Rechter wijst eis rond nieuwe tarieven NZa af
De nieuwe maximumtarieven voor tandheelkundige en orthodontische zorg mogen per 1 januari 2026 van kracht worden. De voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft vandaag de verzoeken afgewezen om de invoering van deze tarieven op te schorten en de tarieven van 2025 tijdelijk te laten doorlopen in 2026.
De spoedprocedures waren aangespannen door de KNMT, NVM-mondhygiënisten, ONT en VTvO. Zij wilden de invoering van de nieuwe tarieven uitstellen totdat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zou hebben beslist op hun bezwaren tegen de tariefbeschikkingen.
Vaststelling tarieven en normatieve arbeidscomponent
De NZa heeft de tarieven voor 2026 vastgesteld op basis van een kostprijsonderzoek over het jaar 2023. In dit onderzoek zijn zowel praktijkkosten als de arbeidskosten van praktijkhoudende tandartsen en orthodontisten meegenomen. Omdat daadwerkelijke arbeidskosten niet afzonderlijk in de praktijkadministraties worden geregistreerd, heeft de NZa deze arbeidskosten normatief bepaald.
Voor de vaststelling van deze zogenoemde normatieve arbeidscomponent (NAC) heeft de NZa gebruikgemaakt van onderzoek door adviesbureau Berenschot. In de tariefsystematiek wordt per praktijkhouder één volledige NAC toegerekend, uitgaande van een gemiddelde werkweek van minimaal 36 uur en 46 werkweken per jaar. Eventueel overwerk is daarin verdisconteerd. Ook praktijkhouders die meer uren per week of meer weken per jaar werken, krijgen maximaal één NAC toegerekend.
De KNMT en mede-verzoekers zijn het oneens met deze benadering. Volgens hen leidt deze systematiek tot een onevenwichtige uitkomst voor praktijkhouders die structureel meer dan gemiddeld werken, maar niet voldoen aan de combinatie van 36 uur per week en 46 weken per jaar.
Oordeel van de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. Volgens de rechter heeft de NZa de gekozen methode voor de toerekening van de NAC voldoende onderbouwd en is deze methode aanvaardbaar. Daarbij stelt de rechter dat een werkweek van meer dan 36 uur voor praktijkhoudende tandartsen en orthodontisten als normaal en gebruikelijk mag worden beschouwd.
Alleen in situaties waarin sprake is van een uitzonderlijk hoge tijdsbesteding kan aanleiding bestaan voor een correctie. De NZa heeft met berekeningen aannemelijk gemaakt dat zowel voltijd- als deeltijdwerkende praktijkhouders adequaat zijn meegenomen in de tariefberekening en dat geen sprake is van een structureel scheef resultaat.
Transparantie, maar geen reden voor ingrijpen
De rechter onderschrijft wel de kritiek van de KNMT en andere partijen dat het Berenschot-rapport op onderdelen onvoldoende transparant is. Daardoor zijn de tariefbesluiten volgens de rechter niet volledig gemotiveerd. Dit vormt echter geen voldoende grond om de invoering van de tarieven voorlopig tegen te houden. Volgens de rechter kan op dit moment niet worden vastgesteld of deze tekortkomingen daadwerkelijk tot aanpassing van de tarieven zullen moeten leiden.
Vervolg
Volgens de KNMT verwacht de NZa uiterlijk begin maart uitspraak te doen in de eerder gestarte bezwaarprocedure. Parallel aan de rechtszaak is de KNMT namelijk met ondersteuning van 4.600 leden in bezwaar gegaan bij de NZa zelf. Op maandag 1 december organiseerde de NZa een hoorzitting om de ingediende bezwaren te bespreken, en uiterlijk begin maart 2026 verwacht ze een besluit kenbaar te maken. Afhankelijk van de uitkomst volgt daarna mogelijk opnieuw een gang naar de rechter voor een bodemprocedure, zegt de KNMT.
De volledige uitspraak van het CBb is openbaar beschikbaar (ECLI:NL:CBB:2025:683).
Bron:
Rechtspraak.nl
KNMT









