het-grote-zorgdebat

Het Grote Zorgdebat 2017: politici aan het woord

Het Grote Zorgdebat, een debat over de zorg van de toekomst, werd erg goed bezocht. Politici die kandidaat staan voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart debatteerden over de zorg aan de hand van allerlei vragen. Het debat werd geleid door Donatello Piras.

Het Grote Zorgdebat 2017 werd georganiseerd door 25 organisaties in de zorg, waaronder de KNMT en NVM-mondhygiënisten. Het debat was vrij toegankelijk voor ieder die zich betrokken voelt bij in de gezondheidszorg in Nederland.  Hieronder vindt u het verslag van dit debat.

Vraag 1: Hoe krijgen zorgverleners meer ruimte om maatwerk te leveren en patiënten en cliënten echt centraal te zetten?

 

Linda Voortman (GroenLinks):

Tijd voor de patiënt
“Het is belangrijk dat zorgverleners niet op basis van financiële prikkels werken, maar dat zij de tijd krijgen die zij nodig hebben om de juiste zorg te verlenen. Zorgverleners zijn nu vooral bezig om productie te draaien terwijl de zorg geen fabriek is. Daarom moet men af van het DBC-systeem en moet een nieuw systeem worden ingevoerd, met afspraken op basis van kwaliteit. Ook zal hiermee minder sprake zijn van foute diagnoses en overbodige behandelingen. GroenLinks vindt ook dat het niet nodig zou moeten zijn om voor elke zorgverzekeraar, of voor elke gemeente, een nieuw formulier te moeten invullen. Dit moet worden gestandaardiseerd.
De VVD is te behoudend qua regels, wat zou leiden tot te veel bureaucratie. Bureaucratie neemt veel te veel tijd in beslag die afgaat van de tijd voor goede gesprekken tussen patiënt en zorgverlener.”

Incidentenpolitiek
“Ik heb niet het idee dat GroenLinks veel aan indicidentenpolitiek doet.”

Vrije artsen keuze
GroenLinks tornt niet aan de vrije artsenkeuze.”

Positie patiënt
Wij zorgen voor een sterke positie van de cliënt in de cliëntenraden. Ook moet het PGB breder worden.”

Carla Dik-Faber (ChristenUnie):

Patiënt centraal
De zorg is niet van zorgverzekeraars of van de overheid, maar van mensen. De verzekerde moet invloed krijgen op zorginkoop. Het is belangrijk om te luisteren naar de patiënt. Er bestaat al kijk-en-luistergeld in de curatieve zorg, maar daar wordt te weinig gebruik van gemaakt. Wellicht dat dit niet bekend is.”

Wantrouwen
Het wantrouwen naar de zorgprofessional moet minder worden. We moeten af van incidentenpolitiek en van de afvinklijstjes. Ook de communicatie met de inspectie kan anders. Er worden lijsten gehanteerd waarin je je als zorgverlener niet goed kan herkennen. Er moet meer ruimte zijn voor dialoog met de inspectie in plaats van dat men zich continu moet verantwoorden naar de inspectie toe. De instrumenten die we nu hebben controleren de verkeerde dingen.”

Kwaliteit meten
Er zullen nieuwe kwaliteitskaders moeten komen. Men moet kunnen weten of een behandeling succesvol was en naar tevredenheid van de patiënt is uitgevoerd, in plaats van of de behandeling heeft plaatsgevonden. Dat wordt nu niet gemeten.”

Incidentenpolitiek
“Incidentenpolitiek moeten we niet doen. Wel moeten we anders omgaan met risico’s. Risico’s bestaan nu eenmaal en dat moeten we accepteren om er vervolgens eerlijk over te zijn.”

Mona Keijzer (CDA):

Tijd voor de patiënt
“Zorg begint met aandacht. Nu gaat er te veel tijd verloren aan papier- en computerwerk. Kwaliteit begint met voldoende tijd. Reorganisatie leidt tot meer regels en dat is het laatste wat we nodig hebben. DBC’s zijn al afgeschaft en heten nu DOT’s. Dat zijn DBC’s op weg naar transparantie, waar men inmiddels al genoeg van heeft. Dit moet dus anders en beter.”

Kosten
“Scheiden van wonen en zorg, waarbij mensen die nu nog in een verpleeghuis zitten hun woonkosten moeten betalen, zal leiden tot reorganisatie, waar de middeninkomens voor moeten betalen. Dat plan van GroenLinks steunen we niet als CDA. We hebben de wet Toelating Zorginstellingen, waar heel snel aan te voldoen is.”

Wantrouwen
“Met het hebben van allemaal hoog opgeleide mensen is het raar dat we vragen om verbeterplannen van zorginstellingen. Doe daarom wat aan het inkoopcircus. Elke regel heeft zijn reden. Het wordt tijd dat we teruggaan naar wat kwaliteit van zorg nu echt is en zo bekijken welke regel moet blijven of worden verwijderd.”

Positie patiënt
De positie van verzekerden en cliëntenraden in zorginstellingen moet worden verbeterd zodat zij meer zeggenschap krijgen. De minister werkt aan dit voorstel van CDA.”

Vrije artsenkeuze
“CDA vindt het onbegrijpelijk dat vrije artsenkeuze ingeperkt wordt.”

Arno Rutte (VVD):

Patiënt centraal
“De patiënt moet samen met de zorgverlener kunnen beslissen wat de juiste behandeling is. Beklemmende regels hierin moeten worden weggenomen. Het moet de norm worden dat bij de opmaak van iedere medische richtlijn wordt meegenomen dat beslissingen moeten worden genomen in samenwerking met de patiënt, en deze dus meer zeggenschap krijgt. We willen zorgverleners rust bieden en daarom moeten er geen grote revoluties gaan plaatsvinden rondom de verzekering. Kleine verbeteringen kunnen daarentegen wel worden gemaakt. Maak ruimte in de richtlijnen om met de patiënt in gesprek te gaan.”

Samenwerken
“Samenwerken leidt tot de beste zorg. Er wordt al heel veel toegestaan en de autoriteit Markt en Consument heeft laten weten dat elke samenwerking in belang van de patiënt wordt goedgekeurd. Ik maak me wat zorgen dat vaak het idee bestaat dat er regels zouden zijn over waarom iets niet mag, terwijl het in de praktijk wel degelijk kan. Er leeft te veel angst.”

Wantrouwen
“We hebben in Nederland een hele goede gezondheidszorg. Dit wordt te vaak vergeten, doordat er zoveel aandacht uitgaat naar de incidenten die plaatsvinden. Er moet meer worden benoemd wat wel goed gaat.”

Karen Gerbrands (PVV):

Bureaucratie
“Veel regels die bij het ministerie liggen kunnen in de prullenbak gegooid worden. Laten we afgaan van het protocol-denken en laten we het gesprek aangaan. Het experiment met regelarme instellingen hebben we al gehad en moet als de sodemieter uitgevoerd worden. Laten we een goed gesprek aangaan met de autoriteit, consument en markt aangaan.”

Samenwerken
“Iedereen mag maar fuseren maar als je wilt samenwerken dan komt het opgeheven vingertje. Juist dat samenwerken is belangrijk. Dan krijg je de beste kwaliteit voor de patiënt.”

Incidentenpolitiek
“Een of twee meldingen kun je zien als incident, maar soms ligt hier toch een structureel probleem achter.”

Vraag 2: Hoe zorgen we voor voldoende zorgpersoneel met de juiste kennis en kunde?

 

Renske Leijten (SP):

Opleidingsfonds
“Veel middelbare scholieren kiezen voor een opleiding in de zorg, maar vallen uit doordat er geen stage is of omdat ze geen vaste baan krijgen. Daarom is er een opleidingsfonds nodig zodat verpleegkundigen zich kunnen specialiseren. We stellen voor om werk in de zorg te behouden. 77000 banen zijn verloren gegaan mede door de flexwet. Laten we zorgen dat de bureaucratie weg gaat, en dat we investeren in meer personeel en het behouden van mensen.”

Schrapwet
“Misschien moeten we gewoon de zorgverzekeraars de deur uit doen. We zitten helemaal niet te wachten op al die gekke polissen. De zorgverlener moet steeds met de neus in de papieren om te kijken of iets wel of niet mag wat betreft het verlenen van bepaalde zorg. Als we dit weghalen dan zou dat de arbeidssatisfactie ten goede komen.”

Numerus Fixus
“Op het moment dat ziekenhuizen moeten bezuinigingen verdwijnt er personeel en daarmee ook stageplekken. Het schrappen van numerus fixus zou daarom een goed idee zijn. We moeten zorgen dat jonge medisch specialisten niet naar het buitenland verdwijnen.”

Innovatie
“Hulpmiddelen die het werk beter, makkelijker en persoonlijker zijn acties waar niemand tegen kan zijn. Het is echter een aparte industrie aan het worden. We zijn geld aan het steken in allerlei apps, terwijl ik liever dat geld zou steken in mensen die mensen helpen, in plaats van apps. We zien vaak initiatieven op gebied van innovatie van onderaf die maar niet verder komen. Laten wij dit verder helpen.”

Linda Voortman (GroenLinks):

Mensen in de zorg houden en aantrekken
“Er verdwijnen banen in de zorg en daardoor neemt de werkdruk toe. Wij zijn voor investeren in de ouderenzorg en gehandicaptenzorg. We kijken ook naar kwaliteit, waardoor wij bij- en nascholing heel belangrijk vinden. Wij zorgen ervoor dat mensen in de zorg kunnen werken door medisch specialisten in loondienst komen. Het is belangrijk om goed naar de lange termijn te kijken. We willen de norm rondom het manifest van Hugo Borst halen: op 8 hulpbehoevende ouderen moeten twee hulpverleners komen. Kennelijk hebben sommige partijen hier lak aan. Het is ook belangrijk dat alle uitzendkrachten ook ‘zeker’ werk kunnen krijgen. Het moet aantrekkelijk worden om mensen in vaste dienst te nemen.”

Schrapwet
“We zijn ook voor een schrapwet, maar we moeten wel uitkijken welke regels hierbij van pas komen. Sommige regels zijn er ook om de patiënt rechten te geven.”

Innovatie
“Innovatie kan persoonlijke zorg niet vervangen maar kan wel zorgen voor meer eigen regie voor de patiënt. We moeten kijken op welke manier we innovatie kunnen inzetten in het voordeel van mensen.”

Pia Dijkstra (D66):

Carrière maken in de zorg
“Er is een groot tekort en hier maken we ons grote zorgen over. Daarom maken wij geld vrij voor meer handen aan het bed. Om personeel te behouden in de zorg, is het belangrijk dat werknemers carrière kunnen maken. Zij moeten hiervoor de mogelijkheid krijgen om bij- en nascholing te kunnen volgen. We moeten inzetten op het behouden van personeel en zorgen dat het werk aantrekkelijker wordt. We moeten werknemers in de zorg ontlasten. Het is belangrijk dat je hetgeen waar je voor bent opgeleid kunt uitvoeren in de praktijk. Nu is het vaak zo dat je helemaal niet aan het werk toekomt wat je eigenlijk graag had willen doen. We moeten daarom meer mensen aantrekken naar de zorg zodat er uiteindelijk meer handen zijn, en er dus tijd vrijkomt om dit wel te doen. We moeten naar de langere termijn gaan kijken. We wisten wat de demografische ontwikkeling zou zijn en 20 jaar geleden wisten we al dat we onderbezettingsprobleem zouden krijgen. Ik heb toen een workforce voorgesteld maar ja….”

Innovatie
“Maar we gaan het met bovenstaande alleen niet redden. We moeten veel meer inzetten op E-health en robotisering. Daar hoeft men niet bang voor te zijn; er wordt hiermee ruimte gecreëerd om de menselijke maat weer terug te brengen als men de robot praktische zaken laat doen en de zorgverlener zo meer tijd te geven om daadwerkelijk aandacht te geven aan de patiënt.”

Schrapwet
“Zorgverleners moeten zelf aangeven welke regels er geschrapt kunnen worden. Zij weten dit het beste.”

Numerus fixus
“We moeten wat doen aan de stageplekken; die moeten zijn inbegrepen in elke zorgopleiding. Daarom moet de numerus fixus verdwijnen. Ook moet er meer goede begeleiding komen voor stagiaires.”

Innovatie
“Appartement van de Toekomst is een mooi voorbeeld. Er wordt gesignaleerd als er iets mis gaat – veel eerder dan als je moet wachten tot er weer eens een zorgverlener langs komt.”

Kees van der Staaij (SGP):

“Geen reclame maken over dat je snel geld kunt verdienen in de zorg. Wat wel werkt is tijd geven voor wat mensen graag willen; aandacht geven aan de patiënt. Daarom wordt er de schrapwet rondom regelgeving in de zorg voorgesteld. Het werk wordt vergald door de bureaucratie en dan hoor ik steeds dat we daar iets aan moeten doen, terwijl ik slechts nieuwe wetten zie komen waardoor de regeldruk alleen maar toeneemt. Numerus fixus loopt vast op stageplekken; we moeten zorgen voor genoeg stageplekken.”

Innovatie
Innovatie is belangrijk om te stimuleren. Het is een uitdaging om uitvindingen door vertaald te krijgen. Implementatie van innovaties leidt tot problemen doordat het veel geld kost, en door regelbelemmering. Mantelzorgers kunnen ontlast worden door innovatie.”

Karen Gerbrands (PVV):

“Meer collega’s, minder bureaucratie, minder management…dan kun je aandacht geven aan de patiënt. Investeren dus! Weg met de managers, weg met de overheid, weg met de bureaucratie. (zwaait). Managers moeten, desnoods met behoud van salaris, de werkvloer weer op. Ik ben de uitvinder van de schrapwet. Er moet geïnvesteerd worden op het personeel, dus er moet geld bij. Innovatie mag nooit ter vervanging zijn van zorg.”

Vraag 3: Hoe organiseren we de zorg op de juiste plaats?

De introductiefilm liet het volgende zien: Mensen liggen nu lang in het ziekenhuis omdat er geen plaats is in het verpleeghuis of elders is. Zorgverleners en zorgaanbieders proberen samen te werken om de patiënt centraal te zetten. Hiervoor moet de klassieke schotten tussen 1e, 2e en 3e lijn verwijderd worden. Maar dit is makkelijk gezegd dan gedaan. Andere belangen dan die van de patiënt, regels, financiering en cultuurverschillen belemmeren echte vernieuwing en goede communicatie.

Kees van der Staaij (SGP):

Oliemannetjes
“De wens van de patiënt moet leidend zijn voor de bepaling van waar het geld naar toe gaat. Soms kunnen patiënten niet naar waar ze heen willen omdat het niet kan vanwege het budgetplafond. We moeten oliemannetjes hebben die schotten doorbreken die het regelen voor de patiënt waar die patiënt wenst naar toe te gaan. Die oliemannetjes moeten het laatste redmiddel zijn.”

Regie
“Goede uitwisseling van informatie moet wettelijk geregeld worden. Het is essentieel om te zorgen dat patiënt niet tussen wal en schip valt. De regie ligt allereerst bij de patiënt. Daar moet meer aandacht naar toe.”

Renske Leijten (SP):

Verzekering
“We moeten hetzelfde belang hebben in de zorg. De winstuitkering van de zorg is nu geblokkeerd. Wat is het echte verhaal van de zorgverzekeraars? We kunnen pas zaken doen als we echt weten wat de belangen zijn. De kaarten moeten open. Wat er achter de schermen gebeurd beïnvloedt de zorg van de patiënt. Die lobby moet openbaar worden.”

Verzorgingshuizen
“Wij hebben geld gereserveerd om de verzorgingshuizen weer te openen, waardoor de druk van ziekenhuizen kan worden verlicht.”

Oliemannetjes
“Ik ben ook voor de oliemannetjes, want alleen het openhouden van verzorgingshuizen is niet de oplossing. Er moet breder gekeken worden.”

Regie
“Waarom moeten wij beslissen waar de regie ligt? Het maakt mij oprecht niet uit of het nou een verpleegkundige, een specialist, of een huisarts is die voor een zieke patiënt zorgt, zolang het maar gebeurt! Dan heb je randvoorwaarden en regie in een – het gaat om vertrouwen. We zijn helemaal gek geworden met al die bureaucratie met alles verantwoorden. Zo blijven patiënten maar in het ziekenhuis liggen. Geef professionals de ruimte om te doen wat ze nodig hebben. Geen indicaties vooraf. Vertrouw verzekeraars als zij zeggen dat iets nodig is.”

Marith Volp (PvdA):

Onduidelijkheid
“Te vaak is het niet duidelijk waar iemand de juiste zorg kan vinden. We willen veel inzetten op eerstelijns verblijf, daar kan men herstellen en kan gekeken worden of iemand naar huis kan of dat er een andere plek te vinden is. We hebben te veel schotten tussen de zorg. Het gaat erom dat er een plek is voor patiënten om te revalideren. Het budget is nu vaak een probleem. De pot met geld moet veel meer patiënt-volgende zijn.”

Indicatie
“We moeten zorgen dat we niet maar eindeloos wachten op een indicatie. Die indicatie komt wel… maar het duurt zes weken en daar moeten we niet op gaan zitten wachten.”

Regie
“Er wordt door gemeentes al heel goed bekeken wat er nodig is. Samenwerking met zorgverzekering is nog een punt van zorg. Daar waar het wel lukt is dit in het belang van de patiënt. Er wordt gekeken naar wat er nu nodig is, maar het zou mooi zijn als er van tevoren wordt nagedacht. Je moet niet alleen uitgaan van welk aanbod er is, maar ook van wat de wens van de patiënt is voor de komende periode. We willen samenwerking in de eerste lijn stimuleren. De zorgverlener zal tegen de zorgverzekering moeten zeggen: Dit is de zorg die wij willen leveren in het belang van de patiënt, dus dit is de zorg die je moet contracteren. De eerste lijn kent de patiënt vaak goed, waardoor dit dus pro-actief geregeld kan worden.”

Leonie Sazias (50plus):

Verzorgingshuizen
“Bezuinigingen zijn veel te snel gegaan. De verzorgingshuizen die nu nog open zijn moeten open blijven en misschien uitbreiden zodat men hier kan revalideren, waardoor dit niet meer in een ziekenhuis hoeft. Hier moet de regie liggen bij de huisarts en bij de wijkverpleegkundige om integraal te bekijken waar de beste plek is – als deze keuze er überhaupt is. Er zijn te veel belanghebbenden, daarom moeten de zorgverzekeraars uit.”

Regie
“De regie hoort te liggen bij de patiënt en familie. Er moet plek zijn waar men terecht wil. Soms zal dat een kwestie van investeren zijn.”

Mona Keijzer (CDA):

Onduidelijk
“Veel problemen ontstaan nu door te snelle hervormingen, door het over de schutting te gooien naar de gemeentes. Dit is veel te onduidelijk voor patiënten, waardoor het lastig is om de juiste zorg te vinden.”

Zorgverzekering
“Zorggeld moet naar de zorg en niet naar de zorgverzekeraars. De plaatsen voor de patiënten zijn er wel maar als er geen contract is, kan men niet terecht. Informeer mij, arts, over deze casussen, dan kan ik de Kamer inlichten.”

Thuis wonen
“Hoe het nu gaat, kan echt niet. Natuurlijk willen we dat mensen lang thuis wonen. Er moet voldoende steun en zorg zijn voor kwetsbare mensen die thuis zijn. CDA stelt in haar plannen hier geld voor vrij.”

Regie
“Waar toe zijn wij op aard? Waarom bent u ooit in de zorg gegaan? Omdat u wilde zorgen. Dan sluit je automatisch aan wat mensen willen. Zorgverzekeraars, het was de bedoeling dat u een maatschappelijke onderneming zou gaan worden – daar past geen winstuitkering bij!”

Vraag 4: In hoeverre zou de overheid moeten ingrijpen in de leefstijl van burgers?

Marith Volp (PvdA):

Gezondheidsverschillen
“Ik vind het van belang dat we als overheid ingrijpen. Als ze gaan doen alsof gezondheid een vrije keuze is, dat is niet zo. Want we zien zijn verschillen tussen opleidingsniveaus en op postcode. Het is nodig om als overheid onze verantwoordelijkheid te nemen. We hebben een morele plicht.”

Verzekering
“Ik ben blij dat de PvdA wil investeren in effectieve preventie in het basispakket. Het is gek dat er nu een drempel is voor de diëtist terwijl een maagbandje wordt vergoed. Dit lost het probleem niet op.”

Roken
“We willen inzetten op extra rookontmoediging. Daarnaast willen we goede zorg in de wijk omdat je dan kunt zien wat er nodig is. We zagen net afschrikkende plaatjes maar we weten dat 7-jarigen al de merknamen kennen van het rookwaar dus dat moet echt onder de toonbank, want ze moeten daar echt niet mee in aanraking komen. We moeten geen korte termijn effect verwachten, dat is naïef. Het gaat van generatie op generatie dus we moeten het langzaam doorzetten. We betalen allemaal voor die zorgkosten en die moeten omlaag. Ik wil dat jongeren hun hersencellen behouden want dan maken ze goede carrière en dat levert geld op via de belasting. Het startjaar van roken zien we al stijgen, wat al aanzienlijk scheelt in hersencellen.”

Carla Dik-Faber (ChristenUnie):

Eigen verantwoordelijkheid
“Jouw gezondheid is jouw eigen verantwoordelijkheid. Maar jouw gezondheid raakt ook de volksgezondheid en de gezondheidskosten.”

Roken
“Ik vind het belangrijk dat er een rookvrije generatie opgroeit en dat het aantal verkooppunten worden teruggedrongen.”

Niet vrijblijvend
“Ik vind dat we regelmaten moeten treffen die niet vrijblijvend zijn. Zoals een display-ban en ik zou nog verder willen gaan; verbied bijvoorbeeld de verkoop van tabak, behalve in tabakspeciaalzaken.”

Pia Dijkstra (D66):

Overheid moet faciliteren
“D66 wil gezondheid beschermen en mensen motiveren om gezond te leven. We willen hiermee beginnen met het stimuleren van gezonde voeding en beweging op scholen. Het gaat om actief informeren door de overheid. We kunnen niet ingrijpen achter de voordeur, maar we kunnen wel preventieprogramma’s vergoeden. Ik ken een sportschool waar diabeten sporten waardoor ze van hun insulinespuiten afkunnen. We moeten zorgen dat ze na een paar jaar niet terugvallen. Het initiatief van zo’n sportschool moeten we als overheid steunen. Als je voldoende bevlogen bent binnen de zorg, dan kan door zorgverleners gestimuleerd worden.”

Roken
“We willen ook een rookvrije generatie maar we moeten ook kijken welke maatregelen echt effectief zijn.”

Arno Rutte (VVD):

“Wat ik eet en hoe ik eet, daar heeft de overheid niks mee te maken. De overheid hoeft niet mijn vrijheid en privacy af te nemen. We moeten wel kijken hoe we mensen kunnen verleiden om gezonder te leven. De gezondheidsverschillen qua opleiding zijn er. Maar wat moeten we doen om die moeilijke doelgroep te bereiken? We hebben al allerlei maatregelen, zoals een suikertax of vettax, maar dit werkt totaal niet. We weten niet hoe we die doelgroep moeten bereiken, daar is erg weinig over bekend. Verplichten hoeft ook niet, want het rijksvaccincatieprogramma is niet verplicht, toch laat bijna iedereen dit doen.”

Leonie Sazias (50plus):

“Gezondheid is altijd de verantwoordelijkheid van de mens zelf, maar het belang daarvan moet in de haarvaten van de samenleving zitten. Daarom zijn wij ook voor preventieprogramma’s die door de overheid gefaciliteerd worden en voor extra informeren op scholen. Er zijn ook nog andere opties. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verhogen van btw op suikerhoudende producten.”

Vrijblijvend
“De overheid kan geen gezonde levensstijl verplichten, maar kan bijvoorbeeld wel zorgen dat er geen kroketten op school worden verkocht. Ook moet er binnen het curriculum op scholen meer aandacht komen voor hoe je gezond kunt leven. We zetten ons in voor ouderen en we maken ons hard voor het vaccinatieprogramma.”

Tandarts
“Wij willen dat de tandarts weer in het basispakket komt, want veel mensen lopen met een slechts gebit rond en daar kun je ook heel erg ziek van worden.”

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van Het Grote Zorgdebat

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Opinie, Wet- en regelgeving

Interview: Eigen tandartsenpraktijk beginnen

Amée Swart is de trotse praktijkeigenaar van ‘Tandarts de Viaanse Molen’ te Alkmaar. In 2009 is zij afgestudeerd aan de ACTA met als specialisatie Restauratieve en Esthetische Tandheelkunde. Zij heeft altijd geambieerd om een eigen praktijk te hebben en heeft deze droom in 2015 kunnen verwezenlijken. In het volgend interview deelt ze haar ervaring met het starten van een eigen tandartsenpraktijk.

Hoe het allemaal begon
“Ik ben zelf begonnen als tandarts in 2009 en heb in diverse praktijken gewerkt. Begin 2013 ben ik bij deze praktijk gestart en heb ik twee jaar lang samen met de vorige praktijkeigenaar gewerkt, waarin hij langzaam is gaan afbouwen en ik gaan opbouwen. In januari 2015 heb ik de praktijk van hem overgenomen”.

Ambitie
“Ik heb altijd geambieerd om een eigen praktijk te hebben. Maar in het begin was het erg fijn om onder de vleugels van andere praktijken te werken en met andere collega’s die al heel veel ervaring en kennis hebben. Op een gegeven moment heb je in een tijdsperiode van 5 jaar als tandarts zijnde eigenlijk voldoende kennis opgedaan. Je hebt dan bijna alles ook wel een keer in de praktijk gezien en meegemaakt. Ik kwam er ook achter dat ik zelf graag wilde organiseren en regelen. Toen was ik klaar om voor mijzelf aan de slag te gaan”.

Begin
“Voordat ik de voormalige praktijkeigenaar benaderde heb ik diverse pogingen gedaan in onderhandelingen en ook eerst plannen gehad om samen met iemand anders een praktijk te runnen. Maar uiteindelijk ging dat allemaal niet door. Via-via kwam ik bij deze tandartsenpraktijk terecht. Het is dus eigenlijk een kwestie van netwerken. Door goed je relaties te onderhouden kom je een heel eind, want het is maar een klein wereldje.”

Overname
“De oude praktijkeigenaar heeft nog een jaar lang bij ons gewerkt als waarnemer. En heel veel gezichten zijn gebleven bij de praktijkovername, ook al moesten we verhuizen naar een nieuw pand. Ik heb het hele patiëntenbestand overgenomen. Verder is alles nieuw in de praktijk”.

Nieuwe locatie
“Ik ben ruim een jaar bezig geweest om een nieuw pand te vinden. Ik heb uiteindelijk een kantoorpand kunnen kopen, dichtbij de oude locatie. Alles moest verbouwd worden, en daar ging aardig wat geld in zitten. Qua inrichting had ik een heel goed idee hoe ik het wilde hebben, door mijn werkervaring bij andere praktijken. Vervolgens denkt een aannemer alles voor je uit. Ik kon het met een gerust hart aan hem overlaten. We zijn in totaal een week dicht geweest om de verhuizing in orde te maken”.

Uitdaging
“Het was even spannend of het vinden van een nieuw pand zou gaan lukken. Maar voor de verbouwing heb ik vrijwel geen stress gehad. Het inrichten van de praktijk, het plannen van alles vond ik hartstikke leuk om te doen. Wat ik eigenlijk het meest stressvolle vond was puur het onderhandelen en tot een akkoord komen over de overname van de praktijk”.

Communicatie
“We sturen om de zoveel tijd nieuwsbrieven over ontwikkelingen in de tandheelkunde maar ook om patiënten te informeren over de praktijk. Binnenkort gaan we flyeren om meer bekendheid te krijgen. Maar eigenlijk is mond-tot-mond reclame het beste, op die manier krijgen we best veel patiënten binnen”.

Doel
“Mijn hoop was om een kleine, gezellige, huiselijke praktijk met meerdere collega’s en mondhygiënisten neer te zetten. En we zijn nu net iets meer dan een jaar verder en ik denk dat we daar al aardig zijn. Ook hebben we een technicus in dienst en krijgen we misschien een endodontoloog erbij. Ook het aantal patiënten neemt mondjesmaat toe, wekelijks krijgen we aanmeldingen binnen. Mijn uiteindelijke doel is dat alle kamers die we hier hebben 100% te laten draaien, en dat we dan kunnen uitbreiden naar de tweede etage”.

Tips
“Door veel netwerken en te investeren in collega’s vind je de goede mensen om je heen met wie je een goed team kan opbouwen. Ik heb het dan ook goed getroffen met de assistenten die er al werkten. En wees innovatief: hou jezelf op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen zodat je ook naar je patiënten toe de beste kennis kan overbrengen en de beste behandelingen therapieën kan toepassen. Dat is gewoon puur als tandarts zijnde, niet als praktijkhouder. En kies een goede accountant”.
Tandarts
“Managen vind ik heel leuk, maar op de eerste plaats wil ik gewoon tandarts zijn, en dankzij mijn team kan ik dat ook zijn”.

Amée Swart is tandarts en eigenaar van tandartspraktijk De Viaanse Molen

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z

Wat is de drive van de mensen achter een keten?

Ketens. Ze werden wel eens negatief ‘de cowboys van de mondzorg’ genoemd. Ook kwam onlangs een keten bij het televisieprogramma De Monitor slecht in beeld omdat de intake was afgesproken bij een tandarts wat later geen tandarts maar de manager bleek te zijn. Maar let op, het aantal tandartspraktijken werkzaam binnen een keten groeit gestaag. Een interview met Marc Rooker van RDW Tandartsen en Willem-Jan Hens en Henk Noorlag van Samenwerkende Tandartsen over hun drive voor het opzetten en werken in een mondzorgketen.

Waarom bent u een keten gestart?
Rooker: “Dat is ontstaan toen ik mijn vriend en collega René de Wit ontmoette in 2009. We hadden allebei het idee dat de tandheelkundemarkt ging veranderen, mede door de opkomst van ketens om ons heen. In 2012 hebben we besloten om onze praktijken samen te voegen. Op deze manier konden we niet alleen als tandarts werken, maar ook echt ondernemen. We hebben daarvoor wat tijd aan de stoel opgeofferd om zo meer ruimte te hebben voor de organisatie en uitbreiding van onze praktijken. We hadden allebei de ambitie om niet meer fulltime aan de stoel te werken, maar wel om dit af te wisselen met managementtaken.” Hens vertelt dat Alexander Melis – de oprichter van Samenwerkende Tandartsen – al 11 jaar geleden de verandering in de tandheelkunde zag waarbij ketenvorming een goede oplossing zou kunnen zijn voor diverse problematieken. Noorlag verduidelijkt: “Veel jonge tandartsen wilden of konden niet investeren in een eigen praktijk. Tandartsen die het vak wel echt mooi en leuk vonden, maar geen zin hadden in de steeds groter wordende administratieve belasting. Bovendien wilde een groeiend aantal (vrouwelijke) tandartsen parttime werken. Dat geldt nu nog steeds.”

Hoe ziet uw werkweek eruit?
Rooker: “Mijn werkweek is zeer afwisselend en divers. Ik werk nog twee dagen als tandarts. Daarnaast is er veel tijd nodig voor allerhande organisatie werkzaamheden. Nagenoeg elke week wordt er vergaderd over het personeel. Over hun functioneren en ook over nieuw aan te nemen medewerkers. Ook wordt er veel tijd genomen voor instructie aan medewerkers en het verwerken van deze instructies in protocollen. Daarnaast zijn we elke week op pad voor de acquisitie van praktijken. Dat gebeurt vaak ’s avonds en in het weekend. Daarnaast ben ik ben nagenoeg elke dag dat ik niet aan de stoel werk, minimaal anderhalf tot twee uur kwijt aan mailafhandeling.

Hens: “Mijn werkzaamheden bestaan veelal uit overleg hebben op verschillende niveaus binnen onze organisatie. Dagelijks heb ik contact met onze regiomanagers over de operationele onderwerpen die spelen. De onderwerpen zijn zeer divers.”

Noorlag: “Naast werken in de praktijk als tandarts doe ik de dagelijkse directiezaken, zoals gesprekken met nieuwe tandartsen houden, vragen op zorginhoudelijk gebied beantwoorden, second opinions doen, garantieregelingen treffen, vergaderingen en nog veel meer.”

Zijn alle praktijken per keten nu precies hetzelfde?
Bij RDW Tandartsen zijn het allemaal groepspraktijken die in de basis gelijk zijn van opzet. Een praktijk heeft minstens vier stoelen. Rooker vertelt: “We proberen zoveel mogelijk disciplines onder te brengen. We werken – naast tandartsen – met preventie assistentes, mondhygiënisten, tandprothetici, orthodontisten, pedodontologen en implantologen. Daar hebben we stoelen voor nodig, en dat kan alleen als er drie maar eigenlijk minimaal 4 stoelen zijn.” Bij Samenwerkende Tandartsen werkt het een beetje anders. ”Wij hebben een diversiteit aan praktijken en ook aan modellen qua werken. Alle mogelijke manieren van werken zijn te vinden in onze keten: solistische praktijken, meerkamerconcepten, preventie agenda’s, mondhygiënisten, innovatie op QLF-gebied, jeugdzorg, diverse specialisme zoals orthodontie, implantologie en parodontologie en ZBC kaakchirurgie zijn te vinden in onze keten.”

Kunt u gemakkelijk tandartsen vinden voor de ketens?
Volgens Samenwerkende Tandartsen was het de afgelopen jaren vooral moeilijk om goede medewerkers te vinden in het oosten van het land. “Maar op dit moment zijn we uit deze dip gekomen. Alles gaat nu eenmaal in een golfbeweging. Hierbij gaat rust je te allen tijde redden.” Rooker: “Tandartsen vinden lukt over het algemeen wel, maar het zijn vaak wel onervaren tandartsen. Ervaren tandartsen vinden is het lastigst. Ervaren tandartsen beginnen namelijk vaker hun eigen praktijk, vaak ook in een maatschap. Dus de spoeling is wat dunner. In het oostelijke deel van Nederland is inderdaad het aantal reacties op een vacature minder. Men zoekt toch graag vaak de grote stad op en dan is de Randstad wel favoriet. Echter, in het oosten is ongelooflijk veel werk te verzetten, met genoeg professionele uitdagingen. Want ook in het oosten wordt kwaliteit zeer gewaardeerd en hier wordt ook geld aan uitgegeven.”

Waarom zou iemand bij uw keten willen werken?
Samenwerkende Tandartsen: “Omda t zorg voor onze patiënten centraal staat. Ons primaire proces is daar helemaal op gericht en niet op omzet of winst maken. Dat is voor ons heel prettig werken.
Rooker: “Werken in een van onze RDW-Tandartsenpraktijken betekent dat je nog steeds veel zelfstandigheid hebt, er genoeg management is om allerhande randzaken voor je op te lossen en daardoor meer focus ligt bij je patiënt. Ik wil nogmaals benadrukken dat er in geen geval van je verwacht wordt dat je met targets moet werken. Het enige waar we naar kijken is, of je winst in een gezonde relatie tot je omzet staat.”

Hoe gaat u om met ‘scheve ogen’?
Toch wordt er met enige regelmaat met scheve ogen gekeken naar grote praktijken en ketens. Bijvoorbeeld door de zorgverzekering maar ook door collega’s. Hoe ga je hiermee om?
Hens: “Rustig onze eigen koers varen. Wij weten waar we voor staan, namelijk voor kwaliteit in de tandheelkunde. Wij investeren hier goed in middels het ondersteunen van young professionals op de werkvloer, ons zorginhoudelijk adviesorgaan het Consilium bestaande uit 10 senior tandartsen uit verschillende praktijken, diverse overlegstructuren voor baliemedewerkers, hoofdassistenten, mondhygiënisten en het intercollegiale overleg voor alle tandartsen en kaakchirurgen.” Noorlag vult aan: “Door de goede naam die wij als Samenwerkende Tandartsen inmiddels hebben, merken we dat er steeds minder met “scheve ogen” wordt gekeken.” Rooker geeft toe: “Ja, ik weet dat er nog al een negatieve sfeer rondom ketens hangt. Dat zal ik niet ontkennen. Er wordt vaak gedacht dat ketens alleen maar op de kwantiteit van de behandelingen letten en niet op de kwaliteit. Daar herkennen we ons niet in. Uiteraard wordt er bij elke medewerker gekeken en besproken hoeveel en wat er gedaan wordt. Maar in geen geval wordt een medewerker onder druk gezet om meer te presteren. Dat doen we wel met de kwaliteit. Als bijvoorbeeld de cofferdam niet gebruikt wordt bij een endontische behandeling, volgt er een gesprek met verzoek. Er is wel eens kritiek, maar ik geloof in onze aanpak en die koers wil ik aanhouden.”

In hoeverre moeten de medewerkers zich voegen naar uw beleid?
Hens reageert kort maar krachtig: “Het is nooit mijn beleid. Onze naam zegt het al: samenwerking, goed luisteren naar elkaar en open staan voor goede argumenten zijn belangrijk en, denk ik, ook het succes voor een goede toekomst. Noorlag knikt: “Wij hanteren geen strakke lijn en hard beleid. Samenwerking en goed overleg vinden we belangrijker.” Rooker is nog wat uitgebreider: “Tandarts-medewerkers hebben veel zelfstandigheid. Hoe ze precies hun vak willen uitoefenen, is iets waar we ze niet in willen sturen. We monitoren wat ze doen, en bespreken op z’n tijd wel een casus. Ik geloof er niet in dat elke tandarts op dezelfde manier kan indiceren en behandelen. Ik zie heel veel tandartsen van dezelfde universiteit afkomen, maar met een totaal andere manier van werken. Maar wel allemaal met een tevreden patiëntengroep. De besprekingen zijn vaak boeiende discussies over hoe je het een en ander moet aanpakken. Bijna altijd komt naar voren dat er meerdere wegen naar Rome leiden en communicatie het toverwoord is.”

In hoeverre kunnen u en uw praktijken als ‘commercieel’ gezien worden?
Hens: “Ik denk dat ik best wel als commercieel gezien kan worden. Mijn achtergrond is immers commerciële dienstverlening. Echter, ik ben niet snoeihard commercieel. Ik werk niet voor niets in de zorg. Aangezien er circa 180 tandartsen en ruim 400 andere zorgprofessionals in onze praktijken werken die de zorg voor onze patiënten waarborgen, hoef ik me slechts met de randzaken en voorwaarden bezig te houden. En wat mij betreft mag daar best een commerciële touch aan zitten.” Noorlag: ”Ik ben in eerste instantie tandarts en dus zorgverlener. Uiteraard dient een bedrijf – ook een tandartspraktijk – wel winst te maken om te kunnen blijven investeren in de toekomst.” Rooker: “Als ik commercieel hoor, dan denk ik aan kwantiteit. En dat is niet ons uitgangspunt. We kijken naar onze praktijken als bedrijf. Dat betekent dat we een goed product moeten leveren en dat er meer geld moet binnenkomen dan er uitgaat. Met die basis kijken we naar alle mogelijke manieren om ons tandheelkundige bedrijf beter te maken en gezond te houden. En ja, als we meer omzet en meer winst maken, dan is een deel van onze doelstelling bereikt. Maar we willen wel dat dit komt doordat we duurzame kwaliteit leveren.

Hoe ziet u de toekomst van de mondzorg?
Samenwerkende Tandartsen : “Wij zijn van mening dat het individualistische op termijn er steeds meer van af zal gaan. De meeste jonge tandartsen willen graag in groepsverband werken. Ze willen kennis en vaardigheden opdoen, kennis delen en van elkaars specialisme gebruik maken. Daarnaast zal ook het parttime werken – gezien de samenstelling van de beroepsgroep – steeds naar voren komen. Investeren in een solistische praktijk en daarbij voldoen aan wet- en regelgeving wordt steeds lastiger. Kortom kansen voor groepspraktijken en ketens. Waarbij we willen aantekenen dat ons inziens de kleine solistische praktijk ook nog wel zal blijven bestaan. Het tandheelkundig landschap zal, denken wij, nog meer evenredige diversiteit gaan vertonen. Ook Rooker geeft dit aan: “De mondzorg zal zich steeds meer als teamwork profileren. Praktijken zullen dus meerdere stoelen hebben, met meerdere disciplines. Al dan niet als onderdeel van een keten. Een tandarts die alles kan met de huidige wetenschap, bestaat niet. We hebben specialisten nodig. Gebundeld onder één dak is het meest aantrekkelijk en efficiënt voor zowel de patiënt als de zorgverlener. De solo praktijk zal in veel gevallen verdwijnen.”

Marc Rooker studeerde in 1995 af als tandarts en startte na zijn dienstplicht in de praktijk van zijn vader. Na vijf jaar ging hij verder als tandarts-waarnemer en in 2005 begon hij zijn eigen praktijk in Kampen. In 2006 nam hij de praktijk van zijn vader over in Genemuiden. In 2012 startte hij RDW Tandartsen, samen met collega René de Wit.

 



Willem-Jan Hens is operationeel directeur bij Samenwerkende Tandartsen. Hij heeft een horeca-opleiding gevolgd en werkte vijftien jaar in deze branche. Inmiddels werkt hij al weer dertien jaar in de tandheelkunde en stond hij aan de basis van de ketenvorming.



 

 

Henk Noorlag is werkzaam als tandarts-directeur bij Samenwerkende Tandartsen. Naast deze functie werkt hij nog drie dagdelen per week als tandarts in de praktijk Samenwerkende Tandartsen Dongen. Hij studeerde af in de Tandheelkunde in 1980 en werkte als tandarts bij de Koninklijke Luchtmacht in Duitsland. Van 1981 tot 2009 had hij zijn eigen praktijk in Dongen en Waspik.




Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z

Tandtechnicus Wouter Sonderen: “De kick maakt alles goed!”

Direct bij binnenkomst is te merken dat Wouter Sonderen een bevlogen tandtechnicus is. Waar ik als mondhygiënist eigenlijk niets te maken heb met tandtechnici, weet hij me uitermate te intrigeren. In ons gesprek vertelt hij me alles over zijn werk.

Creatieveling
Voordat Sonderen tandtechnicus werd, was hij altijd al creatief bezig; klokken maken en houthakken, tekenen en metselen, bloemencorsowagens ontwerpen en bouwen als ook kasten en bedden maken. Het was dan ook geen verassing dat uit een beroepentest tandtechnicus naar voren kwam. En zo begon het.

Knutselen met allerlei materiaal
“Het “knutselen” met kunststoffen, metalen en porseleinen was voor mij zo interessant dat het veel hobby’s wel deed wegebben, maar daar kwam veel tandtechnische kennis en interesse voor terug. Nadat hij in meerdere laboratoria in Nederland en Duitsland had gewerkt, richtte hij het Tandtechnisch laboratorium Sonderen in Winterswijk-Kotten op.



Zelf de norm bepalen
“Nadat ik voor mijzelf was begonnen kon ik zelf mijn norm stellen en die sloeg aan bij de tandartsen. Ik werd door creatief meedenken vaak gevraagd om oplossingen te bedenken. Vanuit mijn tijd in Duitsland had ik een toch wel degelijke kwaliteitsnorm meegekregen. En door mijn internationale contacten bouwde ik een brede ervaring op. Tevens koos ik zelf altijd voor de beste oplossing. We waren nog maar net begonnen, toen de firma 3M met videocamera’s opnames stond te maken van een inlay-concept wat ik had uitgedacht. Dit werd op CD gezet en ging heel Europa over.“

Respect van grote bedrijven
Dit werd het begin van de internationale carrière Wouter Sonderen. Inmiddels heeft hij zijn vrouw en zoon met zijn enthousiasme aangestoken en werkt hij met hen samen in het tandtechnisch laboratorium. Samen met nog drie andere technici maakt hij zo fraai mogelijke constructies voor tandartsen in binnen en buitenland. Daarnaast wordt hij ook ingeschakeld door laboratoria die onderstructuren of moeilijke constructies willen vervaardigen.
Sonderen: “Ook grote concerns als Zirkonzahn en Straumann hebben veel respect voor je wanneer je meedenkt over het oplossen van problemen of verbeteren van producten. Voor Straumann hebben we informatie avonden gegeven en bij Zirkonzahn is er altijd gelegenheid om verbetering aan te dragen om het product nog beter te maken. Intussen heb ik voor MegaGen, een grote implantaatleverancier uit Korea, een titanium insert voor bonelevel implantaten ontworpen. Een insert waar je vanaf bijna implantaatniveau met het biocompatibele zirkoonoxide kunt werken. Hiervoor ben ik in april van dit jaar naar Korea geweest waar het idee met open armen werd ontvangen. In dit abutment zat veel denk- en tekenwerk. Het is nu eenmaal zo dat dingen mij niet snel los laten voordat ik er een oplossing voor heb gevonden. Dit brengt je soms in een lastige positie, maar brengt je ook heel ver vooruit.”



Volkeramische prothese

Sonderen is gespecialiseerd in bijzondere constructies. Ik vroeg hem wat ik mij hierbij moest voorstellen. “Nu bijna 5 jaar geleden hebben we een grote investering gedaan, de Zirkonzahnscanner en freesstraat. Hiermee zijn we voorzieningen gaan maken die vaak onmogelijk leken, maar door onze jarenlange ervaring op het gebied van zirkoonoxide zijn die nu wel te verwezenlijken.” Sonderen geeft een voorbeeld: We hebben als eerste een volkeramische prothese in Nederland geplaatst. Een uitdaging die veel energie kost, maar de kick die het geeft als het geplaatst is maakt alles goed. Het is wel één van onze meest complexe werken ooit.

Een groeiproces van verfraaiing
Bij de patiënt werd alles geëxtraheerd en naast de twee implantaten die ze al had werden nog vier implantaten geplaatst. We hebben toen een prothese voor haar gemaakt die er ongeveer hetzelfde uitzag als haar eigen tanden van voorheen. Daarna hebben we een noodtelescoopprothese vervaardigd. Aangezien alles met de computer vervaardigd werd, kon de patiënte bij elke stap haar wensen kenbaar maken en konden we dit werkelijkheid maken. Op een gegeven moment had ze geheel afstand gedaan van haar prominente voortanden die ze vroeger had. Pas toen ze helemaal tevreden was hebben we de prothese in het Prettauzirconium van Zirkonzahn gefreesd. Dit hele proces heeft van ons de titel meegekregen “een groeiproces van verfraaiing”. Door de uitgebreide documentatie die ik hierover heb gemaakt, blijken ook andere branches hier interesse in te hebben.” Bekijk de foto’s op de website van Sonderen.

Een werkstuk met 38 onderdelen
Sonderen geeft nog een voorbeeld: “Een ander complex werkstuk was in 2004 toen we op tien Straumann implantaten en vier eigen pijlers in de boven- en onderkaak twee telescoperende voorzieningen mochten maken. Een gigantische klus, maar als je dan ’s avonds samen met de desbetreffende tandarts het werkstuk gaat plaatsen dat uit totaal 38 (!) onderdelen bestaat is dat ook wel kicken.”



Nieuwe uitdagingen
Maar dat is nog niet alles. Sonderen zit bepaald niet stil en gaat nieuwe uitdagingen niet uit de weg. “Nieuwe uitdagingen gaan we ook graag aan. Zo hebben we ook de zirkoonoxide steg mee in de markt gezet. Een steg die nauwelijks gevoelig is voor tandsteen en die er door haar tandkleur nog heel mondvriendelijk uitziet. Maar ook zirkoonoxide slotjes, facings, telescoopprotheses of andere tandtechnische constructies weten we door onze jarenlange ervaring met zirkoonoxide verantwoord te vervaardigen. Veel van deze voorzieningen staan ook op onze website onder werkstukken.”

Experimenteren

Sonderen experimenteert met regelmaat. Hoe gaat hij om met het nemen van risico’s? “Mijn grote inspirator is de Internationale Dental Schau in Köln (IDS). Daar halen we veel kennis en knowhow vandaan. We gaan altijd in overleg met de patiënt en de tandarts en gaan altijd door tot iedereen helemaal tevreden. Dit is één van de basis regels die binnen ons laboratorium geldt. De belangrijkste regel is dat wat we voor een ander maken ook voor ons zelf acceptabel zou moeten zijn. Mede door de vele contacten die je zo langzamer hand opbouwt en door ervaringen te delen, krijg je ook veel terug. En dat gebruiken we ook weer in ons eigen laboratorium. Door op deze manier te werken worden de risico’s tot een minimum beperkt.”

Wouter Sonderen, Tandtechnisch Laboratorium Sonderen v.o.f.

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Opinie, Tandprothese | techniek, Thema A-Z

Passie voor patiënten én studenten

Haar studenten kozen Stella van Hoeve, docent Mondzorgkunde aan de Hanzehogeschool Groningen, onlangs tot Docent van het Jaar. Een interview met een mondhygiënist die studenten liefde en passie voor het vak bijbrengt.

Bijna tien jaar geleden begon mondhygiëniste Stella van Hoeve als docente aan de opleiding Mondzorgkunde in Groningen.
“Daar ontdekte ik mijn passie voor het lesgeven en het begeleiden van studenten. De kwaliteiten die ik bezit met betrekking tot de patiëntenzorg kon ik toepassen in mijn werk als docent. Het is mooi om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van studenten en ze mijn liefde en passie voor het vak bij te brengen. Ze bewust te proberen te maken wat het vak inhoudt en dat het niet alleen om scoren en geld verdienen gaat.”

Was het een verrassing dat je onlangs tot Docent van het Jaar werd verkozen?
“De nominatie kwam als een verrassing. Ik weet dat ik streng ben en veel van studenten verwacht. Ik had niet verwacht dat ik genomineerd zouden. Toen ik mijn naam tijdens de uitreiking groot in beeld zag schrok ik wel even. Ik vind het een hele eer. Het gaat uiteindelijk om de studenten en daar doe je je werk als docent uiteindelijk voor. En het is een waardering en een mooie afsluiting van mijn werk bij de opleiding mondzorgkunde. Een mooier afscheidscadeau had ik me niet kunnen wensen.”

Wat is je geheim als docent?
“Ik denk mijn betrokkenheid en inlevingsvermogen, maar ook mijn kennis en deskundigheid. Af en toe een grapje om het allemaal wat luchtiger te maken kan ook helpen. Studenten staan onder grote prestatiedruk en de opleiding Mondzorgkunde is een intensieve opleiding. De meeste studenten zijn vaak perfectionistisch. Daarom is het goed om af en toe de druk eraf te halen door wat luchtiger met wat zaken om te gaan. Als docent verdiep ik me in de student: hoe gaat het echt met hem of haar? Wat kan ik doen om de studenten beter te begeleiden en te motiveren, vraag ik me af. Wat hebben ze van mij nodig om goed te kunnen presteren? De student vrijheid en vertrouwen te geven is vaak essentieel.”

Waar komt je eigen passie vandaan?
“Mijn vader Jan van Hoeve is parodontoloog. Het was voor mij een logische stap om na de Havo aan de opleiding tot mondhygiënist te beginnen. Toen ik in de Praktijk voor parodontologie Arnhem ging werken, ontdekte ik mijn liefde voor het vak. Vooral bij het motiveren en informeren van patiënten ligt mijn kracht. Maar ook het uitvoeren van initiële behandelingen vind ik leuk: hoe dieper en bloediger de pocket, des te beter! Ik merkte dat patiënten zich op hun gemak voelden bij mij en de meest angstige patiënten kreeg ik zover om zich te laten behandelen.”

Stella heeft de afgelopen acht jaar ook als mondhygiënist bij het UMCG Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde gewerkt. Daar heeft ze zich onder andere gespecialiseerd in halitose. “Tijdens mijn werk bij Mondzorgkunde heb ik nauw samengewerkt met Tandheelkunde en was ik lid van de sectie Orale Functieleer (Tandheelkunde) .”

Wat is er in de afgelopen tien jaar belangrijk geworden binnen de opleiding?
“De opleiding heeft een mooie ontwikkeling doorgemaakt. Het curriculum is uitgebreid met prepareren en restaureren.‘Evidence Based Practice’ heeft een belangrijke rol gekregen: studenten leren kritisch artikelen te lezen en niet op reclames en vertegenwoordigers af te gaan, maar zelf een oordeel te vormen.
Er is vanuit het beleidsniveau steeds meer de nadruk op rendement komen te liggen. Er is ook meer aandacht voor professioneel handelen en kritisch denken gekomen. “Daardoor is in mijn beleving wat minder oog voor de vakinhoud en kwaliteit van de inhoud. De studenten worden zelfstandiger en professioneler opgeleid zodat ze duidelijk de rol van paramedicus kunnen pakken.”

Hoe zie je de toekomst van de mondhygiënist?
“De patiënt zou meer centraal moeten staan. Er zou niet alleen vanuit economisch oogpunt gehandeld moeten worden en vanuit de behandelaar om te scoren. Mondhygiënisten zouden moeten zorgen dat er goede en betaalbare zorg wordt geleverd. Samen met andere (para)medici en de tandarts zouden we de mondzorg van de patiënt moeten optimaliseren. Er gaat wellicht een groep patiënten ontstaan die geen mondzorg meer gaat ontvangen. Er ligt een grote taak in het aanbieden van preventie op scholen, consultatiebureaus en in de ouderenzorg. Daar zou de mondhygiënist zich kunnen profileren. Wellicht zou de mondhygiënist een rol moeten nemen binnen de thuiszorg.”

Stella ziet nog meer verantwoordelijkheden voor de mondhygiënist in de toekomst: “Misschien ligt er ook een nog bredere rol voor ons omdat we patiënten regelmatig zien en we een vertrouwelijke band met ze hebben. Daarom zouden we onze kennis en kunde in kunnen zetten om de algemene gezondheid te bevorderden. De mondhygiënist zal dan meer aan lifestyle interventie kunnen gaan doen. Dit zou via internet/social media kunnen want onze maatschappij is hierdoor veranderd. De tijd van alleen patiënten behandelen in een kamertje is al lang voorbij. Patiënten hebben beschikking over meer informatie en worden steeds mondiger. Daar zullen we in de mondzorg op in moeten spelen.”

Hoe ziet je eigen toekomst eruit?“
Mijn vriend en ik verhuizen naar Deventer. Ik ben dan ook op zoek naar een nieuwe baan als mondhygiënist of docent binnen de mondzorg in Deventer en omgeving!”

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist


Lees meer over: Mondhygiëne, Opinie, Thema A-Z

ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes: De mondzorg kan weer vooruit

De mondzorgsector en in het bijzonder tandartsen kunnen de blik eindelijk weer op de toekomst richten. Lang verkeerde de sector in onzekerheid over de tarieven naar aanleiding van het roemruchte kostenonderzoek door Deloitte in opdracht van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in de zomer van 2013. De NZa heeft nu de resultaten van het onderzoek gepubliceerd en tegelijkertijd het tarievenbesluit vrijgegeven. Dit is het resultaat van onderhandelingen tussen de NZa en de belangrijkste belangenbehartigers in de mondzorg, waaronder de ANT. De twee meest in het oog springende resultaten zijn het verhogen van het norminkomen (arbeidskostencomponent) naar € 128.000 en een korting op de tarieven van 5,15 procent.

De ANT heeft gemengde gevoelens over de uitkomsten. “Korting is nooit leuk, maar de korting had veel hoger kunnen uitpakken als wij als ANT niet de afgelopen twee jaren alle geoorloofde middelen hadden ingezet. We hebben met succes slechte voorstellen met veel grotere kortingen weten tegen te houden.” ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes blikt terug en vooruit. Een interview met een interessant kijkje achter de schermen van de onderhandelingen.

De NZa heeft nieuwe tarieven voor de mondzorg vastgelegd. Wat vindt u daarvan?
“We hebben als ANT hier gemengde gevoelens over. Gezien wat er gedurende toen het proces op tafel lag, is dit echt een goede uitkomst. Als voorzitter van de ANT ben ik er trots op dat dit omgebogen is in het belang van de tandartsen. Maar we zijn nog altijd van mening dat de huidige tarieven veel te laag zijn om toptandheelkunde in een moderne praktijksetting te kunnen voeren. Daarnaast worden de implantologie-tarieven wel heel hard geraakt, zonder dat daar de kans gegeven wordt om zaken anders te regelen.

Bovendien: niemand vindt het leuk om gekort te worden. Een korting van iets meer dan 5 procent is natuurlijk best fors. Anderzijds is het een percentage waar we denk ik mee kunnen leven. Tandartsen zijn echte ondernemers en weten zich over het algemeen goed aan de nieuwe marktomstandigheden aan te passen. Er is lange tijd sprake geweest van kortingen tot wel 12 of 13 procent. In die zin mag je dus zeggen dat de schade beperkt is gebleven. Bovendien hebben we dit resultaat behaald zonder concessies te hoeven doen via een convenant, zoals bij de huisartsen het geval is en waar dat convenant als een zwaard van Damocles voortdurend boven de markt hangt. Daarnaast gaat de korting pas in per 1 juli 2015 en dat geeft de sector de nodige tijd om zich erop voor te bereiden.”

Bent u al met al opgelucht?
“Opgelucht is niet het goede woord, maar het had veel slechter kunnen aflopen. Wij blijven principieel strijden voor keuzevrijheid buiten de basisverzekering en daar horen ook vrije tarieven bij. De politiek belijdt marktwerking alleen met de mond, wij willen daadkracht zien in Den Haag. Het experiment met vrije prijzen in 2012 is een traumatische ervaring geweest voor de beroepsgroep met grote en onterechte imagoschade. Ons Milliman-rapport heeft de zaak al voor een belangrijk deel kunnen rechtzetten. En we gaan nog steeds voor volledige rehabilitatie van de tandartsen. Maar we moeten ook naar de toekomst durven kijken. Laten we het besluit van de NZa zien als een compromis waar mee te leven valt.”

Wat is jullie rol als ANT geweest bij dit tariefbesluit?
“Wij hebben als ANT alles gezet op een significante verhoging van het norminkomen. Alleen dat drukt ons inziens erkenning uit voor de grote inzet en vakbekwaamheid van de tandartsen en legt een solide bodem onder de toekomstige tarieven. De KNMT heeft zich hard gemaakt om dit norminkomen te herijken maar het resultaat was in eerste instantie dat de NZa middels KPMG met een rapport kwam waarin werd onderbouwd dat het norminkomen van tandartsen wel omlaag kon naar € 105.000. Als je dat doorrekent zou een tandarts per maand ongeveer € 4.000 netto aan zijn praktijk mogen overhouden. Dat doet geen recht aan de inzet van tandartsen. Nog afgezien van het ondernemerschap is onze baan zowel psychisch als fysiek zwaar. Daarnaast ben je verantwoordelijk voor de gezondheid en het welbevinden van je patiënten. Ook de vergelijking met het recent verhoogde norminkomen bij de huisartsen van € 125.000 liep dan volledig uit de pas. Dat alles paste wellicht in de politieke wens om de mondzorgtarieven flink te gaan korten maar de schade moest wel eerst hersteld gaan worden. Via ons Wob-verzoek (Wet openbaarheid van bestuur) hebben we de absurditeit en de volstrekte willekeur van dit KPMG-rapport blootgelegd en de NZa heeft uiteindelijk besloten het rapport ergens diep onder in een lade te verbergen.”

Waarom is een hoger norminkomen zo belangrijk?
“Er zitten meerdere kanten aan. Een goed norminkomen op een correct niveau is een stuk erkenning van de kwaliteiten, vakbekwaamheid en de inzet van de tandartsen. Maar het norminkomen heeft ook een grote doorwerking in de tarief formule van de NZa. Simpel gezegd, hoe hoger het norminkomen, hoe lager de korting. Als het norminkomen eenmaal vastligt kan het niet willekeurig verlaagd worden en dat legt in ieder geval een basis onder de toekomstige tarieven. Wij zijn bewust uit de klankbordgroep van de NZa gestapt om een statement af te geven en zijn ons daarna volledig gaan concentreren op het norminkomen. Aan het kostenonderzoek viel gewoon geen eer te behalen. Om die reden hebben we ook geen eigen schaduwonderzoek laten doen.”

Lange tijd leek een deal met NZa onmogelijk, wat is er veranderd?
“Eind augustus was er zogeheten Technisch Overleg met alle betrokken partijen over de herijking van de tarieven. De NZa stelde toen voor de herijking op de langere baan te schuiven omdat geen snelle consensus mogelijk leek. Alle partijen toonden zich daar voorstander van met uitzondering van de ANT. Wij hebben min of meer met de vuist op tafel geslagen en op een snelle afhandeling aangedrongen. Wij kregen allerlei signalen dat de markt volledig op slot zat vanwege de aanhoudende onzekerheid. Banken wilden niet meer financieren, tandartsen konden geen praktijken kopen of verkopen, leveranciers zagen een soort kopersstaking en consumenten konden uitstelgedrag gaan tonen. Die onzekerheid moest absoluut zo snel mogelijk worden weggenomen.”

“Bovendien speelde op de achtergrond mee dat het rapport Borstlap over de affaire Gotlieb elk moment kon verschijnen en het was wel duidelijk dat daar pittige conclusies voor zowel VWS als de NZa in zouden staan. Dat werd een paar dagen later inderdaad bevestigd. De minister kreeg een tik op haar vingers voor teveel bemoeienis met de NZa, waarna haar ambtenaren de opdracht kregen zich veel terughoudender op te stellen. De NZa kreeg een serie aanbevelingen voor reorganisatie. Als dat gebeurt, is er gewoon een momentum van aangepaste krachtsverhoudingen tussen NZa, VWS en zorgverleners en zo’n momentum moet je gebruiken. Langer wachten gaat alleen maar ten koste van het momentum.”

Wat is de tactiek van de ANT geweest bij de onderhandelingen?
“Het was op een gegeven moment duidelijk dat doorvoering van het kostenonderzoek op basis van het oude norminkomen een zodanige tariefsdaling zou geven dat de kwaliteit en toegankelijkheid van de mondzorg in het geding zouden komen. Ook de NZa zag dat in, maar kon begrijpelijkerwijs niet zomaar met een voorstel komen. Daar hadden we begrip voor. Wij hebben toen onze kaarten op tafel gelegd en duidelijk aangegeven waar, voor wat de ANT betreft, de arbeidskostencomponent, en in het verlengde daarvan de maximale korting zou moeten uitkomen. Deze openheid creëerde een draagvlak waarop de partijen binnen twee weken de zaak rond hebben gekregen. Daarbij wijkt de einduitkomst slechts marginaal af van wat wij hebben voorgesteld.”

De ANT is naar de Nationale Ombudsman gestapt met een klacht over de NZa. Welke rol heeft dat gespeeld?
“Ons Milliman-rapport en de klacht bij de Ombudsman zijn nooit bedoeld geweest als pressiemiddel maar gaan voor ons om heel principiële zaken die de kern van onze democratie raken. De overheid, en dus ook de NZa, moet zich toetsbaar en transparant opstellen. Dat maakt kwetsbaar maar daaruit zou juist kracht geput moeten worden. En tot respect leiden. Dit was helaas ver te zoeken nadat wij het rapport-Milliman in december vorig jaar publiceerden. We hadden het graag anders gezien. Uiteindelijk was het Milliman rapport voor ons belangrijk om aan te tonen dat de tandartsen verantwoordelijk zijn omgegaan met de vrije tarieven. Ik denk dat geen enkele tandarts zich heeft herkend in de conclusies van de NZa. Het goede nieuws voor onze professie is dat we veel media hebben gehaald met een dergelijk goed onderbouwd rapport dat dit aantoont. We hebben als tandartsen eigenlijk onze naam grotendeels kunnen zuiveren en het opent weer de mogelijkheid tot vrijere tarieven in de nabije toekomst.”

Wat was onder andere jullie kritiek op het kostenonderzoek?
“Er is een aantal zaken waarvan je kan afvragen of de wijze hoe daar mee omgegaan is, leidt tot eerlijke tarieven. Zo is een van de meest in het oog springende voorbeelden het gebruik van de gemiddelde praktijkwinst die ver afwijkt van de mediaan doordat er een aantal uitschieters zijn meegenomen. Helaas was het onbespreekbaar dat de mediaan gebruikt zou worden.


De zwarte lijn is het gemiddelde, de mediaan zou significant lager hebben gelegen in het midden van de Gausse curve.

Ook was een heikel punt de cap op een werkweek van max. 36 uur. Tandarts-praktijkeigenaren gaven bij Deloitte aan bijna 50 uur per week te werken, dit werd dus teruggebracht tot 36 uur. Zoals eerder gezegd krijg je hiermee effecten dat langere openingstijden tot lagere tarieven leiden.

Het norminkomen is nu met dit tariefbesluit op een niveau gezet dat beter past bij de tijdsbesteding en het ondernemerschap van de tandarts-eigenaar. Dit norminkomen kunnen we meenemen naar de toekomst en laten we hopen dat er alternatieven voor een kostenonderzoek komen.”

Is dit het best mogelijke resultaat voor de sector?
“Er was in feite geen twijfel mogelijk dat er een korting zou komen. Daar moet je als belangenorganisatie op een gegeven moment realistisch in durven zijn. Natuurlijk kun je wel blijven dromen van geen enkele korting of proberen ijzer met handen te breken. Maar je kunt ook het lid op de neus krijgen. Het is onze taak een inschatting te maken van wat haalbaar zou moeten zijn waarbij je heel zorgvuldig het krachtenveld moet analyseren. Als je dan de indruk hebt dat de NZa over zijn eigen schaduw heen aan het springen is, moet je daarin meegaan en de uitgestoken hand durven schudden. Aandringen op verdere onderhandelingen leidt dan alleen maar tot irritatie en verlies aan goodwill. De NZa heeft zich in onze ogen de laatste tijd op dit dossier constructief opgesteld.”

Er zou ook sprake zijn geweest van een convenant met VWS?
“Dat was een initiatief van de KNMT in 2013, waarschijnlijk geïnspireerd door het convenant bij de huisartsen. De KNMT probeerde via een convenant geregeld te krijgen dat er geen enkele korting zou komen, net als bij de huisartsen. Maar dan moet je wel duidelijke tegenprestaties kunnen bieden die zich tegenwoordig bijna alleen nog vertalen in harde cash. In iets anders is de politiek nauwelijks geïnteresseerd. Dat soort tegenprestaties kan de mondzorg amper bieden. En richtlijnen, visitatie en nascholing leveren wel goodwill, maar geen besparing op. Minister Schippers is nooit geïnteresseerd geweest in een convenant met tandartsen. En dat is maar goed ook, nu hebben we ook geen concessies hoeven te doen.”

Kunnen we dat opvatten als kritiek op de KNMT?
“Zo is het niet bedoeld. Er is gewoon een verschil in stijl en werkwijze. De KNMT bestaat al 100 jaar en heeft de nodige tradities en gewoontes opgebouwd. Zij spelen een rol die mondzorgbreed is. Daar profiteren wij als ANT ook van. Maar de KNMT had wel de ambitie om het predicaat Koninklijk te krijgen in 2014. En dan moet je ontzettend op je tellen passen en degenen die daarover gaan niet tegen je in het harnas jagen. Dat verdraagt zich in onze ogen slecht met belangenbehartiging. Het lijkt mij ondenkbaar dat de KNMT naar de Nationale Ombudsman was gestapt of Wob-verzoeken tegen de NZa zou hebben ingediend. Laat staan om kritische brieven te schrijven aan de minister die het predicaat nog moet uitreiken.”

Jullie hebben veel de publiciteit opgezocht. Is dat de enige manier om invloed uit te oefenen?
“Zeker niet. Het zou eigenlijk niet nodig moeten zijn om telkens de strijd in het openbaar te voeren. Goed overleg zou tot acceptabele uitkomsten moeten kunnen leiden. Alleen leven we inmiddels wel in de 21e eeuw en de tijden zijn veranderd. Het spel wordt gewoon veel harder gespeeld. Als je nog steeds de spelregels hanteert die 25 jaar geleden wel werkten, word je vandaag de dag onder tafel geveegd. Stil onderhandelen achter gesloten deuren is volstrekt uit de tijd. Je wordt dan gewoon onder de voet gelopen en niet meer serieus genomen. Blaffen op zijn tijd is aardig maar je moet ook durven bijten. Louter persoonlijke contacten leiden bovendien al snel tot achterkamerpolitiek. Je kunt dan moeilijk meer de publiciteit opzoeken. Daarmee beperk je je opties. En het grootste nadeel en risico is dat de betrokken personen opstappen. En dan sta je met lege handen en moet je van voren af aan beginnen.

Wij zijn er als ANT een aantal keren publicitair hard in gegaan, bewust overigens. Dat begon al met ons besluit om uit de klankbordgroep van de NZa te stappen. Wij hebben onze motieven destijds met brieven aan de Minister en de Tweede Kamer duidelijk gemaakt. Wij hebben met Milliman heel bewust de publiciteit gezocht en toen de NZa dit rapport weigerde serieus te nemen zijn we naar de Nationale ombudsman gestapt. Ook hebben we een aantal keren de Vaste Kamercommissie mondzorg benaderd dat tot vragen aan de Minister heeft geleid. En rond het KPMG-rapport over het norminkomen hebben wij een Wob-verzoek ingediend dat in feite een aantal schokkende feiten heeft blootgelegd. Bovendien hebben wij een bezwaarprocedure tegen de NZa gewonnen omdat bepaalde informatie niet spontaan werd vrijgegeven.”

Waar heeft jullie aanpak toe geleid?
“Indien er geen voortgang in onderhandelingen zit dan moet je dat dus ook laten horen. Het zijn deze momenten dat de ANT als belangenbehartiger z’n tanden laat zien en vanuit de beroepsgroep een vuist maakt voor een betere en sterkere positie voor tandartsen. Wederzijds respect moet worden opgebouwd. Maar het is daarna wel de basis voor slagvaardige besluitvorming. Daarom heeft de sector nu duidelijkheid voor de komende jaren zonder daarvoor tot ver in 2015 te moeten wachten.”

Wat gaat de ANT in 2015 doen?
“Het belangrijkste is om het imago van de beroepsgroep als geheel te verbeteren. Daarnaast zijn wij bezig met het optimaliseren van ons pakket aan ledendiensten met o.a. de introductie van innovatieve digitale tools. Binnen ons pakket staat de klachtenregeling voorop, maar we bieden ook de mogelijkheid van visitatie aan, en organiseren workshops en congressen in het kader van het up-to-date houden van kennis. Daarbij richten we ons vooral op diensten en activiteiten met grote toegevoegde waarde. We zijn een relatief kleine organisatie en hebben daardoor ook een tamelijk lage overhead. Dat willen we graag zo houden. Tegelijk willen we onze contributie onder de € 1000 houden. De tandartsen moeten volgend jaar een pas op de plaats maken en dan moeten wij daarin als ANT het goede voorbeeld geven. En het allerbelangrijkste is dat de ANT ook weer in 2015 een krachtig, onafhankelijk en publiek geluid laat horen over zaken die de belangen van tandartsen betreffen. VWS wil de mondhygiënist op de stoel van de tandarts zien. Het afknijpen van de tandartsopleidingen in Nederland hoort daar kennelijk bij. Maar de regierol hoort bij de tandarts en aan dat principe doen wij geen enkele concessie. Als er geen duidelijke visie en een volledig uitgewerkt plan aan taakherschikking ten grondslag ligt zijn wij daar op tegen. In het belang van de mondzorg en van onze patiënten. Dat gaat de komende jaren het belangrijkste thema worden, naast het toenemend tekort aan tandartsen.”

Toch tevreden al met al?
“Tandartsen kunnen weer vooruit. Het kan altijd beter, maar dit was wel het moment dat je er moet staan als beroepsvereniging. Er is nog veel te verbeteren en nog veel onnodige bureaucratie tegen te houden. Bovendien helpen wij nog om volgens Europees recht aan te tonen dat maximumtarieven de consumentenrechten juist belemmeren. Tandartsen moeten nu toch wel wakker zijn geschud over wat hen boven het hoofd hangt. De ANT begrijpt als geen ander de mondzorg in de 21ste eeuw en volgt daarom een proactief beleid in het belang van de toekomst van de mondzorg in Nederland. Iedereen die zich daarin kan vinden roep ik op ons met volle inzet te steunen.”

Bekijk de video Los in de mond over het besluit van de NZa over de tandartstarieven naar aanleiding van het kostenonderzoek onder tandartsen.

Lees meer over: Opinie, Tarieven, Thema A-Z
Patient-driven-dentistry

Patient-driven Dentistry: behandel de ziekte, werk samen met de patiënt

De patiënt moet niet teveel leunen op de mondhygiënist maar vooral veel zelf gaan doen, vindt mondhygiënist Lisa Bakker-Ruggieri. Daarom werkt zij vanuit het doel dat ze samen met de patiënt stelt. Een interview over haar werkwijze: Patient-driven Dentistry.

Lisa Bakker-Ruggieri komt oorspronkelijk uit de VS. Ze heeft de tweejarige opleiding aan de VU gevolgd. Waarom mondhygiënist? “Tandheelkunde is een mooi vak! Het biedt je een levenslange leercurve. Mijn uitdaging is een evidence based behandeling aan te bieden die in overeenstemming is met de wens van mijn patiënt. Treat the disease, work with the patient”!

Gezamenlijke doel stellen
“When you know better, you do better.” Daarmee bedoel ik dat je jouw behandelwijze regelmatig onder de loep legt en waar nodig verbetert. Ik neem ook mijn patiënten mee in de ontwikkelingen in de tandheelkunde door voorlichting aan te bieden die up to date is. De kernvraag voor mij is altijd: wat is het doel? Welk doel dient mijn handelen vandaag en welk doel wil ik bereiken in de toekomst? Het is belangrijk dát eerst samen met de patiënt in beeld te brengen. Het verkleint de kans op teleurstelling en vergroot de kans op succes als je sámen een gedeelde streven hebt. De mondhygiënist kan de patiënt hiervan bewust maken. Vaak heeft hij er niet bij stilgestaan. Ik leg uit hoeveel er te halen is uit een behandeling bij de mondhygiënist, en dat we sàmen de mondgezondheid sturen. Dat is voor velen een nieuwe gedachte. Ik streef ernaar me flexibel op te stellen en de patiënt geen doelen op te dringen.

Patient-driven Dentistry
Hoe komt Lisa Bakker aan deze filosofie? “Ik ben me erin gaan verdiepen toen ik merkte dat ik niet verder kwam met mijn patiënten. Ik heb kritisch naar mezelf gekeken. De bahandelkamer is niet de beste plek voor mijn ego! Het is belangrijk dat de patiënt onafhankelijk blijft en dat hij meer vertrouwt op zijn eigen inbreng. De behandeling van de mondhygiënist blijft dan ondersteunend. De patiënt centraal stellen is iets anders dan de patiënt “aan het stuur”. Voor mij een belangrijk verschil. Patient-driven noem ik dat. Hij vertelt mij wat hij nodig heeft en niet andersom. Het is mijn werk om de behandelopties duidelijk uit te leggen. Het draait per slot van rekening niet om de mondhygiënist maar om de patiënt.

Verbinden
Wat levert Patient-driven Dentistry de mondhygiënist of de tandarts op? Als de patiënt de tandarts minder nodig heeft, hoe zit dat dan met rendement? “De kans bestaat dat een patiënt zich onderdeel voelt van de team, en dan voelt hij zich mogelijk ook iets meer verbonden aan de praktijk. Hij of zij wordt een patiënt die zich thuisvoelt in de praktijk en minder “gast”. Een prima basis voor een langdurige vertrouwensrelatie”.

Casus: paroprotocol
Sinds 2012 verdiept Lisa zich in iets wat ‘de parkeerfase’ heet. Deze fase begint als het pad van het paroprotocol wordt afgebroken. Bijvoorbeeld als de conditie van het parodontium vraagt om chirurgie, maar de patiënt wenst dit niet. De patiënt wil wel graag zorg blijven ontvangen van de mondhygiënist, maar de zorgvraag is nu veranderd. Eerst werd er eliminatie van de ontsteking gevraagd en in de parkeerfase verandert dat in vertraging van de ontsteking. Het niet bereiken van het doel van het paroprotocol geeft te denken.

Bakker wil eerst even een stapje terug doen: ‘Goede timing is belangrijk. Daarmee vergroot je de kans dat het protocol zonder onderbreking wordt doorlopen. Volgens Bakker kan er ook zeker te vroeg begonnen worden: ‘Je kunt je patiënt ermee overvallen. Als je het doel niet bereikt, dan ligt het soms aan het startpunt. Bied het niet te vroeg aan, zo progressief is parodontitis vaak niet. Het is goed om eerst samen aan het verbeteren van de zelfzorg te werken en regelmatig de profylaxe uit te voeren. De patiënt groeit ernaar toe en kiest goed voorbereid voor het protocol. Daar nemen we soms een jaar de tijd voor”.
Daar bedoelt ze niet mee dat tandartsen dan maar moeten wachten met verwijzen. Dat moet wèl in een heel vroeg stadium. “De mondhygiënist moet de patiënt wel in een vroege stadium van parodontitis in behandeling krijgen. Het paroprotocol kan, indien nodig, rustig besproken worden. Gun je patiënt de tijd om volledig geïnformeerd te worden, en stap er niet te snel in”.
Eerst moeten alle neuzen dezelfde kant op. Het gezamenlijk doel moet helemaal duidelijk zijn. Vooral het belang van de nazorg moet benoemd worden. Ook de reservebanken zoals antibiotica en chirurgie moeten aan de orde komen. Het is immers een jarenlang protocol, daar moet je niet luchtig over doen. “Blijf altijd dichtbij de kernvraag: wat is het doel?”

Interview door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO

Lees meer over: Mondhygiëne, Opinie, Thema A-Z

Parodontoloog Jeroen Zweers: Waarom bellen mondhygiënisten mij nooit?

De Achterhoekse studieclub van mondhygiënisten nodigde parodontoloog Jeroen Zweers uit om te praten over parodontologie, verwijzen en het geheim van parodontale stabiliteit. Met enige schroom, maar dat bleek niet nodig. ‘Waarom bellen mondhygiënisten mij nooit voor advies?’

Onze studieclub van vijf mondhygiënisten uit de Achterhoek wilden heel graag eens een parodontoloog uitnodigen. Maar wie durfde zomaar te vragen of een parodontoloog, zo’n hooggeleerd persoon, naar ons toe zou willen komen? Ik stuurde een mail naar de paropraktijk in Laren en kreeg al snel een enthousiaste reactie terug. Parodontoloog Jeroen Zweers schoof bij ons aan tafel. “Jullie hadden zeker een veel ouder iemand verwacht he?, vraagt hij. We knikten instemmend. Vervolgens vroeg hij: “Waarom bellen mondhygiënisten mij nooit?” Dat was een goede vraag. We willen zoveel weten maar om een parodontoloog te bellen voor advies is voor ons een hoge drempel. Een drempel die we onszelf oplegden, bleek. “Dat is nergens voor nodig, tandartsen bellen ons ook zo vaak. We staan jullie juist graag ter woord. We willen samenwerken. Nou, kom maar op met die vragen!”

Jeroen studeerde in Groningen tandheelkunde en rondde deze studie af in 2008.
Vervolgens werkte hij twee jaar als algemeen practicus in Friesland en Groningen. Daarna deed hij de 3-jarige opleiding parodontologie aan het ACTA en studeerde daar in 2013 af. Hij is sinds kort erkend als NVvP parodontoloog en werkt drie dagen per week in de Parodontologie Praktijk Twente in Enschede en 1 dag in de parodontologie praktijk Wolsink in Laren.

Verwijzen
Jeroen ervaart dat patiënten vaak pas door de tandarts worden ingestuurd wanneer ze zelf klachten aangeven. “Ik denk dan aan klachten als een vieze smaak in de mond,halitose of dat de tanden mobiel zijn.” Maar Jeroen ziet patiënten veel liever een stuk vroeger. “ In aanvulling op de initiële therapie kan de patiënt baat hebben bij parodontale chirurgie. Dit betekent dat dan enkel initiële therapie niet toereikend is voor het verkrijgen van een parodontaal stabiele situatie. Ik denk dan aan elementen met zeer diepe pockets, lokale anatomisch factoren of een onregelmatig botverloop.

Tandartsen zouden de parodontale diagnose niet alleen moeten bepalen op basis van röntgendiagnostiek. Dat is zelfs niet mogelijk. Het is een aanvullend middel om een goede diagnose te kunnen stellen, maar de klinische situatie laat zien of er sprake is van een actieve ontsteking. Maar andersom geldt ook: parodontale afbraak laat zich lang niet altijd vangen op een foto. Zeker niet in het beginstadium van parodontitis. Toch zijn röntgenfoto’s essentieel: je kunt hierbij uitsluiten of er misschien sprake is van een gecombineerde endodontische component of dat er sprake is van furcatieproblematiek.”

Gespitster
Gelukkig ziet Jeroen ook dat tandartsen steeds gespitster worden in het verwijzen van patiënten: “Ik zie bijvoorbeeld dat we nu meer juveniele parodontitis behandelen doordat tandartsen het beter in de gaten houden.”

Wij twijfelden of het verstandig is om rokers door te verwijzen. Zou chirurgie dan wel een goede uitkomst geven of is de prognose bij rokers sowieso slecht? Dat bleek niet altijd het geval. Rokers hebben vaak een dikke gingiva en door de binnenbekleding, het epitheel, te manipuleren kan er een impuls ontstaan waardoor de genezing wordt bevorderd.

Geheim van de kok
Ik was nieuwsgierig over wat Jeroen vond van tandartsen die zelf flappen. “Deze ervaringen zijn wisselend. De parodontale behandeling, al dan niet chirurgisch, kan na enige training door een algemeen practicus worden uitgevoerd. Echter een tandarts moeten goed voor ogen houden welk doel hij/zij heeft bij lokale parodontale chirurgie. De hierop volgende nazorg is daarbij van cruciaal belang. Een patiënt parodontaal gezond krijgen is niet de grootste uitdaging. De patiënt voor de lange termijn parodontaal stabiel houden is vele malen moeilijker en vergt kennis en kunde.”

Motivatie
Jeroen vertelt wat het belangrijkste is voor parodontale stabiliteit: “Het geheim van de smid ligt het in de motivatie van de patiënt. Wanneer de patiënt betrokken en gemotiveerd is in het uitvoeren van een goede mondhygiëne is de parodontale behandeling bij voorbaat al een succes. Daarom besteed ik bij het eerste onderzoek en de daaropvolgende initiële behandelingen veel aandacht aan bewustwording van de ernst van de parodontale problematiek. De bijdrage die de patiënt kan leveren in het verbeteren van de parodontale conditie is essentieel. Hierbij worden verschillende motivatietechnieken gebruikt. Af en toe voel ik mijn meer psycholoog dan parodontoloog.” Jeroen vindt de intake daarom ook erg belangrijk. Hij stelt hierbij erg veel vragen aan de patiënt. Hij vraagt goed door om de onderste steen boven te krijgen. “Verlies van tanden is tegenwoordig een keuze en niet meer vanzelfsprekend wanneer je ouder wordt. 30 tot 40 jaar geleden werd dit nog wel als vanzelfsprekend gezien. Parodontitis is een multifactoriale ziekte waarvoor we een therapie hebben gevonden. De genetische vatbaarheid is een factor waarop we geen controle kunnen uitoefenen. Op alle andere factoren zoals roken, mondhygiëne en levensstijl wel. De vraag is enkel in hoeverre de patiënt bereid is hiervoor te gaan en zijn of haar gedrag wil aanpassen.”

Endontologisch behandelde elementen
Ik merkte zelf dat mijn parodontale behandeling van elementen die reeds endodontologisch zijn behandeld regelmatig niet goed aanslaat. De pocket persisteert dan. Jeroen, legt uit: “Wanneer er een gecombineerde laesie bestaat tussen de parodontale pocket en de endodontische problematiek dient allereerst de endodontische component te worden opgelost. De infectiebron ligt dan veelal primair bij de endodontische situatie en houdt de pocket in stand. Scaling en rootplaning heeft in deze situatie geen zin en kan potentieel de situatie verergeren. Daarnaast speelt de eventuele (stift)opbouw soms een rol in de parodontale problematiek. Onderzoek laat duidelijk zien dat men dieper meet rondom endodontische behandelde elementen. Vooral wanneer hier een metalen stiftopbouw wordt gebruikt. Micro-scheurtjes in de dentinewand zorgen bij zijdelingse belasting voor een vloeistofstroom met metaal ionen die de pocket in stand kunnen houden.”

Opleiding mondhygiënist
Jeroen werkt graag samen met mondhygiënisten, maar als het over borende mondhygiënisten gaat, kijkt hij wat bezorgd. “Op sommige HBO’s Mondzorgkunde is parodontologie een minor geworden. ”Naar mijn idee is de parodontologie de basis van de opleiding tot mondhygiënist. Ik heb van verschillende collega’’s vernomen dat de handvaardigheid en kennis over de parodontologie van recentelijk afgestudeerde mondhygiënisten steeds vaker te kort schiet. Dat er nu zelfs plannen zijn om de HBO Mondzorgkunde te verlengen met een post-HBO parodontologie is de wereld op zijn kop.””

Nog lang bleven we met Jeroen praten over de parodontologie en werd het later en later. Maar hij moest toch echt weer terug naar het Hoge Noorden. Voor ons was het fenomeen Parodontoloog een stuk laagdrempeliger geworden. We gaan zeker bellen!
Interview door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Opinie, Parodontologie, Thema A-Z

NHG: Preventieve screening door tandarts niet verstandig

Het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) vindt het niet verstandig als tandartsen BMI en bloeddruk gaan meten, meldt Medisch Contact. Tijdens het NMT-lustrumcongres stelde NMT-voorzitter Rob Barnasconi dat tandartsen naast het zorgen voor een gezond gebit, ook preventieve screenings kunnen doen, zoals het bepalen van BMI en bloeddruk.

Klakkeloos meten heeft geen zin als je er niet een vervolg aan kunt geven, zegt bestuursvoorzitter Rob Dijkstra in een reactie op Medisch Contact. Maar als een tandarts schimmelinfecties constateert, of een patiënt is zo obees dat hij niet meer in de tandartsstoel past, dan is het uitstekend als hij dat met de patiënt bespreekt en deze zo nodig doorverwijst naar de huisarts. Dat tandartsen problemen signaleren, prima. Maar zij moeten geen diagnoses gaan stellen als hoge bloeddruk of een te hoog cholesterol.

Bron:
Medisch Contact

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z

NMT: Tandarts wil grotere medische rol

Naast het zorgen voor een gezond gebit, zouden tandartsen ook preventieve screenings kunnen doen, zoals het bepalen van
BMI en bloeddruk. Tandartsen kunnen een grotere rol krijgen bij het vroegtijdig signaleren van ziekten en het doorverwijzen naar de huisarts. Dat stelde NMT-voorzitter Rob Barnasconi tijdens het NMT-lustrumcongres, meldt de Telegraaf.

Moment gekomen
Barnasconi denkt dat het moment gekomen is voor een grote doorverwijsrol van tandartsen naar huisartsen. Een bredere rol van de tandarts bij tijdige signaleren kan volgens de voorzitter gezondheidsproblemen voorkomen wat direct een kostenbesparing geeft. Hij gaf als voorbeeld: ‘Afgelopen weken heb ik nog twee patiënten doorgestuurd vanwege het vermoeden van suikerziekte. Ik zag onverklaarbare ontstekingen, schimmelinfectie en een droge mond. Dat zijn vroege signalen van diabetes.’

Relatie gezonde mond – algehele gezondheid
De relatie tussen een gezonde mond en algehele gezondheid wordt in steeds meer onderzoeken aangetoond. Veel ziekten en bijwerkingen van medicijnen zijn zichtbaar in de mond. Barnasconi noemde als voorbeeld bloedarmoede en nierziekten. ‘Ook weten we dat een patiënt met forse tandvleesontsteking wel 30 procent meer kans heeft op hart- en vaatziekten. Daarnaast is de kans op een vroeggeboorte groter bij een zwangere vrouw met een ontsteking in de mond’, zei Barnasconi.

Bron:
Telegraaf
NMT-lustrumcongres

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z
Bio-energetische tandheelkunde in opkomst: een interview

Bio-energetische tandheelkunde in opkomst: een interview

Er is steeds meer vraag naar bio-energetische tandartsen. Deze tandartsen gaan uit van een verband tussen mondgezondheid en lichamelijke gezondheid. dental INFO sprak met bio-energetische tandarts Fred Neelissen.

Een verband tussen gebit en lichaam?

Meestal hebben mensen met gebitsklachten ook lijfelijke problemen. Een derde van Nederland is chronisch ziek, meldden de media laatst. En ik denk dat de tandheelkunde daarin een heel grote rol speelt. Door klachten in de mond staat het immuunsysteem onder druk en kunnen patiënten sneller ziek worden.

Neem bijvoorbeeld toxische materialen zoals het kwik in amalgaam. Door batterijvorming gaat het kwik het lichaam in en dat kan klachten geven. De vulling is dan de oorzaak. Naast het verwijderen van die vulling is ontgiften belangrijk. Het kwik verdwijnt dan ook uit het bindweefsel in het lichaam. Vervolgens zie je mensen vaak geweldig opknappen. Chronische vermoeidheidssyndroom, colitis ulcerosa; kortom, allerlei chronische ziektebeelden kunnen verdwijnen.

U gebruikt onder andere electroacupunctuur, waarmee een relatie tussen een orgaan en bepaalde tanden of kiezen aangetoond kan worden. Heeft u daar een voorbeeld van?

Bij een vrouwelijke patiënt van veertig jaar deed ik een zenuwbehandeling, in de snijtand voor boven. Die tand bleef maar steeds pijnlijk en werd niet rustig. De snijtanden hebben een relatie met blaas en nieren. Dus ik vroeg: Heeft u wel eens een blaasontsteking? De patiënt schrok, stond uit haar stoel op en zei: Dag meneer Neelissen, ik ben hier voor mijn tanden, niet voor mijn blaas’ en verliet de praktijk. De volgende ochtend belde ze terug en verontschuldigde zich. Ze was zo verbaasd geweest, want ze had al drie maanden een chronische blaasontsteking.

De artsen wisten niet meer wat ze moesten doen. Ik gaf het advies om die tand eruit te halen. Maar dat doe je niet zo gauw bij iemand van veertig. Maar ik weet wel dat deze tand in de acupunctuur een relatie heeft met de blaas. Toch mag ik geen garanties geven, dat is in geneeskunde niet mogelijk.

Na enige bedenktijd van de kant van de patiënt heb ik toen de tand verwijderd. Twee dagen later was de blaasontsteking weg en is niet meer teruggekomen. Zo’n casus geeft aan dat er bij ziekte ook aan het gebit gedacht moet worden. Zo zijn er dus volgens de acupunctuur relaties tussen alle organen en de tanden en kiezen.

Hoe bent u in de bio-energetische tandheelkunde terechtgekomen?

De eerste vier jaar van mijn actieve tandartsenloopbaan werkte ik in een Zwitserse praktijk. Daar pasten ze acupunctuur toe. Sindsdien ben ik me daar in gaan verdiepen. Vervolgens heb ik ook vele jaren lesgegeven bij de Nederlandse Artsen Acupunctuur Vereniging.

Ik ben nu 75. Ik heb mijn actieve tandheelkundige praktijk verkocht en doe dus geen algemene tandheelkunde meer. Sinds twee jaar richt ik me volledig op de bio-energetische tandheelkunde.

U werkt als second opinion tandarts. Wat biedt u als aanvulling op de huistandarts?

Mijn patiënten houden hun huistandarts. Maar vaak is het zo dat de huistandarts geen oplossing heeft voor een tandheelkundig probleem. Ik vraag daarom ook naar lichamelijk klachten. Patiënten vullen van te voren een vragenlijst in en sturen die op. Ook schrijft de patiënt zijn levensverhaal op: of ze geopereerd zijn of een ernstige ziekte hebben gehad. Dan wordt er heel wat duidelijk.

Het consult bestaat vooral uit praten. Vaak zegt een patiënt: Als ik roofbouw op mezelf pleeg, dan ga ik altijd een bepaalde kies voelen. Dan weet ik dat die kies niet deugt. Dat moet dus in het gesprek met de patiënt tot uitdrukking komen. Het kan dan vaak tot een extractie komen. Als de patiënt het hier niet mee eens kan zijn, kan men een endo proberen en het resultaat afwachten.’

U kijkt ook naar de voeding?

Voeding is de benzine waar we op lopen. Met voeding zorg je dat het immuunsysteem goed op peil blijft. Het immuunsysteem is dan in staat om allerlei storingen in de mond onder de duim te houden. Bijvoorbeeld gaat de patiënt bij een griepaanval soms kiespijn krijgen, omdat de weerstand te laag is. Dan blijkt dus dat er met die kies iets aan de hand is.

Hoe krijgt de samenwerking met de huistandarts vorm?
Ik geef de patiënt een brief mee met mijn advies voor de huistandarts. Het gebeurt weinig dat een huistandarts het advies naast zich neerlegt omdat de patiënt overtuigd is van dit advies. Zij brengen hun overtuiging over aan de tandarts.

Is er veel vraag naar bio-energetische tandheelkunde?

Ik krijg veel mailtjes, want veel mensen willen een bio-energetische tandarts. Onder het volk leeft dit beeld heel sterk. De reguliere collega heeft het hier soms nog moeilijk mee, maar dit is aan het veranderen. Het volk gaat winnen, denk ik dan. Dat is met amalgaam ook zo gegaan. Het volk wilde van het kwik af, en toen moesten de tandartsen wel.

Samen met ongeveer 120 anderen ben ik lid van de Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Bio-energetische Tandheelkunde (NVBT). We merken dat naast patiënten ook mondhygiënisten interesse hebben.

Binnen de NVBT wordt een cursus gegeven aan mondhygiënisten. Daar kunnen ook tandartsen bij komen, maar bij tandartsen is de animo niet zo groot. Een oorzaak is het feit dat in de opleiding tot tandarts de bio-energetische tandheelkunde geen plaats heeft. Hier speelt de techniek een te grote rol. De tandheelkunde moet in de geneeskunde een grotere rol gaan spelen, maar de artsen weten van tandheelkunde niets af. Hierdoor wordt er bij ziektebeelden onvoldoende aan de mond gedacht. Vroeger hadden we het fenomeen van de mondarts. Hierdoor werd bijvoorbeeld bij reuma direct aan het gebit gedacht. Die gedachte is nu helemaal verdwenen.

Meer informatie
Groepspraktijk Neelissen
Nederlandse Vereniging tot Bevordering van de Bio-energetische Tandheelkunde

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Opinie, Thema A-Z

Blijf nieuwsgierig over e-health en zie nieuwe ontwikkelingen niet als bedreiging

Huisarts Bart Timmers is een voorloper op de digitale snelweg. Hij blogt voor verschillende zorgwebsites en deelt z’n kennis graag via presentaties en workshops over e-health. Mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna interviewde hem over zijn digitale ervaringen in de zorg.

Bart Timmers is huisarts in Groepspraktijk Huisartsen Bergh, in de omgeving van Dinxperlo in de Achterhoek. Ik leerde hem kennen via Twitter. Hij viel op door zijn enthousiasme over het gebruik van de digitale snelweg binnen de gezondheidszorg. We komen elkaar op deze weg regelmatig tegen. Zo blogt hij, net als ik, voor Digitalezorggids.nl, en ook blogt hij voor voor artsennet.nl en gezondtotaal.nl. Timmers deelt zijn kennis over E-health ook graag in het land door middel van presentaties of workshops. Denk dan vooral aan onderwerpen als slim gebruik van ICT in de praktijk en apps.

Ondersteunend en opwindend
Als Timmers een pen krijgt, wil hij nog wel eens het grapje maken: “Hoe werkt zo’n ding?”. Zodra de iPad 4 leverbaar is, ruilt hij z’n iPad 3 hiervoor in. Hij kan niet wachten, zo leuk vindt hij dat. Hij is er ervan overtuigd dat de digitale wereld zowel zorgverleners als zorgconsumenten veel te bieden heeft. “Het kan je werk erg verlichten. Het is heel ondersteunend naar je patiënten. Het is bovendien opwindend om te zien hoe de nabije toekomst aan het veranderen is.”

Facetalk
Op Facebook plaatste hij onlangs een foto van Facetalk, een virtuele spreekkamer. Hierop was een dame op leeftijd te zien met een voet in het verband en daaromheen allerlei zorgverleners. Het was een afbeelding van mulitdisciplinair overleg via de webcam. “Ik ben er nog mee aan het experimenteren, dus heel veel ervaring heb ik nog niet. Maar ik denk dat Facetalk de mogelijkheid biedt om op een laagdrempelige manier met meerdere disciplines over complexe zaken te overleggen. Zonder dat iedereen daarbij veel extra (reis-)tijd verliest”, zegt Timmers.

Het viel mij op dat de patiënt bij dit overleg werd betrokken. Ze had toestemming gegeven om de foto op social media te plaatsen. Ook de patiënt bleek dus enthousiast. “Dit kan prima met de patiënt erbij”, vertelt Timmers. “Maar het hoeft niet. Ik kan me voorstellen dat bijvoorbeeld een oncologie-overleg, waarin nog veel onzekerheden in technische termen worden besproken, minder geschikt is. Alhoewel… waarom eigenlijk niet aan het eind van dat overleg de patiënt even bij het overleg betrekken om de conclusies samen te delen? Je ziet ’t, al pratend kom je vaak op oplossingen of nieuwe ideeën!”

Trial and error
Toch zijn niet alle digitale ideeën goed bruikbaar. Soms faalt Timmers. “Ja, maar dat heeft ook te maken met het feit dat ik graag experimenteer met nieuwe vormen. Daar hoort falen bij. Is niet erg. Als je drie verschillende dingen probeert en het lukt één maal, dan zie ik alleen dat ene succes, die twee andere pogingen vergeet ik weer. Een voorbeeld van problemen: De data die je als patiënt in een app op je smartphone kunt verzamelen, kunnen we nog niet goed kwijt in onze “officiële” software. Sowieso is de hele aansluiting tussen de logge en oude software van praktijken en instellingen op de nieuwe mogelijkheden nog erg matig.”

Niet alleen de gemiddelde software is nog niet klaar voor alle nieuwe mogelijkheden die Timmers ziet. Ook collega’s zijn niet altijd even enthousiast. “Soms zuchten mijn collega’s wel eens als ik weer eens iets nieuws heb. Maar meestal val ik ze niet lastig met het experimentele stadium en probeer ik de geslaagde resultaten te delen. Ik vind soms wel dat de medische wereld in zijn algemeenheid te conservatief is. We mogen best iets sneller onze nek uitsteken, want hij wordt echt niet direct afgehakt.”, grapt Timmers.

Samenwerking
“Zou Facetalk wat kunnen zijn voor de mondzorg en wordt een tandarts/mondhygiënist wel eens betrokken bij dit soort overleg?“, vroeg ik nieuwsgierig en stiekem ook sturend.
“Tot nu toe is er geen overleg tussen huisarts en mondzorg. Incidenteel bel ik wel eens een tandarts. Ik zie nog niet direct een plaats, maar wie weet heb ik een gigantische blinde vlek. Wat vind jij daar eigenlijk van, Lieneke?” Ah, daar zag ik mijn kans! “Nou, ik zou zelf graag eens overleg hebben over hoe we lifestyle problemen kunnen aanpakken bij de patiënt. Je bent het vast met me eens dat enkel een pilletje voorschrijven bij hart- en vaatziekten vaak niet de kern van het probleem raakt. We zouden de voeding samen met de diëtist kunnen aanpakken, want ook tandvleesontsteking veroorzaakt (mede) hart- en vaatziektes. Het zou fijn zijn als ik dat niet alleen roep, maar dat ook de huisarts dit bij de patiënt aankaart. Hoe meer professionals dit tegen een patiënt zeggen, hoe serieuzer de patiënt dit zal nemen. Hetzelfde geldt voor diabetes. En ook patiënten die chemo krijgen, kan de mondhygiënist ondersteunen zodat de kwaliteit van leven wordt beïnvloed. Mensen met obesitas hebben meer kans op ernstige tandvleesontsteking, dementen verbeteren cognitief bij een goed kauwvermogen en ga zo maar door. Ik denk dat wij meer raakvlakken op onze beroepen hebben dan dat je aanvankelijk zou denken. Multidisciplinair overleg zou de patiënt veel ellende kunnen schelen. Lifestyle interventie kan veel geld besparen.”
“Ah, dus toch een blinde vlek!”, reageerde Timmers.

De toekomst
“Welke mogelijkheden zie je nog meer in de toekomst verschijnen?”, vroeg ik.
“Ik zie een enorme groei van mogelijkheden om thuis of onderweg data te verzamelen. Over een jaar komt bijvoorbeeld de Scanadu Scout uit waarmee je als consument niet alleen je temperatuur, maar ook zuurstofgehalte, pols, de mate van stress en zelfs een ECG kunt afleiden. Dit soort ontwikkelingen betekenen nogal wat. Er zitten zeker ook risico’s en gevaren aan. Maar dat mensen zelf meer met hun gezondheid bezig gaan zijn, meer gaan meten en beter geïnformeerd raken, dat gaat iets betekenen voor de gezondheidszorg.”

‘Blijf nieuwsgierig’
Als gouden tip geeft Timmers, die eigenlijk niks liever doet dan hierover kennis delen: “Blijf nieuwsgierig en zie nieuwe ontwikkelingen niet alleen als bedreiging. Denk vooral na over hoe je zelf de zorg anders en uiteraard beter zou kunnen maken. En ga RSS-feeds volgen. En twitteren. En Evernote gebruiken en…..”
Na het interview mailden Timmers en ik nog heen en weer: Hij vond de uitleg over de raakvlakken tussen de mondhygiënist en de huisarts zo interessant dat hij dit doorgeeft binnen zijn regiobijeenkomst. Ook hebben we plannen om met onze IT-groep aan te sluiten bij zijn studiegroep voor protocollen. Waar een interview wel niet toe kan leiden!

Andere digitale samenwerking in zorg
Een ander digitaal samenwerkingsinitiatief in de zorg is Care2U. Dit is een keteninformatiesysteem voor Diabetes, Astma/COPD, CVRM, GGZ en Ouderenzorg. Moderne logistieke principes worden gecombineerd met zelfmanagement door patiënten. De zorg wordt zo niet alleen aangepast aan de individuele patiënt maar ook efficiënter, beter en goedkoper.
De patiënt staat hierbij centraal. De praktijkondersteuner kan voor en met de patiënt een zorgplan op maat maken. Het plan omvat alle komende consulten en onderzoeken. Care2U bewaakt de uitvoering van het plan, verzorgt de communicatie met alle betrokken zorgleveranciers en legt alle informatie vast.

Door Lieneke-Steverink Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: E-health, Kennis, Opinie, Thema A-Z
dental office

De uitdaging van een gesaneerde praktijk

Lieneke Steverink-Jorna interviewde drie tandartsen met een zeer gesaneerde praktijk. Deze tandartsen leggen de nadruk op preventie en duurzame restauratie. Hoe bereikten zij hun hoge saneringsgraad? Wat vinden de patiënten daarvan? En voelen zij zich nog wel uitgedaagd in een praktijk waar alles op orde is?

Hameren op preventie
Richard Schäffer nam in 1982 een tandartspraktijk over waar de saneringsgraad zeer laag lag. Dat kwam door de portemonnee en de achtergrond van de patiënten.

De eerste dag had Richard 45 patiënten in een uur, de tweede dag 65! De eerste twee jaar werkte hij van 08.00 uur tot 23.00 uur. “Verstand op nul en doorwerken”, legt Richard uit. Hij trok zo’n 200-300 tanden per maand. Toch heeft hij van het begin het accent gelegd op preventie en duurzame restauraties. Nu heeft Richard 3750 patiënten en is zijn agenda maar twee dagen echt helemaal vol. De rest van de week heeft hij nog wel ruimte voor afspraken.

Gesaneerd patiëntenbestand
Richard legde zich steeds meer toe op preventie. In 2001 verhuisde hij met de praktijk en kreeg de beschikking over vier behandelkamers met vier preventieassistenten. “Dat was een hele investering, dus de tijd van liefdadigheid was voorbij. Ik ging meer, maar eerlijk, declareren. De praktijk groeide in die tijd tot 3500 patiënten. Tegelijkertijd verloor ik 1500 minder gemotiveerde patiënten.”

“Patiënten moeten erg wennen aan de moderne preventieve aanpak”, merkte tandarts Charlotte Jorna. Ze spreekt niet alleen van gesaneerde gebitten, maar ook van een gesaneerd patiëntenbestand. Toch heeft zij een praktijk met 1800 patiënten en een agenda die twee weken vol staat.

Even wennen
De voorganger van Richard was aan de behandeling van parodontitis niet toegekomen. Het tandvlees ging bloeden tijdens het reinigen. Dat begrepen veel patiënten niet. Ze vonden het onaangenaam. Bij hun vorige tandarts bloedde het niet, dus er zou vast iets mis zijn met hun huidige tandarts, dachten ze dan. “Zeer frustrerend, als je denkt het juist goed te doen”, aldus Richard.

Tandarts Yvonne Schalk-van der Weide ervoer hetzelfde. Zij nam haar huidige praktijk in 2006 over en is al 25 jaar tandarts. Haar praktijk telt bijna 5.500 patiënten en ze staat zo’n drie weken vol. Ook Yvonne hamert op preventie.

Yvonne merkt ook dat er voordelen zijn voor de patiënt: “Gelukkig zijn er ook veel mensen die dankbaar zijn dat we dingen gingen uitleggen. Zeker als ze merken dat het tandvlees stopt met bloeden. Dan heb je echt eer van je werk.”

Volhouden
“Toen ik net begon, stond ik bekend als de tandarts die in je tandvlees ging prikken”, vertelt Yvonne. Ik mat het DPSI, maar dat gebeurde daarvoor nooit. Ik vraag altijd weer aan mijn patiënten of ze nog tandenstokers gebruiken. Ik denk dat menig patiënt daar wel eens gek van wordt, maar het werkt wel!”

De tandartsen bleven volhouden. Financieel heeft de nadruk op preventie geen consequenties, merkte Richard: “Als een dag maar gevuld is, dan is het goed.” Ook scheelt het dat preventie nu goed te declareren is. Charlotte maakt duidelijk dat preventie voor de patiënt op lange termijn voordeliger kan zijn. “Hoe vaak de praktijk bezocht moet worden is heel persoonlijk en hoort ook bij een doordacht zorg- en preventieplan. We maken dit bespreekbaar en waar nodig met motivatie. Daarmee voorkom je onnodig veel aantasting van gezonde weefsels. Tegelijkertijd probeer je de praktijkbezoeker zo min mogelijk te belasten op financieel en logistiek gebied.”

Het geheim
Richard vertelt het geheim van een goed lopende gesaneerde praktijk: “Als je een goed gesaneerde praktijk wilt hebben, durf dan genoegen te nemen met minder financieel rendement voor preventie. Het duurt langer voordat je de vruchten kunt plukken. Maar als je werkt, komt het inkomen vanzelf. Ik kan mij voorstellen dat andere praktijk dit niet altijd kunnen doen. Als de vergoeding voor preventie beter zou zijn, wordt dat bezwaar opgeheven. Ook denk ik dat het voor een keten niet te realiseren is.”

Verder raadt Richard aan om geen concessies te doen aan materiaal en kwaliteit. “Bekijk het eindresultaat van elke behandeling alsof de behandeling om jezelf gaat. Ik wil altijd het beste. Durf een resultaat af te keuren en over te doen. De patiënt zal het na uitleg waarderen.”

Nieuwe uitdagingen
Een gesaneerde praktijk kan ook minder uitdagend zijn. “Je ‘standaardiseert’ de patiënt, wat het voor mij minder uitdagend maakt”, stelt Charlotte. “Maar je geniet meer vertrouwen. Dat is ook prettig. En wij ontvangen nog steeds nieuwe praktijkbezoekers, wat zeker uitdagend en spannend blijft.”

” Uitdaging vinden de drie tandartsen in andere dingen. “Een weekenddienst kan heel verfrissend zijn,” vindt Charlotte. “Je ziet bezoekers in je praktijk die te lang de mondzorg niet hebben bezocht.

Ook Richard ziet nog steeds veel uitdagingen in zijn werk. “Ik kom nu toe aan behandelingen en cursussen waar ik vroeger geen tijd voor had. Door het bijhouden van je vak kom je tot nieuwe uitdagingen. Bijvoorbeeld HKZ-certificering, andere behandeltechnieken leren, enzovoorts. Ik heb rust gevonden door mij volledig op behandelingen te concentreren. Het reilen en zeilen van de praktijk laat ik over aan mijn officemanagers.”

Charlotte zoekt ook de uitdaging in bij- en nascholing: “Ik hou van nieuwe dingen, niet van ‘op de winkel passen’. Ik ben mij in orthodontie gaan verdiepen om iets meer te bieden. Daardoor kan ik een deel van mijn taken delegeren. Zo heeft elke medewerker een nieuwe uitdaging. Ik vind het ook inspirerend om een praktijk met drie behandelkamers en vier à zeven vrouw personeel te hebben.”

Yvonne: “Werken in een nieuw pand met een prachtig team maakt het heel leuk! Het is mooi om de ontwikkeling van je teamleden te zien en mensen daarin te begeleiden. Daarnaast maken nieuwe technieken het werk leuker, zoals glasvezelbruggen, composietopbouwen en digitale mondscanners.” Ook Yvonne vond een uitdaging in bijscholing: “Doordat ik een masterclass tandheelkunde heb gevolgd, ben ik de praktijk ook meer gaan zien als een bedrijf. Het is leuk en uitdagend ook de zakelijke kant te ontwikkelen.”

NZa en tarieven
Hoewel de tandartsen nog genoeg uitdagingen zien, kunnen zij niet al hun plannen uitvoeren. De nieuwe regelgeving van de NZa zit daarbij soms in de weg. “Helaas heb ik sommige plannen in de vriezer moeten zetten vanwege de onzekerheid rondom de tarieven. Bijvoorbeeld nieuwe investeringen of verlengen van contracten.”

Hoewel Richard zich belemmerd voelt door de NZa, ziet Yvonne daar juist een uitdaging in: “Nu is het een uitdaging om om te gaan met dat wat de overheid ons oplegt. Ik ben niet van plan mij failliet te moeten laten verklaren, dus moet je ook een manier vinden om daar mee om te gaan.” Richard: “Het blijft een prachtig vak! Wat jammer dat de beleidsmakers dat vak om zeep willen helpen. Bezuinigingen gaan ten koste van de kwaliteit en voorzieningen voor de patiënt. De overheid speculeert erop dat zorgverleners hun bedrijf niet failliet laten.”

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist 

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z
Streef naar een behandeling zonder narcose

‘Streef naar een behandeling zonder narcose’

Zo adviseerde Arie Riem, tandarts ‘bijzondere zorggroepen’, tijdens zijn lezing op het congres over Pijn. Wat zijn de alternatieven voor behandeling onder narcose? En als narcose toch nodig is, wat is dan belangrijk op anesthesiologisch en tandheelkundig vlak?

Verslag van de lezing van Arie Riem, tandarts-pedodontoog en Doeke Visser, anesthesieverpleegkundige, tijdens het congres Pijn en pijnbestrijding van Dental Best Practice.

Wat is de definitie van pijn?
Pijn is een onplezierige, gevoelsmatige en emotionele beleving die wordt geassocieerd met een daadwerkelijke of dreigende beschadiging van weefsel. Deze definitie, al in 1979 geformuleerd door de International Association for the study of pain (IASP), maakt duidelijk dat pijn niet persé samengaat met weefselbeschadiging maar dat: “Pain is in the brain”.
Zo begon Arie Riem z’n lezing en hij vervolgde ermee dat een eerste ervaring veelal bepalend is voor de volgende ervaring: “The first cut is the deepest”. Pijn en angst zijn vaak aan elkaar gekoppeld en wanneer men pech heeft ontstaat er een spiraal waarbinnen de een de ander versterkt.

Strikt met indicatie
Narcose is bijzonder indrukwekkend, want door enkele milliliters van een narcoticum wordt het bewustzijn weggevaagd. Tot op heden is onduidelijk of het ook een neurotoxisch effect heeft op het brein. Met name bij de jongste kinderen moet men rekening houden met dit aspect. Het is belangrijk om altijd strikt te zijn met de indicatie. Volgens Riem dient gestreefd te worden naar een behandeling zonder narcose.

Alternatieven
Zaken die gedaan en overwogen moeten worden alvorens over te gaan tot een behandeling onder narcose zijn:

  • Diagnostiek bij voorkeur multidisciplinair. Laat patiënten angstvragenlijsten invullen.
  • EMDR Eye Movement Desensitization and Reprocessing

EMDR is een psychotherapeutische interventietechniek die veel wordt toegepast bij mensen met een posttraumatische stressstoornis. Er is veel wetenschappelijk bewijs dat therapie met EMDR voor traumabehandeling doeltreffend is. Er zijn in Nederland meer dan 2.200 therapeuten die de techniek leerden. Wanneer mensen door een specifiek voorval getraumatiseerd raakten is het belangrijk om eventuele behandeling met EMDR te bespreken.

  • NRS/VAS gebruik van een Numerieke Schaal of een Visueel Analoge Schaal voorkomt u dat u gaat denken voor uw patiënt. Interpreteer niet maar vraag aan uw patiënt hoe angstig of gespannen deze is: Vraag uw patiënt hoeveel pijn iets heeft gedaan op de schaal.

De Visueel Analoge Scorelijst met Smilies is met name bij kinderen tot ongeveer 7 jaar goed bruikbaar.

  • Behavioral management: gebruik gedragsbeïnvloedende technieken

Basisregels:

  • “Maak contact met het kind en onderhoud dat voortdurend”
  • “Beloon gewenst gedrag en negeer ongewenst gedrag”
  • “Zeg wat je doet en doe wat je zegt”
  • Afleiding
    Bijvoorbeeld: TV kijken, puzzelen, muziek luisteren,
  • Relaxatie: bewuste aandacht voor ademhaling is zeer effectief met name ook bij mensen met een verhoogde braakreflex. Laat door de neus in- en uitademen, diep tot in de “ballonbuik”.

  • Hypnose
  • Optimale locale anesthesie: overweeg computergestuurde en / of intra-ossale anesthesie
  • Medicamenteuze sedatie: per os met Midazolam / Dormicum of intravasaal met Propofol
  • Inhalatie sedatie met lachgas

Waar als tandheelkundige rekening mee te houden?
Indien een behandeling onder narcose toch niet uit de weg kan worden gegaan, hou dan rekening met:

–   U heeft een beperkte operatietijd van maximaal 2,5 uur: doe daarom zoveel mogelijk pre-operatief.
–   Onder narcose worden in principe geen endodontische behandelingen gedaan bij meerwortelige elementen.
–   Essentiële materialen moeten goed geregeld zijn:

  • RVS Kronen
  • Roestvrij stalen geprefabriceerde kronen gelden als de gouden standaard voor het restaureren van de tijdelijke dentitie vanwege de optimale doelmatigheid en voorspelbaarheid. Het niet gebruiken hiervan tijdens gebitssaneringen onder narcose bij jonge kinderen moet gezien worden als een kunstfout.
  • MTA
    Mineral Trioxide Aggregate heeft de tandheelkunde volgens Riem stukken leuker gemaakt omdat goede resulaten na gebruik van het materiaal erg voorspelbaar zijn. Een goed geïndiceerde en uitgevoerde MTA-pulpotomie heeft een succes van tussen de 90- en 100%. Het hoge slagingspercentage is te danken aan het feit dat vitaal pulpaweefsel na bedekking met MTA vitaal blijft.
  • Röntgen
    het kunnen maken en interpreteren van röntgenopnamen voor goede diagnostiek en eventueel ter controle van het welslagen van eigen werkzaamheden tijdens behandelingen onder algehele anesthesie is een vereiste.

Narcose
Na de lezing van Riem, vertelde Doeke Visser, anesthesie verpleegkundige en collega van Riem, wat er aan een narcose vooraf gaat en hoe het werkt.

Voorwaarden
Om veilig algehele anesthesie te geven, in een office based setting, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan:

  1. Pre-operatief onderzoek. Hierin wordt een inschatting gemaakt van de algehele gezondheid van de patiënt. De volgende punten komen aan de orde: hart, longen, medicijngebruik, chronische ziektes, eerdere ingrepen onder algehele anesthesie, allergieën, mondopening (intubatie). Ook wordt in dit gesprek het grote belang van de pre-operatieve nuchterheid besproken. Nuchterheid sluit de kans uit op ernstige complicatie veroorzaakt door aspiratie van maaginhoud.
  2. Gebruik van hoogwaardige anesthesie apparatuur en medicatie, en alle medicatie/hulpmiddelen om anesthesiecomplicaties te couperen.

Verloop van de behandeling

  • Voor de ingreep vindt de Time-out procedure plaats waarin de naam, nuchterheid, en allergieën van de patiënt worden gecheckt door het gezamenlijke operatieteam.
  • Het kind wordt op schoot bij een van de ouders in slaap gebracht met een dampvormig anestheticum via een kapje. Als het patiëntje slaapt gaan de ouders met de behandelend tandarts naar een andere ruimte. De tandarts verneemt dan de laatste stand van zaken over de klachten in de mond en bespreekt wat ter tafel komt.
  • Er wordt door het anesthesieteam een infuus geprikt en de anesthesie wordt dan intraveneus voorgezet.
  • Er wordt een nasale tube met cuff en een keel tampon ingebracht. Wij adviseren het gebruik van “damestampons” (OB). De aanwezigheid daarvan in de keel is goed zichtbaar dankzij het uit de mond hangende draadje. Het draadje maakt verwijdering erg snel en gemakkelijk.Er bestaat veel discussie over het gebruik van de nasale tube versus het larynxmasker in de
    tandheelkunde. Wij geven de voorkeur aan de (nasale) tube omdat de vrijheid en bescherming van de luchtweg alleen dan 100% gegarandeerd kan worden hetgeen bij het larynxmasker nooit het geval kan zijn.
  • Tijdens de behandeling wordt gestart met post-operatieve analgetica in de vorm van perfalgan en een NSAID.Pre-emptive analgesia is het toedienen van pijnstillers voordat de pijn ontstaat en geeft zeer goede post operatieve resultaten.
  • Aan het eind van de behandeling wordt, voordat de patiënt wakker wordt, gecheckt of alle gebruikte gazen, wattenrollen en dergelijke verwijderd zijn. Daarna mag de patiënt wakker worden.
  • Op de recovery wordt de patiënt wakker in de armen van de ouder. Er wordt een recept voor pijnstillers meegeven met het advies de per-operatief gestarte pijnstilling thuis te continueren. Voor kinderen wordt paracetamol geadviseerd.
  • Als de patiënt een ijsje heeft gegeten – voor ons een check om te kijken of de slik reflex weer terug is – is het tijd voor de weg terug naar huis. Wij adviseren dit altijd met twee verzorgers te doen. Een persoon concentreert zich op het welzijn van de patiënt en de andere concentreert zich op de veiligheid in het verkeer.
  • De verzorgers krijgen het mobiele nummer van de behandelaar mee zodat zij altijd post- operatieve zorgen of problemen kunnen bespreken.
  • Daags na de ingreep of na het weekend worden de verzorgers nagebeld om te horen hoe het met de patiënt gaat en om de eerste afspraak voor evaluatie en nazorg te maken.

Arie Riem is tandarts sinds 1988 en zijn aandacht is altijd uitgegaan naar “bijzondere zorggroepen”. Hij werkte 14 jaar op de afdeling angstbegeleiding en gehandicaptenzorg van de Stichting Bijzondere Tandheelkunde te Amsterdam. Van 2002 tot 2010 was hij verbonden aan het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde van het St. Antonius ziekenhuis waar hij voor regio “Midden Nederland” de gebitsbehandelingen onder algehele anesthesie bij gezonde kinderen uitvoerde. Ruim 10 jaar was hij bestuurslid van de Vereniging van Justitietandartsen en tandarts van onder andere het Pieter Baan centrum. Vanaf 2003 is hij bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde. Sinds drie jaar voert hij samen met anesthesioloog Brans tandheelkundige narcosebehandelingen uit. Sinds oktober 2012 in de nieuwe kinderkliniek TandInZicht in de Bilt.

Doeke Visser is anesthesie verpleegkundige.

Verslag door Joanne de Roos voor dental INFO van de lezing van Arie Riem en Doeke Visser tijdens het congres Pijn en pijnbestrijding van Dental Best Practice.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Opinie, Pijn | Angst, Thema A-Z

Stichting Onafhankelijke Hulpverlening: Waarden belangrijker dan tarieven

De professie reageert allergisch op tariefmaatregelen. De NZa en de zorgverzekeraars verwachten niet anders. Een professie die daarover verontwaardigd is, is voor deze instanties dan ook een kat in het bakkie. Pers en publiek zal hen zelfs bijvallen. Het imago zal er dus niet beter op worden.

De Stichting Onafhankelijke Hulpverlening stelt zich anders op. Deze stichting, die naar aanleiding van de Wet Tarieven Gezondheidszorg is opgericht in 1986, is nieuw leven ingeblazen. Echte veranderingen komen niet van boven maar van beneden. Daarom richt de SOH zich op tandartsen die voor kwaliteit gaan. Daarbij speelt onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid een grote rol. Dat betekent dus dat jouw kwaliteit niet afhankelijk wordt gesteld van ‘gemiddelden’. De SOH heeft wat dit betreft haar visie over wat kwaliteitsbeleid is op haar website staan.

Goed om te weten
Tandartsen die zich bij de SOH hebben geregistreerd worden voorzien van korte berichten “Goed om te weten”. Deze berichten zijn speciaal bestemd voor hen en met name voor hun patiënten. Er wordt daarin uitgelegd wat kwaliteit is en wat die kwaliteit schaadt. Bovenal zullen ze worden geïnformeerd over wat er zich achter de schermen afspeelt van zorgverzekeraars en overheidsinstanties. De SOH heeft hiertoe een bedrijfsonderzoeker aan het werk gezet.

Geregistreerd
Inmiddels hebben zich meer dan 175 tandartsen geregistreerd. Dat is goed voor meer dan 100.000 patiënten. De SOH neemt echter aan dat veel meer tandartsen de waarde van deze aanpak inzien. Zij kunnen zich dan registreren via de website. Op die manier neem je verantwoordelijkheid. Daarbij hoort ook het informeren van je patiënten over de schadelijke effecten van het huidige beleid met de daarachterliggende belangen. Op die manier wordt de power aangeboord die nu nog passief is: de patiënt.
Den Haag zal moeilijk stil kunnen blijven zitten als meer dan 100.000 mensen beschikken over met name de bedrijfsinformatie die onthullend en onthutsend is. Op dat moment is de tijd rijp om aandacht te vragen voor de beleidsvisie van de SOH die zowel het belang van patiënten als van tandartsen omvat.

Door:
Stichting Onafhankelijke Hulpverlening

Lees meer over: Management, Ondernemen, Opinie, Tarieven, Thema A-Z

Open your mind and mouth, it’s all about attitude

Yvonne Buunk-Werkhoven zou meer focus willen zien op gedrag en gedragsverandering in de mondgezondheid. Interview met het bevlogen NVM-bestuurslid die van tandartsassistent opklom tot onderzoeker en voorzitter van de Public Relations Committee van de IFDH.

In de zesde klas van de lagere school viel ze en kreeg ze een kroon op de 11. Deze traumatische ervaring was het prille begin van de glansrijke carrière van dr. Yvonne Buunk-Werkhoven. Na het behalen van het diploma tandartsassistent begon ze met de opleiding tot mondhygiënist. Tijdens haar werk studeerde ze door tot sociaal psycholoog en daarna promoveerde ze. Yvonne is nu NVM-bestuurslid, onderzoeker en onlangs ook nog voorzitter geworden van de Professional en Public Relations Committee van de International Federation of Dental Hygienists (IFDH). En wie weet, wordt ze ooit ook nog (bijzonder) hoogleraar.

Drive

Yvonne en ik ‘volgen’ elkaar al een tijdje en lijken wel fan van elkaar te zijn. We delen een hoge mate van bevlogenheid en passie voor het vak. Niet bijzonder voor een mondhygiënist, blijkt later, maar zij spant toch echt wel de kroon. De ene keer krijg ik een mail uit Spanje, dan weer zie ik op de site van de NVM dat ze in Curaçao is en op Facebook verschijnen ineens foto’s vanaf Harvard.

Het enthousiasmeren en motiveren van anderen, maar vooral een intrinsieke drive, leidde destijds tot het volgen van een deeltijdstudie psychologie naast het werken als mondhygiënist. Ze lijkt niet te kunnen stoppen. Nieuwsgierig vraag ik in hoeverre ze de lat bewust steeds hoger legt. Maar dat weet ze niet precies. ”Ik vind de dingen die ik doe hartstikke leuk en super interessant. Gaandeweg merk ik eigenlijk pas waartoe het leidt. Ik heb mijn hoogst genoten opleiding (promoveren) ruim drie jaar geleden afgerond. Ben je eenmaal dr. dan ben je dit voor de rest van je leven. De laatste trede op de onderzoeksladder is een positie als (bijzonder) hoogleraar. Mijn vader zei altijd: ”Het komt zoals het komt, als jij maar gelukkig bent in wat je doet”. En dat is het meest wijze advies, dat ik ooit gekregen heb.”

Doel

Yvonne heeft een duidelijk doel voor ogen. ”Gepassioneerd en oprecht hoop ik een bijdrage te kunnen leveren aan de bewustwording van mondgezondheid en mondverzorging in het algemeen, in sociale interacties en vooral in relatie tot de algehele gezondheid en well-being. Kortom, voor iedereen een leven lang een gezonde mond.”

Mondhygiëne geeft je vleugels

Yvonne onderzocht de bevlogenheid van de mondhygiënist. De aanleiding was een studentenonderzoek naar ‘bij- en nascholingsbehoeften’ van mondhygiënisten, onder begeleiding van docent/promovenda Vanessa Hollaar, opleiding Mondzorgkunde HAN.

”Samen met Corrie Jongbloed-Zoet, de NVM-voorzitter, hebben we de korte versie van de Utrechtse Bevlogenheid Schaal (UWES-9) in de vragenlijst opgenomen, om het niveau van bevlogenheid van NVM-leden te onderzoeken. We wilden inzicht krijgen in de drie dimensies van bevlogenheid die het welzijn op de beroepsuitoefening van de mondhygiënist weergeven.
Uit ons onderzoek blijkt dat de participerende NVM-leden zeer hoog op de bevlogenheid schaal scoren; hoger dan de normgroepen (andere professionals) en hoger dan de groep tandartsen uit een onderzoek van Te Brake et al. (2007). Dit houdt in dat mondhygiënisten bruisen van energie, zich sterk en fit voelen, lang onvermoeibaar werken en beschikken over grote mentale veerkracht en doorzettingsvermogen. Daarnaast voelen mondhygiënisten sterke betrokkenheid bij het werk: ze beschouwen hun werk als nuttig en zinvol, inspirerend en het roept gevoelens van trots en enthousiasme op. Bovendien, gaan mondhygiënisten op een plezierige wijze helemaal op in het werk: ze versmelten zich als het ware ermee, waardoor de tijd stil lijkt te staan en het moeilijk voor ze is om zich ervan los te maken.”

Benadeeld

Toch lieten onderzoeksresultaten van Jerkovic-Cosic et al. (2012) zien dat er sprake zou zijn van een verminderde job satisfactie onder mondhygiënisten, waarbij de onderzoeker denkt dat dit door een ervaren rolconflict komt tussen mondhygiënist en tandarts. Yvonne: ”Vanuit sociaal-psychologisch perspectief gezien, is er geen sprake van een rolconflict, maar van het ervaren van relatieve deprivatie. Dit betekent dat een subjectieve ontevredenheid niet wordt veroorzaakt door een objectieve situatie, maar door de relatieve positie waarin een persoon verkeert, ten opzichte van de situatie van een ander. Vrij vertaald naar het mondzorgwerkveld kan er onderscheid worden gemaakt tussen relatieve persoonlijke deprivatie en relatieve groepsdeprivatie. Hierbij heeft relatieve persoonlijke deprivatie betrekking op individuen, dus op enkele mondhygiënisten, terwijl relatieve groepsdeprivatie beschrijft hoe een groep, dus de beroepsgroep van mondhygiënisten zich benadeeld kan voelen ten opzichte van een andere groep, bijvoorbeeld de beroepsgroep van tandartsen.”

Professional bij uitstek

Een andere belangrijke betekenis van de uitkomsten van het bevlogenheidsonderzoek, is dat de mondhygiënist als de professional bij uitstek zou kunnen fungeren en de verantwoordelijkheid kan nemen voor de laag-risico patiëntengroep met een stabiele mondgezondheid. Als wezenlijke rolmodel kan de mondhygiënist zich richten op de promotie van een gezonde mond en op preventie van mondziekten. ”Immers, als de mondhygiënist intrinsiek gemotiveerd is en promotie/preventie zelf hoog in het vaandel draagt, dan is de verwachting dat de boodschap ‘van cure naar care’ en het belang van mondgezondheid in relatie tot de algemene gezondheid oprecht wordt overgedragen, alsmede motiverend ervaren wordt door de patiënt.”

MondiX®

Om van cure naar care te kunnen komen is het vaststellen en evalueren van mondhygiënegedrag essentieel. Een tool hierbij zou een welkome aanvulling zijn voor mondhygiënisten. Hiervoor is een digitale index ontwikkeld gebaseerd op de reeds door Yvonne ontwikkelde OHB-index.

”Om in de praktijk verschuivingen in mondverzorgingsgedrag te kunnen screenen en monitoren moet je relevante vragen op een bepaalde manier formuleren en aan patiënten voorleggen. Momenteel doen we onderzoek met een eerste concept van de MondiX® in de praktijk, waarbij we vooral inzicht willen krijgen in de toepassing van de index. Daarnaast ben ik samen met dr. Pieternel Dijkstra bezig met het schrijven van een boek voor mondzorgprofessionals. De focus ligt op effectieve gedragsverandering en relevante sociaal psychologische aspecten binnen de preventieve mondzorg. Met dit boek willen we de mondzorgprofessionals op een luchtige, – evidence based – wijze meenemen in het veranderingsproces: van ziekte en zorg naar gezondheid en gedrag.”

Plannen

In augustus 2013 is Yvonne voorzitter geworden van de Professional en Public Relations Committee van de International Federation of Dental Hygienists (IFDH). Samen met andere afgevaardigden van de ‘IFDH-house of delegates’ werkt zij aan de (Europese) erkenning van het beroep van de mondhygiënist en aan een betere bekendheid van de professionele beroepsuitoefening binnen de preventieve mondzorg. Een wereldwijde aanpak: zowel op inter- en multidisciplinair niveau als onder het grote publiek. ”We willen de onderlinge professionele samenwerking binnen de mondzorg verstevigen en bevorderen, zodanig dat er win-win situaties worden gecreëerd, waarin alle mondzorgprofessionals gelijkwaardig, respectvol en gepassioneerd de mondgezondheid op een hoger plan kunnen tillen.”

Yvonne strooit graag met motto’s en een daarvan is: ”Open your mind and mouth, it’s all about attitude”. Hiermee bedoelt ze dat ze graag meer focus op mondgezondheid, inclusief gedrag en gedragsverandering zou willen zien. De juiste zorgverlener, een gekwalificeerde mondzorgprofessional, zal de juiste zorg moeten leveren. ”Om die reden is het dan ook relevant om te spreken over het anders verdelen van de mondzorg!”

Naamgeving

Yvonne mailt mij tenslotte vanuit regenachtig Boston: ”Zo lang er gesproken wordt over ‘herschikking van taken’, is de kans dat een adequate mondzorgverlening op een gedegen wijze van de grond komt minimaal. Bovendien helpt het aanhouden van het woord dent/tand in de naamgeving niet echt mee om het belang van een goede mondgezondheid voor de algemene gezondheid onder de aandacht te brengen van het publiek. Een Harvard professor pleit daarom voor de Oral Physician, in het Nederlands vertaalt: de mondarts. In dezelfde lijn kun je denken aan Oral Hygienist.”

Haar mail ontving ik twee dagen voor het NVM-congres waar zij ook weer paraat zou zijn. En op de avond voor het congres pingelde mijn mail nog een keer. Yvonne meldde op de valreep dat ik er nog wel even bij moest zetten dat de zorgvraag van de patiënt centraal dient te staan. Dus, bij deze!

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z
ANT: NZa-kostenonderzoek onjuiste onderbouwing voor beleid mondzorg

ANT: NZa-kostenonderzoek onjuiste onderbouwing voor beleid mondzorg

De beroepsorganisatie Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) maakt zich ernstige zorgen over de opzet en uitkomsten van het NZa-kostenonderzoek. De NZa wil met het onderzoek de opbrengsten, productie, praktijkkosten en tijdsbesteding van mondzorgaanbieders in kaart brengen om zo de mondzorgtarieven voor 2014 vast te stellen. De ANT constateert dat het NZa onderzoek onjuist is opgezet. ‘Elke conclusie of consequentie die de NZa aan de onderzoeksuitkomsten verbindt, is discutabel en arbitrair’, zegt ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes.

De ANT heeft op 4 juli een brief aan de NZA gestuurd waarin zij hun bezwaren uiten tegen de opzet van het kostenonderzoek.
Lees deze brief

Een interview met ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes

Voor het NZa-onderzoek is een klankbordgroep ingesteld waarin beroepsverenigingen van mondzorgaanbieders, waaronder de ANT, zorgverzekeraars en consumentenorganisaties zijn vertegenwoordigd.

Kunt u iets vertellen over uw bijdrage in de klankbordgroep?

De ANT is onverminderd voorstander van vrije tarieven in de mondzorg, een standpunt dat feitelijk ook al jaren door de NZa gedeeld wordt. Zowel de NZa als de ANT betreuren daarom het terugdraaien door minister Schippers van een driejarig experiment na amper zes maanden. Voor de NZa is de consequentie dat ze alsnog het kostenonderzoek moeten uitvoeren dat vanwege het experiment on hold was gezet. En de ANT blijft onverminderd en uit principe tegen dit kostenonderzoek omdat de tarieven in de mondzorg vrij zouden moeten zijn. Niettemin hebben we besloten om zitting te nemen in de klankbordgroep. Wanneer een dergelijk onderzoek gedaan wordt is het belangrijk om gezamenlijk met alle marktpartijen kennis en input te leveren en tot een aanpak te komen. Met deze inbreng vanuit de praktijk als vertrekpunt voor de opzet van het onderzoek kan het de resultaten opleveren als basis voor beleid.
Tijdens overleg met de klankbordgroep is tot in detail gesproken over de onderzoeksmethode. Nu de vragenlijst openbaar is, kunnen we daarover meer vertellen en op voorhand onze bezwaren openbaren. Het is belangrijk dat we voor de resultaten van het onderzoek bekend zijn duidelijk maken dat er sprake is van een onjuiste onderzoeksopzet. Ook vinden wij dat de beroepsorganisaties slechts zeer beperkt invloed hebben op de onderzoeksopzet en besluiten hierover van de NZa. De klankbordgroep lijkt vooral te worden gebruikt om het beleid te rechtvaardigen.

Wat zijn de grootste bezwaren van de ANT tegen het onderzoek?

Alleen onderzoek mondzorgondernemingen
We zien verschillende bezwaren en gevaren. Allereerst is met de huidige opzet van het onderzoek geen conclusie te trekken over het gemiddelde inkomen van een tandarts. Het onderzoek richt zich op mondzorgondernemingen en niet op de beroepsbeoefenaren zelf. Dat is merkwaardig als je bedenkt dat de NZa aangeeft dat zij de mondzorgtarieven voor 2014 wel gaat herijken aan de hand van een norminkomen.

ZZP’ers vallen buiten onderzoek
Los van de discussie over de hoogte van het norminkomen, zou het norminkomen bedoeld moeten zijn om het gemiddeld inkomen van de werkzame en BIG-geregistreerde tandartsen te beschrijven. Daarom is het relateren van de winst van een mondzorgonderneming aan een norminkomen een methodologisch onjuiste stap. De mondzorgondernemer is niet per definitie een tandarts, er bestaan zeer diverse samenwerkingsverbanden. Bovendien worden een paar duizend tandartsen die in de mondzorg werkzaam zijn als zelfstandig ondernemer zonder personeel (ZZP’ers) buitengesloten in het onderzoek.

Compensatie grote praktijken
Daarnaast is het niet duidelijk of er gecompenseerd gaat worden als een praktijk heel groot is. Bedrijfseconomisch kan je niet verwachten dat een grote groepspraktijk met meer dan 50 medewerkers slechts een winst van eenmaal het norminkomen zou mogen behalen. Hetzelfde geldt voor een mondzorgonderneming met bijvoorbeeld tien vestigingen opererend onder één entiteit.

Tandartspraktijken zijn tegenwoordig kleine ziekenhuizen en de methodiek van het onderzoek had hierop moeten aansluiten. Nu gebruikt de NZa een onderzoeksopzet die misschien bij andere beroepsgroepen zonder ingewikkelde samenwerkingsverbanden en hightech apparatuur nog zou kunnen werken, maar de plank geheel misslaat in de mondzorg.

Selecte steekproef
Naast de aselecte steekproef van 450 praktijken worden verschillende specialismen in kaart gebracht middels een handgekozen selectie. Tandartsen gespecialiseerd in de parodontologie, implantologie en endodontologie werken vaak samen in grote gespecialiseerde centra. Doordat de onderzoeksopzet erop gericht is om de opbrengsten van mondzorgondernemingen in kaart te brengen en niet zozeer de individuele opbrengst van een tandarts, moest de selectie worden uitgebreid om meerdere specialisten, werkzaam in dezelfde praktijk, erbij te betrekken.

Een gevolg van deze methodiek is dat nagenoeg alle grote verwijspraktijken voor parodontologie, implantologie en endodontologie zijn geselecteerd. Door deze rekenmethodiek ontstaat echter wel een probleem voor de aannames voor de gehele beroepsgroep. De verwijspraktijken zijn zeer zeldzaam, zowel door grootte in personeel en medewerkers als door het volume van geavanceerde prestaties. Het is dus volkomen te verklaren dat in deze centra, waar specialisten samenwerken, de totale praktijkopbrengst als som van al deze specialisten en ondersteunend personeel bovengemiddeld zal zijn.

De groep van gespecialiseerde verwijspraktijken heeft door het selectieve beleid nu een vertekend aandeel gekregen in het onderzoek. Deloitte zal de gegevens van deze selecte steekproef gescheiden aanleveren, maar op voorhand is niet bekend hoe de NZa de gegevens zal gebruiken en al of niet zal vermengen.

Data torturing
Ondanks herhaaldelijk vragen is niet bekend hoe de NZa na het verzamelen van de data er conclusies aan verbindt, waardoor kans bestaat op data torturing. Als je maar genoeg verschillende uitkomsten van je data analyseert komt er altijd wel iets uit wat je graag wilt horen. In de medische wetenschap kan deze methode niet meer door de beugel en moeten onderzoekers van tevoren vastleggen wat ze precies gaan meten en hoe een uitkomst wordt gedefinieerd.

De NZa heeft als opdrachtgever een grote mate van vrijheid om Deloitte correlaties te laten berekenen die wenselijke uitkomsten kunnen opleveren. De leden van de klankbordgroep zullen die vrijheid niet krijgen. En wij zullen als ANT nooit de gedetailleerde databasegegevens krijgen om zelf aan het rekenen te slaan. Je staat dus als belangenvereniging al 3-0 achter bij de start.

Reputatieschade
We willen voorkomen dat in het uiteindelijke NZa-rapport van het kostenonderzoek het woord ‘tandarts’ wordt gebruikt omdat dit onderzoek gericht is op de winst uit mondzorgondernemingen, ongeacht het aantal zelfstandige tandartsen. Het publiekelijk maken van een onderzoek over mondzorgpraktijken waarbij onterecht conclusies worden getrokken voor individuele tandartsen, zal een onjuiste beeldvorming tot gevolg hebben bij verzekeraars, politiek en het grote publiek in Nederland. Wij zijn van mening dat dit onderzoek al lang niet meer over de individuele tandarts gaat, die echter wel wordt aangesproken als het rapport op media als Nu.nl staat.

Visie
Daarnaast is het gebrek aan visie op de mondzorg fnuikend. Dit is niet de verantwoordelijkheid van de NZa maar van de politiek. Maar de NZa kan met haar tarieven wel degelijk de mondzorg in hoge mate sturen en die verantwoordelijkheid kun je niet nemen zonder een beleidskader. Mondzorg is heel divers: van pure basiszorg tot en met luxe zorg met hoogstaande hospitality kenmerken. Dit laat zich nu al niet goed met uniforme tarieven regelen. Indien de gemene deler de norm wordt, dan zullen dit soort praktijken en ook gedifferentieerde tandartsen het meest moeten opofferen. Wrang is dan dat de patiënten van deze praktijken dit allemaal particulier moeten betalen en dat zij graag maatwerk zouden willen zien in plaats van eenheidsworst.

De Nederlandse mondzorg staat goed aangeschreven en de kosten liggen onder het Europees gemiddelde. Waar we bang voor zijn, is dat dit onherstelbaar beschadigd zal worden. Dat alles op basis van een onderzoek wat ontzettend belastend is en alleen gemaakt lijkt te zijn om te fungeren als een stok om de komende jaren in onderhandelingen mee te kunnen slaan.

Lees meer over: Opinie, Tarieven, Thema A-Z, ZZP-er

Hoe blijft de orthodontist overeind?

Orthodontisten hebben het zwaar. Voor de tweede keer is er 16% ingeleverd. Bas Njio maakt zich ongerust over de toekomst van zijn specialisatie. Een interview met deze ondernemende orthodontist.

Bas Njio is zeer gepassioneerd over zijn vak, heb ik gemerkt in de jaren dat wij samenwerken op het forum van Tandarts.nl. Zijn tweets werden steeds pittiger: “De totaalkosten orthodontie op macroniveau zullen toenemen in 2013. Na het geplande onderzoek van de NZa zal in 2014 naar alle waarschijnlijkheid de beugelbehandeling in 2015 gratis worden”. Tijd voor een interview.

Njio studeerde cum laude af aan ACTA en volgde van 1993 tot 1997 de specialisatie Orthodontie. Hij legde, met de EURO-QUAL groep onder leiding van Professor Birte Prahl, de basis voor het huidige Europese kwaliteitssysteem op orthodontisch gebied. Zo was hij kwaliteitscoördinator orthodontie bij ACTA en editor voor Euro-Qual voor twee boeken over implementatie van een Europees kwaliteitssysteem voor orthodontie. Nu runt hij twee orthodontiepraktijken waarin hij veel zelf doet en is hij docent bij Orthocourse. Tijdens zijn stage in Kopenhagen ontstond z’n interesse voor orthodontie. “Bij orthodontie moet je veel samenwerken. Zowel met de patiënt, als met een team. Dat sprak mij aan. Het leukste is om samen met de patiënt en je team iets moois te bouwen, waarbij je met je team inspeelt op de vragen en verwachtingen van de patiënten. De laatste tien jaar richt ik mij daarom voornamelijk op de behandeling van volwassenen. Langzamerhand zijn wij uitgegroeid tot een, regionaal en nationaal bekend, orthodontiecentrum voor volwassenen. Wij bieden behandelingen die volledig afgestemd worden op de wensen en omstandigheden van de individuele patiënt. Door onze samenwerking met fijne, deskundige tandartsen om ons heen, kunnen we de complete (cosmetische) tandheelkunde coördineren”, zegt Njio.

Scandinavië is nog steeds zijn voorbeeld. “Typisch voor mijn praktijken is het Scandinavische gevoel: Simpel, eenvoudig en ingetogen, maar tegelijkertijd modern en vooruitstrevend. In balans met de natuur, zou je kunnen zeggen. Ons uitgangspunt is het verzorgen van een moderne beugelbehandeling die past bij de wensen van de patiënt. Wij doen er alles aan om de verwachtingen waar te maken. Daarbij staat niet de ideale occlusie – een verouderd concept uit 1960 – maar het individuele optimum van de patiënt centraal.”

Tariefsverlaging onterecht
Toch heeft Njio zich uitgeschreven als orthodontist in 2008. Maar dit was een politiek spelletje vanwege de tariefsverlaging. “Samen met een groot aantal orthodontisten hadden wij bedacht dat het de beroepsorganisaties NMT, VVO en ANT zou kunnen helpen om duidelijk te maken dat Den Haag toen echt fout zat. Daar is nooit iets mee gebeurt.”

Nu is er weer een daling van 16% maar vreemd genoeg heeft Njio hier geen enkele spontane reactie van patiënten op gekregen. “Noch bij mijn stijging in 2012, noch bij de daling in 2013. Als ik ernaar vraag dan spreken ze alleen hun verbazing uit over de lage prijs van de controles. Zelfs een leek heeft door dat die prijs niet klopt. Een inschrijving, anamnese, overleg, beoordeling, advies, behandelingsplan, kostenbegroting en rapportage via e-mail moeten we nu blijkbaar doen voor 20 euro. En een orthopantomogram is 30% goedkoper bij ons dan bij de tandarts, een vreemde situatie die duidelijk bedacht is vanachter een bureau.”

Degradatie van een super vak ten top
“De echte professionele tegenslag is niet zozeer de hoogte van het tarief, als wel de smalheid van de tariefsopbouw. Er is geen enkele ruimte voor individuele aanpassing, er is alleen plaats voor standaardplannen. Als ik snel klaar kan zijn, dus minder controles nodig heb, of we vinden het onderfront niet belangrijk en doen dus alleen de bovenkaak, dan kan het tarief niet uit. Ook verschillende moderne retentietechnieken zitten niet in het ‘pakket’. En dat voor een wetenschappelijk bewezen kwalitatief zeer hoogwaardige behandeling door een orthodontist. Ook de moeilijke behandelingen (impacties) moeten nu gedaan worden voor dit lage tarief. Terwijl de simpele behandelingen misschien prima in dit tarief te doen zijn. Uitbannen van variatie, daar is Nederland al jaren mee bezig, in het kader van alles moet voor iedereen hetzelfde zijn. Degradatie van een super vak ten top. Nu werken we voor een ruim 35% lager tarief dan 5 jaar geleden, we zijn echt de goedkoopste in Europa, en misschien wel in de wereld. Een behandeling met vaste apparatuur kost nu 1.750 euro all in.

Ik merk dat de prijs zo laag is geworden dat het volume volwassenen nog meer toeneemt. Hun complete jaarlijkse uitgave aan sporten is hoger dan de kosten voor een beugel. Maar daarmee gaan de uitgaven aan orthodontie op macroniveau natuurlijk stijgen. Ik blogde al dat in 2015 de beugel gratis wordt. Er zou een scheiding moeten komen in de prijs voor noodzakelijke behandelingen bij kinderen. Die zijn te meten met de ICON (IOTN). De rest is vrije markt, net als de kapper.”

Trots
Ondanks alles blijft Njio trots op elke beugel die hij met z’n team verwijdert. “Trots op die nieuwe glimlach! Dat verveelt nooit. En ik ben ook trots als ik zie dat mijn team fijn samenwerkt. Na een drukke dag met tevreden patiënten zijn we dan samen moe, maar voldaan.”

Wat moet er veranderen?
Twee dingen: Ten eerste geeft twee derde van de patiënten in het onderzoek van de Consumentenbond aan dat zij van tevoren niet wisten dat zij behandeld zouden worden door een tandarts in plaats van een orthodontist. Dit terwijl wetenschappelijk aangetoond is dat de orthodontist efficiënter behandelt. Hierover moet meer duidelijkheid komen voor de patiënt. “Ik hoor nog dagelijks: ’mijn tandarts is ook orthodontist’ en dat klopt natuurlijk niet.”

“De overheid denkt dat de tandarts de eenvoudigere behandelingen doet. Dat is ook zo bij de tandartsen die ik ken. Die vinden het zelf ook vreemd dat ik evenveel mag rekenen voor een behandeling die zij doorsturen.”

Ten tweede zullen we een voorbeeld moeten nemen aan Noorwegen, volgens Njio. “Daar kunnen ze beter met geld en gezondheid omgaan. In het Noorse systeem krijgen patiënten die om gezondheidsredenen een beugel nodig hebben, 100% vergoed. In Noorwegen wordt alle orthodontie door specialisten begeleid. Een scheve tand of spleetje tussen de voortanden behoeft geen vaste apparatuur, maar individueel kan men hiervoor wel kiezen. In zulke gevallen betaalt de Noorse patiënt de beugel gewoon zelf, zonder verzekeringsvergoeding. Is de beugel een beetje nodig, dan krijg je een gedeeltelijke vergoeding van 40 tot 75%. Realiseer je dan wel dat de verzekeringen in Noorwegen nationaal gereguleerd worden. Niet commercieel, zoals in Nederland. In Nederland wordt minder dan 5% van de orthodontie vergoed vanuit de basisverzekering. De rest komt uit de particuliere zelf-gefinancierde aanvullende verzekering. Mijn volwassen cliënten betalen de behandelingen meestal compleet zelf, zonder bijdrage van hun verzekering. Als wij praten over de behandelingsopties en mijn ideeën over aanvullende service, begrijpen zij niet waar de overheid zich mee bemoeit. Zo wil ik op zaterdag en zondagmiddag open gaan, maar elke ondernemer snapt dat dat met de huidige tarieven onmogelijk is.
Ook dat realiseert Den Haag zich niet. Waarom zou je zo iets moeten reguleren, volledig particulier gefinancierde zorg die wordt uitgevoerd door professionals met 10 jaar opleiding? Uit diverse contacten met de overheid weten ze dit niet, of doen ze alsof. Misschien omdat ze denken ooit zelf een beugel nodig te hebben? En dan is een lage prijs wel lekker natuurlijk. Die strategie hebben ze natuurlijk in de hele tandheelkunde gebruikt.”

Overeind blijven
Ondanks de vele wolken schijnt de zon volop voor Njio. Hij krijgt veel media-aandacht. Het afgelopen jaar verscheen hij vaak in de krant, in diverse glossies en zelfs twee keer op televisie. Njio beschikt over de kunst van het omdraaien: Hij heeft plannen, want hij voelt zich uitgedaagd en dat maakt hem creatief. “Ik luister naar suggesties en klachten van patiënten en denk niet ‘dat-kan-ik-niet’. Ik verzamel de juiste ideeën en pas mijzelf en mijn team aan. Verandering is leuk. En dat zouden mijn collega’s ook moeten doen, willen ze overeind blijven staan.”

Websites
www.rechtetanden.nl 
www.smilelounge.nl

www.njio.nl
Bekijk de video

Interview door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO

 

Lees meer over: Opinie, Orthodontie, Tarieven, Thema A-Z
Nieuwe ANT-voorzitter: Het moet anders

Nieuwe ANT-voorzitter: Het moet anders

De beroepsorganisatie ANT heeft per 25 januari tandarts-implantoloog Jan Willem Vaartjes als nieuwe voorzitter benoemd. Vaartjes volgt hiermee Mr. Ron de Graaff op. dental INFO interviewde de nieuwe voorzitter.

Waarom heeft u uzelf beschikbaar gesteld voor deze functie?
Het afblazen van het experiment vrije tarieven en de negatieve positionering van de tandarts in de media vorig jaar heb ik als dramatisch ervaren. Het besef is goed tot me doorgedrongen dat het vertegenwoordigen van de belangen van de tandarts echt anders moet. Scherper en slimmer, dat is wat we nodig hebben in de aankomende turbulente jaren. De ANT heeft zich altijd al kritischer opgesteld en staat ook van oudsher voor kwalitatief goede tandheelkunde. Dat maakt dat ik me goed thuis voel bij de ANT.

Wat zijn de uitdagingen voor de tandarts in de komende jaren?
Het zal de komende jaren een uitdaging zijn om een goede tandarts te zijn én tevens een gezond bedrijf te voeren. Als beginnend voorzitter en werkzaam als tandarts-implantoloog kan ik niet anders concluderen. Gezien de huidige ontwikkelingen zal de regeldruk toenemen en een reële tarifering verder onder druk komen te staan. Een mooi voorbeeld is de term ‘doelmatigheid’ die populair is in de politiek. Helaas is deze term vaak een eufemisme voor de toenemende bureaucratie en afnemende keuzevrijheid. Deze keuzevrijheid is zowel in het belang van de consument als de tandarts en is een speerpunt voor de ANT.

Doelt u op het kostenonderzoek, als u praat over het onder druk komen te staan van de tarifering?
Het aankomend kostenonderzoek kan met de verkeerde uitgangspunten snel leiden tot de verkeerde conclusies. Hierdoor bestaat de kans op verdere beschadiging van het imago van de tandartsen in Nederland. Op dit moment is er gewoonweg nog niet genoeg bekend om er over te kunnen uitweiden. We zullen zeer kritisch het proces gaan volgen en niet akkoord gaan met het bedrijven van pure inkomenspolitiek. Het moet een eerlijk onderzoek worden onder alle tandartsgroepen en er moet rekening gehouden worden met kwaliteit in relatie tot de kosten van de praktijk.

De vrije tarieven waren altijd een speerpunt voor de ANT. Hoe kijkt de ANT – na het afblazen van het experiment – hiernaar?
De term ‘vrije tarieven’ heeft nu een beetje een wrange smaak gekregen. Ik denk dat het beter is om te spreken over de vrijheid om een behandelplan met een bijbehorend contract af te spreken, zoals onze oprichter Herman Nouhuys dat treffend zegt. De ANT onderkent dat essentiële mondzorg voor iedereen betaalbaar en toegankelijk moet zijn. Maar het is niet juist om ook de mondzorg in het luxere segment te limiteren. Zo worden de innovatie en de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren geremd. De marktwerking in dit luxere segment zorgt voor een kwaliteitsimpuls die de gehele mondzorg positief beïnvloedt. Wat dat betreft zullen we blijven strijden voor vrij ondernemerschap, maar eerst zal het luxere segment gedefinieerd moeten worden om dit een haalbare zaak te maken. De recente uitspraak dat er BTW moet worden gerekend bij cosmetische behandelingen, vraagt bijvoorbeeld om het vrijgeven van deze tarieven.

Het woord kwaliteit is een paar keer gevallen. Wat gaat de ANT de komende jaren hieraan doen?
De beroepsorganisatie ANT staat voor kwalitatief goede mondzorg en streeft ernaar een partner te zijn in de ontwikkeling van kwaliteit in en rond de tandartspraktijk. Wij nemen deel aan initiatieven op het gebied van kwaliteit, variërend van nascholingsregistratie tot Zichtbare Zorg.

Er wordt door ons kritisch gekeken of de programma’s de kwaliteit van de daadwerkelijke behandeling echt verbeteren en niet alleen extra bureaucratie opleveren. Dat laatste is naar mijn mening helaas te vaak het geval. Ik zeg wel eens gechargeerd dat je met certificatie nog geen goed contactpunt creëert. Het is mijn streven om zinnige instrumenten op dit gebied te steunen of zelf te ontwikkelen, maar er zal geen lidmaatschapsgeld besteed worden aan verdere bureaucratisering.

Daarnaast wordt hulp geboden op het gebied van de huidige wet- en regelgeving. De ANT zal de tandarts ondersteunen met praktische tools om de huidige wet- en regelgeving zo eenvoudig als mogelijk te kunnen implementeren. Geen dikke dossiers, maar eenvoudige down-to-earth checklists en sjablonen. Waar mogelijk eenvoudig samen te stellen via een webmodule.

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z

Alexander Tolmeijer, NMT: Er is altijd ruimte voor tandartsen met een kleine praktijk

Zijn de vrije tarieven het begin van een grote verandering in de mondzorg? dental INFO interviewde Alexander Tolmeijer, vicevoorzitter en penningmeester van de NMT over de toekomst van de tandheelkunde.

Met de vrije tarieven is de tandarts nog meer een ondernemer geworden. Hoe ziet u de toekomstige rol van de NMT bij ondersteuning van praktijken op het gebied van ondernemen?

‘De rol van de NMT voor ondersteuning van tandartsen op het gebied van ondernemen zal steeds groter en belangrijker worden. Er zijn wel veel verschillen tussen praktijken onderling en niet iedere praktijk heeft dezelfde behoefte voor ondersteuning. De NMT ziet een belangrijke rol voor de beroepsvereniging weggelegd in mediacommunicatie. We geven aan wat we goed doen. Bijvoorbeeld over de groei van het aantal praktijkwebsites: 86% van de tandartspraktijk heeft nu een website, dit lag vorig jaar op 25%. De NMT heeft ook een arbeidsovereenkomsten tool en een kwaliteitsjaarverslag tool, waarbij praktijken relatief eenvoudig een goed contract of jaarverslag kunnen maken. Zeker voor de praktijk waarbij de tandarts alles echt zelf doet, is dat belangrijk. Ook bieden we faciliteiten aan om de kwaliteit van de praktijk inzichtelijk te maken voor de patiënt. Zo zal rond de zomer de lijst met kwaliteitsindicatoren definitief worden*. De NMT is daarnaast bezig met andere initiatieven om de kwaliteit van een praktijk aan te geven. Eén daarvan ligt op het gebied van visitatie. We zullen ook meer richtlijnen ontwikkelen. Onlangs is de richtlijn Kindertandheelkunde afgerond die tijdens het NMT jaarcongres op 15 juni wordt besproken.

* De Samenwerkende Mondzorg Koepels (SMK)*, de NMT, de Consumentenbond, de NPCF, de IGZ en Zorgverzekeraars Nederland werken momenteel samen met Regioplan aan de definitieve versie van deze lijst aan de hand van de uitkomsten van de pilot. De patiënt zal straks onder andere aan deze indicatoren kunnen zien over welke kwaliteiten de tandarts- en/of mondhygiënistenpraktijk beschikt. Naar verwachting zal de lijst met kwaliteitsindicatoren rond de zomer definitief zijn.

Albert van der Zee brainstormde onlangs over de toekomst van de mondzorg. Hij noemde daarbij NMT-franchise: een format waarbij investeerders aandelen van NMT-franchisers kunnen kopen en de aangesloten franchisers door de NMT ondersteund worden met het vaststellen van prijzen, richtlijnen voor bedrijfsvoering, een website, facturatie en dergelijke. Wat vindt u van deze gedachtegang?

‘Tja, dit klinkt als met-grote-halen-snel-thuis. De NMT is en blijft de maatschappij voor tandartsen en hun team. We ontwikkelen producten ter ondersteuning en voor diverse praktijkvormen. Soms bieden we die via een aparte organisatie aan, zoals bijvoorbeeld facturatie via NMT FenCS. Elk lid kan zo zelf bepalen of hij van de dienst gebruik wil maken. In het artikel van Van der Zee lijkt het of alle leden gelijk geschaard worden. Ik denk dat het uitgesloten is dat alle leden onder één formule vallen. Er zijn veel verschillen tussen praktijken.’

In oktober 2011 nam een investeerder – NPM Healthcare – een in belang Samenwerkende Tandartsen Nederland. In andere Europese landen heb je al ketens van grote mondzorgpraktijken. Welke tendens verwacht u in Nederland voor het aantal praktijken, de grootte hiervan en de investeerders erachter?

‘Er zal zeker ruimte zijn voor vier echt grote landelijke mondzorgketens in Nederland. Het is wel moeilijk om een keten van praktijken goed te managen. Ook in het buitenland zijn er niet veel voorbeelden van grote succesvolle ketens. Je ziet ook meer praktijken die met elkaar samenwerken en een intensieve verwijsrelatie hebben. Ik denk dat er daarnaast heel veel kleinere praktijken blijven met zo’n 2-3 tandartsen en enkele assistenten. Veel tandartsen werken graag autonoom en kunnen zo een stempel op hun eigen praktijk drukken. Dit type praktijk heeft een prima bestaansrecht want de patiënt wil uiteindelijk graag een vaste tandarts waarmee hij een vertrouwensband heeft.’

Een beperkt aantal praktijken heeft een contract met een zorgverzekeraar, patiënten betalen sinds 2012 meer voor een aanvullende verzekering en ontvangen een lagere vergoeding. Hoe ziet u de rol van de zorgverzekeraar in de mondzorg?

‘Verzekeraars kunnen een enorme hulp zijn voor patiënten bij het spreiden van risico. Ook kunnen ze patiënten bewust maken van de kosten van de mondzorg en de rol van preventie daarin. Ik denk dat verzekeraars veel keuzemogelijkheden aan patiënten moeten geven als het gaat om mondzorg. Want elke patiënt is anders, met een andere behoefte aan mondzorg. Ik hoop dat zorgverzekeraars met nieuwe vormen van verzekeringen komen die daarop inspelen.’

Er zijn zorgverzekeraars die een naturapolis aanbieden waarbij de verzekerde alleen bij de door de verzekering gecontracteerde aanbieders terecht kan. Zou dit ook kunnen werken voor de mondzorg?

‘Nee, hier geloof ik niet in. Elke patiënt wil z’n eigen keuze maken en ook zelf z’n tandarts kunnen kiezen.’ Slechts een deel van de patiënten zal zich op die manier door een verzekeraar laten sturen.

Er is veel geschreven over de vergoeding van mondzorg voor kinderen tot 18 jaar. Hoe verwacht u dat de vergoeding voor mondzorg voor kinderen geregeld zal worden in de toekomst?

‘De NMT is voorstander van geheel vergoede mondzorg voor kinderen tot en met 18 jaar, en liefst zelfs tot en met 21 jaar. Tandartsen voelen zich maatschappelijk verplicht om de mondzorg voor kinderen goed toegankelijk te houden. De NMT is hierover met de verzekeraars in gesprek om dit ook beheersbaar te houden.’

Met de huidige crisis zijn de overheidsbudgetten voor mondzorgpreventie geslonken. GGD’en hebben weinig budget voor voorlichting op scholen. Wiens verantwoordelijkheid is de voorlichting over mondgezondheid?

‘We zien inderdaad dat de overheid preventie niet meer oppakt en we zullen dit meer zelf gaan doen. We zullen moeten wennen aan deze nieuwe rol van de overheid. Het project Hou je mond gezond! van het Ivoren Kruis is een hartstikke mooi voorbeeld van preventie waarbij tandartsen, mondhygiënisten en assistenten een poetsles geven op school. Er zijn nog steeds veel tandheelkundig zorgverleners nodig om vrijwillig een poetsles op school te geven. Ze kunnen zich aanmelden via de website van Hou je mond gezond! Maar het allerbelangrijkste is de één-op-één voorlichting van iemands eigen tandarts of mondhygiënist. Het is daarom zo belangrijk dat alle Nederlanders regelmatig bij een tandarts of mondhygiënist komen.’

Veel tandartsen vinden dat het werkgebied van de mondhygiënist vooral op het gebied van preventie ligt maar in werkelijkheid behandelen ze veel paropatiënten. Het aantal preventieassistenten groeit. Hoe ziet u de rolverdeling tussen de disciplines?

‘Preventie assistenten zijn belangrijk voor de ondersteuning van tandartsen en het geven van voorlichting aan de patiënt. En ook de samenwerking met mondhygiënisten is van belang. De vorige NVM-voorzitter noemde mondhygiënisten altijd de “preventiespecialisten”. Maar er is nog een slag te slaan. Voor een goede onderlinge- én patiëntcommunicatie is het belangrijk dat tandartsen, mondhygiënisten en assistenten in één team werken, onder één dak. Op bestuurlijk niveau praten we met de NVM over wie-doet-wat-in-welke-situatie. In de praktijk zelf blijkt de samenwerking weinig problemen te geven.’

Wat vindt u ervan dat minister Schippers bekijkt of de mondhygiënist zonder opdracht van de tandarts een röntgenfoto’s mag maken?

‘Dit is een discussie die nergens over gaat. Het is alleen van belang voor vrijgevestigde mondhygiënisten. Als het hele team onder één dak werkt, komt dit niet ter sprake. Waar het allemaal om draait, is de voorlichting en communicatie met de patiënt. Er is nog een wereld te winnen in de preventieve aanpak onder leiding van de mondhygiënist in de praktijk.

Denkt u dat social media een grote rol gaan spelen binnen de mondzorg?

‘Social media kunnen een extra vorm van communicatie zijn. Je bereikt er soms mensen mee die je met andere media niet bereikt. Het is interessant voor voorlichting en het imago van de praktijk. Het is zeker het overwegen waard maar het is wel tijdrovend om aan het einde van de dag al je Twitter berichten nog even door te gaan.’

Alexander Tolmeijer is vicevoorzitter en penningmeester van de NMT. Daarnaast is hij werkzaam als tandarts in een groepspraktijk in Delft.

 

Lees meer over: Opinie, Thema A-Z