Artificial Intelligence in de maatschappij

Waar in onze maatschappij wordt A.I. al toegepast? Hoe werkt A.I. en welke invloed heeft A.I. op de toekomst van onze maatschappij? Welke manieren zijn er om een kunstmatige intelligentie te trainen? Hoe start je een project waarbij je A.I. gaat toepassen en waar moet je rekening mee houden? Verslag van de lezing van drs. Koen Klein Willink, innovation manager NN Group Finance, datascience expert, tijdens het wintersymposium van de NVDMFR.

The future is now

Artificial intelligence is overal te zien. Van SIRI op je smartphone tot zelfrijdende auto’s. Netflix weet welke filmgenres je leuk vindt op basis van je kijkgedrag en geeft suggesties voor nieuwe films of series die jij waarschijnlijk ook leuk vindt. Facebook past dit principe ook toe in vorm van reclame en mensen die je misschien kent. Er zijn robots gemaakt die d.m.v. A.I. met elkaar voetballen. Gezichtsherkenning wordt wereldwijd toegepast. In China zijn ze al zo ver hiermee dat bij elk gezicht direct de gegevens over die persoon worden weergegeven. Emoties worden afgelezen van de gezichten van vliegtuigpassagiers om mensen die zich verdacht gedragen uit de menigte te pikken voor controle op het smokkelen van verboden middelen. In Chinese basisscholen kunnen ze de hersenactiviteit meten bij de schoolkinderen tijdens de lessen en aan de hand daarvan kan A.I. detecteren of iemand wel of niet oplet. De snelle ontwikkeling van A.I. boezemt bij veel mensen angst in. Het biedt echter een toekomstperspectief waaruit veel te halen valt. Er zijn veel voorbeelden waarin de mens samen met de machine tot betere resultaten kan komen dan alleen de mens. De toekomst van A.I. is nu en het zal niet lang meer duren voordat het zijn intrede maakt in de tandheelkunde.

Data Science, machine learning en deep learning

Data is overal om ons heen. Wat is data science? Het is een vakgebied waar wiskunde en statistiek, computerwetenschappen en IT, en domein- en zakenkennis bij elkaar komen.

Er zijn vier niveaus voor het analyseren van data:
1. Beschrijvende analyse: wat is er gebeurd?
2. Diagnostische analyse: waarom is het gebeurd?
3. Voorspellende analyse: wat zal er gebeuren?
4. Voorschrijvende analyse: wat moet je doen zodat het gebeurd?
Deze analyses zijn in volgorde van toenemende moeilijkheid gerangschikt.

Voor de voorspellende en voorschrijvende analyse gebruiken data scientists artificial intelligence modellen. Artificial intelligence nam zijn intrede in de samenleving in de jaren 50. A.I. is een techniek die computers gebruikt menselijke intelligentie na te bootsen, gebruik makend van als-dan regels, beslisbomen en machine learning. Machine learning is een subgroep van A.I. Binnen deze categorie valt ook deep learning. Deep learning bestaat uit algoritmen die toestaan dat software zichzelf traint in het uitvoeren van taken, zoals spraak en beeldherkenning. Er wordt kort uitleg geven van de belangrijkste begrippen: machine learning vs deeplearning, supervised learning vs unsupervised learning and reinforcement learning.

Hoe start je een data science project?

Data science projecten zijn op te delen in een aantal deelvragen. Bij aanvang van een data science project is het raadzaam om een globaal beeld te vormen van de volgende vragen:
– Welk probleem wil je oplossen?
– Hoe wil je eventuele resultaten gebruiken/toepassen?
– Welke data heb je precies nodig om het probleem op te lossen?
– Hoe kun je de data verzamelen die je nodig hebt
– Wat zijn de modellen die je toe kan passen
– Hoe definieer je succes waarop kun je de resultaten evalueren

In data science is veel mogelijk. Dit kan zorgen voor juridisch en moreel ethische dilemma’s. Drie simpele vragen helpen om, voorafgaand aan een data science, hier grip op te krijgen. 1) Kan het vanuit de techniek 2) past het binnen het juridisch kader en 3) de belangrijkste vraag wil ik hier aan bijdragen?

Belang van de gouden standaard

Bij alle statische modellen en ook bij machine learning en deep learning is er een belangrijke regel: “garbage in = garbage out”

Een voorbeeld uit de medische praktijk: bij een onderzoek naar huidkanker hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van deep learning om huidkanker te herkennen. Tijdens het testen van de tool bleek dat er geen enkel geval van huidkanker was geconstateerd. Wat bleek? De vlekken die huidkanker waren werden gefotografeerd met een optische geprojecteerd meetlat ernaast zodat te zien was hoe groot deze was. Bij alle vlekken die geen kanker waren was dit niet gedaan. De machine had dus geleerd dat een meetlat bij een vlekje betekent dat het huidkanker was. Om tot bruikbare en betrouwbare uitkomsten te komen moet er gebruik worden gemaakt van een correcte gouden standaard.

Is goed, goed genoeg?

Tot slot geeft de spreker aan dat succes van machine learning modellen nog lastig te bepalen is: wanneer is goed goed genoeg? Wanneer kunnen modellen in praktijk worden gebruikt? Moeten modellen hiervoor net zo goed kunnen voorspellen als (medische) professionals of moet dit veel beter zijn?

De worsteling met het vinden van de gouden standaard en de vraagstelling wanneer diagnostische voorspelmodellen “goed genoeg” zullen zijn, zal in de tandheelkunde zeker aan de orde komen. Voor nu geeft drs. Klein Willink mee aan de zaal om zelf te experimenteren met data science projecten om hier een beter beeld bij te kunnen vormen. De modellen zijn vrij beschikbaar, data is er te over dus: “go out and play!”

drs. Koen Klein Willink, innovation manager NN Group Finance, datascience expert.

Verslag voor dental INFO door Joey de Boer, Thierry Roseboom en Hanneke den Uil, derdejaars masterstudenten tandheelkunde aan ACTA, van de lezing van drs. Koen Klein Willink, tijdens het Wintersymposium van de Nederlandse Vereniging voor DentoMaxilloFaciale Radiologie (NVDMFR)

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
wet, hamer, weegschaal

Wet arbeidsmarkt in balans: nieuwe regels rond arbeidscontracten en ontslag

De regels rond arbeidscontracten en ontslag zijn vanaf 1 januari 2020 vastgelegd in de Wet arbeidsmarkt in balans. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelden Miechel Rooth (KNMT) en Heiko van Es (VvAA) wat er in de regels veranderd is voor praktijkhouders.

Wet arbeidsmarkt in balans

Door de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans is het arbeidsrecht per 1 januari 2020 ingrijpend gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op:
1. ketenregeling (aantal tijdelijk contracten)
2. oproepcontracten
3. premiestelsel WW
4. ontslagrecht
5. transitievergoeding
6. compensatieregelingen

1. Ketenregeling

De ketenregeling regelt het aantal contracten dat je kunt sluiten voordat er een vast contract ontstaat met een werknemer. Tot 1 januari 2020 mochten er maximaal drie tijdelijke contracten in twee jaar worden afgesloten. Deze keten begon opnieuw te lopen na een onderbreking van meer dan zes maanden. Sinds 1 januari 2020 geldt dat er maximaal drie tijdelijke contracten in drie jaar mogen worden afgesloten. De onderbreking van zes maanden voordat een nieuwe keten begint te lopen, is hetzelfde gebleven.

2. Oproepcontracten

Van een oproepovereenkomst is sprake als ‘de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid van een maand (nul-urencontract of een min-maxcontract) of als er sprake is van een loonuitsluitingsbeding. Er staat dan bijvoorbeeld in het contract dat een werknemer de eerste zes maanden geen loon krijgt als er geen werk is.
Als er sprake is van een oproepovereenkomst gelden er sinds 1 januari 2020 strengere regels. Je moet nu iemand minimaal vier kalenderdagen van te voren schriftelijk of elektronisch oproepen. Als je dat niet doet en iemand binnen die vier kalenderdagen oproept, dan hoeft de oproepkracht hier geen gehoor aan te geven. Ook kun je de oproep niet meer intrekken of wijzigen zonder dat je loon bent verschuldigd. Als je bijvoorbeeld iemand niet meer nodig hebt omdat patiënten op de dag van de behandeling afbellen, dan ben je toch loon verschuldigd. Je kunt dan de oproepkracht beter ander, niet-patiëntgebonden werk laten doen.
Bij een oproepbijeenkomst die langer dan twaalf maanden duurt, ben je verplicht een aanbod te doen voor een vaste arbeidsomvang gebaseerd op het gemiddelde aantal uren in de twaalf maanden ervoor. Dit geldt ook voor contracten die al voor 1 januari 2020 zijn aangegaan. Als je dit aanbod niet doet, dan kan de oproepkracht loon vorderen over de gemiddelde arbeidsomvang. De werknemer is niet verplicht om het aanbod te accepteren.

Nul-urencontract

Bij een nul-urencontract wordt de opzegtermijn voor de werknemer gelijk aan de oproeptermijn, dus vier kalenderdagen. Dat kun je voorkomen door in een contract voor een bepaalde tijd geen tussentijds opzegbeding op te nemen. Je kunt dan als werkgever ook niet tussentijds van de werknemer af.

3. Premiestelsel WW

Er is een nieuwe WW-premiestelsel. Tot 1 januari 2020 was het zo dat alle werkgevers in Nederland ingedeeld waren in sectoren. De WW-premie die je moest betalen was gedeeltelijk afhankelijk van de instroom van de werknemers uit die sector in de WW.
Met de Wet arbeidsmarkt in balans is de premie afhankelijk geworden van de soort arbeidsovereenkomst die je bent aangegaan met de werknemer. Voor flex-contracten geldt daarbij een hoge premie en voor vaste contracten een lage premie. Zo krijg je als praktijkhouder veel meer grip op de WW-premie die je betaalt.
Een flex-contract kan een tijdelijk contract zijn of een vast contract met een wisselend aantal uren (nul-urencontract of min-maxcontract). Om in aanmerking te komen voor de lage WW-premie moet sprake zijn van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een brief waarin staat dat de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst is, is onvoldoende. Kortom, er moet sprake zijn van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (of een addendum) dat door beide partijen is ondertekend. Is daar geen sprake van, dan moet de hoge premie worden betaald.

Als je een parttimer (op jaarbasis) meer dan 30% laat werken dan de contracturen, dan moet je met terugwerkende kracht toch nog de hogere premie betalen. Pas dus op met overwerk.

4. Ontslagrecht

In 2015 is er een nieuw ontslagrecht ingevoerd, omdat er rechtsongelijkheid bestond. Voor 2015 stond namelijk de kantonrechter centraal die een ontslagvergoeding kon toekennen. Dit leidde tot verschillende vergoedingen in gelijke gevallen. Als het ontslag via het UWV werd aangevraagd, kreeg de werknemer zelfs helemaal geen vergoeding.
Per 1 juli 2015 is het ontslag formeler geworden. Er zijn een aantal gronden vastgelegd op basis waarvan de werknemer ontslagen kan worden, namelijk:
a. bedrijfseconomische redenen
b. langdurige arbeidsongeschiktheid
c. frequent ziekteverzuim
d. disfunctioneren
e. verwijtbaar handelen of nalaten
f. werkweigering wegens gewetensbezwaar
g. verstoorde arbeidsverhouding
h. andere omstandigheden (zeer beperkte restgrond)

Toevoeging ‘i-grond’

Elke grond moest hierbij 100% onderbouwd zijn. In de praktijk bleek dit lastig te zijn, waardoor ontslag vaak onmogelijk was. Daarom is er nu de ‘i-grond’ aan toegevoegd. Dit komt er op neer dat je verschillende gronden mag combineren. Als er bijvoorbeeld twee gronden voor75% onderbouwd kunnen worden, kan de rechter de arbeidsovereenkomst toch ontbinden.
Bij toepassing van de ‘i-grond’ moet wel meer transitievergoeding betaald worden (maximaal 50%).

5. Transitievergoeding

Vanaf 1 januari 2020 bedraagt de transitievergoeding vanaf het begin van het dienstverband een derde maandsalaris per dienstjaar (zonder afrondingen). Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen grote en kleine werkgevers en er zijn ook geen leeftijdstoeslagen meer.
Het maandsalaris hierbij is inclusief vaste loonbestanddelen (vakantiegeld, eindejaarsuitkering, vaste toeslagen, bonus). Bij korte flex-contracten moet je nu ook een transitievergoeding betalen.

6. Compensatieregelingen

Voor de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) was het zo dat je als werkgever na twee jaar ziekte van een werknemer ontslag kon aanvragen bij het UWV. Dan hoefde je geen ontslagvergoeding te betalen. Sinds 1 juli 2015 moest een werkgever in zo’n situatie wel een transitievergoeding betalen. Veel werkgevers vonden dit onrechtvaardig, omdat ze al twee jaar loon hadden doorbetaald en vaak ook reïntegratiekosten hadden betaald. Resultaat was dat ze zo’n medewerker vaak niet ontsloegen, maar slapend in dienst hielden. De Hoge Raad heeft bepaald dat goed werkgeverschap verplicht om medewerking te verlenen aan betaling van de transitievergoeding indien de werknemer daar om verzoekt.
Vanaf 1 april 2020 kan daarom de werkgever die een transitievergoeding heeft betaald na twee jaar ziekte deze transitievergoeding (gedeeltelijk) gecompenseerd krijgen. Deze regeling geldt ook met terugwerkende kracht: als na 1 juli 2015 voor een werknemer een transitievergoeding is betaald als deze twee jaar ziek was, kan deze vergoeding alsnog teruggevorderd worden. Dit moet dan wel voor 1 oktober 2020 worden aangevraagd.

Compensatie bij staking onderneming

Als je als werkgever je onderneming staakt, moet je je werknemers ontslaan en dus een transitievergoeding betalen. Vanaf 1 januari 2021 zullen kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers) waarschijnlijk gecompenseerd worden voor de transitievergoeding die zij moeten betalen als gevolg van bedrijfsbeëindiging door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, ziekte of overlijden. Hiervoor geldt geen terugwerkende kracht. Als je dus je bedrijf wilt beëindigen vanwege ziekte of het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, kan het handig zijn te wachten tot 1 januari 2021.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Bent u voorbereid op de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans?’ door Miechel Rooth (KNMT) en Heilo van Es (VvAA) tijdens Praktijk Anno Nu.

Lees ook:
Dental HR Toolkit: voorbeelden en tips voor personeelsmanagement

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Personeel
Hoofdafbeelding Hoe kun je het beste advies over preventie aan de patiënt geven

Hoe kun je het beste advies over preventie aan de patiënt geven?

De wijze van communiceren en het betrekken van de patiënt bij de behandeling vormen de basis voor het slagen van gedragsverandering. Dit blijkt uit kleinschalig kwalitatief onderzoek door studenten Mondzorgkunde.

Onderzoek

In dit kleinschalige kwalitatieve onderzoek is gebruik gemaakt van drie focusgroepen met 19 deelnemende participanten. De participanten zijn geworven middels een selecte gelegenheidssteekproef in de leeftijdscategorie van 21 tot 65 jaar. Alle participanten zijn voorafgaand aan het onderzoek mondeling ingelicht over het doel van het onderzoek en hebben een informed consent getekend. Er is gebruik gemaakt van semigestructureerde groepsinterviews waarbij de gesprekken letterlijk zijn getranscribeerd. De interviews zijn open, axiaal en selectief gecodeerd. Na het coderen van de data zijn vijf hoofdthema’s gevonden namelijk; kennis, mening, ervaring, attitude en gedragsverandering.

Hoe kun je het beste advies over preventie aan de patiënt geven
Klik hier voor vergrote versie 

Uitkomsten

De meningen van de participanten over het ontvangen van preventief advies zijn erg wisselend. De voorkeur gaat uit naar het ontvangen van mondeling, persoonlijk advies wat wetenschappelijk onderbouwd is, gegeven door een specialist.
De verwachtingen van een afspraak bij de mondzorgprofessional komen niet altijd overeen met wat er daadwerkelijk gedaan wordt. Daarnaast spelen het financiële aspect en ervaringen met de mondzorgprofessional mee in de motivatie voor het opvolgen van preventief advies. Tenslotte vinden de meeste participanten het geven van leefstijladvies door een mondzorgverlener buiten het vakgebied vallen. Alleen wanneer het advies direct gerelateerd kan worden aan mondproblemen mag het gegeven worden, maar daar dient de mondzorgprofessional erg terughoudend in te zijn.

De meningen van de participanten over preventief advies zijn verdeeld. Er kan geconcludeerd worden dat de wijze van communiceren en het betrekken van de patiënt bij de behandeling de basis vormen voor het slagen van gedragsverandering. Tot slot is het belangrijk om als mondzorgprofessional het ‘standaard praatje’ te voorkomen.

Poster ontwikkeld door:
Dewi van Eekhout en Anne Schouws, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
NVWT-richtlijncursussen

NWVT KIMO richtlijncursussen

De NWVT organiseert een 3-tal cursussen over recente KIMO richtlijnen. Deelnemers ontvangen per cursus een hand-out met de hoofdpunten van de richtlijn.

Tandheelkundige ingrepen bij antistolling: Hoe ga ik als tandarts met antitrombotica om?

15 april –  19.30 – 21.45 uur, Breukelen

Steeds vaker worden tandartsen geconfronteerd met medisch gecompromitteerde patiënten. Enerzijds omdat de populatie ouderen met multi-morbiditeit toeneemt, anderzijds omdat steeds meer ouderen hun eigen dentitie behouden. Meer dan 1 miljoen mensen in Nederland gebruiken enige vorm van antistolling ter preventie en/of behandeling van een trombotische aandoening. Elke tandarts heeft patiënten die antitrombotica gebruiken. Na extractie rapporteert 1/3e van patiënten zonder antitrombotica al een nabloeding, waarvan bijna 2% ernstig. Daarom is kennis over deze nieuwe KIMO richtlijn onontbeerlijk.

Wortelcariës bij kwetsbare ouderen: Klinische praktijkrichtlijn KIMO

10 juni – 19.30 – 21.45 uur, Breukelen

In deze cursus wordt de in december 2019 verschenen klinische praktijkrichtlijn ‘Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen’ toegelicht. Zowel de theoretische onderbouwing als de klinische toepassing van deze richtlijn komen aan bod.

Door verbeterde preventieve maatregelen behouden steeds meer ouderen tot op hoge leeftijd (een deel van) hun gebitselementen. Echter, enerzijds doordat de tandwortels blootliggen, anderzijds doordat op die leeftijd ook comorbiditeiten en polyfarmacie ontstaan, komt wortelcariës bij (kwetsbare) ouderen steeds vaker voor. Een vroege signalering is van belang om initiële wortellaesies op te sporen. Door op de hoogte te zijn van de risicofactoren kan in combinatie met een juiste inschatting van de laesie(in)activiteit een preventief behandelplan worden opgesteld. Tevens geeft de klinische praktijkrichtlijn handvatten om wel of niet tot restauratie over te gaan. Over het algemeen is het advies restauratieve behandeling zo lang mogelijk uit te stellen.

De Derde Molaar

7 oktober – 19.30 – 21.45 uur, Breukelen

Lees meer over: Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Scholing
Expo

Tiende editie Dental Expo op 19, 20 en 21 maart 2020

De Dental Expo 2020 wordt verplaatst vanwege het coronavirus

Op 19, 20 en 21 maart 2020 vindt de Dental Expo voor de tiende keer plaats in de RAI in Amsterdam. Dental Expo is de enige nationale professionele dentale vakbeurs in Nederland en richt zich op aanbieders en afnemers in de dentale branche.

Dental Expo is een 2-jaarlijkse beurs die plaatsvindt in de even-jaren. Tijdens de vorige editie in 2018 presenteerden 190 exposanten.

Verbinden, inspireren, ontdekken

Dental Expo verbindt professionals uit de dentale branche. De gehele markt ontmoet elkaar op Dental Expo. Kom weer in contact met oude bekenden of ontmoet nieuwe zakelijke relaties tijdens deze beurs. Ook inspireert Dental Expo door het aanbieden van een seminarprogramma en workshops. Op Dental Expo kunt u verder de nieuwste ontwikkelingen binnen de dentale branche bekijken en ervaren.

Kennisoverdracht breed beetgepakt op Dental Expo 2020

Tijdens deze 10e editie van Dental Expo in de RAI is in samenspraak met Dental Best Practice de Dental Expo Academy tot stand gekomen. De reden van deze coöperatie is dat bezoekers van de vorige editie uiterst positief waren over de kennissessies die aanwezig waren op de beursvloer. U leert tijdens de seminars en hands-on trainingen over alle ontwikkelingen in de dentale markt, zoals digitalisering, ondernemerschap en interprofessionele samenwerking. Deze onderwerpen zijn verdeeld over 2 klaslokalen. De onderwerpen die aanbod komen zijn relevant voor alle beroepstakken binnen de mondzorg.

Als u een van de kennissessies willen bijwonen, bekijk dan het overzicht van alle seminars en hands-on trainingen. U kunt zich voor maximaal 2 seminars en/of hands-on trainingen inschrijven.  Per kennissessie bedraagt het tarief 25 euro. Ook dient u dan een ticket voor Dental Expo aan te schaffen.

Naast het programma van Dental Expo Academy, bieden ook de exposanten de bezoekers de mogelijkheid om bij hen kennis te vergaren. Zij zullen hun programma afstemmen op de ontwikkelingen in de markt, zoals ANT met hun ‘starterssessie’ en ‘ZZP update’. Ook KNMT komt met een uitgebreid programma naar de beurs. “Door al deze initiatieven bruist het van de kennisoverdracht op Dental Expo. Wij adviseren bezoekers dan ook om alle exposanten goed in de gaten te houden, zodat bezoekers niets missen van hun programma’s gedurende de beurs”, aldus Koniuszek.

Openingstijden Dental Expo

De tiende editie van Dental Expo vindt plaats in Hal 8 van RAI Amsterdam. De openingstijden zijn:
19 maart van 13.00 tot 20.00 uur
20 maart van 10.00 tot 20.00 uur
21 maart van 10.00 tot 17.00 uur

Meer informatie over Dental Expo

 

Dental-expo

 

Lees meer over: Dental Expo, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Producten, Scholing
Welke-afwijkingen-van-het-mondslijmvlies-zijn-er

Welke afwijkingen van het mondslijmvlies zijn er?

Regelmatig wordt u in de tandheelkundige praktijk geconfronteerd met aandoeningen in de mond, het periorale gebied en de kaak. Soms is de diagnose duidelijk maar soms ook niet. Verslag van de lezing van Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog over mogelijke afwijkingen van het mondslijmvlies.

Afwijkingen die betrekking hebben op het mondslijmvlies, zijn onder te verdelen in rode plekken, witte plekken, bruin/zwarte plekken en zweertjes.

Laesie op de tong

Bij een laesie op de tong is het nuttig om te kijken of er op gebeten kan zijn. Daarnaast dient de behandelaar altijd contralateraal te kijken, of de laesie zich daar ook bevindt. De laesie wordt gepalpeerd, wanneer deze hard (geïndureerd) en stevig aanvoelt kan er sprake zijn van een plaveiselcelcarcinoom. Indien er een bloedvat aan het oppervlakte ligt, is deze te herkennen door een blauwe doorschemering.

Een witte lijn bilateraal wordt een linea alba genoemd en is onschuldig. Deze wordt veroorzaakt door de parafunctie tongzuigen/tongbijten.

Lingua geographica

Verder komt relatief vaak (bij 1-2% van de bevolking) de onschuldige afwijking lingua geographica voor, oftewel een landkaarttong. Er is sprake van een voortdurend veranderend migrerend slijmvliesoppervlak, welke zich binnen 2 weken verplaatst. De afwijking komt tweemaal zo vaak voor bij mannen en is niet leeftijdsgebonden, er zijn casussen bekend van zeer jonge patiënten waarbij de elementen nog niet in doorbraak waren. Een lingua geographica kan een irriterende sensatie geven, met name bij gebruik van citrusvruchten en sterk gekruid voedsel. De etiologie is onbekend, en er zijn geen behandelingsmogelijkheden, behalve voorlichting en geruststelling.

Mediane rhomboide glossitis

Mediane rhomboide glossitis is een rode afwijking met afwezigheid van papillen op het midden van de tong, welke vermoedelijk wordt veroorzaakt door C. albicans en vaak gezien wordt bij rokers. Deze afwijking wordt vaak klinisch gediagnosticeerd, het behoeft geen behandeling tenzij er klachten optreden.

Foliate papillitis

Bij foliate papillitis zijn de papillae foliatae ontstoken, vaak rood en gezwollen. Deze papillae bevinden zich achterin in de mondholte op beide zijkanten van de tongrand, en zijn onderdeel van het lymphoïde weefsel. Er is geen behandeling geïndiceerd, en de patiënt dient te worden gerust gesteld. Enkel bij twijfel kan er een biopsie plaats vinden.

Orale lichen planus

Lichen planus is een rood-witte afwijking op de slijmvliezen, welke niet-afstrijkbaar is. Het kenmerkt zich door witte lijnen (reticulaire striae) en rode ulceraties, vaak redelijk symmetrisch bilateraal. Het is een auto-immuunziekte, waardoor de patiënt de afwijking vaak langdurig of zelfs levenslang met zich mee draagt. Het komt bij 0,5-1 % van de bevolking voor en geeft vaak geen klachten. Indien de patiënt wel klachten ervaart, kan er aanpassing van mogelijk gerelateerde medicatie plaats vinden, vervanging van amalgaamrestauraties (m.n. buccale restauraties in de molaarstreek kunnen een trigger zijn), en kan er medicatie voorgeschreven worden (corticosteroïden, cyclosporine).
Behalve oraal kan lichen planus ook voorkomen op de rug, polsen en enkels. De afwijking kan premaligne zijn, waardoor jaarlijkse controle met lichtfoto’s is geïndiceerd.

Leukoplakie

“Het is een overwegend witte laesie, waarvan we niet weten wat het is.” Leukoplakie kenmerkt zich vaak als een platte witte laesie, welke niet-afstrijkbaar is. De laesie kan voor komen op de wang, tong, aangehechte gingiva en/of palatum.
Leukoplakie komt tweemaal zo vaak voor bij mannen, vaak boven de 55 jaar en heeft een prevalentie van <1%. De afwijking is premaligne, en 80% van de patiënten met leukoplakie rookt. Daarnaast kan C. albicans een rol spelen. Hetzelfde geldt voor het HPV-virus, maar bij een deel van de patiënten is de oorzaak onbekend (idiopatisch).

Leukoplakie kan zich klinisch presenteren als homogeen of niet-homogeen. De niet-homogene variant is onder te verdelen in erytro-leukoplakie (=erytroplakie), verrukeuze leukoplakie, ‘speckled’ leukoplakie en nodulaire leukoplakie.

Wanneer heeft een leukoplakie een statistisch verhoogde kans om maligne te ontaarden?

  • Niet-homogene variant
  • Vrouwen
  • Afwezigheid rookgewoonten
  • Epitheeldysplasie
  • Lokalisatie (mondbodem/tongrand)
  • Langdurige aanwezigheid
  • Grootte > 200 mm2

Bij vermoeden van een leukoplakie, met name de gevaarlijke rode variant (erytroplakie), dient de patiënt altijd direct te worden ingestuurd naar de kaakchirurg voor biopsie, vanwege het pre-maligne karakter.

Overige witte afwijkingen

  • Morsicatio
    Morsicatio
    geeft een wit en matrood schilferig aspect van de mucosa, welke veroorzaakt wordt door het bijten en zuigen op de wang/tong/lip uit nervositeit. Het komt voornamelijk voor bij jonge (vrouwelijke) patiënten. Soms gaat het samen met bruxisme. De behandeling bestaat uit voorlichting en bewustwording.
  • Hyperkeratose
    Hyperkeratose is vorming van extra eelt door frictie, bijvoorbeeld door (te) stevig poetsen. Behandeling bestaat uit voorlichting (o.a. advies zachtere tandenborstel), na wegnemen van de oorzakelijke prikkel kan het 4-5 maanden duren voor de hyperkeratose volledig verdwenen is.

Pigmentaties

  • Raciale fysiologische pigmentatie van de mucosa, deze bevindt zich voornamelijk gingivaal en soms op de lip of tong.
  • Amalgaam pigmentatie, oftewel “amalgaam-tatoo”, is een stukje amalgaam dat tijdens een tandheelkundige ingreep los komt en in de mucosa of alveole achterblijft. Dit manifesteert zich als een blauw-zwarte verkleuring van de gingiva. Bij twijfel kan de tandarts een x-ray maken ter bevestiging van de diagnose.
  • Rokersmelanose zijn (donker)bruine afwijkingen, veroorzaakt door verhoogde activiteit van melanocyten, welke vaak op de buccale gingiva, onderlip, tong of palatum voorkomen. De afwijking komt bij 5-10 % van de rokers voor, en is niet Vaak is de aandoening reversibel wanneer de patiënt het roken staakt.
  • (multi)-Focale melanose (= melanotische macula) is een pigmentatie welke meestal voorkomt bij patiënten op middelbare leeftijd. De afwijking kan overal in de mond voorkomen, maar wordt voornamelijk gezien op de onderlip, palatum, gingiva of wang en kan solitair of multipel zijn. De afwijking kan klinisch niet worden onderscheiden van een voorstadium van een maligne melanoom, en dient om die reden binnen enkele dagen gezien te worden door een kaakchirurg voor excisie en p.a. Het is aan te raden dat de tandarts zelf belt naar kaakchirurgie voor het inplannen van een spoed-afspraak, omdat de 1-jaarsoverleving van orale melanomen ongeveer 5% is.
    Uitzonderingen hierop zijn pigmentaties welke samenhangen met systemische ziektes waarmee patiënt bekend is (o.a. ziekte van Allisson), roken of medicatie-gerelateerde pigmentaties (anti-malariamiddel hydroxychloroquine, welke ook voorgeschreven wordt bij reumatoïde artritis).  In deze gevallen zal er zeer waarschijnlijk worden afgezien van excisie.
  • Melasma is een (licht)bruine pigmentatie, vaak bóven de bovenlip (“snor”) bij vaak donkerharige vrouwen die orale anticonceptie gebruiken. De aandoening is goedaardig, maar kan door patiënten als esthetisch zeer storend worden ervaren.

Ulceraties

Jaarlijks krijgen gemiddeld 110.000 mensen kanker, ongeveer 1% is mondkanker (1000 nieuwe gevallen per jaar). 90% van deze orale tumoren is een plaveiselcelcarcinoom van het mondslijmvlies.

Wanneer een tandarts een ulcus op het mondslijmvlies vermoedt, zijn de volgende zaken van belang:

  • Anamnese à bestaansduur/last, eerder gehad of elders in de mond, mogelijke oorzaak, andere afwijkingen op huid of slijmvliezen, medicatie.
  • Inspectie à solitair of multipele laesies, locatie (bilateraal??), aspect, palpatie.
  • Voorlopige diagnose à lokale of systemische aandoening, medicatie.
  • Beleid
  • Ulcus na 2 weken niet verdwenen à verwijzen MKA, maligne?

Veel voorkomende ulceraties

  • Aften
    Aften (recurrent aphthous stomatitis = RAS), zijn zeer pijnlijke maar onschuldige ulceraties op de wang, lip of tong. Meestal zijn de ulceraties vrij klein (0,5 cm), maar er bestaat ook een majeure versie (>1 cm). De ulceratie kenmerkt zich als een ronde tot ovale gelige afwijking, met een erymateuze “halo” eromheen. Een afte wordt, in tegenstelling tot een herpeslaesie, niet vooraf gegaan door een stadium met blaasjes, en bevindt zich op de niet-gekeratiniseerde gingiva (wangen, lip). De patiënt voelt zich vaak ziek en slap, en het kan, afhankelijk van de grootte van de afte, 6 weken duren voordat de afte verdwijnt. De majeure versie geneest altijd met een litteken. Behandeling bestaat uit pijnbestrijding met het lokaal appliceren van analgetica, en eventueel het voorschrijven van corticosteroïden (lokaal of systemisch) bij veelvuldig recidief.
  • Herpes simplex-virus 1
    Herpes simplex-virus 1 (HSV-1) is een veel voorkomende infectie bij kinderen (< 10 jaar), welke vaak subklinisch verloopt. Het virus wordt overgebracht door speeksel. Een eerste (primaire) infectie uit zich in de mond als gingivostomatitis herpetica, voornamelijk op de gekeratiniseerde gingiva. Het lichaam beschikt dan nog niet over anti-lichamen. Deze aandoening behoeft, naast geruststelling, geen behandeling.
    Bij een secundaire (recidiverende) infectie bevindt de ulceratie zich soms op het palatum durum of gingiva, maar meestal op de mucocutane overgang van de lip, de welbekende herpes labialis of “koortslip”. De infectie is zeer besmettelijk en wordt vooraf gegaan aan een kort stadium van tintelingen en een branderig gevoel, en daarna blaasjesvorming. Medicatie (Zovirax) is alleen zinvol om te gebruiken vóórdat er blaasjesvorming heeft opgetreden. Diagnose berust meestal op klinische aspecten en het voorschrijven van anti-virale middelen is vooral zinvol bij immuun-gecompromitteerde patiënten.

 Take-home-message bij (vermoeden van) een afwijking van het mondslijmvlies

  1. Inspecteer de andere zijde, zit de afwijking bilateraal?
  2. Is het afstrijkbaar?
  3. Hoe voelt het, geïndureerd?

 

Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog

​Jan de Visscher is sinds 1982 als MKA-chirurg/hoofdhals-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) en sinds 2014 in VUmc. In het MCL is hij tevens perifeer opleider voor de opleiding tot  MKA-chirurg in het UMC Groningen. Het tandartsexamen werd in 1977 behaald, het artsexamen in 1991. Hij werd opgeleid tot MKA-chirurg in het Radboud universitair medisch centrum te Nijmegen. In 1999 promoveerde De Visscher op diverse aspecten van de diagnostiek en de behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van de lip. Jan de Visscher is een veel gevraagde spreker zowel in binnen- als buitenland.

Daarnaast organiseert en verzorgt hij regelmatig postacademisch onderwijs op het gebied van de mondpathologie en de hoofdhals-oncologie. Verder heeft hij zowel nationaal als internationaal meerdere bestuurlijke functies  bekleed. 

Van 2006 tot 2008 was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA).

 

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.

Lees meer over: Congresverslagen, Diagnostiek, Kennis, Thema A-Z
Positieve reviews op Google te koop

5 tips bij een negatieve beoordeling op reviewsites als ZorgkaartNederland

Tegenwoordig zijn beoordelingen en reviews steeds belangrijker. Zo ook voor zorgverleners. Een voorbeeld is de website ZorgkaartNederland, op welk platform patiënten een waardering kunnen achterlaten over zorg die zij hebben ontvangen. Inmiddels loopt het aantal zorgverleners dat terugkomt op deze website op tot bijna 130.000. Een prima en mooi instrument; zowel voor patiënten als voor zorgverleners. Om online terug te zien dat uw werk gewaardeerd wordt is natuurlijk mooi, maar hoe zit het met uw privacy? En wat als u een ongefundeerde negatieve beoordeling op uw naam hebt staan?

Privacy van een zorgverlener

Op ZorgkaartNederland worden verschillende gegevens van een zorgverlener gepubliceerd, zoals de naam, het specialisme en de werkgever van een zorgverlener. Aan de gegevens kunnen waarderingen van de behandeling worden gekoppeld. De vereniging die de website ZorgkaartNederland exploiteert, Patiëntenfederatie Nederland, vraagt geen toestemming aan zorgverleners om deze informatie te verwerken en te publiceren. Ook worden gegevens van een zorgverlener niet zomaar op verzoek verwijderd.

ZorgkaartNederland zet zich naar eigen zeggen in voor het recht op informatie en vrije artsenkeuze voor patiënten. Omdat het voor het behartigen van haar gerechtvaardigde belangen noodzakelijk kan zijn, is de verwerking en de publicatie van de genoemde persoonsgegevens in beginsel toegestaan. Daarin wegen patiëntbelangen dus in beginsel zwaarder. Dat is echter wel begrensd. Het is namelijk niet toegestaan om iedere waardering te publiceren. Een waardering kan namelijk ongefundeerd zijn of niet gebaseerd zijn op eigen ervaringen.

Om te voorkomen dat oneigenlijke waarderingen op ZorgkaartNederland terecht komen, geldt een gedragscode, waarin regels zijn opgenomen waaraan een waardering moet voldoen. De gedragscode bevat bijvoorbeeld de regels dat in de waardering door de patiënt altijd een toelichting moet worden gegeven bij de cijfers, dat men zich dient te houden aan fatsoensnormen en dat men feiten moet beschrijven en geen vermoedens. Als de waardering niet aan de gedragscode voldoet, wordt de waardering niet geplaatst op de website, althans dat is wat ZorgkaartNederland aangeeft. Dat is dus een waarborg voor de zorgverlener.

ZorgkaartNederland handelt niet in overeenstemming met eigen gedragscode
Gebleken is dat als ZorgkaartNederland zelf de gedragscode niet volgt, een gang naar de rechter dan kan lonen. Op 9 oktober 2019 oordeelde de rechtbank Overijssel namelijk dat ZorgkaartNederland jegens een zorgverlener onrechtmatig heeft gehandeld door een waardering te plaatsen zonder (deugdelijk) te controleren of deze wel aan de gedragscode voldeed. Daarnaast heeft ZorgkaartNederland in die zaak onrechtmatig gehandeld door de betreffende waardering niet aanstonds te verwijderen nadat de betrokken zorgverlener haar wees op de waardering. Kortom, uit deze uitspraak kan worden afgeleid dat ZorgkaartNederland de waarderingen zorgvuldig dient te controleren en bij een schending van de gedragscode zo spoedig mogelijk te verwijderen, om op die manier schade bij de betrokken zorgverlener te voorkomen. Kanttekening hierbij is wel dat er hoger beroep is ingesteld, dus dat het gerechtshof er mogelijk anders over denkt.

5 tips bij een negatieve waardering

Indien u geconfronteerd wordt met een negatieve waardering op ZorgkaartNederland, waarmee u in uw belangen geschaad wordt en mogelijk schade lijdt, denk dan aan de volgende tips:

Tip 1: lees de waardering goed

Het is ten eerste van belang dat u de waardering goed leest en nagaat in hoeverre de feiten daarin kloppen. Maak daarbij goed onderscheid of het om feiten of om ervaringen van de patiënt gaat (hoe de patiënt iets heeft beleefd). Soms kan een ervaring worden gepresenteerd als een feit. Als dit onderscheid niet duidelijk is, signaleer dat dan.

Tip 2: bekijk de gedragscode van ZorgkaartNederland

De waarderingen van patiënten dienen in overeenstemming te zijn met de gedragscode. Bekijk daarom of dat zo is. Een waardering die gaat over levering van zorg van meer dan drie jaar geleden is bijvoorbeeld niet in overeenstemming met de gedragscode en kan dus om die reden in beginsel niet geplaatst worden.

Tip 3: geef een tegengeluid

ZorgkaartNederland stelt u in de gelegenheid om op een waardering te reageren. U kunt dus bijvoorbeeld aangeven dat u zich niet kan vinden in de gegeven kritiek en onderbouwen waarom u anders tegen de zaak aankijkt. Let daarbij wel op dat u het feitelijk houdt, professioneel en redelijk blijft in uw reactie. Ga dus niet in de (tegen)aanval. Tevens is het belangrijk dat u daarin binnen de kaders van uw beroepsgeheim blijft.

Als u van mening bent dat de waardering in strijd is met de gedragscode dan is het raadzaam dit zo spoedig mogelijk aan ZorgkaartNederland te melden. In dat geval dient de waardering namelijk kritisch te worden bekeken en in sommige gevallen aanstonds verwijderd te worden door ZorgkaartNederland. Dit bericht aan ZorgkaartNederland kan gecombineerd worden met een inhoudelijke reactie op de waardering. Als dat te kort dag is, kunt u ook aangeven dat uw verdere inhoudelijke reactie nog zal volgen.

Tip 4: verzoek een rectificatie

Bij een profiel van een zorgverlener op ZorgkaartNederland kan worden aangegeven dat in het verleden ongefundeerde (oneigenlijke) waarderingen zijn geplaatst door patiënten. Als dit dus het geval is, wordt aangeraden hiertoe een verzoek aan ZorgkaartNederland te doen. Daardoor kunt u ervoor zorgen dat bezoekers die de ongefundeerde waardering hebben gezien bij een nieuw bezoek geïnformeerd worden over het oneigenlijke karakter van die waardering.

Tip 5: juridische stappen

Indien u vermoedt dat ZorgkaartNederland onrechtmatig heeft gehandeld door een ongefundeerde waardering te laten staat en u hierdoor schade lijdt, dan staat de weg naar de rechter in beginsel open. Het ligt wel aan de specifieke situatie of dat ook uitkomst zal bieden. De procedure bij de rechtbank Overijssel laat zien dat reviewwebsites als ZorgkaartNederland zich niet alles kunnen veroorloven en dat zorgaanbieders daar in rechte tegen kunnen opkomen.

Door:
Elize Breugem en Carolien van den Ham , advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs Eldermans|Geerts

Lees meer over: Communicatie, E-health, Kennis
Chirurgische paro-behandeling: de puntjes op de i?

Chirurgische paro-behandeling: de puntjes op de i?

In de voorbije decennia is de rol van de chirurgie veranderd van flapoperaties bij elke parodontale behandeling tot een meer beperkte rol voor deze ingrepen in een tweede fase na de niet-chirurgische behandeling. Chirurgie heeft daarmee een specifieke plaats in de parodontale behandeling. De afweging tot inzet ervan hoort dan ook onlosmakelijk bij het bepalen van de beste behandelstrategie.

Parodontale behandeling – spelregels, uitgangspunten en risicofactoren

Bij het uitvoeren van een parodontale behandeling gelden de volgende spelregels, uitgangspunten en risicofactoren.

Spelregels

  • Behandelen van parodontitis: vroege diagnostiek en secundaire preventie.
  • In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.
  • Blijvende monitoring op regelmatige basis blijft noodzakelijk.
  • Actie ondernemen als de metingen veranderingen aangeven.

Uitgangspunten

  • Beheersing van risicofactoren.
  • Onderhouds-/nazorgbehandeling zijn basis voor parodontale stabiliteit.
  • Her-initieel biedt geen garantie voor herstel.
  • Het is lastig om de toekomst voor een parodontitispatiënt te voorspellen.
  • Soms (verantwoord) risico nemen om tot een goed resultaat te komen.
  • Compliance met betrekking tot (interdentale) mondhygiëne is essentieel.
  • Grondige supra- en subgingivale gebitsreiniging is het belangrijkste wapen.
  • Doordacht extraheren is een sterke ondersteuning bij het verkrijgen van een stabiel resultaat.
  • Flapchirurgie heeft belangrijke, maar niet doorslaggevende rol.
  • Soms kan deskundige(!), aanvullende inzet van antibiotica zeer effectief en minder ingrijpend zijn dan parodontale chirurgie.

Risicofactoren

  • Plaque.
  • Bloeden na sonderen.
  • Restpockets ≥5 mm.
  • Aantal verloren gebitselementen/ botverlies in relatie tot leeftijd.
  • Omgevingsfactoren: roken/stress.
  • Genetische factoren/systemische factoren (diabetes).
  • Dieet.
  • Overbelasting van gebitselementen.

Parodontale behandeling – de tools

Om parodontitis te behandelen kunnen de volgende ‘tools’ ingezet worden:

  •  Consequente interdentale reiniging.
  • Professionele gebitsreiniging.
  • Extracties.
  • Parodontale chirurgie.
  • Ondersteuning met systemische antibiotica.
  • Onderhoud met (regelmatige) nazorg.
  • Combinaties van het bovenstaande.

Parodontale (in-)stabiliteit

Bij het uitvoeren van parodontale behandeling wordt er gestreefd naar:

  • Geen pockets >4mm
  • Bloeding <10%
  • Plaque < 15%

Dit heeft als voordeel dat er een overzichtelijke hoeveelheid werk uitgevoerd moet worden tijdens de recall én dat er een nauwkeurigere monitoring kan plaatsvinden van de pocketdiepte aangezien deze ondiep zijn.
Soms lukt het echter niet om de pockets te reduceren tot 4 mm of minder. Uit onderzoek blijkt dat het opnieuw initieel behandelen van patiënten niet helpt om pockets te reduceren (Badersten et al. 1984) . In die gevallen is het dus goed om parodontale chirurgie te overwegen (Graziane et al. 2018). Onderzoek heeft laten zien dat het chirurgisch elimineren van restpockets gunstig is voor het uiteindelijke behandelresultaat (Serino et al. 2001; Heitz-mayfield et al. 2002).

Parodontale chirurgie

Parodontale chirurgie biedt de beste kansen op succes bij een goede indicatie, goede mondhygiëne, het spreken van dezelfde taal, goede voorbereiding, goede operateur en goede monitoring.

  1. Een goede indicatie
    Indicaties zijn:
    – Diepe pockets.
    – Angulaire botverlies/verticaal defect.
    – Toegang tot furcaties – daarbij dient er wel rekening mee gehouden te worden dat furcaties niet altijd verbeteren door het uitvoeren van chirurgie.
    – Restauratief – bijvoorbeeld ontsteking ten gevolge van putcorrosie (t.g.v. metaal).
  2. Een goede mondhygiëne
    Wanneer de mondhygiëne niet goed is, kun je slechter af zijn met chirurgie (Nyman et al. 1977).
  3. Het spreken van dezelfde taal
    Het is van belang dat er uitgebreid informatie wordt verschaft aan de patiënt. De patiënt moet snappen wat (rest-)pockets zijn en waarom deze moeten worden behandeld. Daarnaast moeten impliciete afspraken, expliciet gemaakt worden. De behandeling is een basis voor het investeren in gezondheid.
  4. Goede voorbereiding
  5. Routine van de operateur
  6. Monitoring van het resultaat
  7. Goede organisatie van de nazorg

Parodontale chirurgie – de doelen

Bij het uitvoeren van parodontale chirurgie worden de volgende doelen nagestreefd:

  • Werken met direct zicht.
  • Toegang tot aangedane gebied.
  • Correctie van botdefecten.
  • Regeneratie van parodontaal weefsel.
  • Directe pocketeliminatie.
  • Reinigbaarheid bevorderen.

Parodontale chirurgie – de spullen

De volgende stappen worden uitgevoerd:

  • Met een scalpel wordt een sulculaire of gebevelde vincisie gemaakt waarbij men zicht creëert op het worteloppervlakte en het bot.
  • Met ultrasone apparatuur wordt het tandoppervlakte gereinigd.
  • Met een perioseptboortje worden de element gepolijst.
  • Met hechtmateriaal wordt de gingiva weer gesloten (doorlopende lushechting)

Parodontale chirurgie – preoperatieve informatie

Informatie over de parodontale operatieve behandelingen (flapoperatie):

  • Voor de operatie
  • Receptuur
  • Wat gebeurt er tijdens een flapoperatie?
  • Na de operatie
  • Gevoelige tandhalzen
  • Losstaan van tanden en kiezen
  • Mondhygiëne na de operatie
  • Bereikbaarheid

Parodontale chirurgie – de prijs

Nadelige gevolgen van parodontale chirurgie zijn:

  • Aanhechtingsverlies
  • Minimale hoeveelheid bot nodig
  • Aanhechtingsverlies van de buurelementen
  • Grotere mobiliteit
  • Groter cariësrisico
  • Ongemak voor de patiënt
  • Kosten

Parodontale chirurgie – de puntjes op de i?

Het volgende kan geconcludeerd worden:

  • Een situatie zonder diepe pockets geeft de grootste kans op parodontale stabiliteit.
  • Parodontale chirurgie is een krachtige tool om het aantal restpockets te reduceren.
  • Parodontale chirurgie heeft daarmee een belangrijke, maar niet doorslaggevende rol in de parodontale behandeling.
  • Strategisch extraheren kan helpen om parodontale stabiliteit te bereiken.
  • Succesvol uitvoeren van parodontale chirurgie kent zijn vereisten.

“Residual pockets are associated with progression of periodontal disease and tooth loss.
Nonsurgical retreatment of these sites rarely proved to be effective in closing the pockets.
Thus, surgical treatment of residual pockets is a treatment option that should not be underestimated by the clinican” – Graziani et al 2018.

Dr. Mark Timmerman combineerde als tandarts ruim 20 jaar algemene praktijk en Paro Praktijk Utrecht met werk als docent en onderzoeker bij de afdeling Parodontologie van ACTA. Naast zijn promotie (2001, ‘Prevalence and Progression of Periodontal Disease in a Young Indonesian Population’) leverde hij een bijdrage aan vele onderzoeken en de inhoud van de opleiding parodontologie. In 2008 kwam hij bij de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie Nijmegen. Mark is Parodontoloog NVvP en Implantoloog NVOI. Hij is tegenwoordig ook als docent werkzaam bij de vakgroep I&P, Tandheelkunde Radboud UMC te Nijmegen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van dr. Mark Timmerman tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Aantal werkzame tandartsen blijft komende twintig jaar stabiel, meer mondhygiënisten

De komende twintig jaar zal het aantal tandartsen rond de 9600 blijven, zolang de opleidingsinstroom gelijk blijft. Er zullen in deze periode wel meer mondhygiënisten bijkomen. Volgens het Nivel gaat dit aantal van bijna 3600 naar bijna 5400.

Onderzoek van Nivel voor Capaciteitsorgaan

Het Nivel, Nederlands Instituut voor Onderzoek van de gezondheidszorg, voerde het onderzoek uit voor het Capaciteitsorgaan als argumentatie voor het instroomadvies voor de tandheelkundige opleidingen in 2021-2024. De studie was belangrijk voor het Capaciteitsplan en het rapport over de Eerstelijns Mondzorg.

Vergrijzing en extern rendement

Het verschil in groei van werkzame tandheelkundigen is deels te verklaren door vergrijzing. 43% van de tandarts was in 2019 50 jaar of ouder terwijl dit maar 20% was bij de mondhygiënisten. Daarnaast begonnen in 2018 306 mondhygiënisten aan de opleiding tegenover 275 tandartsen.

Er is wel een verschil in extern rendement dat juist slechter is voor de mondhygiënisten. Maar liefst 97% van de studenten die de tandartsopleiding afrondt is een jaar later nog werkzaam binnen het beroep. Dit is maar bij 79% van de mondhygiënisten het geval. Hierbij moet wel worden genoteerd dat het verschil waarschijnlijk te verklaren is door het feit dat deze laatste groep vaker direct een vervolgopleiding volgt.

Instroom van buitenlandse tandartsen

Een andere factor is de extra instroom van buitenlandse tandartsen. In 2018 ging dit om ongeveer 100 personen, maar dit is geen significante ontwikkeling. Het aantal neemt namelijk af en minder dan de helft blijft langdurig in Nederland actief.

Verwachte capaciteit mondhygiënisten en tandartsen 2019-2039

De grafieken hieronder geven de verwachte capaciteit van tandartsen (boven) en mondhygiëniste (onder) in personen voor de periode 2019-2039. Deze verwachting is gebaseerd op de in- en uitstroomtrends.

Nivel---capaciteit-tandartsen-en-mondhygienisten

Enquête onder tandheelkundigen

Door middel van een enquête onder in totaal 1498 mondhygiënisten en 650 tandartsen verkreeg het Nivel naast de capaciteitsdata ook informatie verkregen over hoe tandheelkundigen hun tijd besteden. Tandartsen blijken gemiddeld 39 uur te werken, 7 uur langer dan mondhygiënisten. Voor beide beroepen geldt dat praktijkhouders meer werken dan mensen in loondienst: 42 uur tegenover 36 voor tandartsen, en 39 versus 32 uur voor mondhygiënisten.

Ruim driekwart van tijd voor patiënten

Naast het aantal uren dat ze werken is er ook een klein verschil in hoe tandartsen in mondhygiënisten hun tijd besteden. Mondhygiënisten besteden 79% van hun tijd aan patiëntgebonden taken, 3% meer dan tandartsen. Uit de enquête bleek dat de overige tijd wordt besteed aan nascholing, onderzoek doen en bedrijfsgerelateerde praktijken.

Bron:
Nivel

Lees meer over: Kennis, Scholing
Hoofdafbeelding De associatie tussen atopisch dermatitis en mond-gerelateerde afwijkingen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar

De associatie tussen atopisch dermatitis en mond-gerelateerde afwijkingen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar

In een literatuuronderzoek van studenten Mondzorgkunde werd gekeken naar de associatie tussen atopisch dermatitis en afwijkingen van de harde en zachte mondweefsels bij kinderen. Zij concluderen dat atopisch dermatitis positief geassocieerd is met enkele afwijkingen van zowel de harde als zachte mondweefsels bij kinderen van 0 tot 18 jaar.

In dit literatuuronderzoek werd gekeken naar de associatie tussen atopisch dermatitis en afwijkingen van de harde en zachte mondweefsels bij kinderen. Er is in Medline, Dentistry & Oral Sciences en Academic Search Premier systematisch gezocht naar literatuur verschenen vanaf 1987. Voorafgaand aan de beschrijvende analyse van de resultaten is de methodologische kwaliteit van de gevonden literatuur beoordeeld.

De associatie tussen atopisch dermatitis en mond-gerelateerde afwijkingen bij kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar
Klik hier voor vergrote versie

De vijf geïncludeerde studies hadden een cross-sectioneel design en zijn in Westerse landen uitgevoerd met een populatiegrootte tussen de 217 en 79.667 deelnemers. Een positieve associatie tussen atopisch dermatitis en harde mondweefsels werd aangetroffen voor malocclusie, tandpijn, gebroken tanden, molaar-incisief hypomineralisatie (p < 0.001), afwijkende mondgewoonten, anatomische afwijkingen en cariës.

Echter niet alle studies toonden een positieve associatie tussen atopisch dermatitis en cariës. Een positieve associatie tussen atopisch dermatitis en zachte mondweefsels werd aangetroffen voor bloedend tandvlees en mondademhaling zowel overdag als ‘s nachts.

Er is geen positieve associatie gevonden tussen atopisch dermatitis en mond-ademhalen.

Conclusie

Op basis van de bevindingen van huidig literatuuronderzoek kan geconcludeerd worden dat atopisch dermatitis positief geassocieerd is met enkele afwijkingen van zowel de harde als zachte mondweefsels bij kinderen van 0 tot 18 jaar.

Poster ontwikkeld door:
Lotte de Jong en Lois Schippers, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
NVvE-congres-online---400

NVvE online congres: De Endo Finish, 20 maart 2021

De finishlijn is in zicht! Wat gaat u doen? Trekt u een sprintje? Of gaat u in een mooi constant tempo over de streep?

Het NVvE congres de Endo Finish gaat door! De knoop is doorgehakt! Op 20 maart aanstaande bieden we u een volledig online voorjaarscongres aan vanuit onze studio in Amersfoort. Middels een livestream gaan we ervoor zorgen dat de kennis die onze flexibele en ervaren sprekers willen overbrengen, via uw scherm thuis te bekijken is. Al uw vragen kunnen gesteld worden via de chatfunctie en worden in de uitzending of daarna beantwoord.

We kijken uit naar uw aanwezigheid!  Na inschrijving heeft u de mogelijkheid om de lezingen tot twee weken na het congres terug te kijken.

Wat gaat u doen? Trekt u een sprintje? Of gaat u in een mooi constant tempo over de streep? Bedenk u niet en schijf u in ieder geval vandaag nog in!

Mereille Buma
Voorzitter NVvE

Meer informatie en inschrijven NVve online congres: De Endo Finish, 20 maart 2021

Programma

8:00 – 9:00 Ontvangst
Registratiebalie open

9:00 – 9:15 Opening
Inleiding en uitleg ‘spelregels’ door voorzitter Mereille Buma en voorstellen moderator Ellemieke Hin, Tandarts-Endodontoloog.

9:15 – 10:15 Hoe kunnen we het wortelkanaal veilig en efficiënt irrigeren?

Irrigatie is een fundamentele stap in het reinigen van het wortelkanaal. Desinfectie van het wortelkanaal is sterk afhankelijk van de chemische werking van de spoelvloeistof en het mechanische effect van de vloeistofstroming. We hebben vele spoelvloeistoffen en irrigatie technieken tot onze beschikking. De vraag is wanneer we wat het best kunnen toepassen. Het antwoord is redelijk gecompliceerd omdat dit afhangt van de klinische endodontische diagnose van het te behandelen element en de wetenschappelijke onderbouwing.

Tijdens deze lezing wordt, aan de hand van een update van de literatuur, een voorzet gedaan voor een zo effectief mogelijk irrigatieprotocol.

Na deze lezing

  • kunt u adequaat het irrigatieprotocol beschrijven voor een element met een (pijnlijke) irreversibele pulpitis of een (pijnlijke) parodontitis apicalis;
  • kunt u beargumenteren wat de beperkingen zijn van de huidige irrigatie methoden;
  • kunt u beschrijven hoe het doorpersen van irrigatievloeistoffen te voorkomen is.

10:15 – 10:45 The A to Z of working length determination: from scientific background to clinical application

Some of us were taught to determine the optimal working length radiographically, others were advised to rely on their tactile sense or the patient’s pain response. Today many rely on the electronic apex locator. But is there a golden standard for determining the correct working length and what is the optimal working length? This lecture will discuss the basics of working length determination from the scientific background to clinical application. Why is working length determination so important? Is there such a thing as a general perfect working length? What is the optimal technique of working length determination, and how can I assure that my length determination is safe and reliable? Finally the lecture provides a trouble shooting guide for better working length determination.

Learning goals

  • why is working length so important? The scientific background of working length determination.
  • what is the optimal technique of working length determination?
  • determination of working length in the clinic: clinical application, reliability and troubleshooting.

10:45 – 11:15 Pauze 

11:15 – 12:30 De compacte kanaalvulling

Ieder kanaal heeft op doorsnede een andere kanaalconfiguratie. Geregeld betreft dat een ovaal kanaal, maar soms heb je te maken met de brede isthmus, een C-shape of een lastige curve. Hoe kan je zo voorspelbaar mogelijk het wortelkanaal vullen en wat hebben we daar precies voor nodig? Er zal tijdens deze lezing besproken worden welke vultechnieken er voor handen zijn en welke verschillende vulmaterialen daarbij gebruikt kunnen worden om tot een voorspelbaar eindresultaat te komen.Na deze lezing

  • weet u aan welke eisen een goede kanaalvulling moet voldoen;
  • heeft u kennisgenomen van de verschillende soorten vultechnieken en vulmaterialen;
  • herkent u de toepassingsgebieden van deze vultechnieken.

12:30 – 13:45 Lunch 

13:45 – 14:30 Regenerative Endodontic Therapy

Lang is de standaardtherapie bij avitale elementen met open apex de apexificatie met calciumhydroxide geweest. Aan deze therapie kleven echter belangrijke bezwaren. De standaardprocedure is tegenwoordig om het wortelkanaal na desinfectie apicaal te vullen met een MTA stop. Het nadeel van deze vulmethode is dat MTA het element niet versterkt.

Sinds een aantal jaren wordt er onderzoek gedaan naar Regenerative Endodontic Therapy (RET). Deze therapie streeft ernaar vitaal weefsel te laten ingroeien in de wijd open apex van het avitale element, om zo de radix verder te laten afvormen en dus sterker te maken. Tijdens deze lezing wordt deze therapie en de bevindingen uitvoerig met u besproken.

Na deze lezing

  • heeft u kennis van de bezwaren van het gebruik van calcium hydroxide en MTA bij een apexificatie;
  • kent u de procedure van RET;
  • bent u op de hoogte van de behandelresultaten die met RET te behalen zijn.

14:30 – 15:15 Wanneer is de finish bereikt? 

Na de endodontische behandeling is een goede coronale afsluiting van belang voor het succes op lange termijn. Maar wanneer heb je de finish bereikt? Is dat bij het opvullen van de endodontische opening of pas als er een volledige omvattende restauratie is gemaakt? In deze presentatie wordt ingegaan op de keuze voor het restauratieve eindpunt van endodontisch behandelde elementen in de posterieure zone: de directe of de indirecte restauratie. Aan de hand van literatuur en casuïstiek worden de overwegingen tussen de directe en indirecte inzichtelijk gemaakt.

Na deze lezing

  • kunt u de voor- en nadelen benoemen van een directe of indirecte restauratie op een endodontisch behandeld element in de posterieure zone;
  • kunt u de klinische stappen benoemen voor het vervaardigen van een adhesieve indirecte restauratie op een endodontisch behandeld element in de posterieure zone;
  • kunt u voorspelbaar een grote composietopbouw vervaardigen op een endodontisch behandeld element in de posterieure zone.

15:15 – 15:45 Pauze 

15:45 – 16:45 De kroon op het werk? 

In deze lezing gaan we in op het restaureren van voortanden met indirecte restauraties na een endodontische behandeling. Daarbij zullen we kijken naar sterkte en esthetiek. Een van de vragen die daarbij gesteld kunnen worden, is of het nodig is om een volledige kroon te vervaardigen na een endodontische behandeling. En of we een wortelstift moeten plaatsen als we veel weefselverlies hebben.

Vaak zijn tanden die endodontisch behandeld worden ook verkleurd. We kijken daarom ook naar hoe we de kleur kunnen beïnvloeden. Gaan we intern bleken of dekken we de kleur af met het keramiek of misschien wel met een laagje composiet onder de indirecte restauratie?

Na de lezing

  • weet u of een volledige kroon na een endodontische behandeling nodig is;
  • krijgt u een nieuwe kijk op het plaatsen van wortelstiften;
  • kunt u kiezen uit mogelijkheden om de kleur te beïnvloeden.

16:45 – 17:00 Vragenronde en discussie
Uitwisseling van vragen, aanvullingen en ideeën.

17:00 Borrel

Sprekers

Jan-Warnsinck

Jan Warnsinck

Jan studeerde in 1982 af in Groningen, waarna hij als algemeen practicus werkzaam was op diverse locaties. Sinds 1998 is hij als docent verbonden aan het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), waar hij zelf de postacademische opleidingen Endodontologie en Gnathologie volgde. Jan is auteur van diverse publicaties. In de omgeving van Haarlem voerde hij jarenlang een verwijspraktijk voor endodontologie Momenteel is Jan redactielid van de heruitgave van het boek Endodontologie, dat in 2021 verschijnt.

Luc-van-der-Sluis2-1500x1500Prof. dr. Luc van der Sluis

Sinds 1993 is Luc werkzaam als tandarts endodontoloog. Van 1993 tot 2010 was hij verbonden aan de afdeling Cariologie, Endodontologie en Kindertandheelkunde van het ACTA waar hij zich bezighield met onderwijs en onderzoek. Momenteel is Luc afdelingshoofd van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMC Groningen en is hij als onderzoeker verbonden aan het Kolff Instituut (Universiteit Groningen). Momenteel ligt de focus van zijn onderzoek op de preventie van parodontitis apicalis en de desinfectie van het wortelkanaal.

sune_photo-002

Sune Demant

Sune graduated as a dentist from Copenhagen University in Denmark in 2011.  He has carried out several research projects related to endodontics, as well as in undergraduate teaching. Sune has since his graduation combined research with clinical work and has since 2014 limited his practice to endodontics. He is currently a second year TEO at the Oral Health Sciences Postgraduate program (Endontology) at ACTA, Amsterdam as well as a PhD-student at University of Copenhagen.

 

Dieuwertje-de-Groot-Kuin-002

Dieuwertje de Groot – Kuin

Dieuwertje studeerde in 2010 af aan het ACTA als tandarts en rondde in 2017 haar opleiding tot Endodontoloog af. Naast haar werk in de Verwijspraktijk voor endodontologie in Horst en Nijmegen is zij actief lid van de NVvE en geeft zij geregeld lezingen om iedereen de leuke kant van de endo te laten ervaren.

 

John-Heijdra-1435x1500

John Heijdra

John studeerde in 1987 af als tandarts aan de K.U. Nijmegen. In 1989 nam hij een algemene praktijk in Barneveld over. Vijftien jaar later startte hij met de postdoctorale opleiding kindertandheelkunde. Zijn praktijk PUNTGAAF in Barneveld is een algemene praktijk en een verwijspraktijk voor kinderen. Daar werkt John als algemeen practicus en als pedodontoloog. Hij is lid van de onderzoeksgroep PREP. Vanuit deze groep heeft hij verschillende posters gepresenteerd op internationale congressen over de RET-behandeltechniek.

Kuijper-Maurits-de

Maurits de Kuijper

Maurits studeerde in 2014 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit Groningen. In november 2015 startte hij met een promotietraject over de restauratie van uitgebreide endodontisch behandelde elementen middels direct composiet en endokronen. Sinds september 2018 begeleidt hij studenten binnen het FIXED-programma bij het vervaardigen van kroon- en brugwerk. Ook werkt hij bij Mondzorgcentrum Winschoten.

 

Marco2-1500x1500

Marco Gresnigt

Marco studeerde in 2005 cum laude af aan de Rijksuniversiteit Groningen. In januari 2012 promoveerde hij op de adhesieve bevestiging van facings. Aan de universiteit van Groningen is hij hoofd restauratieve tandheelkunde en biomaterialen, verricht hij onderzoek naar restauratieve/adhesieve tandheelkunde en doceert hij esthetische en reconstructieve tandheelkunde. Hij begeleidt promovendi en publiceert in internationale tijdschriften. Daarnaast werkt hij in het centrum voor bijzondere tandheelkunde in het Martini Ziekenhuis Groningen, waar hij restauratieve en esthetische behandelingen uitvoert met behulp van een operatiemicroscoop. Hij geeft in binnen- en buitenland lezingen en cursussen over esthetische en adhesieve tandheelkunde. Marco is voormalig voorzitter van de internationale Bio-Emulation groep en ambassadeur van SlowDentistry.

Meer informatie en inschrijven NVve online congres: De Endo Finish, 20 maart 2021

Lees meer over: Kennis, Partnernieuws, Scholing
Zo ga je om met de hoge verwachtingen van patiënten

Zo ga je om met de hoge verwachtingen van patiënten

Door de continue confrontatie met goed verzorgde gebitten (die er online soms nog mooier uitzien dan ze daadwerkelijk zijn) gaan mensen zelf ook op zoek naar de mooiste versie van hun gebit. Het aantal esthetische tandheelkundige behandelingen is de laatste jaren dan ook toegenomen. Steeds meer mensen nemen alleen nog maar genoegen met de beste versie van zichzelf. Bovendien is tandheelkundige informatie (correct of foutief) 24/7 binnen handbereik, waardoor meer patiënten een sterk idee hebben van hoe hun behandeling eruit zou moeten zien. Er ontstaan dus niet alleen andere verwachtingen rondom de eigen glimlach, maar ook rondom hoe deze bereikt dient te worden.

Verwachtingen van patiënten

Daarom is het belangrijker dan ooit om voorafgaand aan de behandeling vast te stellen wat u als tandheelkundige kunt bereiken, zodat de verwachting van de patiënt naar een realistisch niveau kunnen worden gebracht. Volgens Standards for the Dental Team van de Britse dentale toezichthouder General Dental Council verwachten patiënten het volgende:

  • Dat er naar hen geluisterd wordt en dat hun voorkeuren en zorgen in acht worden genomen
  • Dat ze als individu worden behandeld en dat hun persoonlijke cultuur, normen en waarden gerespecteerd worden
  • Dat alle medewerkers van de praktijk eerlijk en integer handelen
  • Dat alle aspecten van hun gezondheid en welzijn in acht worden genomen en dat ze tandheelkundige zorg krijgen die geschikt voor hen is

Transparantie en communicatie van begin tot einde

Dat de patiënt dus steeds hogere verwachtingen heeft, is duidelijk. Maar hoe ga je hier mee om als behandelaar? Hoe kun je de verwachtingen effectief bijstellen naar een realistisch niveau? Twee woorden zijn hierin essentieel: transparantie en communicatie.
Vanaf het moment dat een nieuwe patiënt je praktijk binnenloopt moet er een open en eerlijke communicatie plaatsvinden.

Dat begint met luisteren naar de wensen en zorgen van de patiënt. Luister met een onbevooroordeeld oor en vraag door waar onduidelijkheden zijn. Vervolgens is het belangrijk dat je eerlijk en transparant bent wanneer je uitlegt wat je allemaal kunt doen. Het kan helpen om hier visuele middelen bij te gebruiken.
Vraag ook geregeld of de patiënt begrijpt wat je bedoeld. Wanneer het voor beide partijen volledig duidelijk is hoe de behandeling eruit zal zien, wat de verwachtingen en risico’s zijn, wat het einddoel is en hoe de prijs is opgebouwd, kan er een behandelplan worden opgesteld. Bespreek het behandelplan en geef dit geschreven plan mee aan de patiënt zodat hij hierover kan nadenken voordat hij een definitief akkoord geeft.

Blijf gedurende de behandelperiode vervolgens bij elke stap uitleggen wat je doet en wat het risico en doel is. Het blijft uiterst belangrijk om vast te stellen dat de patiënt begrijpt wat je doet en hun volledige toestemming te hebben bij elke stap van de behandeling. Houd bij je uitleg bovendien rekening met de wensen en zorgen van je patiënt en speel hier op in.

Elke patiënt is uniek

Elke patiënt is anders. Daarom is het belangrijk om altijd transparant te zijn en te blijven communiceren. Ten eerste om de patiënt volledig te informeren en hun verwachtingen realistisch te houden, maar ook om rekening te houden met de wensen, verwachtingen en zorgen van je patiënt. Zo kun je zelfs de hoge verwachtingen die sociale media ons opleggen bijstellen, wat enkel meer tevreden patiënten op zal leveren.

Bron:
Dentistry

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Podcast: De kracht van reflectie

Podcast: De kracht van reflectie

Reflecteren is één van de belangrijkste vaardigheden die je als praktijkeigenaar of  praktijkmanager onder de knie moet hebben. Het helpt je groeien in je functie maar ook als persoon.

Wat is reflecteren precies en hoe doe je dit? Hierover vertelt Anna Berends in haar podcast.

 

Podcast door: Anna Berends van Loenen.

Lees meer over: Kennis, Management, Ondernemen

Shared decision making: een continu proces

Binnen de WGBO wordt ‘informed consent’ aangescherpt tot door ‘shared decision making’. Agatha Hielkema van de VvAA legde op Mondzorgpraktijk Anno Nu uit wat dit inhoudt en wat de gevolgen hiervan zijn voor mondzorgverleners.

Veranderingen binnen WGBO

Per 1 januari 2020 vinden er veranderingen plaats binnen de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Een van deze veranderingen is dat de eis van ‘informed consent’ wordt aangescherpt tot ‘shared decision making’. Deze verandering geldt voor de hele gezondheidszorg. Eigenlijk wilden politiek en veldpartijen verschillende wetten met betrekking tot de gezondheidszorg samentrekken tot één mammoetwet. Omdat dit op veel bezwaren stuitte, is uiteindelijk besloten om dit niet te doen, maar om wel bestaande wetgeving uit te breiden en aan te passen, waaronder de WGBO. Alle doorgevoerde veranderingen zijn gericht op versterking van de positie van de patiënt.

Behandelingsovereenkomst

De behandelingsovereenkomst is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Uitgangspunt hierbij is dat twee partijen met elkaar een overeenkomst aangaan. De zwakkere partij wordt hierin een bepaalde mate van bescherming geboden. Bij een behandelingsbijeenkomst is die zwakkere partij de patiënt.
Een overeenkomst komt tot stand door wilsovereenstemming. Het is daarbij niet alleen van belang wat er op papier staat, maar ook wat de bedoeling is geweest van beide partijen. Dit geldt voor algemene overeenkomsten. Voor de behandelingsovereenkomst zijn veel verplichtingen dwingend vastgelegd in de wet.

Van informed consent naar shared decision making

Bij informed consent kwam de hulpverlener met een behandelplan, dat hij voorlegde aan de patiënt. De patiënt moest ook worden geïnformeerd over risico’s, alternatieven en alles wat de patiënt over de behandeling moest weten, maar ten opzichte van de nieuwe regeling lag het voorstel en initiatief meer bij de zorgverlener.
Daar zit echter een wat ongelijke verhouding in. Daarom wordt de wilsovereenstemming nu verder uitgewerkt in shared decision making. In essentie gaat het daarbij nog steeds over die wilsovereenstemming, maar wat er tussen de zorgverlener en de patiënt besproken moet worden is aangevuld. De tekst van de wet is op dat punt nu uitgebreider en aangescherpt.

Passend bij bevattingsvermogen

De hulpverlener moet informatie verstrekken die passend is bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Je moet hiermee rekening houden bij kinderen, oudere mensen en mensen met een beperking, maar ook bij mensen die ‘compos mentis’ zijn. Omdat voor volwassenen tandzorg geen verzekerde zorg is onder de zorgverzekeringswet, speelt de factor geld ook een rol. Ook mensen met een smalle beurs moeten kunnen overzien wat de voor- en nadelen zijn van de keuze die zij moeten maken over hun eigen mondgezondheid.
De zorgverlener heeft een verplichting om er voor te zorgen dat de informatie passend is. Je moet het gevoel hebben dat je boodschap overkomt. Folders en patiënteninformatie kunnen ter ondersteuning worden meegegeven of digitaal worden aangeboden.

Dialoogmodel

Je moet zo veel mogelijk met elkaar in gesprek zijn op basis van wederzijds vertrouwen, zodat de patiënt zijn medewerking aan de behandeling kan en durft te verlenen.
Wat echter vaak voorkomt is dat een patiënt de behandeling niet voortzet, soms zonder de tandarts hiervan bericht te geven. Patiënten die de behandeling niet voortzetten moeten zijn geïnformeerd wat dat voor hun mondgezondheid kan betekenen.

Checklisten

Wat moet er aan de orde komen bij shared decision making? Er zijn verschillende checklisten die een hulpverlener kunnen helpen om te kijken of je alle onderdelen goed in beeld hebt, onder andere van de KNMT. De volgende zes punten moeten aan de orde komen.

1. Hulpvraag vaststellen

Welke situatie geeft aanleiding tot de behandeling, wat is de initiële hulpvraag? Een hulpvraag is als een patiënt een afspraak maakt of terugkomt voor een reguliere controle. Het is onvoldoende om te zeggen dat wat de patiënt vraagt, de hulpvraag is. Er kan altijd al een historie zijn. Ook kun je er tijdens je onderzoek achter komen dat er iets aan de hand is waar de patiënt nog geen weet van heeft. De hulpvraag kan en moet zo nodig dus aangevuld worden door de mondzorgverlener.

2. Welke scenario’s zijn er?

Je moet altijd bespreken welke scenario’s er zijn. De beste oplossing voor de mondgezondheid kan bijvoorbeeld te duur zijn of lastig uit te voeren bij angstige patiënten. Hier is veel informatie over uit te wisselen. Vertel duidelijk wat de verschillende stappen in de behandeling zijn. Je moet je afvragen in hoeverre een patiënt de verschillende mogelijkheden kan overzien, terwijl hij zich afvraagt wat het allemaal gaat kosten. Omdat de patiënt het zelf moet betalen, speelt geld een belangrijke rol. Je moet je afvragen waar hij meer aan heeft: de perfecte, maar erg dure oplossing of de ‘second best’ oplossing die hij wel kan betalen.

3. Schriftelijke of elektronische informatie

De patiënt moet schriftelijke informatie kunnen krijgen. Volgens de nieuwe WGBO mag dit ook elektronische informatie zijn; je mag dus ook een folder per e-mail naar de patiënt sturen.

4. Schriftelijke informatie op verzoek

De patiënt moet geïnformeerd worden over de tarieven. Bij een behandeling die meer kost dan 250 euro, moet hij een begroting krijgen.

5. Alles begrepen?

Je moet zo veel mogelijk aansluiten bij het bevattingsvermogen van de persoon in kwestie. Als dat niet mogelijk is, dan moet de wettelijk vertegenwoordiger toestemming geven.
Een jongere van 16 jaar of ouder die wilsbekwaam is, mag zelfstandig de behandelingsovereenkomst aangaan, ook als de ouders de behandeling moeten betalen. Die jongere moet ook toestemming geven als er iemand bij de behandeling aanwezig is en ook als je in het dossier een contactpersoon wilt noteren. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar gelden specifieke regels voor toestemming voor de behandeling.

6. Gezamenlijke besluitvorming en toestemming

Een patiënt mag zijn toestemming voor een behandeling later weer intrekken. Bij een behandeling in delen waarbij al kosten gemaakt zijn, moet de patiënt de gemaakte kosten dan wel betalen. Als je denkt dat een patiënt mogelijk wil afhaken, doe je er goed aan hem hier op te wijzen.
Bij kinderen onder de 16 jaar is toestemming van beide met gezag belaste ouders nodig.

Conclusie

Shared decision making is een continu proces. Je moet goede zorg blijven aanbieden, ook als de patiënt de behandeling niet afmaakt of niet goed nakomt. Als bijvoorbeeld een patiënt niet goed poetst, moet je hierover steeds opnieuw in gesprek gaan.
Je moet je ook steeds afvragen of je nog toestemming voor een behandeling hebt. Je moet telkens opnieuw de situatie bespreken, benoemen wat je aantreft en dat noteren. Die continuïteit is de belangrijkste wijziging die uit de wetswijziging voortvloeit.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Shared decision making, de nieuwe WGBO-eis’ door Agatha Hielkema tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Agatha Hielkema is senior jurist Gezondheidsrecht bij VvAA Juridisch Advies en Rechtsbijstand.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Wet- en regelgeving
endodontische

Endodontische radiologie 2D vs 3D, regelgeving en indicaties

Onmisbaar voor het stellen van een diagnose voorafgaand aan het plannen van de endo-start is röntgenologische informatie. Vaak kan men, na klinisch onderzoek, met behulp van de beginsolo al veel vertellen over de anatomie van het element, de diagnose en eventueel te verwachten complicaties. Wat is de meerwaarde en wat zijn de beperkingen van de Cone Beam CT (CBCT) in de endodontologie? Wanneer zet je CBCT niet of juist wel in? Wat zeggen de richtlijnen hierover?

Verslag van de lezing van Frédérique San Giorgi en Reinier Hogeveen tijdens het NVvE-congres.

Aan de zaal wordt de vraag gesteld of de lengtefoto bij een endodontische behandeling nog nodig is. Dan blijkt dat de meeste tandartsen toch vertrouwen op de elektronische lengtebepaler.

Indien je ervoor kiest om foto’s te maken, is het belangrijk om gebruik te maken van een rechthoekige en geen ronde collimator/diafragma. De straling met een rechthoekige collimator/diafragma is een factor vier kleiner dan bij een ronde buis. Dit betekent dat je drie foute foto’s zou kunnen maken met een rechthoekige conus, voordat je aan de hoeveelheid straling zit die een ronde geeft.

2D-foto’s

Belangrijk bij het maken van 2D-foto’s is het gebruikt van richtmiddelen. Dit zorgt ervoor dat de foto’s een betere kwaliteit hebben en een grotere diagnostische waarde. Daarnaast zijn de foto’s in de tijd veel beter te vergelijken.

Röntgenfoto’s kunnen gemaakt worden met fosforplaatjes of met een sensor. Technisch gezien geeft de sensor een iets hogere beeldkwaliteit voor endodontische doeleinden dan de fosforplaatjes. Daarnaast is de belichtingstijd belangrijk voor de stralingsdosis die de patiënt krijgt . Deze tijd verschilt per element. Je merkt er weinig van als je de verkeerde belichtingstijd gebruikt, omdat de digitale systemen tegenwoordig de foto’s softwarematig aanpassen waardoor een goed beeld ontstaat. Maar bij het kiezen van steeds dezelfde belichtingstijd, overbelicht je bepaalde elementen (bijvoorbeeld onderincisieven). Dit is in strijd met het ALARA -principe. Het is daarom van belang om altijd een belichtingstabel te gebruiken.

Om de foto’s zo goed mogelijk te kunnen beoordelen kunnen nog een aantal maatregelen getroffen worden. Zo is het beter om de foto’s te bekijken in een donkere ruimte en kunnen de kwaliteit en de instellingen van de monitor van de PC ook nog van belang zijn.

CBCT

Voordat men na gaat denken over het maken van een 3D-foto is allereerst gedegen klinisch onderzoek van belang. Daarnaast een goede solo en eventueel nog een extra solo -opname gemaakt onder een hoek. Geeft dit alles bij elkaar nog niet voldoende diagnostische informatie om een gedegen behandelbesluit te nemen dan kan een CBCT soms een goede uitkomst bieden.

Ook CBCT’s zijn niet zaligmakend en hierbij kunnen we te maken krijgen met bepaalde artefacten. Ze ontstaan door nabijgelegen (metalen) restauraties of endodontische vulmaterialen. Deze kunnen zich uiten als de witte strepen en donkere gebieden die rondom het (metalen) materiaal ontstaan. Daarnaast duurt het maken van een CBCT-scan langer dan een 2D opname, waardoor de kans op bewegingsonscherpte groter is.

Er moet altijd nagedacht worden over de rechtvaardiging van het maken van een CBCT scan. Hierbij worden de diagnostische/therapeutisch voordelen voor de patiënt afgewogen tegen de potentiële risico’s of schade. Bij schade kun je denken aan de straling, maar ook aan eventuele vals positieve of vals negatieve diagnoses of de kosten voor de patiënt.

Wanneer is er een indicatie voor een CBCT scan?

Er is een indicatie voor een CBCT-scan wanneer wordt voldaan aan alle onderstaande criteria:

  • Als anamnese, klinisch onderzoek en een 2D-röntgenfoto niet voldoende zijn om tot een diagnose en/of behandelingsplanning te komen
  • Als het maken van een CBCT-scan in dit geval bewezen effectief is om wel de juiste diagnose te stellen
  • Als het potentiële voordeel voor de patiënt opweegt tegen de risico’s en mogelijke schade

Het risico bij het maken van een CBCT hangt deels als van de grootte van het veld en de resolutie. Hoe groter het veld en de resolutie, hoe groter ook de stralingsdosis.

Er zijn grofweg ongeveer acht redenen waarvoor een CBCT gebruikt zou kunnen worden binnen de endodontische diagnostiek.

  1. De diagnose van peri-apicale pathologie als er niet specifieke of tegenstrijdige symptomen en tekenen zijn
    Een element geeft klachten, maar op de solo is geen duidelijke afwijking zichtbaar. De CBCT kan dan zorgen voor betere peri-apicale diagnostiek.
  2. Bevestiging van non-dentogene oorzaken of pathologie
    Hierbij is het wederom belangrijk dat eerst een conventionele opname gemaakt wordt onder een hoek. Geeft deze nog geen uitsluiting, dan is een CBCT geïndiceerd.
  3. Beoordeling en/of management van dento-alveolair trauma
  4. Beoordeling van extreem complexe wortelkanaalsystemen zoals bijvoorbeeld een dens invaginatus
    Dit kan ervoor zorgen dat het behandelresultaat voorspelbaarder wordt.
  5. Beoordeling van extreme wortelkanaalanatomie voorafgaande aan een niet chirurgische behandeling
  6. Beoordeling van complicaties van de endodontische behandeling (bijvoorbeeld perforaties) voor behandelplanning als bestaande conventionele opnamen niet voldoende informatie geven
  7. Beoordeling en management van resorptiedefecten die klinisch gezien mogelijk nog behandelbaar zijn
    Zo kan beoordeeld worden wat de uitgebreidheid van het defect is en of de pulpa betrokken is.
  8. Pre-chirurgische beoordeling voorafgaande aan complexe peri-apicale chirurgie (bijvoorbeeld bij de achterste molaren
    Zo kan de ligging van onder andere de canalis mandibularis en sinus maxillaris bepaald worden.

Het moet duidelijk zijn dan een CBCT niet geïndiceerd is als standaard beeldvorming voor de endodontische behandeling.

Voor het maken van de CBCT zijn meerdere opties

Bij de verschillende opties horen verschillende verantwoordelijkheden.

1. De tandarts heeft zelf een CBCT en maakt hem zelf

Bij deze optie moet de tandarts de juiste scholing hebben in de vorm van een certificaat en er ook zorg voor dragen dat hij voldoende radiologie nascholing volgt (namelijk acht uur in vijf jaar). Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. De tandarts draagt er zorg voor dat de rechtvaardiging in het patiëntendossier wordt vastgelegd. De kosten worden met de patiënt besproken. Het kleinste mogelijke veld wordt gekozen met een adequate resolutie. Daarna beoordeelt de tandarts de hele scan en noteert ook eventuele toevalsbevindingen. De uitkomsten worden met de patiënt besproken en het beleid wordt hierop aangepast. Belangrijk voor het goed kunnen beoordelen van een CBCT is het hebben van voldoende kennis over de anatomie.

2. De tandarts verwijst naar een collega om de CBCT te maken

De verwijzend tandarts moet voldoende scholing hebben gehad om de patiënt te kunnen verwijzen naar een collega. Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. De verwijzer levert de in de verwijsbrief de benodigde informatie aan: zowel klinische symptomen, historie en reeds gemaakte opnames en de diagnostische vraag. De collega die de CBCT maakt is uiteindelijk verantwoordelijk voor de rechtvaardiging en heeft daarvoor al deze gegevens nodig. Vervolgens wordt de terugkoppeling door de verwijzer in het patiëntendossier genoteerd en bespreekt deze de uitkomsten met de patiënt.

3. De tandarts maakt op verwijzing van een collega de CBCT

De tandarts die de CBCT maakt moet de juiste scholing en nascholing hebben bijgehouden. Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. Hij/zij is ook verantwoordelijk voor de rechtvaardiging en voor het maken van het verslag en terugkoppeling naar de verwijzer.

Richtlijn tandheelkundige radiologie

Deze regels zijn allemaal opgenomen in de richtlijn tandheelkundige radiologie van de KNMT. Hierin staat exact gespecificeerd wie precies waarvoor verantwoordelijk is. Zo is de ondernemer verantwoordelijk voor het scheppen van omstandigheden waarbij stralingsbehandelingen veilig uitgevoerd kunnen worden op advies van de stralingsbeschermingsdeskundige (SBD). De SBD oefent toezicht uit op de stralingsbescherming in de praktijk bijvoorbeeld door het beoordelen van de stralingsrisicoanalyse.
Daarnaast moet er in iedere praktijk ook een Toezichthoudend Medewerker Stralingsbescherming (TMS) zijn. Deze persoon geeft instructies om stralingshandeling veilig uit te kunnen voeren en houdt hierbij toezicht of voert de handelingen zelf uit.
Als laatste is er nog de (blootgestelde) werknemer. Deze voert de daadwerkelijk opname uit volgens de instructie van de TMS. Deze werknemer moet hiervoor wel de juiste scholing gehad hebben.

De TMS moet tenminste vier uur in de vijf jaar besteden aan radiologienascholing. De blootgestelde werknemer één uur in vijf jaar.mits de TMS ook een certificaat heeft voor het beoordelen en maken van CBCT’s dan geldt de regel acht uur radiologienascholing in vijf jaar.

In de richtlijnen staan daarnaast de voorwaarden waaraan de apparatuur moet voldoen. Zo moeten de normale röntgenopname apparatuur en de OPT geregistreerd worden. Voor de CBCT is een vergunning nodig. De apparatuur moet jaarlijks gekeurd worden. Hierbij wordt het apparaat gekalibreerd en wordt er een service rapport toegevoegd in het KEW. De vergunning voor de CBCT moet voor februari 2020 rond zijn.

Bij het maken van de CBCT moet een keuze gemaakt worden voor de veldgrootte. Over het algemeen geldt dat de CBCT-apparaten met een grote veldgrootte beter geschikt zijn voor implantologie. Een kleine veldgrootte is beter geschikt voor endodontische diagnose. Bij de CBCT’s met een klein veld is de sensor vaak beter.

De kernboodschap

  • De CBCT is een waardevol aanvullend diagnostisch hulpmiddel in specifieke gevallen. Belangrijk hierbij is de dossiervorming.
  • Er is op dit moment nog maar een magere ‘evidence base’. Er moet beter gerandomiseerd onderzoek gedaan worden. Zo zou het een optie kunnen zijn om de ene patiënt die een endo nodig heeft te behandelen met een CBCT en de andere zonder. Na tien jaar worden de resultaten geëvalueerd.
  • Kies het juiste apparaat met de juiste instellingen voor het diagnostische doel rekening houdend met het ALARA (as low as reasonably practicable) principe.
  • Lees de KNMT richtlijn radiologie 2018 goed door.

Frédérique San Giorgi is tandarts en docent bij de sectie Orale Radiologie van ACTA. Daar zijn haar kerntaken CBCT-diagnostiek en verslaglegging en het geven van onderwijs. Frederique geeft radiologiecursussen voor assisterenden en mondhygiënisten door het hele land. Ze is werkzaam als tandarts-algemeen practicus in Voorhout. Daarnaast is ze actief als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van DentoMaxilloFaciale Radiologie (NVDMFR).

Dr. Reinier Hoogeveen is tandarts en universitair docent bij de sectie Orale Radiologie van ACTA. Reinier is stralingsdeskundige Niveau 3. Hij is betrokken bij het onderwijs en bij cursussen (onder andere de CBCT-cursus), de patiëntenzorg (CBCT-diagnostiek en verslaglegging voor verwijzers) en het onderzoek van de afdeling (dosisreductie). Daarnaast is hij werkzaam in zijn eigen praktijk, waar hij zich toegelegd heeft op radiologie en orthodontie.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Frédérique San Giorgi en Reinier Hogeveen tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Hoe help je ouders het poetsgedrag van hun kinderen te verbeteren?

Hoe kun je als mondzorgprofessional ouders helpen gezond gedrag vol te houden bij kinderen waarmee gaatjes worden voorkomen? Dr. Maddelon de Jong, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker, vertelden tijdens Quality Practice hoe zij met de Uitblinkers-methodiek ouders motiveren om het poetsgedrag bij hun kinderen te verbeteren.

Cariës voorkomen

Wanneer zijn we tevreden over onze inzet rondom preventie bij kinderen? Is dat als we een van de vijf gaatjes voorkomen of als we vrijwel alle gaatjes kunnen tegenhouden? De verwachting is wel dat we 100% scoren. Dus dan hebben we nog een hoop te doen…
Hoe kunnen we cariës voorkomen? Sealen? Fluoride? Dat is effectief, maar alles begint natuurlijk bij goede zelfzorg. Enkel adviezen geven, werkt hierbij niet. Het is niet zo dat als je zegt ‘je moet beter poetsen’, dat het dan direct gebeurt. Je zal teleurgesteld zijn, dat je voorlichting niet resulteert in gedragsverandering en daar zal je patiënt ook niet vrolijk van worden. Wij weten zelf ook allemaal wel dat dagelijks twee stuks fruit en twee ons groente goed voor ons is, maar wie doet dit ook werkelijk? Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken. Dit blijkt ook uit systematic reviews: de kennis is vaak wel aanwezig, maar er speelt vaak meer. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon zelf die invloed hebben op wel/niet gezond gedrag vertonen. Tot aan de Haagse politiek aan toe.

Tegensputterende kinderen

In een getoonde video weet een cabaretier fijntjes uit te beelden hoe ingewikkeld iets simpels kan zijn als je kinderen hebt. Zo kan poetsen ook een enorme klus zijn om uit te voeren bij je kinderen, zeker als ze tegensputteren. Een ouder kan na een heel gevecht het uiteindelijk gered hebben om toch nog twee seconden te poetsen. De volgende dag ligt dit kindje bij jou in de stoel. En jij zegt tegen de ouder: “Dat ziet er niet zo goed uit, hè?”. Alle moed zakt dan bij de ouder in de schoenen. Ouders zeggen vaak dat tandenpoetsen best lukt, maar als je doorvraagt zal je merken dat zij tegen dingen aanlopen. Ouders vinden het lastig als er met een belerende toon tegen ze wordt gesproken: als het nooit goed is, werkt dat niet motiverend en dus averechts. Dat is goed om in je achterhoofd te houden.

Ouder- en gezinsfactoren

De ouder- en gezinsfactoren werden onderzocht door interviews af te nemen bij diverse gezinnen. Het bleek dat iedereen wist dat er twee maal daags gepoetst moet worden. Er liggen echter vele hobbels in de gezinsomgeving waardoor er niet twee keer daags gepoetst wordt.
Er zijn drie hoofdfactoren die meespelen: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeienis, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezinsfunctioneren (structuur, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er hobbels zijn waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.

Uitblinkers-gespreksmethodiek

Hoe geef je dan jouw adviezen vorm? Je zal meer in gesprek moeten gaan, op zoek moeten gaan naar waar het wringt. Je moet als het ware een kijkje achter de voordeur kunnen krijgen. De passende adviezen kunnen heel eenvoudig zijn, als je ze maar bespreekbaar maakt. Hiervoor is de Uitblinkers-gespreksmethodiek ontwikkeld. Deze is geschikt voor 2- tot 10-jarige kinderen en kan in de dagelijkse praktijk gebruikt worden om poetsgedrag te verbeteren. Het is een semigestructureerde gespreksmethodiek bestaande uit tools en een script om het gesprek te leiden. Hierbij wordt achterhaald waar de ouder tegenaan loopt, waarna de aansluitende oplossingen worden besproken. Hierbij worden opvoedkundige principes toegepast.

Motivational interviewing

Motivational interviewing is een van de gesprekstechnieken die in deze methode verweven zit, naast alle andere technieken om een gelijkwaardig gesprek te krijgen. De sprekers geven het advies om niet alleen te zenden, want dat is eenrichtingsverkeer. “Hou het positief en stel veel vragen. Geef de ouder veel complimenten. Toon begrip en betrek de ouder bij de aanpak. Het belangrijkste is, dat je je focust op het positieve. Wat gaat er al goed? Zet de ouder eerst in zijn kracht en vraag daarna pas naar moeilijke momenten.”

Hobbels

Bij de Uitblinkers-methodiek horen negen kaarten met hobbels. Deze hobbels zijn tijdens het onderzoek geïdentificeerd. Daar komen de drie factoren ook aan bod. Op de kaarten is een tekening te zien van een hobbel. Een van de hobbels is de vermoeide of gestreste ouder. Tandenpoetsen heeft dan niet de prioriteit, doordat er al zo veel speelt. Een niet-meewerkend kind kan ook een hobbel zijn of de ouder die het kind niet wil dwingen. Of het kind dat te vermoeid is of dat het poetsen pijn doet. Ook drukte in de ochtend of juist in de avond kan een hobbel vormen.

Uitblinkers-gesprek

De sprekers doen voor hoe zo’n Uitblinkers-gesprek zou kunnen lopen. De tandarts of mondhygiënist: “Wat gaat er goed bij het tandenpoetsen?” De ouder: “Er wordt twee keer daags gepoetst. Ik doe het in de ochtend en mijn man in de avond.” “De taken zijn goed verdeeld in elk geval. Dat klinkt goed georganiseerd. Zijn er momenten waar je van denkt, dit is toch wat moeilijker?” “Wel eens, als hij in de avond niet goed wil meewerken. Dan is het wel een strijd.” “Maar dan lukt het wel?” “Meestal wel, maar als hij dan moe is, dan sla ik het even over en dan denk ik, dat komt morgen wel.” “Wil je eens kijken in de kaarten of je iets herkent?” Uiteindelijk moet er één kaart gekozen worden met de hoofdreden waarom het niet altijd soepel loopt. Ouders vinden de kaarten heel herkenbaar en fijn.
Daarna ga je samen kijken naar de mogelijke aanpak. Er bestaan hierbij twee theorieën: stimuluscontrole en operante conditionering.

Stimuluscontrole

Bij stimuluscontrole staat het creëren van een stabiele omgeving centraal, het structuren van tijd bijvoorbeeld. Structureer niet alleen de tijd, maar ook de ruimte. Je moet er even achter komen hoe het nu bij hen werkt thuis. Het is bij stimuluscontrole belangrijk dat dingen op een vaste tijd en in een bepaalde volgorde gebeuren. Het mooie is dat kinderen er dan op een gegeven moment zelf om gaan vragen: “Mama, je vergeet te tandenpoetsen.” Grenzen stellen is ook belangrijk. Echt consequent zijn: zo gaan we het doen en niet anders. Maak een afspraak en hou je eraan. Dat is stimuluscontrole . Dit kan je toepassen bij de kaart ‘poetsen is moeilijk in de ochtend’. Wat is voor de ouder nu het beste moment om het tandenpoetsen te doen? Denk mee! Stel bijvoorbeeld voor dat de tandenborstel in de keuken komt, zodat niet iedereen na het ontbijt weer helemaal naar boven moet. Ouders kunnen dit soms echt niet goed zelf verzinnen. Of bedenk dat je in de avond bepaalde dingen al klaar zet (de ontbijttafel), zodat het in de ochtend minder druk is. Als de ouder aangeeft dat het kind vaak te moe is om te poetsen, stel dan voor om het tandenpoetsen te doen voordat het moe is. Bijvoorbeeld door meteen na het eten te poetsen en daarna pas tv te kijken. Leg hierbij ook uit dat kinderen als ze moe zijn niet moe en sloom worden, maar vaak juist hyperactief en vervelend.

Operante conditionering

Bij operante conditionering hoort de vraag: hoe reageer je op negatief gedrag? Zorg dat tandenpoetsen met regelmaat en standaard gebeurt door met kleine stapjes en complimenten te werken. Positief gedrag moet beloond worden in plaats van negatief gedrag. Door af en toe te belonen blijft positief gedrag in stand. Maar dit geldt ook bij negatief gedrag! Dus wees consequent, maak geen uitzonderingen. Beloon een kind dus niet met het overslaan van tandenpoetsen als het tegensputtert, want dan beloon je slecht gedrag. Bij een kind dat weerstand biedt, dus toch altijd tandenpoetsen. Probeer tijdens het poetsen positieve aandacht te geven. Beloon bijvoorbeeld als het kind het toelaat om twee tanden te poetsen. Een sticker als beloning kan heel goed werken.

Samenvattend kun je het als volgt aanpakken:
• Ga positief in gesprek met ouders.
• Identificeer waar hobbels liggen – stel open vragen.
• Laat ouders meedenken in de oplossing – sta niet alleen op zenden.
• Probeer passende oplossingen aan te reiken.
• Complimenteer en toon begrip.

Bij de toolkit met kaarten van Uitblinkers hoort een training. Deze wordt gegeven vanuit de stichting die Denise en Maddelon hebben opgericht: stichting Blinkers. Tijdens het volgen van deze training worden de kaarten uitgegeven. Komende trainingsdagen zijn 14 mei en 19 juni 2020. Kijk voor meer informatie op www.stichtingblinkers.nl/nascholing

Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Noordwijk en Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk.

Denise Duijster is universitair docent op de sectie Sociale Tandheelkunde van het ACTA. Ze heeft de Masteropleiding ‘Dental Public Health’ gevolgd aan University College London. Begin 2015 is zij gepromoveerd op de rol van het gezin bij de preventie van cariës bij kinderen. Ze doet onderzoek naar sociaaleconomische gezondheidsverschillen, kwaliteit van mondzorg en de preventie van mondziekten in zowel hoge als lage inkomenslanden.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna van een lezing door dr. Maddelon de Jong-Lenters, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker aan ACTA , tijdens Quality Practice.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling

Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling

Via systematisch literatuuronderzoek brachten twee mondzorgkundestudenten de barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling in kaart. Zij keken hierbij naar de perspectieven van tandartsen, verpleegkundigen en zorgafhankelijke ouderen zelf.

Onderzoek

Aan de hand van de opgestelde zoekstringen is er gezocht naar wetenschappelijke literatuur in de databanken Medline en Cinahl. Uit de 374 hits in de databanken zijn na het screenen, selecteren en beoordelen acht studies geïncludeerd.

Barrières voor mondzorg bij ouderen in een zorginstelling
Klik hier voor vergrote versie

Barrières voor mondzorg

De barrières die tandartsen noemen voor consumptie en verlenen van mondzorg bij zorgafhankelijke ouderen in een zorginstelling zijn het gebrek aan training van de tandartsen, desinteresse om ouderen te behandelen, de voorkeur om ouderen in eigen praktijk te behandelen, gebrek aan draagbare apparatuur, gebrek aan geschikte ruimte en de complexe medische condities.

Voor verpleegkundigen zijn barrières voornamelijk het zorgafwijzend gedrag van de ouderen, gebrek aan voorraad en de angst om de ouderen pijn te doen en/of letsel te veroorzaken.

Barrières vanuit het perspectief van de ouderen zijn de kosten, de moeilijkheid om een tandarts te vinden, moeilijkheid om een tandarts te bezoeken, gebrek aan sociale support en andere medische problemen.

Conclusie

Dit systematisch literatuuronderzoek geeft aanwijzingen dat er vanuit verschillende perspectieven barrières worden ervaren waardoor het verlenen of ontvangen van mondzorg aan zorgafhankelijke ouderen wordt belemmerd.

Naar de rol van faciliterende factoren moet meer onderzoek worden gedaan.

 

Poster ontwikkeld door: Eline Suijkerbuijk en Daphne Velzeboer

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
Campus Abutment selectie op enkeltand vervanging

Campus: ‘Maak optimaal gebruik van de digitale processen’

Het digitaal afdrukken is inmiddels voor alle tandartsen wel een bekend begrip, maar welke digitale tandtechnische processen kunt u nog meer makkelijk doorvoeren in uw praktijk? Hoe maakt u hier toch gebruik van als u geen scanner heeft? Of hoe gaat deze workflow optimaal als u juist wel een scanner heeft? Tijdens deze campusavond praat Patrick Oosterwijk u volledig bij over onze laatste technieken op het gebied van digitalisering en krijgt u handige en bruikbare tips om deze processen te begrijpen en toe te passen.

Datum en locatie

23 januari 18.00 – 21.00 uur
Elysee Dental
Alphen aan den Rijn

Programma

18.00 uur Ontvangst met Lichte maaltijd

19.00 uur Start presentatie

21.00 uur Afsluiting en borrel

Spreker

Patrick Oosterwijk

Kosten

Kosteloos
Lees meer over: Kennis, Scholing
Praktijkrichtlijn-antitrombotica---mondzorg

Klinische praktijkrichtlijn Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken

Deze klinische praktijkrichtlijn (KPR) behandelt het aanbevolen beleid bij bloedige ingrepen in de eerste-, tweede- en derdelijns mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken. In deze richtlijn wordt de verzamelnaam antitrombotica gebruikt. Dit zijn zowel anticoagulantia (antistollingsmiddelen: VKA, DOAC, LMWH, zie afkortingenlijst) als trombocytenaggregatieremmers.

Antitrombotica worden gebruikt in het kader van behandeling of preventie van arteriële of veneuze trombo-embolieën. Een trombo-embolisch event kan ernstige gevolgen hebben. Patiënten die antitrombotica gebruiken, lopen een verhoogd risico op bloedingen. Bij bloedige ingrepen bij deze patiënten is er derhalve ook een verhoogd risico op nabloedingen. Tijdelijk staken van antitrombotica doet het nabloedingsrisico afnemen, maar verhoogt het risico op een trombo-embolisch event.

De beslissing antitrombotica te staken, om het risico op een nabloeding te beperken, dient daarom niet lichtvaardig te worden genomen. Deze klinische praktijkrichtlijn helpt bij het maken van deze beslissing.

Bekijk de richtlijn Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken
Bekijk de patiënteninformatie
Bekijk de samenvatting

Lees ook  het interview met prof. dr. Fred Rozema, MKA-chirurg en voorzitter van de ontwikkelcommissie over het wat en hoe van deze richtlijn voor tandartsen, tandarts-specialisten en mondhygiënisten.

 

 

 

 

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Behandeling parodontitis helpt controleren van bloedglucose bij patiënten met diabetes type 2

Nieuwe KIMO-richtlijn voor invasieve ingrepen in de mond bij patiënten die bloedverdunners gebruiken

Eind december 2019 is de nieuwe KIMO-richtlijn ‘Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken’ gepubliceerd. dental INFO sprak met prof. dr. Fred Rozema, MKA-chirurg en voorzitter van de ontwikkelcommissie over het wat en hoe van deze richtlijn voor tandartsen, tandarts-specialisten en mondhygiënisten.

Dit is een richtlijn voor invasieve ingrepen in de mond bij patiënten die bloedverdunners gebruiken. Er bestond al een ACTA-richtlijn over antistolling in de mondzorg. Waarom was deze nieuwe richtlijn dan nodig?

“De oude richtlijn dateert uit 2012 en voldeed niet helemaal meer, omdat er inmiddels een aantal nieuwe antitrombotica (‘bloedverdunners’) uitgebracht zijn, zoals de DOAC’s (directe orale anticoagulantia). Niemand wist wat die daar dan mee moest doen, omdat die nog niet in de richtlijn stonden. Moet je die stoppen of mogen patiënten daar mee doorgaan als je bijvoorbeeld een kies trekt? Er waren ook heel veel verrichtingen waarvoor in de oude richtlijn niet helemaal duidelijk was of ze er nu onder vielen of niet.
Daarnaast hebben we gelijk van de gelegenheid gebruik gemaakt om te synchroniseren met de nieuwe multidisciplinaire landelijke richtlijn antitrombotisch beleid voor huisartsen en medisch specialisten en de nieuwe Landelijke Standaard Ketenzorg Antistolling. Deze richtlijnen hadden hun eigen terminologie en dan kun je verwarring krijgen. De een bedoelt met een laag bloedingsrisico misschien iets anders dan een ander. Dus hebben we dat gesynchroniseerd; we gebruiken nu allemaal dezelfde termen.“

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Het is een officiële KIMO-richtlijn en is dus helemaal volgens het boekje gedaan. Je begint dan met een ‘Invitational Conference’, waarvoor je zoveel mogelijk mensen uitnodigt uit de professie en aangrenzende professies. Doel daarvan is dat je de knelpunten inventariseert en samen prioriteert waarover je iets zou moeten zeggen. De resultaten daarvan worden besproken in de Richtlijn Advies Commissie, die dan een Richtlijn Ontwikkel Commissie instelt. Deze formuleert de uitgangsvragen en doet literatuuronderzoek volgens de ‘evidence based’ methodiek. Zo komt een conceptrichtlijn tot stand en die wordt dan voor commentaar voorgelegd aan de wetenschappelijke verenigingen die met deze problematiek te maken hebben. De definitieve richtlijn die je dan krijgt, gaat naar de Richtlijn Autorisatie Raad en vervolgens naar Algemene Ledenvergadering, waar de richtlijn definitief wordt vastgesteld. De richtlijnontwikkeling zelf kost ongeveer 1,5 jaar. Met alle reactietermijnen erbij kom je op een traject van zo’n twee jaar.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn? Wat is er veranderd ten opzichte van de oude richtlijn?

“De richtlijn is bedoeld voor tandartsen, tandarts-specialisten (kaakchirurg en orthodontist) en mondhygiënisten. In grote lijnen komt het er op neer dat de antitrombotica die patiënten gebruiken meestal niet gestaakt hoeven te worden bij invasieve ingrepen in de mond zoals een tandvleesoperatie, het plaatsen van een implantaat of het trekken van een kies. Het hangt er een beetje van af welk middel je gebruikt en wat je precies moet doen. Vroeger overwogen we vaker om de bloedverdunners tijdelijk te staken. In de nieuwe richtlijn wordt aangegeven dat dat minder nodig is. Gebaseerd op de literatuur hebben we een andere afweging gemaakt. Het bloedingsrisico is in een heleboel gevallen zodanig laag, dat het risico om te stoppen groter is dan om door te gaan.
Stoppen is gevaarlijk, want mensen krijgen bloedverdunners om trombose en bloedvatverstoppingen te voorkomen. Dit moet je wegen tegen de gevolgen van een ernstige nabloeding. Het risico dat je een nabloeding krijgt, blijkt gelukkig veel kleiner te zijn dan waar in de vorige richtlijn vanuit is gegaan.
Daarnaast zeggen we nog iets over pijnstillers. Heel vaak worden NSAID’s voorgeschreven als pijnstiller. Dat raden wij af bij mensen die bloedverdunners gebruiken. Van NSAID’s is bekend dat ze het bloedingsrisico verhogen. Daar is vroeger nooit iets over gezegd en dat hebben we in deze richtlijn wel opgenomen.”

Wat betekent dit alles voor mondzorgverleners?

“Dit betekent dat je als mondzorgverlener meer moet nadenken over je eigen handelen. Het is minder kookboekgeneeskunde. Je moet dus klinisch een inschatting maken of er factoren zijn die het bloedingsrisico verhogen, bijvoorbeeld dat de patiënt kwetsbaar is en al erg veel ontstoken tandvlees heeft. In dat geval moet je je afvragen of je de behandeling niet beter kan faseren of dat je iets kunt uitstellen. Als iemand bijvoorbeeld implantaten in boven- en onderkaak nodig heeft, kun je er voor kiezen eerst alleen de onderkaak te doen, omdat je bang bent dat het nabloedrisico te groot wordt. Of bijvoorbeeld iemand die een kunstgebit moet krijgen heeft nog een heleboel wortelrestjes en alles is erg ontstoken. Als die patiënt dan erg kwetsbaar is, kun je het in drie keer doen in plaats van alles in een keer. Sommige dingen kun je natuurlijk niet faseren; als je twijfelt moet je overleggen met de kaakchirurg of de medisch specialist die de bloedverdunners voorschrijft.
Daarnaast moet je ook de normale dingen doen bij mensen die bloedverdunners gebruiken, zoals de wondjes hechten en mondspoeling gebruiken die ervoor zorgt dat de stolsels goed op hun plek blijven.“

Bekijk de richtlijn, samenvatting en patiënteninformatie van de KIMO-richtlijn antitrombotica

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met prof. dr. Fred Rozema, MKA-chirurg en voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie van de KIMO-richtlijn ‘Bloedige ingrepen in de mondzorg, bij patiënten die antitrombotica gebruiken’.

 

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Richtlijnen, Thema A-Z