Onderzoek naar stamceltherapie voor wortelkanaalbehandelingen

Onderzoek naar stamceltherapie voor wortelkanaalbehandelingen

Camila Sabatini heeft een therapie gevonden om beschadigde tanden te herstellen. Zij ontving hiervoor de Harold Amos Medical Faculty Development Program (AMFDP)-prijs van de Robert Wood Johnson Foundation. Sabatini is universitair hoofddocent restauratieve tandheelkunde aan de Dental Medicine School van Universiteit van Buffalo.

Wortelkanaalbehandeling

Een wortelkanaalbehandeling is nodig wanneer de infectie is doorgedrongen tot de zenuw van de tand. De zenuw wordt tijdens de wortelkanaalbehandeling verwijderd, het element wordt schoongespoeld en afgesloten met een synthetisch materiaal. Het gevolg hiervan is dat het behandelde element vatbaarder wordt voor breuken.

Onderzoek van Sabatini

Camila Sabatini heeft mogelijkheden voor tandbeschadigingen onderzocht waardoor de behoefte aan wortelkanaalbehandelingen zou kunnen worden verminderd. Het team heeft namelijk manieren onderzocht om stamcellen van tandheelkundige oorsprong te gebruiken waarmee het herstel van beschadigde tanden wordt bevorderd. De noodzaak van een wortelbehandeling kan hiermee worden vermeden. Op deze manier is het niet nodig om synthetische materialen te gebruiken, maar maken we gebruik van de gastheer, zelf geeft Camila aan.

Subsidie voor onderzoek

Met de subsidie van $420.000 die Sabatini ontving zal het team onderzoek doen naar een immunostimulerend geneesmiddel dat op dit moment gebruikt wordt bij kankertherapie en een strategie voor gentherapie. Met behulp van stamcellen uit de tandpulp verkregen uit geëxtraheerde menselijke elementen en dierproeven bij muizen worden de therapieën onderzocht.

Bron:
University at Buffalo

Lees meer over: Endodontie, Thema A-Z
ellen bol 400

Koninklijke onderscheiding als kroon op de carrière van Ellen Bol-van den Hil

Op haar allerlaatste werkdag als directeur externe betrekkingen heeft Ellen Bol-van den Hil een Koninklijke onderscheiding ontvangen in haar woonplaats Doorn. Ellen krijgt deze onderscheiding van burgemeester Naafs van de Utrechtse Heuvelrug vanwege haar jarenlange verdiensten voor de nationale en internationale mondzorg en haar vele vrijwilligersactiviteiten in Doorn.

Ellen heeft een doorslaggevende rol gespeeld om NVM-mondhygiënisten sinds 2004 om te vormen van een vrijwilligersorganisatie tot een professionele beroepsorganisatie met een volwaardig bureau. Mede door haar inzet, vanaf 2010 als directeur, is NVM-mondhygiënisten een volwaardige gesprekspartner van alle relevante stakeholders in de mondzorg, variërend van de KNMT tot het ministerie van VWS. Haar voortdurende inzet, meer dan veertig jaar, heeft ook geleid tot de benoeming tot erelid van NVM-mondhygiënisten voor haar vrijwillige en professionele inzet voor de mondhygiënisten.

Hoog niveau

Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter NVM-mondhygiënisten: “Ellen heeft zeker een lintje verdiend voor haar verdiensten. Naar mijn mening was de preventieve mondzorg niet op het hoge niveau gekomen zonder Ellen. Zowel in Nederland als daarbuiten. Door haar kwaliteit en professionaliteit, en door haar samenwerking met andere disciplines in de zorg is NVM-mondhygiënisten een volwaardige partner in de mondzorg geworden. Ellen is gezaghebbend, ook op internationaal gebied, mede door haar bijdrage aan de hoge professionele standaard van de mondhygiënist in Nederland. Zij heeft een zwak voor de zwakkeren in de samenleving, waardoor zij ook staat voor goede mondzorg voor de allerkleinsten en voor de kwetsbare ouderen. “

Internationaal

Ook op internationaal gebied heeft Ellen haar sporen verdiend. In 2016 is Ellen benoemd tot vicepresident van de European Dental Hygienists Federation. Eén van de onderwerpen waaraan Ellen veel werk heeft besteed is het Common Education Framework’. In 2016 (met herziening in 2017) is het Europese beroepsprofiel voor de mondhygiënist geaccordeerd. Dit is gebaseerd op een driejarig bachelor curriculum en is de basis voor de mondhygiënistenopleiding in Europa.

Lokaal

Naast haar zelfstandige praktijk wist Ellen ook nog tijd te vinden voor allerlei vrijwillige activiteiten voor o.a. de St. Maartenskerk en basisschool De Sterrenboog in Doorn.

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
CBCT-scan om peri-apicale laesie na endodontische behandeling te beoordelen

CBCT-scan om peri-apicale laesie na endodontische behandeling te beoordelen

Een studie in het Journal of Dentistry heeft onderzoek gedaan naar cone-beam computertomografie (CBCT) om de effectiviteit van wortelkanaalbehandelingen te voorspellen wanneer er sprake is van een apicale parodontitis.

Onderzoek

Het doel van de studie was om met behulp van volumetrische metingen op basis van CBCT-scans gedurende een periode van 4 jaar de radiografische genezing van peri-apicale laesies na een wortelkanaalbehandeling te observeren. De genezing van een apicale parodontitis laesie kost tijd en wordt met name beïnvloed door de aard van de infectie. Volgens de klinische praktijkrichtlijn van de European Society of Endodontology (ESE) wordt aanbevolen dat het resultaat van een endodontische behandeling ten minste 1 jaar moet worden gevolgd om radiografisch bewijs te zien.

Er deden in totaal 130 patiënten (162 tanden met één wortel) mee, waarbij een primaire wortelkanaalbehandeling is uitgevoerd voor het onderzoek. 1, 2 en 4 jaar na de behandeling werden er vervolgbezoeken gepland om het volume van de peri-apicale radiolucentie te meten. De radiografische uitkomsten werden verdeeld in 4 categorieën; afwezigheid, vermindering, onduidelijk of vergroting van de peri-apicale radiolucentie. Bij een volumetrische verandering van ten minste 20% was er sprake van een vermindering of vergroting.

Resultaten

Van de 130 patiënten (162 tanden) namen 104 patiënten (128 tanden) ten minste één keer deel aan de follow-up gedurende een periode van 4 jaar. De radiografische uitkomsten laten zien dat in totaal 90,6% van de tanden afwezigheid of vermindering van radiolucentie vertoonden. Bij 5 van de 128 tanden was de verandering van de radiolucentie onzeker en bij 4 tanden werd een vergroting van de peri-apicale radiolucentie waargenomen.

Conclusie

De effectiviteit van een wortelkanaalbehandeling om een parodontitis apicalis te behandelen is voorspelbaar. Er kan daarnaast worden geconcludeerd dat wanneer een radiolucentie die zichtbaar was op een CBCT-scan 1 jaar na de endodontische behandeling met 20% of meer in volume was veranderd, omkering van de radiografische genezing zelden voor kwam.

Bron:
Journal of Dentistry

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Botmineraaldichtheid staat mogelijk in verband met cariës

Botmineraaldichtheid staat mogelijk in verband met cariës

Volgens een onderzoek onlangs gepubliceerd in Scientific Reports is er een verband tussen botmineraaldichtheid en cariës. Een combinatie van het monitoren van de botmineraaldichtheid (BMD) en de juiste mondverzorging kan de link tussen deze twee aandoeningen aanpakken.

Analyse

Aan de hand van de National Health and Nutrition Examination Survey, die werd afgenomen tussen 2011 en 2016, werd het verband tussen BMD op verschillende lichaamsdelen en de DMFS-index bij 7044 volwassenen van 20-59 jaar geanalyseerd. BMD werd gemeten op lichaamslocaties zoals het hoofd, ledematen, wervelkolom, ribben, bekken, romp en het hele lichaam. Er werden verschillende regressieanalyses uitgevoerd. De DMFS-index is een meting van de ernst van tandbederf waarbij het aantal onbehandelde cariësoppervlakken, ontbrekende tanden als gevolg van cariës en behandelde cariësoppervlakken werd beoordeeld.

Resultaten

Lineaire analyse laat zien dat de BMD’s van alle lichaamsdelen behalve de armen een negatief verband hebben met de DMFS-index van cariës. De RSC-analyse liet zien dat er een U-vormige relatie was tussen hoofd-BMD en de DMFS-index.
De WQS-analyse liet zien dat er een negatieve relatie tussen BMD en de DMFS-index is. Daarnaast toonde mediatie-analyse negatieve resultaten en suggereert dat cariës mogelijk geen invloed heeft op BMD via ontsteking niveaus.

Conclusie

Het monitoren van de BMD moet gecombineerd worden met geschikte strategieën voor mondzorg- en cariësbeheer om het verband tussen deze gezondheidsproblemen aan te pakken.

Bron:
Scienitific Reports

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z

De toekomst van radiologie en digitale tandheelkunde

Per 1 september 2024 is Erwin Berkhout benoemd tot hoogleraar Orale Radiologie, Beeldvorming en Digitale Tandheelkunde aan ACTA. In dit interview deelt hij zijn visie op actuele ontwikkelingen in de tandheelkundige radiologie en digitale tandheelkunde en de snelle opkomst van kunstmatige intelligentie (AI) in de mondzorg.

Erwin, gefeliciteerd met uw benoeming tot hoogleraar Orale Radiologie, Beeldvorming en Digitale Tandheelkunde bij ACTA! Wat betekent deze benoeming voor u?

“Ik ben ontzettend trots op mijn benoeming tot hoogleraar. Het is een mooie erkenning, niet alleen voor mij persoonlijk, maar vooral voor de vakgebieden die deze leerstoel vertegenwoordigt: orale radiologie en digitale tandheelkunde. Het onderstreept de relevantie van deze disciplines voor de toekomst van de tandheelkunde. Het is een grote eer om als boegbeeld voor deze vakgebieden te worden gezien en dat vertrouwen motiveert me enorm.”

Waarom koos u ervoor om u te richten op juist dit vakgebied?

“Ik ben eigenlijk per toeval in de radiologie terechtgekomen. Voor mijn afstuderen als tandarts in 1998 had ik het idee mijn scriptie te schrijven over computergestuurd boren, een vrij innovatief onderwerp voor die tijd. ACTA , waar ik studeerde, had geen expertise op dat gebied, dus werd ik geplaatst bij de op dat moment meest technisch-klinisch georiënteerde vakgroep: radiologie. Na mijn scriptie vroegen ze me om te blijven, eerst als student-assistent en na afstuderen als docent, en te helpen met het onderwijs, wat uiteindelijk leidde tot mijn promotieonderzoek. Zo ben ik steeds dieper in dit vakgebied gerold. En dat bevalt goed. Wat me vooral aantrekt, is de combinatie van de technische kant van de tandheelkunde met de klinische aspecten van diagnostiek en besliskunde.
Echter, ik geloof dat je, met een nieuwsgierige houding en de ruimte om je interesses te ontwikkelen, in veel vakgebieden verder kunt groeien. In mijn geval gebeurde dat toevallig bij radiologie en ik ben daar ontzettend blij mee – ik voel me er echt als een vis in het water.”

Hoe heeft tandheelkundige radiologie zich de afgelopen 25 jaar ontwikkeld?

“Toen ik begon in de radiologie, werkten we nog met conventionele röntgenfilm en ontwikkelden we de films in een donkere kamer. Niet lang daarna veranderde er veel met de komst van digitale radiologie, waarbij de röntgenfilms werden vervangen door digitale detectors. Kort daarop volgde de introductie van ConebeamCT. Dankzij de technologische vooruitgang in detectoren is de stralingsdosis voor diagnostische toepassingen nu lager dan bij film, wat de inzetbaarheid vergroot en de drempel voor röntgendiagnostiek verlaagt. Tegelijk vergroot ConeBeamCT onze diagnostische mogelijkheden, overigens wel ten koste van een hogere stralingsdosis.
Doordat we tegenwoordig met digitale beelden werken, zijn er talloze mogelijkheden ontstaan om deze beelden na opname te bewerken en verder te analyseren, waardoor de diagnostische waarde kan worden vergroot. Een goed voorbeeld hiervan is de relatief recente toepassing van Artificial Intelligence op deze beelden.”

Naar aanleiding van de snelle technologische vooruitgang in de tandheelkundige radiologie, verwacht u dat er op korte termijn veranderingen komen in de regelgeving voor het gebruik van röntgenapparatuur in tandartspraktijken?

“Ik verwacht op korte termijn geen grote veranderingen in de regelgeving. Wel zijn er interessante ontwikkelingen op het gebied van richtlijnen. Het KIMO werkt momenteel aan een richtlijn voor de indicatiestelling van röntgenopnamen, en de KNMT is bezig met een update van hun praktijkrichtlijn. Beide richtlijnen worden naar verwachting in de eerste helft van 2025 gepresenteerd. Ze bieden essentiële kaders voor het veilige gebruik van röntgenapparatuur, zowel wat betreft de indicatiestelling als de optimalisatie van het gebruik van röntgendiagnostiek.”

Kunstmatige intelligentie (AI) speelt een steeds grotere rol in de tandheelkunde. Hoe wordt AI momenteel al ingezet binnen uw vakgebied?

“AI speelt een steeds grotere rol in de diagnostiek binnen de tandheelkunde. Het wordt bijvoorbeeld ingezet om röntgenbeelden te analyseren. De algoritmes verwerken deze beelden al kwalitatief goed, waardoor ze afwijkingen zoals cariës, periapicale lucenties of parodontale problemen kunnen detecteren. Toch zijn er ook nog uitdagingen en beperkingen verbonden aan deze technologie.”

Kunt u hierover iets meer vertellen?

“Het is belangrijk te begrijpen dat AI op zichzelf niet ‘intelligent’ is, hoogbegaafd is wellicht een betere benaming. Het systeem reproduceert en combineert kennis die erin is gestopt. Je voedt bijvoorbeeld het met een groot aantal voorbeelden van cariëslaesies op röntgenfoto’s. Deze voorbeelden worden ingevoerd door tandartsen, waarna het systeem patronen leert herkennen. De kwaliteit hiervan is afhankelijk van de kwaliteit van de invoer van de tandartsen. En laten we nu precies weten dat die niet fantastisch is. Veel cariës op röntgenfoto’s wordt door tandartsen gemist. Als je met die slechte voorbeeld informatie een AI systeem traint zal AI dat ook niet kunnen detecteren. Dit maakt het lastig, niet onmogelijk, om AI beter te maken dan een tandarts.

Er zijn al commerciële toepassingen van AI in tandartspraktijken, bijvoorbeeld om cariës op röntgenfoto’s op te sporen, maar eerlijk gezegd: het werkt nog niet perfect.

Sterker nog, het is momenteel niet beter dan een goedgetrainde tandarts. Dat is in specifieke andere delen van de medische zorg anders, daar is het al wel gelukt om AI diagnostiek beter te laten zijn dan de arts.”

“Daarom ben ik momenteel bezig met onderzoek naar manieren om de kwaliteit van de trainingsvoorbeelden voor AI te verbeteren. In dit onderzoek ontwikkelen we een model waarin we elementen met cariës gebruiken, die we vervolgens analyseren met microCT-beelden. MicroCT levert gedetailleerdere beelden dan traditionele röntgenfoto’s, waardoor we meer informatie over de cariës kunnen verkrijgen. Deze extra informatie uit de microCT-scans gebruiken we om het AI-algoritme te trainen met beelden van hogere kwaliteit. Het doel is dat het algoritme hiervan leert en uiteindelijk beter in staat zal zijn om cariës te herkennen dan een tandarts.”

Hoe zal de rol van tandarts veranderen met de opkomst van AI?

“AI is al in opkomst in tandartspraktijken. Waar het aanvankelijk ging om chatbots op praktijkwebsites en AI-receptionisten voor telefonische vragen, zal AI de komende jaren een veel grotere rol gaan spelen in de tandartspraktijk.

De opkomst van AI zal de rol van de tandarts ongetwijfeld veranderen.

Het is een hulpmiddel dat de tandarts ondersteunt in diagnostisch werk door extra inzichten te bieden en afwijkingen, zoals cariës, nauwkeuriger te detecteren. Dit kan de werklast verlichten en mogelijk in de toekomst zelfs de menselijke waarneming overtreffen. Het is van groot belang dat tandartsen begrijpen hoe AI werkt en hoe het hen kan ondersteunen. AI biedt waardevolle mogelijkheden voor diagnostiek, patiëntenzorg en administratieve processen. Tandartsen moeten zich comfortabel voelen met het gebruik van deze technologieën, van het analyseren van beelden tot het beheren van patiëntdata. Tegelijkertijd is het essentieel om kritisch te blijven denken en zorgvuldig te beoordelen of een bepaalde AI-oplossing daadwerkelijk meerwaarde biedt voor de praktijk. Sommige AI-software zou immers de moderne variant kunnen worden van de gadgets die praktijken vroeger aanschaften, slechts een paar keer gebruikten en daarna in de kast lieten staan.

Er ontstaat ook een ander vraagstuk: wie is verantwoordelijk als AI een afwijking detecteert die de tandarts niet ziet, of andersom?

Juridisch gezien is het momenteel onduidelijk wie aansprakelijk is: de tandarts of de ontwikkelaar van het AI-systeem. De tandarts blijft verantwoordelijk voor de uiteindelijke diagnose en behandelbeslissing. Als het AI-systeem echter een fout maakt, zoals een verkeerde diagnose, rijst de vraag of de ontwikkelaar aansprakelijk kan worden gesteld. Dit is een juridisch grijs gebied. Naarmate AI vaker in de praktijk wordt gebruikt, zullen er waarschijnlijk duidelijkere juridische kaders ontstaan over wie verantwoordelijk is bij fouten van AI.”

Zijn er nog andere interessante technologische ontwikkelingen op het gebied van radiologie?

“In Denemarken wordt momenteel onderzoek gedaan naar het gebruik van MRI in de tandheelkunde. MRI wordt al veelvuldig toegepast in ziekenhuizen voor diverse diagnostische doeleinden, maar de toepassing in de tandheelkunde staat nog in de kinderschoenen. Wat MRI bijzonder geschikt maakt, is de mogelijkheid om weke delen in beeld te brengen. Terwijl röntgen zich richt op harde structuren zoals tanden en botten, kan MRI bijvoorbeeld zenuwbanen, ontstekingen en kaakproblemen zichtbaar maken. Bij ACTA onderzoeken we of we ons kunnen aansluiten bij de Deense initiatieven en samen de potentie van MRI binnen de tandheelkunde kunnen verkennen.

Hoewel MRI op dit moment kostbaar is en technisch nog wat uitdagingen met zich meebrengt, zijn de ontwikkelingen veelbelovend.

Als MRI toegankelijker wordt voor tandartspraktijken, kan dit de diagnostische technieken in de tandheelkunde verder verbeteren.”

Welke technologische ontwikkelingen zijn momenteel het meest veelbelovend voor de digitale tandheelkunde?

“Vandaag de dag wordt er al veel digitaal gewerkt in de tandheelkunde en dit zal steeds verder toenemen. De analogie met de vervanging van röntgenfilm door digitale detectors is evident. Ook de virtuele trainers, zoals de Simodont en de Dente trainers, die tegenwoordig in het onderwijs worden ingezet, vallen onder de digitale tandheelkunde. Met deze virtuele trainers kunnen studenten patiënten virtueel behandelen. Ze gebruiken een speciaal projectiescherm waarop een 3D-weergave van het gebit wordt geprojecteerd. Het scherm bevindt zich op de plek waar normaal de patiënt ligt. De eerste stap is om de studenten preparaties te laten oefenen. Daarbij voelt de student daadwerkelijke weerstand als de boor het virtuele element raakt, de zogenaamde haptische feedback. Bijvoorbeeld, als er in virtueel glazuur wordt geboord, voelt dit harder aan dan in virtueel carieus weefsel. Dit maakt de training niet alleen visueel, maar ook fysiek realistisch. De volgende stap in deze ontwikkeling is het Digital Twins-concept. Hiermee kunnen we via een intraorale scan van de patiënt, eventueel aangevuld met röntgeninformatie, een virtuele weergave van het gebit maken. Dan heb je op een scherm in 3D precies de situatie zoals die is in de mond van de patiënt. In deze virtuele omgeving kan een behandelingsplan worden opgesteld en geoefend, voordat de ingreep daadwerkelijk op de patiënt wordt uitgevoerd. Als deze technologie zich verder ontwikkelt, kunnen tandartsen in de toekomst complexe ingrepen eerst in de virtuele omgeving oefenen. Zo worden onverwachte situaties tijdens de daadwerkelijke ingreep voorkomen en kan er accuraat worden gereageerd. De vergelijking met simulatortrainingen voor piloten ligt voor de hand. Misschien leidt deze technologie zelfs tot volledig computergestuurd boren in de toekomst.”

Al die technologische ontwikkelingen vormen een prachtige uitdaging in uw nieuwe functie.

“En die uitdaging ga ik niet alleen aan – ik doe dat samen met mijn collega’s. Orale radiologie, beeldvorming en digitale tandheelkunde zijn enorm relevant voor de mondzorg en ik ben enthousiast over de mogelijkheden die mijn leerstoel biedt. Zelfs computergestuurd boren, het onderwerp van mijn scriptie 25 jaar geleden, maakt nu dus onderdeel uit van mijn leerstoel. Het is in diverse opzichten een uitdagende tijd voor de tandheelkunde en ik ben blij dat ik samen met mijn collega’s vanuit wetenschappelijke inzichten kan bijdragen aan ontwikkelingen in de orale radiologie, beeldvorming en digitale tandheelkunde.”

 

Interview door Ilona van der Werf voor dentalinfo.nl met dr. Erwin Berkhout, hoogleraar Orale radiologie, beeldvorming en digitale tandheelkunde bij ACTA.

Lees meer over: Interview, Opinie, Röntgen | Digitale tandheelkunde
controle - vergrootglas

Steeds meer machtigingen in de mondzorg: vertrouwen is goed, controle is beter?

De behandelingen in de mondzorg in de basisverzekering waarvoor een machtiging door de zorgverzekeraar nodig is, nemen steeds meer toe. Niet alleen meer voor complexe behandelingen (zoals in de bijzondere tandheelkunde), maar ook voor reguliere mondzorg zoals preventieve voorlichting is steeds vaker voorafgaande toestemming door de zorgverzekeraar nodig. Wat is het juridisch kader bij machtigingen? En zijn al deze machtigingsvereisten echt nodig?

Machtigingen in de mondzorg

Machtigingsvereisten – ook wel toestemmingsvereisten genoemd – zijn in de basisverzekerde mondzorg al jarenlang gemeengoed. Voor bijzondere tandheelkunde, implantaten en prothesen gelden in veel gevallen al langere tijd machtigingsvereisten. Opvallend daarbij is dat ook gecontracteerde mondzorgaanbieders machtigingen moeten aanvragen; in veel andere zorgsoorten gelden dergelijke eisen enkel voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders.

Relatief nieuw is dat ook voor andere mondzorgverrichtingen voorafgaande toestemming door de zorgverzekeraar nodig is. Daarbij moet vooral worden gedacht aan de jeugdtandheelkunde. Ook vanaf 1 januari 2025 zijn er weer verzekeraars die aanvullende machtigingsvereisten stellen. Zo vereist VGZ vanaf 2025 bijvoorbeeld voorafgaande toestemming bij meer dan 1 uur preventieve voorlichting en bij meer dan 1,5 uur gebitsreiniging per jaar, terwijl verder onder meer toestemming nodig is bij de 11e sealing of meer (die eis gold in 2024 ook al). Andere verzekeraars stellen vergelijkbare machtigingsvereisten.

Machtigingen door zorgverzekeraars

Zorgverzekeraars mogen juridisch machtigingsvereisten stellen. Deze worden doorgaans opgenomen in de polisvoorwaarden van de verzekerde (de patiënt). De Memorie van toelichting bij de Zorgverzekeringswet bepaalt dat het

aan de zorgverzekeraar [is] om in zijn modelovereenkomsten op te nemen (en derhalve ook in de zorgverzekering overeen te komen en vervolgens in de zorgpolis op te nemen) voor welke vormen van zorg (en voor welke van de andere op grond van de artikelen 11 te verzekeren diensten) hij een vorm van toetsing wenst.”

Machtiging aanvragen is in beginsel aan de patiënt

Aangezien het machtigingsvereiste voortvloeit uit de afspraken tussen de patiënt/verzekerde en de zorgverzekeraar (namelijk de polisvoorwaarden), is het in beginsel aan de patiënt om te zorgen dat hij tijdig toestemming verkrijgt van de zorgverzekeraar. In de praktijk worden machtiging nagenoeg altijd aangevraagd door de behandelend zorgaanbieder, eenvoudigweg omdat de patiënt vaak niet in staat is dat gelet op de informatie die daarvoor nodig is zelf te doen, maar juridisch gebeurt dat dus namens de patiënt.
Overigens geldt dat zorgaanbieders die een overeenkomst met de verzekeraar zijn aangegaan waarin machtigingsvereisten zijn opgenomen, op basis daarvan veelal wel verplicht zijn te zorgen voor het aanvragen van de machtigingen.

Geen verplichting voor zorgaanbieders om machtiging aan te vragen

Wij krijgen regelmatig de vraag of het voor zorgaanbieders verplicht is om machtigingen aan te vragen, of dat zorgaanbieders dit ook aan de patiënt kunnen overlaten. In principe geldt dat zorgaanbieders geen verplichting hebben om een machtiging aan te vragen, aangezien dit vereiste in beginsel geldt voor de patiënt en de patiënt op basis van de polisvoorwaarden het risico loopt geen vergoeding te krijgen indien toestemming van de verzekeraar ontbreekt. Wél hebben zorgaanbieders conform de NZa-regelgeving de verplichting hun patiënten goed te informeren, onder meer over eigen betalingen en over mogelijke machtigingsvereisten. Daarnaast is het de vraag of de zorgaanbieder hier veel mee opschiet; als andere zorgaanbieders de afhandeling van de machtiging wel op zich nemen bestaat immers de gerede kans dat de patiënt de overstap naar die andere aanbieder zet.

In de Memorie van toelichting is opgenomen wat de ‘sanctie’ voor de verzekeraar is, indien hij te veel machtigingsvereisten stelt:

“Eist een zorgverzekeraar in de ogen van zijn verzekerden te vaak verwijzing of voorafgaande toestemming van die verzekeraar zelf, dan zullen zijn verzekerden bij hem weg gaan.”

Dit mechanisme werkt in de praktijk echter niet. Patiënten zijn immers vaak helemaal niet op de hoogte van alle toestemmingsvereisten die alle verzekeraars in hun polissen stellen. Bovendien komt de administratieve last niet bij de patiënt te liggen maar bij de zorgaanbieders, zolang het de aanbieders zijn die het aanvragen van de machtigingen op zich nemen.

Beoordelingskader machtigingen

Artikel 14 van de Zorgverzekeringswet bepaalt dat de vraag of een verzekerde behoefte heeft aan een bepaalde vorm van zorg of een bepaalde andere dienst slechts wordt beoordeeld op basis van zorginhoudelijke criteria. De Memorie van Toelichting geeft daarover aan:

“Het categorisch weigeren van bepaalde zorg op grond van algemene verzekerdenkenmerken (bijvoorbeeld leeftijd) of uit financiële overwegingen, is derhalve niet toegestaan.”

Dat betekent dat het categoriaal weigeren van toestemming voor bepaalde mondzorg, bijvoorbeeld indien dat een bepaald minutenaantal per jaar overschrijft, niet is toegestaan. Steeds zal moeten worden beoordeeld of de individuele patiënt behoefte heeft aan deze zorg en als dat het geval is, moet de toestemming worden verleend.

Zorgverzekeraar mag niet op de stoel van de zorgaanbieder gaan zitten

Veel discussie vindt plaats over de wijze waarop beoordeeld moet worden of een patiënt behoefte heeft aan bepaalde zorg. Zorgverzekeraars hoeven daarbij niet blind te varen op het oordeel van de zorgaanbieder. Uit de jurisprudentie blijkt dat het zorgverzekeraars anderzijds niet vrij staat om het oordeel van de zorgaanbieder niet te volgen, zonder te motiveren waarom en op basis waarvan. Bovendien moet het oordeel van de zorgaanbieder getoetst worden aan normen die binnen de beroepsgroep gelden.

Uitgangspunt bij de beoordeling van een machtigingsaanvraag moet in onze optiek daarom steeds het oordeel van de zorgverlener zijn. Indien de zorgverzekeraar twijfels heeft over deze beoordeling dan is het aan de zorgverzekeraar om te motiveren waarom van het oordeel van de zorgaanbieder wordt afgeweken. Terughoudendheid van de zorgverzekeraar is hierbij gepast, gelet op het feit dat de zorgverlener een directe relatie heeft met de patiënt en de zorgvraag dus vaak het best zal kunnen inschatten.

Vertrouwen is goed, controle is beter?

Aan de ene kant is het te begrijpen dat zorgverzekeraars grip willen houden op de ontwikkeling van de zorgkosten. Misbruik van de collectieve middelen in de basisverzekering moet voorkomen worden. Dat moet in onze optiek dan wel te gebeuren op een wijze die proportioneel is en waardoor niet het overgrote deel van de mondzorgaanbieders daar te veel administratieve lasten van ondervindt.

Bovendien is er een alternatief voor de machtigingseis; namelijk de materiële controle. Daarbij kan doelgericht, bij zorgaanbieders die statisch (significant) afwijken van de benchmark, worden gecontroleerd waarom meer zorg is geleverd dan gemiddeld. Dat is ook al staande praktijk. Wij begrijpen dat een controle ‘achteraf’ minder eenvoudig is dan een machtigingstoets voorafgaand aan de zorg en dat dergelijke controles meer werk opleveren voor de zorgverzekeraar. Gelet op de al beperkte mondzorgcapaciteit lijken gerichte controles op specifieke praktijken die significant afwijken ons echter veruit te verkiezen boven machtigingsvereisten voor iedereen en veel extra administratieve belasting. Daarnaast is het passend bij de taak van de verzekeraar – de controletaak berust wettelijk bij de zorgverzekeraar – dat die ook de (administratieve) druk en last draagt, en niet (vooral) de zorgaanbieder.

Door:
Daniël Post en Karik van Berloo, advocaten bij Eldermans|Geerts Advocaten.

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Süeda Yüce

“Het wantrouwen rondom fluoridegebruik trok meteen mijn aandacht”

“Ik merk dat veel mensen, ook in mijn omgeving, terughoudend in het gebruik van fluoridetandpasta’s zijn en daarom kiezen voor fluoridevrije alternatieven”, vertelt Süeda Yüce, mondhygiënist. Op 1 oktober 2024 nam zij haar diploma in ontvangst. Haar bachelorproef werd uitgekozen als beste van haar leerjaar bij de Arteveldehogeschool in Gent. Het onderzoek concentreert zich op het gebruik van hydroxyapatietbevattende kindertandpasta’s als alternatief voor fluoride.
“Toen ik aan mijn opleiding begon, viel het wantrouwen rondom fluoridegebruik me meteen op”, vertelt Süeda Yüce. “Ik besloot me hier verder in te verdiepen en ontdekte tijdens mijn onderzoek hydroxyapatiet-tandpasta’s. Dit werd het onderwerp van mijn Engelstalige bachelorscriptie.” Ze legt uit dat ze zich tijdens haar Bachelor in de Mondzorg geconcentreerd heeft op de effectiviteit van kindertandpasta’s met hydroxyapatiet (HAP) als alternatief voor fluoride.

Korte voorgeschiedenis van HAP-tandpasta

Synthetische HAP-bevattende tandpasta’s werden aanvankelijk ontwikkeld door NASA om mineralenverlies in botten en tanden bij astronauten te voorkomen, veroorzaakt door het gebrek aan zwaartekracht (Pepla et al., 2014).
Nadat een Japans bedrijf genaamd Sangi Co. de rechten overkocht van NASA, lanceerden zij in 1980 APADENT, de eerste tandpasta ter wereld die beweerde dat het tandglazuur kon remineraliseren met behulp van nano-hydroxyapatiet (MILESTONES, z.d.). De anti-cariës werkzaamheid van HAP-tandpasta’s werd voor het eerst aangetoond in een placebogecontroleerde klinische studie bij Japanse schoolkinderen (Kani et al., 1989). Daarna werd hydroxyapatiet in 1993 goedgekeurd als een actief anti-cariës middel door het Japanse Ministerie van Volksgezondheid (Van Loveren, 2013). Sindsdien is het commercieel beschikbaar geworden in Europa in 2006 en in Canada in 2015 (Amaechi et al., 2019). In Duitsland heb je bijvoorbeeld het kindertandpastamerk “Karex”.

RCT

De resultaten van de Randomized controlled trial (RCT) uitgevoerd door Paszynska et al. (2021) toonden aan dat hydroxyapatiet (HAP) tandpasta niet inferieur is aan fluoridetandpasta in het voorkomen van cariës bij kinderen en concludeerde dat HAP-tandpasta een goed alternatief is voor fluoride. 10% microcrystalline HAP-tandpasta werd vergeleken met 500 ppm amine fluoride (AMF). De analyse van de primaire en secundaire uitkomstmaten toonden vergelijkbare en iets lagere kans op cariësprogressie in de HAP-groep dan in de fluoridegroep, met kleine risicoverschillen in het voordeel van HAP, wat wijst op een absolute cariës risicoreductie in het voordeel van HAP.

Uit de resultaten van de RCT uitgevoerd door Amaechi et al. (2019) is gebleken dat er geen statistisch significant verschil is in de remineralisatie en vermindering van cariëslaesiediepte tussen HAP- en fluoridetandpasta. 10% microcluster HAP-tandpasta was even effectief in het voorkomen van demineralisatie en het herstellen van primaire cariëslaesies als 500 ppm AMF-tandpasta.

Remineralisatie

Twee in vitro studies die geïncludeerd zijn in het verkennend literatuuronderzoek door Anil et al. (2022) rapporteerden dat 10% nano-HAP betere remineralisatie vertoonde dan 1000 ppm fluoridetandpasta. Anil et al. (2022) stelden dat verdere onderzoeken, zoals langdurige klinische studies, nodig zijn om het gebruik van hydroxyapatiet in vergelijking met fluoride vast te stellen bij melktanden. Momenteel zijn er nog te weinig klinische studies gericht op deze specifieke doelgroep. Uiteindelijk werd er in deze scoping review gesteld dat HAP in tandpasta’s over het algemeen veel verschillende voordelen heeft, zoals: betere remineralisatie van beginnende glazuurlaesies, cariësinhibitie, vermindering van demineralisatie, heldere tanden, vermindering van dentinegevoeligheid en pijn, een gladder tandoppervlak, en herstel van glazuur na verwijdering van orthodontische beugels.

Scriptie

“Mijn literatuuronderzoek richtte zich uitsluitend op melktanden, waardoor het aantal geïncludeerde studies beperkt was”, legt Yüce uit. Zowel Paszynska et al., Amaechi et al. als Anil et al. stellen verder onderzoek naar het effect van HAP bij melktanden voor, omdat het aantal beschikbare RCT’s voor deze doelgroep beperkt is. Daarentegen zijn er talloze studies die de kracht van HAP bij permanente tanden laten zien, zoals:

  • De systematische review en meta-analyse van Limeback et al. (2021)
  • RCT’s uitgevoerd door Grocholewicz et al. (2020), Badiee et al. (2020) en Schlagenhauf et al. (2019)
  • In vitro en in situ onderzoeken door onder andere Najibfard et al. (2011), Juntavee et al. (2018), Huang et al. (2011), Carvalho et al. (2014), Kim et al. (2007), Venegas et al. (2006) en Swarup & Rao (2012).
  • Recentelijk (oktober 2024) is een nieuwe systematische review en meta-analyse gepubliceerd door Pawinska et al. (2024).

“Het doel van mijn onderzoek was om te beoordelen of HAP-tandpasta’s net zo effectief zijn als fluoride bij het voorkomen en verminderen van cariës bij melktanden. Mijn conclusie was dat HAP een genezingsalternatief biedt, maar dat verder onderzoek noodzakelijk is, vooral bij melktanden, “geeft Yüce aan.

Prijs

Elk jaar zet de Arteveldehogeschool een student(e) in het zonnetje voor diens bachelorproef en geeft de Dienst Onderzoek en Ontwikkeling een prijs uit. Dit jaar werd Yüce’s bachelorproef gekozen tot de beste binnen de opleiding. “Toen ik hoorde dat ik een prijs had gewonnen voor mijn bachelorproef, voelde ik me ontzettend extatisch. Ik kon niet stoppen met lachen en springen van vreugde.” Ze omschrijft het als een geweldig gevoel van erkenning voor alle moeite en energie die ze in haar werk had gestoken.

Toekomst

Yüce weet nog niet zeker of ze in de toekomst verder gaat met dit onderwerp. Toch lijkt het haar ontzettend interessant om zelf experimenteel onderzoek uit te voeren naar de effectiviteit van hydroxyapatiet-tandpasta’s. “Het is altijd al een droom van mij geweest om onderzoeker te worden,” sluit ze af.

Zie Bronnen

Lees meer over: Cariës, Mondhygiëne, Thema A-Z
Overwegingen voor vervolgbehandeling in het parodontale behandeltraject

Overwegingen voor vervolgbehandeling in het parodontale behandeltraject

Bij een evaluatie of herbeoordeling, wordt er – naast de huidige diagnose – gekeken naar het vervolg. Wat wordt de strategie? Daarbij heb je zelf een aantal mogelijkheden, maar ben je soms ook afhankelijk van anderen. Ga je door op de ingeslagen weg? Ga je voor een herbehandeling? Of verwijs je voor een flap? Of moeten er dan maar elementen uit? En zijn implantaten dan een oplossing? Verslag van de lezing van dr. Geerten-Has Tjakkes (parodontoloog) en Kina Timmer-Tjakkes (mondhygiënist) tijdens het NVM-congres.

Geerten-Has Tjakkes en zijn vrouw Kina Timmer-Tjakkes, mondhygiënist, hebben een eigen paropraktijk met ong. 6.000 patiënten. Zij deelden hoe ze samenwerken en hun beste tips. Alvorens te gaan naar de mogelijkheden na de evaluatie werd ook nog teruggekeken naar de fases ervoor.

Er werd er uitgelegd dat er twee scenario’s vanuit PPS mogelijk zijn, te weten:

  • Paropreventietraject
  • Parotraject

Puzzelstukjes bij elkaar leggen

Pas na een goede parostatus en goede röntgenopnames kan je een goede diagnose en prognose gaan stellen. Het parodontale stuk leg je tegen het verdere tandheelkundige stuk aan. Pas als de puzzelstukjes tegen elkaar zijn gelegd, kan je een behandelplan opmaken.

Endo’s, oclussie/articulatie

Zijn er endodontische problemen, knarst iemand, zijn er standsveranderingen? Kan je dit zelf oplossen of heb je nog iemand nodig hierbij? Pockets vergen een brede blik en overleg dus ook met de tandarts of een parodontoloog

Extraheren

Haal eruit wat kansloos is. Niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk. Dus verwijder de elementen die echt niet goed meer zijn en waar het ook niet goed meer bij komt. Maar blijf wel nadenken. Wat zijn de consequenties voor de belasting, voor de esthetiek en voor het functioneren. Wel geldt: hoe meer elementen je verwijdert, hoe voorspelbaarder je resultaat.

Wees voorspelbaar

Mocht je zelf voor de situatie staan dat je twijfels hebt of het bij de evaluatie er echt goed uit zal komen te zien, kondig dit dan van tevoren aan. Dit scheelt je heel veel gedoe als je eenmaal die evaluatie gaat doen. Je zal zien dat verwijzen dan soepeler verloopt.

Wat de doen bij irreële wensen?

Als jouw doel niet overeenkomt met het doel van de patiënt, besluit dan samen om niet verder te gaan. Als je op je klompen al aanvoelt dat het drama gaat worden, neem dan afscheid van elkaar. Een patiënt kan een verwachting hebben die niet reëel is. Ga daar dan niet in mee. Dat is niet alleen voor jezelf goed, maar ook voor je team en voor deze patiënt zelf.

Verwijzen naar de parodontoloog

Dit geldt zeker als stadium 4 is bereikt en je geacht wordt op het multidisciplinair aan te pakken of in elk geval te bespreken. Houd ook rekening met de progressie van de parodontitis. Snel ontwikkelende parodontitis is ingewikkelder om te behandelen dan diepe pockets met flink veel tandsteen die zich traag hebben ontwikkeld. Dus de pocketdiepte is niet zo zeer bepalend maar de vatbaarheid van deze paropatiënt. Vraag je telkens af of jij de juiste behandelaar bent of dat je beter kunt verwijzen naar de parodontoloog. Bedenk ook hoeveel tijd jij hebt versus de parodontoloog.

Voel je je simpelweg niet senang om het paro-traject zelf uit te voeren dan verwijs je ook naar de parodontoloog.

Anesthesie

Tjakkes en Timmer vinden dat we onder anesthesie moeten behandelen. Je houdt je anders automatisch toch in als je niet verdooft. Je wil juist bij die moeilijke pockets komen.

Waar is een evaluatiestatus voor bedoeld?

Vervolgens werd de definitie van de evaluatiestatus uitgelegd. Dit is een meetmoment waarbij je wilt weten wat het resultaat van de paro-behandeling tot nu toe is. Van tevoren zal je moeten communiceren over wat het doel is. Dat bepaalt of je tevreden kan zijn met het resultaat wat van de evaluatiestatus te lezen is. We werken naar ondiepe pockets toe die niet bloeden en die door de patiënt zelf goed te onderhouden zijn.

Goede vragen aan de patiënt

Een tip is om tussen de recalls aan jouw patiënt te vragen: “Waar werken we nu eigenlijk aan?” Patiënten verliezen namelijk soms uit het oog waar we mee bezig zijn (wat de zorgdoelen zijn) en verliezen zodoende hun motivatie. Dus blijf dit actief vragen zodat het doel op het netvlies blijft.

De ervaring en motivatie van de patiënt moet eerst echt goed aan het woord komen. Stel vragen als:

  • “ Wat zijn de ervaringen tot nu toe?”
  • “Hoe staat u op het moment in het leven?”
  • “Hoe vindt u het?”

Dus vraag eerst hoe het echt met de patiënt is voordat je vragen over de zelfzorg stelt. Zo kan je namelijk de zaken in het juiste perspectief zetten. Bovendien voelt je patiënt zich dan gehoord.

De effectiviteit en kwaliteit van zelfzorg

Is iemand een beetje handig geworden in de loop van de tijd om de plak te verwijderen op de moeilijke plaatsen? Is er plak en bloedingsreductie? Is er reductie van de pocketdieptes? Hoe ziet het eruit? Een goede strakke col rondom de tanden en kiezen? Dit laatste heeft namelijk effect op het aanhechtingsniveau, zowel in winst en verlies. Heeft dit effect op de mobiliteit?

Kritisch op jezelf

En wees kritisch op jezelf. Zijn de oppervlakten mooi glad geworden? Je kunt veel wensen van de patiënt maar als er omstandigheden zijn waardoor de oppervlakken ruw blijven, dan moet je dit ook vertalen naar het resultaat.

Breng alle risicofactoren in kaart

Is er sprake van scheiding, overlijden, ziekte, zijn er andere risico’s? Er zijn heel veel risicofactoren die je resultaat kunnen beïnvloeden. Verzamel alles, interpreteer, integreer. Dan volgt de helikopterview en vraag je af wat zou je hiermee zou willen. De evaluatiestatus is dus geen invuloefening! Je zal een nieuwe diagnose moeten stellen en daaraan een vervolgbehandeling koppelen.

Termijnen

Er zijn bepaalde termijnen waarop we evalueren. Deze termijn zal je ook mee moeten nemen in je gedachtes, want ook dit kan een effect hebben. Soms worden er zelfs 2 of 4 weken genoemd als termijn. Je kunt je voorstellen dat als je vroeg evalueert dat er dan een onderschatting ontstaat van je daadwerkelijke behandeleffect. Pas na drie maanden is er gemiddeld 80% van je therapie effect. Dus je moet de natuur wel de tijd geven om te herstellen. Lang wachten heeft natuurlijk het tegenovergestelde effect. Soms is er na twee jaar nog meer verbetering. Dit is zeker bekend van chirurgie ondersteund met antibiotica.

Dus don’t jump to fast in to conclusions.

Kleuren maar

Je moet ook disclosen. We leggen uit dat we het belangrijk vinden om te zien hoe het wordt onderhouden en dat we dat inzichtelijk maken door te kleuren en het zo ook kunnen volgen. Het is namelijk niet te zien met het blote oog. Is het beeld dat de patiënt heeft overeenkomstig met de werkelijkheid? En hoe komt dat? Hoe zit het met de motoriek en de techniek tijdens het poetsen? Dit stuur je dan eenvoudig bij als de patiënt zelf ziet dat het nodig is.

Soms antibioticakuur

Het hebben van restpockets wil niet zeggen dat het geen goed resultaat is. Je hebt waarschijnlijk fantastisch werk gedaan maar is het gewoon een moeilijke paro-mond. Je hebt op dat moment gewoon goed voorwerk voor de parodontoloog gedaan. Restpockets van 6 mm of meer zijn een indicatie om te verwijzen of je gaat de niet-chirurgische fase verlengen, al dan niet met antibiotica. Er is namelijk een groot risico dat deze elementen na een aantal jaar verloren gaan. Je parotherapie is simpelweg nog niet compleet.

To flap or not to flap?

Timmer wijst erop dat je niet meteen moet gaan flappen als het na 15 jaar bijvoorbeeld achteruit loopt. Ga eerst weer na hoe het zo komt. Het kan zijn dat als je opnieuw investeert in instructies en motivatie chirurgie niet nodig is of minder nodig. Een parodontoloog kan natuurlijk meer dan alleen flappen. Denk ook aan reconstructie van het bot, aan een hemisectie en beter bereikbaar maken van furcaties voor de rager. Maar soms kan chirurgie niet meer of is niet verstandig. Bijvoorbeeld bij mensen die echt al oud zijn en/of polyfarmacie speelt.

Implantologie?

Implantologie? Think again…parodontitis valt er niet uit te trekken dus het hele proces begint dan weer helemaal overnieuw.

Geerten-Has Tjakkes studeerde Tandheelkunde in Groningen (2002). Tijdens zijn studie ontmoette hij Kina. Hij is gepromoveerd bij de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG, 2010). Hij volgde de post-initiële opleiding Parodontolgie en Implantologie aan het Academisch Centrum voor [20] Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde (CTM, 2011). In 2015 richten hij en Kina de verwijspraktijk De Parodontoloog in Groningen op. Hij is tevens verbonden aan het CTM, alwaar hij voorzitter is van de expertisegroep Parodontologie, en werkzaam is als docent (theorie en klinisch) en onderzoeker.

Kina Timmer-Tjakkes studeerde Mondhygiëne aan de Hanze Hoogeschool (2003). Hier ontmoete zij Geerten-Has. Ze werkte o.a. op de afdeling Orthodontie van het UMCG, een perifere mondhygiëne-praktijk en in de ParoPraktijk Groningen. In 2015 startte ze samen met Geerten-Has De Parodontoloog waar zij werkzaam is als mondhygiënist en praktijkmanager.

 

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van dr. Geerten-Has Tjakkes en Kina Timmer tijdens het congres van NVM-mondhygiënisten.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Kindermishandeling en TMD in nieuw onderzoek aan elkaar gelinkt

Kindermishandeling en TMD in nieuw onderzoek aan elkaar gelinkt

Uit een onderzoeksartikel van het British Journal of Oral and Maxillofacial Surgery blijkt dat temporomandibulaire disfunctie (TMD) een gevolg van mishandeling kan zijn. Het gaat om mishandelingen die tijdens de kindertijd zijn plaats gevonden en zo psychologische achteruitgang hebben veroorzaakt, wat kan lijden tot TMD.

In het onderzoek wordt vooral benadrukt dat patiënten met TMD’s gescreend en gedetecteerd moeten worden op mogelijk kindertrauma’s. Fysiek misbruik en emotionele verwaarlozing horen hier ook bij. De auteurs, onder leiding van S. Kutalmış Buyuk van de afdeling orthodontie, faculteit tandheelkunde, op Ordu Universiteit in Turkije, schreven dat patiënten die lijden aan TMD zorgvuldig moeten worden onderzocht en ondervraagd over ervaringen met kindermishandeling. Indien nodig moeten zij worden doorverwezen voor een psychiatrisch consult.

Het onderzoek

Ongeveer 5 tot 10 procent van de mensen zal in hun leven TMD krijgen. Het is bekend dat de oorzaak van TMD multifactorieel is, alleen nu worden ook de pathofysiologische, psychologische of structurele predisponerende factoren meegenomen. Uit het onderzoek is gekomen dat psychologische factoren zoals emotionele stress veel effect hebben op het ontwikkelen van TMD’s. Kindermishandeling verhoogt het risico op TMD’s, omdat slachtoffers vaak last hebben van ontwikkelingsstoornissen en soms geen normale opvoeding hebben gehad. Dit kan lijden tot verslechtering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Voor het onderzoek hebben 380 volwassen zich aangemeld om te helpen onderzoeken of kindermishandeling TMD’s beïnvloedt. Het onderzoek bestond uit een vragenlijst over kindertrauma’s en het beoordelen van hun TMD-niveaus met de Fonseca Anamnestic Index (FAI). De vragen gingen over fysieke mishandeling en verwaarlozing, emotionele mishandeling en verwaarlozing, en seksueel misbruik. Dit is de eerst keer dat kindermishandeling en TMD met elkaar worden gelinkt met gebruik van de kindertraumavragenlijst en FAI.

Uit het onderzoek kwam een gemiddelde score van 45,21 (± 7,93). De hoogste score werd gemeten bij emotionele verwaarlozing. Daarna kwamen emotionele mishandeling, fysieke verwaarlozing en fysieke mishandeling. De laagste score werd gezien bij seksueel misbruik. Dat het onderzoek wat beperkingen had, gaven de onderzoekers toe. Ze schreven dat het onmogelijk was om de TMD-situatie van volwassenen te bepalen voordat ze in hun kindertijd mishandeld werden.

Toekomst

Veel patiënten melden zich nu nog met temporomandibulaire pijn bij de tandarts. De onderzoekers vinden dat er onderzoeken moeten gaan worden uitgevoerd waarin kinderen vanaf de kindertijd gevolgd worden. Zo zullen tandartsen de relatie tussen trauma uit de kindertijd en TMD’s gaan herkennen.

Bron:
British Journal of Oral and Maxillofacial Surgery 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
arodontitis kan leiden tot progressie van COPD

Parodontitis kan leiden tot progressie van COPD

Volgens een onderzoek gepubliceerd in mSystems bevordert een bacterie aanwezig in het parodontium de activering van cellen van het immuunsysteem die de progressie van chronische obstructieve longziekte (COPD) kunnen verergeren.

Immuunmechanisme

COPD is een chronische systemische ontstekingsziekte met een hoge morbiditeit en mortaliteit gekenmerkt door obstructie van luchtstroom, verslechtering van de longfunctie, hoesten en kortademigheid.

Parodontitis is een microbiële biofilm-geassocieerde infectieziekte waarbij de bacterie Porhyromonas gingivalis (P. gingivalis) verband houdt met de ernst van parodontitis.
P. gingivalis activeert M2-macrogen en gamma-delta cellen en die zorgen voor COPD-progressie.

Voor de preventie en bestrijding van COPD zou het richten op behandeling van parodontitis en het immuunmechanisme van M2-macrofagen en gamma-delta cellen een nieuwe behandelstrategie kunnen zijn. Door een verandering in de mondgezondheid kan er een onbalans in het immuunsysteem ontstaan en migreren orale immuuncellen naar de longen om de immuunbalans in het longweefsel te verstoren.

Onderzoek

Om het verband tussen parodontitis en COPD te onderzoeken werden vier verschillende groepen onderzocht: gezonde muizen, muizen met alleen parodontitis, muizen met alleen COPD en muizen met COPD en parodontitis. De muizen werden om de dag oraal geïnfecteerd met P. gingivalis.

Resultaten

Het onderzoek liet zien dat er een verhoogde hoeveelheid P. gingivalis aanwezig was in COPD-longweefsel als gevolg van parodontitis.
De resultaten van flowcytometrie en immunofluorescentie lieten zien dat parodontitis de proliferatie van immuuncellen in het longweefsel stimuleerde.
Daarnaast toonden de onderzoeken aan dat P. gingivalis immuuncellen gamma-delta T cellen en M2-macrofagen activeert, dat leidt tot cytokineproductie en daarmee het verergeren van COPD.

Conclusie

Het richten op behandeling van parodontitis en het immuunmechanisme geinduceerd door gamma-delta cellen en M2-macrofagen zou een nieuwe strategie kunnen zijn voor de preventie of bestrijding van COPD

Bron:
American Society for Microbiology

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Slechtere resultaten na niet-chirurgische therapie bij ouderen en mannen Een analyse gepubliceerd in Scientific Reports laat zien dat er behoefte is aan

Slechtere resultaten na niet-chirurgische therapie bij ouderen en mannen

Een analyse gepubliceerd in Scientific Reports laat zien dat er behoefte is aan gepersonaliseerde behandelmethoden voor parodontitis. Er is namelijk gebleken dat mannen en oudere volwassenen slechtere resultaten ervaren na niet-chirurgische parodontale behandeling (NSPT).

Niet-chirurgische parodontale therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie (NSPT) bestaat uit scaling en root planing om de bacteriële biofilm te elimineren, het parodontium te verbeteren en daarmee tandverlies te voorkomen. Na 4-6 weken wordt de respons op de behandeling beoordeeld en wordt de progressie van de parodontale ziekte in stand gehouden door mechanische verwijdering van bacteriële biofilm en tandsteen, iedere drie maanden. Studies hebben aangetoond dat er een hogere prevalentie is bij mannen en ouderen vergeleken met vrouwen. Het huidige onderzoek heeft als doel de leeftijd en het geslacht en de uitkomsten van NSPT te onderzoeken.

Het onderzoek

Gegevens van 2866 patiënten van 18 jaar of ouders waarbij uitgebreide parodontale evaluatie tussen 1 januari 2007 en 11 november 2020, gevolgd door scaling en root planing en parodontale herevaluatie is uitgevoerd zijn gebruikt voor het onderzoek. Het klinische aanhechtingsniveau (CAL) en sondeerdiepte (PD) werden geëvalueerd.

Resultaten

Met behulp van regressieanalyse werden leeftijd en geslacht onafhankelijk geassocieerd met ernstige parodontitis. Parodontitis werd gedefinieerd als ≥ 5 mm klinisch aanhechtingsverlies en ≥ 6 mm sondeerdiepte. Bij volwassenen van 35 tot 64 jaar werd een lagere kans op CAL ≤ 4 mm dan op ≥ 5 mm waargenomen vergeleken met volwassenen van 18 tot 34 jaar.

Daarnaast was bij volwassenen van 35-64 jaar de kans op een sondeerdiepte < 4 mm dan ≥ 6 mm lager dan bij volwassenen van 18-34 jaar en hoger bij vrouwen dan bij mannen. Deze resultaten laten dus zien dat de NSPT-uitkomsten bij mannen en ouderen slechter zijn en meer persoonlijke behandelingen nodig zijn.

Conclusie

Ondanks dat de resultaten kleine veranderingen laten zien in CAL en PD bij baseline en herevaluatie, is er een sterke associatie tussen leeftijd, geslacht en NSPT-uitkomsten. Er is noodzaak voor gepersonaliseerde behandelstrategieën om succesvolle uitkomsten van NSPT te krijgen bij kwetsbare populaties.

Bron:
Scientific Reports

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
De rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie

De rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie

Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Periodontal Research heeft onderzoek gedaan naar de associatie tussen de triglyceride-glucose (TyG) index, een indicator van insulineresistentie, en de kans op matige tot ernstige parodontitis bij personen met obesitas, hypertensie en dyslipidemie.

Type 2-diabetes mellitus

Type 2-diabetes mellitus (T2DM) is een risicofactor voor parodontitis. Daarnaast is insulineresistentie een factor in de ontwikkeling van T2DM en geassocieerd met parodontitis. Deze studie doet onderzoek naar de rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie aangezien er een hoge prevalentie van parodontitis is gevonden bij personen met obesitas en insulineresistentie.

Onderzoek

Er werd een analyse gedaan aan de hand van gegevens van 5733 Amerikaanse volwassenen van 30-64 jaar waarbij een parodontaal onderzoek is uitgevoerd. De deelnemers werd geclassificeerd met matige/ernstige parodontitis of milde/geen parodontitis. De TyG-index, systolische (SBP) en diastolische (DBP) bloeddruk werden geëvalueerd. De analyses werden daarna gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, geslacht, armoede-inkomensverhouding, etniciteit en roken. Daarnaast werden de obesitasstatus, hypertensie en dyslipidemie getest als effectmodificatoren.

Resultaten

De resultaten laten zien dat de TyG-index geassocieerd is met een verhoogde kans op matige/ernstige parodontitis en 50% van het effect gemedieerd werd door SBP. Daarnaast is er een sterke associatie bij personen met obesitas, hypertensie en dyslipidemie vergeleken met personen die deze aandoeningen niet hebben. Opvallend was dat bij personen die antihypertensiva namen, de associatie voor een gedeelte verminderd werd.

Conclusie

Met name bij personen met cardiometabole aandoeningen zoals obesitas, hypertensie en dyslipidemie werd de TyG-index geassocieerd met een verhoogde kans op matige/ernstige parodontitis.

Er werd aangetoond dat de associatie gedeeltelijk verklaard werd door de systolische bloeddruk.

Bron:
Journal of Periodontal Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Verband tussen vlamvertragers voor meubels en apparaten en parodontitis

Verband tussen vlamvertragers voor meubels en apparaten en parodontitis

Volgens een onderzoek gepubliceerd in BMC Oral Health is er een verband tussen chemicaliën die worden gebruikt om verbranding van elektronische apparaten en meubels te voorkomen en parodontitis.

Gebromeerde vlamvertragers

Gebromeerde vlamvertragers (BFR’s) zijn chemicaliën die worden gebruikt om verbranding te voorkomen of verspreiding van vuur te vertragen. Eerder uitgevoerde onderzoeken hebben laten zien dat BFR’s verstoring van hormonen en botmetabolisme, die in verband staan met parodontitis, kunnen veroorzaken. Mensen worden blootgesteld aan BFR’s door inademing van stof en lucht, inname van voedsel en huidcontact. Om de associatie tussen blootstelling aan BFR’s en parodontitis te onderzoeken is er een onderzoek bij volwassenen uitgevoerd.

Onderzoek

Gegevens afkomstig uit een programma voor het evalueren van de gezondheid, NHANES, zijn gebruikt om de associatie tussen twaalf verschillende serum-BFR’s en parodontitis te onderzoeken. De criteria om mee te doen aan het onderzoek waren dat de deelnemers 30 jaar of ouder moest zijn met volledige parodontale onderzoeksgegevens en met volledige serum-BFR-onderzoeksgegevens.

De sondeerdiepte en het klinische aanhechtingsniveau werden gemeten waarna de deelnemers werden ingedeeld in vier categorieën op basis van ernst van de parodontitis. In totaal werden gegevens van 3311 deelnemers gebruikt voor het onderzoek.

Resultaten

Om de associatie tussen de serumconcentraties van verschillende BFR’s en parodontitis te beoordelen werden univariabele logistieke analyses uitgevoerd. Serum BFR’s PBDE-47, PBDE-99 en PBDE-154 waren significant geassocieerd met parodontitis. Daarnaast waren deze drie BFR’s ook significant geassocieerd met de ernst van parodontitis.

Conclusie

Er is een associatie tussen specifieke BFR’s en parodontitis, en de ernst hiervan. Er zijn echter uitgebreide studies nodig om het effect op grotere schaal te onderzoeken en de resultaten te bevestigen.

Bron:
BMC Oral Health  

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Richtlijn

Uitnodiging landelijke commentaarronde JGZ-richtlijn Mondzorg

Er is een nieuwe richtlijn voor de jeugdgezondheidszorg: de JGZ-richtlijn Mondzorg. Het is belangrijk dat die goed aansluit op de JGZ-praktijk!
Het NCJ en TNO nodigen je daarom uit om feedback te geven op het concept van deze richtlijn. Dit kan tot en met 12 februari a.s.

Hoe geef je commentaar?

De concept richtlijn staat in een beschermde omgeving van de richtlijnen website. Via www.feedback.jgzrichtlijnen.nl kun je je registreren. Als je een account hebt aangemaakt, krijg je toegang tot de richtlijn.
Via dit digitale commentaarformulieren kun je feedback geven. Je vindt deze hieronder en op de introductiepagina. De richtlijnontwikkelaar is vooral benieuwd naar:
• Is de richtlijntekst voldoende concreet en helder?
• Is de richtlijn praktisch uitvoerbaar?
• Staan er onjuistheden in de tekst?

Stuur per module het digitale commentaarformulier uiterlijk 12 februari terug volgens de instructies op het formulier.

Commentaarformulieren:

Kennismodule
Preventie
Samenwerken

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z
NVM-mondhygiënisten overhandigt petitie aan de Tweede Kamer

NVM-mondhygiënisten overhandigt petitie aan de Tweede Kamer: Volgende stap verlenen zelfstandige bevoegdheid mondhygiënisten

Op 14 januari biedt de voorzitter van NVM-mondhygiënisten de petitie “Laat mondhygiënisten doen waarvoor ze opgeleid zijn” aan de voorzitter en leden van de commissie VWS van de Tweede Kamer aan. Met een brede meerderheid in de Tweede Kamer is de motie Rikkers-Oosterkamp/Thielen aangenomen. Deze motie houdt in dat de Tweede Kamer het ministerie van VWS oproept om een opdracht te geven aan het Zorginstituut Nederland om het beroep mondhygiënist te toetsen voor regulering in het zware regime van de Wet BIG.

“Mooi dat de Tweede Kamer heeft ingestemd met de motie in het belang van de preventie mondzorg, maar we zijn er nog niet. Boven het hoofd van de geregistreerde-mondhygiënist hangt op 1 juli 2025 nog steeds het zwaard van Damocles van 1 juli 2025. Dan stopt formeel de looptijd van het experiment en is er nog steeds geen duidelijkheid voor patiënten, collega mondzorgverleners en de mondhygiënisten zelf. Het kan toch niet zo zijn dat er nog geen formeel besluit is genomen en de bevoegdheid van de geregistreerd-mondhygiënist afloopt? Zo lang er geen formele uitspraak ligt is het onwenselijk en zeer verwarrend om de verworven bevoegdheden wellicht tijdelijk te beëindigen,” aldus Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter NVM-mondhygiënisten.

Petitie door leden

Juist de verontwaardiging over dit besluit heeft één van de leden van NVM-mondhygiënisten gemotiveerd om een petitie te starten, die reeds meer dan 4000 maal ondertekend is door een brede achterban van mondhygiënisten en collega-mondzorgverleners. Kamle Mantel, mondhygiënist uit Groningen: “Met het Experiment Tijdelijke Zelfstandige Bevoegdheid Mondhygiënisten kregen wij de kans om onze bekwaamheid te bewijzen. Dat is met vlag en wimpel geslaagd! Nu wordt het experiment ingetrokken, daar zijn wij het absoluut niet mee eens.” Hiermee vertolkt ze het geluid van onze achterban en heeft Kamle Mantel onze leden en vele anderen op sleeptouw genomen, om deze petitie te ondertekenen.

 

 

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z
Wat je echt moet weten over zirconia implantaten

Wat je echt moet weten over zirconia implantaten

Zirconia implantaten hebben een wisselvallige staat van dienst opgebouwd toen de techniek nog in de kinderschoenen stond. Inmiddels is er genoeg literatuur om voorzichtig te kunnen stellen dat zirconia vergelijkbare succespercentages heeft als titanium. Verslag van de lezing van dr. Wouter Kalk tijdens het symposium Société Céramique.

De chemische en fysische eigenschappen van zirconia

Zirconia (ZrO₂), ontstaan door oxidatie van zirkonium en transformeert daarbij van een amorfe naar een kristallijne structuur met een repeterend kristalrooster dat elektronenmobiliteit blokkeert. Dit maakt het een traag reactieve stof (chemisch inert). Deze structuur biedt unieke voordelen, zoals zeer hoge stijfheid en hardheid. Het heeft ook nadelen, zoals een lagere buigsterkte (in vergelijking met titanium). Zirconia komt in 3 varianten van kristalroosters voor (iso-morfisme), afhankelijk van de omgevingstemperatuur. De tetragonale fase is het kristalrooster waarin het goed bruikbaar is als implantaatmateriaal. Bij kamertemperatuur komt het in de monokliene fase.

Fig 1: Kristalstructuren van ZrO₂: a kubisch, b tetragonaal en c monoklien. Rode en blauwe bollen corresponderen respectievelijk met zuurstof- en zirkoniumatomen

Bij beschadiging treedt een bijzonder mechanisme op: een transformatie naar de monokliene fase, waarbij de hierbij optredende volumetoename kleine scheurtjes spontaan opvult (zelf reparerende eigenschap). Het micromechanisch verruwen van het oppervlak door etsen of zandstralen, nodig voor een goede osseointegratie, veroorzaakt een zelfde proces van kleine beschadigingen over het gehele oppervlak, waarbij dit sterker wordt door het optreden van de geringe uniforme volumetoename (transformation toughening ). Dit draagt bij aan de breukweerstand. Daarentegen brengt spontane biodegradatie (transformatie naar de monokliene fase) nadelen met zich mee, zoals oppervlakteporositeiten. Deze porositeiten verzwakken het materiaal en dragen in lichte mate bij aan verkleuringen en plaque-adhesie. Door yttrium toe te voegen, wordt zirconia gestabiliseerd in de tetragonale fase, hetgeen essentieel is voor het behoud op de lange termijn van de sterkte en duurzaamheid.

Ontwikkeling en innovatie

Sinds de marktintroductie in 2004 hebben zirconia-implantaten een turbulente ontwikkeling doorgemaakt. De eerste generatie, bestaande uit one-piece systemen, kende problemen, zoals de genoemde spontane fase degradatie en biologische degradatie. In 2012 is zirconia opnieuw geïntroduceerd, met verbeterde eigenschappen dankzij stabilisatoren en geavanceerde nabewerkingen zoals oppervlakteruwing met een optimale SA-waarde. De huidige generatie biedt potentieel superieure eigenschappen vergeleken met titanium, hoewel de ontwikkeling van titanium (gedurende de afgelopen 45 jaar) ver voorloopt op de 12 jaar ontwikkeling die zirconia heeft doorlopen.

Prothetische mogelijkheden

Bij zirconia zijn er diverse opties voor schroeven en abutments. PEEK-carbon schroeven bieden een metaalvrij alternatief, maar beschadigen gemakkelijk in het gebruik. Veel systemen gebruiken titanium abutmentschroeven. Zirconia-schroeven hebben een lagere breuksterkte het voordeel metaalvrij te zijn. Mits toegepast in het juiste connectietype hoeft de breuksterkte van zirconia abutmentschroeven geen probleem te zijn. Healing abutments kunnen worden vervaardigd uit PEEK, zirconia of van bijvoorbeeld composiet bij een customized abutment. Na inslijpen van zirconia is zeer zorgvuldig polijsten cruciaal om spanningspunten te minimaliseren en chipping te voorkomen. Ook de plaats van het schroefgat kan een rol spelen bij deze prothetische complicatie.

Weke delen integratie

Een belangrijk voordeel van zirconia is de verminderde plaque-adhesie, dankzij het gladde oppervlak. Dit resulteert in betere gingivale microcirculatie, minder infiltraten in de peri-implantaire weefsels en een lagere kans op recessie bij de cervicale botfenestratie. Deze eigenschappen maken zirconia aantrekkelijk voor esthetische zones.

Complicaties en risico’s

Hoewel titanium en zirconia vrijwel dezelfde biologische spelregels volgen, zoals osseointegratie en immuunreacties, zijn er verschillen in fysische eigenschappen. Bio-tribocorrosie, een fenomeen waarbij door corroderen aan het oppervlak of door wrijving tussen metalen oppervlakken (implantaat-abutment interface) micro- en nanopartikels vrijkomen is mogelijk een proces dat weefselschade kan veroorzaken rond titanium implantaten. Deze minuscule deeltjes veroorzaken met hun vrije radicalen oxidatieve stress en kunnen zo via een aspecifieke immunologische cascade onder andere een verhoogde osteoclastactiviteit induceren. Alhoewel inmiddels in een studie is aangetoond dat ook rond zirconia implantaten soms kleine partikels kunnen voorkomen, is het onduidelijk in hoeverre dit oxidatieve stress en weefselschade kan veroorzaken. Aangezien in studies werd geconstateerd dat zirconia geen spontane corrosie ontstaat in de loop der tijd en gezien het feit dat het vrijkomen van partikels door wrijving (tussen oppervlak van implantaat en abutment) in het uiterst harde zirconia veel minder aannemelijk is, lijkt het vrijkomen van nanopartikels bij zirconia implantaten in veel geringere mate op te treden.
In ieder geval worden voor verschillende zirconia implantaten vergelijkbare succespercentages als titanium-implantaten gevonden in de meerderheid van de studies (follow-up tussen de 2 en 9 jaar), alhoewel nog lang niet alle implantaatsystemen op deze manier zijn onderzocht. Vooral van de twee-fase systemen ontbreken nog de langetermijn onderzoeksresultaten.

Klinisch voorbeeld

Bij een 54-jarige patiënte met een diasteem regio 16 en een beperkte bothoogte onder de sinus en dunne gingiva, werd gekozen voor een zirconia tweefase implantaat (Z5 Bonelevel). Dit implantaat werd subcrestaal geplaatst met een simultane klassieke sinuslift met een botsubstituut. Na zes maanden werd een full zirconia kroon met een zirconia schroef geplaatst. Deze aanpak respecteerde de wens van de patiënt om met één chirurgische zitting een metaalvrije oplossing te krijgen, zonder aanvullende autologe bot- of weefselgrafts.

Overwegingen bij de implementatie van zirconia

Momenteel is er beperkte evidence voor het specifiek indiceren van zirconia implantaten. De indicatie wordt doorgaans gesteld op basis van de visie van de behandelaar en- of de voorkeur van de patiënt. De patiënt speelt vaak een centrale rol bij de indicatiestelling.

Behandelaren die overwegen om zirconia-implantaten toe te passen, moeten zich eerst afvragen of een 1-fase of 2-fase systeem hun voorkeur geniet. Verder is het belangrijk om de afwijkende spelregels te begrijpen. Dit omvat bijvoorbeeld de subtiele verschillen tussen bonelevel en tissuelevel plaatsing bij verschillende 2-fase implantaten, het omslijpen en cementeren bij de 1-fase optie en een mogelijk veel hogere inkoopprijs. De keuze tussen titanium en zirconia is naast het stellen van de individuele indicatie, vooral ook een kwestie van de positionering binnen de praktijkvoering en de communicatie naar patiënten. Wordt zirconia actief uitgedragen of alleen passief geïndiceerd? Zal het titanium ooit vervangen of krijgt het een sterke positie als alternatieve behandeloptie?

Bij neutrale vraagstelling kiezen patiënten 3,5 keer vaker voor zirconia!

Afsluiting

Zirconia-implantaten vertegenwoordigen een belangrijke technologische stap in de implantologie. Wouter Kalk benadrukt dat hoewel zirconia veelbelovend is en het duidelijke voordelen lijkt te bieden, het titanium nog niet direct zal vervangen, maar voorlopig eerder complementair is. De voortdurende ontwikkeling van zirconia belooft een veelbelovende toekomst voor metaalvrije oplossingen in tandheelkunde.

Dr. Wouter Kalk heeft (na de studies geneeskunde en tandheelkunde aan de RUG) in 2005 de specialisatie MKA in Groningen afgerond. In 2001 is hij gepromoveerd op het syndroom van Sjögren. Sinds 2005 is hij erkend NVOI-implantoloog. Begin 2006 heeft hij zich gevestigd in het Tjongerschans ziekenhuis te Heerenveen. Vanaf 2010 werkt hij nauw samen met zeer ervaren tandarts-prothetisten in het ‘Centrum Bijzondere Implantologie en reconstructieve tandheelkunde’ te Heerenveen. Hij was betrokken bij het tot stand komen van de richtlijn voor peri-implantaire infecties (ROC KiMo) en bij de implementatie van deze richtlijn. Hij is sinds 2005 medisch adviseur bij de Nederlandse Vereniging voor Sjögren Patiënten (NVSP). Sinds 2019 is hij bestuurslid bij de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie (NVOI), sinds 2020 is hij (hoofd)redacteur van het NVOI Bulletin en sinds december 2023 voorzitter van de NVOI.

 

Verslag van de lezing van dr. Wouter Kalk, door Camil Chakir, tijdens het symposium Société Céramique van de NVOI

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Thema A-Z
Energydranken veroorzaken crisis voor mondgezondheid

Sporttandheelkunde: Welke sportdrank is wel goed? Wat zegt speeksel over sportprestaties? En hoe heeft ademhaling invloed?

Sport en tandheelkunde zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden; sport kan van invloed zijn op de mondgezondheid en omgekeerd kan het gebit de geleverde sportprestaties weer beïnvloeden.
Het congres Sporttandheelkunde van ACTA ging hier uitgebreid op in. Verslagen van de lezingen van Debby van Etten-Roem, voedings- en beweegcoach en diëtist i.o., dr. Sergio Bizzarro, universitair hoofddocent sectie parodontologie en fysioloog prof. dr. Maria Hopman.

Wat heeft een sporter nodig qua koolhydraten?

Debby Etten-van Roem nam ons mee in het onderwerp voeding en de mondgezondheid van sporters. Wat heeft een sporter nodig qua koolhydraten? Stel we hebben een sportende man van 75 kilo. Hij heeft gemiddeld 10g koolhydraten per kilo lichaamsgewicht nodig. Dus hij zal 750 gram koolhydraten per dag moeten eten. Dat verdeelt hij gedurende de hele dag. Hij start daarmee in de ochtend voor de fysieke activiteit maar ook na de activiteit zal hij de glycogeenvoorraad weer moeten aanvullen. Dat is best veel. Kijken we naar in de trends in gebruik van sportvoeding bij de topsporter dan blijkt uit onderzoek dan 59% energiebars consumeert en ongeveer 70% maakt gebruik van energiegels. In een zakje energiegels zit ongeveer 25 gram koolhydraten. Dit is van negatieve invloed op de mondgezondheid.

Tijdens de inspanning gebruiken de duursporters 30-60 gram koolhydraten. Het kan zijn dat iemand twee zakjes energiegel per uur tot zich neemt. Die gel blijft op de tanden plakken. Zeker als iemand een mondbeschermer draagt dan blijft dat erin hangen. Misschien is het advies om na het consumeren van zo’n gel even een slok water te nemen om het weg te spoelen.

Gepersonaliseerde voeding

Wat we verder zien in de trends is gepersonaliseerde voeding op basis van de trainingsintensiteit, naast het gewicht dat iemand heeft.

Wat is het verschil tussen energiedrank en sportdrank?

In hypotone drank, zoals sommige hypotone AA-drankjes, zit minder opgeloste deeltjes koolhydraten dan dat wij in ons bloed hebben. Dit is onder de 40 gram. Dat betekent dat we hiermee alleen het vochtverlies kunnen aanvullen.

Als we kijken naar de isotone drank dan zitten evenveel deeltjes in opgelost als dat we in ons bloed hebben. Er zitten 40-60 gram koolhydraten in. Dat kunnen we gelijkmatig opnemen en dat is dus goed voor het herstellen van het vocht maar ook zeker voor het herstel van de koolhydraten. Als we kijken naar de hypertone drank dan zijn de opgeloste deeltjes veel hoger dan wij in het bloed hebben. Hier zit meer dan 80 gram koolhydraten in. Dat betekent dat het in het lichaam eerst verdunt moet worden, hierdoor kan vertraagde maaglediging ontstaan en kan leiden tot buikklachten zoals diarree. De hypertone drank is de welbekende oranje AA maar ook een glas sinaasappelsap is hypertoon. Deze kun je onder de energydranken plaatsen. Het is dus vergelijkbaar met RedBull en Monster.

Als een advies kan je je patiënten vertellen dat voor een activiteit, die niet langer dan 90 minuten duurt, een flesje water voldoende is. Daar hoef je dus zeker geen sportdrank te adviseren.

Energy Gum van Marc Tuitert

Nog een trend is de Energy Gum van Marc Tuitert. Deze bevat 40-80mg cafeïne, xylitol en vitamine B. De B-vitamines in Energy Gum worden tijdens het kauwen snel opgenomen via het mondslijmvlies, wat directe werking mogelijk maakt. De rest wordt verder opgenomen via de maag en darmen, voor een efficiënte energieboost. Als iemand al veel koffie drinkt, is dit wel iets om mee rekening te houden.

Koolhydraten stapelen

Iemand die wedstrijden gaat doen, moet koolhydraten gaan stapelen. Op dagen dat men niet traint, kan de koolhydraat inname iets omlaag en kan er meer focus liggen op de inname van eiwitten en vezels. Daarnaast is structuur essentieel: zorg dat men vaste eetmomenten plant. Zorg dat het goed gepland is zodat er minder snaaimomenten ontstaan. Rond de 6 eetmomenten zijn voor intensieve sporters ook voldoende. Voeding zou daarbij niet alleen moeten gaan over vulling. Het moet daadwerkelijk iets voor iemand doen. Dus volwaardige producten.

Heeft iemand hulp nodig in de begeleiding? Stuur hem dan naar de diëtist.

Speeksel

Sergio Bizzarro nam het stokje in deze sprekersestafette over en vertelde vooral veel over speeksel. Speeksel bezit verschillende markers (bijvoorbeeld cortisol, eiwitconcentratie, amylase) die informatie zouden kunnen bieden over hoe het nu gaat met de sporter. Maar speeksel kent ook nadelen. Zo is het instabiel en kan het speeksel er op verschillende tijdstippen van de dag of per seizoen anders uitzien. Speeksel kan op verschillende manieren afgenomen worden. Wat een eenvoudige manier is om speeksel te verzamelen van de sporter is via de mondbeschermer. Dit kan dan voor, tijdens en na de training afgenomen en onderzocht worden. Zo kan gezien worden in hoeverre een sporter bijvoorbeeld gestrest is. De mate van stress die een sporter ervaart kan belangrijk zijn om overtrainen te voorkomen.

Groeien

Uiteraard is het de bedoeling dat een sporter groeit tussen de training en de prestatie. Training is in wezen een overbelasting van je spieren. Daarna is er een periode van rust zodat de spieren zich herstellen en dus groeien. Als dit goed loopt dan duurt dit proces 2 à 3 dagen, vanaf het moment dat het lichaam wordt overbelast tot het moment dat het lichaam weer opnieuw start. Zo bouwt men steeds meer op. Bij functional overreaching wordt het lichaam meer belast en duurt herstel 4-7 dagen. Dat is positief want het levert opbouw van je prestaties op. Dat is wel een lastige grens want als er te veel getraind wordt en er te veel overbelasting is, dan treedt er non-functional overreaching op. Dan verkrijgt men juist een daling in de prestaties. Als men dan blijft trainen, wordt het enkel erger. Het herstel duurt meestal 2-4 weken tot volledig herstel maar als men hier niet goed op let raakt men in het overtrainingssyndroom. Het duurt dan langer dan een maand om te herstellen. Bijna een derde van de sporters heeft dit ervaren. Het is een nachtmerrie want het is een heel complex syndroom: het is niet enkel fysieke maar ook mentale overbelasting. De stress die een topsporter opbouwt, is enorm want bijvoorbeeld een sporter die mee gaat doen aan de olympische spelen leeft zijn hele leven naar dat ene moment.

Overtrainen

Hoe wordt overtrainen nu herkend? Het is heel lastig. Door vragenlijsten af te nemen en uitgebreid fysiek onderzoek te doen kan het getackeld worden. Ook kan hierbij de oorzaak in beeld worden gebracht. Er worden verschillende testen gedaan zoals bloedtest, urinetest, zweettest, ademtest en door middel van wearables wordt er ook onderzoek gedaan.

Speeksel

Ook kan er speeksel worden afgenomen. Wij zijn natuurlijk dagelijks bezig met speeksel maar vaak niet heel specifiek terwijl het wel heel belangrijk is. Speeksel is heel belangrijk in de functie en bescherming van het gebit. Speeksel is het goud in onze mond. Het is een reservoir van informatie over onze mondgezondheid en algehele gezondheid.

Het sympathisch en parasympatische zenuwstelsel hebben beide effect op het speeksel. Het effect van sport is sympathisch, de parotisspeekselklier wordt hierdoor vooral geactiveerd waardoor er meer speeksel wordt geproduceerd. Het totaal aantal eiwitten die worden geproduceerd kan daarom als marker worden gebruikt. Door de eiwitten in het speeksel te bekijken, verkrijgen we informatie over hoe actief het sympathisch systeem is. Het parasympatisch zenuwstelsel komt op gang als we in rust zijn. Door te bekijken hoeveel koolhydraten in het speeksel aanwezig zijn, wordt aangegeven in hoeverre het parasympatisch zenuwstelsel actief is. Door het geheel van eiwitten en koolhydraten in het speeksel te bekijken, zouden we een indruk van de mate van inspanning kunnen krijgen.

Nadelige effecten van sport

Sport heeft goed effect op je lichaam maar het kan ook nadelige effecten hebben. Bij sporten heb je een drogere mond door mondademhaling. Dit weerspreekt de eerdere uitspraak dat bij activatie van het sympathisch systeem het speeksel toeneemt. Dat betekent dat er tijdens sporten tijdelijk een verminderde bescherming van het speeksel is. Speeksel is wel heel belangrijk tegen infecties in de mond. Mogelijk is tijdens het sporten de productie van Immunoglobuline A ook verminderd. Deze is belangrijk tegen luchtweginfecties. Luchtweginfecties komen veel voor bij sporters, zeker in de winter en in de lente. Blijkbaar heeft het hiermee te maken.

In de toekomst zou speekselafname dus beter inzicht kunnen geven in hoe het met de sporter gaat. Zo kunnen overtrainen en mondproblemen tijdig worden voorkomen zodat de sportprestatie niet negatief beïnvloed wordt.

Ademhaling en sportprestaties

Prof. dr. Maria Hopman boeide ons met het onderwerp ademhaling en sportprestaties. Allereerst kregen we een uitleg over het belang van ATP voor de spieren. Zonder energie kan de spier niet zijn werk doen, dus vinden er geen contracties plaats. Dus er zijn suikers nodig en er is zuurstof nodig. Voordat de zuurstof in de spier is, is ademhaling nodig. CO2 is de trigger om (dieper) adem te halen. CO2 stijgt door verbranding in de spier en komt in het bloed,het lichaam wil de CO2 en de pH stabiel wil houden. Het slagvolume en de hartfrequentie gaan bij inspanning ook omhoog zodat er meer bloed en zuurstof naar de spier gaat. Op het moment dat je gaat sporten gaat er minder bloed naar je maag-darmsysteem. Het is daarom niet handig om direct na een flinke maaltijd te gaan sporten. Mechanisch zit het eten in de weg maar ook vanwege de herverdeling in je bloed. Je parasympatisch systeem moet dan eerst aan de slag.

Bij topsporters zit vaak in de overgang hart-longen een beperking. Want het hart-minuutvolume is bij topsporters vaak zo hoog dat de contacttijd met de longen te kort is voor een goede gasuitwisseling. Er komt dus onvoldoende zuurstof in het bloed terecht door de hoge snelheid van de bloedstroming. Bij meer melkzuur in de circulatie neemt de ademhaling verder toe. Melkzuur verhoogt via de bicarbonaatbuffere het CO2.

Mondademhaling

Bij inspanning wordt er steeds meer door de mond geademd. Terwijl neusademhaling vele voordelen heeft en dit de ademhalingsspieren en het diafragma traint. Ook de CO2 regulatie verloopt beter bij neusademhaling. Mondademhaling leidt tot drogere mond, mondproblemen en luchtweginfecties. Toch schakelen we allemaal over bij bepaalde fysieke inspanning op mondademhaling omdat dit makkelijker gaat. Zou dan een neusstrip soelaas bieden? De neusstip had helaas geen effect op de ervaren vermoeidheid. De mondtape heeft wel potentie. Door hiermee te trainen, zou je de ademhalingsspieren trainen en uiteindelijk makkelijker door de neus kunnen ademhalen. Maar het is eigenlijk te onbekend. Het scheelt in elk geval snurken en apneu in de nacht.

Debby van Etten-Roem is een leefstijlcoach / voedings- en beweegcoach en diëtist i.o. Inmiddels 4e jaar student Voeding en Diëtetiek.

Dr. Sergio Bizzarro is universitair hoofddocent bij de sectie parodontologie van het ACTA. Hij kreeg zijn erkenning als parodontoloog NVvP in 2005 en is in 2015 gepromoveerd op het gebied van de behandeling en diagnostiek van parodontitis en de relatie met de algehele gezondheid. Sergio Bizzarro verzorgt onderwijs aan zowel de tandheelkundige opleiding als aan de post-academisch opleiding in Oral Health Sciences aan het ACTA. Daarnaast is hij ook werkzaam op de verwijspraktijk voor parodontologie en implantologie in Almere.

Fysioloog prof. dr. Maria Hopman doet onderzoek naar het verband tussen activiteit, inactiviteit en het ontstaan van chronische ziekten. Ze voert dit onderzoek uit over de hele breedte van de integratieve fysiologie, van humaan in vivo tot genniveau. Onderzoeksresultaten zullen bijdragen aan een betere preventie van chronische ziekten en inzicht bieden in de mechanismen die eraan ten grondslag liggen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dentalinfo.nl van de lezing van Debby van Etten-Roem, dr. Sergio Bizarro en prof. dr. Maria Hopman tijdens het congres Sporttandheelkunde van ACTA Dental Education

Bekijk ook:

ACTA congres: Persoonlijk leiderschap in de Mondzorg

Tijdens dit congres op 24 mei behandelen we essentiële onderwerpen zoals het doorbreken van terugkerende patronen in zowel professionele als persoonlijke contexten, het vinden van balans tussen specialisatie en een bevredigend werkleven en het belang van zelfbewustzijn bij besluitvorming. We verkennen hoe het aangeven van grenzen cruciaal is voor probleemoplossing en hoe zingeving bijdraagt aan een duurzame carrière.
Lees meer over ACTA congres: Persoonlijk leiderschap in de Mondzorg

Lees meer over: Sporttandheelkunde, Thema A-Z
Tuchtrechter

De impact van echtscheidingen, ook op de mondgezondheid

Misschien niet het eerste onderwerp waar je als mondzorgverlener aan denkt. Toch zal je ongetwijfeld het geval hebben meegemaakt dat een ouder in het bijzijn van een kind kwaadspreekt over de ex. Dat deze bijvoorbeeld geheel verantwoordelijk is voor het slechte gebit van het kind. Ook zal je meemaken dat in geval van een scheiding het gebit van deze ex-partner(s) en kinderen er niet bepaald florissant bijstaan door stress en dat er zelfs sprake kan zijn van zelfverwaarlozing door depressieve gevoelens. Sommige mensen zullen hun hart bij je uitstorten en ook de kinderen kunnen hard zijn over een van de ouders of juist niet willen praten. Wat je hiermee wel en niet mee moet, werd duidelijk bij het symposium Complexe omgangsrelaties na echtscheiding. Lees het verslag hieronder.

Zowel ouders als kinderen zijn de dupe tijdens scheidingen. Natuurlijk wil je als ouders de kinderen zo min mogelijk belasten maar ze worden weldegelijk hierdoor beïnvloedt. Zelfs volwassen kinderen.

Hoe blijf je bij elkaar?

Het geheim is dat je samensmelt en tegelijkertijd opkomt voor jezelf zodat je jezelf niet verliest. Hierom is het conflict aangaan belangrijk en dat is lastig als je een conflictvermijder bent omdat je hebt geleerd dat ruzie maken slecht is. Als je niet uitspreekt wat er daadwerkelijk aan de hand is dan kan het misgaan. Zo kan een man denken dat hij het nooit goed doet als zijn echtgenoot aan de lopende band loopt te klagen, maar dit nooit ter sprake brengen. Ex-partners hebben daarom vaak een hele andere kijk op dezelfde situatie.

Impact scheiding

Bij negatieve levensgebeurtenissen wordt het stresssysteem geactiveerd. Een scheiding wordt als een verlies ervaren. Niet alleen een verlies van elkaar maar ook van de woning, vrienden, familie en kennissen. Dus het vormt een risico voor het welzijn van alle betrokkenen. Gescheiden mensen doen vaker beroep op professionele hulp dan mensen in stabiele relatie. Gescheiden ouders functioneren minder optimaal en er is vaak sprake van een lagere kwaliteit kind-ouder relatie. Er is minder warmte, de ouders zijn kortaf en het kan ook zijn dat ze de teugels laten vieren tot ergernis van de andere ouder.

Gedrag van het kind

Kinderen die betrokken zijn maken zich zorgen en kunnen angstig zijn. Ze kunnen het gevoel krijgen dat ze onzichtbaar zijn doordat de ouders zoveel moeten regelen of ze worden juist teveel betrokken. Ook zijn er sterke loyaliteit issues; kan ik wel vertellen dat het leuk was bij de ene ouder als ik bij de andere ouder ben? Ze denken ook vaak dat de scheiding hun schuld is. Het is vaak terug te vinden in het gedrag van het kind. Er kan sprake zijn van internalisatie, angstig zijn, zich terugtrekken, depressiviteit of juist druk gedrag. Kinderen kunnen ogenschijnlijk rustig zijn maar er kan veel in hen omgaan en uiteindelijk kan dit leiden tot het krijgen van psychosomatische klachten. Als je ziet dat je ouders ruzie krijgen en uit elkaar gaan word je bang om bij leeftijdsgenoten voor jezelf op te komen. Het kan consequenties hebben voor het zelfbeeld en zelfvertrouwen. Dit kan tot diep in het latere leven uitwerking hebben.

Bescherming van de ouder

De preventie rondom de impact van conflicten en scheidingen is dus hard nodig. Preventie is zorgen dat men leert omgaan met de situatie. Conflicten vormen risico voor het kind en contact met de ouders kan juist beschermend werken. Of dit succesvol is, hangt af van in hoeverre ouders een stabiele en veilige situatie kunnen aanbieden. Kinderen moeten zich emotioneel veilig voelen en kinderen die vaak blootgesteld worden aan vijandigheid en agressie tussen ouders hebben dat een stuk minder. Dus het is niet per definitie de scheiding die van alles kan veroorzaken maar het gevoel van onveiligheid. Niet alleen de mate maar ook de vorm van het conflict telt mee. Hierbij maken we onderscheid tussen een destructief en constructief conflict. Een constructief conflict is een conflict waarbij een goede en positieve, productieve oplossing wordt gevonden. Hierbij is er sprake van affectie en luistert men goed naar elkaar. Bij een destructief conflict is er sprake van kritiek op elkaar leveren, elkaar bedreigen en beledigen, vijandig zijn, zich terugtrekken en de ander negeren. Constructief is niet schadelijk en destructief wel. Een kind doet het beter bij (gescheiden) samenwerkende ouders waarbij zorgtaken en verantwoordelijkheden in samenspraak goed verdeeld. Het is dus heel belangrijk dat de ouders psycho-educatie en ondersteuning krijgen bij scheiding. Dit is in Nederland nog volop in ontwikkeling. De scheidingsatlas is daar een voorbeeld van. Er zijn scheidingsloketten waar ouders naar verwezen kunnen worden door de mondzorgverlener. Verborgen conflicten zijn helaas lastig in beeld te brengen. De triagelijsten en methodes zijn hiervoor nog in ontwikkeling.

Waarom ontstaat er vijandigheid?

Als de scheiding van een kant komt dan voelen mensen direct gevaar. Die partner blijkt een verborgen wereld te hebben gehad. Je gaat dan in de verdediging. Je herkent je partner niet meer en je weet niet meer waar je op kunt vertrouwen. Als een partner iemand boven jou heeft verkozen dan ga je echt niet meer kwetsbaar tegenover diegene zijn. Dan zijn er wraakgevoelens. Het stresssysteem gaat aan en dat leidt tot vechten, vluchten en/of bevriezen. Voor dit verlies stellen we iemand verantwoordelijk. Seksuele ontrouw is hierin een hele bekende. Je hebt de afspraak dat je daar met je partner uniek in bent. Als iemand anders wordt ingebracht in deze intieme relatie dan slaan alle stoppen door. Een scheiding brengt met zich mee dat men elkaar letterlijk op afstand gaat houden. Dat kan enkel door alles wat positief was als negatief te gaan bestempelen. Anders blijf je van iemand houden en wil je nog voortdurend bij diegene zijn. Hiermee doe je jezelf pijn als de ander je duidelijk niet meer wil.

Om uit deze nare situatie te komen waar kinderen de dupe van worden moet men terug gaan naar hoe het conflict ontstaan is. Dus voordat de ontrouw optrad, wat speelde er? Vaak is dit toch de komst van kinderen. Hierdoor ontstaat er minder tijd voor elkaar, zeker in de intieme sfeer. Alleen om dit te construeren kan men de stress gaan managen. Het brein wil het oplossen. Hoe kan je rustig blijven? Hoe langer die reactie voortduurt hoe meer ingesleten het wordt. We raken gewend om de schermen omhoog te gooien. Het is een patroon geworden. De window of tolerence wordt steeds kleiner bij aanhoudende stress. Door opgelopen trauma kan bij de minste of geringste trigger de hartslag omhoog gaan, het lichaam gaat trillen en maakt een agressieve indruk. Of de hartslag gaan omlaag en lijkt emotieloos of inactief. Het nadenken wordt afgesloten. De window of tolerence kan weer groter worden door te laten weten dat het veilig is, door te leren dat emoties normaal zijn en het niet altijd betekent dat er gevaar dreigt.

De oplossing

Kinderen hebben er baat bij als de ouders met elkaar leren te communiceren. Vaak ligt er onder al die emoties veel meer dan we kunnen waarnemen. Het is de bekende ijsberg die onder het water doorloopt. Pas als beide ouders kunnen uitspreken wat er zich onder het wateroppervlak afspeelt, is er een opening tot goede communicatie doordat er begrip ontstaat. Anders blijft het conflict in de lucht hangen en dit is waar de kinderen dan last van blijven houden. Als het conflict uit de lucht is, kunnen ouders weer constructief gaan samenwerken en hier dit is een stuk beter voor de kinderen maar ook voor de ouders zelf.

Ouderverstoting

Hierbij raakt de ouder de kinderen kwijt bij een scheiding. Het is een proces waarbij een kind in een situatie komt dat het moet onthechten van een ouder. De dynamiek die hierbij speelt, kan jokken zijn. Een ouder vormt coalitie met de kinderen ten koste van de andere ouder. De coalitievormende ouder jokt over de andere ouder waardoor het kind uiteindelijk voor de coalitievormende ouder zal kiezen. De loyaliteit van het kind wordt hierbij sterk beïnvloedt.

Parental strangement

Naast deze vorm is er ook parental strangement. Dan is er mishandeling door verwaarlozing en/of psychische mishandeling en is het kind niet veilig. Het kind heeft dan een gegronde reden om het contact stop te zetten. Bij mishandeling kan een kind a-typisch gedrag gaan vertonen. Dat betekent dat we aan het gedrag niet kunnen zien of het mishandeld is. Kinderen praten namelijk niet graag over de mishandeling en zijn bang dat je ze niet geloofd worden en bang dat ze zelf de oorzaak zijn. Het wordt dus verborgen gehouden. Misschien zijn ze ook bedreigd door de ouder en voelen zich zodoende niet veilig om er over te vertellen. Daarnaast houden ze ook van de andere ouder. Het is dus erg dubbel. Een kind dat echt onthecht is, vertoont wel a-typisch gedrag. Dit verschil is handig (hoe misplaatst deze term hierin ook is) in de situatie dat de coalitievormende ouder zegt dat er sprake is van mishandeling bij de andere ouder. Kinderen van een coalitievormende ouder die jokt over misbruik van de andere ouder, kunnen hoog van de toren blazen over deze vermeende misbruik terwijl kinderen die daadwerkelijk misbruikt worden dit liever stil houden.

Triangulatie en coalitie vormende ouder

Een ouder kan er een beetje bijhangen en er kan iets raars gebeuren in de hiërarchie. Het kind wordt als het ware in de positie gezet van de andere ouder. Dit noemen we triangulatie. Er is dan ook sprake van beïnvloeding van de loyaliteit, bewust of onbewust. Het gedrag van het kind is hierbij zeer typisch. We zien hierbij veel meldingen over de andere ouder en ook rechtzaken waarbij de ene ouder de andere ouder verwijt onveiligheid te bieden. De ouder communiceert aan het kind dat de andere ouder niet van het kind houdt. Het kind kan bang worden voor de andere ouder. De kinderen kunnen hele lelijke dingen zeggen over deze ouder en hele lelijke dingen gaan doen, zoals uitlokking. Het kind is heel zwart-wit over deze ouder en kan geen goede eigenschappen noemen van deze ouder. De coalitievormende ouder krijgt wel alle steun van het kind. Het kind voelt zich niet schuldig over het buitensluiten van de andere ouder want het wordt hiervoor beloond door de coalitievormende ouder. Deze kinderen worden vaak onhandelbaar.

Wat te doen?

Als zorgverlener kan je hierbij ingezogen worden en onbedoeld voor een van de ouders kiezen. Hier zullen we voor moeten waken. Op die manier word je namelijk onderdeel van het probleem. Probeer dit soort situaties dus te herkennen. Als zorgverlener heb je de taak om (te laten) onderzoeken wat er echt speelt zodat er een oplossing komt voor alle betrokkenen. Zoek dus actief de samenwerking hierbij op zodat zowel de kinderen als de ouders hun rust weer kunnen vinden.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dentalinfo.nl van het symposium Complexe omgangsrelaties na echtscheiding van SCEM

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Gamma-delta-T cellen beschermen tegen parodontitis

De uitdagingen bij parodontitis stadium IV patiënten

De EFP-richtlijn voor de behandeling van stadium IV-parodontitis patiënten, ontwikkeld in Spanje, is verschenen in 2022. De Nederlandse richtlijn voor parodontologie is anders dan de Europese richtlijn voor Parodontologie.  Monique Danser, parodontoloog en onderzoeker aan ACTA, vertelde in haar lezing tijdens het NVvP-congres over de belangrijkste uitdagingen bij Parodontitis stadium IV patiënten, zoals het hebben van een onvolledige dentitie, kauwproblemen en gebrekkige esthetiek. De samenwerking met de verschillende tandheelkundige disciplines en een goede samenwerking met de patiënt is hierbij essentieel.

De Nederlandse richtlijn voor Parodontologie

In Nederland is parodontitis onder te verdelen in 4 stadia. Naast deze 4 stadia wordt er gekeken naar de gradering, de mate van progressie op basis van leeftijd en de uitgebreidheid van parodontitis.

  • Stadium 1 = 2 mm botafbraak, 15% botafbraak
  • Stadium 2 = botafbraak tot 1/3e
  • Stadium 3 = botafbraak tot 2/3e deel
  • Stadium 4 = vergevorderde parodontitis, botafbraak tot in het apicale 1/3e deel

De Europese richtlijn voor parodontologie

De nieuwe EFP-richtlijn classificeert parodontitis op basis van de ernst van de afbraak, de uitgebreidheid en de complexiteit van de behandeling zoals pocketdiepte, type botverlies, mobiliteit, furcaties en aantal missende elementen.

Stadium IV van parodontitis wordt beschreven door de nieuwe EFP-richtlijn als vergevorderde parodontitis waarbij meerdere elementen verloren zijn gegaan en waarbij de verwachting is dat er in de toekomst nog meer elementen verloren gaan.

De criteria van de EFP voor stadium III en IV parodontitis

Bij stadium III en IV parodontitis is het klinische aanhechtingsverlies approximaal groter of gelijk aan 5 mm en röntgenologisch is er botverlies tot aan het 2/3e deel van de radix of meer. . Het verschil tussen deze stadia is dat er bij parodontitis stadium IV tenminste 5 elementen verloren zijn gegaan en bij stadium III 4 elementen. Stadium IV parodontitis patiënten zijn hele complexe patiënten om te behandelen met vaak veel botafbraak, verlies van elementen, occlusaal trauma en esthetische gevolgen. Bij parodontitis stadium IV is er de noodzaak om een functionele dentitie in stand te houden of te verkrijgen. . Verder is het een complexe behandeling waarbij meertal disciplines betrokken zijn.

Waarom parodontitis stadium IV behandelen?

De vraag die je kan stellen is waarom je parodontitis stadium IV zou  behandelen omdat er zo een complex herstel nodig is. Een simpelere  optie is ook  extraheren. Dit brengt vele nadelen met zich mee. Wanneer je elementen verliest word je edentaat en hierdoor krijg je verminderd kauwvermogen. Het dieet wordt minder goed, wat leidt tot het eten van meer koolhydraten en slechte vetten en heeft als gevolg een grotere kans op diabetes, obesitas en hart- en vaatziekten waardoor het ook een impact heeft op de kwaliteit van leven. Deze daalt en de zorgkosten nemen toe.

Stadium IV parodontitis – waarom rehabilitatie?

Patiënten met stadium IV parodontitis hebben een grotere kans  in de toekomst meer elementen te verliezen. Op het moment dat je meerdere elementen verloren hebt door ernstige parodontitis is er kans op pathologische migratie en andere functionele klachten.

Prevalentie van parodontitis

Parodontitis is de meest voorkomende niet overdraagbare ontstekingsziekte. Tussen 1990 en 2019 is er een toename van 8,44% van de vorm ernstige parodontitis door groei van de bevolking en door de toename van het aantal ouderen. In Amerika is 4,5% van de bevolking edentaat en 10,3% heeft geen functionele dentitie, dit houdt in dat er minder dan 19 elementen in de mond aanwezig zijn. Ernstige parodontitis en cariës zijn oorzaak nummer 1 voor het aantal jaren invaliditeit en arbeidsongeschiktheid.

Doelen van de nieuwe EFP-richtlijn voor behandeling van stadium IV patiënten

  • Aanbevelingen geven voor de multidisciplinaire aanpak van stadium 4 parodontitis gebaseerd op evidence
  • Zoveel mogelijk verlies van elementen voorkomen
  • Verbeteren van algemene gezondheid en kwaliteit van leven

4 type patiënten in de richtlijn

  1. Hypermobiliteit door secundair occlusaal trauma zonder element vervanging
  2. Pathologische migratie van elementen: orthodontie
  3. Partieel edentaat, waarbijt full-arch rehabilitatie nodig is
  4. Partieel edentaat, waarbij heel uitgebreid restauratief werk nodig is: tand of implantaat gedragen constructies

Stadium IV – multidisciplinaire aanpak

De behandeling van stadium IV parodontitis vereist een multicisciplinaire aanpak: voor orthodontie, het aanpassen van occlusie/splinten, rehabilitatie d.m.v. een brug, partiële prothese, implantaat of element gedragen constructies en parodontale nazorg.

Management van parodontale aandoeningen

Indien parodontale aandoeningen succesvol worden behandeld heeft het effect op algeheel welbevinden en de algehele gezondheid van de patiënt. De behandeling is levenslang en een op de patiënt afgestemd preventie- en zorgplan moet gemaakt worden.

De behandeling is opgebouwd uit de volgende vier stappen:

  1. Informeer patiënt over diagnose, prognose en behandelopties incl. lifestyle factoren
  2. Behandel oorzaak van parodontitis d.m.v. initiële parodontale behandeling
  3. Bij complexe gevallen is chirurgie nodig
  4. Nazorg

Prognose stadium IV-parodontitis

Naast de diagnose is ook de prognose belangrijk om door te nemen met de patiënt. Hierbij moet gedacht worden aan de parodontale eindresultaten op korte en lange termijn, de ervaring van de behandelaar, de restauratieve mogelijkheden, de positie in de kaak; 1 element of gehele dentitie, lokale factoren zoals furcaties en anatomische afwijkingen, financiën, compliance van de patiënt en gevoeligheid van de patiënt. Wanneer duidelijk aan de patiënt wordt verteld waarom hij parodontitis heeft , is de patiënt meer compliant.

Prognose geven voor elementen met een goede prognose is makkelijker dan voor elementen met een slechte prognose. Over het algemeen kan er een betrouwbare prognose gegeven worden  voor 5-6 jaar.

Prognose – verlies van elementen

De prognose hangt af van het stadium parodontitis en de graad. Hoe hoger het stadium (stadium I – IV)  hoe groter de kans is op verlies van elementen. Verder is een graad C parodontitis snel progressief en dit leidt ook tot een grotere kans op verlies van elementen. De uitgebreidheid van parodontitis maakt niet uit voor de prognose.

Personalized medicine

De behandeling van parodontitis is voor elke patiënt anders en hangt af van een aantal factoren zoals de gevoeligheid van de patiënt, modificeerbare en niet modificeerbare risicofactoren zoals roken en diabetes, de kans op terugkeren van parodontitis en de noodzaak van complexe rehabilitatie.

Uitgangspunten voor de patiënt voor het behandelen van parodontitis

  • De behandeling moet passen in het zorgdoel en zorgplan
  • De patiënt is gemotiveerd om de behandeling te ondergaan
  • Er zijn geen verhinderde beperkingen fysiek en medisch
  • De behandeling valt binnen de mogelijkheden van de patiënt
  • De patiënt moet het wensen

Conclusie

Een klein aantal patiënten krijgt te maken met verlies van elementen op de lange termijn en regelmatige nazorg is heel belangrijk om tandverlies tegen te gaan, er is niet één beste manier van nazorg. Het behandelen van stadium IV parodontitis is een teambenadering.

Dr. Monique Danser is afgestudeerd in 1988 en is sinds 1989 werkzaam bij de sectie parodontologie van het ACTA. Daarnaast is zij tot 2000 werkzaam geweest in de algemene praktijk. In 1996 promoveerde zij op het proefschrift “The prevalence of periodontal bacteria colonizing the oral mucous membranes”. Verder heeft zij onderzoek gedaan naar de effecten van spoeldranken, tandenborstels en tongpoetsen en heeft zij meerdere publicaties op haar naam staan.
Zij is sinds 2007 parodontoloog erkend door de NVvP en werkzaam in de stafkliniek Parodontologie van het ACTA. Van 2008
2015 is zij hoofd patiëntenzorg van de sectie Parodontologie geweest. Vanaf juli 2015 is zij 2 jaar interim voorzitter van de afdeling orthodontie van ACTA geweest. Na 7 jaar voorzitterschap van de NVvP (Nederlandse Vereniging voor Parodontologie) is zij nu penningmeester van de EFP (European Federation for Periodontology) Verder is zij profieldirecteur van de opleiding tot parodontoloog bij ACTA en van de post HBO parodontologie opleiding voor mondhygiënisten en interim voorzitter sectie Parodontologie van het ACTA. 

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van dr. Monique Danser tijdens het NVvP-congres.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Geneesmiddel voor de behandeling van aften in mond als gevolg van chemotherapie

Geneesmiddel voor de behandeling van aften in mond als gevolg van chemotherapie

Het Britse farmaceutische bedrijf Quest Pharm heeft samen met Aston University in Birmingham een medicijn ontwikkeld om aften in de mond te behandelen die worden veroorzaakt door een hoge dosis chemotherapie.

De oplosbare tablet

De aften veroorzaakt door chemotherapie zorgen ervoor dat eten en drinken oncomfortabel en pijnlijk is en dat patiënten zich ongemakkelijk voelen. De oplosbare tablet is de eerste in zijn soort en kan het beschadigde mondslijmvlies beschermen en tegelijkertijd het natuurlijke genezingsproces bevorderen. De tablet lost op bij contact met speeksel, hecht zich aan de binnenkant van de mond en laat slijm door. De tablet bevat natuurlijk producten die goedgekeurd zijn voor gebruik bij de mens waardoor de ontwikkeling wordt versneld.

Quest Pharm

Quest Pharm is een Brits farmaceutisch bedrijf dat medicijnen produceert in niche therapiegebieden zoals in dit geval ernstige mondzweren bij chemotherapiepatiënten. Het bedrijf focust zich met name op het ontwikkelen van medicijnen waarvoor geen geschikte goedgekeurde geneesmiddelen bestaan.

Bron:
Aston University

 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z