamheid en autoriteit, deze eigenschappen kunnen carrièrekansen vergroten en een motiverend effect hebben. Het tegenovergestelde geldt voor een gebit dat niet zo gezond oogt.

Slecht gebit is slecht voor zelfvertrouwen
Werknemers zijn bang dat een slecht gebit hun carrièrekansen negatief kan beïnvloeden. Zo probeert 28% van de werknemers niet te lachen op hun werk omdat ze zich onzeker voelen over hun gebit. Ruim twee op de vijf ondervraagden gaf aan inderdaad afgeleid te zijn wanneer ze moesten samenwerken met collega’s met een slecht gebit. Ook gaf 29% aan dat een slecht gebit invloed heeft op het vertrouwen dat ze in hun collega hebben.

Gebitscorrectie
Van alle ondervraagden gaf 27% aan dat ze wel eens twijfelden om iets aan hun gebit te laten doen. Volgens dr. Preddy is dit aantal niet verrassend gezien het toenemende besef bij mensen van het belang van een gezond gebit op hun carrière.

Bron: Dentistry.co.uk

Lees meer over: Kennis, Onderzoek

Bacteriën TM7 en XH001 veroorzaken mogelijk parodontitis

Ons lichaam bestaat uit 10 maal zoveel bacteriële cellen dan menselijke cellen. Volgens wetenschappers is vrijwel de helft van deze bacteriële cellen niet te definiëren voor onderzoek. Deze cellen worden dan ook “microbiële donkere materie” genoemd. Nieuw onderzoek gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences werpt licht op de rol van de microbiële donkere materie in de progressie van parodontitis en andere ziekten..

Bacterie TM7
Een bacterie die tot deze groep behoort is phylum TM7. Vermoedens zijn dat deze een rol speelt bij slijmvliesaandoeningen omdat deze voorkomt bij mensen met parodontitis. Echter is de TM7 phylum moeilijk te kweken en te bestuderen.

Bacteriën TM7x en XH001
Daarom hebben onderzoekers van de UCLA School voor Tandheelkunde, het J. Craig Venter Instituut in Californië en de Universiteit van Washington School of Dentistry besloten om TM7x te kweken. Dit is een soort van TM7, gevonden in de mondholte (PNAS, 22 december 2014). De onderzoekers hebben het eerste bewijs gevonden van een interactie tussen TM7 en een andere bacterie: Actinomyces odontolyticus (XH001), die wordt geassocieerd met slijmvliesontsteking. Bij deze interactie leeft één soort op het oppervlak van een andere soort, verkrijgt op deze manier de essentiële voedingsstoffen en valt de gastheer vervolgens aan.

Relatie TM7x en XH001
Met een verzameling kweken konden de onderzoekers bepalen in welke mate TM7x bijdraagt aan chronische ontsteking van het maagdarmkanaal, vaginale ziekte en parodontitis. Uit testen blijkt dat XH001 zich kan binden met TM7x. Gebaseerd op deze resultaten vermoeden de onderzoekers dat TM7x en XH001 samen zijn geëvolueerd. Het blijkt dat als TM7x fysiek hecht aan XH001, de ontsteking vermindert. Wanneer vervolgens de een de ander aanvalt, kunnen er mondziektes ontstaan. Er zal nog verder onderzoek moeten plaatsvinden naar de relatie tussen TM7X en XH001.

Startpunt

Het onderzoek heeft mogelijkheden gecreëerd voor het kweken van moeilijk te repliceren bacteriën, en vormt een goede basis voor vervolgonderzoek.

Lees meer over: Kennis, Onderzoek
Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: wanneer behandelen?

Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: wanneer behandelen?

Tandartsen worden steeds vaker geconfronteerd met ernstige glazuuraantasting van niet-carieuze aard onder adolescenten. Een cursusverslag. Deel 3: wanneer behandelen?

Wanneer restauratief behandelen?

Als er een hulpvraag is van de patiënt
Klachten: pijn, esthetiek

  • Als slijtage dermate ver is dat bij wachten prognose mogelijk verslechterd.
  • Pas op voor onnodig behandelen.
  • Hulpvraag Hulpvragen die u zich kunt stellen?
    • Waar heeft de patiënt last van?
    • Wat wil de patiënt?
    • Is die afkomstig van de patiënt of tandarts?
    • Als de patiënt niet overtuigd is:
      – Slechtere acceptatie behandeling.
      – Geen of minder commitment.

    Effectiviteit behandeling

    Restauratieve behandelopties
    Bij nagenoeg volledige dentities:

    • Indirect: kronen, onlays: composiet/keramiek
    • Direct: composiet

    Traditionele indirecte restauraties: kronen

    • Voordelen
      – Vervaardig door tandtechnicus
      – Vormgeving voorspelbaar
    • Nadelen
      – Meer invasief
      – Niet/lastig reparabel
      – Relatief hoge kosten
      – Esthetiek

    Directe composietrestauraties: Maltechniek

    • Voordelen
      – Vormgeving restauraties door opwassen in articulator (tandtechnicus)
      – Stoeltijd mogelijk iets korter
      – Eenvoudiger voor de tandarts
    • Nadelen
      – Mal niet altijd goed te positioneren
      – Approximale vormgeving problematisch
      – Tijdrovend
      – Hogere kosten door opwastechniek

    Beetverhoging is noodzakelijk

    Vanwege gebrek aan ruimte

  • Wanneer beet verzakt is
  • Bij gegeneraliseerd slijtage: volledig opbouwen
  • Benodigde beetverhoging
    • Partieel: Volgens principe van Dahl in het front.
      Door alleen een frontcontact aan te brengen zal occlusie zich herstellen door enerzijds eruptie in de zijdelingse delen en intrusie van het onderfront (Dahl en Krogstad, 1982).
    • Volledig: Bij ‘direct shaping by occlusion’ worden 6 stappen gehandhaafd

    Volgorde behandeling ‘Direct shaping by occlusion’
    1. Putty stops maken in CR/MO in gewenste beethoogte in articulator
    2. Onderfront
    3. Bovenfront
    4. Bovenpremolaren (p1)
    5. Zijdelingse delen onder (34/44 DSO)
    6. P2 en M1/M2 boven (DSO)

    Directe composietrestauraties

    • Voordelen
      – Geen verlies tandweefsel door preparatie
      – Kosten zijn relatief laag
      – Indien nodig eenvoudig aan te passen
    • Nadelen
      – Vereist specifieke vaardigheden operateur

    Combinatie indirect-direct

    Elementen met voldoende ruimte indirect
    – Stabilisatie occlusie
    – Overige elementen direct

  • Minder belastend voor operateur
  • Wax-up (ook voor direct)
  • Wax-up? Vaak te mooi en te weinig massa. De tandtechnieker maakt de opwas vooral esthetisch mooi, wat soms ten koste gaat van de stevigheid die het later biedt.
  • Verhoogd voorspelbaarheid
  • Mogelijkheid met mallen te werken
    – Dieptrekmallen
    – Try-in voor het front
    – Puttymallen
  • Indirecte-directe composietrestauraties
    • Voordelen
      – Enkele restauraties vervaardigd door tandtechnieker
      – Beetverhoging snel en voorspelbaar
      – Stoeltijd korter en de procedure is relatief eenvoudig
    •  Nadelen
      – Vaker preparatie noodzakelijk
      – Kosten hoger dan alleen directe techniek

    Gebitsslijtage: een dynamisch proces

    • Niet permanent op te lossen
    • Mogelijkheden open houden
      -Weefselbesparend werken
    • Eenheid van materiaal
    • Composiet biedt meeste voordelen, indirect of direct

    Restauratieve behandelopties

    • Kies voor minimaal invasief
    • Directe en indirecte technieken zijn beide mogelijk
    • Composiet lijkt materiaal van eerste keus te worden

    Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de PAOT-cursus Restauratieve behandeling van gebitsslijtage, door dr. B. Loomans, prof. dr. MC Huysmans, dr. N. Opdam, dr. C. Kreulen.
    Apr 2015

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: oorzaken

Tandartsen worden steeds vaker geconfronteerd met ernstige glazuuraantasting van niet-carieuze aard onder adolescenten. Een cursusverslag. Deel 1: oorzaken.

Etiologische processen
Er zijn drie oorzaken van gebitsslijtage:

1. Attritie: ‘zwaardere’ frictie, veroorzaakt door tand-tand contact: ‘two-body wear’
2. Abrasie: ‘lichtere’ frictie, veroorzaakt door vreemde voorwerpen en voedsel: ‘three-body wear’
3. Erosie: chemisch 1. Intrinsiek 2. extrinsiek

De etiologie van gebitsslijtage is multifactorieel en vergt een zorgvuldige anamnese en onderzoek. Slijtage is bijna nooit alleen het gevolg van zuiver attritie of erosie. Erosie speelt in 75% van de gevallen een rol bij slijtage. Vaak betreft het een combinatie van erosie en attritie/abrasie. Zonder goede diagnose is de preventie minder effectief en is er een onzekere prognose voor de restauratieve behandeling.

Waarom is herkenning van de etiologie belangrijk?
1. Bewustmaking en preventie: samen opzoek naar de etiologie
2. Aanpak van ‘ oorzaak’ en/of gevolg
3. Leidend voor aanpak van de behandeling
4. De etiologie is mede bepalend voor de prognose van de behandeling

Hoe vaak komt ernstige gebitsslijtage voor?
De definitie van ‘ernstige gebitsslijtage’ verschilt sterk. In dit verslag wordt slijtage tot in het dentine aangehouden.

Er is weinig tot geen klinische informatie beschikbaar over het aantal mensen dat ernstige gebitsslijtage heeft. Ernstige gebitsslijtage wordt ook veel gezien bij kinderen (El-Aidi e.a. 2010). Het lijkt steeds vaker voor te komen, maar waarschijnlijk wordt het beter herkend en is de prevalentie niet hoger.

Typen slijtage
Tandslijtage is onder te verdelen in fysiologische en pathologische slijtage.

1. Fysiologische slijtage glazuur door tand-tand contact bedraagt ongeveer 30 micron per jaar voor molaren (0,3mm in 10 jaar) en 15micron per jaar voor premolaren (Lambrechts e.a. 1989). Deze slijtage kan onder extreme condities pathologisch worden. Dit verschilt met de tandziekte cariës, die altijd pathologie is en niet fysiologisch kan zijn.

2. Pathologische slijtage
Hiervan is sprake als de functie van de dentitie (kauwvermogen en esthetiek) niet zal kunnen worden gehandhaafd gedurende het leven. Maar ook als de slijtage zo snel gaat dat de levensvatbaarheid van de tanden in het gevaar komt of wanneer het de patiënt verontrust (Berry e.a. 1976).

Prevalentie
Prevalentie van ernstige slijtage bij volwassenen neemt toe van 3% bij 20 jarigen tot 17% bij 70 jarigen (van ‘t Spijker e.a. 2009).

Prevalentie bij volwassenen in Groot Brittannië (1998):

  • 66% tot in dentine bij frontelementen
  • 11% met uitgebreide betrokkenheid van het dentine
  • 1% ernstige slijtage (Kelly e.a. 2000)

Attritie

Attritie is slijtage van het harde tandweefsel ten gevolge van tand-tandcontact.

Manifestatie attritie
Slijtage beperkt zich tot de door occlusie en articulatie belaste vlakken. De bovenkaak en onderkaak passen vaak naadloos in elkaar.

Bruxisme

  • Kenmerken van knarsen zijn:
    – Langere contacttrajecten
    – Slijtagefacetten
    – Knobbels vlakken af
  • Kenmerken van klemmen (destructiever dan knarsen) zijn:
    – Geconcentreerde krachten
    – Zeer kleine tand-tandbewegingen
    – Lokale gebitsschade
    – Occlusaal patroon is verdiept

Slijtage als gevolg van bruxisme kan attritie, abfractie (bijzondere manifestaties) en een cracked tooth tot gevolg hebben.

Cracked tooth syndroom
Het cracked tooth syndroom is een onvolledige fractuur van een vitaal posterior gebitselement gekenmerkt door pijn bij bijten en/of pijn bij koude. Vaak betreft dit de niet dragende knobbel. Deze is zwakker doordat er meer belastende laterale krachten op worden uitgeoefend. In het ergste geval kan het leiden tot een irreversibele pulpitis.

Lange termijn behandeling voor pijnlijke crack teeth

  • Knobbeloverkapping met direct en indirecte composiet en amalgaam is effectief (Opdam e.a 2008, Signore e.a. 2007, Davis & Overton, 2000).
  • Knobbeloverkapping van porselein en ceramiek, occlusale aanpassingen, verwijdering van de crack (Abbott & Leow) en immobilisatie van de crack middels een koperen ring/orthoband is niet effectief.
  • Volledige kroon: over effectiviteit is men niet eenduidig in de literatuur (Krell & Rivera 2007).

Abrasie

Abrasie is slijtage van harde tandweefsels ten gevolge van mechanische processen waarbij voorwerpen van buiten de mond betrokken zijn.

Manifestaties abrasie
Afhankelijk van de actie kan ieder oppervlak op verschillende manieren zijn aangetast.

Oorzaken abrasieve slijtage

Abrasieve voedingsmiddelen

  • Maatregelen voor gebitsreiniging
    -Verkeerde poetsmethode: tijd, druk, type borstel, gebruik van abrasieve pasta

Demasticatie
Dit is combinatie van attritie en abrasie door contact met een voedselbolus.

Tandenpoetsen en slijtage

  • Uit een systematic review naar de rol van tandpasta en de borstel op slijtage van het dentine in vitro is gebleken dat er nauwelijks effect is van de borstel, maar wel van de tandpasta (Hunter e.a. 2002).
  • Een in-vitro studie toont significant meer slijtage van dentine dan van glazuur. Het type tandpasta speelt hierbij een rol (Philpotts e.a. 2005).
  • Harde haren zijn minder schadelijk dan zachte haren (op tandniveau), want er blijft minder pasta op de borstel. Met name als dentine blootligt is de abrasieve factor van invloed.
  • Uit de in-situ studie van Pickles e.a. 2005 is een significante invloed van de tandpasta op slijtage van glazuur en dentine gebleken.

Erosie

Erosie is slijtage van harde tandweefsels ten gevolge van chemische processen in afwezigheid van bacteriën.

Erosie door dieetfactoren

  • Is frisdrank de grote boosdoener?
  • Onevenredig aan mate van gebitsslijtage.
  • Koolzuur is niet erosief en ascorbinezuur is weinig erosief.

Hoe werkt erosie?
Erosie verzacht het tandoppervlak, waardoor andere vormen van slijtage versneld worden.

Waar komt de zuurexposie vandaan?

Overmatig frisdrankgebruik.

  • Overmatig ‘ gezonde’ leefstijl: veel vruchtensap, zure voeding en rauwe groenten.
  • Of toch intrinsiek: eetstoornis/overgeven of GORD (gastro-oesophageal reflux ziekte).
  • Oorzaken van erosieve slijtage kunnen extrinsiek en intrinsiek zijn.
    • Extrinsiek:
      Leefmilieu
      Dieet
      Medicijnen (beperkt van invloed)
      – Bleekmiddelen
    • Intrinsiek:
      – Maagzuur

    Manifestatie van erosieve slijtage

    • Gladde laesies zonder duidelijke grenzen
    • Afhankelijk van de verspreiding van zuren door de mond kan ieder oppervlak zijn aangetast.
    • Erosie gaat vaak gepaard met pijn, dit is bij attritie niet het geval.

    Meest aangetaste oppervlakken

    • Palatinaal van het bovenfront
    • Buccale zijde van de eerste molaren

    Erosieve slijtage bij jeugdigen
    Onderzoek naar de prevalentie en incidentie van erosieve slijtage bij 10- tot 12-jarigen (n=622) in Oss ( El Aidi e.a. 2008).

    Progressie erosie in 3 jaar
    Baseline 10-12 jaar: 32% erosie
    Na 1,5 jaar 43% erosie
    Na 3 jaar 44% erosie

    • Er zijn steeds minder nieuwe gevallen van erosie.
    • Bestaande erosie verergert (El Aidi e.a. 2008).

    Onderzoek naar etiologie
    Kijk hierbij naar:

    • Uiterlijk slijtagelaesies
    • Mondhygiëne
    • Speekselfunctie
    • Parafunctie
    • Voeding (dagboek en gewoonten)
    •  Medische condities
      -Tekenen van eetstoornissen
      -Tekenen van GORD

    Preventie van erosie: fundamentele benadering

    • Oorzaak aanpakken
      – Frequentie zure voeding
      – Schadelijke gewoonten (manier van eten/drinken, tijdstip etc.)
      – Eetstoornis (huisarts/psycholoog)
      – GORD (gastro-entroloog)

    Overweging bij vaststellen etiologie erosie

    • Niet iedereen die een liter cola per dag drinkt krijgt erosie.
    • Niet iedere bulimia/GORD patiënt krijgt erosie.
    • Waarschijnlijk spelen vooral gastheerfactoren een rol.

    Gastheerfactoren

    • Speeksel
      – Flow
      – Viscositeit
      – pH
      – Pellikelvorming
    • Gewoonten
      – Manier van drinken
      – Tongbewegingen
      – Poetsgedrag

    Klinisch onderzoeksproject
    In het Radboud UMC loopt nu een onderzoek – het ESO-project –. Hierin wordt een patiëntengroep gevolgd die niet wordt behandeld en alleen preventief wordt begeleid. Daarnaast wordt een patiëntgroep gevolgd die behandeld wordt met verschillende methoden. Doelstellingen van dit onderzoek zijn:

    • Bepalen van de progressiesnelheid van gebitsslijtage
    • Acceptatie van beetverhoging evalueren
    • Effect etiologie op faalgedrag evalueren
    • Uitzetten van indirect versus direct composiet
    • Quality of life
    • Follow-up van minimaal 5 jaar

    Erosie door GORD

    Wat wordt verstaan onder GORD?

      De symptomen van mucosa-beschadiging door maagzuur en/of pepsine (kinnear e.a.1999).

    • Problematische symptomen en/of complicaties die zich ontwikkelen als gevolg van reflux van de maaginhoud (Cakil e.a. 2006; consensus bijeenkomst).

    Symptomen

    Heartburn: brandende pijn op de borst.

  • Regurgitatie: zuur in de mond.
  • Indirecte symptomen: keelpijn, schorheid, hoesten.
  • Soms geheel geen symptomen.
    (bartlett ea 1996)
  • Prevalentie GORD
    Milde symptomen ≥ 2 dagen per week.
    Matige/ernstige symptomen ≥ 1 dag per week.West-Europa en Noord-Amerika: 10-20% (Dent e.a. 2005)
    China: 3,1% (He, e.a. 2010)

    GORD en slijtage bij volwassenen

    Finland
    – 24% van GORD patiënten had erosie (Meurman e.a. 1994)

    Verenigd Koninkrijk
    – 64% van onderzochte slijtage patiënten had GORD (Barlett e.a. 1996)
    – Palatinaal weefselverlies is gerelateerd aan nachtelijk reflux (Moazzez e.a. 2005)

    IJsland
    – Geen significante verschillen GORD patiënten en controles (Jensdottir e.a. 2004)

    GORD

    GORD-patiënten hebben significant meer gebitsslijtage (Gregory Head e.a. 2000)

  • Patiënten zijn zichzelf meestal niet bewust van reflux (Barlett e.a. 1996)
  • Keelpijn en pijn bij slikken kunnen een indicatie zijn van een irritatie van de slokdarm door maagzuur
  • GORD-Erosieve slijtage
    Er is een grote variatie in slijtage bij GORD-patiënten gerapporteerd. Niet alle GORD-patiënten ontwikkelen erosieve slijtage!

    • Wat is de frequentie en duur van de reflux-episodes?
    • Zijn er bijkomende extrinsieke zuren?
    • Is er speeksel-bescherming?

    Kinderen met GORD vertonen meestal geen duidelijk symptomen.
    Luchtwegsymptomen zoals astma, bronchitis en hoesten kunnen erop duiden dat er sprake is van GORD. Er is geen duidelijke relatie met erosieve slijtage.

    Bewijs voor oorzaak en behandeling (wilder-Smith e.a. 2009)

    • 15 GORD-patiënten zijn behandeld met proton pomp remmers, met als resultaat:
      – 7 micron slijtage in 3 weken (50% reductie)
      – Slijtage is geassocieerd met pH boven bovenste sphincter van <5,5 (GORD gaat uit van 4,5).

    GORD
    Overleg met de huisarts als u GORD bij uw patiënt vaststelt.

    Richtlijn GORD behandeling

    Levensstijl aanpassen.

  • Medicatie met proton pomp remmers (PPIs).
    – Meest bekend is omeprazol.
  • De erosie treedt meestal op voordat de echte diagnose is gesteld.
  • Conclusies etiologie Er is nog steeds veel onduidelijk.
  • Speeksel en erosie spelen waarschijnlijk een grote rol bij slijtage.
  • Niet elke ernstige slijtage hoeft restauratief behandeld te worden.
  • Let goed op de verschijningsvormen van de gebitsslijtage zonder direct een sticker met etiologie te plakken.
  • Lees ook de andere verslagen van deze cursus:
    2. Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: Diagnostiek
    3. Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: Wanneer behandelen?Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de PAOT-cursus Restauratieve behandeling van gebitsslijtage, door dr. B. Loomans, prof. dr. MC Huysmans, dr. N. Opdam, dr. C. Kreulen.
    Apr 2015
Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z

Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: diagnostiek

Tandartsen worden steeds vaker geconfronteerd met ernstige glazuuraantasting van niet-carieuze aard onder adolescenten. Een cursusverslag. Deel 2: diagnostiek.

Stappen bij diagnostiek van gebitsslijtage
Voordat u aan een behandeling begint is het belangrijk om uitgebreide diagnostiek te verrichten bij de patiënt. Dit is onder andere belangrijk voor de keuze van de behandeling en bewustwording van de patiënt over de etiologie en ernst van de gebitsslijtage.

Tandheelkundig onderzoek

  • Anamnese (tandheelkundig, medisch)
  • Intra-/extra-oraal onderzoek
  • Lichtfoto’s gebitsmodellen
  • Röntgenfoto’s

Medische anamnese

Medische geschiedenis

  • Algemene medische anamnese.
  • Maagzuur: behandelingen aan de maag, regurgitatie, veelvuldig braken of boeren.
    * Medicijngebruik
  • Zuurgraad (vitamine C, aspirine)
  • Invloed op secretie en buffercapaciteit speeksel (oncologie patiënten).
  • Invloed op bruxisme (XTC, antidepressiva).

Tandheelkundige anamnese

 

  • Voedingsanamnese
  • Mondhygiëne procedures
  • Parafuncties (bruxisme, klemmen, nagelbijten)
  • Levensinrichting (beroep, hobby’s, sport)

Visuele beoordeling van modellen
Er is geen goede klinische score-methode om progressie vast te leggen.

  • Kwantitatief onzorgvuldig
  • Slijtage vaak al gekoppeld aan etiologie

Een individueel gebitsmodel geeft de meeste informatie voor monitoren van slijtage.

Toot wear index (TWI)
Smith & Knight, 1984

0 – Geen verlies van glazuureigenschappen/contour.
1 – Verlies van oppervlakkige glazuureigenschappen/minimaal contourverlies.
2 – Minder dan 1/3 van het dentineoppervlak wordt blootgesteld.
3 – Meer dan 1/3 van het dentineoppervlak wordt blootgesteld.
4 – Blootstelling van het secundaire dentine/pulpa.

Dilemma’s van slijtage indices?

  • Indices geven alleen weer dat er slijtage is.
  • De etiologische factor is lastig te bepalen.
  • Er is geen eenduidigheid in de beoordeling.
  • Blootliggend dentine is niet betrouwbaar vast te stellen.
  • Restauratief behandelen naar aanleiding van score op index geeft schijnzekerheid, wat kan leiden tot overbehandeling.
  • Geschikt voor screenen.
  • Het geeft geen inzicht in de verschijningsvorm van de slijtage.

Scoren op verschijningsvorm en locatie

 

  • Wat zie je?
  • Geen (direct) oordeel geven over mogelijk etiologische factor(en).
  • Locatie, spreiding in de mond, plaats op het element, klinisch beeld en anamnese bepalen etiologie.

Lees ook de andere verslagen van deze cursus:
1. Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: Oorzaken
3. Restauratieve behandelingen van gebitsslijtage: Wanneer behandelen?

Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, van de PAOT-cursus Restauratieve behandeling van gebitsslijtage, door dr. B. Loomans, prof. dr. MC Huysmans, dr. N. Opdam, dr. C. Kreulen.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z