Het kabinet wil het aantal opleidingsplekken voor tandartsen, huisartsen en psychologen uitbreiden. Dit zegt minister Kuipers in een brief aan de Tweede Kamer. Om de uitbreiding voor de extra opleidingsplekken tandheelkunde te bekostigen wil het kabinet de opleidingsduur voor de studie tandheelkunde verkorten van 6 naar 5 jaar.
Capaciteitsplan
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stelt elk jaar het Capaciteitsplan op waarin het aantal beschikbare opleidingsplaatsen voor opleidingen wordt aangegeven. Het huidige Capaciteitsplan geeft instroomadviezen voor het aantal plekken voor 2024, 2025 en 2026. Het kabinet volgt adviezen van het Capaciteitsplan zoveel mogelijk op. Op 13 juni hebben de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister voor Langdurige Zorg en Sport en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een reactie gegeven op de laatste integrale raming van het Capaciteitsorgaan.
Vergroten opleidingsplekken bij tandheelkunde met verkorting opleidingsduur
In veel regio’s is een tekort aan tandartsen. Daarnaast is de verwachting dat veel tandartsen in de komende 10 jaar met pensioen gaan.
Om de tekorten op te lossen wil het kabinet het aantal opleidingsplekken voor de opleiding tandheelkunde verhogen van 259 naar tenminste 345. Om deze verhoging te bekostigen wil het kabinet de opleiding verkorten van 6 naar 5 jaar. De studie geneeskunde, die studenten opleidt tot basisarts, wordt juist kleiner. Het geld wat hierdoor beschikbaar komt wil het kabinet ook inzetten voor verhoging van het aantal opleidingsplekken bij tandheelkunde.
De KNMT en tandheelkundeopleidingen zijn ontstemd over de verkorting van de opleidingsduur. “Het idee dat een kortere opleiding goedkoper zou zijn, gaat volkomen voorbij aan de gevolgen van zo’n ingrijpend besluit. Een zorgverlener met een jaar minder opleiding kan niet dezelfde kwalitatieve zorg leveren als een zorgverlener met zes jaar opleiding. Dat in omringende landen al in vijf jaar wordt opgeleid, staat niet op zichzelf. Na het behalen van het masterdiploma in België bijvoorbeeld moet nog een postgraduaatsopleiding Algemeen Tandarts van een jaar (inclusief stage) worden gevolgd om als zelfstandig tandarts aan de slag te kunnen”, zegt de KNMT.
De tandheelkundeopleidingen hebben hun standpunt verwoord in een paper met als titel: Waarom het verkorten van de studie Tandheelkunde een slecht idee is. Dit paper is medeondertekend door de KNMT.
De beroepsvereniging wacht nu een kabinetsreactie af en na publicatie daarvan komen zij met een reactie.
Spreiding
Ook gaat het kabinet bekijken hoe er een evenwichtige spreiding van tandartsen kan worden gerealiseerd, waarbij bekeken wordt of het spreiden van tandartsopleidingen een oplossing hiervoor is. De hoogste prioriteit gaat hierbij uit naar regio’s met een lage tandartsdichtheid, zoals Zeeland.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2017/02/tandarts.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2023-06-15 09:38:552023-06-15 09:40:06Kabinet wil meer tandartsen opleiden en opleiding tandheelkunde verkorten naar 5 jaar
Voor mondhygiënisten is het belangrijk meer te weten over voeding in zijn algemeenheid. Daarom wordt in deze e-learning aandacht besteed aan eiwitten, vetten en koolhydraten. Ook komen Stevia en groene thee aan bod, evenals de rol van omega3 in relatie tot ontstekingen, de invloed van eiwitten en vitamines op de mondgezondheid bij ouderen en de toekomstige rol van speeksel als non-invasief medium om ziekte op te sporen.
De e-learning is verdeeld in 3 lessen:
Les 1
– Energie uit voeding
– Macronutriënten en de mondgezondheid – koolhydraten en Stevia
Les 2 – Macronutriënten en de mondgezondheid – omega-3 vetzuren
– Macronutriënten en de mondgezondheid – eiwitten
– Vitamines en mondgezondheid bij ouderen
Les 3
– Groene thee
– Biomarkers in speeksel
Bekijk een preview:
Leerdoelen
Na het bekijken van deze e-learning ken je:
de werking van eiwitten, vetten en koolhydraten
de werking van Stevia
de rol van omega3 in relatie tot ontstekingen
de invloed van eiwitten en vitamines op de mondgezondheid bij ouderen
de relatie van groene thee met mondgezondheid
de toekomstige rol van speeksel als non-invasief medium om ziekte op te sporen
Spreker
dr. Liesbeth Haverkort, diëtist en klinisch epidemioloog en werkzaam als hogeschool hoofddocent bij de opleiding Mondzorgkunde op de Hogeschool Utrecht.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/02/Voeding-en-mondgezondheid-400.jpg230400Anita test Testhttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgAnita test Test2023-06-12 11:55:152023-07-26 14:18:16E-learning: Voeding en mondgezondheid
Op lange termijn streven we bij patiënten naar een microbiologisch evenwicht en occlusale stabiliteit in de mond. In deze video van de NVVRT wordt vooral ingegaan op de occlusale stabiliteit na orthodontie.
Microbiologisch evenwicht is een stabiel oraal microbioom, dus zonder ontstekingen, zowel parodontaal als endodontisch.
Er zijn 5 factoren beschreven die effect hebben op een gebalanceerde occlusie namelijk; condylar inclination, incisal guidance, occlusal plane inclination, compensating cuve en cuspal inclination. Het aanpassen van een van deze factoren heeft direct effect op de andere factoren. In onderstaande video worden deze factoren uitgelegd en aan de hand van 4 casussen wordt de occlusale stabiliteit besproken.
Door middel van een statistische analyse van gegevens uit patiëntendossiers onderzochten Fleur Konig en Fredrique de Rooij wat het verband is tussen de voedings- en vochtinname en de ernst van de monddroogteklachten bij patiënten met een monddroogtegevoel met hyposialie en bij patiënten met een monddroogtegevoel zonder hyposialie. En wat de meest gebruikte strategieën zijn om klachten van een droge mond te verlichten.
Methode
Voor hun methode kozen Koning en De Rooij voor een kwantitatief dossieronderzoek bij een doelgerichte steekproef uit patiëntendossiers (N=329) van het Speekselcentrum te Bunschoten. Ingevulde voedingsdagboekjes, Xerostomia Inventory (XI) vragenlijsten (over de ernst van de klachten) en zelfmedicatie vragenlijsten zijn geanalyseerd.
In totaal zijn 102 patiënten geanalyseerd (21 mannen en 81 vrouwen, 17-85 jaar). Door middel van ingevulde vragenlijsten zijn de strategieën om monddroogteklachten te verlichten verkregen. Op basis van de ongestimuleerde speekselwaarde zijn de patiënten ingedeeld in twee groepen: patiënten met hyposialie en patiënten zonder hyposialie. De groepen ervaarden matige of ernstige monddroogteklachten.
De onderzoekers gebruikten de Mann Whitney U-toets, Chi-kwadraattoets en de Fisher Exact toets om te analyseren of de verbanden tussen vochtinname, drinkmomenten en volwaardige voeding, en de mate van ernst van de monddroogteklachten significant waren.
Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat het verschil in drinkmomenten en vochtinname tussen de ernst van de klachten niet significant was bij zowel bij de groep patiënten met hyposialie als bij de groep patiënten zonder hyposialie.
De onderzoekers kozen er daarnaast voor om de vijf categorieën van de Schijf van Vijf te analyseren. Het verband tussen de ernst van de monddroogteklachten en de voedingsinname is niet significant voor de categorieën ‘groente en fruit’, ‘eiwitten’ en ‘brood, graanproducten en aardappelen’ bij zowel de groep patiënten met hyposialie als de groep patiënten zonder hyposialie.
De meest gebruikte strategieën om monddroogteklachten te verlichten waren voor beide groepen:
Op grond van de resultaten kan met grote voorzichtigheid geconcludeerd worden dat de verschillen tussen de voedings- en vochtinname en de ernst van de monddroogteklachten bij patiënten met een monddroogtegevoel niet significant waren. Vervolgonderzoek is nodig om te onderzoeken of strategieën als ‘water drinken’, ‘lippen bevochtigen/invetten’, ‘theedrinken’, ‘de mond spoelen’ en ‘op snoepjes zuigen’ daadwerkelijk effectief zijn om monddroogteklachten te verlichten.
Afstudeeronderzoek | poster door:
Fleur Konig en Frederique de Rooij, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht
Deze afstudeerprojecten werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de onderzoeken die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/11/Afstudeeronderzoek-Het-verband-tussen-de-voedings-en-vochtinname-en-de-ernst-van-de-droge-mond.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-06-04 13:20:002023-05-10 14:02:16Afstudeeronderzoek: Het verband tussen de voedings- en vochtinname en de ernst van de droge mond
Een submandibulaire klierligatieprocedure om kwijlen onder controle te krijgen leidde bij een zesjarige jongen met autisme tot een levensbedreigende zwelling van de keel. De auteurs van een korte mededeling in Advances in Oral and Maxillofacial Surgery twijfelen aan de werkzaamheid van de klierligatieprocedure en benadrukken de mogelijke catastrofale complicaties, zoals bijna het geval bij deze patiënt.
Vaak bij ontwikkelingsstoornissen
Chronisch kwijlen, of sialorroe, komt vaak voor bij personen met neuromusculaire en ontwikkelingsstoornissen, zoals de jongen die in de mededeling wordt beschreven door tandartsen uit Nieuw-Zeeland. Het verhoogt onder andere het risico op periorale huidinfecties en aspiratiepneumonie.
Sialorroe corrigeren
Het is mogelijk om sialorroe te corrigeren door submandibulaire kanalen te verplaatsen en ligatie van de speekselkanalen. Dergelijke procedures worden gepromoot als snel, eenvoudig en met een laag morbiditeitsrisico, volgens de auteurs. Gedocumenteerde complicaties zijn onder meer langdurige zwelling, verlamming en vertraagde hervatting van orale voeding. Levensbedreigende orofaryngeale zwelling en compromis van de luchtwegen waren nog niet gemeld.
Zesjarige met autisme
De mededeling heeft daar verandering in gebracht door het geval te beschrijven van een jongen met non-verbale autisme en ernstige ontwikkelingsstoornissen. Hij werd naar de spoedeisende hulp van een ziekenhuis gebracht vanwege een uitstekende tong en zichtbare submandibulaire zwelling. De jongen had geen koorts of moeite met ademhalen, maar hij was geagiteerd en had moeite om te gehoorzamen en tot rust te komen.
Operatie voor kwijlen
Drie maanden eerder onderging de jongen een bilaterale ligatie van de submandibulaire klier om zijn overmatige speekselvloed te beheersen. Eerdere submandibulaire en parotis-injecties met botulinumtoxine hadden zijn kwijlen niet verbeterd.
Gedrag beperkt onderzoek
Kaakchirurgen in het ziekenhuis vermoedden een odontogene infectie. Er kon echter geen onderzoek of beeldvorming worden uitgevoerd wegens het gedrag van de jongen. Omdat de luchtwegen van de jongen werden bedreigd, werd hij zonder duidelijke diagnose naar de operatiekamer gebracht. Nadat meerdere nasotracheale en orotracheale intubatietechnieken faalden, voerde de anesthesist een noodtracheostomie uit.
Geen odontogene infectiebron
De chirurgen voerden extraorale en intraorale exploratie uit. Grote hoeveelheden pus vloeiden bij de incisie uit het linker submandibulaire kanaal van de jongen. Clinici vonden geen odontogene infectiebron, schreven ze. Na de operatie had de jongen postoperatieve zorg nodig op de intensive care.
Herstelperiode
Een computertomografiescan toonde zwelling van de linkerkant van de tong, palatine tonsillen en bilaterale submandibulaire klieren. Negen dagen lang werd de jongen geïntubeerd en kreeg hij een groot aantal medicijnen, waaronder antibiotica, steroïden, spierverslappers en kalmerende middelen, volgens het bericht. In de volgende drie weken werd de patiënt overgebracht naar een kinderziekenhuis, waar hij verschillende invasieve procedures onderging om mogelijke complicaties van de noodtracheostomie te onderzoeken.
Twijfel over doeltreffendheid sialorroe-operatie
Met dit geval “reflecteren we op de werkzaamheid van chirurgisch management bij sialorroe en evalueren we de procedurele morbiditeit opnieuw”, scheven de auteurs. De algemeen geaccepteerde lage morbiditeit van een submandibulaire speekselligatie zou moeten worden heroverwogen.
“De auteurs twijfelen aan de doeltreffendheid van de ligatie van de submandibulaire kanalen, bevelen een zorgvuldige selectie van gevallen aan voor procedures voor de ligatie van de submandibulaire kanalen, waarbij wordt erkend dat de procedure het risico met zich meebrengt van een catastrofale beschadiging van de luchtwegen met veeleisend en arbeidsintensief herstel”, concluderen ze.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2018/02/speeksel.gif230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-06-04 13:18:002023-05-10 14:03:09Casus: Levensgevaarlijke complicaties na operatie voor kwijlen bij zesjarige jongen
Voor microbiologie heb je altijd de microscoop nodig. Het microbioom is niet zichtbaar met het blote oog. In 1998 werd Socransky bekend met zijn onderzoek naar parodontale clusters. Deze clusters zijn bacteriën die vaak samen voorkomen in subgingivale plaque. Wat weten we nu over het microbioom? Verslag van de online lezing van prof. dr. Egija Zaura tijdens de EuroPerio Series Single Session.
Voor microbiologie heb je altijd de microscoop nodig. De microbioom is niet zichtbaar met het blote oog. In 1998 werd Socransky bekend met zijn onderzoek naar parodontale clusters. Deze clusters zijn bacteriën die vaak samen voorkomen in subgingivale tandplaque. Ze werden gevonden door de DNA checkerboard methode. Een gemakkelijke en snelle methode, zeker voor die tijd. De bacteriën moesten eerst individueel gekweekt worden en daarna ingevroren. De meeste bacteriën die in de pocket voorkomen, groeien niet zo goed in het laboratorium. Dit is een groot struikelblok voor deze methode. Vervolgens moest er DNA vrijgemaakt worden uit de bacterie. De dubbele helix van de DNA uit de gekweekte bacteriën wordt gesplitst door het te verwarmen. Zo ontstaan er probes. Ook de samples worden verwarmd, om een enkelstrengs DNA te creëren. Vervolgens worden de twee type enkelstrengs DNA – die van de probes en van de samples gekruist met elkaar. Als er twee strengen complementair blijken te zijn, dan plakken ze aan elkaar vast. Het heet de checkerboard methode omdat de resultaten eruit zien als een schaakbord met afwisselend lichte en donkere vakjes.
De verschillende clusters komen vaak samen voor in subgingivale plaque. Socransky koppelde de status van de parodontale gezondheid waarmee desbetrefende groep van de bacteriën geassocieerd was aan kleur: paarse en rode – meest gerelateerd met parodontitis, oranje – gemiddeld, gele en groene – het minst. Aan de hand van deze clusters werd het parodontale risico ingeschat.
Helaas is het zo dat weinig bacteriën uit de mond gekweekt kunnen worden in het lab. Van alle bacteriën op de wereld, kunnen we maar 2% kweken in een petri-schaaltje. Van de bacteriën in de mondholte kunnen we ongeveer 50% kweken, maar de rest blijft onbekend.
Moleculaire biologie
In de cel van de bacterie is DNA aanwezig. Dit DNA codeert voor verschillende genen. Het ribosomale RNA gen codeert voor ribosoom – de plek waar eiwitten worden geproduceerd. Er vinden weinig mutaties plaats in dit stukje DNA, daardoor is het goed te gebruiken voor microbiële taxonomie (naamgeving).
Wanneer je de cel kapot hebt gemaakt, het DNA geëxtraheerd hebt, zie je dat het ribosomale RNA gen uit verschillende onderdelen bestaat. Een aantal stukjes van dit gen is aanwezig in alle bacteriën en is heel constant. We noemen dit daarom ook het ‘constante gebied’. Andere delen zijn specifiek per bacteriële soort en hiermee kunnen we onderscheid maken tussen verschillende bacteriën. Dit DNA wordt eigenlijk gebruikt als een soort barcode om verschillende microben te onderscheiden. Er is een grote database waar we met deze informatie op kunnen zoeken om welke bacterie het gaat. Hierbij is het voordeel dat we de bacterie niet hoeven te kweken om de naam te vinden.
Verschillende technieken
Toch wordt de kennis uit de methode van Socransky nog veel toegepast. Een voorbeeld hiervan in de Quantitative Polymerase Chain Reactie (qPCR) die moleculaire biologie combineert met de clusters van Socransky. Hierbij worden de bacteriën nog steeds opgedeeld in clusters en aangegeven in welke mate deze bacteriën aanwezig waren. Het qPCR is een hele sensitieve methode: je weet precies hoeveel bacteriën er aanwezig zijn. Nadeel is dat er alleen naar bepaalde bacteriën gezocht wordt: namelijk de bacteriën die gekweekt konden worden in de tijd van Socransky.
Er moet verder gekeken worden dan alleen de kweekbare bacteriën. Dit kan met behulp van 16SrRNA gen amplicon library sequencing. Hierbij worden stukjes van 16S rRNA gen van alle bacteriën in een sample afgelezen. Deze ‘big data’ wordt ingevoerd in de computer en een algoritme kan ons vertellen wat er in het sample aanwezig is. Hierbij gaat het dus om de aanwezigheid van bacteriën en weet je nog niets over de activiteit of virulentie van de bacteriën. Je weet niet of de bacterie alleen aanwezig is of dat deze ook actief is.
Met behulp van de 16SrRNA gen kun je nagaan welke bacteriën aanwezig zijn, maar je kunt ook nagaan welke genen actief zijn binnen het sample: dan wordt gekeken naar het meta-transcriptoom. Ook kan er beoordeeld worden wat het metabolisme is.
Klinische voorbeelden
Een patiënt van 52 jaar werd verwezen naar de parodontoloog. De mondhygiëne was goed en de plak score was laag. Toch was er een hoge bloedingsscore. De diepte van de pockets viel mee. Na het maken van een kweek volgens Socransky, kwamen er weinig bacteriën naar voren en al helemaal geen specifieke paropathogenen. Ook uit de qPCR kwam weinig resultaat naar boven. Met behulp van de 16SrRNA gen amplicon sequencing techniek hebben ze naar het hele microbioom gekeken en hieruit kwam naar voren dat er heel veel van een specifieke bacteriesoort aanwezig was. Deze bacteriesoort was bekend vanuit ziekenhuizen en resistent tegen de meeste antibiotica. Het was een aerobe bacterie die je in eerste instantie niet in een pocket zou verwachten. De naam is Pseudomonadaceae.
Wat er bij deze patiënt gebeurd is, is dat hij hoogstwaarschijnlijk overbehandeld is met antibiotica. Daarna hebben andere bacteriesoorten de plek ingenomen in de pocket en deze reageren niet op onze behandeling. Hiervoor moet een nieuwe behandeling gezocht worden die specifiek deze bacteriën kan aanpakken.
Verschillende onderzoek naar het microbioom
Uit onderzoek van Bizarro uit 2016 bleek dat je patiënten in twee groepen kunt opdelen: de eerste groep reageerde goed op de huidige behandelmethode, waardoor het aanhechtingsverlies stabiliseerde. De tweede groep reageerde niet op de huidige behandelmethode en het aanhechtingsverlies nam toe. Er was daarbij geen verschil tussen het wel of niet toedienen van antibiotica.
Wanneer het microbioom van de twee groepen werd vergeleken, bleek dat voor behandeling al verschillen aanwezig waren. Degenen die niet goed op de therapie reageerden, hadden een complexer microbioom met meer samenhang tussen de verschillende bacteriën. Uit deze kleine studie komt naar voren dat het wellicht in de toekomst mogelijk zal zijn om van te voren een inschatting te maken hoe succesvol je behandeling zal worden aan de hand van het microbioom.
In een grotere studie werden speekselsamples verzameld van gezonde jongvolwassen vrijwilligers zonder parodontale problemen. Het microbioom werd onderzocht en het bleek dat deze groep grofweg in te delen was in vijf subgroepen. Er was een specifiek microbioom dat puur proteolytisch was en een die meer saccharolytisch was. Een ander microbioom kon makkelijker switchen tussen verschillende groepen. Met name in de proteolytische groep vonden ze al tekenen van dysbiose. Dit is een disbalans tussen je microbioom en jezelf. Om echt duidelijke uitspraken te kunnen doen of deze patiënten een hoger risico hebben, zul je ze met de tijd moeten vervolgen. Dat is niet gedaan in dit onderzoek.
Een ander onderzoek heeft een kleine groep patiënten iedere twee maanden gevolgd. Aan de hand van klinische symptomen hebben de onderzoekers beoordeeld of er op een specifieke plek in de mond een stabiele parodontale situatie was of dat er sprake was van toename van het aanhechtingsverlies. Op deze verschillende plekken hebben ze naar het microbioom gekeken en specifiek naar de genen die op dat moment actief waren (het meta-transciptoom). Ze vonden dat er veel meer genen actief waren op de plekken met toename van aanhechtingsverlies. Daarnaast vonden ze dat het niet alleen specifieke bacteriën waren die actief waren, maar het hele microbioom.
Helaas is het afnemen van een sample van het microbioom nog erg techniekgevoelig. Er is hier nog geen duidelijke gestandaardiseerde methode voor, waardoor er vaak fouten insluipen.
Bacterioom
We gebruiken vaak de term microbioom, maar eigenlijk kijken we bij de bovengenoemde technieken alleen naar bacteriën: het bacterioom. Je gaat hierbij voorbij aan bijvoorbeeld schimmels, virussen en andere micro-organismen.
Het microbioom heeft veel potentie, maar we kijken of dit moment nog naar de top van de ijsberg. We hebben nog te weinig informatie over de rest van de micro-organismen in de mond. Prof. dr. Egija Zaura behaalde haar opleiding Tandheelkunde in 1995 in Zweden. Zij combineerde vanaf 1997 haar werk in een tandartspraktijk met haar masteropleiding Algemene Tandheelkunde aan de Riga Stradins Universiteit in Letland. In 2002 behaalde zij cum laude haar PhD in Preventieve tandheelkunde aan ACTA. Sinds 2003 werkt zij als onderzoeker en docent bij ACTA, afdeling Preventieve tandheelkunde.
Verslag van de lezing van prof. dr. Egija Zaura door Paulien Buijs, tandarts, tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/03/Wat-kan-het-microbioom-ons-vertellen-bij-parodontitis-2.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-05-22 13:28:122023-04-26 10:37:50Wat kan het microbioom ons vertellen bij parodontitis?
Tijdens het NVTS-slaapcongres werd gesproken over de pathofysiologische endotypering, oftewel: de mechanismen die tot een verstoring leiden (=pathofysiologie) bij een subtype van ziekte (=endotypering). Hierbij werd de vraag beantwoord of dit kan leiden tot het voorspellen van behandeluitkomsten met een mandibulair repositieapparaat (MRA) en tongzenuwstimulatie.
Endotypering kan gebasseerd zijn op antropometrie, polysomnografie, slaapendoscopie of andere individuele gegevens die beschikbaar zijn over de obstructieve slaapapneu patiënt.
Behandeling Obstructief Slaapapneu
Wanneer Obstructief Slaapapneu (OSA) niet behandeld wordt, is er sprake van een hoge morbiditeit en mortaliteit. Echter, wanneer OSA behandeld wordt kan de levensverwachting positief worden beïnvloedt. Een standaardbehandeling voor OSA, is behandeling door middel van een CPAP (Continuous Positive Airway Pressure). Tijdens zijn lezing vertelde prof. dr. Vanderveken dat minstens 20-30% van de patiënten, vroeg of laat problemen krijgen met de CPAP en daardoor de behandeling moeten staken. Er bestaat dus de behoefte aan een andere behandeling, zoals bijvoorbeeld met een mandibulair repositie apparaat (MRA), chirurgie of een combinatietherapie. Op dit moment is het type behandeling nog afgestemd op de locatie waar de patiënt terecht komt. Echter zouden we een effectievere behandeling in kunnen zetten als duidelijk wordt, welke patiënt het beste op welke behandeling reageert.
MRA-behandeling
Tijdens de lezing worden er figuren getoond waaruit een MRA-behandeling wordt vergeleken met de standaard (CPAP) met als uitkomstmaat de Mean Disease Alleviations (MDA). Dit staat voor het oppervlakte van de rechthoek die ontstaat waarbij de x-as staat voor de therapietrouw van patiënten (gemeten door bijvoorbeeld het totale gebruik van de appliance), en de y-as staat voor de therapeutische effectiviteit (zoals bijvoorbeeld gemeten met de AHI tijdens de nulmeting minus de AHI tijdens een behandeling). Hierbij wordt duidelijk dat de effectiviteit (weergeven op de y-as) van de CPAP-behandeling erg hoog ligt, maar dat de therapietrouw (weergegeven op de x-as) laag ligt (56%). Wanneer je dit vergelijkt met een behandeling met een MRA, is dit figuur echter omgekeerd. De effectiviteit ligt lager, terwijl mensen erg therapietrouw zijn. De MDA is in dit geval ongeveer gelijk. Om de MDA te verbeteren in het geval van de CPAP, zal er aan de therapietrouwheid gewerkt moeten worden. Maar kijkend naar de MDA van MRA, kan dit worden verbeterd, door de effectiviteit van de behandeling te verbeteren.
Om de effectiviteit van MRA te verbeteren, kan er aan verschillende opties gedacht worden:
Betere MRA’s die nog precieser zijn
Betere titratieprotocollen
Combinatie-therapie
Betere patiëntenselectie
Tongzenuwstimulatie aan de andere kant wordt gezien als een atypische chirurgie, omdat er niets aan de anatomie wordt veranderd. Wel wordt er door middel van een pacemaker, de 12e craniale zenuw gestimuleerd (n. hypoglossus). Hetzelfde figuur dat de MDA laat zien voor de tongzenuwstimulatie, laat zien dat de uitkomst meer lijkt op een MRA-behandeling dan op gebruik van een CPAP. De MDA is hetzelfde, maar bij de tongzenuwstimulatie is de therapietrouw vele malen beter dan de effectiviteit.
Wie zal er wel/geen goede respons hebben op een bepaalde therapie?
Vervolgens wordt de vraag gesteld: wie zal er wel/geen goede respons hebben op een bepaalde therapie? Hiervoor is het van belang om in te zoomen op endotypering (=subtype van een ziekte, bijvoorbeeld een subgroep van OSAS-patiënten, die gemeenschappelijke kenmerken hebben) en fenotypering (de expressie van deze endotypering).
Voorbeelden van endotyperingen zijn:
Risico factoren en omgeving (zoals obesitas); een voorbeeld van fenotypering is dan bijvoorbeeld BMI.
Klinische factoren (zoals geslacht, leeftijd of slaperigheid): van slaperigheid is een voorbeeld van een fenotypering bijvoorbeeld de AHI.
Pathophysiologie (zoals inflammatieparameters, of de locatie van collaps): de locatie van collaps wordt bijvoorbeeld bekeken door middel van een endoscopie.
OSA-patiënten hebben vaak anatomische afwijkingen in vergelijking met controlegroepen. Ze hebben vaak een nauwe bovenste luchtweg; in een aantal patiënten zal ook het antwoord van de ademspierenen/of een hoge instabiliteit van het controle mechanisme van de ademhaling en/of het de drempel om te ontwaken, kunnen bijdragen aan het wel of niet ontwikkelen van OSAS.
En het interessante is: als we erachter kunnen komen welke onderdelen bijdragen, we mogelijk naar een gepersonaliseerde behandeling kunnen gaan.
Mensen met een collaps op tongbasis niveau hebben een vier keer hogere succes ratio met MRA. Omgekeerd zien we dat als er volledige circulaire collaps plaatsvindt op palatum niveau (verhemelte), dat dit een negatieve predictor is voor behandeling met MRA. Verder laat Edwards et al. (2016) zien dat patiënten met een goede respons op MRA een significant lagere loop gain hebben. Oftewel zij hebben dus een stabieler ademhalingscontrole systeem.
Concluderend
Als je door middel van een endoscopie de plaats van bovenste luchtweg ncollaps kan localiseren, kan er een betere indicatie worden gesteld voor de behandeling bij OSA. Daarnaast zullen patiënten met een lagere loop gain (en dus een stabieler ademhalingscontrole systeem) een betere uitkomst laten zien met MRA therapie.
Op de Beeck S., et al. (2021) laat zien dat een hogere ontwaakdrempel (=arousal) gunstig is voor het succes van de tongzenuwstimulatie. Dat is onafhankelijk van de AHI en de Pcrit (=kritische druk waarbij de bovenste luchtweg zal obstrueren). Ook zijn de lage loop gain en hogere “muscle responsiveness” gunstige phenotyperingen voor een positieve uitkomst door middel van de tongzenuwstimulatie. Dit laatste betekent onder andere dat de tongspieren inderdaad sterk stimuleerbaar zijn door de therapie. Anderzijds is de totale circulaire collaps op palatum niveau daarentegen weer een negatieve predictor en zal vaak ongunstig effect hebben op tongzenuwstimulatie.
Het uiteindelijke doel is dat zonder aanvullende onderzoeken, dus door middel van slaaponderzoeken, een niet-invasieve endotypering kan worden uitgevoerd, waarbij volledig geautomatiseerd een juiste gepersonaliseerde behandeling in kan worden gesteld op basis van de predictoren.
Samenvattend: door middel van de huidige onderzoeken is het doel om OSA patiënten beter te classificeren (d.m.v. endotypering en fenotypering) en te bepalen welke behandeling een hogere succeskans heeft.
Prof. Dr. Olivier M. Vanderveken is diensthoofd en fulltime KNO-arts, hoofd- en halschirurg in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen in België. Hij bekleedt een functie als professor/hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Universiteit Antwerpen. In 2007 behaalde hij een doctoraat in de medische wetenschappen. Zijn belangrijkste onderzoeksprojecten zijn op het gebied van slaap-gerelateerde ademhalingsstoornissen met als onderwerp de fundamentele en multidisciplinaire benadering van de bovenste luchtwegcollaps tijdens de slaap. Zijn onderzoek richt zich in het bijzonder op pathofysiologische beoordeling van de bovenste luchtweg collaps, inclusief feno- en endotypering; medicamenteus geïnduceerde slaapendoscopie en behandeling van obstructieve slaapapneu met mandibulaire repositie apparaten en chirurgie van de bovenste luchtwegen.
Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Olivier Vanderveken tijdens het NVTS-slaapcongres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2018/02/Tandartspatiënten-screenen-op-obstructieve-slaapapneu-nuttig.png230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-05-22 13:24:072023-04-26 10:57:13Pathofysiologische endotypering voor de prospectieve predictie van behandeluitkomst met MRA en tongzenuwstimulatie
Het inslikken van een tandheelkundige kroon heeft bij een 51-jarige man geleid tot een ongewoon geval van appendicitis. Met behulp van beeldvorming kon de kroon worden verwijderd waarna de patiënt volledig herstelde, volgens een casusrapport in Cureus Journal of Medical Science.
Zeldzaam
Een blindedarmontsteking wordt zelden veroorzaakt door ingeslikte vreemde voorwerpen: het was in slechts 0,005% van alle gevallen in de VS de oorzaak. Na een review van 100 jaar onderzoek naar gevallen van appendicitis veroorzaakt door het inslikken van vreemde lichamen, merkten de auteurs uit Amerika op dat de ingeslikte items scheuren veroorzaken en dat bijna alle objecten radiopaak zijn. Dit benadrukt het belang van het gebruik van beeldvorming, schreven ze.
51-jarige man
Bij de casus ging het om een 51-jarige man die de afdeling spoedeisende hulp bezocht nadat hij gedurende meerdere dagen acute pijn rechts onderin zijn buik had. Hij meldde ook dat hij misselijkheid en een scherpe, verergerende pijn in zijn maag ervoer.
Mogelijk ingeslikte kroon
De medische en chirurgische geschiedenis van de man was onopvallend, maar hij was onlangs bij de tandarts geweest om kronen op zes tanden te laten plaatsen. De patiënt meldde dat de meeste van zijn oude kronen waren uitgevallen of dat hij ze had opgehoest. Hij gaf toe dat hij er misschien een had ingeslikt, schreven de auteurs.
Geen directe tekenen van appendicitis
Hoewel lichamelijk onderzoek geen directe tekenen van appendicitis toonde, werd vanwege de voorgeschiedenis van de patiënt een abdominale röntgenfoto en CT-scan gemaakt. De beeldvorming onthulde een metalen gebied van 1 x 0,9 cm in de appendix van de man. Ook waren er inflammatoire bevindingen die consistent waren met een acute blindedarmontsteking. Verder was er een gebrek aan normale spiersamentrekkingen in de darmen in het rechter onderste kwadrant van de man.
Robotgeassisteerde operatie
Op basis hiervan diagnosticeerden clinici de patiënt met acute appendicitis. Hij kreeg profylactische preoperatieve antibiotica voorgeschreven en onderging vervolgens een met succes voltooide robotgeassisteerde blindedarmoperatie. Na de procedure werd een tandkroon als oorzaak ontdekt. De man herstelde zonder complicaties.
Medische geschiedenis en beeldvorming zijn belangrijk
De zeldzaamheid van een vreemd voorwerp dat appendicitis veroorzaakt maakt deze zaak belangrijk, volgens de auteurs. Wanneer het klinische beeld een ongecompliceerde blindedarmontsteking suggereert, zoals in dit geval, zijn met name gedetailleerde medische geschiedenis, lichamelijk onderzoek en beeldvorming van vitaal belang voor de behandelingsplanning, schreven ze.
“Beeldvorming, hoewel vaak onnodig bij de eerste diagnose van acute appendicitis, kan ook van vitaal belang zijn bij het tonen van een vreemd lichaam in de appendix, zoals bij deze patiënt,” concludeerden de auteurs.
Wat voor carrièrewensen hebben vierdejaars studenten Mondzorgkunde? Dat onderzochten twee studenten mondzorgkunde van de Hogeschool Utrecht, Tamara Bos en Davina Kool, door middel van een kwantitatief survey-onderzoek. Ook werd onderzocht in hoeverre de producten en diensten van NVM-mondhygiënisten invloed hadden op de te maken carrièrestap.
Methode
Het survey-onderzoek had een kwantitatief, cross-sectioneel design. De populatie bestond uit vierdejaars studenten Mondzorgkunde en young professionals (YP) die afstudeerden in 2020 en 2021. Uit deze populatie zijn de (student-)leden van NVM-mondhygiënisten geïncludeerd in de steekproef.
De uitnodiging voor deelname aan het onderzoek, middels een internetenquête, is verstuurd door NVM-mondhygiënisten. Deelname was mogelijk in de periode tussen 1 november 2021 en 14 november 2021. De vragenlijst bestond uit 15 vragen. Hiermee is onderzoek gedaan naar ‘gewenste carrièrestappen’ van de studenten, ‘gewenste en uiteindelijke carrièrestappen’ van de YP en de ‘bijdrage van verschillende factoren en informatiebronnen aan de keuze van de carrièrestap’. Voor de data-analyse is in SPSS gebruikt gemaakt van beschrijvende statistiek, de chi-kwadraattoets en de ANOVA toets.
Resultaten
De onderzoekspopulatie bestond uit 77 deelnemers: 34 vierdejaars studenten Mondzorgkunde en 43 young professionals. 47% van de vierdejaars studenten (n=16) gaf aan te willen gaan werken in loondienst. 24% (n=8) had de voorkeur voor ZZP’er en 12% (n=4) wenste een masterstudie. De overige 18% (n=6) was nog oriënterend en geen van de respondenten gaf aan praktijkeigenaar of mede-praktijkeigenaar willen zijn.
Bij de young professionals heeft uiteindelijk 58% (n=25) dezelfde carrièrestap genomen als de wens tijdens de studie. Werkervaringen/stages hadden het meest invloed op de keuze, gevolgd door collega‘s/medestudenten. De invloed van de factoren ‘ouders/verzorgers’ en ‘hogeschool’ op de keuze voor een carrière stap verschilde significant tussen de studenten van de 4 opleidingen Mondzorgkunde (factor ouders/verzorgers: p = .01, factor hogeschool: p = .04). Met betrekking tot de bijdrage van informatiebronnen aan het maken van een carrièrestap, werden geen significante resultaten gevonden in de onderzochte groep (p = .55).
Geconcludeerd kan worden dat zowel vierdejaars studenten Mondzorgkunde als YP overwegend de carrièrestappen ‘werken in loondienst’ wensen en uitvoeren, gevolgd door ‘werken als ZZP’er’. Tijdens de studie wordt de invloed van collega(‘s)/medestudenten en werkervaringen/stage(s) door de meeste studenten genoemd. De informatiebronnen scoren gemiddeld laag als bijdrage voor de keuze.
Geadviseerd wordt een kwalitatief onderzoek uit te voeren om zo de wens van studenten in kaart te brengen voor concrete verbeteringen aan de producten en diensten van NVM-mondhygiënisten en informatie vanuit de hogeschool bij het maken van de carrièrestappen.
Deze afstudeerprojecten werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de onderzoeken die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2022/11/Afstudeeronderzoek-Carrierestappen-van-mondhygienisten-–-wensen-versus-keuzes.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-05-08 13:24:352023-04-12 13:43:58Afstudeeronderzoek: Carrièrestappen van mondhygiënisten – wensen versus keuzes
In deze video van de NVVRT worden de mogelijkheden en uitdagingen bij het gebruik van verschillende mallen en matrijzen in de mondzorg besproken. Daarnaast ook een introductie van een gefreesde mal voor het nauwkeurig en snel overzetten van een digitale set-up naar composiet in de mond.
Een gefreesde mal om het gebit in een keer op te bouwen met composiet kan gebruikt worden als gevolg van bijvoorbeeld slijtage, lange termijn testfase of voor vormherstel van elementen vóór orthodontie. Bestaande mallen zijn de siliconen mal, putty mal en dieptrek mal. De nieuwste mal is de Bart mal. Aan de hand van klinische situaties worden de verschillende mallen besproken.
De NWVT Hamer-Duyvenszprijs 22 is op 17 april 2023 uitgereikt aan dr. Puck van der Wouden voor haar proefschrift: Agenda-setting for research in oral health care.
De Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging van Tandartsen (NWVT) kent eenmaal per jaar een wetenschappelijke onderscheiding toe aan het tandheelkundig proefschrift dat door de NWVT Hamer-Duyvensz prijs commissie, als beste van dat jaar is beoordeeld.
Deze onderscheiding draagt de naam NWVT Hamer-Duyvenszprijs, zo genoemd omdat de prijs mede werd gefinancierd vanuit legaten van de tandartsen Hamer en Duyvensz.
Dr. Puck van der Wouden heeft haar onderzoek verricht aan ACTA. Promotoren waren prof.dr. G.J.M.G. van der Heijden en dr. H. Shemesh.
Perspectief op tandheelkundig onderzoek
Van der Wouden heeft de Hamer-Duyvenszprijs verdiend, omdat dit een proefschrift is met een apart perspectief op het tandheelkundig onderzoek. Het wil inzicht geven in het huidige mondzorg onderzoeksveld en probeert te bepalen wat de onderzoeksprioriteiten van mondzorgverleners en patiënten zijn.
In het eerste deel wordt het huidige mondzorg onderzoeksveld geanalyseerd en in kaart gebracht middels citatiepatronen in wetenschappelijke tandheelkundige tijdschriften, de financiering van mondzorguitgaven in Nederland en de onderzoeksonderwerpen van publicaties in het NTvT. Het stelt vast dat de huidige “onderzoeks-portefeuille” wordt beïnvloed door zogenaamde “academic drift”. Hierdoor neemt de focus op fundamenteel onderzoek toe terwijl dit ten koste gaat van het onderzoek dat de klinische mondzorg bedient.
Discrepantie tussen zorguitgaven en mate van onderzoek
Bovendien blijkt er een grote discrepantie te bestaan tussen enerzijds de zorguitgaven in belangrijke deelgebieden van de mondzorg en anderzijds de mate van het onderzoek in deze deelgebieden.
In het tweede deel worden aanbevelingen gedaan voor nieuwe onderzoeksrichtingen die zijn gebaseerd gezamenlijke prioriteiten van mondzorgverleners en patiënten. Middels 2 grote enquêtes worden de perspectieven van de mondzorgverleners en hun suggesties voor onderzoeksonderwerpen geanalyseerd en geprioriteerd Daarnaast worden knelpunten en behoeften van patiënten met chronische aandoeningen wat betreft hun mondgezondheid en mondzorg in kaart gebracht middels groepsdiscussies en interviews.
Belangrijkste onderwerpen
Uiteindelijk wordt hieruit een globale onderzoeksagenda voor de mondzorg ontwikkeld waaruit als belangrijkste onderwerpen worden gekozen:
Gedragsverandering ten behoeve van de mondgezondheid en De relatie tussen mondgezondheid en de algemene gezondheid. Andere relevante onderwerpen zijn: toegankelijkheid en betaalbaarheid van de mondzorg, het zorgsysteem zelf en de organisatie van de mondzorg.
Dit proefschrift is een metastudie naar “research waste” in mondzorg en probeert een aanzet te geven in beantwoording van de vraag: ‘Hoe verder met het onderzoek naar wat de tandartsalgemeen-practicus en de patiënt in Nederland werkelijk belangrijk vinden?’ De jury meent dat dit proefschrift – hoewel nog wat in algemeenheden gesteld – consequenties kan hebben voor het opstellen van een gedetailleerdere onderzoeksagenda naar het werkgebied van juist de tandarts algemeen practicus. Het proefschrift verdient daarom een extra attentie in de vorm van deze waardering.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2016/11/NWVT.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-04-19 13:51:342023-04-19 13:51:34NWVT Hamer-Duyvenszprijs voor proefschrift: Agenda-setting for research in oral health care
Van 14 tot 17 juni 2023 vindt in Maastricht het 29e congres van de International Association of Paediatric Dentistry (IAPD) plaats. Martine van Gemert-Schriks (voorzitter van het Local Organizing Committee) en Wilma Vogels (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde) vertellen meer over dit congres.
Wat doet de IAPD?
“De IAPD is de internationale vereniging voor kindertandheelkunde met leden uit meer dan 78 landen. Doel van de IAPD is om als een soort internationaal ‘forum’ op te treden voor alle (kinder)tandartsen en mondzorgverleners die zich met de behandeling van kinderen bezighouden. De IAPD wil graag de mondgezondheid van kinderen wereldwijd promoten en verbeteren. De IAPD is niet alleen een platform voor evidence en experience based practice, maar faciliteert, initieert en ondersteunt ook onderzoek en onderwijs binnen de kindertandheelkunde.”
En de IAPD organiseert dus congressen?
“Naast diverse kleinere wetenschappelijke bijeenkomsten en (online)seminars organiseert de IAPD een keer in de twee jaar een groot internationaal congres. Het is bedoeld voor alle (mond)zorgverleners die zich met de tandheelkundige behandeling en mondgezondheid van kinderen bezighouden. Gemiddeld zijn er zo’n 1000 deelnemers van over de hele wereld.
Het is natuurlijk een geweldige kans om collega’s te zien en te spreken, ervaringen te delen en te leren van elkaar. Wereldwijd zijn er op divers vlak natuurlijk verschillende inzichten, verschillende belangen, verschillende prioriteiten. Zeker binnen de kindertandheelkunde laat zich dat ook aanzien in een grote diversiteit aan (behandel) inzichten voor de mondzorg van kinderen. Daar samen over spreken, ervaringen delen en ‘in elkaars keukens kijken’ is ontzettend boeiend en leerzaam. Bovendien biedt dit soort congressen natuurlijk ook een geweldig podium voor nieuwe trends en ontwikkelingen.”
Hoe zijn jullie betrokken bij dit congres?
“Nederland is altijd actief geweest binnen de Europese en internationale verenigingen voor kindertandheelkunde. In 2006 hebben we het congres voor de Europese kindertandheelkundige vereniging (EAPD) mogen ‘hosten’. Toen er zich in 2011 een mogelijkheid voordeed om mee te dingen naar de organisatie van het IAPD-congres, hebben we dit samen aangegrepen. De kans dat het zou lukken leek klein en de concurrentie was groot, maar dat maakte ons eigenlijk des te strijdlustiger. In 2013 deden we onze ‘bid’ in Seoul en het is gelukt!”
Wat is de rol van de NVvK in dit geheel?
“De NVvK (Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde) heeft het initiatief om een internationaal congres binnen de landsgrenzen te organiseren altijd toegejuicht. Ze hebben de congresorganisatie vanaf het eerst uur ondersteund en gezorgd voor draagvlak binnen de vereniging en de beroepsgroep. De NVvK wil nu uiteraard ook het congres graag toegankelijk maken voor al haar leden en promoot daarbij ook vooral een stukje sociale saamhorigheid. Iets wat we, mede door corona, steeds meer zijn gaan waarderen als essentieel onderdeel van wetenschappelijke bijeenkomsten.”
Kunnen jullie iets vertellen over het programma? Wie zijn de belangrijkste sprekers?
“Dat is een lastige vraag. Wij vinden natuurlijk alle sprekers belangrijk! Het programma is met zeer veel zorg samengesteld en er staan veel grote namen in de line-up. Uiteraard zijn daar de belangrijke ‘hoofdthema’s’ binnen de kindertandheelkunde: preventie, cariologie, traumatologie, orthodontie etc. Dat klinkt vrij standaard, maar dat is het allerminst. Hoofdthema van het congres is ‘Joining Forces’. Binnen de kindertandheelkunde is dat van wezenlijk belang en dat laten we de bezoeker gedurende het hele congres, binnen elk symposium, voelen. Zonder elkaar zijn we nergens. Samenwerking is op elk vlak belangrijk binnen de kindertandheelkunde. Samenwerking met bijvoorbeeld elkaar als team, met collega’s, met andere (medische) disciplines, met de academie, met de kinderen, met de ouders en met de industrie.”
Nog bijzondere onderwerpen?
“Op het podium van dit congres breken we ook een lans voor thema’s die nu echt ‘hot & happening’ zijn of dat de komende jaren worden. De Public Health Dentistry krijgt bijvoorbeeld eindelijk een mooie prominente spotlight en we hebben een groots symposium over de rol van voeding en suikers. De pre-congres cursussen op woensdag bieden overigens ook een unieke gelegenheid om op divers gebied een intensieve verdieping te krijgen van ’s werelds meest toonaangevende experts. We zijn er ontzettend trots op dat al die ‘hotshots’ zo graag met ons samen willen werken om het congres inhoudelijk tot een prachtige hoogte te brengen.
Ondertussen bieden we in Maastricht ook juist een podium aan de ‘jonge’ onderzoekers. Dus ook op sprekersgebied stralen we het thema ‘Joining Forces’ uit. Jong, soms misschien nog vrij onbekend, talent naast de ‘oude’ klinkende namen. Dat gaat echt gaaf worden!”
Wanneer is het congres geslaagd?
“Tsja…, wat is geslaagd? Er bestaat geen twijfel dat dit programma inhoudelijk een succes gaat zijn. Maar natuurlijk hebben we het liefst, dat zoveel mogelijk mensen uit zoveel mogelijk windstreken ervan mogen genieten. Oorspronkelijk zou het congres plaatsvinden in 2021, maar door het coronavirus hebben we twee jaar extra geduld moeten hebben. Dat heeft ons geleerd dat we tot het laatste moment flexibel moeten zijn en moeten kunnen schakelen naar diverse scenario’s. Wij wilden gaan voor een fysiek congres, waarbij we met zoveel mogelijk collega’s samen mogen genieten van een geweldig wetenschappelijk programma, samen leren van elkaar, samen mogen proosten en ontspannen tijdens de sociale events en samen mogen proeven van een geweldig mooie ambiance.”
Welke ontwikkelingen zijn er binnen de kindertandheelkunde?
“Kindertandheelkunde is natuurlijk een relatief bescheiden onderdeel van de hele tandheelkunde. Maar wel een heel essentieel deel, want waar het kind het begin is van elke volwassene; zo ligt eigenlijk in de kindertandheelkunde de basis voor de algemene tandheelkunde. Een goed begin is het halve werk zullen we maar zeggen.
Wereldwijd is er inmiddels veel meer aandacht voor preventie gekomen. Gelukkig maar. Dat zal tijdens ons congres ook meer dan duidelijk belicht worden. De paradigmaverschuiving van hoofdzakelijk restauratieve zorg naar meer ‘proces-beïnvloeding’ is uiteraard al langer gaande, maar ontwikkelt zich steeds verder en wordt ook steeds beter toepasbaar en meer geaccepteerd.
Daarbij staat ‘preventie’ overigens dus niet synoniem aan poetsles. Het gaat om gedragsbeïnvloeding en dat is een hele wetenschap op zich. Hier ligt echt een heel belangrijke tendens en ontwikkeling binnen de kindertandheelkunde.
Verder wordt mondgezondheid ook steeds meer als een integraal onderdeel van de algemene gezondheid beschouwd en dit wordt binnen de kindertandheelkunde ook steeds duidelijker zichtbaar. Zo worden er steeds meer ‘community-based’ programma’s ontwikkeld, waarbij op het vlak van preventie bijvoorbeeld ingespeeld wordt op gemeenschappelijke risicofactoren.”
Zijn er nog plaatsen beschikbaar voor het congres?
“Uiteraard zijn er nog plaatsen beschikbaar! Tot een dag voor het begin van het congres kun je je registreren.”
29e IAPD-congres, 14-17 juni 2023, MECC, Maastricht. Kijk voor alle informatie op www.iapd2023.org
Martine van Gemert-Schriks (voorzitter van het Local Organizing Committee)
Wilma Vogels (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindertandheelkunde)
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/04/Meisje-tandenpoetsen-IAPD-400.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2023-04-17 13:30:432023-04-12 13:38:17Internationaal congres kindertandheelkunde dit jaar in Nederland, 14 - 17 juni
De biomimetische tandheelkunde is hot en happening. De gedachtegang, principes en wetenschap uit deze tandheelkundige stroming zijn direct toepasbaar in de dagelijkse praktijk. Maar hoe mooi het gedachtegoed ook is, toch lijkt soms het holistische restauratieve gedachtegoed te ontbreken, terwijl dit een grote invloed heeft op de voorspelbaarheid van restauraties. Verslag van de lezing van tandarts Jasper Thoolen.
Complexe behandelplannen
Bij een uitgebreide, complexe casus is het belangrijk om vooraf overview te hebben. Dit houdt in met verschillende tandheelkundige brillen op en met verschillende tandheelkundige leerscholen naar een casus te leren kijken. Vaak is er een interdisciplinaire benadering en behandeling noodzakelijk, afhankelijk van de gradatie van complexiteit.
Hoe hoger het getal, hoe complexer de casus:
Alleen restauratief -> geen verandering nodig in positie van tanden, gingiva of beet.
Parodontale chirurgie -> verandering of verplaatsing van gingiva
Aanpassing verticale dimensie of centrale relatie -> verandering of verhoging van de beet
Implantologie -> plaatsen van een implantaat of transplantaat
Orthodontie -> verplaatsing van de tanden
Orthognathe chirurgie -> verplaatsing van de kaak/kaken
Vervolgens ga je bedenken waaróm je iets wilt doen, wat je wilt gaan doen. Dit is ook van belang om het goed uit te kunnen leggen aan je patiënt.
Je kunt jezelf de volgende vragen stellen: Wat zie ik? Waar komt het vandaan? Wat gebeurt er als ik geen actie onderneem? (Stefan Meutermans)
Wanneer een element fors is afgebroken, is ferrule heel belangrijk. Wanneer er geen ferrule meer is, kun je kijken of dit te bewerkstelligen valt. Soms is het mogelijk om bij een nog flinke wortelrest een endodontische behandeling uit te voeren, dan door middel van orthodontie de radix te extruderen, vervolgens een kroonverlenging te doen en tot slot een nette kroon te vervaardigen. Het dus belangrijk om te kijken naar wat er verloren is, maar nog belangrijker om te kijken naar wat er nog over is.
Een handige tip om een bracket te kunnen plaatsen op een element met een kroon; de kroon selectief zandstralen op de plek waar de bracket geplaatst moet worden en de rest van de kroon uitblokken met vloeibare rubberdam, daarna wordt het gezandstraalde gebied met gele ets bewerkt.
Biomimetische tandheelkunde
Een biomimetische benadering houdt in de natuur zo goed mogelijk na te bootsen. Om dit te bereiken is het onontbeerlijk om te snappen hóe een tand nou precies werkt en hoe het krachtenspel in de mond werkt en dit te respecteren. Om hier meer over te leren, biedt “Six lessons approach” van David Alleman uitgebreide informatie.
Er bestaat Oosterse tandheelkunde, wat een meer holistische benadering is en waarbij naar het geheel wordt gekeken. Daartegenover staat de Westerse tandheelkunde, waarbij de focus meer ligt op wetenschap, getoetste principes en Evidence Based Medicine/ Evidence Based Dentistry. Het is zinvol deze twee solitaire eilandjes in de tandheelkunde met elkaar te verbinden tot geïntegreerde geneeskunde.
Digitale tandheelkunde
Op dit moment zijn er in de digitale tandheelkunde veel ontwikkelingen gaande. De meest moderne software kan door middel van AI cariës-laesies detecteren en de geschatte diepte weergeven en de afstand tot de pulpa meten, botverlies meten, ferrule berekenen en tandsteen herkennen.
Jasper Thoolen studeerde in 2016 af als tandarts aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hij werkt als tandarts voor Lassus Tandartsen in Oisterwijk en daar houdt hij zich voornamelijk bezig met de restauratieve en reconstructieve tandheelkunde, digital smile design en digitale behandelplanning, orthodontie en implantologie. Jasper is veelgevraagd spreker voor verschillende internationale meetings en symposia en is als trainer verbonden aan de postacademische restauratieve opleiding CEPCD. Naast zijn werk aan de stoel schrijft hij artikelen voor verschillende tandheelkundige vakbladen en is hij als key opinion leader betrokken bij verschillende gerespecteerde tandheelkundige firma’s. Jasper is daarnaast een van de vijf oprichters van het online educatie platform Karma.Dentistry.
Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Jasper Thoolen, tijdens het NVvE lustrumcongres.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/Prepareren-en-restaureren-met-respect-voor-het-parodontium-2.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-04-17 13:28:082023-03-27 16:24:26Rock ’n Roll Dentistry. Waar endo, ortho, restauratief en logica elkaar ontmoeten
In deze video worden aan de hand van verschillende klinische situaties behandelingen met telescoopprotheses getoond. De tandheelkundige anamnese, behandelalternatieven, definitieve behandeling en prognose worden met behulp van klinische foto’s in beeld gebracht.
In de casuspresentatie worden verder ook de patiëntevaluatie en reflectie op de behandeling besproken.
Het verwijderen van een derde molaar bij een gezond 17-jarig meisje leidde tot een zeldzame, levensbedreigende vasculaire laesie die oncontroleerbare bloedingen veroorzaakte. Een casusrapport in Oral and Maxillofacial Surgery Cases beschrijft hoe beeldvorming hielp bij de behandeling van dit pseudo-aneurysma.
Vasculaire noodsituaties
In de VS worden jaarlijks meer dan 10 miljoen derde molaren verwijderd. Bij 3,5% tot 14,8% van deze gevallen komen complicaties voor, meestal infectie, alveolaire osteitis en paresthesie. Pseudo-aneurysma’s, zoals in dit geval, zijn perivasculaire hematomen die zich vaak vormen na arterieel letsel en worden vastgehouden door een fibreuze pseudocapsule. Vanwege hun hogere breuksnelheden worden pseudo-aneurysma’s beschouwd als vasculaire noodsituaties en kunnen ze leiden tot levensbedreigende bloedingen.
Zeldzame complicatie
In de tandheelkunde worden de meeste gemelde gevallen van pseudo-aneurysma’s gediagnosticeerd bij patiënten met aanhoudend recent maxillofaciaal trauma of na microvasculaire of orthognatische chirurgie. Hoewel significante postoperatieve bloedingen een zeldzame complicatie zijn na extracties van de derde molaar, moeten clinici op de hoogte zijn van de oorzaken en mogelijke behandelingen, schreven de auteurs afkomstig van Temple University Hospitals in Philadelphia, VS.
Routinematige extractie
Het casusrapport beschrijft een gezond 17-jarig meisje die een routinematige extractie van haar mandibulaire derde molaren onderging. Om bij de molaren te komen werd een distale incisie gebruikt om de mucoperiostale flap omhoog te brengen. De zenuwen waren intact en de tanden werden verwijderd zonder overmatig bloeden, volgens het verslag.
Zwelling en blauwe plekken
Drie dagen na de procedure kwam het meisje terug en klaagde ze over zwelling en blauwe plekken in het rechter gezicht, pulserende pijn, malaise en koorts. Een intraoraal onderzoek onthulde zeer ontstoken zacht weefsel rond de resterende holte van geëxtraheerde tand # 32 dat spontaan bloedde en gevoelig was om aan te raken.
Stevige bloeding
Bij het onderzoeken van de mucoperiostale flap ontdekte de chirurg een stevige bloeding. Onder de omringende zachte weefsels van de tand waren “leverstolsels”, of onvolledige fibrines die klonteren, die zich presenteerden als langzaam ontwikkelende roodbruine stolsels. Er werd geen purulentie aangetroffen en de buccinator-spier was erg gekneusd, schreven de auteurs.
Niet onder controle
De clinici stelden vast dat de bloeding door de inferieure alveolaire slagader werd veroorzaakt. Omdat ze de bloeding niet onder controle kregen brachten de medische hulpdiensten de patiënt over naar een klinische setting. Een computertomografie-angiografie (CTA) en angiografie van haar rechter externe halsslagader onder algemene anesthesie toonden een pseudo-aneurysma die tevoorschijn kwam uit de inferieure alveolaire tak van haar rechter interne maxillaire slagader.
Het team plaatste een microkatheter voor snelle doorvoer over een voerdraad in de rechter maxillaire slagader, en een reeks afneembare spiralen werd over de inferieure alveolaire slagader geplaatst. Na de procedure werd het meisje overgebracht naar de neurochirurgische intensive care-afdeling voor verdere observatie.
Ontslagen met follow-up
De tweede dag na de operatie kreeg de tiener een bloedtransfusie. Twee dagen later werd ze ontslagen met nauwgezette follow-up met orale en maxillofaciale chirurgie en interventionele radiologiediensten, schreven de auteurs. Hoewel het meisje de eerste paar maanden na de procedure hoofdpijn meldde, werd deze steeds minder frequent. Ze heeft geen terugkerende bloedingen gehad.
Bewust zijn van potentieel fatale laesie
Volgens de auteurs moet elke beoefenaar die tandheelkundige extracties uitvoert zich bewust zijn de deze potentieel fatale vasculaire laesie. “Hoewel de meest voorkomende oorzaak van postoperatieve bloedingen verwonding van de weke delen is, moeten pseudo-aneurysma’s, hoewel zeldzaam, worden opgenomen in de differentiële diagnose wanneer de bloeding aanhoudt ondanks voortdurende lokale maatregelen”, concludeerden de ze.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/03/richtlijn-derde-molaar.gif230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-04-17 13:18:482023-03-27 16:26:04Casus: Zeldzame, levensbedreigende laesie na extractie van derde molaar bij 17-jarig meisje
Elsa Van Ankum, een doctoraatsstudent in de afdeling anatomie, fysiologie en farmacologie aan de medische universiteit, heeft financiering ontvangen om archeologische monsters te gebruiken om te onderzoeken of voedseltextuur, vitamine D en kaakvorm verband houden met de ontwikkeling van de verstandskies.
“We zijn dichter bij de verklaring waarom onze verstandskiezen ons zulke problemen geven. Die zouden kunnen leiden tot niet-invasieve strategieën, zoals het veranderen van wat we als kinderen eten, om narigheid van verstandskies te voorkomen,” zegt Van Ankum in gesprek met de universiteitskrant van de Universiteit van Saskatchewan.
Historische interesse
Van Ankum raakte tijdens haar studie geïnteresseerd in het onderwerp tijdens het analyseren van skeletten op archeologische vindplaatsen in Griekenland en China. Ze merkte dat ze hun rechte tanden met die van haar vergeleek. Ze had een beugel en haar vier verstandskiezen werden getrokken. Ze dacht ook na over hoe de industriële revolutie, die ertoe leidde dat mensen zachter bewerkt voedsel gingen eten, de tanden aantastte.
“Ik begon me af te vragen waarom beugels en verstandskiesoperaties tegenwoordig zo wijdverbreid waren, en ik volg deze draad sindsdien”, aldus Van Ankum in het artikel.
Laboratoriumonderzoek
Via laboratoriumexperimenten met muizen ontdekte Van Ankum dat wanneer de dieren een zacht voedseldieet aten dat ook een tekort aan vitamine D hadden, ze meestal kleinere, anders gevormde kaken hadden. Bovendien resulteerde een gebrek aan vitamine D in bredere tandwortels, wat de grootte van wortelkanalen beïnvloedt.
De volgende stap
Omdat vitamine D bij mensen en muizen anders wordt verwerkt, is de volgende stap van Van Ankum het bestuderen van mensen. Ze zal naar Groot-Brittannië reizen om gegevens te verzamelen van menselijke skeletresten die zijn opgegraven op archeologische vindplaatsen die dateren van voor en na 1850.
Het jaar 1850 dient als een markering van het moment waarop de voedingsveranderingen van de Industriële Revolutie duidelijk werden in tanden, kaken en andere botten. Ze zal de gegevens gebruiken om te onderzoeken of de vorming van verstandskies en de vorm en grootte van de kaak verschillen tussen pre- en postindustriële populaties.
Bovendien zal de afgestudeerde student de informatie die is verzameld uit de menselijke studies in Groot-Brittannië gebruiken om associaties tussen vitamine D en tandontwikkeling bij muizen verder te onderzoeken. Haar doel is om beter te begrijpen waarom verschillen in tandgrootte, vorm en uitbarsting kunnen optreden in tijdsperioden, culturen en soorten zoogdieren.
Op het spoor
Van Ankum is misschien iets op het spoor. In april 2020 vertelde Peter Ungar, PhD, een professor, paleontoloog en tandantropoloog aan de Universiteit van Arkansas, dat de menselijke kaken tegenwoordig verschillen van die van onze voorouders en dat dit misschien de reden is waarom zoveel mensen nu overvolle of scheve tanden hebben.
Tanden passen niet langer in de kaken omdat na verloop van tijd de voeding van mensen veranderde in zachter, meer bewerkt voedsel dat minder kauwen vereiste, legde Ungar eerder uit.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/01/Afwijkingen-van-het-kaakbot-.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-04-10 09:45:352023-03-27 16:27:33Nieuw onderzoek naar veranderende kaakvormen en de invloed op de verstandskies
Voor het optimaal functioneren van de kaken en de gewrichten is er een maximale occlusie in neutrale positie. Wat is precies de neutrale positie en de centrale relatie? Tandarts Hans Beekmans legt dit uit. In een casus laat hij zien hoe hij knappende kaakgewrichten oploste. In een tweede casus legt hij uit wat voor gevolgen een verkeerde beet kan hebben.
Definitie van neutrale positie
De neutrale positie (NP) is die positie van de onderkaak waarbij de kaak vrijelijk roteert rondom de denkbeeldige as die door beide gewrichten loopt zonder interferentie van enige spieractiviteit of dentale verstoring. In de eerste 2-4 mm van de mondopening en de laatste 2-4 mm van de mondsluiting.
De neutrale positie is dus een positie in een bewegingstraject van de onderkaak, rondom een denkbeeldige as en geen vast positie op een punt. Het punt van de fixatie in die positie wordt bereikt op het moment dat de onderkaak en de bovenkaak elkaar raken. Dat kan zijn doordat de elementen elkaar raken, maar ook door bijvoorbeeld een wasplaat die op de elementen is aangebracht.
Stelling
Voor het optimaal functioneren van de onderkaak en de gewrichten is er een maximale occlusie in neutrale positie.
Stelling
Het optimaliseren van de articulatie begint bij de maximale occlusie in neutrale positie.
Axioma
Voor het bereiken van de maximale occlusie is neutrale positie meestal onmogelijk door premature contacten en sturing van het neuromusculaire complex om deze premature contacten te vermijden.
Waarneming 1
Uit empirisch onderzoek blijkt dat bij 10 van de 1000 mensen de maximale occlusie in NP is.
Waarneming 2
Uit empirisch onderzoek blijkt dat de eerste caviteiten ontstaan bij de elementen met de premature contacten.
Waarneming 3
Als de maximale occlusie in NP er niet is op jonge leeftijd zal deze ook niet later vanzelf ontstaan, maar slechts verder verslechteren.
Waarneming 4
De dentale problemen zullen bij een tekort aan calcium en magnesium voortduren net als slijtage en kaakgewrichtsproblemen.
Stelling
Slechts door inslijpen is het bereiken van een maximale occlusie in NP in een dentitie te bereiken.
Stelling
Indien een restauratief traject moet worden gelopen is het mogelijk hiermee de MO in NP te verkrijgen
Stelling
Bij een volledige prothese is het noodzakelijk de MO in NP te hebben.
Stelling
Constructies op implantaten dienen met een MO in NP te worden gemaakt.
De neuromusculaire reflexen zijn identiek aan die van de natuurlijke dentitie.
Stelling
Jaarlijks moet de NP gecheckt worden, evenals de articulatie uitgaande van de NP, door kleine veranderingen in de kaakgewrichten die aanpassingen dirigeren.
De beethoogte heeft niets met de NP te maken, deze wordt bepaald door andere factoren, maar ook bij een verkeerde beethoogte moet de MO in NP zijn. Vandaar uit kan de goede beethoogte gevonden worden.
Bij kaakgewrichtsproblemen is de eerste actie de MO in NP krijgen.
Centrale relatie
De centrale relatie is ook bepaald door de positie van de kaakgewrichten. Waarom is er dan zoveel discussie over de centrale relatie en, ondanks alle pogingen deze goed te beschrijven, toch geen eenduidige definitie voor gevonden? En als die definitie er al was, hoe komt het dan dat de centrale relatie toch vaak niet correct kan worden bepaald en er daardoor toch problemen blijven ontstaan? Problemen in de vorm van craniomandibulaire problemen, incorrecte beet en daardoor restauraties die kapot gaan, zodat mensen beschermplaatjes moeten dragen in de nacht om de restauraties heel te houden.
Er is geweldig veel apparatuur ontwikkeld om de centrale relatie te vinden, vast te leggen en over te brengen naar articulatoren, in de hoop dat het dan weer goed naar de mond kan worden overgebracht en dat daar de beet dan goed is. Veelal komt men toch bedrogen uit en is het een heel karwei om in te slijpen zodat de restauraties niet storen, maar meestal wordt het dan ingeslepen in de comfortabele beet voor de patiënt en niet in de centrale relatie, en zeker niet in de neutrale positie.
Ik merk bij het overbrengen van informatie naar tandartsen over de NP dat er een grote barrière is waar doorheen gegaan moet worden om de boodschap aan te laten komen.
Wellicht om twee redenen:
de centrale relatie (CR) was al niet duidelijk
te weinig kennis met betrekking tot occlusie en articulatie en het kauwstelsel
En dan een derde reden: het kan toch niet zo eenvoudig zijn?
Gevoeligste onderdeel van het menselijk lichaam
Bij het veel corrigeren van de beet naar NP in maximale occlusie bij veel verschillende patiënten gaan steeds meer dingen duidelijk worden over de werking van de onderkaak, de gewrichten, de spieren, de tanden en kiezen, de relatie tot het hoofd, de nek en de wervelkolom. De relatie tussen het parodontale ligament, het zenuwstelsel en de musculatuur is buitengewoon nauw en uitermate precies. Ik denk dat we te maken hebben met een van de gevoeligste onderdelen van het menselijk lichaam. De tanden en kiezen maken die indruk van zeer gevoelig niet omdat ze van zulke harde materialen gemaakt zijn, maar het zenuwstelsel waarmee ze omringd worden is van een onwaarschijnlijke nauwkeurigheid om er alles aan te doen om de tanden en kiezen heel te houden.
Articulatiebeweging
De stabiele factor is de denkbeeldige as door beide gewrichten en de rotatie in de eerste millimeters van de opening en de rotatie in de laatste millimeters van het sluiten. De rest van de beweging van de onderkaak valt dan nog meer op, de afwijkingen in de opening van links naar rechts, naar voren en achteren. De slingerbewegingen, het knakken van de gewrichten en op welk moment dat plaatsvindt. De enige reden voor het knakken is de niet gelijkmatige articulatie en de pogingen van de spieren om de beweging toch plaats te laten vinden, ondanks dat het mechanisch eigenlijk niet mogelijk zou zijn. De gewrichten moeten als het ware geluxeerd worden om de articulatiebeweging toch mogelijk te maken.
Het is voor te stellen als een kastdeurtje met twee scharnieren, de scharnieren draaien rustig in hun as, maar dan bij het sluiten wordt er op 2 cm afstand van de scharnieren een stokje tussen het deurtje en de kast de gaan. De kast sluit nu niet, bij heel hard duwen gaat het deurtje dicht, maar het scharnier moet meegeven en ontwricht.
Dat gebeurt ook in de onderkaak, wanneer de articulatie niet vanuit NP gaat en er bij het articuleren storende knobbels zijn op de kiezen, met name de achterste molaren, m3, m2 en ook nog de m1. Bij storende contacten op de premolaren en het front worden geen knappende gewrichten of een slingerende onderkaak veroorzaakt. Dan ontstaan er andere problemen, meer dentale problemen dan gewrichts- of spierproblemen.
Bennet hoek en condylus baan: verandering bij ouder worden
Een ander bijzonder interessant fenomeen is het zien veranderen van de Bennet hoek en de condylus baan met het klimmen der jaren. Bij jonge mensen is zijn deze beide hoeken steil, evenals de knobbelhellingen van de elementen. Je kunt niet echt spreken van steile hoeken, beter is te zeggen dat de condylus hoek groot is en de Bennet hoek klein. Dat past ook bij de knobbelhellingen, er is dus een synergie tussen de gewrichten en de knobbelhellingen. Immers het derde gewricht in deze, de tanden en kiezen van de onderkaak en bovenkaak moeten als een kommetje en een bolletje vlekkeloos langs elkaar heen glijden. Zoals de molenstenen van de molen om goed te kunnen werken.
Door veel occlusie en articulatie te corrigeren bij veel verschillende mensen met veel verschillende problemen, ga je zien dat met het stijgen der jaren de gewrichten in vorm veranderen, anticiperend op de veranderingen in de slijtage. We moeten ons realiseren dat we een product zijn van de evolutie en onze voorouders hun tanden en kiezen intensief gebruikten om te eten. In de loop der jaren trad slijtage op, om ervoor te zorgen dat de kiezen mooi over elkaar konden blijven glijden om de functie – het vermalen van voedsel – te kunnen blijven uitvoeren. Hierdoor moesten de gewrichten zich aanpassen. De condylus helling werd vlakker en de Bennethoek groter.
Echter deze veranderingen gebeuren in onze moderne tijd niet meer. Slechts bij echte knarsers zien we dat de morfologie van de tanden zich aanpassen aan het gebruik. Net als bij dieren, zoals herten en koeien die veel gebruik maken van hun dentitie, is de slijtage goed zichtbaar en bij onderzoek van de schedel, zie je de verandering in de kaakgewrichten. In het boek van Weston Price “Voeding en fysieke degeneratie” zijn vele voorbeelden te zien van natuurlijke slijtage. Wij beschouwen die slijtage als pathologie, in ieder geval is het niet esthetisch. De vraag: Wanneer is de slijtage teveel?, is daarom ook lastig te beoordelen. Als je kijkt naar de storingen met de articulatie bij patiënten op latere leeftijd, kom je met inslijpen uit op hele vlakke elementen wanneer je het synchroon wilt hebben met de gewrichten. Daar gaan we restauratief ook de fout in: het herstellen van de knobbelhellingen – ook op latere leeftijd – en de gewrichten vragen om vlakke hellingen.
Duurzame restauraties gemaakt op 25-jarige leeftijd, geven daarom ook een grote kans op storingen op latere leeftijd met betrekking tot de gewrichten of de elementen zelf, botafbraak, porseleinbreuk, recessies, pijn en mobiliteit.
Casus 1. Albert – Knappende kaakgewrichten
Albert heeft links en rechts knappende kaakgewrichten, al meer dan 10 jaar. Hij heeft ook een slingerende sluitbeweging. Hij heeft geen pijn, wel vindt hij het knappen storend maar is er inmiddels aan gewend. Albert is 34 jaar oud en is bij een gnatholoog geweest en heeft een splinttherapie met fysiotherapie gehad. Helaas heeft dat niet geholpen en had hij zich neergelegd bij knappende gewrichten.
De behandeling
Albert ligt in de behandelstoel, het hoofd comfortabel in de steun. Met twee handen onder de rand van de onderkaak beweeg ik de onderkaak rond de virtuele as die door beide gewrichten loopt in een traject niet groter dan 4 mm opening en bij sluiten zonder de elementen te raken. Op deze wijze voel je de rotatie en dat er geen spanning in de spieren is.
Rotatie en spierspanning
Soms is dit lastig te voelen omdat de spieren snel de neiging hebben in deze as geen contact toe te staan met de elementen omdat er één of twee premature contacten hebben. Iets wat we ons niet realiseren is dat de sensoren in het parodontale ligament een van de meest gevoelige orgaantjes in ons lichaam zijn ter bescherming van onze elementen. De spieren kunnen het echt lastig maken om in de virtuele as contact te maken, maar met geduld en begeleiding van de beweging is het mogelijk om de beweging te maken en dan met een snelle beweging van de kaak toch een prematuur contact te vinden.
Dit wordt dan iets ingeslepen en dan wordt opnieuw de beweging gedaan om de volgende premature contacten te vinden. Naarmate er meer premature contacten zijn behandeld worden de beschermende bewegingen van de spieren minder. Op het moment dat links en rechts gelijktijdig op alle premolaren en molaren contact is, is de reflex verdwenen. Het grappige is dat de patiënt vaak zegt, dat door het vele oefenen de spieren nu weten wat ze moeten doen. Maar het is de bescherming van de tanden die niet meer nodig is, daarom ontstaat er ontspanning. Dat is de reden waarom aqualizers, de-programmers etc. niet werken, je kan de spieren totaal ontspannen, maar zolang er geen maximale occlusie is in de neutrale positie, zullen de spieren acuut protesteren. Werk dus langzaam en voorzichtig de eerste premature contacten weg en dan stoort de musculatuur niet meer.
Articulatie
Nadat de maximale occlusie in NP is gerealiseerd kunnen we doorgaan met de articulatie.
Bij Albert was de storing vooral over de achterste molaren aan de actieve zijde zowel bij de molaren in de bovenkaak buccaal als bij de ondermolaren linguaal. Na eerst de articulatie aan de rechter kant, aan de actieve zijde te hebben gecorrigeerd, heb ik de contacten aan de balans zijde verwijderd, ook op de eerste en tweede molaren. Aan de linguale zijde van de buccale knobbels in de onderkaak en aan de buccale zijde van de palatinale knobbels in de bovenkaak.
Nadat de balanscontacten zijn gecorrigeerd, controleer ik de contacten aan de actieve zijde nog een keer. Opvallend is dat de balanscontacten bijna altijd de actieve contacten maskeren. Na links en rechts zodanig gemaakt te hebben dat de articulatie over de hoektanden gaat en er geen balans contacten zijn, is deze eerste behandeling klaar.
Storende kontakten
Door het verwijderen van de storende kontakten was het knappen van de gewrichten aan beide kanten verdwenen. Dat gebeurt niet alleen bij Albert: nagenoeg alle knappende gewrichten verdwijnen als de juiste storende punten worden verwijderd bij een onderkaak die in NP is gepositioneerd. Soms gebeurt dat niet, dat heeft dan te maken met de adaptatie van de musculatuur. Het komt voor dat de spieren te lang hebben moeten werken met een incorrecte articulatie en met knappen en klikken toch een beweging hebben mogelijk gemaakt. Het duurt in deze gevallen enige tijd totdat het knappen verdwijnt.
Een ander belangrijk aspect is het realiseren dat bij een verkeerde beet, de elementen en de kaak in een dwangpositie hebben gestaan. Zodra er een correctie ter verbetering plaatsvindt reageren zowel de kaak als de elementen daar op. Dat betekent dat er een plaatsverandering optreedt per ingeslepen element en de elementen die daarmee in contact staan. Een gevolg daarvan is dat de zojuist perfect ingeslepen beet, weer een beetje incorrect wordt en opnieuw moet worden ingeslepen. Het varieert per patiënt hoe vaak een na-correctie moet plaatsvinden, bij sommige mensen hebben we 6-8 na-correcties nodig voordat er stabiliteit is ontstaan.
Casus 2. Berend – Verkeerde beet
Met één patiënt laat ik zien wat voor gevolgen een verkeerde beet kan hebben die in feite al bestaat sinds de ortho behandeling is afgerond. Het hebben van een verkeerde beet – naast een tekort aan goede mineralen waardoor de tanden een bron van calcium en magnesium worden – resulteert in deze casus in cariës en slijtage.
De casus van Berend
Leeftijd 56 jaar
Afronding orthodontie op 12 jarige leeftijd
Veel cariës en met name in bovenfront
Pijn aan 11, erg genoeg om een endo te starten
Pijn aan 12, ook indertijd een endo geindiceerd
Breuk van de 12 , gerepareerd met glasfiber stiften
Op de foto van 2023 is de overbelasting palatinaal te zien
Berend kwam met een afgesplinterd stukje van de 11 en wilde dat gerepareerd.
Diagnose
a. Stukje glazuur afgesplinterd palatinaal en scherpe rand op de overgang naar het
dentine.
b. Geen occlusie in NP en prematuur contact in het front voordat de molaren en
de premolaren raken.
Behandeling
Inslijpen in NP en de articulatie met een hoektand geleiding.
Orthodontische behandeling om de ruimte bij de voortanden te vergroten zodat palatinaal de overmatige slijtage hersteld kan worden.
Met een slijtvaste composiet zoals bijvoorbeeld Genial-X de palatinale zijde frontelementen herstellen.
Controle NP en articulatie.
Uit de röntgenfoto’s blijkt de geschiedenis van deze dentitie en waar het is fout gegaan. In 2006 was er al veel cariës, ook door overbelasting is aan de apex een zwarting ontstaan van de 36. Het element was in die tijd nog vitaal, positieve koud warm test, geen diepe caviteit. Door continue overbelasting is het element pijn gaan doen en een endo gestart.
Met de kennis van nu had alles voorkomen kunnen worden, de hele dentale geschiedenis, de cariës, de endo’s, het afgebroken element, de overmatige slijtage in het front. Als er nu niets gedaan wordt, dan wordt het erger.
Front opname 2006, veel restauraties en lichte zwarting aan de 11.
Front opname 2006, ernstige pijn aan 11, pulpitis
Front opname 2008, endodontische behandeling 11
OPG 2008, opvallend is dat er veel caviteiten zijn en met name in het front, geen element niet gevuld. Dit past bij de theorie dat er te weinig mineralen waren, waardoor de tanden als bron werden aangeboord en dat op elementen waar de occlusie het zwaarst is de caviteiten het eerste optreden. Daarnaast is door overbelasting het parodontale ligament dusdanig geïrriteerd dat een zenuwbehandeling geïndiceerd leek. Een correcte behandeling zou een beet correctie geweest zijn. Helaas in die tijd was de kennis niet voldoende aanwezig.
Pijn aan de 12, endo geïndiceerd. Het element is later ook nog eens ter hoogte van de gingiva compleet afgebroken.
OPG 2010, reeds twee kanaalbehandelingen door het overbelaste front. Tpv de 36 zie je ook door de overbelasting aan de apex van de 36 een zwarting ontstaan (zie pijl). Element nog vitaal met koud en warm testen.
Zwarting tussen de apices goed zichtbaar, gevolg van voortdurende overbelasting, uiteindelijk resulterend in een wortelkanaal behandeling
OPG 2022 redelijke genezing apicale afwijking 36. Discrepantie in de gewricht spleten links en rechts bij maximale occlusie.
Sterke slijtage front goed zichtbaar.
Frontaanzicht, op het eerste gezicht goede relatie front.
Premature contacten in NP in het front. Dat wil zeggen dat er nooit rust is in de kaak en dat het front altijd wordt belast, terwijl de molaren de eerst occlusie contacten moeten hebben. Vandaar de vele restauraties en endo’s in het front. Ook op de 36 bleek een prematuur contact te zitten, na de occlusie op het front.
Tot zover dit artikel. Er valt nog heel veel uit te leggen over de beet, de NP, de articulatie, het gebrek aan calcium en magnesium, het effect op de spieren, de nek, de wervelkolom, het energie niveau, sportprestaties, slaap apneu, orthodontie, rehabilitaties, overmatige slijtage en het microbioom.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2023/02/Casus-en-uitleg-400x230-1.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-04-03 13:30:032023-04-03 14:14:12Casus en uitleg: De neutrale positie of de centrale relatie?
Zeldzame en goedaardige maar agressieve vasculaire maxillofaciale laesies werden ontdekt als incidentele bevindingen op de tandheelkundige röntgenfoto’s van twee patiënten. Als ze niet worden behandeld kunnen de laesies botten en zenuwen beschadigen. De casussen die zijn gepubliceerd in het Australian Dental Journal benadrukken het belang van een grondige interpretatie van de complete röntgenfoto.
Diagnose en behandelplanning
Pre-orthodontische röntgenfoto’s spelen een belangrijke rol bij de diagnose en behandelplanning. Het is noodzakelijk om de beelden grondig te beoordelen, aangezien incidentele bevindingen relatief vaak voorkomen. Zo ook bij twee casussen die worden beschreven door een groep van de University of Queensland School of Dentistry in Australië. Twee gevallen van juveniel angiofibroom (JA) werden aanvankelijk incidenteel geïdentificeerd op pre-orthodontische röntgenfoto’s.
Juveniel angiofibroom
JA is een lokaal agressieve, goedaardige tumor die bestaat uit bindweefsel en bloedvaten. De tumoren vormen zich achter in de neus, maar ze kunnen zich uitbreiden naar de sinussen, het bovenste deel van de keel en het bot rond de ogen. In zeldzame gevallen verspreidt een tumor zich naar de hersenen. Uiteindelijk kunnen deze gezwellen zenuwen en botten beschadigen.
Adolescente mannen
De tumor komt vaak voor bij adolescente mannen en kan tot een laat stadium ongediagnosticeerd blijven. De huidige mening is dat genetica, hormonen en HPV-infectie een rol kunnen spelen bij de ontwikkeling van juveniel angiofibroom. Veel mensen zijn asymptomatisch, maar mogelijke symptomen zijn neusbloedingen, gehoorverlies, dubbelzien en moeite met ademhalen door de neus. De laesies kunnen volgens de auteurs moeilijk te behandelen zijn op basis van hun grootte en locatie.
Casus 1: 15-jarige jongen
De eerste casus gaat over een 15-jarige jongen die voorafgaand aan de orthodontische behandeling naar een privé-radiologiepraktijk werd gestuurd om röntgenfoto’s te laten maken. Hij had geen symptomen en een onopvallende medische voorgeschiedenis. Bij het beoordelen van de röntgenfoto van de tiener identificeerde de radioloog een anterieure verplaatsing van de achterwand van zijn linker maxillaire sinus en een verwijding van de linker pterygomaxillaire spleet.
CT- en MRI-scan
Een CT- en MRI-scan toonden een gelobde laesie gecentreerd op de verwijde linker pterygomaxillaire spleet en mediaal uitstrekkend in de achterste neusruimte van de patiënt, waarbij het neustussenschot naar rechts werd geduwd. De laesie veranderde ook de contouren van zijn nasofarynx en verplaatste zich naar de sfenoïdale sinus. Anterolateraal verspreidde de tumor zich in het maxillaire antrum en de masticatorruimte diep naar de temporalisspier, schreven de auteurs.
De radioloog zag geen interne verkalkingen op de CT-scan. De jongen werd gediagnosticeerd met juveniel angiofibroom en werd voor behandeling doorverwezen naar een ziekenhuis. Hier onderging hij een angiografische embolisatie en werd de laesie operatief verwijderd. De patiënt herstelde zonder complicaties.
Casus 2: 26-jarige man
Ook het tweede geval beschrijft iemand zonder symptomen die voor een orthodontische behandeling naar een radiologiepraktijk werd gestuurd. Na het bekijken van het gemaakte laterale cefalogram identificeerde de radioloog een anterieure buiging van de achterste wand van de maxillaire sinus. Ook was een grote massa van zacht weefsel bij de achterste-superieure nasofarynx zichtbaar.
Sterke indicatoren van een laesie
Dit waren sterke indicatoren van een laesie, waaronder juveniel angiofibroom, en waren voor de radioloog aanleiding om meer beeldvorming te laten maken. Een CT- en MRI-scan toonden een contrastverhogende massa in het linker achterste neusgebied van de man. De massa verwijdde het foramen sfenopalatine en de pterygopalatine fossa aanzienlijk met scalloping van de maxilla en pterygoidbotten die zich lateraal uitstrekken tot de pterygomaxillaire spleet.
Ook andere details op de beeldvorming toonden de laesie, waarvan artsen vermoedden dat zij er al een tijdje was. De man werd gediagnosticeerd met juveniel angiofibroom en doorverwezen naar een oor-, neus- en keelarts voor behandeling.
Vroege diagnose en behandeling
In beide gevallen vergemakkelijkte het identificeren van de laesies vroege diagnose en behandeling, wat mogelijke levensbedreigende complicaties beperkte, volgens de auteurs. “Dit benadrukt het belang van nauwkeurige interpretatie van beeldvorming die vaak wordt uitgevoerd in de tandheelkunde, inclusief de grondige evaluatie van structuren buiten de interessegebieden”, schreven ze.
De studie omvatte acht vrijwilligers in de leeftijd van 14 tot 19 die willekeurig werden toegewezen aan de experimentele of controlegroep. Vrijwilligers in de controlegroep kregen enkel standaard instructies voor mondhygiëne. Vrijwilligers in de experimentele groep kregen daarnaast ook begeleiding en motivatie via een app.
Klinische beoordelingen werden gemaakt met behulp van de zichtbare plaque-index (VPI) en de gingivale bloedingsindex. Tijdens het onderzoek werden op vijf verschillende punten beoordelingen uitgevoerd: vóór de installatie van het orthodontische hulpmiddel; bij de basislijn; en 30, 60 en 90 dagen na randomisatie.
Significante verbetering
Beide groepen ervoeren een significante verbetering in het percentage zichtbare plaque tussen voorbehandeling en 60 dagen, voorbehandeling en 90 dagen, en 30 dagen en 60 dagen. Er werd ook een statistisch verschil waargenomen tussen 60 dagen en 90 dagen voor beide groepen in het percentage gingivale bloedingen.
Hoewel de app-groep een grotere verbetering zag, was het verschil in plaque- en gingivale scores niet significant verschillend tussen de twee groepen. Daarbij moet gezegd worden dat het heel lastig is een significant verschil waar te nemen in een steekproef van 8. Het gebrek aan significantie betekent daarom in dit geval niet per se een gebrek aan effect.
In lijn met eerdere studies
Eerdere studies hebben de effectiviteit bovendien al aangetoond van digitale platforms – zoals apps, YouTube en Instagram – om de mondgezondheid van orthodontische patiënten te verbeteren. Deze platforms helpen patiënten gemakkelijk verschillende mondhygiënetechnieken te vinden.
“In de huidige studie kon een vergelijkbaar resultaat met betrekking tot kennis en attitudes worden waargenomen aan het einde, toen alle patiënten in de testgroep het er uiteindelijk over eens waren dat [mondhygiëne] belangrijk is en hoewel er geen verschil was tussen de groepen, was er een afname in de VPI in de app-groep op alle 4 de eerste momenten van het onderzoek, wat wijst op een verandering in het gedrag van deze patiënten”, leggen de auteurs van het onderzoek uit, geleid door Raquel Lopes dos Santos van Universidade Cruzeiro do Sul in Sao Paolo.
Verdere studies
De auteurs van het onderzoek zagen verder een afname in mondhygiëne tijdens de laatste periode van het onderzoek in de app-groep. Gezien de leeftijd van de deelnemers, benadrukken de auteurs van het onderzoek het belang van verdere studies met betrekking tot het gemaakte model van de app.
“Deze tool kan nuttig zijn om het mondgezondheidsgedrag van adolescenten te veranderen en gedurende het hele leven te verlengen zolang het voldoet aan de behoeften van de betrokken bevolking”, concluderen Santos en collega’s.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2019/05/Meerderheid-medische-apps-lekt-privacygevoelige-informatie.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-28 09:00:102023-03-15 10:34:37Helpen apps orthodontische patiënten hun mondhygiëne te verbeteren?
ACTA staat dit jaar op de tweede plaats in de QS World Rankings voor Tandheelkunde. De tandheelkunde opleiding van KU Leuven staat op positie 12 en die in Nijmegen op positie 43.
In 2022 deelde ACTA een (gedeelde) 2e positie wereldwijd en 1e van NL (domestic rank). De nummer 1 dit jaar is de University of Michigan (USA). Hans Romijn, decaan van ACTA over deze positie: ‘Dagelijks leveren al onze collega’s bij ACTA een enorme bijdrage aan de kwaliteit van ons tandheelkundig onderwijs en onderzoek. Wij zijn dan ook zeer trots op de mooie resultaten en deze welverdiende plek’.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/03/ACTA.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2023-03-27 10:29:162023-03-27 11:35:52ACTA op tweede plaats QW World University Rankings
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.