Evita Rekkers

Tandzorg voor kinderen: Het gebruik van narcose

Evita Rekkers is een ervaren kindertandarts bij praktijk TandInZicht, waar kinderen die extra zorg nodig hebben, terechtkunnen. Naast de reguliere behandelingen heeft ze veel ervaring in het behandelen van kinderen onder narcose. In dit gesprek vertelt ze wanneer narcose de juiste keuze is voor kinderen, hoe zo’n behandeling verloopt en hoe de veiligheid van de jonge patiënt gewaarborgd is.

Waarom heeft u zich gespecialiseerd in kindertandheelkunde?

“Na mijn master tandheelkunde in 2007 begon ik in een algemene praktijk, omdat ik nog niet precies wist welke richting ik op wilde. Al snel merkte ik dat ik het meeste energie kreeg van het werken met kinderen die speciale aandacht nodig hebben. Wat ik zo bijzonder vind aan kinderen, is hun pure karakter. Het gaat niet alleen om de behandeling, maar vooral om het opbouwen van vertrouwen op een speelse manier. Door geduld en begrip kun je als tandarts echt het verschil maken. Deze ervaring inspireerde me om me te specialiseren in kindertandheelkunde, waarvoor ik verschillende cursussen volgde. Via deze weg leerde ik de heer Arie Riem, pedodontoloog, kennen. Zijn visie en manier van werken spraken me meteen aan. Toen er een vacature vrijkwam bij kinderkliniek TandInZicht, die hij samen met Daniëlle Majtlis – de Haes aan het opbouwen was, was de keuze snel gemaakt: ik vond mijn plek bij praktijk TandInZicht.”

Welke uitdagingen komt u tegen bij het behandelen van kinderen in uw praktijk?

“De grootste uitdaging is het bieden van zorg op maat voor elk kind. In onze praktijk behandelen we uitsluitend kinderen die doorverwezen zijn en speciale zorg nodig hebben, zoals kinderen met gebitsproblemen, angst, bijzondere gedragskenmerken of lichamelijke beperkingen. Het is belangrijk om geduldig te zijn en op hun niveau te communiceren, zodat ze zich veilig en begrepen voelen. Elk kind heeft unieke zorgbehoeften, vooral de kinderen die bij ons op de stoel zitten, en het vergt flexibiliteit en geduld om de behandeling uit te voeren.”

Hoe gaat zo’n eerste afspraak bij jullie op de praktijk?

“Tijdens een intakegesprek gaan we dieper in op de reden van verwijzing: wat zijn de specifieke klachten of zorgen? Dit kan bijvoorbeeld gaan om angst, problemen met de mondhygiëne of andere tandheelkundige problemen. We kijken ook naar de thuissituatie en de ontwikkelingsleeftijd van het kind. Het doel is altijd om eerst te begrijpen welk kind er in de behandelstoel zit. Pas wanneer we een compleet beeld hebben, bepalen we samen met de ouders welke koers we gaan varen. Afhankelijk van de bevindingen stellen we een behandelplan op dat het beste aansluit bij de behoeften van het kind, zowel op medisch vlak als op emotioneel of gedragsmatig gebied, aangezien dit invloed kan hebben op de behandeling.”

Wanneer kiest u voor een behandeling onder narcose?

“Wanneer andere opties, zoals behandeling in de stoel of sedatie, niet voldoende zijn om een kind veilig en comfortabel te behandelen, kan narcose als laatste middel worden ingezet. Dit geldt bijvoorbeeld voor kinderen waarbij zelfs een eenvoudig onderzoek niet mogelijk is, door extreme angst, trauma of bijzondere gedragskenmerken. Ook bij complexe tandheelkundige behandelingen die veel tijd vergen, kan narcose een geschikte oplossing zijn. Het doel is om het kind snel pijn- en behandelvrij te maken, zodat het een nieuwe start kan maken met mondzorg.”

“Het kiezen voor narcose is altijd een weloverwogen beslissing en wordt alleen als laatste optie toegepast. In ongeveer 30% van de gevallen van doorverwijzingen naar onze praktijk voeren we de behandeling onder narcose uit. We bespreken altijd zorgvuldig de situatie met de ouders en kiezen samen de beste optie voor het kind. Het draait altijd om een zorgvuldige afweging van factoren zoals angst, de complexiteit van de behandeling en het gedrag of de beperkingen van het kind.”

Wat is het proces van een behandeling onder narcose bij TandInZicht?

“Na het intakegesprek en het opstellen van het behandelplan bespreken we samen met de ouders de mogelijke alternatieven en wegen we de voor- en nadelen zorgvuldig af. Als er gekozen wordt voor narcose, tekenen de ouders voor het behandelplan en het nazorgtraject. We bespreken van tevoren de narcose-dag; wat ze kunnen verwachten en hoe ze zichzelf en hun kind kunnen voorbereiden. We hebben een speciaal boekje voor de kinderen, waarin alles op een duidelijke, kindvriendelijke manier wordt uitgelegd.”

“Voorafgaande aan de narcose-afspraak plannen we eerst een uitgebreide screening met de anesthesioloog die de gezondheid van het kind beoordeeld om te bepalen of de narcose veilig kan plaatsvinden. Wij behandelen kinderen vanaf drie jaar die minstens vijftien kilo wegen. Tevens krijgen de ouders tijdens deze screening opnieuw uitleg over het proces, de risico’s en kunnen zij vragen stellen. Pas daarna maken we een definitieve afspraak. Eén dag voor de narcose bellen we de ouders nogmaals om te controleren of alles duidelijk is. We bespreken nogmaals het nuchterheidsbeleid, geven uitleg over pijnstilling en vragen of er bijzonderheden zijn. Op de dag van de narcose controleren wij teambreed of aan de voorwaarden voor een veilige behandeling onder narcose is voldaan en behandeling kan worden gestart. De behandelplannen en eventuele bijzonderheden worden nogmaals doorgenomen met het team tijdens een briefing en geregistreerd aan de hand van een checklist.”

Welke vragen of zorgen hebben ouders vaak over narcose?

“De vraag die ik het meeste hoor is: ‘Is het veilig?’ Bij ons behandelen we alleen gezonde kinderen en staan we voortdurend in contact met de ouders om op de hoogte te blijven van zaken die invloed kunnen hebben op de narcose, zoals verkoudheid op de dag van de afspraak. Tijdens de behandeling wordt het kind continu bewaakt door ervaren anesthesiologen. De veiligheid van de patiënt gaat altijd boven het tandheelkundig behandelplan.”

Welke professionals zijn betrokken bij een narcosebehandeling in de tandheelkunde?

“Bij ons werken we op narcosedagen met twee operatiekamers tegelijk. Dit betekent dat er twee anesthesiologen en twee anesthesiemedewerkers aanwezig zijn. Het anesthesieteam richt zich volledig op de narcose en het monitoren van het kind, terwijl de tandarts en tandartsassistente zich concentreren op de tandheelkundige behandeling. Zo bestaat elk team uit vier specialisten per operatiekamer die samen zorgen voor een veilige en succesvolle ingreep. Maar er komt meer bij kijken! Vanaf het moment dat de patiënt wordt ontvangen door de receptie tot het werk van de omloopassistent, die de operatiekamer voorbereidt en zorgt dat alle materialen klaar liggen, is het een teamprestatie. In elke stap van het proces werken we nauw samen om te zorgen dat alles veilig en soepel verloopt.”

Welke opleiding is nodig om als kindertandarts behandelingen onder narcose te mogen uitvoeren?

“Voor tandartsen maakt het in principe niet uit of ze een kind onder narcose behandelen of niet; hun focus ligt altijd volledig op de tandheelkundige ingreep. Wat wel essentieel is, is dat de tandarts ruime ervaring heeft met het behandelen van kinderen en bekwaam is in alle aspecten van de tandheelkunde. Omdat het belangrijk is dat het kind zo kort mogelijk onder narcose is, wordt er van tevoren altijd een efficiënt behandelplan opgesteld, want er kunnen tijdens de behandeling onverwachte situaties optreden, waardoor de tandarts snel moet kunnen schakelen.”

“De narcose ligt volledig in handen van de anesthesiologen. De anesthesiologen die bij ons werken worden regelmatig gevisiteerd door onafhankelijke experts. Tijdens zo’n visitatie wordt gecontroleerd of we voldoen aan alle protocollen en veiligheidsnormen. Dit zorgt ervoor dat we altijd volgens de hoogste standaarden werken, net zoals in het ziekenhuis. Een goed voorbeeld hiervan is hoe zorgvuldig we omgaan met de materialen die we tijdens de behandeling gebruiken. Alles, tot de kleinste watjes toe, wordt zorgvuldig genoteerd en geteld. Zo zorgen we ervoor dat er niets achterblijft in de mond.”

Hoe verloopt de nazorg na een narcosebehandeling?

“Na de behandeling wordt het kind naar de ouderkamer gebracht om rustig bij te komen in het gezelschap van de ouders. Zodra het kind voldoende alert is en de anesthesioloog toestemming geeft, mag het kind naar huis. We geven gedetailleerde informatie mee over pijnstilling en mogelijk te verwachten klachten, zodat de ouders goed voorbereid zijn.”

“Daarna begint het nazorgtraject, een cruciaal onderdeel van de narcosebehandeling. Narcose wordt als laatste redmiddel ingezet, met het doel een frisse start te maken zodat verdere behandelingen onder narcose niet nodig zijn. Gedurende het jaar na de behandeling blijft het kind bij ons onder zorg, met regelmatige afspraken gericht op preventie, angstreductie en voorlichting. Tijdens deze afspraken leren we ouders en kind goed poetsen en geven we voedingsadviezen om de mondgezondheid te verbeteren. Als het kind het spannend vindt om op de tandartsstoel te zitten, mag het bijvoorbeeld zijn lievelingsknuffel meenemen. Zo kunnen we eerst de knuffel laten zien hoe je goed poetst of we gebruiken een klein spiegeltje om het kind te laten zien wat er gebeurt in de mond. Voor angstige kinderen of kinderen met een trauma werken we samen met een psycholoog die ervaring heeft met tandartsangst. Het opbouwen van vertrouwen is voor ons cruciaal en we doen alles om de angst te verminderen en het zelfvertrouwen van het kind te vergroten.”

Werken jullie op de praktijk ook met lachgas-anxiolyse?

“In het verleden hebben we lachgas gebruikt, tegenwoordig niet meer. In onze praktijk behandelen we kinderen van drie tot achttien jaar. Hoewel lachgas soms bij medische ingrepen wordt toegepast, kan frequent gebruik invloed hebben op de vruchtbaarheid van de behandelaar. Daarnaast vereist het gebruik van lachgas medewerking van de patiënt, zoals het dragen van een neuskapje. Voor veel van onze patiënten, vooral jonge kinderen van drie of vier jaar, is dit niet haalbaar. Daarom maken we gebruik van andere vormen van sedatie, zoals midazolam, die we vaak inzetten bij kleine en korte ingrepen.”

Hoe ziet u de toekomst van narcose in de kindertandheelkunde?

“Bij ons in de praktijk zien we dat het aantal doorverwezen patiënten toeneemt, maar het aantal kinderen dat we onder narcose behandelen gelijk blijft. Dit geeft aan dat de vele preventieprojecten binnen de mondzorg en initiatieven om tandartsangst bij kinderen te verminderen effectief zijn. Ook gaan steeds meer ouders al naar de tandarts wanneer hun kind de eerste tandjes krijgt, waardoor kinderen vroeg kunnen wennen aan tandartsbezoeken en ouders tijdig geïnformeerd worden over voeding en mondverzorging. Toch zal narcose bij bepaalde kinderen altijd nodig blijven, vooral bij kinderen met ernstige lichamelijke beperkingen, bijzondere gedragskenmerken of complexe tandheelkundige problemen. Dit geldt ook voor vluchtelingen en kinderen uit migrantengroepen, die vaak te maken hebben met trauma’s of een gebit hebben dat intensieve zorg vereist. In zulke gevallen is narcose soms de enige veilige en efficiënte manier om de benodigde behandeling uit te voeren.”

“Ons motto bij TandInZicht is om kinderkiespijn de wereld uit te helpen. De narcosebehandeling biedt het kind niet alleen de mogelijkheid om pijnloos behandeld te worden, maar ook om een nieuwe start te maken voor de mondgezondheid. Door het nazorgtraject zorgvuldig te volgen, helpen we het kind om eventuele tandartsangst te overwinnen en geven we praktische informatie over mondhygiëne, zodat toekomstige bezoeken minder ingrijpend en stressvol zijn. Mijn ervaring is dat het nazorgtraject echt een verschil maakt, zelfs voor kinderen met autisme. Ze leren steeds beter om de tandartsstoel te accepteren. Stap voor stap, op een speelse en transparante manier, zien we het kind groeien en vertrouwen opbouwen. Het is geweldig om als tandarts dat verschil te kunnen maken.”

Interview met kindertandarts Evita Rekkers door Ilona van der Werf.

Lees meer over: Interview, Kindertandheelkunde, Opinie
restaureren - kapotte tand

Trauma, een ervaring of een traumatische ervaring?

Dento Alveolair trauma is goed onderzocht en goed te behandelen. Het vereist een protocollaire aanpak en goede logistieke organisatie in de praktijk. Trauma komt altijd ongelegen, maar is altijd vervelender voor de patiënt dan voor de zorgverlener. Militair tandarts Bart van den Heuvel vertelde in zijn lezing voor de NWVT over intake, diagnostiek, behandeling en follow-up van trauma.

Vraagstukken

– Hoe richt je je praktijk in voor trauma?

– Welke verschillende vormen van trauma onderscheiden we?

– Hoe doe je een trauma intake?

– Hoe behandel je traumata?

– Wat doe ik aan follow up?

Er is veel onderzoek gedaan naar traumata. Hierdoor worden er op internationaal niveau geen wereld revolutionaire resultaten meer uitgebracht in trauma. Kortweg omdat het grootste deel al is onderzocht. Een belangrijke naam in de traumata is Prof. Jens O. Andreasen uit Denemarken.

Volgens van den Heuvel is trauma een logistiek probleem in de tandheelkundige praktijk.
Je hebt te maken met 3 hoofdstromingen:

  • Intake
  • Behandeling
  • Follow up

Advies bij trauma/fracturen

  • Zorg dat je een stappenplan hebt en laat je niet verassen op het moment dat een patiënt met trauma binnenkomt. Het loopt vaak anders dan je denkt, waardoor improvisatie nodig is en regelmatig wordt afgeweken van de richtlijnen.
  • Zorg dat er een checklist is voor de receptie als een patiënt met trauma belt.
  • Zorg ervoor dat je de richtlijn trauma van KNMT beschikbaar hebt in de praktijk.

Bij binnenkomst van een trauma

  • Creëer rust
  • Zorg dat de agenda wordt aangepast. Laat de patiënt niet wachten en maak de behandelkamer zo snel mogelijk vrij.
  • Zorg voor veiligheid en kalmte en straal dit uit naar de patiënt. Vaak is de patiënt in paniek na een trauma.

Diagnostiek

  • Kijk naar het centrale zenuwstelsel.
    – Zodra de patiënt neurologisch niet in orde is, dan stop je en stuur je patiënt door naar de huisarts of eerste hulp.
    – Als geen neurologisch probleem is, dan kan de behandeling gestart worden.
  • Kijk of er extra orale beschadigingen zijn.
  • Vraag Tetanus profylaxe uit.
  • Eerst veiligstellen. Behandel niet meer dan strikt noodzakelijk. Probeer eerste hulp te bieden en daarna vervolgbehandeling te plannen voor ander moment. Schat hierbij in wat patiënt aankan in eerste instantie.

Laat de patiënt geen uitgebreide vragenlijsten van tevoren invullen. Het is beter om dit achteraf te doen. Vraag vooraf alleen naar de ‘bare essentials’. Dit is vaak prettiger voor de patiënt.

Intra oraal

Doe alle standaard testjes bij patiënt (palpatie, mobiliteit, percussie, sensibiliteit, pocketdiepte).
Pak het element tussen vingers en voel voor mobiliteit. Start niet met percussie.

Recall schema voor trauma:
1 week
3 week
6 weken
3 maanden
1 jaar
2 jaar

Diagnostiek

Stap 1:

Zorg dat je lichtfoto’s maakt met een camera of smartphone. Dit is vaak belangrijk voor verzekeraars.

Stap 2:

Klinisch onderzoek

  • Extra orale wonden en palperen van botranden
  • Wonden aan orale mucosa/gingiva
  • Kroonfracturen, pulpa expositie, kleurveranderingen
  • Verplaatsing van elementen
  • Occlusiestoornissen
  • Mobiliteit van tanden en/of processus alveolaris
  • Percussie pijn en percussiegeluid
  • Reactie op sensibiliteitstest

Röntgenonderzoek

  • Parallelle techniek en foto’s uit meerdere richtingen
  • Cone Beam CT > klein volume

Weken delen letsel- prevalentie

  • 1/3 van dentaal trauma komt eerst bij de tandarts
  • >1/2 van dentaal trauma komt eerst bij EHBO

Weke delen letsel soorten

  • Contusie
  • Abrasie
  • Laceratie: Als er weefsels ontbreken (delen van elementen) zorg dan dat de lip wordt gecontroleerd op losse fragmenten.  Gebruik 25% van de normale belichtingstijd voor deze röntgenfoto’s.

Behandeling weke delen

  • Lokaal anesthesie
  • Reinigen
  • Wondtoilet
  • Hemostase
  • Sluiten van de wond
  • Nazorg

Avulsie (weefselverslies)

Wie behandelt weke delen letsel?

  • Bekwaamheid maakt bevoegd
  • Afhankelijk van uitgebreidheid letsel
  • Plastisch chirurg vooral bij weefselverlies

Klinisch onderzoek vanuit buiten naar binnen en behandelen van binnen naar buiten.

Belangrijk om te oefenen, trainen

  • Wanneer zorg slecht planbaar is.
  • Wanneer zorg sporadisch voorkomt.
  • Wanneer de initiële behandeling van groot belang is voor de uitkomst.
  • Wanneer protocollair werken essentieel is.
  • Test je systeem en maakt zwakker plekken zichtbaar.
  • Raak niet gestrest en bewaar de rust.

‘No battle plan survives the first contact with the enemy’.

Melkdentitie en trauma

  • Vaak is extractie de uitgewezen behandeling.
  • De meest kritieke variant van trauma is intrusie omdat het de permanente tand kan beschadigen.

Protocol kroon-, kroon-wortel- en wortelfracturen

  • Bij een gecompliceerde kroonfractuur is extractie de aangewezen therapie. Bij coöperatieve jonge patiënten (met melk- of wisseldentitie) kan een pulpa-overkapping worden overwogen.
  • Bij een ongecompliceerde kroonfractuur wordt volstaan met het afronden van scherpe randen en het afdekken van de dentine omdat hierdoor pijnklachten en pulpa-irritatie worden vermeden.
  • Bij een pulpa-expositie lijkt extractie de aangewezen behandeling. Bij jonge patiënten kan een pulpa overkapping worden overwogen.
  • Bij een kroon-wortelfractuur is extractie de aangewezen therapie.
  • Bij een wortelfractuur kan repositie van het coronale breukstuk plaatsvinden.
  • Röntgencontrole volgt bij de eerstkomende periodieke controle. Als pulpa necrose optreedt kan het coronale breukstuk worden geëxtraheerd. Bij een fractuur in het cervicale derde deel is extractie meestal de aangewezen therapie.

Bij kinderen en trauma moet je altijd denken aan mishandelingen.

Volwassenen

  • Infracties
  • Glazuurfractuur
  • Glazuur-dentine fractuur
  • Gecompliceerde glazuur-dentine fractuur

Behandeling:

  • Bij kleine expositie die kort bestaan als het minder dan 48u (absolute max): Pulpa-overkapping
  • Bij grote exposities die langer bestaan: Partiële pulpotomie

Prognose

Bij ongecompliceerde fracturen:

  • Nauwelijks complicaties
  • Pulpa necrose 0-6%
  • Overleving element vrijwel 100%

Bij gecompliceerde fracturen:

  • Afhankelijk van duur expositie en gekozen behandeling/materiaal
  • Pulpa necrose 5-20%
  • Overleving element vrijwel 100%

4 manieren van genezen (Prof J. Andreasen, traumatic injuries teeth)

  • Genezen met hard tandweefsel
  • Gescheiden coronaal en apicaal deel met parodontaal ligament ertussen
  • Gescheiden coronaal en apicaal deel met bot ertussen
  • Eigenlijk geen genezing maar een coronaal deel met apicaal proces

Leerdoelen: hoe richt ik mijn praktijk in op trauma?

  • Welke verschillende vormen van trauma onderscheiden we?
  • Trauma intake en onderzoek hoe doe ik dat?
  • Hoe behandel ik diverse traumata?
  • Wat doe ik aan follow up?

Take home message: Wees voorbereid op trauma en laat je niet verrassen.

Kapitein ter zee tandarts Bart van den Heuvel studeerde tandheelkunde aan het ACTA (afgestudeerd 1993), waarna hij zijn dienstplicht vervulde als officier tandarts toegevoegd aan de Groep Operationele Eenheden Mariniers in Doorn. Na zijn dienstplicht volgde hij de opleiding tot tandarts-endodontoloog aan het ACTA, waarna hij “per ongeluk” terugkeerde bij de Koninklijke Marine. Hij was achtereenvolgend Hoofd Tandheelkundige Dienst Den Helder, Hoofd Tandheelkundige Dienst Zeemacht, Projectleider Reorganisatie Tandheelkundige Diensten Defensie en de eerste Commandant van de Defensie Tandheelkundige Dienst. Sinds 2020 vervult hij de functie van Hoofd Geneeskundige en Personele Zorg bij het Commando Zeestrijdkrachten. In die functie is hij verantwoordelijk voor alle operationele gezondheidszorg van de vloot en de mariniers. Bart werd gedurende zijn militaire carrière vier maal uitgezonden. Naar Erithrea (2001), tweemaal naar Thailand (2005) en in 2022 als militair adviseur voor de Peshmerga strijdkrachten naar de Koerdische regio van Irak. 

Verslag voor dentalinfo.nl door Nika van Koolwijk, tandarts, van de lezing van Bart van den Heuvel tijdens de cursus Trauma van de NWVT.

Lees meer over: Congresverslagen, Restaureren, Thema A-Z

De maatschappelijke waarde van topsport

In december werd voor de eerste keer het kennisevent “Maatschappelijke waarde van topsport’ gehouden. Jolanda Gortzak, mondhygiënist en onderzoeker met passie en specialisatie gericht op (top)sport, was hierbij aanwezig. Zo’n 200 deelnemers uit onderzoek, beleid, praktijk en bedrijfsleven deelden hun kennis en ervaringen. Lees haar verslag waarbij zij helaas moet concluderen: “het is teleurstellend om te ervaren dat de tandheelkunde binnen de topsport nog een lange weg te gaan heeft.”

Wat zijn de waarden van topsport?

Topsport heeft veel impact op tal van plekken in de samenleving. Hoe kunnen we die impact verder vergroten? Het antwoord op deze vraag is te vinden in wetenschappelijk onderzoek én kennis uit de praktijk, aldus Jarno Hilhorst, senior programmamanager bij het cluster Sport en Bewegen van ZonMw.

Het event opent gezamenlijk in de grote zaal met een opzwepend filmpje van de mooiste sportprestaties van de afgelopen zomer. Het filmpje onderstreept de boodschap van André Cats, Directeur Topsport van NOC*NSF dat onze medaillewinnaars Nederland inspireren met de kracht van topsport. Hij geeft aan dat topsport eigenlijk vrij simpel is: je moet proberen de beste van de wereld te worden. Als het op presteren aankomt, ligt de lat hoog en willen we tot de 10 beste landen ter wereld behoren. De focus op presteren is belangrijk. Maar als het gaat om de maatschappelijke waarde van topsport, moet je het daar niet bij laten, aldus Cats. Daarom kent de topsportstrategie van NOC*NSF naast presteren nog twee andere kernbegrippen: inspireren en verrijken. Een mooi voorbeeld is basketballer Worthy de Jong, die Nederland in de laatste seconde Olympisch goud bezorgde en clinics is gaan geven in de Bijlmer. Zo inspireert én verrijkt hij de samenleving.

Uitwisselen over de maatschappelijke waarde van topsport

Topsport vertegenwoordigt een grote maatschappelijke waarde. Het heeft bijvoorbeeld een positieve invloed op de economie, innovatie, gezondheid, sociale cohesie en nationale trots. Via topsport kun je kennis uit onderzoek en praktijk met elkaar delen, trends en ontwikkelingen verkennen en zoeken naar verbinding tussen mensen en organisaties. Ook dient topsport als platform voor bijvoorbeeld vitaliteit, inclusie en duurzaamheid. Zie filmpje: https://youtu.be/fa_KBoPL5X8?si=fqeKE2sHpadtBraA

Binnen dit kennisevent was er de mogelijkheid om verschillende workshops bij te wonen. Bij de aanmelding van het kennisevent moest je aangeven welke twee workshops je wilde bijwonen. Jolanda koos voor de workshops: ’Kansen van topsport voor sociale activering’ en ‘Stad en regio benutten topsport als platform: van onderzoek theorie naar praktijk’.

Kansen van topsport voor sociale activering

Topsportevenementen vormen een prachtig podium voor gemeenten, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Ze bieden kansen voor het sneller bereiken van doelen in domeinen buiten de sport. Dit is tevens de boodschap van de Nationale topsportevenementenstrategie met als belangrijke steunpilaar het Coördinatie- en Informatiepunt Topsportevenementen (CIT). Een mooi voorbeeld van maatschappelijke impact is het EK Petanque in Den Bosch (2022), waaraan het eenzaamheidsproject Boules in je Buurt werd gekoppeld. Topsport gaat over beleving, maar met mooie foto’s van een huldiging overtuig je niet per se iedereen buiten de sportsector. Belangrijk is om de maatschappelijke waarde met onderzoek aan te tonen. Dat gebeurt bijvoorbeeld met de Monitor Topsport in Nederland (TiN) en het onderzoeksprogramma van MOVES, een programma van ZonMw. Als je kunt aantonen wat bijvoorbeeld een scholenproject bij een topsportevenement oplevert, laat je direct zien dat de samenleving er óók bij wint.

Er is groeiende aandacht voor de maatschappelijke waarde van topsport. Hoe die maatschappelijke waarde maximaal te benutten is nog niet duidelijk. Daarom is er een praktische aanpak ontwikkeld om hiermee concreet aan de slag te kunnen gaan. Hier kunnen Gemeenten ook een rol spelen. Een mooi initiatief is het WISE-model, een toolkit voor gemeenten en sportorganisaties en sportbonden, maar ook goed te gebruiken voor sponsoren en zelfs individuele topsporters.
Belangrijk zijn vier verschillende hoofdwaarden: Welzijn en gezondheid,
Inclusiviteit en rechtvaardigheid, Duurzaamheid en toekomstgericht en de Economische ontwikkeling.

Stad en regio benutten topsport als platform: van onderzoektheorie naar praktijk”.

Er wordt veel gesproken over de maatschappelijke waarde van topsport. Wat wordt bedoeld met die maatschappelijke waarde? Wat kun je hier als organisatie mee? Wat is theorie of change en of actie? Wat wordt bedoeld met het DNA van de regio?

Met de maatschappelijke waarde wordt bedoeld:
Producten en diensten die door (publieke) organisaties worden geproduceerd, maar ook omvat deze waarde opbrengsten voor diegenen die baat hebben bij deze waarde. (Alford & O’Flynn )

Vanuit de Hogeschool Amsterdam in samenwerking met TeamNL worden de volgende waarden benoemd:

Ontplooiingswaarde

  • Welzijn van topsporters, talenten, ontwikkeling die zij doormaken op sportief, maatschappelijk en persoonlijk gebied.

Inspiratiewaarde

  • De manier waarop en de mate waarin topsport de maatschappij inspireert tot bepaald gedrag.

Belevingswaarde

  • De mate waarin topsport bijdraagt aan een beleving en zorgt voor plezier, passie of teleurstelling.

Verbindende waarde

  • Waarde en verbondenheid met sporthelden en sport(team) als rolmodel.

Economische waarde

  • De bijdrage die sport levert aan de economie.

Sociaal-culturele waarde

  • Waarde voor de cultuur en sociale normen en waarden.

Inzetten

Hoe kun je deze kennis en expertise als organisatie inzetten om de (maatschappelijke) waarde van topsport te vergroten? Dit kan door het in kaart brengen van wat een programma of veranderinitiatief doet en hoe dit ertoe leidt dat de gewenste doelen worden bereikt, (Theory of change). Dit is de eerste keer toegepast door Weiss (1995). Vervolgens ga je kijken wat je gaat gebruiken om de gewenste doelen te bereiken door te kijken naar hoe een programma is ontworpen en opgezet (Theory of action).
Door deze manier van werken is er een beter begrip voor de activiteiten die worden ondernomen (sphere of control) en is er beter zicht op de gebieden waarop je direct invloed kan uitoefenen (sphere of influence) en of veranderingen waarvan je hoopt dat ze plaatsvinden (sphere of concern). Een mooi voorbeeld hiervan is het Brabantsport Fonds Het begon allemaal drie en een half jaar gelden met de droom: een vitaal en verbonden Brabant waar de kracht van topsport bijdraagt aan gezonde en gelukkige Brabanders.

Er is een unieke samenwerking tussen het Brabants bedrijfsleven en de provincie Noord-Brabant gerealiseerd. Gemeenschappelijke doelen en belangen zorgen voor het DNA van de regio. Ook stimuleren en ondersteunen zij maatschappelijke activatieprojecten met een sport- en beweegcomponent. Door middel van 50 projecten hebben zij ruim 23.000 Brabanders in beweging gebracht. Er is altijd een koppeling met topsport.

Afsluiting

De afsluiting van het event was in de grote zaal met een interactief deel en reacties van de nog aanwezigen. Door sportclubs te laten samenwerken met elkaar aan een ecosysteem voor sport en vitaliteit zoals die van Multi-Sportcampus Traiectum worden veel mensen geïnspireerd. Iedere gemeente heeft haar eigen uitdagingen, maar als je sportverenigingen kunt overtuigen dat ze ook op dit soort samenwerking kunnen inzetten, ontstaat er vanzelf een passende vorm. Een opmerking vanuit de zaal is om vraaggericht te gaan denken. Wat wil de sportconsument, hoe bereiken we die en hoe krijgen we hem of haar betrokken met een kanttekening niet al zelf het antwoord in te vullen.

Eind bevinding

Jolanda: “Ik vond het een interessant en leerzaam kennisevent, maar ook een beetje teleurstellend om te ontdekken en ervaren dat de tandheelkunde binnen de topsport nog een lange weg te gaan heeft.”

“Na een gesprek met André Cats van NOC*NSF blijkt dat tandheelkunde nog steeds gezien wordt als een kleine aparte niche binnen de topsport en dat daar niet direct de eerste prioriteiten liggen. Dit ondanks dat topsport een steeds belangrijkere rol wil spelen binnen maatschappelijke waarde(n) in de maatschappij zoals die van welzijn en gezondheid.”

Het belang van een optimale mondgezondheid en de relatie met de algehele gezondheid en het welzijn wordt nog steeds onderschat. Wellicht een signaal aan onze beroepsgroep om “out of te box” te gaan denken en een strategie te bedenken hoe wij deze twee werelden met ieder hun eigen belangen toch in balans kunnen brengen.

Door:
Jolanda Gortzak, mondhygiënist en eigenaar van Oral-Vision, info@oral-vision.nl

Jolanda-Gortzak mondhygiënist

Lees meer artikelen van Jolanda Gortzak

Lees meer artikelen over Sporttandheelkunde

Lees meer over: Congresverslagen, Sporttandheelkunde

20 maart – Wereld Mondgezondheidsdag 2025

Ieder jaar organiseert de FDI World Dental Federation de Wereld Mondgezondheidsdag: een dag om mensen te herinneren aan het belang van goede mondverzorging. Het thema van de World Oral Health Day 2025 is ‘A happy mouth is… A happy mind’.

De campagne gaat over hoe de gezondheid van je mond van invloed is op je geest. Want goed zorgen voor je tanden, je tandvlees en je kiezen is niet alleen goed voor je mond, maar heeft ook een positief effect op de rest van je lichaam. Dubbel reden dus om op te passen met suikers en zuren in je eten en drinken, goed te poetsen en regelmatig de tandarts te bezoeken.

Waarom een dag voor de mondgezondheid?

Maar liefst 90% van de wereldbevolking krijgt op een gegeven moment in het leven te maken met een vorm van een gebitsaandoening. In veel gevallen zijn deze aandoeningen echter goed te voorkomen of te behandelen door een goede dagelijkse mondverzorging. Om mensen hiervan bewust te maken wordt jaarlijks de World Oral Health Day (WOHD) georganiseerd.

Wereld Mondgezondheidsdag in Nederland

In Nederland grijpt de KNMT de Wereld Mondgezondheidsdag aan om adviezen te delen voor een gezonde mond.

De beroepsvereniging NVM-mondhygiënisten organiseert van maandag 17 tot en met zondag 23 maart de Week van de Mondhygiënist

Bron:
World Oral Healthday.org
nvmmondhygiënisten.nl
KNMT.nl

Lees meer over: Actueel, Thema A-Z
abonnement

Experiment abonnementssysteem Mondzorg voor de jeugd (tot 18 jaar)

Afgelopen juni startte een driejarig experiment van alle verzekeraars waarbij de meest voorkomende behandelingen in de mondzorg voor de jeugd worden gefinancierd via een abonnementstarief. De huidige structuur, waarbij declaratie per verrichting plaatsvindt, wordt vaak bekritiseerd omdat deze een barrière vormt voor preventieve mondzorg.

Het experiment komt voort uit de eerder geformuleerde gezamenlijke ambities van branchepartijen in de mondzorg, NZa en ZN. Doel van het experiment is onderzoek naar de relatie mondgezondheid en geboden zorg versus het type bekostiging (abonnement versus huidige bekostiging met prestatieverrichtingen).

Vast maandtarief

Tijdens het experiment ontvangt de tandarts een vast maandtarief, ongeacht de uitgevoerde behandeling.

Onderzoek

Het prospectief onderzoek vindt plaats in een RCT opzet met een interventie- en controlegroep. Het onderzoek wordt geleid door het Radboud Umc. Vanuit de EU wordt het onderzoek gesubsidieerd (Prudent). Partners in het experiment zijn naast het Radboud Umc, Vertimart, alle zorgverzekeraars in Nederland en Stichting Jeugd Tandzorg West. Het experiment duurt 3 jaar en er is afgesproken om na één en twee jaar een tussentijds evaluatie te houden.

Bron:
Zorgverekeraars Nederland

 

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Uitblinkers

Uitblinkers-project: verbeteren van poetsgedrag van jonge kinderen

Het Uitblinkers-project van ACTA/HU heeft als doel het verbeteren van het poetsgedrag van kinderen tussen de 2 en 10 jaar. ‘Uitblinkers’ is een gesprekstechniek waarbij wordt geprobeerd om het poetsgedrag van 2-jarige kinderen tot 10-jarige kinderen te verbeteren, kijkend naar de opvoeding van de ouders.

De gesprekken bestaan uit 2 delen: eerst wordt met de ouders gesproken over de hobbels die ze ervaren bij het tandenpoetsen van hun kinderen. Daarna wordt samen met de ouders gekeken naar manieren om ervoor te zorgen dat het alsnog lukt, door opvoedingkundige leerprincipes toe te passen, zoals consequent en positief opvoeden en het inbouwen van gewoontes. Behandelaars krijgen daarvoor een toolkit met kaarten en een script ter ondersteuning van de gesprekstechnieken.

ACTA onderzoekt met dit project, samen met de Hogeschool Utrecht (HU), of het Uitblinkers-project effect heeft op het verbeteren van het poetsgedrag van de kinderen op de lange termijn en wordt ‘Uitblinkers’ zo aangepast dat het ook kan helpen bij het verbeteren van voedingspatronen. Ook wordt onderzocht of deze methode in de mondzorgpraktijk kan worden toegepast.

Het project is in 2017 ontwikkeled door een groep van deskundigen in de kindtandheelkunde, Public Health, ontwikkelingspsychologie en gedragstherapie. Het project geeft aandacht aan de toenemende ongelijkheid in mondgezondheid van Nederlandse kinderen en dan met name van kinderen uit de lage sociaaleconomische posities.

Het project startte in 2024 en loopt tot 1 januari 2026. De betrokken onderzoekers zijn: bijzonder hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg Katarina Jerkovic (ACTA/HU), universitair hoofddocent Denise Duijster (ACTA) en onderzoeker Maddelon de Jong-Lenters (ACTA), hoogleraar Monitoring Mondgezondheid en Preventie Monique van der Veen (ACTA/InHolland) en promovendi Pomme van Maarschalkerweerd (ACTA) en Denise Leusink (HU).

Lees ook:

Uitblinkers training, 11 april 2025

Interview met Maddelon de Jong-Lenters over de Uitblinkers-interventie

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Onderzoek naar stamceltherapie voor wortelkanaalbehandelingen

Onderzoek naar stamceltherapie voor wortelkanaalbehandelingen

Camila Sabatini heeft een therapie gevonden om beschadigde tanden te herstellen. Zij ontving hiervoor de Harold Amos Medical Faculty Development Program (AMFDP)-prijs van de Robert Wood Johnson Foundation. Sabatini is universitair hoofddocent restauratieve tandheelkunde aan de Dental Medicine School van Universiteit van Buffalo.

Wortelkanaalbehandeling

Een wortelkanaalbehandeling is nodig wanneer de infectie is doorgedrongen tot de zenuw van de tand. De zenuw wordt tijdens de wortelkanaalbehandeling verwijderd, het element wordt schoongespoeld en afgesloten met een synthetisch materiaal. Het gevolg hiervan is dat het behandelde element vatbaarder wordt voor breuken.

Onderzoek van Sabatini

Camila Sabatini heeft mogelijkheden voor tandbeschadigingen onderzocht waardoor de behoefte aan wortelkanaalbehandelingen zou kunnen worden verminderd. Het team heeft namelijk manieren onderzocht om stamcellen van tandheelkundige oorsprong te gebruiken waarmee het herstel van beschadigde tanden wordt bevorderd. De noodzaak van een wortelbehandeling kan hiermee worden vermeden. Op deze manier is het niet nodig om synthetische materialen te gebruiken, maar maken we gebruik van de gastheer, zelf geeft Camila aan.

Subsidie voor onderzoek

Met de subsidie van $420.000 die Sabatini ontving zal het team onderzoek doen naar een immunostimulerend geneesmiddel dat op dit moment gebruikt wordt bij kankertherapie en een strategie voor gentherapie. Met behulp van stamcellen uit de tandpulp verkregen uit geëxtraheerde menselijke elementen en dierproeven bij muizen worden de therapieën onderzocht.

Bron:
University at Buffalo

Lees meer over: Endodontie, Thema A-Z
ellen bol 400

Koninklijke onderscheiding als kroon op de carrière van Ellen Bol-van den Hil

Op haar allerlaatste werkdag als directeur externe betrekkingen heeft Ellen Bol-van den Hil een Koninklijke onderscheiding ontvangen in haar woonplaats Doorn. Ellen krijgt deze onderscheiding van burgemeester Naafs van de Utrechtse Heuvelrug vanwege haar jarenlange verdiensten voor de nationale en internationale mondzorg en haar vele vrijwilligersactiviteiten in Doorn.

Ellen heeft een doorslaggevende rol gespeeld om NVM-mondhygiënisten sinds 2004 om te vormen van een vrijwilligersorganisatie tot een professionele beroepsorganisatie met een volwaardig bureau. Mede door haar inzet, vanaf 2010 als directeur, is NVM-mondhygiënisten een volwaardige gesprekspartner van alle relevante stakeholders in de mondzorg, variërend van de KNMT tot het ministerie van VWS. Haar voortdurende inzet, meer dan veertig jaar, heeft ook geleid tot de benoeming tot erelid van NVM-mondhygiënisten voor haar vrijwillige en professionele inzet voor de mondhygiënisten.

Hoog niveau

Loes Velthoven-Verlinden, voorzitter NVM-mondhygiënisten: “Ellen heeft zeker een lintje verdiend voor haar verdiensten. Naar mijn mening was de preventieve mondzorg niet op het hoge niveau gekomen zonder Ellen. Zowel in Nederland als daarbuiten. Door haar kwaliteit en professionaliteit, en door haar samenwerking met andere disciplines in de zorg is NVM-mondhygiënisten een volwaardige partner in de mondzorg geworden. Ellen is gezaghebbend, ook op internationaal gebied, mede door haar bijdrage aan de hoge professionele standaard van de mondhygiënist in Nederland. Zij heeft een zwak voor de zwakkeren in de samenleving, waardoor zij ook staat voor goede mondzorg voor de allerkleinsten en voor de kwetsbare ouderen. “

Internationaal

Ook op internationaal gebied heeft Ellen haar sporen verdiend. In 2016 is Ellen benoemd tot vicepresident van de European Dental Hygienists Federation. Eén van de onderwerpen waaraan Ellen veel werk heeft besteed is het Common Education Framework’. In 2016 (met herziening in 2017) is het Europese beroepsprofiel voor de mondhygiënist geaccordeerd. Dit is gebaseerd op een driejarig bachelor curriculum en is de basis voor de mondhygiënistenopleiding in Europa.

Lokaal

Naast haar zelfstandige praktijk wist Ellen ook nog tijd te vinden voor allerlei vrijwillige activiteiten voor o.a. de St. Maartenskerk en basisschool De Sterrenboog in Doorn.

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
CBCT-scan om peri-apicale laesie na endodontische behandeling te beoordelen

CBCT-scan om peri-apicale laesie na endodontische behandeling te beoordelen

Een studie in het Journal of Dentistry heeft onderzoek gedaan naar cone-beam computertomografie (CBCT) om de effectiviteit van wortelkanaalbehandelingen te voorspellen wanneer er sprake is van een apicale parodontitis.

Onderzoek

Het doel van de studie was om met behulp van volumetrische metingen op basis van CBCT-scans gedurende een periode van 4 jaar de radiografische genezing van peri-apicale laesies na een wortelkanaalbehandeling te observeren. De genezing van een apicale parodontitis laesie kost tijd en wordt met name beïnvloed door de aard van de infectie. Volgens de klinische praktijkrichtlijn van de European Society of Endodontology (ESE) wordt aanbevolen dat het resultaat van een endodontische behandeling ten minste 1 jaar moet worden gevolgd om radiografisch bewijs te zien.

Er deden in totaal 130 patiënten (162 tanden met één wortel) mee, waarbij een primaire wortelkanaalbehandeling is uitgevoerd voor het onderzoek. 1, 2 en 4 jaar na de behandeling werden er vervolgbezoeken gepland om het volume van de peri-apicale radiolucentie te meten. De radiografische uitkomsten werden verdeeld in 4 categorieën; afwezigheid, vermindering, onduidelijk of vergroting van de peri-apicale radiolucentie. Bij een volumetrische verandering van ten minste 20% was er sprake van een vermindering of vergroting.

Resultaten

Van de 130 patiënten (162 tanden) namen 104 patiënten (128 tanden) ten minste één keer deel aan de follow-up gedurende een periode van 4 jaar. De radiografische uitkomsten laten zien dat in totaal 90,6% van de tanden afwezigheid of vermindering van radiolucentie vertoonden. Bij 5 van de 128 tanden was de verandering van de radiolucentie onzeker en bij 4 tanden werd een vergroting van de peri-apicale radiolucentie waargenomen.

Conclusie

De effectiviteit van een wortelkanaalbehandeling om een parodontitis apicalis te behandelen is voorspelbaar. Er kan daarnaast worden geconcludeerd dat wanneer een radiolucentie die zichtbaar was op een CBCT-scan 1 jaar na de endodontische behandeling met 20% of meer in volume was veranderd, omkering van de radiografische genezing zelden voor kwam.

Bron:
Journal of Dentistry

 

 

 

 

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Botmineraaldichtheid staat mogelijk in verband met cariës

Botmineraaldichtheid staat mogelijk in verband met cariës

Volgens een onderzoek onlangs gepubliceerd in Scientific Reports is er een verband tussen botmineraaldichtheid en cariës. Een combinatie van het monitoren van de botmineraaldichtheid (BMD) en de juiste mondverzorging kan de link tussen deze twee aandoeningen aanpakken.

Analyse

Aan de hand van de National Health and Nutrition Examination Survey, die werd afgenomen tussen 2011 en 2016, werd het verband tussen BMD op verschillende lichaamsdelen en de DMFS-index bij 7044 volwassenen van 20-59 jaar geanalyseerd. BMD werd gemeten op lichaamslocaties zoals het hoofd, ledematen, wervelkolom, ribben, bekken, romp en het hele lichaam. Er werden verschillende regressieanalyses uitgevoerd. De DMFS-index is een meting van de ernst van tandbederf waarbij het aantal onbehandelde cariësoppervlakken, ontbrekende tanden als gevolg van cariës en behandelde cariësoppervlakken werd beoordeeld.

Resultaten

Lineaire analyse laat zien dat de BMD’s van alle lichaamsdelen behalve de armen een negatief verband hebben met de DMFS-index van cariës. De RSC-analyse liet zien dat er een U-vormige relatie was tussen hoofd-BMD en de DMFS-index.
De WQS-analyse liet zien dat er een negatieve relatie tussen BMD en de DMFS-index is. Daarnaast toonde mediatie-analyse negatieve resultaten en suggereert dat cariës mogelijk geen invloed heeft op BMD via ontsteking niveaus.

Conclusie

Het monitoren van de BMD moet gecombineerd worden met geschikte strategieën voor mondzorg- en cariësbeheer om het verband tussen deze gezondheidsproblemen aan te pakken.

Bron:
Scienitific Reports

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z

De toekomst van radiologie en digitale tandheelkunde

Per 1 september 2024 is Erwin Berkhout benoemd tot hoogleraar Orale Radiologie, Beeldvorming en Digitale Tandheelkunde aan ACTA. In dit interview deelt hij zijn visie op actuele ontwikkelingen in de tandheelkundige radiologie en digitale tandheelkunde en de snelle opkomst van kunstmatige intelligentie (AI) in de mondzorg.

Erwin, gefeliciteerd met uw benoeming tot hoogleraar Orale Radiologie, Beeldvorming en Digitale Tandheelkunde bij ACTA! Wat betekent deze benoeming voor u?

“Ik ben ontzettend trots op mijn benoeming tot hoogleraar. Het is een mooie erkenning, niet alleen voor mij persoonlijk, maar vooral voor de vakgebieden die deze leerstoel vertegenwoordigt: orale radiologie en digitale tandheelkunde. Het onderstreept de relevantie van deze disciplines voor de toekomst van de tandheelkunde. Het is een grote eer om als boegbeeld voor deze vakgebieden te worden gezien en dat vertrouwen motiveert me enorm.”

Waarom koos u ervoor om u te richten op juist dit vakgebied?

“Ik ben eigenlijk per toeval in de radiologie terechtgekomen. Voor mijn afstuderen als tandarts in 1998 had ik het idee mijn scriptie te schrijven over computergestuurd boren, een vrij innovatief onderwerp voor die tijd. ACTA , waar ik studeerde, had geen expertise op dat gebied, dus werd ik geplaatst bij de op dat moment meest technisch-klinisch georiënteerde vakgroep: radiologie. Na mijn scriptie vroegen ze me om te blijven, eerst als student-assistent en na afstuderen als docent, en te helpen met het onderwijs, wat uiteindelijk leidde tot mijn promotieonderzoek. Zo ben ik steeds dieper in dit vakgebied gerold. En dat bevalt goed. Wat me vooral aantrekt, is de combinatie van de technische kant van de tandheelkunde met de klinische aspecten van diagnostiek en besliskunde.
Echter, ik geloof dat je, met een nieuwsgierige houding en de ruimte om je interesses te ontwikkelen, in veel vakgebieden verder kunt groeien. In mijn geval gebeurde dat toevallig bij radiologie en ik ben daar ontzettend blij mee – ik voel me er echt als een vis in het water.”

Hoe heeft tandheelkundige radiologie zich de afgelopen 25 jaar ontwikkeld?

“Toen ik begon in de radiologie, werkten we nog met conventionele röntgenfilm en ontwikkelden we de films in een donkere kamer. Niet lang daarna veranderde er veel met de komst van digitale radiologie, waarbij de röntgenfilms werden vervangen door digitale detectors. Kort daarop volgde de introductie van ConebeamCT. Dankzij de technologische vooruitgang in detectoren is de stralingsdosis voor diagnostische toepassingen nu lager dan bij film, wat de inzetbaarheid vergroot en de drempel voor röntgendiagnostiek verlaagt. Tegelijk vergroot ConeBeamCT onze diagnostische mogelijkheden, overigens wel ten koste van een hogere stralingsdosis.
Doordat we tegenwoordig met digitale beelden werken, zijn er talloze mogelijkheden ontstaan om deze beelden na opname te bewerken en verder te analyseren, waardoor de diagnostische waarde kan worden vergroot. Een goed voorbeeld hiervan is de relatief recente toepassing van Artificial Intelligence op deze beelden.”

Naar aanleiding van de snelle technologische vooruitgang in de tandheelkundige radiologie, verwacht u dat er op korte termijn veranderingen komen in de regelgeving voor het gebruik van röntgenapparatuur in tandartspraktijken?

“Ik verwacht op korte termijn geen grote veranderingen in de regelgeving. Wel zijn er interessante ontwikkelingen op het gebied van richtlijnen. Het KIMO werkt momenteel aan een richtlijn voor de indicatiestelling van röntgenopnamen, en de KNMT is bezig met een update van hun praktijkrichtlijn. Beide richtlijnen worden naar verwachting in de eerste helft van 2025 gepresenteerd. Ze bieden essentiële kaders voor het veilige gebruik van röntgenapparatuur, zowel wat betreft de indicatiestelling als de optimalisatie van het gebruik van röntgendiagnostiek.”

Kunstmatige intelligentie (AI) speelt een steeds grotere rol in de tandheelkunde. Hoe wordt AI momenteel al ingezet binnen uw vakgebied?

“AI speelt een steeds grotere rol in de diagnostiek binnen de tandheelkunde. Het wordt bijvoorbeeld ingezet om röntgenbeelden te analyseren. De algoritmes verwerken deze beelden al kwalitatief goed, waardoor ze afwijkingen zoals cariës, periapicale lucenties of parodontale problemen kunnen detecteren. Toch zijn er ook nog uitdagingen en beperkingen verbonden aan deze technologie.”

Kunt u hierover iets meer vertellen?

“Het is belangrijk te begrijpen dat AI op zichzelf niet ‘intelligent’ is, hoogbegaafd is wellicht een betere benaming. Het systeem reproduceert en combineert kennis die erin is gestopt. Je voedt bijvoorbeeld het met een groot aantal voorbeelden van cariëslaesies op röntgenfoto’s. Deze voorbeelden worden ingevoerd door tandartsen, waarna het systeem patronen leert herkennen. De kwaliteit hiervan is afhankelijk van de kwaliteit van de invoer van de tandartsen. En laten we nu precies weten dat die niet fantastisch is. Veel cariës op röntgenfoto’s wordt door tandartsen gemist. Als je met die slechte voorbeeld informatie een AI systeem traint zal AI dat ook niet kunnen detecteren. Dit maakt het lastig, niet onmogelijk, om AI beter te maken dan een tandarts.

Er zijn al commerciële toepassingen van AI in tandartspraktijken, bijvoorbeeld om cariës op röntgenfoto’s op te sporen, maar eerlijk gezegd: het werkt nog niet perfect.

Sterker nog, het is momenteel niet beter dan een goedgetrainde tandarts. Dat is in specifieke andere delen van de medische zorg anders, daar is het al wel gelukt om AI diagnostiek beter te laten zijn dan de arts.”

“Daarom ben ik momenteel bezig met onderzoek naar manieren om de kwaliteit van de trainingsvoorbeelden voor AI te verbeteren. In dit onderzoek ontwikkelen we een model waarin we elementen met cariës gebruiken, die we vervolgens analyseren met microCT-beelden. MicroCT levert gedetailleerdere beelden dan traditionele röntgenfoto’s, waardoor we meer informatie over de cariës kunnen verkrijgen. Deze extra informatie uit de microCT-scans gebruiken we om het AI-algoritme te trainen met beelden van hogere kwaliteit. Het doel is dat het algoritme hiervan leert en uiteindelijk beter in staat zal zijn om cariës te herkennen dan een tandarts.”

Hoe zal de rol van tandarts veranderen met de opkomst van AI?

“AI is al in opkomst in tandartspraktijken. Waar het aanvankelijk ging om chatbots op praktijkwebsites en AI-receptionisten voor telefonische vragen, zal AI de komende jaren een veel grotere rol gaan spelen in de tandartspraktijk.

De opkomst van AI zal de rol van de tandarts ongetwijfeld veranderen.

Het is een hulpmiddel dat de tandarts ondersteunt in diagnostisch werk door extra inzichten te bieden en afwijkingen, zoals cariës, nauwkeuriger te detecteren. Dit kan de werklast verlichten en mogelijk in de toekomst zelfs de menselijke waarneming overtreffen. Het is van groot belang dat tandartsen begrijpen hoe AI werkt en hoe het hen kan ondersteunen. AI biedt waardevolle mogelijkheden voor diagnostiek, patiëntenzorg en administratieve processen. Tandartsen moeten zich comfortabel voelen met het gebruik van deze technologieën, van het analyseren van beelden tot het beheren van patiëntdata. Tegelijkertijd is het essentieel om kritisch te blijven denken en zorgvuldig te beoordelen of een bepaalde AI-oplossing daadwerkelijk meerwaarde biedt voor de praktijk. Sommige AI-software zou immers de moderne variant kunnen worden van de gadgets die praktijken vroeger aanschaften, slechts een paar keer gebruikten en daarna in de kast lieten staan.

Er ontstaat ook een ander vraagstuk: wie is verantwoordelijk als AI een afwijking detecteert die de tandarts niet ziet, of andersom?

Juridisch gezien is het momenteel onduidelijk wie aansprakelijk is: de tandarts of de ontwikkelaar van het AI-systeem. De tandarts blijft verantwoordelijk voor de uiteindelijke diagnose en behandelbeslissing. Als het AI-systeem echter een fout maakt, zoals een verkeerde diagnose, rijst de vraag of de ontwikkelaar aansprakelijk kan worden gesteld. Dit is een juridisch grijs gebied. Naarmate AI vaker in de praktijk wordt gebruikt, zullen er waarschijnlijk duidelijkere juridische kaders ontstaan over wie verantwoordelijk is bij fouten van AI.”

Zijn er nog andere interessante technologische ontwikkelingen op het gebied van radiologie?

“In Denemarken wordt momenteel onderzoek gedaan naar het gebruik van MRI in de tandheelkunde. MRI wordt al veelvuldig toegepast in ziekenhuizen voor diverse diagnostische doeleinden, maar de toepassing in de tandheelkunde staat nog in de kinderschoenen. Wat MRI bijzonder geschikt maakt, is de mogelijkheid om weke delen in beeld te brengen. Terwijl röntgen zich richt op harde structuren zoals tanden en botten, kan MRI bijvoorbeeld zenuwbanen, ontstekingen en kaakproblemen zichtbaar maken. Bij ACTA onderzoeken we of we ons kunnen aansluiten bij de Deense initiatieven en samen de potentie van MRI binnen de tandheelkunde kunnen verkennen.

Hoewel MRI op dit moment kostbaar is en technisch nog wat uitdagingen met zich meebrengt, zijn de ontwikkelingen veelbelovend.

Als MRI toegankelijker wordt voor tandartspraktijken, kan dit de diagnostische technieken in de tandheelkunde verder verbeteren.”

Welke technologische ontwikkelingen zijn momenteel het meest veelbelovend voor de digitale tandheelkunde?

“Vandaag de dag wordt er al veel digitaal gewerkt in de tandheelkunde en dit zal steeds verder toenemen. De analogie met de vervanging van röntgenfilm door digitale detectors is evident. Ook de virtuele trainers, zoals de Simodont en de Dente trainers, die tegenwoordig in het onderwijs worden ingezet, vallen onder de digitale tandheelkunde. Met deze virtuele trainers kunnen studenten patiënten virtueel behandelen. Ze gebruiken een speciaal projectiescherm waarop een 3D-weergave van het gebit wordt geprojecteerd. Het scherm bevindt zich op de plek waar normaal de patiënt ligt. De eerste stap is om de studenten preparaties te laten oefenen. Daarbij voelt de student daadwerkelijke weerstand als de boor het virtuele element raakt, de zogenaamde haptische feedback. Bijvoorbeeld, als er in virtueel glazuur wordt geboord, voelt dit harder aan dan in virtueel carieus weefsel. Dit maakt de training niet alleen visueel, maar ook fysiek realistisch. De volgende stap in deze ontwikkeling is het Digital Twins-concept. Hiermee kunnen we via een intraorale scan van de patiënt, eventueel aangevuld met röntgeninformatie, een virtuele weergave van het gebit maken. Dan heb je op een scherm in 3D precies de situatie zoals die is in de mond van de patiënt. In deze virtuele omgeving kan een behandelingsplan worden opgesteld en geoefend, voordat de ingreep daadwerkelijk op de patiënt wordt uitgevoerd. Als deze technologie zich verder ontwikkelt, kunnen tandartsen in de toekomst complexe ingrepen eerst in de virtuele omgeving oefenen. Zo worden onverwachte situaties tijdens de daadwerkelijke ingreep voorkomen en kan er accuraat worden gereageerd. De vergelijking met simulatortrainingen voor piloten ligt voor de hand. Misschien leidt deze technologie zelfs tot volledig computergestuurd boren in de toekomst.”

Al die technologische ontwikkelingen vormen een prachtige uitdaging in uw nieuwe functie.

“En die uitdaging ga ik niet alleen aan – ik doe dat samen met mijn collega’s. Orale radiologie, beeldvorming en digitale tandheelkunde zijn enorm relevant voor de mondzorg en ik ben enthousiast over de mogelijkheden die mijn leerstoel biedt. Zelfs computergestuurd boren, het onderwerp van mijn scriptie 25 jaar geleden, maakt nu dus onderdeel uit van mijn leerstoel. Het is in diverse opzichten een uitdagende tijd voor de tandheelkunde en ik ben blij dat ik samen met mijn collega’s vanuit wetenschappelijke inzichten kan bijdragen aan ontwikkelingen in de orale radiologie, beeldvorming en digitale tandheelkunde.”

 

Interview door Ilona van der Werf voor dentalinfo.nl met dr. Erwin Berkhout, hoogleraar Orale radiologie, beeldvorming en digitale tandheelkunde bij ACTA.

Lees meer over: Interview, Opinie, Röntgen | Digitale tandheelkunde
controle - vergrootglas

Steeds meer machtigingen in de mondzorg: vertrouwen is goed, controle is beter?

De behandelingen in de mondzorg in de basisverzekering waarvoor een machtiging door de zorgverzekeraar nodig is, nemen steeds meer toe. Niet alleen meer voor complexe behandelingen (zoals in de bijzondere tandheelkunde), maar ook voor reguliere mondzorg zoals preventieve voorlichting is steeds vaker voorafgaande toestemming door de zorgverzekeraar nodig. Wat is het juridisch kader bij machtigingen? En zijn al deze machtigingsvereisten echt nodig?

Machtigingen in de mondzorg

Machtigingsvereisten – ook wel toestemmingsvereisten genoemd – zijn in de basisverzekerde mondzorg al jarenlang gemeengoed. Voor bijzondere tandheelkunde, implantaten en prothesen gelden in veel gevallen al langere tijd machtigingsvereisten. Opvallend daarbij is dat ook gecontracteerde mondzorgaanbieders machtigingen moeten aanvragen; in veel andere zorgsoorten gelden dergelijke eisen enkel voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders.

Relatief nieuw is dat ook voor andere mondzorgverrichtingen voorafgaande toestemming door de zorgverzekeraar nodig is. Daarbij moet vooral worden gedacht aan de jeugdtandheelkunde. Ook vanaf 1 januari 2025 zijn er weer verzekeraars die aanvullende machtigingsvereisten stellen. Zo vereist VGZ vanaf 2025 bijvoorbeeld voorafgaande toestemming bij meer dan 1 uur preventieve voorlichting en bij meer dan 1,5 uur gebitsreiniging per jaar, terwijl verder onder meer toestemming nodig is bij de 11e sealing of meer (die eis gold in 2024 ook al). Andere verzekeraars stellen vergelijkbare machtigingsvereisten.

Machtigingen door zorgverzekeraars

Zorgverzekeraars mogen juridisch machtigingsvereisten stellen. Deze worden doorgaans opgenomen in de polisvoorwaarden van de verzekerde (de patiënt). De Memorie van toelichting bij de Zorgverzekeringswet bepaalt dat het

aan de zorgverzekeraar [is] om in zijn modelovereenkomsten op te nemen (en derhalve ook in de zorgverzekering overeen te komen en vervolgens in de zorgpolis op te nemen) voor welke vormen van zorg (en voor welke van de andere op grond van de artikelen 11 te verzekeren diensten) hij een vorm van toetsing wenst.”

Machtiging aanvragen is in beginsel aan de patiënt

Aangezien het machtigingsvereiste voortvloeit uit de afspraken tussen de patiënt/verzekerde en de zorgverzekeraar (namelijk de polisvoorwaarden), is het in beginsel aan de patiënt om te zorgen dat hij tijdig toestemming verkrijgt van de zorgverzekeraar. In de praktijk worden machtiging nagenoeg altijd aangevraagd door de behandelend zorgaanbieder, eenvoudigweg omdat de patiënt vaak niet in staat is dat gelet op de informatie die daarvoor nodig is zelf te doen, maar juridisch gebeurt dat dus namens de patiënt.
Overigens geldt dat zorgaanbieders die een overeenkomst met de verzekeraar zijn aangegaan waarin machtigingsvereisten zijn opgenomen, op basis daarvan veelal wel verplicht zijn te zorgen voor het aanvragen van de machtigingen.

Geen verplichting voor zorgaanbieders om machtiging aan te vragen

Wij krijgen regelmatig de vraag of het voor zorgaanbieders verplicht is om machtigingen aan te vragen, of dat zorgaanbieders dit ook aan de patiënt kunnen overlaten. In principe geldt dat zorgaanbieders geen verplichting hebben om een machtiging aan te vragen, aangezien dit vereiste in beginsel geldt voor de patiënt en de patiënt op basis van de polisvoorwaarden het risico loopt geen vergoeding te krijgen indien toestemming van de verzekeraar ontbreekt. Wél hebben zorgaanbieders conform de NZa-regelgeving de verplichting hun patiënten goed te informeren, onder meer over eigen betalingen en over mogelijke machtigingsvereisten. Daarnaast is het de vraag of de zorgaanbieder hier veel mee opschiet; als andere zorgaanbieders de afhandeling van de machtiging wel op zich nemen bestaat immers de gerede kans dat de patiënt de overstap naar die andere aanbieder zet.

In de Memorie van toelichting is opgenomen wat de ‘sanctie’ voor de verzekeraar is, indien hij te veel machtigingsvereisten stelt:

“Eist een zorgverzekeraar in de ogen van zijn verzekerden te vaak verwijzing of voorafgaande toestemming van die verzekeraar zelf, dan zullen zijn verzekerden bij hem weg gaan.”

Dit mechanisme werkt in de praktijk echter niet. Patiënten zijn immers vaak helemaal niet op de hoogte van alle toestemmingsvereisten die alle verzekeraars in hun polissen stellen. Bovendien komt de administratieve last niet bij de patiënt te liggen maar bij de zorgaanbieders, zolang het de aanbieders zijn die het aanvragen van de machtigingen op zich nemen.

Beoordelingskader machtigingen

Artikel 14 van de Zorgverzekeringswet bepaalt dat de vraag of een verzekerde behoefte heeft aan een bepaalde vorm van zorg of een bepaalde andere dienst slechts wordt beoordeeld op basis van zorginhoudelijke criteria. De Memorie van Toelichting geeft daarover aan:

“Het categorisch weigeren van bepaalde zorg op grond van algemene verzekerdenkenmerken (bijvoorbeeld leeftijd) of uit financiële overwegingen, is derhalve niet toegestaan.”

Dat betekent dat het categoriaal weigeren van toestemming voor bepaalde mondzorg, bijvoorbeeld indien dat een bepaald minutenaantal per jaar overschrijft, niet is toegestaan. Steeds zal moeten worden beoordeeld of de individuele patiënt behoefte heeft aan deze zorg en als dat het geval is, moet de toestemming worden verleend.

Zorgverzekeraar mag niet op de stoel van de zorgaanbieder gaan zitten

Veel discussie vindt plaats over de wijze waarop beoordeeld moet worden of een patiënt behoefte heeft aan bepaalde zorg. Zorgverzekeraars hoeven daarbij niet blind te varen op het oordeel van de zorgaanbieder. Uit de jurisprudentie blijkt dat het zorgverzekeraars anderzijds niet vrij staat om het oordeel van de zorgaanbieder niet te volgen, zonder te motiveren waarom en op basis waarvan. Bovendien moet het oordeel van de zorgaanbieder getoetst worden aan normen die binnen de beroepsgroep gelden.

Uitgangspunt bij de beoordeling van een machtigingsaanvraag moet in onze optiek daarom steeds het oordeel van de zorgverlener zijn. Indien de zorgverzekeraar twijfels heeft over deze beoordeling dan is het aan de zorgverzekeraar om te motiveren waarom van het oordeel van de zorgaanbieder wordt afgeweken. Terughoudendheid van de zorgverzekeraar is hierbij gepast, gelet op het feit dat de zorgverlener een directe relatie heeft met de patiënt en de zorgvraag dus vaak het best zal kunnen inschatten.

Vertrouwen is goed, controle is beter?

Aan de ene kant is het te begrijpen dat zorgverzekeraars grip willen houden op de ontwikkeling van de zorgkosten. Misbruik van de collectieve middelen in de basisverzekering moet voorkomen worden. Dat moet in onze optiek dan wel te gebeuren op een wijze die proportioneel is en waardoor niet het overgrote deel van de mondzorgaanbieders daar te veel administratieve lasten van ondervindt.

Bovendien is er een alternatief voor de machtigingseis; namelijk de materiële controle. Daarbij kan doelgericht, bij zorgaanbieders die statisch (significant) afwijken van de benchmark, worden gecontroleerd waarom meer zorg is geleverd dan gemiddeld. Dat is ook al staande praktijk. Wij begrijpen dat een controle ‘achteraf’ minder eenvoudig is dan een machtigingstoets voorafgaand aan de zorg en dat dergelijke controles meer werk opleveren voor de zorgverzekeraar. Gelet op de al beperkte mondzorgcapaciteit lijken gerichte controles op specifieke praktijken die significant afwijken ons echter veruit te verkiezen boven machtigingsvereisten voor iedereen en veel extra administratieve belasting. Daarnaast is het passend bij de taak van de verzekeraar – de controletaak berust wettelijk bij de zorgverzekeraar – dat die ook de (administratieve) druk en last draagt, en niet (vooral) de zorgaanbieder.

Door:
Daniël Post en Karik van Berloo, advocaten bij Eldermans|Geerts Advocaten.

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Süeda Yüce

“Het wantrouwen rondom fluoridegebruik trok meteen mijn aandacht”

“Ik merk dat veel mensen, ook in mijn omgeving, terughoudend in het gebruik van fluoridetandpasta’s zijn en daarom kiezen voor fluoridevrije alternatieven”, vertelt Süeda Yüce, mondhygiënist. Op 1 oktober 2024 nam zij haar diploma in ontvangst. Haar bachelorproef werd uitgekozen als beste van haar leerjaar bij de Arteveldehogeschool in Gent. Het onderzoek concentreert zich op het gebruik van hydroxyapatietbevattende kindertandpasta’s als alternatief voor fluoride.
“Toen ik aan mijn opleiding begon, viel het wantrouwen rondom fluoridegebruik me meteen op”, vertelt Süeda Yüce. “Ik besloot me hier verder in te verdiepen en ontdekte tijdens mijn onderzoek hydroxyapatiet-tandpasta’s. Dit werd het onderwerp van mijn Engelstalige bachelorscriptie.” Ze legt uit dat ze zich tijdens haar Bachelor in de Mondzorg geconcentreerd heeft op de effectiviteit van kindertandpasta’s met hydroxyapatiet (HAP) als alternatief voor fluoride.

Korte voorgeschiedenis van HAP-tandpasta

Synthetische HAP-bevattende tandpasta’s werden aanvankelijk ontwikkeld door NASA om mineralenverlies in botten en tanden bij astronauten te voorkomen, veroorzaakt door het gebrek aan zwaartekracht (Pepla et al., 2014).
Nadat een Japans bedrijf genaamd Sangi Co. de rechten overkocht van NASA, lanceerden zij in 1980 APADENT, de eerste tandpasta ter wereld die beweerde dat het tandglazuur kon remineraliseren met behulp van nano-hydroxyapatiet (MILESTONES, z.d.). De anti-cariës werkzaamheid van HAP-tandpasta’s werd voor het eerst aangetoond in een placebogecontroleerde klinische studie bij Japanse schoolkinderen (Kani et al., 1989). Daarna werd hydroxyapatiet in 1993 goedgekeurd als een actief anti-cariës middel door het Japanse Ministerie van Volksgezondheid (Van Loveren, 2013). Sindsdien is het commercieel beschikbaar geworden in Europa in 2006 en in Canada in 2015 (Amaechi et al., 2019). In Duitsland heb je bijvoorbeeld het kindertandpastamerk “Karex”.

RCT

De resultaten van de Randomized controlled trial (RCT) uitgevoerd door Paszynska et al. (2021) toonden aan dat hydroxyapatiet (HAP) tandpasta niet inferieur is aan fluoridetandpasta in het voorkomen van cariës bij kinderen en concludeerde dat HAP-tandpasta een goed alternatief is voor fluoride. 10% microcrystalline HAP-tandpasta werd vergeleken met 500 ppm amine fluoride (AMF). De analyse van de primaire en secundaire uitkomstmaten toonden vergelijkbare en iets lagere kans op cariësprogressie in de HAP-groep dan in de fluoridegroep, met kleine risicoverschillen in het voordeel van HAP, wat wijst op een absolute cariës risicoreductie in het voordeel van HAP.

Uit de resultaten van de RCT uitgevoerd door Amaechi et al. (2019) is gebleken dat er geen statistisch significant verschil is in de remineralisatie en vermindering van cariëslaesiediepte tussen HAP- en fluoridetandpasta. 10% microcluster HAP-tandpasta was even effectief in het voorkomen van demineralisatie en het herstellen van primaire cariëslaesies als 500 ppm AMF-tandpasta.

Remineralisatie

Twee in vitro studies die geïncludeerd zijn in het verkennend literatuuronderzoek door Anil et al. (2022) rapporteerden dat 10% nano-HAP betere remineralisatie vertoonde dan 1000 ppm fluoridetandpasta. Anil et al. (2022) stelden dat verdere onderzoeken, zoals langdurige klinische studies, nodig zijn om het gebruik van hydroxyapatiet in vergelijking met fluoride vast te stellen bij melktanden. Momenteel zijn er nog te weinig klinische studies gericht op deze specifieke doelgroep. Uiteindelijk werd er in deze scoping review gesteld dat HAP in tandpasta’s over het algemeen veel verschillende voordelen heeft, zoals: betere remineralisatie van beginnende glazuurlaesies, cariësinhibitie, vermindering van demineralisatie, heldere tanden, vermindering van dentinegevoeligheid en pijn, een gladder tandoppervlak, en herstel van glazuur na verwijdering van orthodontische beugels.

Scriptie

“Mijn literatuuronderzoek richtte zich uitsluitend op melktanden, waardoor het aantal geïncludeerde studies beperkt was”, legt Yüce uit. Zowel Paszynska et al., Amaechi et al. als Anil et al. stellen verder onderzoek naar het effect van HAP bij melktanden voor, omdat het aantal beschikbare RCT’s voor deze doelgroep beperkt is. Daarentegen zijn er talloze studies die de kracht van HAP bij permanente tanden laten zien, zoals:

  • De systematische review en meta-analyse van Limeback et al. (2021)
  • RCT’s uitgevoerd door Grocholewicz et al. (2020), Badiee et al. (2020) en Schlagenhauf et al. (2019)
  • In vitro en in situ onderzoeken door onder andere Najibfard et al. (2011), Juntavee et al. (2018), Huang et al. (2011), Carvalho et al. (2014), Kim et al. (2007), Venegas et al. (2006) en Swarup & Rao (2012).
  • Recentelijk (oktober 2024) is een nieuwe systematische review en meta-analyse gepubliceerd door Pawinska et al. (2024).

“Het doel van mijn onderzoek was om te beoordelen of HAP-tandpasta’s net zo effectief zijn als fluoride bij het voorkomen en verminderen van cariës bij melktanden. Mijn conclusie was dat HAP een genezingsalternatief biedt, maar dat verder onderzoek noodzakelijk is, vooral bij melktanden, “geeft Yüce aan.

Prijs

Elk jaar zet de Arteveldehogeschool een student(e) in het zonnetje voor diens bachelorproef en geeft de Dienst Onderzoek en Ontwikkeling een prijs uit. Dit jaar werd Yüce’s bachelorproef gekozen tot de beste binnen de opleiding. “Toen ik hoorde dat ik een prijs had gewonnen voor mijn bachelorproef, voelde ik me ontzettend extatisch. Ik kon niet stoppen met lachen en springen van vreugde.” Ze omschrijft het als een geweldig gevoel van erkenning voor alle moeite en energie die ze in haar werk had gestoken.

Toekomst

Yüce weet nog niet zeker of ze in de toekomst verder gaat met dit onderwerp. Toch lijkt het haar ontzettend interessant om zelf experimenteel onderzoek uit te voeren naar de effectiviteit van hydroxyapatiet-tandpasta’s. “Het is altijd al een droom van mij geweest om onderzoeker te worden,” sluit ze af.

Zie Bronnen

Lees meer over: Cariës, Mondhygiëne, Thema A-Z
Overwegingen voor vervolgbehandeling in het parodontale behandeltraject

Overwegingen voor vervolgbehandeling in het parodontale behandeltraject

Bij een evaluatie of herbeoordeling, wordt er – naast de huidige diagnose – gekeken naar het vervolg. Wat wordt de strategie? Daarbij heb je zelf een aantal mogelijkheden, maar ben je soms ook afhankelijk van anderen. Ga je door op de ingeslagen weg? Ga je voor een herbehandeling? Of verwijs je voor een flap? Of moeten er dan maar elementen uit? En zijn implantaten dan een oplossing? Verslag van de lezing van dr. Geerten-Has Tjakkes (parodontoloog) en Kina Timmer-Tjakkes (mondhygiënist) tijdens het NVM-congres.

Geerten-Has Tjakkes en zijn vrouw Kina Timmer-Tjakkes, mondhygiënist, hebben een eigen paropraktijk met ong. 6.000 patiënten. Zij deelden hoe ze samenwerken en hun beste tips. Alvorens te gaan naar de mogelijkheden na de evaluatie werd ook nog teruggekeken naar de fases ervoor.

Er werd er uitgelegd dat er twee scenario’s vanuit PPS mogelijk zijn, te weten:

  • Paropreventietraject
  • Parotraject

Puzzelstukjes bij elkaar leggen

Pas na een goede parostatus en goede röntgenopnames kan je een goede diagnose en prognose gaan stellen. Het parodontale stuk leg je tegen het verdere tandheelkundige stuk aan. Pas als de puzzelstukjes tegen elkaar zijn gelegd, kan je een behandelplan opmaken.

Endo’s, oclussie/articulatie

Zijn er endodontische problemen, knarst iemand, zijn er standsveranderingen? Kan je dit zelf oplossen of heb je nog iemand nodig hierbij? Pockets vergen een brede blik en overleg dus ook met de tandarts of een parodontoloog

Extraheren

Haal eruit wat kansloos is. Niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk. Dus verwijder de elementen die echt niet goed meer zijn en waar het ook niet goed meer bij komt. Maar blijf wel nadenken. Wat zijn de consequenties voor de belasting, voor de esthetiek en voor het functioneren. Wel geldt: hoe meer elementen je verwijdert, hoe voorspelbaarder je resultaat.

Wees voorspelbaar

Mocht je zelf voor de situatie staan dat je twijfels hebt of het bij de evaluatie er echt goed uit zal komen te zien, kondig dit dan van tevoren aan. Dit scheelt je heel veel gedoe als je eenmaal die evaluatie gaat doen. Je zal zien dat verwijzen dan soepeler verloopt.

Wat de doen bij irreële wensen?

Als jouw doel niet overeenkomt met het doel van de patiënt, besluit dan samen om niet verder te gaan. Als je op je klompen al aanvoelt dat het drama gaat worden, neem dan afscheid van elkaar. Een patiënt kan een verwachting hebben die niet reëel is. Ga daar dan niet in mee. Dat is niet alleen voor jezelf goed, maar ook voor je team en voor deze patiënt zelf.

Verwijzen naar de parodontoloog

Dit geldt zeker als stadium 4 is bereikt en je geacht wordt op het multidisciplinair aan te pakken of in elk geval te bespreken. Houd ook rekening met de progressie van de parodontitis. Snel ontwikkelende parodontitis is ingewikkelder om te behandelen dan diepe pockets met flink veel tandsteen die zich traag hebben ontwikkeld. Dus de pocketdiepte is niet zo zeer bepalend maar de vatbaarheid van deze paropatiënt. Vraag je telkens af of jij de juiste behandelaar bent of dat je beter kunt verwijzen naar de parodontoloog. Bedenk ook hoeveel tijd jij hebt versus de parodontoloog.

Voel je je simpelweg niet senang om het paro-traject zelf uit te voeren dan verwijs je ook naar de parodontoloog.

Anesthesie

Tjakkes en Timmer vinden dat we onder anesthesie moeten behandelen. Je houdt je anders automatisch toch in als je niet verdooft. Je wil juist bij die moeilijke pockets komen.

Waar is een evaluatiestatus voor bedoeld?

Vervolgens werd de definitie van de evaluatiestatus uitgelegd. Dit is een meetmoment waarbij je wilt weten wat het resultaat van de paro-behandeling tot nu toe is. Van tevoren zal je moeten communiceren over wat het doel is. Dat bepaalt of je tevreden kan zijn met het resultaat wat van de evaluatiestatus te lezen is. We werken naar ondiepe pockets toe die niet bloeden en die door de patiënt zelf goed te onderhouden zijn.

Goede vragen aan de patiënt

Een tip is om tussen de recalls aan jouw patiënt te vragen: “Waar werken we nu eigenlijk aan?” Patiënten verliezen namelijk soms uit het oog waar we mee bezig zijn (wat de zorgdoelen zijn) en verliezen zodoende hun motivatie. Dus blijf dit actief vragen zodat het doel op het netvlies blijft.

De ervaring en motivatie van de patiënt moet eerst echt goed aan het woord komen. Stel vragen als:

  • “ Wat zijn de ervaringen tot nu toe?”
  • “Hoe staat u op het moment in het leven?”
  • “Hoe vindt u het?”

Dus vraag eerst hoe het echt met de patiënt is voordat je vragen over de zelfzorg stelt. Zo kan je namelijk de zaken in het juiste perspectief zetten. Bovendien voelt je patiënt zich dan gehoord.

De effectiviteit en kwaliteit van zelfzorg

Is iemand een beetje handig geworden in de loop van de tijd om de plak te verwijderen op de moeilijke plaatsen? Is er plak en bloedingsreductie? Is er reductie van de pocketdieptes? Hoe ziet het eruit? Een goede strakke col rondom de tanden en kiezen? Dit laatste heeft namelijk effect op het aanhechtingsniveau, zowel in winst en verlies. Heeft dit effect op de mobiliteit?

Kritisch op jezelf

En wees kritisch op jezelf. Zijn de oppervlakten mooi glad geworden? Je kunt veel wensen van de patiënt maar als er omstandigheden zijn waardoor de oppervlakken ruw blijven, dan moet je dit ook vertalen naar het resultaat.

Breng alle risicofactoren in kaart

Is er sprake van scheiding, overlijden, ziekte, zijn er andere risico’s? Er zijn heel veel risicofactoren die je resultaat kunnen beïnvloeden. Verzamel alles, interpreteer, integreer. Dan volgt de helikopterview en vraag je af wat zou je hiermee zou willen. De evaluatiestatus is dus geen invuloefening! Je zal een nieuwe diagnose moeten stellen en daaraan een vervolgbehandeling koppelen.

Termijnen

Er zijn bepaalde termijnen waarop we evalueren. Deze termijn zal je ook mee moeten nemen in je gedachtes, want ook dit kan een effect hebben. Soms worden er zelfs 2 of 4 weken genoemd als termijn. Je kunt je voorstellen dat als je vroeg evalueert dat er dan een onderschatting ontstaat van je daadwerkelijke behandeleffect. Pas na drie maanden is er gemiddeld 80% van je therapie effect. Dus je moet de natuur wel de tijd geven om te herstellen. Lang wachten heeft natuurlijk het tegenovergestelde effect. Soms is er na twee jaar nog meer verbetering. Dit is zeker bekend van chirurgie ondersteund met antibiotica.

Dus don’t jump to fast in to conclusions.

Kleuren maar

Je moet ook disclosen. We leggen uit dat we het belangrijk vinden om te zien hoe het wordt onderhouden en dat we dat inzichtelijk maken door te kleuren en het zo ook kunnen volgen. Het is namelijk niet te zien met het blote oog. Is het beeld dat de patiënt heeft overeenkomstig met de werkelijkheid? En hoe komt dat? Hoe zit het met de motoriek en de techniek tijdens het poetsen? Dit stuur je dan eenvoudig bij als de patiënt zelf ziet dat het nodig is.

Soms antibioticakuur

Het hebben van restpockets wil niet zeggen dat het geen goed resultaat is. Je hebt waarschijnlijk fantastisch werk gedaan maar is het gewoon een moeilijke paro-mond. Je hebt op dat moment gewoon goed voorwerk voor de parodontoloog gedaan. Restpockets van 6 mm of meer zijn een indicatie om te verwijzen of je gaat de niet-chirurgische fase verlengen, al dan niet met antibiotica. Er is namelijk een groot risico dat deze elementen na een aantal jaar verloren gaan. Je parotherapie is simpelweg nog niet compleet.

To flap or not to flap?

Timmer wijst erop dat je niet meteen moet gaan flappen als het na 15 jaar bijvoorbeeld achteruit loopt. Ga eerst weer na hoe het zo komt. Het kan zijn dat als je opnieuw investeert in instructies en motivatie chirurgie niet nodig is of minder nodig. Een parodontoloog kan natuurlijk meer dan alleen flappen. Denk ook aan reconstructie van het bot, aan een hemisectie en beter bereikbaar maken van furcaties voor de rager. Maar soms kan chirurgie niet meer of is niet verstandig. Bijvoorbeeld bij mensen die echt al oud zijn en/of polyfarmacie speelt.

Implantologie?

Implantologie? Think again…parodontitis valt er niet uit te trekken dus het hele proces begint dan weer helemaal overnieuw.

Geerten-Has Tjakkes studeerde Tandheelkunde in Groningen (2002). Tijdens zijn studie ontmoette hij Kina. Hij is gepromoveerd bij de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG, 2010). Hij volgde de post-initiële opleiding Parodontolgie en Implantologie aan het Academisch Centrum voor [20] Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde (CTM, 2011). In 2015 richten hij en Kina de verwijspraktijk De Parodontoloog in Groningen op. Hij is tevens verbonden aan het CTM, alwaar hij voorzitter is van de expertisegroep Parodontologie, en werkzaam is als docent (theorie en klinisch) en onderzoeker.

Kina Timmer-Tjakkes studeerde Mondhygiëne aan de Hanze Hoogeschool (2003). Hier ontmoete zij Geerten-Has. Ze werkte o.a. op de afdeling Orthodontie van het UMCG, een perifere mondhygiëne-praktijk en in de ParoPraktijk Groningen. In 2015 startte ze samen met Geerten-Has De Parodontoloog waar zij werkzaam is als mondhygiënist en praktijkmanager.

 

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van dr. Geerten-Has Tjakkes en Kina Timmer tijdens het congres van NVM-mondhygiënisten.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Kindermishandeling en TMD in nieuw onderzoek aan elkaar gelinkt

Kindermishandeling en TMD in nieuw onderzoek aan elkaar gelinkt

Uit een onderzoeksartikel van het British Journal of Oral and Maxillofacial Surgery blijkt dat temporomandibulaire disfunctie (TMD) een gevolg van mishandeling kan zijn. Het gaat om mishandelingen die tijdens de kindertijd zijn plaats gevonden en zo psychologische achteruitgang hebben veroorzaakt, wat kan lijden tot TMD.

In het onderzoek wordt vooral benadrukt dat patiënten met TMD’s gescreend en gedetecteerd moeten worden op mogelijk kindertrauma’s. Fysiek misbruik en emotionele verwaarlozing horen hier ook bij. De auteurs, onder leiding van S. Kutalmış Buyuk van de afdeling orthodontie, faculteit tandheelkunde, op Ordu Universiteit in Turkije, schreven dat patiënten die lijden aan TMD zorgvuldig moeten worden onderzocht en ondervraagd over ervaringen met kindermishandeling. Indien nodig moeten zij worden doorverwezen voor een psychiatrisch consult.

Het onderzoek

Ongeveer 5 tot 10 procent van de mensen zal in hun leven TMD krijgen. Het is bekend dat de oorzaak van TMD multifactorieel is, alleen nu worden ook de pathofysiologische, psychologische of structurele predisponerende factoren meegenomen. Uit het onderzoek is gekomen dat psychologische factoren zoals emotionele stress veel effect hebben op het ontwikkelen van TMD’s. Kindermishandeling verhoogt het risico op TMD’s, omdat slachtoffers vaak last hebben van ontwikkelingsstoornissen en soms geen normale opvoeding hebben gehad. Dit kan lijden tot verslechtering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

Voor het onderzoek hebben 380 volwassen zich aangemeld om te helpen onderzoeken of kindermishandeling TMD’s beïnvloedt. Het onderzoek bestond uit een vragenlijst over kindertrauma’s en het beoordelen van hun TMD-niveaus met de Fonseca Anamnestic Index (FAI). De vragen gingen over fysieke mishandeling en verwaarlozing, emotionele mishandeling en verwaarlozing, en seksueel misbruik. Dit is de eerst keer dat kindermishandeling en TMD met elkaar worden gelinkt met gebruik van de kindertraumavragenlijst en FAI.

Uit het onderzoek kwam een gemiddelde score van 45,21 (± 7,93). De hoogste score werd gemeten bij emotionele verwaarlozing. Daarna kwamen emotionele mishandeling, fysieke verwaarlozing en fysieke mishandeling. De laagste score werd gezien bij seksueel misbruik. Dat het onderzoek wat beperkingen had, gaven de onderzoekers toe. Ze schreven dat het onmogelijk was om de TMD-situatie van volwassenen te bepalen voordat ze in hun kindertijd mishandeld werden.

Toekomst

Veel patiënten melden zich nu nog met temporomandibulaire pijn bij de tandarts. De onderzoekers vinden dat er onderzoeken moeten gaan worden uitgevoerd waarin kinderen vanaf de kindertijd gevolgd worden. Zo zullen tandartsen de relatie tussen trauma uit de kindertijd en TMD’s gaan herkennen.

Bron:
British Journal of Oral and Maxillofacial Surgery 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
arodontitis kan leiden tot progressie van COPD

Parodontitis kan leiden tot progressie van COPD

Volgens een onderzoek gepubliceerd in mSystems bevordert een bacterie aanwezig in het parodontium de activering van cellen van het immuunsysteem die de progressie van chronische obstructieve longziekte (COPD) kunnen verergeren.

Immuunmechanisme

COPD is een chronische systemische ontstekingsziekte met een hoge morbiditeit en mortaliteit gekenmerkt door obstructie van luchtstroom, verslechtering van de longfunctie, hoesten en kortademigheid.

Parodontitis is een microbiële biofilm-geassocieerde infectieziekte waarbij de bacterie Porhyromonas gingivalis (P. gingivalis) verband houdt met de ernst van parodontitis.
P. gingivalis activeert M2-macrogen en gamma-delta cellen en die zorgen voor COPD-progressie.

Voor de preventie en bestrijding van COPD zou het richten op behandeling van parodontitis en het immuunmechanisme van M2-macrofagen en gamma-delta cellen een nieuwe behandelstrategie kunnen zijn. Door een verandering in de mondgezondheid kan er een onbalans in het immuunsysteem ontstaan en migreren orale immuuncellen naar de longen om de immuunbalans in het longweefsel te verstoren.

Onderzoek

Om het verband tussen parodontitis en COPD te onderzoeken werden vier verschillende groepen onderzocht: gezonde muizen, muizen met alleen parodontitis, muizen met alleen COPD en muizen met COPD en parodontitis. De muizen werden om de dag oraal geïnfecteerd met P. gingivalis.

Resultaten

Het onderzoek liet zien dat er een verhoogde hoeveelheid P. gingivalis aanwezig was in COPD-longweefsel als gevolg van parodontitis.
De resultaten van flowcytometrie en immunofluorescentie lieten zien dat parodontitis de proliferatie van immuuncellen in het longweefsel stimuleerde.
Daarnaast toonden de onderzoeken aan dat P. gingivalis immuuncellen gamma-delta T cellen en M2-macrofagen activeert, dat leidt tot cytokineproductie en daarmee het verergeren van COPD.

Conclusie

Het richten op behandeling van parodontitis en het immuunmechanisme geinduceerd door gamma-delta cellen en M2-macrofagen zou een nieuwe strategie kunnen zijn voor de preventie of bestrijding van COPD

Bron:
American Society for Microbiology

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Slechtere resultaten na niet-chirurgische therapie bij ouderen en mannen Een analyse gepubliceerd in Scientific Reports laat zien dat er behoefte is aan

Slechtere resultaten na niet-chirurgische therapie bij ouderen en mannen

Een analyse gepubliceerd in Scientific Reports laat zien dat er behoefte is aan gepersonaliseerde behandelmethoden voor parodontitis. Er is namelijk gebleken dat mannen en oudere volwassenen slechtere resultaten ervaren na niet-chirurgische parodontale behandeling (NSPT).

Niet-chirurgische parodontale therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie (NSPT) bestaat uit scaling en root planing om de bacteriële biofilm te elimineren, het parodontium te verbeteren en daarmee tandverlies te voorkomen. Na 4-6 weken wordt de respons op de behandeling beoordeeld en wordt de progressie van de parodontale ziekte in stand gehouden door mechanische verwijdering van bacteriële biofilm en tandsteen, iedere drie maanden. Studies hebben aangetoond dat er een hogere prevalentie is bij mannen en ouderen vergeleken met vrouwen. Het huidige onderzoek heeft als doel de leeftijd en het geslacht en de uitkomsten van NSPT te onderzoeken.

Het onderzoek

Gegevens van 2866 patiënten van 18 jaar of ouders waarbij uitgebreide parodontale evaluatie tussen 1 januari 2007 en 11 november 2020, gevolgd door scaling en root planing en parodontale herevaluatie is uitgevoerd zijn gebruikt voor het onderzoek. Het klinische aanhechtingsniveau (CAL) en sondeerdiepte (PD) werden geëvalueerd.

Resultaten

Met behulp van regressieanalyse werden leeftijd en geslacht onafhankelijk geassocieerd met ernstige parodontitis. Parodontitis werd gedefinieerd als ≥ 5 mm klinisch aanhechtingsverlies en ≥ 6 mm sondeerdiepte. Bij volwassenen van 35 tot 64 jaar werd een lagere kans op CAL ≤ 4 mm dan op ≥ 5 mm waargenomen vergeleken met volwassenen van 18 tot 34 jaar.

Daarnaast was bij volwassenen van 35-64 jaar de kans op een sondeerdiepte < 4 mm dan ≥ 6 mm lager dan bij volwassenen van 18-34 jaar en hoger bij vrouwen dan bij mannen. Deze resultaten laten dus zien dat de NSPT-uitkomsten bij mannen en ouderen slechter zijn en meer persoonlijke behandelingen nodig zijn.

Conclusie

Ondanks dat de resultaten kleine veranderingen laten zien in CAL en PD bij baseline en herevaluatie, is er een sterke associatie tussen leeftijd, geslacht en NSPT-uitkomsten. Er is noodzaak voor gepersonaliseerde behandelstrategieën om succesvolle uitkomsten van NSPT te krijgen bij kwetsbare populaties.

Bron:
Scientific Reports

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
De rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie

De rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie

Een onderzoek gepubliceerd in het Journal of Periodontal Research heeft onderzoek gedaan naar de associatie tussen de triglyceride-glucose (TyG) index, een indicator van insulineresistentie, en de kans op matige tot ernstige parodontitis bij personen met obesitas, hypertensie en dyslipidemie.

Type 2-diabetes mellitus

Type 2-diabetes mellitus (T2DM) is een risicofactor voor parodontitis. Daarnaast is insulineresistentie een factor in de ontwikkeling van T2DM en geassocieerd met parodontitis. Deze studie doet onderzoek naar de rol van de bloeddruk in de associatie tussen parodontitis en insulineresistentie aangezien er een hoge prevalentie van parodontitis is gevonden bij personen met obesitas en insulineresistentie.

Onderzoek

Er werd een analyse gedaan aan de hand van gegevens van 5733 Amerikaanse volwassenen van 30-64 jaar waarbij een parodontaal onderzoek is uitgevoerd. De deelnemers werd geclassificeerd met matige/ernstige parodontitis of milde/geen parodontitis. De TyG-index, systolische (SBP) en diastolische (DBP) bloeddruk werden geëvalueerd. De analyses werden daarna gecorrigeerd voor factoren zoals leeftijd, geslacht, armoede-inkomensverhouding, etniciteit en roken. Daarnaast werden de obesitasstatus, hypertensie en dyslipidemie getest als effectmodificatoren.

Resultaten

De resultaten laten zien dat de TyG-index geassocieerd is met een verhoogde kans op matige/ernstige parodontitis en 50% van het effect gemedieerd werd door SBP. Daarnaast is er een sterke associatie bij personen met obesitas, hypertensie en dyslipidemie vergeleken met personen die deze aandoeningen niet hebben. Opvallend was dat bij personen die antihypertensiva namen, de associatie voor een gedeelte verminderd werd.

Conclusie

Met name bij personen met cardiometabole aandoeningen zoals obesitas, hypertensie en dyslipidemie werd de TyG-index geassocieerd met een verhoogde kans op matige/ernstige parodontitis.

Er werd aangetoond dat de associatie gedeeltelijk verklaard werd door de systolische bloeddruk.

Bron:
Journal of Periodontal Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Verband tussen vlamvertragers voor meubels en apparaten en parodontitis

Verband tussen vlamvertragers voor meubels en apparaten en parodontitis

Volgens een onderzoek gepubliceerd in BMC Oral Health is er een verband tussen chemicaliën die worden gebruikt om verbranding van elektronische apparaten en meubels te voorkomen en parodontitis.

Gebromeerde vlamvertragers

Gebromeerde vlamvertragers (BFR’s) zijn chemicaliën die worden gebruikt om verbranding te voorkomen of verspreiding van vuur te vertragen. Eerder uitgevoerde onderzoeken hebben laten zien dat BFR’s verstoring van hormonen en botmetabolisme, die in verband staan met parodontitis, kunnen veroorzaken. Mensen worden blootgesteld aan BFR’s door inademing van stof en lucht, inname van voedsel en huidcontact. Om de associatie tussen blootstelling aan BFR’s en parodontitis te onderzoeken is er een onderzoek bij volwassenen uitgevoerd.

Onderzoek

Gegevens afkomstig uit een programma voor het evalueren van de gezondheid, NHANES, zijn gebruikt om de associatie tussen twaalf verschillende serum-BFR’s en parodontitis te onderzoeken. De criteria om mee te doen aan het onderzoek waren dat de deelnemers 30 jaar of ouder moest zijn met volledige parodontale onderzoeksgegevens en met volledige serum-BFR-onderzoeksgegevens.

De sondeerdiepte en het klinische aanhechtingsniveau werden gemeten waarna de deelnemers werden ingedeeld in vier categorieën op basis van ernst van de parodontitis. In totaal werden gegevens van 3311 deelnemers gebruikt voor het onderzoek.

Resultaten

Om de associatie tussen de serumconcentraties van verschillende BFR’s en parodontitis te beoordelen werden univariabele logistieke analyses uitgevoerd. Serum BFR’s PBDE-47, PBDE-99 en PBDE-154 waren significant geassocieerd met parodontitis. Daarnaast waren deze drie BFR’s ook significant geassocieerd met de ernst van parodontitis.

Conclusie

Er is een associatie tussen specifieke BFR’s en parodontitis, en de ernst hiervan. Er zijn echter uitgebreide studies nodig om het effect op grotere schaal te onderzoeken en de resultaten te bevestigen.

Bron:
BMC Oral Health  

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Richtlijn

Uitnodiging landelijke commentaarronde JGZ-richtlijn Mondzorg

Er is een nieuwe richtlijn voor de jeugdgezondheidszorg: de JGZ-richtlijn Mondzorg. Het is belangrijk dat die goed aansluit op de JGZ-praktijk!
Het NCJ en TNO nodigen je daarom uit om feedback te geven op het concept van deze richtlijn. Dit kan tot en met 12 februari a.s.

Hoe geef je commentaar?

De concept richtlijn staat in een beschermde omgeving van de richtlijnen website. Via www.feedback.jgzrichtlijnen.nl kun je je registreren. Als je een account hebt aangemaakt, krijg je toegang tot de richtlijn.
Via dit digitale commentaarformulieren kun je feedback geven. Je vindt deze hieronder en op de introductiepagina. De richtlijnontwikkelaar is vooral benieuwd naar:
• Is de richtlijntekst voldoende concreet en helder?
• Is de richtlijn praktisch uitvoerbaar?
• Staan er onjuistheden in de tekst?

Stuur per module het digitale commentaarformulier uiterlijk 12 februari terug volgens de instructies op het formulier.

Commentaarformulieren:

Kennismodule
Preventie
Samenwerken

Lees meer over: Richtlijnen, Thema A-Z