Verder gezonde parodontitispatiënten hebben grotere kans op hoge bloeddruk

Verder gezonde parodontitispatiënten hebben grotere kans op hoge bloeddruk

Zelfs parodontitispatiënten die verder gezond zijn, hebben mogelijk een verhoogd risico op hypertensie. Uit een artikel gepubliceerd in Hypertension blijkt dat patiënten met parodontitis zonder andere ziektes een twee keer zo grote kans hebben op een hoge bloeddruk dan mensen met gezond tandvlees.

Case-controlonderzoek

Het patiënt-controleonderzoek was een samenwerking tussen het University College London Eastman Dental Institute en International University of Catalonia in Spanje. 250 volwassenen met ernstige parodontitis door het hele gebit werden gematcht met 250 controledeelnemers zonder tandvleesaandoeningen gebaseerd op geslacht, body mass index en leeftijd. Alle deelnemers waren gezond en hadden geen vastgestelde chronische gezondheidsaandoeningen als hart- en vaatziekten en hypertensie. De mediane leeftijd van het cohort was 35 jaar.

Twee keer zo grote kans

Uit de resultaten bleek dat patiënten met ernstige parodontitis een twee keer zo grote kans hadden op hoge systolische bloeddruk (140 mmHg). Ook hadden ze een 50% grotere kans op het hebben van een hoge diastolische bloeddruk, en een hogere bloeddruk was gerelateerd aan ernstigere parodontitis. Deze trends bleven hetzelfde nadat de auteurs de resultaten hadden gecorrigeerd voor algemene cardiovasculaire risicofactoren. Mensen met parodontitis hadden vergeleken met de controlegroep ook hogere waardes van witte bloedcellen, glucose, LDL (‘slechte’ cholesterol) en high-sensitivity C-reactive protein (hsCRP), allemaal markers van verhoogde ontsteking.

Veel patiënten onwetend

Veel mensen hebben niet door dat ze een hoge bloeddruk hebben, terwijl het wel problematisch kan zijn. In totaal had 17% van de parodontitisgevallen en 14% van de controlegroep hypertensie, afgaande van de Europese definitie. Deze percentages zijn 50% en 42% respectievelijk wanneer de Amerikaanse standaard van 130/80 mmHg wordt gebruikt.

Oorzakelijk verband parodontitis en hypertensie

De nieuwe studie draagt bij aan de groeiende hoeveelheid bewijs dat wijst op een oorzakelijk verband tussen parodontitis en hypertensie. De bevindingen suggereren dat parodontale bacteriën een ontstekingsreactie veroorzaken die bijdraagt aan de ontwikkeling van hypertensie. “Dit zou betekenen dat het verband tussen tandvleesaandoeningen en verhoogde bloeddruk optreedt lang voordat een patiënt een hoge bloeddruk ontwikkelt”, aldus een van de auteurs.

Tandheelkundigen moeten screenen op hoge bloeddruk

Gebaseerd op hun resultaten adviseren de auteurs onderzoekers om grotere gerandomiseerde klinische onderzoeken uit te voeren om de effecten van parodontale behandeling op de bloeddruk te testen. Ook zouden tandheelkundigen moeten screenen op hoge bloeddruk en medische professionals moeten uitkijken naar parodontitis.

Integratie van hypertensieonderzoek

“Integratie van hypertensieonderzoek door tandheelkundige professionals met verwijzingen naar eerstelijnszorgverleners en screening op parodontitis door medische professionals met verwijzingen naar parodontologen zou de detectie en behandeling van beide aandoeningen kunnen verbeteren om de mondgezondheid te verbeteren en de last van hypertensie en de complicaties ervan te verminderen”, zei een van de onderzoekers.

Bron:
Hypertension

 

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
gebit, tandvlees

MRI mogelijk geschikt voor vroege opsporing tandvleesproblemen

Magnetic resonance imaging (MRI) kan mogelijk helpen bij de vroege opsporing van tandvleesproblemen. Het kan parodontitis-gerelateerde veranderingen in de kaakbotten van patiënten aantonen voordat de botafwijkingen voorkomen, volgens een studie gepubliceerd in het Journal of Clinical Periodontology.

Huidige diagnostische methodes

Parodontitis wordt gediagnosticeerd gebaseerd op sonderen, het bloeden van tandvlees (bleeding on probing, BOP) en klinische bevindingen van een panoramische röntgenfoto. Daarnaast biedt cone-beam computed tomography (CBCT) een 3D-beeld van afwijkingen van tandondersteunend bot. Deze methodes kunnen echter niet processen van zachte weefsels visualiseren, zoals ontstekingsveranderingen gelinkt aan waterretentie in het bot. Daardoor kunnen ze geen vroege veranderingen binnen in het bot aantonen voor er botverlies door een ontsteking optreedt.

Eerder informatie botverlies

Een MRI-scan kan daarentegen gedetailleerde afbeeldingen creëren van pulpa, zenuwen en tandvlees. Wanneer patiënten een MRI-scan ondergaan kan dit eerder informatie opleveren over botverlies of de mate van parodontale aanhechting, waardoor het risico op tandverlies mogelijk wordt verkleind.

Tandvleesgezondheid

Wetenschappers uit München onderzochten de tandvleesgezondheid van 34 gezonde en 42 parodontitispatiënten. Geen van de deelnemers had de zes maanden ervoor een parodontale behandeling gehad, en allen verstrekten indien mogelijk een recente röntgenafbeelding.

Vaststelling parodontitis

Bij alle deelnemers werd hun pocketdiepte op zes plaatsen per tand bepaald en werd gekeken of hun tandvlees bloedde. Er werd parodontitis vastgesteld als er klinische parodontale-aanhechtingsverlies was op twee of meer interdentale plaatsen op niet aangrenzende tanden en/of een van meer dan 3 mm op orale of linguale plekken. Een neuroradioloog, tandarts en radioloog onderzochten de MRI-scans om veranderingen binnen het tandondersteunende alveolaire bot te vinden, wat wordt geassocieerd met parodontitis.

Verband tussen botoedeem en klinische testen

Er bleek een significant verband te zijn tussen botoedeem en klinische testen zoals pocketdiepte en BOP. Patiënten met een positieve test vertoonden een 2,5-voudige toename van het risico op het al hebben van botoedeem rondom die tand. Dit was zelfs zo bij degenen met een pocketdiepte van 3 mm of minder, wat als gezond wordt beschouwd.

Beeldvorming kan helpen bij eerdere diagnose

Ook toonden de MRI-scans botoedeem aan dat groter was dan de omvang van gedemineraliseerd bot, wat aangeeft dat deze vorm van beeldvorming kan helpen bij een eerdere diagnose van parodontitis, schreven de auteurs.

Duur en tijdrovend

Nadelen van MRI-diagnostiek zijn de hoge kosten en beperkte beschikbaarheid. Ook kunnen bepaalde restauratieve materialen artefacten in de beelden veroorzaken. Verder is het handmatig segmenteren een tijdrovend proces dat mogelijk geoptimaliseerd zou moeten worden.

Onderzoek naar histopathologie nodig

Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op de histopathologie van oedeem. Dergelijk onderzoek zou waardevol zijn om de processen te begrijpen die plaatsvinden in bot voordat het demineraliseert.

Nieuwe opties

De auteurs concluderen dat “ossaal oedeem kan dienen als surrogaatmarker voor vroege stadia van parodontitis en MRI mogelijkheden kan bieden voor nieuwe opties voor detectie, besluitvorming en monitoring van parodontitis”.

Bron:
Journal of Clinical Periodontology

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Peri implantitis

De behandeling van peri-implantitis: wat is er nieuw?

Peri-implantitis is een relatief nieuw probleem, omdat er nog niet zo lang implantaten zijn. Pas sinds de jaren 80 verschenen de eerste artikelen over peri-implantitis.

Peri-implantitis

De naam peri-implantitis beschrijft twee problemen rondom implantaten:

  • Mucositis = gingivitis rondom implantaten
  • Peri-implantitis = parodontitis rondom implantaten

Bij beide problemen is er ontsteking rondom het implantaat aanwezig. Het verschil is dat er bij mucositis nog geen botverlies is en bij peri-implantitis wel.

Er zijn veel overeenkomsten tussen parodontitis en peri-implantitis, maar ook belangrijke verschillen. Deze verschillen zijn belangrijk omdat deze meespelen in de manier waarop je peri-implantitis behandelt.

De eerste onderzoeken over peri-implantitis, focusten zich met name op het botdefect rondom de implantaten en hoe dit botdefect weer opgevuld kon worden. Hierbij ging men voorbij aan het belangrijkste aspect, namelijk de oorzaak van het botverlies: de ontsteking. Deze ontsteking wordt veroorzaakt door bacteriën op het implantaatoppervlak en leidt uiteindelijk tot botafbraak.

Als je verder inzoomt op de verschillen tussen parodontitis en peri-implantitis valt het op dat peri-implantitis veel vroeger voorkomt dan parodontitis. De progressie van peri-implantitis gaat ook veel sneller. Uit onderzoek blijkt dat het oppervlak van de laesie bij peri-implantitis veel groter is ten opzichte van parodontitis en ook de samenstelling van de ontsteking is afwijkend. Bij peri-implantitis is het een combinatie van chronische- en acute ontsteking, waar het bij parodontitis veel meer gaat om een chronische ontsteking. Hierdoor gaat het inkapselen van de ontsteking minder gemakkelijk bij peri-implantitis.

Verslagen van drie lezingen

Lees hieronder de verslagen van de lezingen van Prof. Andreos Stavrapoulos, Dr Lisa Heitz-Mayfield en Dr. Jan Derks tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

1. Algemene concepten voor behandeling van peri-implantitis

Lezing van: Prof. Andreos Stavrapoulos, Malmö University, Zweden

Helaas komen er met regelmaat biologische complicaties voor rondom implantaten. Uit een onderzoek uit 2015 blijkt dat er bij 22% van de patiënten enige problemen rondom implantaten aanwezig waren.

In 1992 werd een dierstudie uitgevoerd, waarbij het ontstekingsproces rondom implantaten werd vergeleken met het ontstekingsproces rondom molaren. De ontsteking werd opgewekt door het aanbrengen van een ligatuur en het uitblijven van enige reiniging. Na zes weken werden de ligaturen verwijderd en na 10 weken werden de resultaten vergeleken. In beide gevallen was er sprake van ontsteking en botverlies. Het was opvallend dat er veel meer aanhechtingsverlies aanwezig was rondom de implantaten dan rondom de natuurlijke elementen.

Vroeg ingrijpen bij peri-implantitis

Vroeg ingrijpen bij tekenen van peri-implantitis is daarom enorm belangrijk! Te lang wachten geeft een grotere kans dat het probleem niet meer te behandelen valt en het implantaat verloren gaat.

Het ontstaan van peri-implantitis begint bij de zachte weefsels: het tandvlees. Een goede behandeling van de ziekte zal zich dan ook moeten focussen op de biofilm die de problemen met de gingiva veroorzaakt.

De eerste afweging die gemaakt moet worden, voordat de behandeling ingezet wordt, is of het nog zinvol is om het implantaat te behandelen. Een van de factoren die hierbij het zwaarst weegt is de hoeveelheid botverlies die al opgetreden is. Indien er te veel botverlies opgetreden is, dan is het niet meer mogelijk om te behandelen. Ook de strategische positie van het implantaat speelt mee voor de gemaakte afweging. Indien een implantaat niet op een strategische positie staat, is het niet zinvol om de peri-implantitis te behandelen. Dan is explantatie een betere optie.

Dr. Heitz-Mayfield stelde een stappenplan op voor benadering van peri-implantitis op een gestructureerde manier. De volgende stappen zijn beschreven:

  • Het verlagen van de risicofactoren
  • De niet-chirurgische verstoring van de biofilm (non chirurgical debridement)
  • Evaluatie van bovenstaande benadering (early reassessment)
  • De chirurgische toegang
  • Decontaminatie van het implantaat
  • Regeneratieve of resective approach
  • Post-operatieve therapie tegen herinfectie: nazorg

Het verlagen van de risicofactoren van peri-implantitis

Er zijn verschillende soorten risicofactoren:

  • Patiëntgerelateerde risicofactoren
    Roken is één van de belangrijkste risicofactoren gerelateerd aan peri-implantitis. Uit een systematic review kon geconcludeerd worden dat bij elf van de dertien geïncludeerde onderzoeken roken een hoger risico op peri-implantitis gaf.
    Ook de aanwezigheid van parodontitis vergroot het risico op peri-implantitis. Hierbij is het risico ongeveer twee keer zo groot. Ook andere systemische ziektes zoals diabetes kunnen de kans op peri-implantitis vergroten.
  • Andere patiëntgerelateerde factoren zijn de motivatie en het niveau van de mondhygiëne.
    Factoren gerelateerd aan de supra-structuur. De supra-structuur moet goed reinigbaar zijn. Er moet geen overhang zijn en er moet voldoende ruimte zijn om onder de supra structuur te reinigen met bijvoorbeeld een rager

De niet-chirurgische verstoring van de biofilm (non-chirurgical debridement)

Hiervoor kunnen verschillende apparaten gebruikt worden: zoals de ultrasoon of de airflow.
Het lijkt erop dat er betere resultaten behaald worden met behulp van de airflow dan met de ultrasoon. Geen van beide is in staat om het implantaatoppervlak volledig te reinigen. Een combinatie van beide middelen is vaak noodzakelijk. Wanneer er tandsteen aanwezig is, dan zal dit eerst met ultrasoon verwijderd moeten worden. Daarna wordt de airflow gebruikt met de juiste tips die goed onder de mucosa kunnen komen. Er kan daarbij nog aanvullende systemische of lokale antibioticatherapie toegepast worden.

Uit de systematic review van dr. Ramanauskaite werd gevonden dat aanvullende therapie zoals de airflow of laser mogelijk een gunstig effect heeft op bloeding na sonderen. Ook systemische antibiotica lijkt een positief effect te hebben op zowel de pocketdiepte als bloeding na sonderen. Hier moet wel de kanttekening bij gemaakt worden dat er meerdere onderzoeken zijn die tegenstrijdige resultaten geven over het effect van systemische antibioticatherapie. Binnen deze systematic review was het totale slagingspercentage maar 14% tot 47%. Dat wil zeggen: afwezigheid van bloeding na sonderen en botverlies. De effectiviteit van deze behandeling is (met of zonder toevoeging van systemische antibiotica) erg laag.

Ondanks het lage slagingspercentage is de niet-chirurgische behandeling belangrijk om de weefsels rondom de implantaten gezonder te maken. De genezing na chirurgisch ingrijpen verbetert hierdoor.

Hoe vroeger peri-implantitis wordt gediagnosticeerd, hoe beter de uitkomst is met niet-chirurgisch ingrijpen. Helaas wordt de patiënt vaak pas in een later stadium verwezen.
Na de niet-chirurgische behandeling hangt het van verschillende factoren af hoe verder te gaan met de chirurgische behandeling. Hierbij moet rekening gehouden worden met de grootte en morfologie van het defect, de oppervlakte van het implantaat en de conditie van de zachte weefsels rond het implantaat.

2. Toegangsflap en onderhoud

Lezing van: Dr. Lisa Heitz-Mayfield van de Universities of Western Australia and Sydney, Australia

Een toegangsflap moet, zoals de naam al doet vermoeden, toegang bieden tot het implantaatoppervlak, zodat deze met direct zicht gereinigd kan worden (surface decontamination). Hierbij wordt een muco-periostale flap afgeschoven. Granulatieweefsel, biofilm en eventuele afzettingen op het implantaatoppervlak – zoals tandsteen – worden verwijderd. Vervolgens wordt de flap terug gehecht. Als er ook aanpassingen aan het bot gedaan worden, wordt dit een ‘resective approach’ genoemd.
Uit eigen onderzoek naar de chirurgische behandeling van peri-implantitis blijkt dan één jaar post-operatief 100% van de implantaten nog in de mond aanwezig is met een pocketdiepte van vijf mm of minder. Bij 47% van de implantaten was geen sprake van bloeding meer na sonderen en bij 92% was het marginale botniveau stabiel of was er zelfs sprake van toename van bothoogte. De patiënten werden vijf jaar vervolgd en minimaal twee keer per jaar gezien voor nazorg. Na vijf jaar was 17% van de implantaten verloren gegaan. Bij 63% was er sprake van succes: dit wil zeggen het volledig afwezig zijn van ontstekingskenmerken.

Het peri-operatieve protocol tijdens flap-operaties

Tijdens flap-operaties voor de behandeling van peri-implantitis dient men zowel lokaal als systemisch antimicrobiële middelen toe. Er is weinig bewijs voor de werkzaamheid van systemisch antibiotica. Er zijn maar twee randomized clinical trials (RCT) beschikbaar. Ook de nadelige effecten moeten meegewogen worden. Er werden weinig verschillen gevonden tussen wel of geen antibiotica in de RCT uitgevoerd door Hallström. Zij vonden een tijdelijke verlaging van de bacterial load, die snel weer terugkeerde naar normaal. Dit ondersteunt niet het gebruik van antibiotica. Uit een grotere RCT vond Caracuac ook geen significant verschil tussen gebruik van amoxicilline en de controle groep. Wanneer de groep die antibiotica toegediend kreeg opgedeeld werd in implantaten met een gemodificeerd of een niet-gemodificeerd oppervlak was er wel verschil zichtbaar. Binnen de groep met een gemodificeerd implantaat oppervlak was er na één jaar een significant verschil waarneembaar in de behandeluitkomst wanneer er systemische antibiotica werd toegediend. Na drie jaar was dit verschil niet meer aantoonbaar.
Samenvattend is er, ondanks dat er veel systemische antibiotica wordt voorgeschreven tijdens chirurgische behandeling van peri-implantitis, weinig bewijs uit de literatuur voor een betere behandeluitkomst.

Nazorg

Het belang van regelmatige nazorg na chirurgische behandeling van peri-implantititis moet niet onderschat worden. Er zijn helaas geen studies die de verschillende protocollen in de nazorg vergelijken.
Onderdeel van de nazorg moet zijn:

  • Het updaten van de medische anamnese met extra aandacht voor roken en andere risico factoren
  • Onderzoek naar de supra-structuur en reinigbaarheid
  • Onderzoek naar de peri-implantaire weefsels en gezondheid hiervan
  • Verwijderen van supra- en submucosale biofilm en tandsteen rondom het behandelde implantaat en alle overige elementen of implantaten
  • Geïndividualiseerde adviezen over de mondhygiëne
  • Het opnieuw plannen van de volgende nazorg afspraak

De effectiviteit van regelmatige nazorg na chirurgische behandeling van peri-implantitis

In een retrospectieve studie met follow-up van twee tot elf jaar werd iedere vier maanden nazorg uitgevoerd. Bij 60% van de implantaten vond men nog steeds bloeding na sonderen. Het botniveau was stabiel. Een belangrijke uitkomst van deze studie was dat een pocketdiepte minder dan 5 mm en afwezigheid van bloeding na sonderen sterke voorspellers zijn voor botbehoud.

Ook voor het voorkomen van peri-implantitis is regelmatige nazorg (minimaal twee keer per jaar) belangrijk. Binnen patiënt groepen is er onderscheid te maken in mate van compliance. Het blijkt dat roken geassocieerd is met een mindere mate van compliance voor de nazorg. Ook het net afronden van de behandeling zorgt tijdelijk voor minder compliance. Om voldoende compliance bij een patiënt te verkrijgen en behouden is het belangrijk om adequate informatie te verstrekken over de noodzaak hiervan.

De risicofactoren die meespelen bij het ontstaan van peri-implantitis zijn vergelijkbaar met het opnieuw optreden van peri-implantitis.
Er kan geconcludeerd worden dat bij de meeste patiënten een chirurgische behandeling van peri-implantitis gevold door regelmatige nazorg zorgt voor een succesvolle behandeluitkomst. Hierbij is een goede mondhygiëne noodzakelijk met weinig plak en bloeding na sonderen.

3. De reconstructieve benadering

Lezing van: Dr. Jan Derks, University of Gothenburg, Sweden

Het doel van de therapie voor de behandeling van peri-implantitis is het verlagen van de risicofactoren en hiermee de progressie van de ziekte te verminderen of zelfs te stoppen.

Een bekende risicofactor is de mate van infectie, die we uitdrukken in bloeding na sonderen. Vooral wanneer er meerdere locaties zijn met bloeding na sonderen rondom een implantaat, hebben we een hoger risico. Het na te streven doel, is de afwezigheid van bloeding na sonderen.

Het tweede doel is het verminderen van de pocketdiepte. Het risico dat er opnieuw peri-implantitis optreedt, is vele malen hoger wanneer er na behandeling pockets van meer dan 6 mm overblijven.

Is het voordelig om gebruik te maken van botsubstituten en membranen om tot bovenstaande doelstellingen te komen?

Doordat de behandeling van peri-implantitis nog niet zo lang plaats vindt, is er een beperkte hoeveelheid literatuur beschikbaar om antwoord te geven op deze vraag. Er zijn maar vijf studies met 200 patiënten bruikbaar. De uitkomsten van deze onderzoeken komen overeen: de ontstekingsparameters rondom de implantaten zijn significant verlaagd. Echter als deze reconstructieve benadering vergeleken wordt met de chirurgische dan wordt er geen verschil gevonden.

Esthetiek kan een reden zijn om wel te kiezen voor de reconstructieve benadering. De mate van recessie die in sommige gevallen optreedt na chirurgische behandeling is met name een probleem in de esthetische zone. In de literatuur is helaas ook geen significant verschil te vinden in de esthetische uitkomst tussen beide methodes.

De conclusie is dat we te weinig bewijs hebben om de vraag te kunnen beantwoorden. Men spreekt van een opinion-based en geen evidence-based aanpak. Hierbij kan de kennis uit de parodontologie gebruikt worden. We weten uit de parodontologie dat, wanneer het botniveau bij de buurelementen minimaal of niet verlaagd is, na behandeling minimaal of geen recessie zal optreden. In dit geval zullen geen of minimale esthetische problemen te verwachten zijn. Een chirurgische benadering zal voldoende zijn.

Bij de afwezigheid van een buurelementen of bij een uitgebreid botdefect kan het toevoegen van de botsubstituten en membranen wel minder recessie geven en daarmee een verbetering van de esthetische uitkomst.

Op dit moment wordt gewerkt aan een grote klinische studie waarbij een vergelijking wordt uitgevoerd tussen alleen een chirurgische benadering met behulp van een flap en een aanvullende xenograft procedure.

4. Implantaat oppervlak decontaminatie

Lezing van: Dr. Frank Schwarz, Goethe University, Frankfurt, Duitsland

Hier wordt de effectiviteit van de verschillende decontaminatie protocollen vergeleken.

De methodes zijn op de delen in subgroepen:

  • Open debridement
  • Resective
  • Reconstructive
  • Gecombineerd: resective en reconstructive
  • Implantoplasty

De grote uitdaging bij de decontaminatie is dat er veel verschillende implantaatoppervlakken zijn. De toegang tot het te reinigen oppervlak wordt vergemakkelijkt door de chirurgische benadering. De biofilm die vast zit aan het implantaat oppervlak wordt eerst mechanisch verminderd en vervolgens chemisch zo veel mogelijk geïnactiveerd.

De ‘open debridement’ is een gecombineerde behandeling van mechanische debridement en lokale antibacteriële middelen. De lokale anti-septische middelen worden vaak met behulp van gedrenkte watjes rondom het implantaat aangebracht. Er zijn drie verschillende RCT’s beschikbaar die de effectiviteit van chloorhexidine onderzoeken. Er is geen bewijs te vinden dat de combinatie van mechanische debridement gecombineerd met chemische van toegevoegde waarde is.

Laserapplicatie zou kunnen ondersteunen in de debridement. Er zijn maar weinig golflengtes waarin een laser in staat is om biofilm en/of tandsteen te verwijderen. Ook voor laserapplicatie is in de beschikbare literatuur geen significant effect te vinden.

Tegenwoordig worden ook veel titaniumborstels gebruikt. In een RCT waarbij deze vergeleken werden met plastic curettes werd een significant verschil gevonden in het voordeel van de titaniumborstels. Het totale succes van de behandeling was echter laag.

Implantoplasty is het glad maken van het blootliggende implantaat oppervlak. Ten opzichte van de mechanische debridement wordt echter niet tot nauwelijks verbeterde uitkomsten gevonden in de literatuur.

Samenvattend:
Decontaminatie van het implantaatoppervlak is cruciaal en noodzakelijk bij iedere chirurgische procedure. Het juiste protocol is lastig te vinden door gebrek aan literatuur. Bij het kiezen van een protocol moet naast de effectiviteit ook de kosten/baten- en risicoanalyse meegenomen worden en het gemak van de klinische toepassing.

Verslag van de lezingen van:
Prof. Andreas Stavropoulos, Malmö University, Zweden
Dr. Lisa Heitz-Mayfield van de Universities van Western Australia, en Sydney, Australia
Dr. Jan Derks, from the University of Gothenburg, Zweden
Dr. Frank Schwarz, Goethe University, Frankfurt, Duitsland

Door Paulien Buijs, tandarts, tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
De ervaring van mondhygiënisten met de PPS als vervanger van de DPSI

Poster: De ervaring van mondhygiënisten met de PPS als vervanger van de DPSI

 Een grote populatie in Nederland lijdt aan tandvleesontsteking. Om deze aandoening vroegtijdig op te sporen is het regelmatig screenen van het tandvlees relevant. In 2020 is de richtlijn parodontologie uit 1998 vernieuwd. Binnen de nieuwe richtlijn parodontologie wordt per 1 januari 2021 gebruik gemaakt van de PPS, in plaats van de DPSI.

Het doel van dit onderzoek was om kennis en inzicht te verkrijgen in hoe de mondhygiënisten de PPS als vervanger van de DPSI ervaren. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen de ervaringen van de participanten gedeeld worden met mondhygiënisten en mogelijk andere mondzorgprofessionals.

Materiaal en methode

In dit kwalitatieve onderzoek zijn een focusgroep-interview en vijf individuele semigestructureerde interviews uitgevoerd.  De deelnemers zijn geworven volgens een gemakssteekproef in het netwerk van de onderzoekers. De steekproef bestond uit vijf afgestudeerde mondhygiënisten.

De deelnemers hebben de PPS twaalf dagen toegepast tijdens hun werk als mondhygiënist. Na de twaalf dagen zijn de participanten individueel geïnterviewd. Aan de hand van de vooraf opgestelde topiclijsten en de interviewguides hebben de onderzoekers de interviews uitgevoerd.

De interviews zijn woordelijk getranscribeerd, vervolgens is zijn deze open, axiaal en selectief gecodeerd en thematisch geanalyseerd met aspecten van de Grounded Theory. Het onderzoek was een cyclisch-iteratief proces waarbij dataverzameling en data-analyse elkaar afwisselden.  De transparantie en geldigheid van het onderzoek zijn verhoogd door triangulatie, een observator en de membercheck in te zetten

Resultaten

Gevonden hoofdthema’s in het onderzoek waren: moeilijkheidsgraad PPS, bereidheid consistent gebruik, haalbaarheid in tijd, kennis en/of vaardigheid na gebruik, voordelen en nadelen, verschillen ten opzichte van de DPSI en verbeterpunten.

De participanten vonden dat zij over voldoende kennis en/of vaardigheid beschikken en voelen zich hierdoor bekwaam om de PPS te gebruiken. De deelnemers geven aan dat de PPS sneller en eenvoudiger is in gebruik dan de DPSI. Zij ervaren de PPS als een geschikt meetinstrument.

Opvallend is dat een aantal deelnemers de PPS als te globaal ervaren, waardoor het screeningsinstrument volgens hen voor een vertekend beeld kan zorgen. Deze participanten zien daarom nog mogelijke verbeterpunten voor de PPS.

De ervaring van mondhygiënisten met de PPS als vervanger van de DPSI
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Uit dit kwalitatieve onderzoek kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de mondhygiënisten de PPS ervaren als een geschikt screeningsinstrument.

Poster ontwikkeld door:

Viktória Pap en Suzanne Nisan, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Casus: Eerste bekende geval van trombose van de vena jugularis interna gelinkt aan orale bacterie G. adiacens

Casus: Eerste bekende geval van trombose van de vena jugularis interna gelinkt aan orale bacterie G. adiacens

De orale bacterie Granulicatella adiacens veroorzaakte trombose van de vena jugularis interna (IJV) bij een man met slechte mondhygiëne en parodontitis. De auteurs van een casusrapport in BMJ Case Reports geloven dat dit het eerste geval is waarbij IJV-trombose wordt geassocieerd met G. adiacens.

Lemierre-syndroom

Deze soort trombose wordt meestal veroorzaakt door normale orofaryngeale flora, meestal Fusobacterium necrophorum. Als dit het geval is wordt dit het Lemierre-syndroom genoemd. De aandoening is vaak het gevolg van hoofd- en nekinfecties en primaire tandinfecties. G. adiacens is een variant streptococcus die van nature voorkomt in tandplak en endodontische infecties en tandabcessen kan veroorzaken.

58-jarige man

De casus betreft een 58-jarige man die met lithium werd behandeld voor een bipolaire stoornis. Nadat hij buiten bewustzijn op de grond van zijn huis was gevonden werd hij naar het ziekenhuis gebracht. De man had geen relevante medische geschiedenis, zag er ziek uit en had koorts.

Slechte mondhygiëne

Hoewel uit tandheelkundig onderzoek bleek dat de patiënt een slechte mondhygiëne en parodontitis had waren er geen tekenen van faryngitis of tonsillitis en er werd geen zwelling of erytheem in zijn nek waargenomen. De eerste bloedtesten lieten verhoogde inflammatoire markers en een verminderde nierfunctie zien.

G. adiacens in het bloed

Nadat bij de man lithiumvergiftiging was vastgesteld onderging hij hemodialyse. Omdat clinici dachten dat hij mogelijk septische encefalopathie had, waren en bloedmonsters genomen. Na drie dagen incubatie werd G. adiacens geïdentificeerd.

Trombose en abcessen

Om de oorsprong van de infectie te identificeren werd een pan-scan computertomografie (CT)-onderzoek met contrast uitgevoerd. Hierdoor werden trombose van de linker cervicale ader, meerdere intramusculaire gluteale abcessen rond het trochantergebied van het linkerdijbeen en een longembolie gevonden. Hij had geen andere focale infectieplaatsen in zijn mondholte en geen vegetatie of klepstoornissen, volgens de auteurs.

Behandeling met antibiotica

De clinici vermoedden dat G. adiacens de infectie in de mond had verspreid naar de IJV waardoor de septische metastasen in de long- en gluteale spieren waren veroorzaakt. Ze besloten hem langdurig met antibiotica te behandelen totdat de abcessen en tromboflebitis waren verdwenen.

Incisie en drainage

Op dag 40 toonde een CT-scan aan dat de longembolie verdwenen was. De trombus van de linker cervicale ader was echter niet kleiner geworden en de abcessen rond zijn linkerdijbeen waren groter. Dit vereiste incisie en drainage, waarna de edoxabantherapie werd gestart.

Beperkte geneesmiddeldiffusie

Ruim twee weken later bleek uit een nieuwe CT-scan dat de trombus en abcessen waren verdwenen. Desalniettemin toonde een MRI-scan op dag 90 gebieden met beperkte geneesmiddeldiffusie rond het trochantergebied van het linkerdijbeen. Daarom werd voortzetting van antibiotica voorgeschreven door geraadpleegde radiologen en microbiologen.

Opname voor psychiatrische zorg

Uiteindelijk werd de man na 98 dagen uit het ziekenhuis ontslagen. Hij kreeg voor nog twee weken amoxicilline voorgeschreven en langdurige toediening van edoxaban. Ook werd de patiënt voor uitgebreide psychiatrische zorg naar een ander ziekenhuis gestuurd.

Complicaties van orale aandoeningen

De casus geeft aan dat clinici moeten weten dat orale bacteriën tal van medische aandoeningen kunnen veroorzaken. “In gevallen van [bacteriëmie] veroorzaakt door orale microflora moeten we ons ervan bewust zijn dat deze organismen IJV-tromboflebitis kunnen veroorzaken met complicaties van meerdere metastasen naar andere organen”, schreven ze.

Bron:
BMJ Case Reports

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Obesitas

Parodontale behandeling vermindert biomarkers van obesitas

Obesitas wordt geassocieerd met ergere parodontale aandoeningen, volgens een recent literatuuronderzoek in Systemic Diseases naar het verband tussen obesitas en parodontitis. Omgekeerd vermindert een parodontale behandeling verschillende biochemische biomarkers van obesitas aanzienlijk.

https://www.dentalinfo.nl/thema-a-z/parodontale-behandeling-vermindert-biomarkers-van-obesitas

Systemische aandoeningen

Van parodontitis is bekend dat het geassocieerd is met een aantal systemische aandoeningen, waaronder obesitas. Deze aandoening maakt mensen vatbaar voor een verscheidenheid aan comorbiditeiten en complicaties die de algehele gezondheid beïnvloeden. De fundamentele overeenkomst tussen parodontitis en obesitas is dat beide worden gekenmerkt door een ontregelde ontstekingstoestand.

Constante inflammatoire toestand

Personen met obesitas vertonen een constante inflammatoire toestand die waarschijnlijk de subgingivale omgeving aantast en de lokale microbiota op de tanden en het tandvlees beïnvloedt. De auteurs van het artikel hadden als doel om recente literatuur te onderzoeken om de effecten van obesitas op parodontale behandelingsresultaten te begrijpen en of parodontale behandeling systemische biomarkers bij obese personen kan verbeteren.

Meerdere obesitas-maten gelinkt aan parodontitis

In hun literatuurreview ontdekten de auteurs dat verschillende maten van obesitas correleerden met de aanwezigheid van bacteriën die verband houden met parodontitis. Zo toonde een studie aan dat jonge volwassenen met overgewicht hogere niveaus van Tannerella forsythia en Porphyromonas gingivalis hadden dan gezonde personen. Andere studies toonden aan dat parameters als middelomtrek, heupomtrek en taille/heupverhouding dezelfde verbanden vertoonden.

Vaker parodontitis bij mensen met obesitas

Ook werd parodontitis vaker waargenomen bij zwaarlijvige personen, wat suggereert dat dergelijke personen een verminderde parodontale respons op bacteriële provocatie kunnen hebben als gevolg van de hyperinflammatoire toestand geassocieerd met obesitas.

Invloed op parodontale behandeling

Het is volgens de auteurs niet duidelijk of obesitas ook de behandeling van parodontitis beïnvloedt. Sommige studies concludeerden dat obesitas geassocieerd was met slechtere klinische resultaten na parodontale behandelingen. Andere onderzoeken vonden echter geen effect.

Onderdeel van uitgebreide behandeling

Desondanks schrijven de auteurs dat tandheelkundige professionals zich bewust moeten zijn van parodontale behandelingen bij zwaarlijvige patiënten. “Tandheelkundigen moeten zich ervan bewust zijn dat obesitas een chronische stofwisselingsziekte is en dat parodontale behandeling een onderdeel moet zijn van een uitgebreide behandeling van obesitas”, schreven de onderzoekers.

Invloed op biomarkers voor obesitas

Een andere onderzochte vraag is of parodontale behandeling invloed kan hebben op biomarkers voor obesitas, wat zou kunnen resulteren in een verbetering van de systemische gezondheid. De auteurs concludeerden dat parodontale behandelingen in staat waren om de serumspiegels van verschillende obesitasbiomarkers die verband houden met de systemische gezondheid significant verlagen.

Met of zonder gewichtsverlies

Sommige onderzoeken combineerden ook parodontale behandelingen met een caloriearm dieet. De gunstige effecten van de behandelingen werden in zowel de groep met als zonder gewichtsvermindering gevonden. Personen met overgewicht hadden echter minder klinische verbetering in vergelijking met personen met een normaal gewicht met een vergelijkbaar parodontaal profiel.

Verder onderzoek nodig

Het is niet bekend waarom en hoe een parodontale behandeling bepaalde biomarkers voor obesitas zou verminderen. “Verder onderzoek is nodig om ons begrip van mechanismen die dat mechanisme kunnen verklaren te verbeteren”, schreven de auteurs van de review.

Bron:
Systemic Diseases

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Voorbeeldbrief patiënt over kosten parodontale behandeling bij mondhygiënist in 2022

Veel paropatiënten hebben vragen over de kosten van hun parodontale behandeling. Hoe geef je goede uitleg aan je patiënt? Mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna maakte een voorbeeldbrief waarin de nieuwe paro-richtlijn – geïntroduceerd in maart 2020 – en de mondzorgtarieven voor 2022 zijn verwerkt.

De voorbeeldbrief kun je downloaden via de Patiëntcommunicatie Toolkit

Lees meer over de Patiëntcommunicatie Toolkit

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Parodontologie, Tarieven, Thema A-Z
Antibiotica

Parodontitismedicijn het liefst niet-chirurgisch, snel-werkend en lokaal

Het ideale parodontitismedicijn is niet-chirurgisch, verlicht symptomen snel en is erg effectief tegen de bacteriën die de ziekte veroorzaken. Dit blijkt uit een representatief onderzoek onder Duitse parodontitispatiënten.

Wijdverspreide ziekte

Parodontitis is een wijdverspreide ziekte in Duitsland. Met 11 miljoen patiënten heeft het zelfs het aantal mensen dat wordt getroffen door diabetes, 7 miljoen, overtroffen. Ondanks dat de vijfde Duitse Mondgezondheidsstudie een neerwaartse trend in ernstige parodontitis bij jongere volwassenen en senioren laat zien wordt door demografische ontwikkelingen een toenemende behoefte aan behandelingen voorspeld.

Debridement of antibioticum

Momenteel is verwijderen van debridement door scaling en rootplaning nog steeds de standaardbehandeling. Wanneer de concentratie pathogene bacteriën hoog is of er diepe pockets zijn kan het gebruik van antibiotica worden overwogen. In dat geval moet de tandarts de keuze maken tussen systematische of lokale toediening van het antibioticum.

Enquête onder parodontitispatiënten

Het is natuurlijk interessant om te weten wat patiënten zelf van hun behandeling vinden, verwachten en willen. Het markonderzoeksbureau Kantar ondervroeg namens een tandheelkundig bedrijf 614 personen met parodontitis tussen de 30 en 69 jaar naar hun therapie. Het ging onder meer over welke therapie en informatie de patiënten zouden willen hebben.

Voorkeur voor lokale antibitotica

Maar liefst 88 % van de ondervraagden geeft de voorkeur aan lokale antibiotica. Veel patiënten hebben specifieke voorkeuren voor optimale behandeling. Zo wil iets meer dan de helft graag een zachte, niet-chirurgische behandeling. Ook een hoge mate van effectiviteit tegen de bacteriën die parodontitis veroorzaken en zo snel mogelijk symptoomverlichting staan hoog op het wensenlijstje bij 45 % van de patiënten. Verder vindt ongeveer een kwart het belangrijk dat er geen bijwerkingen zijn en dat de pijn snel wordt verlicht.

Betalingsbereidheid

Veel patiënten (87 %) willen graag advies over een behandeling met een lokaal antibioticum. Meer dan driekwart zal het met de tandarts over deze vorm van behandelingen hebben. Volgens de enquête is bijna de helft van de deelnemers bereid om voor een dergelijke vorm van therapie (een toeslag) te betalen.

Bron:
ZWP-online

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
De toekomst: op maat gemaakte scaffolds voor uitgebreidere bot augmentaties

De toekomst: op maat gemaakte scaffolds voor uitgebreidere botaugmentaties

De grootste problemen bij botaugmentatie liggen bij de uitgebreidere botdefecten. Hoe managen we deze gecompliceerde defecten? Verslag van de lezing van prof. Saso Ivanovski tijdens de EuroPerio Series van de EFP.

Hebben we meer nodig dan wat we vandaag de dag beschikbaar hebben voor botaugmentatie?

– Noemenswaardige vooruitgang is gemaakt.

– Problemen die nog altijd aanwezig zijn bij uitgebreide botdefecten (met name verticale defecten) zijn:

– Uitgebreidheid van nieuwe botvorming

– Resorptie door de tijd heen (fysiologisch)

– Bewerking/fixatie

– Dimensionale stabiliteit van het geregenereerde bot

– De algehele voorspelbaarheid en techniek gevoeligheid

– Het concept van Guided Tissue Regeneration (GTR) is van kritisch belang voor orofaciale weefsel engineering.

– The ‘scaffold’ is de sleutel overweging: er zijn nog steeds significante problemen en verbetering is nog steeds noodzakelijk.

Door gebruik te maken van een scaffold in plaats van een membraan wordt gefaciliteerd voor dimensionaal stabiele botvorming.

De scaffold

– Creëert ruimte en behoudt de ruimte

– Geschikte resorptie graad

– Porositeit voor goede vascularisatie

– Idealiter niet humaan/dierlijke origine: alloplastisch materiaal

– Flexibiliteit/ aanpassingsvermogen voor een modulaire aanpak voor klinische problemen van uitgebreide complexiteit

– Op maat gemaakte constructies zijn hierdoor mogelijk met behulp van 3D printen

Het nadeel van op maat gemaakte scaffolds is dat ze verwijderd moeten worden en het voordeel is dat de exacte maat en vorm controleerbaar zijn.

Concept van scaffolds

Verschillende materialen kunnen en worden gebruikt. Dr. Sosa maakt vooral gebruik van een resorbeerbaar biopolymeer: Polycaprolactone (PCL)

Voordelen

– TGA (Therapeutic Goods Administration) approved: Goedgekeurd en gereguleerd door de overheid.

– Uitstekende bio compatibiliteit: Het wordt goed geaccepteerd door het lichaam.

– Alloplastisch (synthetisch = geen dierlijke of menselijke aard).

– Verminderde resorptie graad, waardoor meerdere fase van bot remodelling kunnen plaatsvinden en zorgt voor stabiliteit op lange termijn.

– Kan geproduceerd worden in veel fases van nano-vezels tot macrostructuren die gewicht kunnen dragen.

– Maakt op maat gemaakt/individuele scaffold ontwerpen mogelijk.

Nadelen

– Lage bio activiteit: Het indiceert geen weefselvorming.

– Lage resorptie graad.

Wat is het beste materiaal?

  • Bioceramics (TCP) is een alternatief voor polymeren.

Voordelen

Ze hebben een verbeterde bioactiviteit en snellere resorptie.

Nadelen

Ze zijn van broze aard, wat invloed heeft op de fixatie van het materiaal, de dimensionale stabiliteit en de printbaarheid.

Het ultieme materiaal is mogelijk een polymeer/bioceramic composiet.

Klinische overwegingen

Kunnen we bot in situ laten groeien?

– Kan het extra skeletaal groeien (verticale augmentatie)?

– Is het dimensionaal stabiel?

– Kunnen we het gebruiken voor implantaat reconstructie?

Nieuw gevormd bot zonder fixatie met een scaffold resorbeert. Met behulp van een scaffold wordt het volume behouden.

Scaffold

– Faciliteert verticale botaugmentatie

– Steunt dimensionale stabiliteit

– Staat implantaat plaatsing toe

Hoe kunnen scaffolds het beste worden toegepast?

In combinatie met bewezen behandelinterventies:

– Groeifactoren

– EMD

– PDGF

– FGF-2

– BMP-2

– Hemoderivaten: zijn het meest gunstige product uit het bloed: i-PRF van de patiënt wordt ingebracht in combinatie met de scaffold

– Stam/progenitor cellen

– Medicatie toediening

Sleutel overwegingen voor de vertaling

– Biologische en preklinische studies.

– Werkflow en ontwerp: volledig digitaal

Gebruik een tissue engineering aanpak: toepassing van bioactief en biologisch afbreekbaar, ondersteunende en poreuze scaffolds.

Specifiek

– Ontwikkel een methode om een patiënt CT-scan te kunnen omzetten in een 3D printbare (materiaal en kwaliteit) G-code (structuur, porositeit).

– Het toelaten van de vorming van patiënt specifieke functionele weefsel scaffolds.

Toekomstig biomateriaal bij bot regeneratie: is op maat gemaakt met scaffolds. Dit creëert en behoudt ruimte.

Prof. Saso Ivanovski is Director van het Centre for Orofacial Regeneration, Reconstruction and Rehabilitation in Australië.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van prof. Saso Ivanovski tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Implantologie, Parodontologie, Thema A-Z
Kanker, cellen

Agressieve orale kanker mogelijk door parodontale pathogenen

Parodontale pathogenen dragen bij aan een zeer agressief oraal kankerfenotype via intracellulaire en inflammatoire signaalroutes. De probiotische en antimicrobiële peptide-bacteriocine nisine kan deze effecten remmen en heeft therapeutisch potentieel, aldus een recente dierstudie uit PLOS Pathogens.

OPCC komt relatief vaak voor

Oraal plaveiselcelcarcinoom (OPCC) is de vaakst voorkomende kwaadaardige orale tumor. Epidemiologische studies laten verbanden tussen parodontitis en mondkanker zien, maar er is weinig bekend over de bijdrage van parodontale pathogenen en mogelijk betrokken reguleringsmechanismen.

Dierstudie naar parodontale bacteriën

Onderzoekers van de afdeling orofaciale wetenschappen aan de University of California, San Francisco School of Dentistry veronderstelden dat parodontale bacteriën orale kanker bevorderen via specifieke gastheer-bacteriële interacties. Om dit te testen en te bepalen of nisinetherapie de reacties zou kunnen beïnvloeden werden muizen geïnjecteerd met OPCC-cellen met pathogenen. Ze werden vervolgens beoordeeld met behulp van twee verschillende assays.

Pathogenen versterken tumorvorming

Uit de resultaten bleek dat de belangrijke parodontale pathogenen Porphyromonas gingivalis, Treponema denticola en Fusobacterium nucleatum OPCC-celmigratie en -invasie verergerden. Ook versterkten ze de tumorvorming, allemaal zonder de celproliferatie of apoptose te beïnvloeden. Dit lijkt de agressiviteit van de kanker te bevorderen via overspraak tussen bepaalde signaalroutes, integrine/focale adhesiekinase (FAK) en toll-like receptor (TLR)/MyD88, schrijft de groep.

Nisine verkleint tumorvolumes

De muizen kregen vervolgens dagelijks 800 mg/kg lichaamsgewicht nisine toegediend. Na zeven weken vertoonden de muizen significant kleinere tumorvolumes vergeleken met de controlegroep. Volgens de auteurs zorgde nisine voor een veel lagere door pathogenen geïnduceerde tumorproductie.

Bacteriocine met antikankerpotentieel

De onderzoekers geloven dat dit de eerste studie is die direct bewijs levert voor het effect van een bacteriocine op de vorming van orale kanker. “Al met al werpen onze bevindingen nieuw licht op moleculaire mechanismen van pathogeen-gemedieerde carcinogenese en effenen ze de weg om het antikankerpotentieel van de bacteriocine nisine in orale carcinogenese beter te begrijpen”, schrijven ze.

Bron:
PLOS Pathogens

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Mogelijk verband tussen parodontitis en colorectale kanker

Parodontitis werd eerder al gelinkt aan onder andere borst-, hoofd en nek- en alvleesklierkanker. Nieuw onderzoek geeft aan dat de ziekte ook wordt geassocieerd met een verhoogd risico op twee voorlopers van colorectale kanker.

Verbanden tussen parodontitis en andere ziektes

Meer dan 40 % van de Amerikaanse volwassenen wordt getroffen door parodontitis. Het is dus essentieel om eventuele links met andere ziektes te ontdekken. Tot nu toe was er weinig onderzoek naar de verbanden tussen parodontitis en colorectale kanker maar hoofdauteur Chun-Han Lo, postdoctoraal onderzoeker bij de Clinical and Translational Epidemiology Unit and Division of Gastroenterology aan het Massachuttets General Hospital en de Harvard Medical School, en collega’s hebben er nu informatie over verzameld.

Zelfrapportage van colorectale poliepen en adenomen

In Cancer Prevention Research schrijven ze over hun onderzoek waarbij ze prospectief informatie verzamelden over parodontitis en tandverlies bij deelnemers aan de Nurses’ Health Study (1992-2002) en de Health Professionals Follow-up Study (1992-2010). Deelnemers aan deze studies meldden via zelfgerapporteerde vragenlijsten of ze ooit de diagnose colorectale poliepen of adenomen hadden gekregen. De onderzoekers bevestigden dit met behulp van medische dossiers.
In totaal deden 42.486 mensen mee aan de studie en werden de gegevens gebruikt van 84.714 endoscopieën van personen. Deze gegevens werden gebruikt om te kijken hoe vaak twee soorten colorectale neoplasmata voorkomen die zich vaak ontwikkelen tot kanker: gekartelde poliepen en conventionele adenomen.

Parodontitis verhoogt risico op adenomen en poliepen

Deelnemers met parodontitis hadden een 11 % groter risico op conventionele adenomen en 17 % meer kans op een gekartelde poliep, vergeleken met mensen met een gezonde mond. Dit laatste getal liep op tot 20 % bij mensen die vier of meer tanden hadden verloren.

Meer tandverlies gelinkt aan groter risico

Interessant is ook dat des te meer tanden iemand met parodontitis verloor, des te groter het risico was op het ontwikkelen van geavanceerde conventionele adenomen: 28 % bij een tot drie tanden tegenover 36 % bij vier of meer verloren tanden. Dit geldt voor zowel rokers als niet-rokers, terwijl roken een bekende oorzaak is voor parodontitis en colorectale kanker.

Geen diverse populatie

De studie was volgens de onderzoekers gecontroleerd op andere bekende risicofactoren voor darmkanker als BMI en het niveau van fysieke activiteit. Beperkingen omvatten echter de zelfrapportage en het feit dat meeste deelnemers wit waren. De resultaten moeten worden bevestigd in meer diverse populaties.
Resultaten benadrukken belang goede mondgezondheid
Desondanks vinden Lo et al. dat de resultaten het belang van een goede mondgezondheid benadrukken. “Onze bevindingen bevorderen ons begrip van de wisselwerking tussen mondgezondheid, microbioom en vroege colorectale carcinogenese”, schreven ze.

Bron:
Cancer Prevention Research

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
slapen, vrouw, bed

Screenen op het OSA-risico bij parodontitis patiënten

Obstructief Slaap Apneu (OSA) heeft een behoorlijke impact op het welzijn van een individu. Parodontoloog Alexander Verhelst onderzocht een mogelijke associatie van parodontitis en het risico voor OSA in een pilotstudie. Samenvattend kan er gesteld worden dat parodontitis patiënten vaker in de ‘hoog risico’ categorie voor OSA vallen.

Parodontitis

Parodontitis is een multifactoriële chronische inflammatoire ziekte waarbij, indien adequate behandeling uitblijft, de tand-ondersteunende weefsels zoals het alveolaire bot, afgebroken worden. Dit kan uiteindelijk resulteren in tandverlies. Verschillende factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan/in stand houden van parodontitis. Een slechte mondhygiëne, roken, stress en een genetische predispositie zijn enkele van deze factoren. Ook de algemene gezondheidsstatus (immune fitness) van een patiënt is van invloed op parodontitis. Denk hierbij bijvoorbeeld aan diabetes, hart- en vaatziekten en obesitas. Bovendien hebben de zojuist beschreven factoren een wisselwerking met elkaar, waardoor parodontitis een uiterst complexe aandoening is. Zodoende wordt parodontitis gezien als een chronische immuun aandoening (chronic immune disorder, CID). Milde/matige parodontitis komt voor bij zo’n 46% van de volwassen bevolking, terwijl de ernstige variant bij ongeveer 10% van de volwassenen voorkomt.

Obstructief Slaap Apneu (OSA)

Obstructief slaap apneu (OSA) is een veel voorkomende aandoening en wordt veroorzaakt door een obstructie van de luchtweg tijdens de slaap. Een dergelijke obstructie lijdt tot een reductie van de hoeveelheid zuurstof in het bloed. Als gevolg wordt het sympathische zenuwstelsel geactiveerd, wat resulteert in een zogenaamd arousel. Dat wil zeggen, dat de persoon in kwestie ontwaakt om weer voldoende zuurstof binnen te krijgen door een ademteug te nemen.
Afhankelijk van het aantal ademstops dat een persoon per nacht heeft en de zuurstofreductie, kan een OSA-patiënt zich behoorlijk moe voelen. Bovendien vergroot OSA het risico op een aantal systemische aandoeningen, zoals hartfalen, hoge bloeddruk en diabetes. Anderzijds kunnen systemische factoren een negatieve invloed hebben op OSA. Obesitas is het meest gecorreleerd aan (de ernst van) OSA, maar ook andere chronische immuun aandoeningen, zoals diabetes en hart-en vaatziekten zijn van invloed op OSA. Voorts worden OSA-patiënten vaker geconfronteerd met depressies en verkeersongevallen.

In Nederland is de prevalentie van OSA 6,4% in de volwassen populatie, echter blijkt uit verschillende studies dat een aanzienlijk deel hiervan niet gediagnosticeerd is. In de literatuur is beschreven dat tot 82% van de mannen en 92% van de vrouwen met OSA niet gediagnosticeerd zijn.

Screening

Idealiter wordt er bij het vermoeden van OSA een slaaponderzoek, een zogenaamde polysomnografie (PSG) uitgevoerd. Tezamen met een beschrijving van eventuele klachten, kan er aan de hand van een PSG de diagnose ‘OSA’ gesteld worden. Zo’n slaaponderzoek is echter kostbaar en arbeidsintensief. Zodoende wordt er naarstig naar mogelijkheden gezocht om te screenen op de ‘hoog-risico’ patiënten. Eén van de beschikbare screeningtools is een gevalideerde vragenlijst die het risico op OSA aangeeft, zoals beschreven door Eijsvogel et al., 2016. Op deze manier zou er gerichter naar de tweedelijns zorgverleners verwezen kunnen worden voor een aanvullend slaaponderzoek.

Voor parodontitis bestaat er reeds een dergelijke screeningstool: de Periodieke Parodontale Screening, afgekort als ‘PPS,’ welke de opvolger is van de ‘DPSI.’ Tandartsen en mondhygiënisten scoren de PPS-waarde tijdens het periodiek controlebezoek van een patiënt.

Doel van het onderzoek

Aangezien OSA een behoorlijke impact op het welzijn van een individu kan hebben en veel factoren zowel bij OSA als parodontitis gezien worden, zou er verondersteld kunnen worden dat parodontitis patiënten automatisch vaker een ‘hoog risico’ voor OSA hebben. Daar is in de wetenschappelijke literatuur echter nog nauwelijks onderzoek naar gedaan. Zodoende hebben wij besloten hier onderzoek naar te doen. Dit is de eerste studie waarin een mogelijke associatie met parodontitis en het risico voor OSA met de door Eijsvogel beschreven vragenlijst onderzocht wordt, waardoor dit onderzoek geclassificeerd is als een pilot studie.

Materiaal en methode

Patiënten selectie

Voor ons onderzoek hebben we in een cross-sectionele setting parodontitis patiënten en controle patiënten van de tandheelkundige universiteit in Amsterdam (ACTA) gerekruteerd. Beide groepen waren minimaal 40 jaar oud. De controle individuen hadden een PPS-score van 2 of minder en op de maximaal één jaar oude bitewings, was geen approximaal botverlies zichtbaar. Parodontitis werd gediagnosticeerd op de parodontologie afdeling van ACTA bij patiënten die voor een parodontitis behandeling waren ingestuurd naar deze afdeling.

Vragenlijst

Beide groepen vulden een gevalideerde vragenlijst in, waarmee het risico op het hebben van OSA berekend kon worden. Nadien werden deze scores onderverdeeld in een ‘laag risico’ (<35%), een ‘matig risico’ (35%-55%) en een ‘hoog risico’ (>55%) op het hebben van OSA. Alle deelnemers kregen de uitslag toegestuurd, eventueel voorzien van het advies om contact met de huisarts op te nemen voor eventuele aanvullende diagnostiek. De studie is goedgekeurd door de medisch ethische commissie.

Resultaten

Achtergrond informatie van de studiepopulatie

Uiteindelijk waren er 77 niet-parodontitis patiënten en 70 parodontitis patiënten beschikbaar voor data-analyse. Beide groepen hadden een gemiddelde leeftijd van 54 jaar. Zowel in de controle- als in de parodontitis groep lag de gemiddelde BMI rond de 26 kg/m2 en had ruim de helft van de deelnemers een BMI van 25 kg/m2. Twaalf procent van de controles en 34% van de parodontitis patiënten waren actieve rokers. In beide groepen had 1/3 van de individuen een hoge bloeddruk.

Het risico op het hebben van OSA

Het totale risico op het hebben van OSA was 34% voor de controles en 39% voor de parodontitis patiënten. Wanneer er onderscheid werd gemaakt op basis van de OSA risico categorieën, zagen we dat van zowel de controles als de parodontitis patiënten, ongeveer de helft in het ‘lage risicoprofiel’ voor OSA viel. Echter, daar waar slechts 9% van de controle individuen terug te vinden was in de ‘hoog risicogroep’ voor OSA, bleek 21% van de parodontitis patiënten in de ‘hoog risicogroep’ te vallen. Dit was een significant verschil.

Conclusie

Samenvattend kan er gesteld worden dat parodontitis patiënten vaker in de ‘hoog risico’ categorie voor OSA vallen. Uiteraard is dit slechts een pilot studie met beperkte aantallen. Aanvullend onderzoek is wenselijk om hier robuustere uitspraken over te doen en om mogelijk een causaal verband te achterhalen.

Klinische relevantie

Aangezien de tandarts en mondhygiënist regelmatig patiënten ziet voor reguliere controles, zou er in een tandheelkundige setting een rol weggelegd kunnen zijn voor de tandheelkundig professional om preventief te screenen op OSA bij parodontitis patiënten. Hiermee zouden een hoop (onnodige) comborbiditeiten voorkomen kunnen worden en kan de kwaliteit van leven van de OSA-patiënt aanzienlijk verbeteren.

Het onderzoek is ingestuurd naar Oral Health and Preventive Dentistry voor publicatie;
Screening for the risk of OSA in periodontitis patients. A pilot study. Verhelst et al., 2021, manuscript.

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Vaker parodontitis bij mensen die derde molaren behouden

Volwassenen die de derde molaren behouden hebben vaker parodontitis ook al hebben ze geen hogere waardes C-reacties proteïne. Het komt vaker voor bij zwarte mensen, Iberiërs en mensen met sociaaleconomische nadelen, volgens een recente studie gepubliceerd in Public Health.

Verband derde molaren en tandvleesaandoeningen

Er is bewijs dat asymptomatische derde molaren (M3) kunnen bijdragen aan tandvleesaandoeningen. Op zijn beurt wordt parodontitis, dat bij ongeveer de helft van de Amerikaanse bevolking voorkomt, steeds meer in verband gebracht met systemische ziekten als hartaandoeningen, diabetes en obesitas. Het is dus belangrijk om dergelijke verbanden te onderzoeken.

Wetenschappers aan het College of Nursing and Health Sciences aan de University of Massachusetts Boston evalueerden daarom de verbanden tussen de aanwezigheid van verstandskiezen, parodontitis en serum C-reactief proteïne (CRP) in de volwassen Amerikaanse bevolking. CRP is een indicator van systemische ontsteking die wordt geassocieerd met parodontitis en mogelijk een aanpasbare risicofactor is voor hart- en vaatziekten.

Grotere kans op parodontitis met minstens een verstandskies

De studie bestond uit een secundaire data-analyse van de National Health and Nutrition Examination Survey 2009-2010. In totaal deden 3752 mensen van 30 jaar en ouder deel aan het parodontale onderzoek. Hiervan hadden 39% minstens een van hun derde molaren behouden, en 41% had parodontitis. De kans op parodontitis was 61% groter wanneer iemand minstens een verstandskies nog had.

Geen relatie M3-aanwezigheid en CRP-waardes

De aanwezigheid van derde molaren was het hoogst bij mannen, jongvolwassenen, Afro-Amerikanen, Iberiërs, lager-opgeleiden en deelnemers met een laag inkomen. Gecorrigeerd voor sociodemografische en gezondheidskenmerken werd M3-aanwezigheid onafhankelijk geassocieerd met parodontitis met een odds ratio (OR) van 1,61. Ook was er een onafhankelijk verband tussen parodontitis en verhoogde CRP-waardes (OR 1,35), maar niet tussen M3-aanwezigheid en verhoogde CRP-waardes (OR 1,02).

Cross-sectionele studie

Een limitatie van het onderzoek is dat er geen oorzakelijke verbanden kunnen worden geclaimd doordat het cross-sectionele studie is. Desondanks is het aannemelijk dat het behouden van verstandskiezen voorafgaat aan de ontwikkeling van tandvleesaandoeningen, schrijven de onderzoekers.

Verder onderzoek nodig

De verwachte associaties tussen M3-aanwezigheid en parodontitis werden gevonden maar het is nog niet duidelijk waarom het zo is. “Longitudinaal onderzoek is nodig om te bepalen of de retentie van derde molaren bijdraagt aan parodontitis en andere mogelijke gevolgen voor de gezondheid, en verder om te onderzoeken of deze relaties worden verzacht door gezondheidsgedrag en andere factoren”, schreven ze.

Bron:
Public Health

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Tanden

Minstens elke 24 uur tandenpoetsen vaak genoeg voor parodontale patiënten

Het zelf uitvoeren van mechanische plaquecontroles (Engels: self‐performed mechanical plaque control, SPC) met een frequentie van 12 of 24 uur lijkt voldoende om tandvleesontsteking onder controle te houden, in tegenstelling tot een frequentie van 48 uur. Dit blijkt uit een onderzoek met proefpersonen met een voorgeschiedenis van parodontitis en staat beschreven in een recente JCP Digest.

Mondhygiëneroutines om parodontitis te voorkomen

Het onderhouden van effectieve mondhygiëneroutines is belangrijk om gingivitis en daarmee parodontitis te voorkomen, waaronder het regelmatig verstoren van tandplak door zelf uitgevoerde mechanische plaquecontroles met behulp van tandenborstels en aanvullende interdentale apparaten. Recente onderzoeken hebben aangetoond dat dit elke 12 of 24 uur moet gebeuren om het tandvlees gezond te houden.

Doeltreffendheid van SPC bij mensen met parodontitisverleden

Er is echter geen bewijs met betrekking tot de doeltreffendheid van SPC bij mensen met een geschiedenis van parodontitis die deelnemen aan een periodiek parodontaal onderhoudsprogramma. Onderzoekers uit Brazilië en de VS hebben daarom met een gerandomiseerde klinische proef het effect van SPC op tandvleesgezondheid bij 42 proefpersonen uit deze groep mensen onderzocht.

Tussenpozen van 12, 24 en 48 uur

De deelnemers werden in drie groepen verdeeld en moesten SPC uitvoeren met tussenpozen van 12, 24 of 48 uur. De plaque-index (PI) en gingivale index (GI) werden bij aanvang van de studie en na 15, 30 en 90 dagen geëvalueerd. Daarnaast werden sonderingsdieptes, klinische aanhechtingsniveaus en bloeden bij sonderen aan het begin en na dagen 30 en 90 beoordeeld.

Significant verschil tussen 48-uurs- en andere groepen

Na 90 dagen was de gemiddelde GI significant hoger bij de 48-uursgroep in vergelijking met de 12- en 24-uursgroepen. Deze groep was ook als enige niet in staat om het tandvlees gezond te houden wanneer GI = 2 scores werden overwogen. Verder nam de gemiddelde PI bij patiënten die SPC om de twee dagen uitvoerden meer toe dan bij de andere patiënten. Hoewel de gemiddelde PI bij de 12- en 24-uursgroepen toenam tijdens de eerste 15 dagen bleef de score daarna stabiel. Dit was niet het geval bij de 48-uursgroep, die daarnaast ook tweemaal zoveel plaatsen met tandvleesontsteking en -bloeding vertoonde.

Beoordelen naleving protocol lastig

Een limitatie van het onderzoek is dat het beoordelen van de naleving van het studieprotocol door deelnemers moeilijk is in dit type RCT-setting. Ook was het gebruik van interdentale apparaten niet gestandaardiseerd tussen alle groepen. Daarnaast schrijven de auteurs dat hun conclusies alleen gelden voor proefpersonen met een voorgeschiedenis van parodontitis met een hoge standaard mondhygiëne.

De resultaten suggereren volgens de onderzoekers desondanks dat SPC met een frequentie van 12 of 24 uur, samen met consistente parodontale onderhoudsbezoeken, “voldoende lijkt om gingivale ontsteking te beheersen”.

Bron:
JCP Digest

Lees meer over: Mondhygiëne, Parodontologie, Thema A-Z
Mogelijk verband tussen parodontitis en cognitieve stoornissen bij volwassenen

Mogelijk verband tussen parodontitis en cognitieve stoornissen bij volwassenen

Mensen met parodontitis hebben mogelijk meer kans op cognitieve achteruitgang dan mensen zonder tandvleesontsteking. Dit blijkt uit een systematische review die recent werd gepubliceerd in Frontiers in Neurology.

Bijdragen aan ontsteking elders in lichaam

Parodontitis is een orale ontstekingsziekte en kan bijdragen aan laaggradige systemische ontsteking blijkt uit verschillende onderzoeken. Er is gemeld dat de ziekte ook ontstekingsprocessen door het hele lichaam kan bevorderen, zo ook in het zenuwstelsel.

Systematische review

Om deze reden hebben veel epidemiologische studies een mogelijk verband tussen parodontitis en milde cognitieve stoornissen of dementie onderzocht. Het doel van een studie van een samenwerking tussen onderzoekers uit Brazilië en Canada was om het bewijs met betrekking tot de associatie tussen parodontitis en cognitieve achteruitgang bij volwassen patiënten te evalueren.

Daartoe doorzochten ze meerdere medisch-wetenschappelijke databases op studies waarin de intellectuele prestaties van volwassen deelnemers met en zonder parodontitis werden onderzocht. Na uitsluiting van duplicaten en onderzoeken zonder controlegroep bleven er acht puur observationele onderzoeken over.

Onderzoeken bij volwassenen

Het merendeel van de onderzoeken onderzochten volwassenen van 50 jaar en ouder. Met behulp van bijvoorbeeld dieptemetingen en/of antistoffen tegen de bacterie die parodontitis veroorzaakt werd bepaald of de ziekte aanwezig was. Voor het meten van intellectuele prestaties werden naast de mini mentale status test (MMST) en andere geheugentests gebruikt gemaakt van de Wechsler intelligentieschaal voor volwassenen en een test waarbij getallen actief moeten worden uitgewisseld.

Alle publicaties wijzen op verband

De resultaten van alle publicaties wezen op een verband tussen parodontitis en cognitieve stoornissen. De studie bracht kleine problemen aan het licht in de individuele onderzoeken maar vond ze allemaal betrouwbaar met slechts een laag risico op bias.

Drie mogelijk mechanismes

Er worden drie mogelijke mechanismes beschreven door de auteurs hoe een ontsteking in de mondholte de hersenen kan aantasten: een direct proces via de bloedbaan, een indirect proces via ontstekingsmediatoren en een inductie van expressie van bloedplaatjesaggregatie-eiwitten.

Parodontitis oorzaak of gevolg?

Het is echter ook mogelijk dat mensen met cognitieve achteruitgang juist een mindere orale hygiëne onderhouden. Het kan dus niet worden uitgesloten dat parodontitis een symptoom of gevolg is van dementie, en niet een van de triggers.

Diagnose en behandeling parodontitis essentieel

Er is verder onderzoek nodig om de oorzaak-gevolgrelatie goed te onderzoeken. In de tussentijd blijft diagnose en behandeling van chronische parodontitis essentieel om het kwaliteit van leven de bevorderen – vooral voor ouderen volwassenen, schrijven de auteurs.

Bron:
Frontiers in Neurology

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Mechanisme parodontitis en metabool syndroom ontdekt

Mechanisme parodontitis en metabool syndroom ontdekt

Onderzoekers hebben een nieuw mechanisme ontdekt waarmee parodontitis het metabool syndroom kan veroorzaken. De studie door onderzoekers van Tokyo Medical and Dental University laat ziet welk effect parodontitis kan hebben op het hele lichaam.

Insulineresistentiesyndroom

Het metabool syndroom, ook wel insulineresistentiesyndroom genoemd, is een aandoening waarbij een persoon een combinatie van diabetes, obesitas en een hoge bloeddruk (hypertensie) heeft. Van parodontitis is bekend dat het een belangrijke risicofactor is voor dit syndroom.

Correlatie antilichaamtiters en verhoogde insulineresistentie

De wetenschappers analyseerden eerst antilichaamtiters tegen Porphyromonas gingivalis – de bacterie die tandvleesaandoeningen veroorzaakt – in het bloed van mensen met het metabool syndroom. Ze vonden een positieve correlatie tussen antilichaamtiters en verhoogde insulineresistentie. Dit toont aan dat metabool syndroompatiënten een immuunrespons hadden ontwikkeld en waarschijnlijk een infectie met Porphyromonas gingivalis hadden gehad.

Mechanisme bepalen met muizen

Met behulp van muizen probeerden de auteurs om het mechanisme achter de observatie te begrijpen. Muizen op een vetrijk dieet die de bacterie via de mond toegediend kregen ontwikkelden een verhoogde insulineresistentie en vetinfiltratie, en lagere glucoseopname in de skeletspier vergeleken met muizen die geen bacteriën kregen.

Veranderingen in darmmicrobioom

Om uit te vinden hoe Porphyromonas gingivalis systemische ontsteking en metabool syndroom konden veroorzaken richtten de onderzoekers zich op het darmmicrobioom. Ze ontdekten dat het darmmicrobioom significant veranderd was bij muizen die de bacterie kregen. Dit zou de vermindering in insulinegevoeligheid kunnen verklaren.

Opvallende resultaten

“Dit zijn opvallende resultaten die een mechanisme verschaffen dat ten grondslag ligt aan de relatie tussen de infectie met de parodontale bacterie Porphyromonas gingivalis en de ontwikkeling van metabool syndroom en metabole disfunctie in skeletspieren”, zegt een van de auteurs over het onderzoek.

Bron:
ScienceDaily

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Parodontale regeneratie voordeliger dan extractie bij intrabony defecten

Parodontale regeneratie voordeliger dan extractie bij intrabony defecten

Parodontale regeneratie (PR) kan de prognose van ‘verloren’ tanden veranderen en is een goedkoper alternatief voor de extractie van tanden. Hoewel de behandelmethode zijn beperkingen heeft, kan het wel voordelig zijn bij intrabony defecten, aldus een recente JCP Digest.

Prognose verloren tanden verbeteren

Bij patiënten met parodontitis stadium III en IV kan een regeneratieve behandeling worden gebruikt om op de lange termijn de prognose voor ernstig aangetaste tanden met diepe verticale intrabony defecten te veranderen. In tanden die zijn aangetast door ernstig aanhechtingsverlies tot aan of voorbij de top kan de methode een alternatief zijn voor het trekken en vervangen van tanden.

Studie naar periode van 10 jaar

Een studie uit Italië heeft regeneratieve behandelingen vergeleken met extractie en tandvervanging bij patiënten met de prognose ‘verloren’. Er werd gekeken naar klinische, economische en door patiënten gerapporteerde OHIP-14 uitkomsten tijdens een periode van tien jaar.

Regeneratie versus extractie

In totaal werden vijftig deelnemers met parodontitis stadium III en IV gevolgd. De helft maakte deel uit van de testgroep en ondergingen parodontale regeneratie, de andere helft was de controlegroep die een behandeling kreeg bestaande uit extractie en vervanging van verloren tanden. De proefpersonen werden op een parodontaal zorgprogramma geplaatst met herhalingsintervallen om de drie maanden en jaarlijkse onderzoeken.

Iets lager overlevingspercentage maar goede stabiliteit

Uit de resultaten blijkt dat het overlevingspercentage van geregenereerde tanden na tien jaar 88% vergeleken met 100% van de vervangen tanden. De overlevingstijd zonder complicaties verschilde met minimaal 6.7 jaar en 7.3 voor de test- en controlegroep respectievelijk niet significant.

Parodontale regeneratie zorgde na een jaar voor een gemiddelde klinische aanhechtingswinst van 7.3mm ± 2.3.mm en een resterende pocketdiepte van gemiddeld 3.4mm ± 0.8mm. Bij vijf- en tienjarige follow-ups bleken deze waardes niet te zijn veranderd wat duidt op een goede stabiliteit in succesvolle gevallen.

Goedkoper alternatief

Verder bleek dat PR over de gehele periode van tien jaar bekeken goedkoper is dan extractie en vervanging. Hoewel de aanvankelijke behandeling duurder is, kostte regeneratie in de jaren erna significant minder.

Kwaliteit van leven verbeterd

Tot slot rapporteren de auteurs dat patiënten in beide groepen aangeven dat hun kwaliteit van leven op het gebied van mondgezondheid verbeterd was, hoewel de RP-groep het meest positief was. Ook waren beide groepen tevreden over hun behandeling. Zowel een als na tien jaar na de behandeling hadden deelnemers minder zorgen over hun kauwfunctie en esthetiek.

OHIP-14-scores onverwacht goed

De OHIP-14 scores van de testgroep waren zelfs onverwacht goed dat de resultaten moeten worden bevestigd, schrijft JCP Digest. Ook werden alle gevallen in deze studie gekenmerkt door de aanwezigheid van bot op de aangrenzende tanden. Daarom kunnen de uitkomsten niet worden gegeneraliseerd naar andersoortige gevallen.

Regeneratie heeft in bepaalde gevallen voorkeur

Desondanks denken de onderzoekers dat parodontale regeneratie voor bepaalde gevallen van intrabony defecten de voorkeur kan hebben boven extractie. Het economische aspect en het feit dat patiënten waarschijnlijk de voorkeur geven aan tandretentie boven extractie en prothetische revalidatie zijn belangrijke aspecten die bij de behandelingskeuze in acht moeten worden genomen.

Bron:
JCP Digest

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Geld

Parodontitis kost Europa miljarden euro’s

Parodontitis kostte Europese landen in 2018 158,6 miljard euro. Dat blijkt uit een analyse die op 30 mei in het Journal of Parodontology is gepubliceerd.

De studie analyseerde de directe en indirecte economische lasten van parodontitis in de VS en 32 Europese landen. Er is gekeken naar de wereldwijde uitgaven voor gezondheid, tandheelkundige en parodontale aandoeningen. Het internationale team van auteurs koos voor 2018 omdat dit het meest recente jaar is met uitgebreide data beschikbaar.

“Deze resultaten tonen aan dat de economische last van parodontitis aanzienlijk is en dat de indirecte kosten aanzienlijk zijn”, schrijven de auteurs, geleid door João Botelho, een parodontologie-onderzoeker aan het Instituto Universitário Egas Moniz in Almada, Portugal.

Directe en indirecte kosten

Om de totale kosten van parodontitis te begrijpen, bestudeerden de auteurs de werkelijke ziektekosten en de geschatte kosten die verband houden met productiviteitsverliezen en orale gevolgen. Ze gebruikten gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie, het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.

Omdat het in de meeste landen niet mogelijk was om het percentage parodontale uitgaven te achterhalen, schatten de auteurs dat aantal op 3,45%, het percentage dat werd gevonden door de Duitse wettelijke ziekteverzekering.

In 2018 bedroegen alleen al de directe kosten van parodontitis de Europeanen rechtstreeks 2,5 miljard euro. De indirecte kosten bedroegen €197,1 miljard. De meeste indirecte kosten waren te wijten aan klachten gerelateerd aan parodontitis en wortelcariës, merkten de auteurs op. Duitsland, Frankrijk en het VK hadden de grootste productiviteitsverliezen als gevolg van parodontitis.

Totale zorgkosten

De kosten van parodontitis maken deel uit van de grotere zorg- en tandheelkundige uitgaven. In Europa gaven burgers in totaal 1,7 biljoen euro uit aan zorg. De totale kosten van directe tandheelkundige behandelingen alleen al waren 73 miljard euro.

“Deze resultaten bieden verontrustend bewijs over de onmiskenbare impact die parodontitis heeft op de economie”, schrijven de auteurs.

Invloed van corona

De auteurs voeren aan dat er meer nationale gegevens nodig zijn om de directe kosten van parodontitis beter te begrijpen. Dit is vooral belangrijk in de nasleep van de COVID-19-pandemie en de daaruit voortvloeiende economische laagconjunctuur. De crisis heeft geleid tot een slechtere mond- en algehele gezondheid.

“Om deze reden kunnen we vermoeden dat parodontitis nog meer kan voorkomen met vermoedelijk een grotere economische impact”, schrijven de onderzoekers. “Meer dan ooit is het van fundamenteel belang om parodontale volksgezondheidsmaatregelen te versterken en te communiceren met nationale en continentale partijen.”

Tekortkomingen

Het onderzoek had enkele tekortkomingen. Een aantal bronnen beschikte over onvoldoende informatie en nationale statistieken missen vaak de totale kosten van parodontale behandelingen. De kosten kunnen ook worden onderschat omdat sommige therapieën, zoals chirurgische therapie, niet altijd als gezondheidsstatistieken worden geregistreerd.

Bron:
Journal of Periodontology

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Nieuwe behandeling zou parodontale ziekteverwekkers volledig kunnen uitroeien

E. gingivalis onderschatte bron van parodontitis

Entamoeba gingivalis, een parasiet die in de mond wordt aangetroffen, kan een onderschatte bron van ontsteking en parodontitis zijn, volgens een studie gepubliceerd in het Journal of Dental Research.

Het elimineren van de parasiet, die het tandvlees binnendringt en zich voedt met gastheercellen, kan volgens de auteurs de effectiviteit van de behandeling en de resultaten op lange termijn verbeteren bij patiënten met tandvleesaandoeningen.

“Onze resultaten vergroten de bekendheid van Entamoeba gingivalis als een potentiële en tot op heden onderschatte microbiële aanjager van destructieve vormen van parodontitis “, schreef de groep onder leiding van Arne Schäfer, PhD, hoofd van de afdeling parodontologie van het Charité Institute of Dental and Craniofacial Sciences in Berlijn.

Parodontitis

Parodontitis is een van de meest voorkomende chronische ziekten ter wereld. Het succes van de behandeling is vaak van korte duur en een gebrek aan behandeling kan tandverlies veroorzaken. Bovendien is de ziekte in verband gebracht met een groter risico op artritis, hart- en vaatziekten, en kanker.

Patiënten met parodontitis vertonen een afname in de diversiteit van het orale microbioom, wat overeenkomt met een stijging van de frequentie van E. gingivalis. De parasiet dringt het mondslijmvlies binnen en vernietigt tandvleesweefsel, waardoor een groter aantal bacteriën het weefsel kan binnendringen. Deze positive feedback loop verergert ontstekingen en weefselvernietiging, aldus de auteurs.

Nieuwe bevindingen

E. gingivalis werd gevonden op 77% van de ontstoken parodontale plaatsen en 22% van de gezonde plaatsen bij patiënten met parodontitis (51 van de 158 deelnemers), wat een verband aantoont tussen orale ontsteking en kolonisatie, aldus Schäfer en collega’s.

De parasiet werd gevonden in de mondholte van 15% van de 107 deelnemers die geen tandvleesaandoening hadden, merkten de auteurs op. Het directe contact van E. gingivalis met gingivale epitheelcellen remde de celgroei en leidde uiteindelijk tot celdood, schreven ze.

Bekend destructief genoom

Wetenschappers waren al bekend met het virale potentieel van dit genoom van amoeben. Zo veroorzaakt de gastro-intestinale parasiet E. histolytica een ziekte die bekend staat als amebiasis, een van de meest voorkomende doodsoorzaken door parasitaire ziekten wereldwijd. De huidige studie toont parallellen tussen E. gingivalis en E. histolytica; beide vertonen vergelijkbare mechanismen van weefselinvasie en wekken vergelijkbare immuunreacties op bij de gastheer.

Huidige parodontale behandelingen houden geen rekening met het potentieel van infectie door E. gingivalis. De studie, die geen beperkingen had, zou clinici moeten laten nadenken over de manier waarop ze tandvleesaandoeningen behandelen, schreven de auteurs. “Uitvoerend tandartsen moeten ervoor zorgen dat ontstoken parodontale zones en weefsel van deze protozoa worden ontdaan”, concludeerden ze.

Bron:
Journal of Dental Research

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Parodontitispathogeen-veroorzaakt-Alzheimerverschijnselen-in-hersenen

Parodontitispathogeen veroorzaakt Alzheimerverschijnselen in hersenen

Porphyromonas gingivalis, het belangrijkste pathogeen dat chronische parodontitis veroorzaakt, is geïdentificeerd in de hersenen van patiënten met de ziekte van Alzheimer (AD) en kan symptomen van de ziekte veroorzaken. Onderzoekers denken dat deze informatie kan worden gebruikt om nieuwe behandelingen tegen de ziekte te ontwikkelen.

Gingipains aanwezig in hersenen

Parodontitis wordt veroorzaakt door onevenwichtigheden in het microbioom van de mond. Een belangrijke aanjager hiervan is P. gingivalis en gebruikt gingipains om eiwitten af te breken, dit is de primaire energiebron van de bacterie. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat deze enzymen aanwezig waren in meer dan 90% van de postmortale hersenen van patiënten met de ziekte van Alzheimer.

Potentiële rol bij ziekte

Gingipains zijn dan ook lang onderzocht op hun potentiële rol bij de ziekte. Een recente studie die werd gepubliceerd in het Journal of Alzheimer’s Disease had als doel om het effect van de bacterie en bijbehorend enzym op neuronen te bestuderen.

Neuronen geïnfecteerd met P. gingivalis

Neuronen afkomstig van door mensen geïnduceerde pluripotente stamcellen werden in vitro geïnfecteerd met P. gingivalis en gingipains. De bacteriën kunnen namelijk infiltreren en blijven bestaan in volwassen menselijke neuronen die actieve gingipains tot expressie brengen. De resultaten werden na 24, 48 en 72 uur verzameld.

Tekenen van Alzheimer na twee dagen

Na 48 uur vertoonden de neuronen verschillende tekenen van de ziekte van Alzheimer. “Geïnfecteerde neuronen vertonen tekenen van AD-achtige neuropathologie, waaronder de accumulatie van autofagische vacuolen en multivesiculaire lichamen, verstoring van het cytoskelet, een toename van de fosfotau/tau-verhouding en synapsverlies”, schreef de groep onder leiding van Ursula Haditsch, PhD, een senior wetenschapper bij het biofarmaceutische bedrijf Cortexyme.

Onderzoek naar behandelingen

Synapsverlies veroorzaakt sensorische, motorische en cognitieve stoornissen en is volgens de groep een van de vroegst bekende indicatoren van de ziekte van Alzheimer. De resultaten van dit onderzoek benadrukken de noodzaak om P. gingivalis te bestuderen en de mogelijkheid om deze ziekteverwekker te gebruiken bij het ontwikkelen van behandelingen. De beschreven in vitro-methode geeft een nieuwe, goede optie om hier onderzoek naar te doen.

Bron:
Journal of Alzheimer’s Disease

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z