Een zelfstandig assistent een tegenstrijdigheid

Een zelfstandig assistent: een tegenstrijdigheid?

Zelfstandige assistenten in de mondzorg, vroeger ondenkbaar, maar nu komen we ze steeds vaker tegen. Levert dat vanuit arbeids- en gezondheidsrecht geen problemen op? En: zit er geen tegenstelling in: assistent en zelfstandig? Erik van Dam, senior consultant kennismanagement en zzp-specialist bij VvAA, beantwoordt deze vragen zonder twijfelen in een keer met ‘Jazeker!’. We vragen door…

Welke problemen gaat het om, waar wringt het?

Elementen die horen bij het werken als zzp’er ontbreken vaak bij assistenten. Denk bijvoorbeeld aan de eigen werktijd indelen of de uitvoeringswijze van het werk zelf bepalen. Ook ontbreken vaak een eigen aansprakelijkheidsverzekering en aansluiting bij een klachten- en geschillenregeling. Die blijken niet alleen lastig zelf te regelen voor de assistent, maar in veel gevallen ook onwenselijk: het kan onduidelijkheid opleveren voor de patiënt. Daarnaast wordt de praktijkhouder logischerwijs toch aangesproken als er iets misgaat in de ogen van de patiënt.
In een totaalafweging van alle relevante aspecten om een oordeel te geven over een dienstbetrekking zal een assistent negen van de tien keer tekort komen voor een oordeel werken buiten dienstbetrekking bij een controle van Belastingdienst of arbeidsinspectie. Het is ook niet voor niets dat er geen door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomsten (in het kader van de Wet dba) bestaan voor assistenten. Voor tandartsen, mondhygiënisten en tandprothetici bestaan die wel, al jaren.

En verder, zijn er nog andersoortige elementen?

De belangrijkste pijler van het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking is eigenlijk het gezagselement. Het is lastig een situatie voorstellen waarin de praktijkhouder geen gezag zou uitoefenen: geen aanwijzingen en instructie over hoe het werk uitgevoerd wordt. Sterker nog: dat gezag is vaak de basis van gezondheidsrechtelijke bepalingen om in de praktijk in gezamenlijkheid goede zorg te verlenen waarbij ieders rol helder is.

Levert deze ontwikkeling ook een financieel probleem op?

Ja, dat klopt, in de regel maken zelfstandige assistenten de zorg ook duurder, om een aantal redenen. Denk aan de hogere tarieven die zij op dit moment vaak vragen. Daar bovenop komen vaak nog omzetbelasting en bemiddelingskosten. Kosten die bij een vaste assistent niet aan de orde zijn. Een fikse extra kostenpost dus, met alle gevolgen van dien.

Waarom zien we dan toch steeds meer zzp-assistenten, als het niet goed past en duurder is?

Hiervoor zijn naar mijn beleving vier oorzaken te onderscheiden. Allereerst de onbekendheid met de regels bij de assistenten. En door het gebrek aan handhaving door de Belastingdienst is de grens wat wel en niet kan verder uit beeld geraakt. Zeker bij assistenten die voorheen zonder uitzondering in loondienst werkten. Het financiële voordeel voor de assistent noemde ik al. Denk naast het tariefsmatige element ook aan de fiscale voordelen: als zelfstandige maken zij aanspraak op extra aftrekposten. En tot slot, wellicht de belangrijkste: het huidige menskrachttekort in de zorg. Een praktijkhouder is vaak al lang blij een goede assistent in de praktijk te krijgen, de ‘zzp-pet’ wordt dan maar op de koop genomen. De vier genoemde elementen hangen onderling met elkaar samen en cumuleren de afgelopen jaren.

Zie je oplossingen?

Het vak in het algemeen en werken in loondienst in het bijzonder zou interessanter moeten worden. Dat zit minder in de uitoefening van het vak zelf, maar meer in de mix van minder onnodige regels, meer ontwikkelingsperspectief en een passende honorering. Het is belangrijk dat alle pijlers goed geladen worden. De dit jaar te verwachten hervatting van de handhaving van de Belastingdienst gaat ook helpen: dan wordt het duidelijker waar de grens tussen dienstverband en zzp-schap ligt.

Drs. ing. Erik M. van Dam is senior consultant VvAA

 

Lees meer over: Assisteren, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z
Werkplezier-is-het-beste-medicijn-tegen-ziekteverzuim

Werkplezier is het beste medicijn tegen ziekteverzuim

Het ziekteverzuim is de laatste tijd enorm toegenomen. Door corona zitten extra veel mensen ziek of in quarantaine thuis. Hoe kun je als mondzorgpraktijkhouder het beste omgaan met ziekteverzuim? Wat mag je wel en wat niet? Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu sprak Michel Fortman van VvAA hierover.

Urgentie

Verzuim is een hottopic en op het ogenblik met corona zelfs maatschappij-ontwrichtend. Dit is altijd een urgent onderwerp, maar nu nog extra. Verzuim levert altijd gedoe op en kost negatieve energie. Je praktijkvoering kan er door worden verstoord en degenen die niet ziek zijn, krijgen te maken met een hogere werkdruk. Daarnaast heeft verzuim een financieel aspect.
De mondzorg had in 2021 te maken met een verzuim van 5,6 à 5,7%. Zorgwekkend is dat lang verzuim (meer dan een maand) aan het toenemen is. Lang verzuim is vaak het voorportaal van de WIA.

Verzuim in drie fasen
Je kunt het hele proces van verzuim in drie fasen verdelen:

  • voor het verzuim;
  • tijdens het verzuim;
  • na het verzuim.

Voor het verzuim

Preventie is belangrijk. Werkplezier is het beste medicijn tegen verzuim! Dit gaat natuurlijk niet altijd op. Soms geven mensen voorafgaand aan het verzuim al signalen af: ze slapen slecht, komen te laat en zijn niet geïnteresseerd in het werk. Deze signalen moet je als leidinggevende op tijd oppikken. Tijd en aandacht voor het personeel is erg belangrijk. Je moet echt veel tijd vrijmaken om in contact te blijven. Ga bijvoorbeeld tussen de middag een kwartier lopen met individuele werknemers.
Als je op tijd de signalen oppakt, kun je misschien voorkomen dat het een medisch traject wordt.

Tijdens het verzuim

Als iemand zich ziek meldt, mag je niet naar medische gegevens vragen. Er zijn echter een aantal andere zaken die je wel mag vragen, zoals waar de werknemer te bereiken is, hoe lang het verzuim vermoedelijk gaat duren en welke lopende afspraken de werknemer heeft.
Als mensen eenmaal in verzuim zitten, is het belangrijk om sociaal contact te houden. Als er geen contact is, wordt de drempel om weer aan het werk te gaan steeds hoger. Bel daarom minstens eenmaal per twee weken. Het voorkomen van langdurig verzuim is in ieders belang.

Wet verbetering poortwachter

Bij langdurig verzuim krijg je te maken met de Wet verbetering poortwachter, waar voor de werkgever een aantal verplichtingen uit voortkomen. Zo moet je 104 weken salaris doorbetalen. In week 6 moet een probleemanalyse en in week 8 een plan van aanpak gemaakt worden. In week 42 vindt een melding bij het UWV plaats en in week 52 wordt het eerst ziektejaar geëvalueerd.
In het tweede jaar gaat de werknemer vaak terug naar 70% van zijn loon. Bij goedkeuring door het UWV mag je de werknemer na twee jaar ziekte ontslaan en krijgt hij of zij mogelijk een WIA-uitkering.

Na het verzuim

Als iemand zich beter heeft gebeld, hou dan nauwlettend in de gaten of hij of zij het werk echt weer aan kan. Als diegene zich na 28 dagen weer aan het werk geweest te zijn, weer ziek meldt, begint de periode van 104 weken salaris doorbetalen opnieuw. Als een medewerker zich beter meldt terwijl hij eigenlijk nog ziek is, neem dan zeker contact op met de bedrijfsarts of de casemanager. Als je twijfelt, kun je ook een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen. Hier kunnen zowel de werkgever als de werknemer de vraag voorleggen of iemand wel of niet arbeids(on)geschikt is. Hier zijn kosten aan verbonden, maar die zijn te overzien.

Kostenbeheersing

Ziekteverzuim brengt hoge kosten met zich mee. Het kost je als werkgever gemiddeld 260 euro per dag als een medewerker ziek is. Met preventie kun je deze kosten soms voorkomen. Bij problemen op de werkvloer of bij een hoge werkdruk kun je soms ingrijpen door middel van mediation of coaching.
Bij een arbeidsconflict kan het ook voorkomen dat een werknemer zich ziekmeldt. Als je in zo’n situatie vermoedt dat iemand niet fysiek ziek is, geeft dat dan tijdig door aan de arbodienst. Hoe langer het ziekteverzuim duurt, hoe moeilijker het is om terug te keren op de werkvloer.
Om de kosten te beheersen kun je ook een verzekering afsluiten. Let hierbij wel goed op wat er precies is verzekerd. Vraag hiervoor deskundige hulp.

Begeleiding

In een ziektetraject is de werkgever voor veel zaken verantwoordelijk. Een goede begeleiding is hierbij noodzakelijk. Trek daarom als werkgever tijdig aan de bel en vraag die begeleiding aan een arbodienst, reïntegratiebedrijf of verzekeraar. Zij kunnen ook helpen in het kader van preventie. Zoals gezegd zijn alle partijen daarbij gebaat .

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Verzuim. Hoe werkt het, hoe houd je het onder de duim?’ tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu door Michel Fortman, VvAA.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Personeel
Help, hoe kom ik aan een nieuwe medewerker

Help, hoe kom ik aan een nieuwe medewerker?

Dat er sprake is van een tekort aan tandartsen is al langer bekend. Maar door de huidige krapte op de arbeidsmarkt wordt het ook steeds lastiger om in de mondzorg aan andere medewerkers te komen. Hoe groot is dit probleem en wat moet je als praktijk doen als je op zoek bent naar nieuwe medewerkers? Dental INFO vroeg het aan een aantal betrokkenen.

Openstaande vacatures

Hoe lastig is het nu echt om nieuwe medewerkers te vinden? Tandarts Tom van Kan van tom tandheelkunde • mondzorg in Zaandam heeft al een paar maanden een vacature uitstaan voor een (paro)preventieassistent of mondhygiënist voor 9 tot 27 uur per week, maar heeft eigenlijk nog geen goede reactie gehad. “De reacties die we kregen zijn van personen zonder de juiste opleidingen en diploma’s.” Marjolein Beishuizen praktijkmanager bij Elementen Mondzorg in Borger heeft dezelfde ervaring. Bij haar praktijk zijn er op het ogenblik twee vacatures: een voor tandarts en een voor mondhygiënist. In de twee maanden dat de vacatures openstaan heeft ook zij nog geen enkele reactie gehad. “Dit zijn wij niet gewend, in het verleden werden de vacatures vrij snel vervuld. Nu blijkt wel dat er weinig tot geen kandidaten zijn. Dit hoor ik ook in mijn netwerk van praktijkmanagers in de regio.”

Ook de wervingsbureaus kunnen beamen dat het invullen van vacatures op het ogenblik lastig is.

Marlies van der Vooren van Dental Care Professionals ondervindt dat er eigenlijk voor alle functies veel vacatures zijn, dus zowel voor tandarts, mondhygiënist als voor tandartsassistent. “Kandidaten hebben het voor het kiezen. Vacatures in verouderde praktijken, die niet goed voldoen aan de huidige standaard, zijn moeilijk te vervullen. Tandarts-zzp’ers werken graag samen met collega’s. Een vacature voor een tandarts in een solopraktijk, waar bijvoorbeeld de eigenaar zelf geen tandarts is, of waar de tandarts-eigenaar nog maar weinig aanwezig is, is ook moeilijk te vervullen.”

Solange de Groot van SOdental en SOdenti bevestigt dat het momenteel inderdaad een gekkenhuis is. “Alle rollen binnen de praktijk worden gevraagd. Vooral diverse assistentes zijn erg moeilijk te vinden, zeker die zich ‘ouderwets’ voor langere tijd aan een praktijk willen verbinden en simpelweg betrokken zijn. Hoe dat komt? Allround assistentes zijn zich gaan ontwikkelen, waardoor de allround vacatures nu meer ‘vrij’ komen. Het is niet de best betaalde job, wat het beroep niet erg aantrekkelijk maakt voor de jongeren van nu. Ze hebben nu ook veel keus op de arbeidsmarkt en dan kiezen ze ergens voor waar ze het minstens zo leuk hebben, maar meer verdienen.” Tandarts Charlotte Jorna van Tandartsenpraktijk Jorna in Deventer heeft ervaren dat nieuwe assistenten het vooral belangrijk vinden dat het leuk en gezellig is. “Goede zijn moeilijk te vinden. Ik vrees dat er over een jaar of vijf een heel groot probleem komt.”

Oorzaken tekort mondzorgmedewerkers

Over een mogelijk tekort aan tandartsen door te weinig opleidingsplaatsen wordt al jaren gesproken. Dat er ook een tekort is aan mondhygiënisten is een recenter probleem. Hoe dat komt? Solange de Groot: “Los van het feit dat ook hier te weinig opleidingsplaatsen zijn, speelt corona nu ook een rol. Afgelopen 1,5 jaar zijn afspraken uitgesteld en verschoven en dit stapelt zich op. Agenda’s staan nu bomvol. Patiënten met een paro-probleem kunnen vaak niet volgens het behandelplan bij de mondhygiënist terecht en dat is ook nauwelijks in te halen. Dan wil en kun je prima een mondhygiënist bij je team voegen. Maar die zijn allemaal voorzien en werken op het ogenblik vaak ook al over. Daarnaast heeft iedereen binnen de praktijk extra druk ervaren ten tijde van corona. Ziekte, onrust en extra druk zorgt ervoor dat er een extra beroep op collegialiteit en flexibiliteit is of wordt gedaan.”

Marlies van der Vooren noemt het ook lastig dat in de mondzorg veel parttime gewerkt wordt. “Het is extra complicerend dat beschikbare dagen van kandidaten moeten aansluiten bij de werkdagen van de vacature. Soms worden de dagen van de vacature tijdens de procedure nog gewijzigd, waardoor een eerst passende kandidaat niet meer past. Het gebeurt ook regelmatig dat een kandidaat bij opzegging bij de huidige werkgever alsnog aangepaste voorwaarden krijgt om toch te blijven. En dat een procedure die afgerond leek te zijn, opnieuw moet worden opgestart. Bij tandartsassistenten wordt, meer dan in het verleden, gevraagd naar een diploma. Er worden minder mensen in de praktijk zelf opgeleid. Dat maakt de spoeling dunner.”

Werving nieuwe medewerkers

Er zijn natuurlijk verschillende manieren om nieuwe medewerkers te werven. Tom van Kan werft vooral online op websites zoals van de KNMT, dental INFO en Indeed. Marjolein Beishuizen heeft tot nu toe altijd naar de gratis vacaturesites gekeken en de vacatures met succes op onder andere KMNT, dental INFO, Indeed, LinkedIn en Facebook geplaatst. Charlotte Jorna werft niet meer: “Het kost alleen maar advertentiekosten en heel veel werk en een uitzendbureau is erg duur. Als er geen aanbod is, valt er ook niets te selecteren. Ik kijk nog wel op de Facebookgroepen die daar voor zijn.”

En als het niet lukt?

Wat gaan de praktijken doen als ze de huidige vacatures niet kunnen vervullen?

Tom van Kan heeft hier nog geen oplossing voor bedacht. “Mogelijk ga ik kijken naar een detacheringsbureau dat ertussen gaat zitten.” Marjolein Beishuizen heeft nu al te maken met erg volle agenda’s in haar praktijk. “Als het niet lukt om de vacatures in te vullen, zullen patiënten langer op een afspraak moeten wachten, maar dat willen we eigenlijk niet. Tot nu toe nemen we alle patiënten aan, maar misschien moeten we dan wel een wachtlijst of een patiëntenstop instellen. Bij ons zijn de mondhygiënisten in loondienst. We hebben bij ziekte weleens een zzp’er ingezet, maar die vroeg zo’n hoog percentage, dat dat voor ons verder geen oplossing voor de lange termijn is.”

Bij Charlotte Jorna heeft personeelstekort geleid tot herstructurering van de praktijk. “Ik heb een team gehad van acht medewerkers, maar gaandeweg heb ik contracten niet verlengd, omdat de kwaliteit onvoldoende was. Toen mijn beste preventieassistente zelf wegging, kon ik niet meer opleiden, omdat dat door een gediplomeerde assistente moet gebeuren. Ik kon daarna geen goede assistenten meer vinden. Zodoende ben ik, na de Covid-crisis en herstel van een nekhernia, alleen gaan werken en dat gaat best goed. Ik heb met mijzelf afgesproken alleen maar met mensen samen te werken waar ik echt 100% in geloof; anders begin ik er niet meer aan. Ik verwijs wel door naar vrijgevestigde mondhygiënistes. En ik heb een behandelkamer te huur, maar voor zichzelf beginnen doet ook vrijwel niemand meer … Waar is de vrouwenpower?”

Tips van de professionals

De wervingbureaus voor mondzorgpersoneel kennen de arbeidsmarkt als geen ander. Hebben zij nog tips voor de praktijken? Marlies van der Vooren: “Schakel voor de werving een goed gespecialiseerd bureau in. Zij hebben een groot netwerk. In dat netwerk zitten ook veel mensen die niet actief op zoek zijn naar een andere werkplek. Zij struinen geen vacaturebanken af, maar kunnen door het werving- en selectiebureau wel gericht benaderd worden. Bied realistische en marktconforme arbeidsvoorwaarden. De markt is schaars; kandidaten kunnen kiezen uit alternatieven. Het is daarom belangrijk om snel en slagvaardig een procedure te doorlopen. Iemand weken laten wachten op een meeloopdag of overeenkomst betekent vaak dat de kandidaat inmiddels al elders aan de slag kan gaan.”

Solange de Groot: “Naast het inschakelen van een bureau en het plaatsen van je vacature op vooral gerichte sites? Waardeer je huidige team door het uit te spreken en te laten zien. Probeer daarnaast wat creatiever met alles om te gaan. Vraag je medewerkers ook mee te denken en kijk of je ergens intern ruimte hebt. Alleen al door een uurtje langer open te gaan of aan het huidige personeel te vragen wat uren extra te werken. Uiteraard beloon je dit en denk je mee over bijvoorbeeld kinderopvang, vervoer, opleiding etc. Kijk ook welke taken van een ieders pakket je kunt uitbesteden aan derden of digitaliseer (nog) meer.

En wat de assistenten betreft? Denk nu al aan de toekomst! Probeer ruim te zitten in je personeel. Dit zorgt voor flexibiliteit en dus rust. Als je een leuk, geschikt iemand vindt die geen opleiding heeft, dan kun je die langzaamaan intern opleiden en een cursus laten volgen. Natuurlijk moet je hier wel ruimte en tijd voor maken. Als je die ruimte kunt creëren, adviseer ik dit zeker. Goede assistenten: je hebt er liever twee te veel dan een te weinig!”

Door Yvette in ’t Velt, met medewerking van:

Tom van Kan, tom tandheelkunde • mondzorg, Zaandam
Marjolein Beishuizen, Elementen Mondzorg, Borger
Charlotte Jorna, Tandartsenpraktijk Jorna, Deventer
Marlies van der Vooren, Dental Care Professionals l Werving en selectie, praktijkbemiddeling, HR advies
Solange de Groot, SOdental Werving en selectie & SOdenti de dentale vacaturebank, Bleiswijk

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Strategisch personeelsbeleid in de praktijk

Strategisch personeelsbeleid in de praktijk

Bij veel tandartsen is personeelsbeleid een ondergeschoven kindje. Ze hebben ooit gekozen voor tandheelkunde en zijn niet opgeleid om personeel te managen. Het opstellen van een personeelsplan kan een goed begin zijn voor een strategisch personeelsbeleid. Charlotte van den Wall Bake vertelde tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu hoe je dit kan doen.

Proactief of reactief zijn

Het is belangrijk om je te realiseren dat het succes van je praktijk wordt bepaald door je medewerkers. Een goede sfeer is daarom erg belangrijk. 68% van de mensen die ontslag nemen, gaan weg omdat ze zich niet gezien en gehoord voelen. Je hebt zelf de keus: ben je reactief of ga je proactief aan de slag? Als je reactief bent, ben je vooral bezig met problemen oplossen. Beter kun je proactief zijn en een personeelsplan opstellen als je dat nog niet hebt.

HR-strategie

Personeelsbeleid wordt tegenwoordig meestal aangeduid met de term HR (Human Resources). Je HR-strategie komt tot uiting in een weldoordacht plan dat consequent wordt uitgevoerd. Dit plan moet aansluiten bij je praktijkplan waarin de doelen van je praktijk zijn weergegeven. Een HR-strategie biedt houvast: als je je strategie (voor een deel) deelt met je medewerkers, dan weten zij wat de plannen zijn en waar ze aan toe zijn. Met een goed personeelsbeleid zorg je ervoor dat mensen zich kunnen ontwikkelen.

En HR-strategie levert veel op, zoals:

  • verbinding tussen je teamleden;
  • reductie van verzuim;
  • reductie van verloop;
  • duidelijkheid, kaders en richting;

Ontwikkelen HR-strategie

Met een HR-strategie kan je praktijk zich op een positieve manier onderscheiden van andere mondzorgpraktijken. Dit kan van pas komen als je nieuw personeel zoekt, vooral in regio’s waar schaarste heerst. Een HR-plan maak je niet even snel in je uppie. Je moet goed nadenken wat jouw visie op HR-strategie is. Bedenk voor welke deelgebieden je iets op papier wilt zetten en voor welke termijn. En heel belangrijk: betrek je teamleden erbij, want dan krijg je heel veel informatie. Vraag aan je teamleden bijvoorbeeld wat ze bij vorige werkgevers gehad hebben en waar ze behoefte aan hebben en laat je daardoor inspireren.

Ingrediënten voor je strategie zijn:

  • Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen binnen jouw praktijk?
  • Wat wil je met het menselijk kapitaal, nu en straks?
  • Is er een match tussen de agenda van de praktijk en het menselijk kapitaal? (Als je bijvoorbeeld investeert in een opleiding van een medewerker, dan moet er in de praktijk ook ruimte zijn diegene om werk te laten doen dat aansluit bij die opleiding.)
  • Wie doet wat en wie doet wat dus niet? (Maak een taakverdeling op HR-gebied, zodat het voor het personeel duidelijk is bij wie ze bijvoorbeeld hun verlofbriefje moeten inleveren.)

Onderwerpen HR-plan

In een HR-plan moeten aan aantal onderwerpen aan bod komen:

  • Introductie van medewerkers: het profiel van de praktijk en de functie, hoe de werving en selectie verloopt, hoe je iemand inwerkt en hoe je ervoor zorgt dat iemand zich thuis voelt.
  • Ontwikkeling: welke ontwikkelingsmogelijkheden er zijn voor de medewerkers, niet alleen op tandheelkundig vlak, maar ook op persoonlijk vlak en daarnaast ook welke mogelijkheden er zijn om feedback te geven.
  • Motivatie: bijvoorbeeld waardering, wordt er voldoende gecomplimenteerd binnen het team en hoe kun je dit stimuleren?
  • ‘Onderhoud’: wat doe je aan de sfeer? Als de sfeer slecht is, dan kan dit leiden tot verloop. Verder zitten daar zaken in als communicatie, ontwikkeling en arbeidsomstandigheden.

Randvoorwaarden

Een HR-plan moet altijd aansluiten bij de strategie en de kernwaarden van de praktijk. Als je bijvoorbeeld plannen hebt om de praktijk uit te breiden, moet je dit kunnen terugvinden in je HR-plan. Je moet duidelijk vastleggen wie binnen de praktijk verantwoordelijk is voor HR, bijvoorbeeld de praktijkmanager. Maak afspraken over wat aan wie gerapporteerd moet worden. Een HR-plan heeft alleen kans van slagen bij een gezonde praktijkcultuur. Als dit niet het geval is, bekijk dan eerst waar de onrust vandaan komt. HR kun je er niet zo maar een beetje bijdoen: maak er tijd voor vrij. Je hoef het plan niet in een keer te maken, faseren mag ook.

Continu proces

Het HR-plan is een continu proces. Als je de strategie hebt opgesteld, kun je hieruit de activiteiten afleiden die ondernomen moeten worden, zoals een teamuitje of het voeren van gesprekken. Daarna kijk je hoe die activiteiten ervaren worden door de medewerkers. Je ziet dan langzaam dat het gedrag gaat veranderen. Vervolgens ga je evalueren en begint de cirkel opnieuw. Je hebt namelijk nooit in een keer een perfect plan voor de komende jaren geschreven. Je past het plan dus steeds aan.

Maar wat doe je als je op weerstand stuit? Vaak als je met iets nieuws komt, raken personeelsleden in een negatieve emotie, die tot weerstand leidt. Dit komt meestal voort uit een eerdere ervaring. Ze gaan óf heel veel vragen stellen óf het vermijden. Je moet dan investeren in het krijgen van vertrouwen. Probeer commitment te creëren en zorg voor psychologische veiligheid.

Invoeren HR-plan

Het invoeren van je HR-beleid kun je in stappen doen. Het eerste jaar begin je bijvoorbeeld met een jaarplan met verbeteracties op de korte termijn, de ontwikkeling van een HR-visie en -strategie en het maken van een rolverdeling voor de HR-activiteiten. Het tweede jaar ga je dan verder met personeelsplanning, kwaliteitsmanagement en opleidingen en in het derde jaar richt je je op normen, waarden en ethiek. Een andere volgorde is natuurlijk ook mogelijk.

Onderdelen die je in je plan kunt opnemen zijn:

  • personele bezetting;
  • organisatieontwikkeling;
  • aankomende veranderingen;
  • organisatiestructuur;
  • arbeidsvoorwaarden;
  • ontwikkeling van personeel;
  • instroom- en introductiebeleid;
  • interne HR-processen.

Samengevat

Samenvattend gaat het bij het ontwikkelen van je HR-strategie om het volgende:

  1. Wees proactiefGeef houvast
  2. Bedenk wat je wilt
  3. Maak tijd
  4. Creëer commitment
  5. Zorg voor psychologische veiligheid
  6. Evalueer
  7. Investeer in de continue dialoog met je personeel

 

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie Strategisch personeelsbeleid in de praktijk door Charlotte van den Wall Bake tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu 2020.

Charlotte van den Wall Bake begeleidt mens en medische teams bij personele en teamvraagstukken. Als ervaren (team)coach en trainer ligt haar ervaring en expertise met name op het gebied van interpersoonlijke communicatie, gedrag en samenwerken. Ze biedt geen pasklare oplossingen, maar leert haar klanten ontdekken hoe ze zélf aan de slag kunnen. Het resultaat hiervan is dat mensen, teams en organisaties in beweging komen én blijven, met direct merkbare positieve consequenties. Sinds 2002 heeft Charlotte haar eigen bedrijf ‘Van den Wall Bake coaching’.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
vergoeding - geld -rechter

Wat is de transitievergoeding voor een spijtoptant?

Hoe zit het met de transitievergoeding als er geen sprake is van één voortdurend dienstverband, maar er sprake is geweest van een onderbreking in het dienstverband? Bijvoorbeeld indien een tandartsassistente haar dienstverband heeft opgezegd maar daarna toch weer terugkeert naar haar oude werkgever?

De transitievergoeding

Vanaf 2015 geldt er een wettelijk recht op een vergoeding als de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband met een werknemer te beëindigen, genaamd “de transitievergoeding”. Die vergoeding bedraagt één derde van een maandsalaris per gewerkt jaar. Alleen als er sprake is van “ernstig verwijtbaar handelen” aan de kant van de werknemer, is de werkgever deze vergoeding niet verschuldigd. De transitievergoeding moet wel binnen drie maanden na einde dienstverband door de werknemer worden opgeëist, omdat anders het recht op die vergoeding daarna is komen te vervallen.

De transitievergoeding en “pauzes” in het dienstverband

Hoe zit het als er niet sprake is van één voortdurend dienstverband, maar er sprake is geweest van een onderbreking in het dienstverband? Dan geldt de regel dat voorgaande arbeidsovereenkomsten die elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, meetellen voor de totale duur voor de berekening van de transitievergoeding.

Die regel lijkt en is ook helder, maar er zijn toch in bepaalde gevallen uitzonderingen op deze regel in de rechtspraak te lezen. Een interessante recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 2 maart 2021.

Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland d.d. 2 maart 2021

In deze zaak was de werknemer al bijna zes jaar in dienst bij de werkgever, maar de werknemer heeft vervolgens het dienstverband opgezegd per 1 juli 2019 vanwege een andere baan. Kennelijk beviel die andere baan niet goed, omdat de werknemer zich na twee maanden alweer bij de ex-werkgever meldde en aangaf toch weer terug te willen komen. Zo gebeurde het ook en de werknemer trad weer in dienst per 14 oktober 2019. Helaas was de hernieuwde samenwerking geen lang leven beschoren, want halverwege 2020 gaf de werkgever aan niet langer door te willen met de werknemer.

De werkgever startte een procedure op bij de Kantonrechter die op 2 november 2020 uitspraak deed. De Kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2021 en kende verder een transitievergoeding toe. Die vergoeding baseerde de Kantonrechter echter alleen maar op de periode vanaf 14 oktober 2019 en dus niet op de eerste datum van het eerdere dienstverband tussen partijen, zijnde 1 oktober 2013. Dat scheelde een flink bedrag aan transitievergoeding.

De werknemer had aangevoerd dat de tussenliggende periode korter was dan zes maanden en dus op grond van artikel 7:673 lid 4 BW de totale duur vanaf 1 oktober 2013 dient te worden meegenomen voor de berekening.

De Kantonrechter oordeelde echter dat het eerste dienstverband was geëindigd door de opzegging van de werknemer en er daardoor voor dat eerste dienstverband geen recht op een transitievergoeding was. Dat recht is er immers pas als de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband te beëindigen. Dat was niet het geval. Vervolgens oordeelt de Kantonrechter dat bovendien het initiatief om terug te komen, ook weer bij de werknemer lag. Als vervolgens het dienstverband alsnog eindigt op initiatief van de werkgever via de Kantonrechter, zou het niet billijk zijn als de werknemer door de letter van de wet alsnog recht zou hebben op een transitievergoeding over een periode waarin hij in eerste instantie géén recht had op een transitievergoeding.

Belangrijk is de bedoeling van de wetgever bij de regels voor de transitievergoeding. De wetgever heeft de transitievergoeding alleen willen toekennen aan een werknemer als de werkgever het initiatief neemt voor de beëindiging van het dienstverband. Als het eerder genoemde artikel 7:673 lid 4 BW in deze procedure strikt zou worden toegepast, leidt dat tot een uitkomst die in strijd is met de bedoeling van de wetgever. De rechter heeft dan de mogelijkheid om de werking van een bepaald artikel opzij te zetten, als dit in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.

En dat heeft de Kantonrechter in deze zaak ook gedaan en dus het eerdere dienstverband niet meegerekend bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding.

Zelfs “harde” regels zijn niet altijd even hard

Gezien deze uitspraak is het altijd belangrijk om niet alleen de wettelijke regels te kennen die gelden in onder andere het arbeidsrecht, maar ook om te beoordelen of in een bepaalde situatie die wettelijke regels wel “redelijk en billijk” zijn. Als dat niet het geval is, kan zelfs een harde regel in de wet opzij worden gezet. In dit geval lijkt ons dat een redelijke uitkomst.

Door:
Erwin Zondervan, advocaat gezondheidsrecht en arbeidsrecht bij Eldermans|Geerts.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Gesprek - sollicitatiegesprek - functioneringsgesprek, praten

Tips bij sollicitatiegesprekken

De kwaliteit van zorgverlening wordt met name bepaald door de kwaliteit van het team. Je hebt nooit 100% zekerheid, dat je een goede – of de beste – kandidaat aanneemt. Maar hoe kun je deze kans zo groot mogelijk maken? Daarvoor in dit artikel diverse tips voor het voeren van sollicitatiegesprekken.

Zorgverlening is teamwork, waardoor de kwaliteit van zorgverlening voor een groot deel wordt bepaald door de kwaliteit van het team. Uitdaging is díe medewerkers te werven, die de kwaliteit van het team omhoog ‘trekken’. Je hebt nooit 100% zekerheid, dat je een goede – of de beste – kandidaat aanneemt. Maar hoe kun je deze kans zo groot mogelijk maken? Daarvoor in dit artikel diverse tips voor het voeren van sollicitatiegesprekken.

Beoordelingscriteria

Een geanimeerd gesprek voeren met een kandidaat is misschien niet zo moeilijk, maar hoe kun je een kandidaat nu goed beoordelen. Veelal wordt het sollicitatiegesprek gehouden zonder duidelijke criteria voor het beoordelen van de kandidaat. Onderstaand diverse criteria waarmee de goede kandidaten van de zwakke kunnen worden onderscheiden.

  1. Generalisatie:
    Zwakkere kandidaten hebben de neiging hun ervaring te generaliseren en kunnen niet exact aangeven wat ze in een specifieke situatie geleerd hebben. Hoe specifieker de antwoorden, hoe sterker de kandidaat.
  2. Leermomenten:
    Zwakkere kandidaten vinden het moeilijk om uit te leggen wat ze geleerd hebben tijdens hun carrière. Ze neigen naar extremen in hun antwoorden – of ze antwoorden met dooddoeners of overdrijven juist heel erg. Sterke kandidaten zijn open over hun minder sterke kanten en fouten.
  3. Lange termijn visie:
    Zwakke kandidaten hebben een simpel beeld van mensen en hun baan. Sterke kandidaten beschrijven situaties veel diepgaander en genuanceerder.
  4. Het waarom:
    Minder goede kandidaten focussen vooral op ‘wat’ er gebeurd is en minder op het ‘waarom’. Ze vinden het moeilijk om te beschrijven of ze na een bepaalde gebeurtenis iets geleerd hebben en wat dat dan was. Sterkere kandidaten benadrukken het ‘waarom’ meer dan het ‘wat’.
  5. Interessegebieden:
    Zwakkere kandidaten zijn vooral gefocust op de concrete voordelen van de baan (promotiekansen, arbeidsvoorwaarden). Sterkere kandidaten vragen vooral naar de inhoud van de functie en de toekomst.
  6. Analytisch vermogen:
    Zwakkere kandidaten weten heel goed wat er fout ging, maar geven minder snel hun eigen rol daarbij toe. Sterkere kandidaten zijn in staat om zowel successen als mislukkingen te analyseren, inclusief hun eigen rol daarin.
  7. Zelfbewustzijn:
    Zwakkere kandidaten hebben geen goed beeld van zichzelf; ze overdrijven hun sterke kanten, proberen hun minder sterke kanten te verdoezelen en kennen hun eigen beperkingen niet goed genoeg. Sterke kandidaten hebben een goed en duidelijk beeld van hun sterktes, zwaktes en beperkingen.

10 Goede vragen

Om bovenstaande criteria goed aan bod te laten komen tijdens een sollicitatiegesprek is het belangrijk vooral open vragen te stellen en waar mogelijk door te vragen. Hierbij kun je denken aan de volgende voorbeeld vragen.

Algemeen/Praktijk:

  1. Wat was jouw meest uitdagende baan? Waarom? Wat heb je hiervan geleerd?
  2. Wat was jouw minst uitdagende baan? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
  3. Ben je ooit grote obstakels tegengekomen bij het nastreven van jouw doelen? Wat heb je toen gedaan? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
  4. Heb je weleens gefaald? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
  5. Heb je weleens iets fout gedaan in de omgang met anderen? Wat heb je daarvan geleerd?
  6. Wat was jouw beste leerervaring ooit? En wat jouw slechtste?
  7. In wat voor praktijk wil je graag werken?
  8. Wat vind je zo leuk aan het werken in een tandartspraktijk?
  9. Hoe moet jouw werkdag eruit zien om voldaan naar huis te gaan?
  10. Wat zou je over één jaar anders willen doen in je werk, wat je nu dus nog niet doet?

Past iemand in het team

Naast het beoordelen van de kandidaat op bovengenoemde criteria, is het verder belangrijk te beoordelen of iemand goed in het team past. Iets wat minder tastbaar is. Aan de hand van de volgende punten kun je deze vraag – enigszins – beantwoorden:

  • Laat een kandidaat gedurende een werkdag meelopen en laat het team ook een oordeel vellen. (Voelen zij een persoonlijke klik, is er wederzijds respect, etc.)
  • Laat de kandidaat merken heel graag onderdeel uit te willen maken van het team.
  • Laat de kandidaat merken zich aangetrokken te voelen tot de missie en kernwaarden van de praktijk.
    (Onder andere hiervoor is het dus goed de praktijkmissie en kernwaarden uit te schrijven.)

Motivatie vs. Vaardigheden

Binnen praktijken merk ik nog regelmatig, dat nieuwe medewerkers worden gezocht op basis van vaardigheden of beschikbare werkdagen. Echter, hiermee wordt de kwaliteit van het team niet vergroot. Mijn advies is vooral te zoeken naar medewerkers, die zich aangetrokken voelen tot de praktijk en graag onderdeel willen uitmaken van het team. Want als je werkt in een team waar je graag bij wilt horen en waartoe je je aangetrokken voelt, zal dit jou motiveren. En gemotiveerde medewerkers kunnen altijd nieuwe vaardigheden aanleren. Daarentegen kun je vaardige medewerkers niet zomaar motiveren.

Bekijk en download ook de documenten over Personeelsmanagement in de Dental Management Toolkit.

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Mondclinic Rotterdam

Vacature: Mondhygiënist Rotterdam

Wij zijn op zoek naar een nieuwe collega voor de MondClinic praktijk in Rotterdam. Ben jij een teamplayer? Wil je nieuwe dingen leren? Dan ben je bij ons aan het goede adres.

Wij zijn een mondhygiënepraktijk, er werken alleen mondhygiënisten en balie-assistentes. We werken met de nieuwste apparatuur. Zo hebben we sinds kort een röntgenapparaat. We werken volgens Guided Biofilm Therapy met de EMS master. En we werken sinds kort met spraak gestuurde parodontium statussen.

Fulltime: Nee

Uur per week: 24 – 28 uur

Praktijk: MondClinic, Koningslaan 285, 3067 TG Rotterdam

Functie-eisen: Mondhygiënist of laatste jaars Mondzorgkunde

Contactpersoon: Corina Julien

Enthousiast? Stuur dan jouw CV en motivatie naar info@mondclinic.nl  Wil je meer weten? Neem dan contact op met Corina Julien.

Lees meer over: Ondernemen, Partnernieuws, Partnernieuws, Personeel, Producten
Van-beoordelingsgesprek-naar-continu-feedback-geven

Van beoordelingsgesprek naar continu feedback geven

01In het verleden was het gebruikelijk om functionerings- en beoordelingsgesprekken te houden met je medewerkers. Volgens Charlotte van den Wall Bake zijn beoordelingsgesprekken niet meer van deze tijd. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelde zij waarom én hoe het dan wel moet.

Gebruikelijke cyclus

De gebruikelijke cyclus om met je medewerkers in gesprek te gaan, is al heel lang om twee keer per jaar een functioneringsgesprek te voeren en een keer per jaar een beoordelingsgesprek. Het functioneringsgesprek is daarbij gericht op heden en toekomst; het is een gelijkwaardige dialoog.

Het beoordelingsgesprek is terugblikken op het verleden; het is meer een monoloog van de leidinggevende.

Huidige tijd

De huidige tijd vraagt echter om een andere aanpak. Dat komt enerzijds door de schaarste op de arbeidsmarkt. Bijna alle tandartspraktijken hebben moeite met het aantrekken van personeel. Je moet dus aantrekkelijk zijn voor je personeel. Dat betekent tijd, aandacht en energie besteden aan de medewerkers, zodat ze zich gehoord en verbonden voelen.

Anderzijds heb je steeds meer te maken met millennials. Dit zijn mensen die tussen 1980 en 2000 zijn geboren en een andere stijl van leidinggeven vragen. Millennials zijn (nog) niet gewend om te falen, om ergens voor te hoeven vechten en willen steeds nieuwe dingen. Die moet je als praktijkhouder of manager dus op een andere manier aandacht geven.

Aandacht geven

Vroeger gaf je aandacht aan je personeel met een beoordelingsgesprek. Dat was niet een ideale situatie. Je keek naar het verleden en de een vertelde de ander wat er wel of niet goed was gegaan.

Kilian Wawoe heeft zeven jaar onderzoek gedaan naar wat teams tot topteams maakt. Hij heeft ontdekt dat door continu aandacht te geven aan de medewerkers de prestaties en medewerkerstevredenheid omhoog gaan. Het aantal burn-outs gaat naar beneden. Volgens hem maakt het beoordelen met cijfers medewerkers passief. Je kunt beter continu in dialoog gaan met de medewerker.

Functieprofiel

Als je een medewerker gaat werven heb je een functieprofiel nodig. Een functieprofiel bestaat uit vier onderdelen:

  1. een uitnodigend verhaal over je praktijk, omdat medewerkers tegenwoordig uit verschillende banen kunnen kiezen
  2. taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, kun je eventueel van de KNMT-site kopiëren

(wel controleren of het precies past voor je praktijk)

  1. benodigde kennis en competenties, opleiding en eventuele specialisaties
  2. wat je te bieden hebt: aantal uur, salariscategorie en dergelijk

Kandidaten screenen

Van de kandidaten die reageren kijk je in hoeverre het cv overeenkomt met het functieprofiel. Als een kandidaat niet helemaal voldoet, bijvoorbeeld omdat ze geen diploma heeft, of overgekwalificeerd is, ga daar dan over in gesprek. Misschien blijkt het toch een heel goede kandidaat te zijn, zeker in deze tijd van schaarste. Denk in kansen, maar maak wel heel duidelijke afspraken over wederzijdse verwachtingen. Die afspraken moeten altijd uitlegbaar zijn, ook naar de rest van het team.

Cyclus van gesprekken

Als iemand eenmaal is aangenomen, ga je een cyclus van gesprekken in. Geef continu feedback en ga in dialoog met de medewerker om te weten wat ze in haar hoofd heeft. Het gaat hierbij om kennen, kunnen en willen. Dus vraag je steeds af:

  • Wat kent zij?
  • Wat kan zij?
  • Wat wil zij?

Ambities

Naar het laatste punt wordt meestal niet gevraagd, maar dat moet je wel doen. Je kunt maar beter weten wat iemand wil. Onderzoek waar iemands ambities liggen en of en hoe die binnen de praktijk gerealiseerd kunnen worden.

Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de leidinggevende om de zelfkennis van de medewerker te laten ontwikkelen. Hiermee groeit ook de waardering van binnen en van buiten en het zelfvertrouwen van de medewerker, wat prettig is voor het team.

Alternatief voor beoordelingsgesprekken

Je kunt dus beter geen beoordelingsgesprekken meer houden. Probleem is wat je dan als alternatief voor dat beoordelingsgesprek moet nemen. Je kunt dan denken aan:

  • feedbackgesprekken;
  • reflectiegesprekken;
  • toekomstgesprekken;
  • tienminutengesprekken;
  • 360 gradenfeedbacksystematiek.

Waar het in feite om gaat, wat de crux is, is dat je continu in gesprek bent en blijft met je medewerkers, zodat je goed weet wat er speelt. Je kunt dan bovenop de ontwikkeling zitten en inspelen op de verwachtingen van de medewerker en van jezelf.

Nadenken over wat bij je past

Je moet er over nadenken wat bij jou past. Hoeveel tijd heb je voor gesprekken met medewerkers en wat hebben zij nodig? Jij bent degene die de medewerkers aandacht moet geven, zodat ze zich gezien en gehoord voelen. Hierdoor voelen ze zich meer betrokken bij de praktijk en nemen ze meer initiatief. Je moet preventief aandacht besteden, dat kost minder tijd dan wanneer je dat pas doet als er al iets aan de hand is.

Overweeg eens of je iedere maand een tienminutengesprek kan houden, zodat je in de preventiekant kan investeren. Die tien minuten gaan dan over het functioneren van de medewerker, gericht op heden en toekomst.

Verslaglegging

Als je een medewerker wilt ontslaan moet je een dossieropbouw hebben. Meestal ben je daar te laat mee. Daarom moet je van een functioneringsgesprek, een feedbackmoment of een tienminutengesprek altijd een verslagje maken. Dat kan heel kort zijn door alleen de besproken onderwerpen en de afspraken te noemen. Je kunt eventueel ook de medewerker zelf het verslag laten maken.

Reflectiegesprek

Bij een reflectiegesprek laat je de ander tot inzicht komen wat het effect is van zijn gedrag. Dat doe je door vragen te stellen (zonder verwijt) om daarmee de ander aan het denken te zetten. Daarna kun je vragen wat maakte dat hij zo reageerde. Vervolgens kun je vragen wat hij anders had kunnen doen, zodat de ander tot inzicht komt welke alternatieven hij had.

Je moet luisteren om te begrijpen, en zeker niet gelijk reageren op wat de ander zegt.

Als je nog beoordelingsgesprekken doet

Als je nog beoordelingsgesprekken doet, moet je je afvragen wat die gesprekken je brengen. Passen ze nog bij deze tijd, passen ze nog bij de medewerkers? Of is het tijd om te veranderen?

Je moet gaan nadenken over hoe je op een goede, gestructureerde manier met grote regelmaat aandacht kunt geven aan de medewerker, want dat hoort nu eenmaal bij je job.


Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Beoordelingsgesprekken zijn passé’ door Charlotte van den Wall Bake tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Nieuwe, interdisciplinaire onderzoeksgroep gaat zich richten op tandheelkundige materialen

Verdienen tandartsassistenten meer verantwoordelijkheid bij de inkoop van producten?

Stel je voor dat je een tandheelkundige bijeenkomst bijwoont, gewapend met een lange lijst met producten die je namens je tandartspraktijk kunt kopen in de tentoonstellingshal tijdens die bijeenkomst. Stel je voor dat je wordt verteld dat je de aankoop niet kunt voltooien vanwege de titel op je naambadge. Er staat “tandartsassistent”.

Deze situatie komt veel te vaak voor, volgens Jen Hawley Price, chef engagement en development bij de Dental Assisting National Board (DANB) en de DALE Foundation in de Verenigde Staten. Zij is bij de Dental Assisting National Board (DANB) en de stand van de DALE Foundation geweest tijdens een grote tandheelkundige conferentie toen een door DANB gecertificeerde tandartsassistent (CDA) hulp kwam zoeken. Ze woonde de conferentie bij om aankopen te doen namens haar tandartspraktijk en kreeg te horen dat ze haar tandarts naar de stand moest sturen omdat dit bedrijf in tandheelkundige producten niet kon verkopen aan tandartsassistenten.

74% van Amerikaanse tandartsassistenten beveelt producten aan

Volgens de DALE Foundation’s Value of Dental Assistants to the Dental Practice research, zei 74% van de Amerikaanse tandartsassistenten dat ze producten aanbeveelt, en 72% is betrokken bij het plaatsen van bestellingen van tandheelkundige producten. 42% van de tandartsassistenten doet dit werk zelfstandig voor hun tandheelkundige praktijk. Dat is veel koopkracht.

Ondanks een aanzienlijke koopkracht gaf slechts 60% van de tandartsassistenten aan dat ze een ontmoeting had met vertegenwoordigers van de tandheelkundige industrie. Er is een relatief grote kloof tussen degenen die betrokken zijn bij het ontmoeten van vertegenwoordigers en degenen die betrokken zijn bij het aanbevelen en / of kopen van producten. Assistenten mogen vaak wel bestellingen plaatsen, maar worden verder nog regelmatig uitgesloten van het inkoopproces.

De Amerikaanse tandartsassistenten nemen hun inkoopverantwoordelijkheden serieus. Misschien wordt het voor mondzorgfabrikanten, distributeurs en verkopers tijd om ook de koopkracht van tandartsassistenten serieus te nemen.

Wij zijn benieuwd: wie heeft er in jouw praktijk de verantwoordelijkheid over de inkoop en aanbeveling van producten? Vul de poll in.

Bron:
DrBiscupid

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Transitievergoedingen personeel bij praktijkbeëindiging: maak gebruik van de compensatieregeling

Transitievergoedingen personeel bij praktijkbeëindiging: maak gebruik van de compensatieregeling

Casus van een tandarts die jarenlang werkzaam is in de provincie Groningen en plotseling komt te overlijden. De erfgenamen van de tandarts besluiten de tandartspraktijk te beëindigen: het blijkt niet mogelijk de praktijk te verkopen of voort te zetten. De werknemers hebben recht op een transitievergoeding. Onder voorwaarden kan het UWV de transitievergoeding compenseren.

Casus

Stel: een tandarts is jarenlang werkzaam in de regio Delfzijl in de provincie Groningen. Plotseling komt hij te overlijden. Wegens een tekort aan zorgverleners in de regio is er geen kandidaat beschikbaar om de praktijk voort te zetten en het blijkt ook niet mogelijk om de praktijk te verkopen. De erfgenamen van de tandarts besluiten daarom de tandartspraktijk te beëindigen. Er moet dan veel geregeld worden, waaronder de situatie van het personeel. De arbeidsovereenkomsten van de werknemers van de praktijk moeten worden beëindigd wegens het vervallen van arbeidsplaatsen, als gevolg van de beëindiging van de onderneming. De werknemers hebben dan recht op de wettelijke transitievergoeding, zijnde 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar met een maximum van euro 84.000,– (voor 2021). Als het jaarsalaris van de werknemer hoger is dan dat bedrag, dan is een jaarsalaris het maximum in plaats van dat bedrag.

De onwenselijke situatie kan dan ontstaan dat de erfgenamen, die de erfenis “zuiver” hebben aanvaard, hun privévermogen moeten aanspreken om de verplichte transitievergoeding te betalen aan de werknemers. Als het gaat om werknemers die al lange tijd in dienst zijn, kan het totale bedrag aan transitievergoedingen fors oplopen.

Compensatieregeling

Zoals uit voorgaande casus blijkt, kan de transitievergoeding voor een onevenredig hoge financiële last zorgen bij kleine organisaties. Daarom is per 1 januari 2021 de Compensatieregeling bedrijfsbeëindiging in werking getreden. Een relatief kleine organisatie met minder dan 25 werknemers in dienst kan in geval van pensionering of overlijden van de ondernemer een verzoek voor compensatie van de transitievergoeding indienen bij het UWV. Om voor vergoeding in aanmerking te komen geldt een aantal voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn als volgt.

Voorwaarde: gemiddeld minder dan 25 werknemers

Allereerst moet het gaan om een organisatie met gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst in de tweede helft van het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de beëindiging van het dienstverband wordt verzocht. Als sprake is van een vof, een commanditaire vennootschap of maatschap dan kan het zo zijn dat de werknemer de arbeidsovereenkomst is aangegaan met slechts één vennoot of maat. Voor de berekening van het aantal werknemers wordt gekeken naar de onderneming in zijn geheel.

Voorwaarde: toestemming UWV

Daarnaast moet voor ten minste één werknemer toestemming zijn verleend door het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen voor het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming, dan wel dat de rechter de arbeidsovereenkomst van één werknemer heeft ontbonden op die grond.

Pensionering of overlijden

Als sprake is van pensionering, zal de compensatie worden verleend als de werkgever de AOW-leeftijd heeft bereikt of binnen zes maanden na indienen van het verzoek zal bereiken. Als sprake is van overlijden, wordt de compensatie verstrekt als het verzoek uiterlijk binnen 12 maanden na overlijden van die persoon is gedaan.

Hoe hoog is de compensatie?

Dan tot slot over de hoogte van de compensatie. De transitievergoeding wordt slechts eenmaal gecompenseerd en moet zijn betaald op of na 1 januari 2021. Bovendien wordt enkel de transitievergoeding gecompenseerd als de transitievergoeding in een bepaalde periode is betaald. De compensatie wordt namelijk alleen toegekend als de transitievergoeding is betaald in de periode tussen zes maanden voor het verzoek tot toestemming/ontbinding via het UWV of de kantonrechter, en de periode van negen maanden na de gegeven toestemming of ontbinding. Bovendien geldt dat als er aan de werknemer meer is betaald dan de wettelijke transitievergoeding, het meerdere niet zal worden vergoed door het UWV.

Complexe regelgeving

Als u al als ondernemer in de mondzorg voornemens bent om met pensioen te gaan, en er geen opvolger of overnemende partij is te vinden, krijgt u te maken met veel regelgeving, waaronder dus de verplichting om werknemers een transitievergoeding uit te betalen. Het is belangrijk om goed advies te krijgen over de beëindiging van de praktijk, zo ook over de mogelijkheid om bij het UWV compensatie te krijgen voor betaalde transitievergoedingen.

Door: Erwin Zondervan & Rosalie Geurtsen – www.eldermans-geerts.nl
Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Tip voor personeelsmanagement: Eerst wie, dan wat

Tip voor personeelsmanagement: Eerst wie, dan wat

Om een succesvolle praktijk op te bouwen en te behouden is personeelsmanagement cruciaal. dental INFO vroeg praktijkmanagementadviseur Sjoerd Kuiken naar zijn tip voor personeelsmanagement.

Binnen praktijken zijn er regelmatig wisselingen van personeel of worden teams uitgebreid. Er is dan ook een grote zoektocht naar personeel, doordat de vraag het aanbod overstijgt (zeker in de buiten Randstedelijke gebieden).

Daarnaast is mijn ervaring, dat soms binnen praktijken de zoektocht naar nieuw personeel er ook één is van ‘een nieuw poppetje’ op de vrijgekomen plaats. Hiermee bedoel ik, dat praktijken puur en alleen op zoek zijn naar ‘een persoon’ die op de gevraagde dagen kan werken. Oftewel, de beschikbare dagen van de kandidaat lijken belangrijker te zijn dan de persoon zelf.

De persoon achter de kandidaat

Mijn advies daarentegen is vooral te kijken naar de persoon achter de kandidaat en dan pas te kijken naar wat die persoon op dit moment aan capaciteiten en vaardigheden bezit. Oftewel, eerst wie en dan pas wat.

Dit wordt ook versterkt door het volgende:

  • Een medewerker die past binnen het team en de praktijk en hier graag onderdeel van wil uitmaken zal gemotiveerd zijn. Dit is veel meer van belang dan iemands vaardigheden. Je kunt een medewerker namelijk nauwelijks motiveren, terwijl nieuwe vaardigheden wel altijd aangeleerd kunnen worden.
  • De zorg wordt allang niet meer geleverd door alleen de tandarts, maar door het gehele team. Elke medewerker draagt hieraan bij. Dus investeren in de kwaliteit van de medewerkers betekent ook investeren in de kwaliteit van je zorgverlening.

Kortom, durf te kiezen voor kwaliteit

Dit betekent tevens, dat je als praktijkhouder het langere termijn belang van de praktijk ook voor het korte termijn belang durft te plaatsen. Kiezen voor kwaliteit kan namelijk betekenen dat een vacature op de korte termijn niet wordt opgevuld als zich geen kwalitatieve kandidaten melden. Hoe lastig dit soms ook is.

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Het team vertrouwen. Durf jij het aan

Het team vertrouwen. Durf jij het aan?

Ervaar jij als praktijkhouder ook een afwachtend team, dat geen verantwoordelijkheid neemt? En medewerkers die nauwelijks betrokken lijken en niet proactief zijn? Er zijn veel collega-praktijkhouders die dergelijke gevoelens ervaren. Als je weet waar de oplossing ligt, is vervolgens de uitdaging om daadwerkelijk te veranderen. Om de verandering te DURVEN aangaan. In deze serie wordt in elk artikel een nieuwe maatregel besproken, die wellicht ook voor jou opgaat. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag: “Durf jij het team meer vertrouwen te geven?”.

Als het vertrouwen ontbreekt

Wat is de oorzaak als een team afwachtend functioneert of als medewerkers nauwelijks betrokken en proactief zijn? Ik ervaar regelmatig – vanuit de praktijkhouder of praktijkmanager – een gebrek aan vertrouwen in het team.

Kenmerkend voor teams waarin het vertrouwen ontbreekt is als:

  • Medewerkers zwakheden en fouten voor elkaar verbergen.
  • Medewerkers aarzelen bij het vragen om hulp of het geven van opbouwende feedback.
  • Medewerkers aarzelen hulp aan te bieden buiten het terrein waarvoor ze verantwoordelijk zijn.
  • Medewerkers er niet in slagen vaardigheden en ervaringen bij anderen te herkennen en daarvan gebruik te maken.
  • Medewerkers tijd en energie verspillen bij hun pogingen hun doelen te realiseren.
  • Medewerkers wrokkig zijn.

Wat is vertrouwen?

Wat is vertrouwen eigenlijk? Vertrouwen staat voor de zekerheid van de teamleden dat de intenties van de praktijkhouder en hun collega’s goed zijn en dat men zich op zijn gemak voelt als men zich kwetsbaar tegenover elkaar opstelt. Daarmee blijft ‘vertrouwen’ een niet-tastbaar begrip.

Wat specifieker zijn de kreten die volgen als er naar ‘vertrouwen’ wordt gevraagd, zoals:

  • Eerlijkheid
  • Doen wat je zegt
  • Een goed gevoel
  • Betrouwbaarheid
  • Afspraak is afspraak

De kracht van vertrouwen

“En waarom zou ik mijn team dan wel vertrouwen? Wat levert het me op?”

Twee terechte vragen, die ik vanuit praktijkhouders en praktijkmanagers voorgelegd krijg. Oftewel, wat is eigenlijk de kracht van vertrouwen? Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van het Pygmalion-effect.

Op Wikipedia wordt het Pygmalion-effect als volgt beschreven: Het Pygmalion-effect is een fenomeen dat in het onderwijs kan worden geobserveerd en sluit aan bij de selffulfilling prophecy. Het effect houdt in dat leraren, soms onbewust, verwachtingen hebben van bepaalde leerlingen. Met deze verwachtingen sturen ze impliciet de prestaties van leerlingen. Deze sturing kan zowel in positieve zin (hoge verwachtingen leiden tot betere prestaties) als in negatieve zin (lage verwachtingen leiden tot slechtere prestaties).

Hoewel het Pygmalion effect zijn oorsprong kent in het onderwijs, zijn er meerdere studies naar gedaan in andere vakgebieden. En keer op keer blijkt: verwachtingen zijn machtige wapens. Als managers meer verwachten, presteren werknemers beter. Dergelijke positieve verwachtingen zijn dan uiteraard gestoeld op een positief vertrouwen.

Wat levert het op?

Vanuit deze ‘selffulfilling prophecy’ gedachte is duidelijk, dat het startpunt – het initiatief – bij de praktijkhouder of praktijkmanager kan liggen. De conclusie moge duidelijk zijn: het begint met vertrouwen.

Kenmerkend voor teams waarin er vertrouwen heerst is als:

  • Medewerkers hun zwakheden en fouten toegeven.
  • Medewerkers om hulp durven te vragen.
  • Medewerkers vragen en inbreng van anderen accepteren op terreinen waarvoor ze zelf verantwoordelijk zijn.
  • Medewerkers elkaar het voordeel van de twijfel gunnen, voordat ze tot negatieve gevolgtrekkingen komen.
  • Medewerkers verontschuldigingen aanbieden en die ook zonder aarzelen accepteren.
  • Medewerkers tijd en energie steken in belangrijke zaken en niet in politieke spelletjes.

Durf jij het aan?

Ondanks dat het niet grijpbaar is, staat ‘vertrouwen’ wel in de waarderingstop-3 van eigenschappen binnen (werk)relaties. Dus durf jij het aan om allereerst uit te gaan van het goede en het team jouw vertrouwen te schenken? Indien je iemand ten onrechte jouw vertrouwen hebt gegeven, kom je daar vroeg of laat wel achter. Indien je iemand ten onrechte niet jouw vertrouwen hebt gegeven, zal je daar nooit achter komen.

Als praktijkhouders en praktijkmanagers meer verwachten door het geven van hun vertrouwen, dan presteren werknemers ook beter. En als je medewerkers behandelt alsof ze verantwoordelijk en betrouwbaar zijn, dan zijn ze dat ook.

Bronnen:

De meeste mensen deugen. Een nieuwe geschiedenis van de mens. Rutger Bregman. De Correspondent, 2019. Blz. 314.
De 5 frustraties van teamwork. Hoe je ervoor zorgt dat het samenwerken leuk blijft. Patrick Lencioni. Business Contact, 2015. Blz. 175-178.

Lees ook: Een praktijkmanager aanstellen. Durf jij het aan?

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Een-praktijkmanager-aanstellen.-Durf-jij-het-aan

Een praktijkmanager aanstellen. Durf jij het aan?

Drukt het praktijkmanagement ook als een zware last op jouw schouders? Of ben je niet tevreden met het ‘reilen en zeilen’ in jouw praktijk? Er zijn veel collega-praktijkhouders die dergelijke gevoelens ervaren. Als je weet waar de oplossing ligt, is vervolgens de uitdaging om daadwerkelijk te veranderen. Om de verandering te DURVEN aangaan. In deze serie wordt in elk artikel een nieuwe maatregel besproken, die wellicht ook voor jou opgaat. Durf jij het aan te veranderen? Het eerste artikel in deze serie ‘Durf jij het aan?’ gaat over het aanstellen van een praktijkmanager.

De organisatiestructuur

De meeste medewerkers binnen het team houden zich vooral bezig met het primaire proces, namelijk het verlenen van zorg. Echter, een goed lopende praktijk komt – mede – tot stand door hoe het praktijkmanagement is ingevuld. Het wel of niet aanstellen van een praktijkmanager is hierin voor praktijkhouders vaak een dilemma.

Praktijken zonder praktijkmanager hebben daardoor bijna niet tot nauwelijks uren per week beschikbaar om als ‘smeermiddel’ in te zetten. In dat geval komt alle druk van het praktijkmanagement op de schouders van de praktijkhouder, wat veelal ook in de avonduren en weekenden wordt ingevuld.

Daarvoor is het goed om de rol of functie van een praktijkmanager niet als een kostenpost te zien, maar als een indirecte bron van inkomsten. Een rol die prima door de praktijkhouder te delegeren is. Want vergeet niet: elke praktijk heeft ‘smeermiddel’ nodig om goed te lopen.

Voorwaarden voor een praktijkmanager

Het aanstellen van een praktijkmanager is één. Het faciliteren van een juiste werkomgeving is vervolgens net zo belangrijk. Houd daarbij de volgende voorwaarden in gedachte:

  1. Eigen werkplek
    Een praktijkmanager moet de tijd en ruimte hebben om de werkzaamheden te doen, die losstaan van het primaire proces van de praktijk (het behandelen van patiënten). Zorg dus voor een eigen werkplek. Een praktijkmanager die zijn of haar werkplek heeft aan de balie is niet efficiënt. Thuiswerken daarentegen kan een hele goede manier zijn om rustig en ongestoord te kunnen werken.
  2. Voldoende uren per week
    Het goed organiseren van een praktijk vergt veel tijd. Tijd die de meeste medewerkers niet hebben, omdat zij zich primair met de zorgverlening bezighouden. Plan een praktijkmanager in voor voldoende uren per week, die ook effectief besteed worden. Dus voorkom dat de praktijkmanager de ‘vliegende keeper’ wordt bij uitval van medewerkers.
  3. Steun vanuit de praktijkhouder
    Het moet duidelijk zijn voor het team voor welke werkzaamheden de praktijkmanager verantwoordelijk is. De praktijkmanager is organisatorisch min of meer gepositioneerd tussen de praktijkhouder en het team. Op deze positie is het een voorwaarde, dat de praktijkmanager in zijn of haar werkzaamheden ook wordt gesteund door de praktijkhouder. Om zodoende autoriteit te hebben in de aansturing naar het team, zodat de praktijkhouder ook daadwerkelijk ontzorgd kan worden.
  4. Affiniteit met de werkvloer
    Verder is het belangrijk voor de praktijkmanager om kennis te hebben van tandheelkundige zorg (niet per se van tandheelkunde zelf dus) en ook regelmatig op de werkvloer aanwezig te zijn. Alleen dan ben je in staat om ook proactief de verbeteringen te zien.

Het aanstellen van een praktijkmanager zorgt voor een permanent ‘smeermiddel’ in de praktijk. Als de praktijkmanager in staat is zijn of haar werk goed te doen, word je minder als praktijkhouder geleefd en is de praktijk beter in staat soepel te draaien. Dit vraagt om het delegeren van werkzaamheden, dit vraagt om investeringen en dit vraagt om de juiste voorwaarden. Durf jij het aan?

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
medewerkers - organisatie

Hoe omgaan met lastige medewerkers?

Regelmatig hoor ik praktijkhouders ‘klagen’ over medewerkers. Een klaagzang over medewerkers die:

  • Kritische vragen stellen over de overuren.
  • Hun werkuren opeisen na een spoeddienst.
  • Nauwelijks bereid zijn om over te werken of voor collega’s in te vallen.
  • Etc.

Daarbij wordt het vaak al snel duidelijk, dat het om één of enkele specifieke medewerkers gaat.

Jouw invloed als praktijkhouder

Kortom, medewerkers die hun rechten opeisen en beperkt flexibel zijn. Twee factoren waar praktijkhouders over het algemeen een allergie voor hebben. Praktijkhouders ‘houden’ daarentegen voornamelijk van medewerkers die niet te veel lastige vragen stellen over arbeidsvoorwaarden en zich vooral flexibel opstellen. Echter, de betreffende medewerkers doen niets verkeerd.

Hoe ga je hier als praktijkhouder mee om? Hierover klagen brengt het jou en de praktijk niet verder. Wat je daarentegen wel kunt doen is om na te gaan waar wél jouw invloed als praktijkhouder mogelijk is.

Drie opties

In zijn algemeenheid kun je volgende drie opties overwegen:

1. Kijk welk gedrag je beloond.

Naast de klagende verhalen van de praktijkhouder, hoor ik ook de onvrede vanuit de medewerkers. Onvrede over bijvoorbeeld:

    • Het ontbreken van een vergoeding bij het op afroep beschikbaar zijn tijdens de spoeddienst.
    • Uitbetaald krijgen tot 17.00 uur, terwijl de laatste patiënt ook om 17.00 uur vertrekt (en er dus geen tijd wordt vergoed voor het opruimen).
    • Structureel overwerken tijdens lunchpauzes zonder hiervoor vergoed te worden.

De stelling is, dat je het gedrag krijgt wat je beloond. Wat ook zeker opgaat voor bovengenoemde voorbeelden. Mijn advies is je irritatie plaats te laten maken voor een kritische zelfevaluatie. En dan vooral door kritisch de geldende arbeidsvoorwaarden onder de loep te nemen en te beoordelen of dit ten grondslag kan liggen aan dergelijk gedrag. Zo ja, kijk hoe je het gedrag van de medewerker positief kunt beïnvloeden. Zo nee, ga verder met optie 2.

2. Accepteer de verschillen.

Elke medewerker is anders en gelukkig maar. Dat betekent wel dat de ene zich meer flexibel opstelt, een ander weer veel belang hecht aan de privé – werk balans en weer een ander veel belang hecht aan collegialiteit. Alleen al het accepteren van deze verschillen maakt het leven voor jou als praktijkhouder veel aangenamer. Daarnaast wordt het voor jou als praktijkhouder ook aangenamer door onderlinge discussies los te zien van de persoon zelf.

Probeer issues als hiervoor beschreven zo objectief mogelijk te benaderen door vooral en alleen de feiten in de discussie te betrekken. En niet het persoonlijke en de emoties. Praktijkhouders die in staat zijn om onderlinge discussies met medewerkers op een constructieve manier te voeren en deze los te zien van de persoon zelf, zullen een veel betere samenwerking bewerkstelligen. En wel omdat dergelijke discussies de onderlinge verstandhouding niet in de weg staat.

3. Focus vooral op de kwaliteiten van elke medewerker.

Iedereen heeft sterke en minder sterke kanten. En elke medewerkers levert dan ook weer op zijn of haar eigen manier een bijdrage aan het succes van de praktijk. Het levert jou als praktijkhouder – en ook de praktijk – veel meer op door vooral de kwaliteiten van een ieder te benadrukken en te benutten (in plaats van de zwakke punten en de irritaties).

Voor medewerkers geldt daarnaast, dat een werkplek waar zij hun kwaliteiten kunnen inzetten een veel meer motiverende werkplek is. Anders dan een werkplek waar je vooral wordt aangesproken en afgerekend op zaken waar je minder goed in bent of wanneer je een kritische vraag stelt.

Conclusie

Wees je ervan bewust dat in stressvolle situaties – die zich in praktijken relatief veel voordoen door de hoge werkdruk – altijd snel irritaties kunnen ontstaan. Het blijft een uitdaging deze constructief op te lossen. Allereerst door te kijken naar je eigen gedrag als praktijkhouder. Want daar ligt jouw invloed voor verandering.

Door:
Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Wil je graag ondersteuning hierbij, dan kan dat via één van mijn begeleidingstrajecten.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Actuele  zzp-plaatsbepaling voor de mondzorgpraktijkhouder

Actuele zzp-plaatsbepaling voor de mondzorgpraktijkhouder

Kunt u het nog volgen? Sinds de afschaffing van de VAR, serveert Den Haag op zzp-gebied ongeveer evenveel af als het heeft  voorgesteld. Hierdoor ontstaat er voor zowel zzp’er als praktijkhouder een mistig speelveld. Ook voor VAR-opvolger DBA, het regime met de modelovereenkomsten, stond  alweer een opvolgend systeem klaar.  Ook dit bleek het eerder deze maand echter niet te halen: beide wetsonderdelen ervan zijn inmiddels van tafel.

Vanaf de herfst wordt slechts voorzichtig geëxperimenteerd met een nieuwe ‘opdrachtgeversverklaring’.  Is er dan de facto weinig veranderd sinds het VAR-tijdperk? Wel degelijk: de handhaving is sinds 1 januari dit jaar wat  opgeschroefd.

 Zelfstandig of niet?

Het belang voor de mondzorg is helder: in Nederland werken er totaal  zo’n kleine 5.000 tandartsen en mondhygiënisten als zzp’er. Praktijkhouder en zzp’er gaan er daarbij van uit dat laatstgenoemde als zelfstandige werkt. En dat hij dus, anders dan een werknemer, zelf verantwoordelijk is voor – bijvoorbeeld – de risico’s van arbeidsongeschiktheid en gebrek aan werk. Maar ook voor de opvang van klachten en aansprakelijkheid voor zijn handelen. Dat betekent dat de praktijkhouder geen loonheffingen (loonbelasting en sociale premies) inhoudt. Los van deze intentie van partijen is het uiteindelijk echter aan de belastingrechter, of de civiele rechter als het arbeidsrechtelijke zaken betreft, om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van zelfstandigheid van de zzp’er. Dat betekent dus bijvoorbeeld dat bij een mogelijke controle, de Belastingdienst op basis van feiten en omstandigheden kan vaststellen dat er wel degelijk sprake is van een dienstbetrekking en dus niet van zelfstandigheid. Met alle gevolgen van dien: denk aan naheffingen voor de werknemersverzekeringen voor onder meer werkloosheid en ziekte (WW en WIA) en mogelijke boetes.

In de papieren

Deze situatie levert onzekerheid op: het kan voor de praktijkhouder behoorlijk in de papieren lopen, omdat dan met terugwerkende kracht gecorrigeerd wordt. Maar ook voor de zzp’er: zijn ondernemerschap voor de inkomstenbelasting kan daardoor op het spel komen te staan. En daarmee ook de financieel aantrekkelijke belastingfaciliteiten, zoals zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling. En in het meest vergaande geval ook de zakelijke kostenaftrek, denk aan de ‘auto op de zaak’.

Duidelijkheid vooraf

Partijen willen daarom graag vooraf duidelijkheid hebben over de status van de zzp’er: buiten dienstbetrekking, ofwel zelfstandig, of niet? Daarvoor heeft de overheid in Nederland de afgelopen decennia diverse regimes ontworpen. De eerste was in 2002 de VAR (Verklaring arbeidsrelatie): een opdrachtgever kon een zzp’er met de beschikking ‘VAR-Winst uit onderneming’ van de Belastingdienst op zak zonder risico in zijn praktijk verwelkomen. Dat hielp enorm: de praktijkhouder hoefde niet meer bang te zijn voor de gevolgen als de belastinginspecteur de situatie in de praktijk anders beoordeelde dan de contractspartijen.

 VAR in de ban door schijnzelfstandigheid

De positieve effecten van de VAR waren zeker na de toevoeging van de absolute vrijwaring voor naheffingen voor de opdrachtgever in 2005, evident. Het gaf de gewenste duidelijkheid vooraf aan opdrachtgevers en werkte prima voor een groot deel van de arbeidsmarkt. Door ongewenste effecten aan de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt wilde Den Haag echter af van de VAR. Post- en maaltijdbezorgers werden in een rol als (schijn)zelfstandige gedrukt en werkten tegen (te) lage tarieven, veelal zonder verzekering tegen de belangrijkste arbeidsrisico’s. De onwenselijkheid hiervan werd maatschappij-breed gedeeld. De Wet Deregulering arbeidsrelaties (DBA), in 2016 van kracht, moest dit gaan oplossen. De oude schoenen, en daarmee de positieve effecten van de VAR, werden daarmee al afgeschreven voordat er goed en wel zicht was op ‘het loopvermogen’ van de nieuwe.

Ook opvolger DBA al snel in onmin

Bij de DBA moest met de door de Belastingdienst beoordeelde modelovereenkomsten vooraf duidelijkheid komen over het werken buiten dienstbetrekking. Werken met én conform zo’n ‘goedgekeurde’ overeenkomst betekent zelfstandigheid. Maar de inspecteur kon wel weer een oordeel hebben of er daadwerkelijk conform de overeenkomst wordt gewerkt. Geen absolute vrijwaring meer dus en geen échte duidelijkheid meer vooraf. De praktijkhouder hing dus mogelijk weer een naheffing boven zijn hoofd. Met onzekerheid en terughoudendheid tot gevolg. In 2016, vóór de parlementaire goedkeuring van de DBA, uitte VvAA daarom stevig haar zorgen over de gevolgen van het voorgenomen nieuwe regime voor de smeeroliefunctie die zzp’ers vervullen in de gezondheidszorg. Zzp’ers zijn immers van groot belang om snel te kunnen voorzien in aanvullende of vervangende capaciteit. Belangrijk voor het borgen van de continuïteit en kwaliteit van de zorg.

Eerdere en bestaande regimes

Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Modelovereenkomst voor mondzorgverleners

Toen de DBA toch in werking trad, stelden VvAA, ANT, KNMT, NVM en ONT voor de betreffende beroepsgroep op maat gemaakte modellen op. Daarmee kunnen  praktijkhouder en mondzorg-zzp’er eenvoudig hun eigen samenwerking  vastleggen. Deze overeenkomsten zijn door de Belastingdienst positief beoordeeld voor het werken buiten dienstbetrekking. Ze zijn als zodanig beschikbaar op de site van de Belastingdienst

 Nieuw regime in aantocht

Al snel bleek ook de DBA geen Haarlemmerolie en vond Den Haag het tijd voor iets nieuws. In het regeerakkoord van 2017 waren daarom al de hoofdlijnen van een nieuw regime geschetst dat de DBA moest vervangen. De kern daarvan bestaat uit de Opdrachtgeversverklaring: een webmodule van de Belastingdienst die op basis van door de opdrachtgever beantwoorde vragen een uitspraak doet over het al dan niet werken buiten dienstbetrekking. Daarnaast zijn er twee wetsonderdelen. De eerste om de ‘bovenkant’ van de arbeidsmarkt, met een uurloon boven de €75,-, meer ruimte voor zelfstandigheid te geven (Wetsvoorstel zelfstandigenverklaring). De andere om de onderkant van de arbeidsmarkt, met een uurloon onder de €16,  meer bescherming te bieden (Wet minimumbeloning zelfstandigen). Over beide wetsonderdelen was inmiddels zoveel te doen dat minister Koolmees op 15 juni, in zijn vijfde voortgangsbrief aan de Tweede Kamer, aangaf de ontwikkeling ervan te stoppen.

Ook over de webmodule is veel discussie geweest. Deze wordt  waarschijnlijk na deze zomer als pilot in gebruik genomen. Hiervoor is geen goedkeuring van het parlement nodig. Of er ooit sprake zal zijn van een daadwerkelijke ingebruikname na de pilot is nog maar de vraag. Eind dit jaar wordt hierover meer duidelijk aan de hand van een evaluatie van de pilot.

Nieuwe regime
Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Modelovereenkomsten behouden waarde

VvAA en diverse andere beroepsorganisaties waaronder KNMT hebben er stevig op aangedrongen dat de bestaande modelovereenkomsten hun (fiscale) waarde blijven behouden, desnoods naast de opdrachtgeversverklaring. Dit is van groot belang: de webmodule houdt namelijk onvoldoende rekening met de zorgsector en is voor het zzp’en in de zorg nauwelijks  bruikbaar. In de modelovereenkomsten zijn de nuances van de uitoefening van de mondzorg, bijvoorbeeld op basis van specifieke zorgwetgeving, wél zorgvuldig verwerkt. Ook scheelt het administratieve lasten als de modelovereenkomst haar fiscale waarde behoudt. Een overeenkomst sluit men immers vaak toch al, puur om de onderlinge samenwerking op een goede wijze vast te leggen. Maar ook omdat de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) erin opgenomen is op een wijze die is afgestemd met de Belastingdienst en het ministerie van VWS. Het scheelt dan als niet ook nog eens een keer opdrachtgeversverklaring aangevraagd moet worden.

U vindt de overeenkomsten op Belastingdienst.nl . Onder ‘Gezondheids- en welzijnszorg’ zijn alle overeenkomsten te downloaden: de overeenkomsten van  praktijkwaarneming, voor tijdelijke vervanging van de praktijkhouder, en de overeenkomsten van praktijkmedewerking, voor tijdelijke extra capaciteit in de praktijk.


Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Handhaving opgevoerd

Verandert er dan per saldo niks, op de mogelijke toevoeging van de opdrachtgeversverklaring na? Jawel; sinds 1 januari 2020 heeft  de Belastingdienst de handhaving opgevoerd. De dienst krijgt nu de ruimte om in de praktijk te controleren op de zelfstandigheid van zzp’ers. Iets dat lang uitgesteld werd. Nu wordt het gebruik van en vooral het ‘werken conform’ de modelovereenkomst nog belangrijker. Welk oordeel velt de inspecteur bij een controle? Hoe beoordeelt hij de feiten en omstandigheden in de praktijk? Dat moet gaan blijken. Men kan nu daadwerkelijk praktijken bezoeken, heeft daarvoor ook extra handhavingscapaciteit. De eerste paar bezoeken hebben we in februari dit jaar, voor het uitbreken van de coronacrisis, gezien. Mogelijk volgen er meer na deze zomer.

Dit moet serieus genomen worden, uiteraard, maar is niet direct reden tot paniek. Het betreft namelijk geen reguliere handhaving en de Belastingdienst werkt met een getrapte opbouw. Dit jaar doet men eerst een oriënterend bedrijfsbezoek. Mocht er op basis daarvan reden toe zijn, dan volgt een zogenoemd boekenonderzoek. Als uit dat onderzoek blijkt dat er in dienstbetrekking wordt gewerkt, en de zzp’er dus niet zelfstandig is, dan krijgt de praktijkhouder een aanwijzing. Pas als hij de arbeidsrelatie niet binnen een redelijke termijn anders invult, dan volgt een correctie van loonheffingen en sanctionering. Op z’n vroegst is vanaf januari 2021 de reguliere handhaving aan de orde. In zijn voortgangsbrief aan de Tweede Kamer geeft Koolmees echter al aan dat dit mogelijk verder uitgesteld wordt.

Geen reden tot paniek dus, maar zeker goed om de overeenkomst eens op tafel te leggen en samen te zien of deze aansluit bij de daadwerkelijke werkwijze in de praktijk.

Ook praktijkhouders in de mondzorg gaan minder met zzp’ers  werken

Praktijkhouders in de mondzorg werkten, net als de meeste andere praktijkhouders in de eerstelijns zorg, in 2019 meer met zzp’ers dan in de jaren daarvoor. Voor de mondzorg 73% in 2019 tegen 60% daarvoor, voor de gehele eerstelijns zorg 63% tegen 58%. Dit percentage zal naar verwachting dalen: nog maar 46% van de praktijkhouders verwacht in 2020 met zzp’ers te werken. Dat blijkt uit VvAA-onderzoek in december 2019. In 2019 werd in de mondzorg dus ruim bovengemiddeld met zzp’ers gewerkt. Opvallend genoeg zagen we dat de verwachting om in 2020 met zzp’ers te werken juist láger lag dan bij de gehele eerstelijns zorg.

Praktijkhouder in 2020 minder vaak aan de slag met zzp'er
Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Praktijkimpact zzp-ontwikkelingen ongewis

De veronderstelling is dat mondzorgpraktijkhouders wat beter op de hoogte zijn van de recente zzp-ontwikkelingen dan de praktijkhouders in andere beroepsgroepen. Hun beroepsorganisaties zijn over het algemeen vrij actief in de communicatie hierover. Mogelijk speelt dat een rol in hun terughoudendheid over het werken met zzp’ers in dit jaar. Dat zien we overigens geenszins terug als we praktijkhouders zelf vragen in hoeverre ze het eens zijn met de stelling dat ze ‘een goed beeld hebben van wat de recente ontwikkelingen rondom het werken met zzp’ers betekenen voor hun praktijk.’ De mondzorg scoort daar, in lijn met de andere beroepsgroepen, erg zuinig: een kwart (25%) is het (helemaal) eens met de stelling. Waarvan slechts 3% helemaal eens.


Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Lastige tijd voor praktijkhouder én zzp’er bij uitbraak coronavirus

De uitbraak van het coronavirus zette ook de mondzorg volledig op z’n kop. Omdat er nauwelijks patiënten kwamen, stortte de praktijkomzet in. De ondersteuningsregelingen voor praktijkhouders zijn niet altijd voldoende voor de vaste praktijkkosten, laat staan dat er in zulke gevallen dan nog inkomensruimte is. Maar ook veel zzp’ers die voor hen werken, hebben sinds de uitbraak van het coronavirus een zware tijd. De grondslag van de honorering van een zzp’er is in de regel immers de omzet die hij voor de praktijk maakt. Zonder werk ontstaat al snel ook een acuut probleem voor zijn inkomen. Veel meer dan een beroep doen op eigen reserves en de speciale bijstandsregeling (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers, Tozo) is vaak niet mogelijk.

Bij lopende opdrachten is de honorering waar de zzp’er nog recht op heeft afhankelijk van wat daarover in de overeenkomst tussen zzp’er en praktijkhouder is geregeld. Maar los van wat er wettelijk geldt en wat er in de overeenkomst staat, is het heel belangrijk om samen te bespreken wat je als praktijkhouder en zzp’er voor elkaar kunt betekenen. Zeker als je nu de praktijkvoering weer op gang is gekomen verder wilt met elkaar en er enorm veel werk verzet moet worden. In dat perspectief is niet de korte termijn, maar de middellange termijn minstens zo belangrijk.

Het devies is dus: heb oog voor elkaars belangen, luister goed naar elkaar, kijk wat er mogelijk is om elkaar overeind te houden. Praat er samen over, in alle openheid en redelijkheid.

Inmiddels is ook bekend dat Zorgverzekeraars Nederland (ZN) verwacht dat praktijken die gebruik maken van de ZN-ondersteuningsregeling (de continuïteitsbijdrage) daaruit in beginsel ook de zzp’ers betalen, in geval van ‘structureel gebruik maken van zzp’ers’. Zie ook de beantwoording van de veel gestelde vraag daarover die ZN op hun Q&A-pagina heeft opgenomen. Ook dit geeft overigens geen eenduidig recept hoe dit exact in te vullen.

Door:
Drs. ing. Erik M. van Dam, senior consultant VvAA

Lees meer over: Ondernemen, Personeel, ZZP-er
baby

Langer geboorteverlof vanaf 1 juli 2020

De verlenging van het geboorteverlof, ook wel kraamverlof, vaderschapsverlof of partnerverlof genoemd, wordt mogelijk gemaakt door een aanvullende uitkering van het UWV. Partners die op of na 1 juli 2020 moeder of vader zijn geworden, kunnen namelijk maximaal vijf weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Het gaat hierbij om vijf maal het aantal werkuren per week. Als iemand in een week 32 uur werkt, kan er dus 5×32=160 uur opgenomen worden.

Deze uren kunnen naar eigen inzicht worden opgenomen, op voorwaarde dat de gebruikelijke week geboorteverlof al is opgenomen en de uren binnen 6 maanden na de geboorte van het kind worden opgenomen.

Huidige situatie

In de huidige situatie (sinds 1 januari 2019) krijgen partners slechts eenmaal het aantal werkuren per week als geboorteverlof. Ook deze uren kunnen naar eigen inzicht opgenomen worden, maar dit moet wel gebeuren binnen vier weken na de geboorte. Aan deze regeling veranderd dus niks. Het enige wat per 1 juli verandert, is dat partners de mogelijkheid krijgen om daar bovenop nog eens aanvullend geboorteverlof op te nemen.

UWV-uitkering in plaats van salaris

Wanneer er aanvullend geboorteverlof wordt aangevraagd, wordt er geen salaris uitbetaald aan de partner (zoals dat bij het ‘normale’ geboorteverlof wel gebeurd). In plaats daarvan moeten werkgevers voor hun werknemers bij het UWV een uitkering aanvragen over de verlofperiode.

Deze uitkering bedraagt maximaal 70% van het dagloon. Vervolgens heeft de werkgever de mogelijkheid om dit op te hogen tot het oorspronkelijke salaris.

 

Bron:
Rijksoverheid

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
werkoverleg

Tips voor effectief werkoverleg

Samenwerken in een praktijk vraagt om onderlinge coördinatie en overleg. Voor breder overleg is het goed met het team om de tafel te zitten. In dit artikel vind je 10 praktische tips voor een effectief werkoverleg resulterend in een betere samenwerking binnen het team en hogere betrokkenheid van medewerkers.

Samenwerken in een praktijk vraagt om onderlinge coördinatie en overleg. Eén-op-één overleg kan direct op de werkvloer gebeuren. Voor breder overleg is het daarnaast goed met het team om de tafel te zitten. Iets wat binnen de meeste praktijken ook periodiek gebeurt. De toegevoegde waarde van het werkoverleg wordt daarbij niet bepaald door de frequentie of de tijdsduur, maar in hoeverre het overleg effectief wordt ingevuld. In dit artikel daarom 10 praktische tips voor een effectief werkoverleg resulterend in een betere samenwerking binnen het team en hogere betrokkenheid van medewerkers.

Doelstelling werkoverleg

Om te komen tot een effectieve invulling van het werkoverleg is het allereerst belangrijk om de doelstelling van een overleg helder voor ogen te hebben. Algemene doelen zijn:

  1. Het nemen van beslissingen (/ het maken van werkafspraken)

  2. Het delen van informatie

Belangrijke kenmerken van een werkoverleg zijn dan ook:

  • Er wordt de tijd genomen voor overleg zonder te worden gestoord

De tijd nemen wil overigens niet betekenen, dat een overleg onnodig lang moet duren. In een kwartier kun je ook effectief overleg houden.

  • Medewerkers hebben inspraak

Actief inspraak geven aan medewerkers vergroot de betrokkenheid en het uitwisselen van ervaringen maakt het mogelijk om de kwaliteit van het werk te verbeteren.

Een werkoverleg is daarmee iets anders dan een brainstorm. Wikipedia geeft hier de volgende definitie van: “Brainstormen is een creativiteitstechniek met als doel snel, veel nieuwe ideeën over een bepaald onderwerp of vraagstuk te genereren.” Hoewel er misschien overlap lijkt te bestaan tussen het werkoverleg en een brainstorm is er wel degelijk een duidelijk onderscheid. Inzicht in dit onderscheid zorgt ook al voor een effectievere invulling van het werkoverleg. Bijvoorbeeld alleen al door niet meer ellenlang ideeën te delen tijdens een overleg zonder duidelijke conclusie aan het eind.

Praktische tips

Hieronder 10 praktische tips om te komen tot een effectief werkoverleg. Daarbij zul je zien, dat sommige tips ingaan op het overlegmoment zelf en andere tips betrekking hebben op de opvolging. Niet gek uiteraard, want de effectiviteit van het overleg wordt natuurlijk mede bepaald door waarin het overleg resulteert.

  1. Bereid de te bespreken punten goed voor

    Een goede voorbereiding is het halve werk. De voorbereiding bestaat uit het opzetten van een duidelijke agenda, waarvan onderliggende informatie ook is voorbereid.

  2. Begin op tijd

    Iedereen reserveert tijd voor het overleg, dus is het belangrijk om op tijd te beginnen. Door te wachten op de laatkomers, worden zij min of meer hiervoor beloond (wat natuurlijk niet de bedoeling is).

  3. Kies een voorzitter

    Het kiezen van een voorzitter is één, maar belangrijker nog is dat de voorzitter ook in staat moet zijn het overleg effectief te leiden. Belangrijke punten zijn onder andere het volgen van de agenda, het geven van inspraak en het komen tot een beslissing.

  4.  Kies een notulist

    Ook hier geldt weer, dat de notulist wel in staat moet zijn een duidelijk verslag te schrijven, dat kort en bondig is en voorzien van actie- en beslispunten.

  5. Werk notulen snel na het overleg uit

    Een ander belangrijk punt voor de notulist is, dat de notulen kort na het overleg worden uitgewerkt. En dat de besproken actiepunten direct na het overleg worden opgepakt. ‘Er kort op zitten’ heeft direct effect op de effectiviteit van het overleg.

  6. Houd je in het overleg aan de opgestelde agenda

    Belangrijke rol voor de voorzitter is om de agenda te volgen. In die overleggen waar dit niet goed gebeurt, is er veelal sprake van een brainstorm. Gestructureerd de agenda volgen zorgt voor duidelijkheid en draagt bij aan een efficiënte tijdsbesteding.

  7. Benoem vooraf de eindtijd (en de geplande tijd per agendapunt bij een volle agenda)

    Door vooraf de eindtijd te benoemen weet een ieder wat hij of zij kan verwachten. Door deze maatregel worden overleggen niet alleen korter, maar dwingt het iedereen ook om in discussies tot een conclusie te komen.Is een discussie nog niet ten einde maar de tijd wel, dan moet de voorzitter ingrijpen. In de meeste gevallen is het verstandig deze discussie in een apart overleg en met een kleinere groep voort te zetten.

  8. Breng oplossingen in

    Verzoek aan de deelnemers is om niet zozeer problemen in te brengen, maar vooral oplossingen. Medewerkers mogen wel problemen aankaarten, maar het is vervolgens belangrijk hen te stimuleren direct ook met oplossingen te komen. Het lijkt erg op elkaar, maar kan een wereld van verschil betekenen. Het – alleen – inbrengen van problemen is namelijk destructief, terwijl het aankaarten van oplossingen juist productief is en zorgt voor betrokkenheid.

  9. Haal het sociale aspect uit een overleg

    Een overleg verliest zijn effectiviteit als het moment ook wordt gebruikt vanuit sociaal oogpunt. Uiteraard is de sociale component ook belangrijk binnen een team, maar door beide los te koppelen gaat het niet ten koste van de effectiviteit van het overleg.

  10. Schaf de rondvraag af

    Tijdens de rondvraag kunnen mensen punten inbrengen, die niet op de agenda staan. Dit is niet nodig. De nieuwe agendapunten kunnen beter meegenomen worden naar het volgende overleg. Daarnaast kost een rondvraag veel tijd, omdat sommigen nog even – zonder enig doel – een zegje willen doen. Afschaffen dus.

Tot slot

Houd er rekening mee dat met het volgen van bovenstaande tips niet direct een effectieve ‘overlegcultuur’ en effectief ‘overleggedrag’ ontstaat. Het heeft tijd nodig. Mijn advies is om vooral door te blijven gaan en deze tips te handhaven. Belangrijkste advies daarbij is allereerst de huidige ‘overlegcultuur’ binnen jouw praktijk objectief te evalueren, waarbij de tandarts-praktijkhouder – als leider van het team – vooral kritisch kijkt naar zijn of haar eigen rol hierin. Ik ben namelijk van mening, dat het gedrag van het team grotendeels het resultaat is van hoe de leiderschapsrol is ingevuld.

Door: Sjoerd Kuiken
Sjoerd levert training, advies en begeleiding voor het optimaliseren van de praktijkvoering. Waarbij het draait om oplossingen die passen bij de praktijk, omdat elke praktijk uniek is.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
vakantiegeld

Kan ik vakantiegeld later uitbetalen?

Dankzij de coronacrisis zijn de inkomsten voor veel ondernemers in de mondzorg onzeker geworden. Door vakantiegeld later uit te betalen kun je je uitgaven spreiden, maar mag dit wel?

Een groot deel van de Nederlandse ondernemers zag zijn inkomsten hard achteruit lopen toen de intelligente lockdown van kracht werd. Zij die nog wel open mochten blijven werden bovendien een stuk minder zeker over hun inkomsten. Dit geldt ook voor ondernemers in de mondzorg, die een groot deel van hun werkzaamheden neerlegden. Dit alles natuurlijk omwille van de volksgezondheid, maar om de gezondheid van de eigen onderneming op peil te houden betekent dit dat ook de uitgaven verminderd en uitgespreid moeten worden.

Vakantiegeld uitstellen tot 30 juni

Het uitstellen van de uitbetaling van het vakantiegeld kan een grote kostenpost in mei schelen. Gelukkig mag een werkgever de uitbetaling volgens de wet uitstellen tot maximaal 30 juni. Dit is dus zo’n anderhalve maand later dan de reguliere datum. Bovendien is er een kans dat de inkomsten in juni weer oplopen, wanneer de maatregelen van de overheid versoepeld worden. Een goede manier dus om de kosten te spreiden.

Dit geldt echter alleen maar wanneer de arbeidsovereenkomst of cao geen uitzondering op deze wet benoemd. Zeker een cao is een heel sterk document, waar moeilijk op af te dingen is. Over een arbeidsovereenkomst kan een werkgever onder hoge uitzondering nog overleggen met de werknemer. Dit is natuurlijk een ontzettend uitzonderlijke situatie, dat begrijpen de meeste werknemers ook. In goed overleg is het dan ook mogelijk om de uitbetaling van het vakantiegeld (eenmalig) uit te stellen. Belangrijk is hierbij wel dat deze nieuwe, tijdelijke overeenkomst schriftelijk wordt opgesteld en ondertekend door de betrokken partijen.

NOW-regeling

Bedrijven die een beroep op de NOW regeling doen, ontvangen daarnaast ook een opslag van 30% voor o.a. het vakantiegeld. Dat is natuurlijk maar voor een beperkte periode, maar een deel van de betaling van het vakantiegeld komt dus al via de NOW regeling.

Bron:
Eldermans Geerts

Lees meer over: Corona, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z

Tips: werken in de mondzorg in coronatijd

Tijdens de coronacrisis is er veel onzekerheid: alles loopt nu anders dan wat we gewend zijn. Er is onzekerheid over onze gezondheid, over het voorbestaan van de praktijk en over de zorgverlening aan patiënten. Hoe manage je je praktijk door de coronatijd? Wat is hierbij belangrijk?

Sjoerd Kuiken hield in de afgelopen weken brainstormsessies met tandartsen hierover. De uitkomsten hiervan heeft hij vertaald naar praktische tips voor tandarts-praktijkhouder voor het werken in de coronatijd.

Zekerheid en zingeving

Twee behoeften van medewerkers zijn onder andere de behoefte aan zekerheid en de behoefte aan zingeving. De eerste behoefte heeft bijvoorbeeld betrekking op zekerheid over het inkomen, zekerheid om ergens bij te horen en zekerheid van een vaste dagindeling. De zingeving gaat over de behoefte van medewerkers om met hun werk ook iets te kunnen betekenen voor anderen. Denk aan het verhelpen van iemands pijn of angst. Door de huidige crisis staat de ‘zekerheid’ echter erg onder druk. De ‘zingeving’ daarentegen krijgt een enorme boost, doordat we in deze moeilijke tijd juist veel voor onze naasten kunnen en willen betekenen.

Nauwelijks/geen angst bij medewerkers

De meeste praktijken zien dat medewerkers niet of nauwelijks angstig zijn om aan het werk te gaan in de praktijk in deze tijd. Uiteraard onder de voorwaarde dat aanvullende hygiëne maatregelen worden genomen. In enkele gevallen vertelden tandartsen tijdens de brainstormsessies, dat medewerkers wel angstig zijn. Dit kwam dan vaak voort uit een bijzondere situatie, zoals een medewerker die thuis een jong kindje heeft met gezondheidsklachten of een medewerker die thuis ook zorgdraagt voor haar bejaarde schoonmoeder.

Communicatie met patiënten

Veel mondzorgpraktijken hebben in de laatste weken hun patiënten geïnformeerd over de praktijksluiting en vervolgens de opstart. Uit de brainstormsessie bleek ook dat er veel praktijken contact hebben opgenomen met – een deel van hun – patiënten om hen te steunen of te begeleiden in deze lastige tijd.
Vanuit meerdere praktijken zijn tijdens de brainstorm sessies de ervaringen gedeeld vanuit het telefonische contact met patiënten. Algemene ervaringen hierin zijn, dat:

  • Patiënten hebben veel begrip voor het annuleren van de behandelingen.
  • Patiënten veel vertrouwen hebben in de algemene infectiepreventie maatregelen in de praktijk.
  • Patiënten verwachten dat er aanvullende maatregelen worden genomen op dit punt als gevolg van de coronacrisis.
  • Patiënten geen angst hebben om weer in de behandelstoel plaats te nemen.

Praktische tips

Op basis van mijn ervaringen uit de brainstormsessies geef ik je graag enkele tips mee voor het werken in deze tijd:

  1. Uit de sessies blijkt dat het voor tandarts-praktijkhouders belangrijk is om aandacht te hebben voor de onzekerheid die er kan heersen onder de medewerkers, nu het werk in de praktijk weer hervat is.
  2. Communiceer proactief naar patiënten. Het is goed om in je communicatie aandacht te geven aan mogelijke vragen of bezwaren die er vanuit patiënten kunnen opkomen. Denk hierbij aan duidelijke informatievoorziening via je praktijkwebsite, in het telefonisch contact met patiënten en bij binnenkomst in de praktijk.
  3. Het is belangrijk om patiënten actief te informeren over welke aanvullende maatregelen in de praktijk zijn genomen. Ook is het belangrijk om duidelijk te zijn naar patiënten over wat je van hen vraagt tijdens een praktijkbezoek.

Door: Sjoerd Kuiken – www.kuikenpraktijkmanagement.nl

Bestel nu: Stickers en posters met info en routing patiënten in coronatijd
Kuiken Praktijkmanagement heeft diverse toepassingen ontwikkeld voor de mondzorg, zoals informatieposters, ‘houd afstand’-stickers en handdesinfectie bordjes. Dit alles voor een goede informatievoorziening en routing van patiënten in jouw praktijk.

Lees meer over: Management, Ondernemen, Personeel

Moet je doorwerken in de mondzorg als je zelf tot een risicogroep voor corona hoort?

De mondzorg ligt op het ogenblik voor het grootste deel plat door het coronavirus. Maar een deel van het werk gaat wel door. Wat nu als je werkgever jou gewoon wil inzetten bij werk met patiënten, terwijl je tot een risicogroep hoort? Mag je dan weigeren om te komen werken?

Vraag van een lezer

Een lezer stelde de vraag aan dental INFO of zij verplicht kan worden om door te werken. Zij werkt als assistente bij een orthodontist en behoort door medische klachten tot de risicogroep voor het coronavirus. Ze meldt erbij dat er in de praktijk heel veel preventieve maatregelen worden genomen, dat er gewerkt wordt met chirurgisch mondmasker, beschermbril, handschoenen en plastic poncho en dat er steeds maar één patiënt tegelijk in de praktijk aanwezig is.

Wel of niet thuiswerken

Het kabinet heeft werkgevers opgeroepen om werknemers zo veel mogelijk thuis te laten werken. Als thuiswerken geen optie is, zoals in de mondzorg, dan kan de werkgever de werknemers verplichten om gewoon naar de werkplek te komen om daar hun functie uit te oefenen. Op de werkvloer moeten dan wel bepaalde regels worden nageleefd zoals diverse hygiënevoorschriften en de anderhalvemeterregel. Werknemers met ziekteverschijnselen die op corona kunnen duiden, mogen niet op hun werk verschijnen. Als er een concreet risico op besmetting bestaat, dan gelden er aanvullende eisen voor beschermingsmaatregelen.

Alleen doorwerken bij spoed

Het uitvoeren van reguliere behandelingen wordt, vanwege de huidige coronacrisis, op dit moment afgeraden. Spoedeisende mondzorg wordt nog wel verleend, dat wil zeggen bij:

  • dento-alveolair trauma waarbij repositie en replantatie noodzakelijk is, of als er sprake is van een gecompliceerde kroonfractuur met pulpa expositie;
  • nabloeding na een behandeling;
  • hevige pijn;
  • mogelijk levensbedreigende ontstekingen.

Spoedzorg bij orthodontiepatiënten

Ook orthodontisten worden aangeraden reguliere behandelingen op te schorten en alleen spoedeisende zorg te verlenen. De orthodontist bepaalt hierbij of interventie nodig is. Behandelingen die niet uitgesteld kunnen worden, mogen bij patiënten zonder (verdenking van) corona met de normaal gangbare beschermingsmaatregelen in de eigen praktijk worden uitgevoerd.

Kwetsbare werknemers

Maar zijn werknemers met een gezondheidsrisico verplicht om onder de huidige omstandigheden in een mondzorgpraktijk door te werken als hun werkgever dat wil? In de Arbowet is opgenomen dat werkgevers moeten voorkomen dat de gezondheid van werknemers door het werk negatief wordt beïnvloed. Kwetsbare werknemers moeten extra beschermd worden.
In het geval van corona wordt onder kwetsbare werknemers verstaan: ‘medewerkers die een verhoogd risico lopen op een ernstig beloop van een SARS-CoV-2-infectie’. Dit zijn onder andere mensen met chronische afwijkingen en functiestoornissen van de luchtwegen en longen, chronische hartaandoeningen en diabetes mellitus.

Richtlijnen RIVM

Volgens recente richtlijnen van het RIVM (van 7 april) kunnen kwetsbare medewerkers gewoon hun werk blijven doen mits er gewerkt wordt volgens de coronarichtlijnen en er gebruik wordt gemaakt van persoonlijke beschermingsmiddelen en/of fysieke barrières. Er wordt bij vermeld dat er altijd in goed overleg en met gezond verstand bekeken moet worden hoe het werk kan worden uitgevoerd. Er is daarbij altijd een individuele risico-inschatting nodig. De bedrijfsarts adviseert hierin.
Als voldoende bescherming niet mogelijk is, dan moet een werknemer met een verhoogd gezondheidsrisico worden vrijgesteld van werkzaamheden als deze werknemer bij het werk het risico loopt om besmet te worden.

Melding doen

Als je als werknemer denkt dat de coronarichtlijnen niet goed worden nageleefd, dan kun je aan de inspectie SZW vragen om een controle te komen doen. Bij een zorginstelling kun je als de gezondheid van patiënten in gevaar is, ook een melding doen bij de IGJ. Na een melding moet je tot de komst van de inspectie door blijven werken, behalve als er acuut ernstig gevaar is. Een werknemer mag dan het werk neerleggen met doorbetaling van loon.

Bronnen:
Eldermans | Geerts Advocaten, Juridisch specialist voor de zorg
KNMT
RIVM

Lees meer over: Corona, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z