Maddelon de Jong-Lenters wint prijs met Uitblinkers-interventie

Maddelon de Jong-Lenters wint prijs met Uitblinkers-interventie

Op 2 juni kreeg Maddelon de Jong-Lenters de NTVT publicatieprijs uitgereikt voor haar artikel over de ‘Uitblinkers-interventie’. De nieuwe gespreksmethodiek heeft als doel het poetsgedrag van kinderen tussen de 2 en 10 jaar te verbeteren. Hoe werkt deze methodiek? En hoe kunnen praktijken deze gebruiken?

De NTVT publicatieprijs wordt elke twee jaar uitgereikt aan de eerste auteur van het door een jury als beste uitgeroepen artikel in het Nederlands Tijdschrift voor de Tandheelkunde van de twee voorgaande jaren. Dit jaar werd die prijs uitgereikt aan Maddelon de Jong-Lenters voor het artikel “Toepasbaarheid van de ‘Uitblinkers-interventie’ om tandenpoetsen bij kinderen te verbeteren: een pilotonderzoek”, wat zij samen schreef met Janneke van Bussel, Erica Polak, Monique L’Hoir en Denise Duijster.

Wat houdt de Uitblinkers-interventie precies in?

Veel ouders vinden het lastig om goed voor het gebit van hun kinderen te zorgen, bijvoorbeeld om regelmatig effectief en met een fluoride tandpaste te poetsen. Met de Uitblinkers methodiek wordt een mondzorgprofessional gestimuleerd een ‘kijkje achter de voordeur’ te nemen bij een gezin. Op deze manier kan hij of zij ontdekken waar de moeilijkheden of zogenaamde barrières zitten, voor ouders in de mondzorg voor hun kind.

Er zijn verschillende barrières die zich kunnen voordoen. Die zijn in te delen in drie categorieën factoren: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeidheid, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezin en het functioneren daarvan (ouder-kind interactie, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er barrières ontstaan, waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.

Voor de Uitblinkers-methodiek zijn deze barrières duidelijk op kaarten gezet. Deze kaarten kunnen erbij gepakt worden tijdens een gesprek met de ouders. Dat maakt het in een gesprek makkelijker om te identificeren waar het probleem met tandpoetsen precies ligt.

De kaarten maken de problemen heel herkenbaar voor ouders. En door met de kaarten duidelijk te maken dat diezelfde problemen bij meer gezinnen voorkomen, voelt het advies voor ouders ook minder veroordelend. Ze kunnen hun problemen wat beter relativeren. Het is allemaal zo erg niet, we kunnen dit oplossen.

Op de achterkant van de kaarten staan vervolgens mogelijke aanpakken beschreven die de mondzorgverlener samen met de ouders kan bespreken. Deze aanpakken zijn gebaseerd op opvoedkundige principes. Mede-onderzoeker Denise Duijster omschrijft de methodiek dan ook als een mini opvoedkundige interventie in de tandartsenpraktijk.

Enkele kenmerken van de gespreksmethodiek zijn:

• Je gaat positief in gesprek met ouders, o.a. door eerst te vragen wat er al wél goed gaat met tandenpoetsen
• Je identificeert waar de barrières liggen door middel van open vragen
• Je laat ouders meedenken over oplossingen
• Je probeert passende oplossingen aan te reiken
• Je complimenteert en toont begrip

Waarom is er een nieuwe methodiek nodig?

Maddelon de Jong-Lenters heeft zelf een kinderverwijspraktijk in Leiden. Daar merkt ze regelmatig dat ouders het lastig vinden om goed voor het gebit van hun kinderen te zorgen, ondanks dat ze wel gemotiveerd zijn. Zij begrijpen dat de mondzorg van hun kind belangrijk is, ze willen goed voor het gebit van hun kind zorgen – maar zoals hierboven al werd genoemd: ze ervaren barrières waarom het hen niet goed lukt. ‘Vaak wordt gedacht dat ouders niet voldoende gemotiveerd zijn, maar dat is vaak het probleem helemaal niet’, zegt de Jong-Lenters.

Puur voorlichting en kennisoverdracht aan de ouders helpt hen onvoldoende. Daarmee realiseer je maar lastig échte gedragsverandering, blijkt uit onderzoek. “Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken”, zeiden De Jong-Lenters en Duijster tijdens een lezing op Quality Practice over de Uitblinkers-interventie. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon, zelf die invloed hebben op het wel of niet vertonen van gezond gedrag.

Er is dus een nieuwe methodiek nodig die ouders helpt met de mondverzorging van hun kind en die rekening houdt met externe factoren op het gedrag. En die verder gaat dan puur theoretische voorlichting. Daar biedt de Uitblinkers-interventie een oplossing.

Hoe effectief is de Uitblinkers-methodiek?

De prijs die de Jong-Lenters in ontvangst mocht nemen, betrof een artikel over een pilot die gedaan is, met 21 getrainde preventieassistenten. Onder andere vanwege corona heeft verder onderzoek vertraging opgelopen. Daarom kunnen er nog geen lange termijn uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van de Uitblinkers-interventie op de mondgezondheid van kinderen – of de ervaringen van ouders met het tandenpoetsen van hun kinderen.

De Jong-Lenters en Duijster willen nog een langer onderzoek opzetten waarbij over een periode van twee jaar wordt gekeken wat de effectiviteit van de methodiek is op het poetsgedrag van kinderen en de ontwikkeling van cariës. Daarvoor zijn veertig praktijken nodig (twintig interventiepraktijken en twintig controlepraktijken).

Wat wel gezegd kan worden is dat de preventieassistenten heel positief waren over de methodiek. Slechts één deelnemer aan het pilotonderzoek gaf aan dat de methodiek niet bij haar paste. Er zijn dus al wel aanwijzingen dat de nieuwe methodiek effectief is in het verbeteren van de gesprekken tussen mondzorgprofessional en ouders. De resultaten uit de pilot zijn dan ook veelbelovend.

Hoe wordt de methodiek ontvangen door mondzorgprofessionals?

Mondzorgprofessionals krijgen bij het horen over de methodiek misschien het gevoel dat ze als een soort psycholoog aan de slag moeten om de problemen binnen een huishouden te identificeren. Maar volgens Maddelon de Jong-Lenters valt dat reuze mee. Zij geeft juist aan dat de methode gesprekken met ouders alleen maar makkelijker én leuker maken. Dat blijkt ook uit de positieve reacties van deelnemers aan het pilotonderzoek. Zij zijn heel enthousiast over de nieuwe methode.

Natuurlijk zagen de deelnemers ook nog wat verbeterpunten. Zo zou het beter zijn om de methodiek integraal op te nemen in de werkwijze van de praktijk, in plaats van dit alleen over te laten aan bijvoorbeeld een preventie-assistent. Daarnaast bleek de follow-up procedure tijdens de pilot te strikt. Na het initiële gesprek is het goed om nog eens contact op te nemen met de ouders om te kijken hoe het gaat met het tandenpoetsen – zoals ook werd gedaan tijdens het onderzoek. Maar dat hoeft niet per se op een vast moment. De onderzoekers geven aan al deze feedback mee te nemen in de rest van hun onderzoek en de ontwikkeling van de Uitblinkers-interventie.

Hoe kunnen praktijken zich aanmelden om mee te doen aan verder onderzoek?

De Jong-Lenters en Duijster zijn nog op zoek naar praktijken die hen willen helpen met het verdere onderzoek naar en de ontwikkeling van de Uitblinkers-methodiek. Dit is nodig om de effectiviteit van de methodiek verder vast te kunnen stellen en de methodiek verder te kunnen verbeteren.

Praktijken die 1) graag geschoold willen worden in de Uitblinkers-interventie, 2) deze methode in de praktijk willen gaan toepassen, en 3) het kunnen overzien om daar data over te verzamelen, kunnen zich aanmelden via de website van Stichting Blinkers.

Hoe kunnen praktijken nu gebruik maken van de Uitblinkers-methodiek?

Hoewel de Uitblinkers-methodiek nog verder ontwikkeld wordt, kunnen praktijken al wel training krijgen in het toepassen van deze nieuwe interventie. Via de website van Stichting Blinkers kunnen praktijken zich aanmelden voor een training. Deze training bestaat uit drie halve dagen onderwijs en oefening, waarvan één ‘terugkomdag’, waarop deelnemers gerichte feedback krijgen om hun vaardigheden verder te verbeteren.

Na de training kunnen deelnemers de barrières van ouders bij het tandenpoetsen herkennen en uitvragen. Weten deelnemers hoe ze een mogelijke aanpak kunnen afstemmen op de barrières en behoeften binnen het gezin. En hebben deelnemers een toolkit, bestaande uit kaarten en ondersteunende materialen, om de gespreksmethodiek in te praktijk toe te passen. Daarmee kunnen praktijken nu al aan de slag met de Uitblinkers-interventie.

Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk. Ook verdiept zij zich naast haar werk als tandarts in de gezondheidspsychologie.

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Poster Biomarkers voor parodontitis bij patiënten met diabetes mellitus type 2

Poster: Biomarkers voor parodontitis bij patiënten met diabetes mellitus type 2

Literatuuronderzoek waarbij een systematisch overzicht werd gemaakt van mogelijke biomarkers in speeksel en de gingivale creviculaire vloeistof voor het signaleren van parodontitis door niet-mondzorgprofessionals bij patiënten met diabetes mellitus type 2.

Onderzoeksmethode

Voor deze literatuurstudie werden in- en exclusiecriteria opgesteld en aan de hand hiervan is op systematische wijze gezocht in de databanken Dentistry & Oral Sciences (EBSCO) en Pubmed (MEDLINE). Daarnaast is de sneeuwbalmethode toegepast. De studies werden afzonderlijk door de onderzoekers gescreend op titel en abstract en op full tekst. De studies werden vervolgens beoordeeld op methodologische kwaliteit volgens de beoordelingsformulieren van het Joanna Briggs Institute. De resultaten van de geïncludeerde studies werden uiteengezet in een evidence-tabel en de studies werden beoordeeld op inhoud, homogeniteit en heterogeniteit. De geïncludeerde studies werden ingedeeld onder de subgroep biomarkers in speeksel en de subgroep biomarkers in GCF. Tot slot werden conclusies getrokken en werd de mate van bewijs vastgesteld.

Resultaten

Uit de zoekopdrachten werden 101 unieke studies geïdentificeerd, waarvan acht cross-sectionele en drie case control studies als potentiële studies overbleven na het screenen op titel en abstract en full tekst. Na het beoordelen op methodologische kwaliteit bleven er zes studies over die werden geïncludeerd in dit onderzoek. Vier studies hadden een cross-sectioneel onderzoeksdesign en kregen een mate van bewijs C toegekend. De overige twee studies waren cases control studies en werden beoordeeld met een mate van bewijs B.

Uit deze studies blijkt dat IL-1β, IL-6, MMP-8 en MiRNA-146a in speeksel en IL-34 en TNF-α in GCF een significant verhoging en sRAGE in GCF een significante verlaging presenteren tussen T2DM-patiënten met en zonder CP (P≤0.048).

Klik hier voor een vergrote versie van de poster

Conclusie

Het huidige onderzoek geeft aanwijzingen dat de biomarkers IL-1β, IL-6, MMP-8 en MiRNA-146a in speeksel en IL-34, sRAGE en TNF-α in GCF potentieel gebruikt kunnen worden om parodontitis te signaleren bij patiënten met T2DM. Omdat het afnemen van samples uit GCF complex is voor niet-mondzorgprofessionals, wordt de afname uit speeksel geadviseerd. Er is meer kwantitatief onderzoek nodig om na te gaan of sets van biomarkers de diagnostische accuratesse verhogen.

Poster ontwikkeld door:
Celeste Beerthuizen en Nadine Qualm, Hogeschool Utrecht.
Afstudeerbegeleider: dr. Liesbeth Haverkort

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Mogelijk verband tussen ernstige parodontitis en verminderde longfunctie

Mogelijk verband tussen ernstige parodontitis en verminderde longfunctie

Een goede mondgezondheid is mogelijk niet alleen belangrijk voor de mond, maar ook de ademhaling. Volgens onderzoek dat werd gepresenteerd op EuroPerio10, het toonaangevende congres georganiseerd door de EFP, vermindert de longfunctie bij steeds ernstigere parodontitis.

Longfunctie en parodontitis

Een samenvatting van de studie werd op het congres gepresenteerd door Dr. Anders Røsland van de Universiteit van Bergen, Noorwegen. Uit eerder onderzoek is gebleken dat tandreiniging, inclusief tandplakverwijdering, gepaard gaat met een vermindering van opflakkeringen van symptomen bij patiënten met chronische obstructieve longziekte. De onderzoekers van de gepresenteerde studie keken naar de associatie tussen longfunctie en parodontitis in de Malmö Offspring Dental Study.

Controle van gebit en longen

De studie omvatte 1.021 deelnemers, waarvan 513 mannen en 508 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van zo’n 45 jaar. Bij iedereen werd een long- en gebitscontrole uitgevoerd. De longfunctie werd beoordeeld met behulp van spirometrie, waarbij het volume van de uitgeademde lucht uit de longen en de stroomsnelheid van de lucht meet.
Vergelijken met voorspelde waarde
De onderzoekers maten het geforceerde expiratoire volume (FEV1) – het luchtvolume (in liters) dat een persoon kan uitademen gedurende één seconde na maximale inspiratie. Ook werd de geforceerde vitale capaciteit (FVC) gemeten, dit is de hoeveelheid lucht (in liters) die geforceerd wordt uitgeademd na zo diep mogelijk adem te halen. Zowel FEV1 als FVC werden uitgedrukt als een percentage van de voorspelde waarde voor gezonde mensen. De onderzoekers berekenden ook de verhouding van FEV1/FVC (%).

Gebitscontrole

De gebitscontrole omvatte het maken van röntgenfoto’s en een onderzoek van de tanden en het tandvlees. De ernst van parodontitis werd bepaald door de pocketdieptes rond de tanden en het verlies van hechting van de omliggende weefsels te meten. De mate van tandvleesontsteking werd bepaald aan de hand van het percentage plaatsen dat bloeding vertoonde bij sonderen.

Resultaten

Matige parodontitis werd gediagnosticeerd bij 28% van de deelnemers terwijl 7% ernstige parodontitis had. De overige mensen werden geclassificeerd als geen of milde parodontitis en fungeerden als vergelijkingsgroep. De gemiddelde leeftijd van de groep met ernstige parodontitis was met 55 jaar hoger dan die van de gehele groep. Daarnaast was 59% hiervan man en kwam roken significant vaker voor bij deze deelnemers.

Slechtere longfunctie bij ernstigere parodontitis

De onderzoekers ontdekten dat FEV1 en FVC en de verhouding FEV1/FVC afnamen met toenemende ernst van parodontitis. In analyses gecorrigeerd voor leeftijd, geslacht, roken, body mass index, diabetes en opleidingsniveau werden significante omgekeerde associaties waargenomen tussen longfunctie en ernstige parodontitis: vergeleken met de gezonde/milde groep hadden degenen met ernstige parodontitis 3,6% lagere FEV1 en 2.2 lagere FEV1/FVC. Dit duidt allebei op een verminderde longfunctie.
“Onze studie wijst op een verband tussen parodontitis en longfunctie, wat betekent dat een goede mondhygiëne zowel de mond- als de ademhalingsgezondheid ten goede kan komen”, zei studieauteur Dr. Røsland.

Mogelijk nieuwe behandelingen

“[…] Een achteruitgang van de longfunctie kan wijzen op een ontsteking van de luchtwegen, mogelijk afkomstig van ontstoken tandvlees en het inademen van tandplak, dat bacteriën bevat. Als dit verband tussen tandvleesaandoeningen en longfunctie wordt bevestigd, zou dit de reden kunnen zijn voor parodontale behandeling en mondhygiëneprogramma’s om de mond- en ademhalingsgezondheid te verbeteren,” zegt hij. Er is echter meer onderzoek nodig om de causaliteit en mogelijk gevolgen hiervan te evalueren.

Bronnen:
“The association between periodontitis and pulmonary function based on The Malmö Offspring Dental Study (MODS)”, gepresenteerd tijdens de sessie ““Periodontitis and systemic diseases – lungs, dementia, rheumatoid arthritis and fitness” tijdens EuroPerio10 op 17 juni 2022, door Dr. Anders Røsland.

International Journal of Chronic Obstructive Pulmonary Disease
European Respiratory journal 

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Dentofaciale kenmerken vaak de oorzaak van zelfbeschadiging bij schoolkinderen

Dentofaciale kenmerken vaak de oorzaak van zelfbeschadiging bij schoolkinderen

Bijna de helft van tieners die aangaf zichzelf te beschadigen deed dit vanwege de manier waarop hun tanden eruit zien, volgens een onderzoek onder meer dan 600 leerlingen. Tandkleur en -vorm, en ontbrekende tanden waren enkele van de meest voorkomende gebitskenmerken die bijdroegen aan zelfbeschadiging, schreven de auteurs in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics.

Uiting van angst

Zelfbeschadiging is een groeiend probleem voor de volksgezondheid. Het is een uiting van angst die wordt gebruikt om te ontsnappen aan stress die verband houdt met trauma, angst, depressie en pesten. Voorbeelden van gedragingen zijn onder andere het slikken van pillen, het knippen van lichaamsdelen en het uittrekken van haar. Personen die zichzelf schade toebrengen, lopen een groter risico op middelenmisbruik en zelfmoord. Wereldwijd wordt de prevalentie van zelfbeschadiging bij tieners en jongvolwassenen geschat op 7,5% tot wel 46,5%.

Belangrijke rol

De mondgezondheid en tandheelkundige esthetiek spelen een belangrijke rol bij het uiterlijk van een persoon en het gevoel van eigenwaarde van een persoon. Degenen met malocclusies en andere tandheelkundige onvolkomenheden kunnen het doelwit zijn van pesterijen. Dit kan leiden tot een laag zelfbeeld en een slecht lichaamsbeeld.

Zelfbeschadiging onder schoolkinderen

Onderzoekers onder leiding van Dr. Hawazen Sonbol van Kingston Hospital en St. George’s Hospital en St. George’s Medical School in Londen bekeken de prevalentie van zelfbeschadiging onder schoolkinderen. Speciale aandacht ging uit naar de bijdrage aan zelfbeschadiging van dentofaciale verschijning en gepest worden vanwege dentofaciale verschijning.

Vragenlijsten over gedrag

Een representatieve steekproef van leerlingen met een leeftijd van 13 of 14 jaar van willekeurig geselecteerde scholen nam deel aan een cross-sectioneel onderzoek. Hierbij werden ze gevraagd om anonieme vragenlijsten over hun gedrag in te vullen die in de klas werden verspreid. In totaal deden 699 kinderen mee, waarvan 339 meisjes en 360 jongens.

Helft van zelfbeschadiging door dentofaciale kenmerken

188 van de deelnemers (27%) meldden zelfbeschadiging. Hiervan vertoonden bijna de helft (90 kinderen, 47,9%) dit gedrag vanwege dentofaciale kenmerken. Daarnaast werd de zelfbeschadiging bij 41 leerlingen veroorzaakt door pestgedrag gericht op hun tandheelkundige imperfecties.
De meest voorkomende gebitskenmerken die bijdroegen aan zelfbeschadiging en zelfverwonding als gevolg van pesten waren tandkleur en -vorm, afstand tussen tanden of ontbrekende tanden en prominente maxillaire voortanden, aldus het onderzoek.

Gedrag verminderen

Een beperking van het onderzoek is dat het een cross-sectionele studie is. Dit type onderzoek stond geen longitudinale beoordeling van de deelnemers toe met betrekking tot risicofactoren, schreven de auteurs. Toekomstige studies zouden klinische tandheelkundige studies moeten onderzoeken en meer gedetailleerde informatie over het type en de ernst van zelfbeschadiging moeten achterhalen. Ook is het interessant hoe een orthodontische behandeling dit gedrag kan verminderen.

Basisgegevens

“Deze studie toonde een relatief hoge ervaring van zelfbeschadiging gerapporteerd door adolescente schoolkinderen, waarbij velen zelfbeschadiging meldden als gevolg van hun dentofaciale verschijning en pesten vanwege dentofaciale kenmerken. De huidige studie biedt basisgegevens om de relatie tussen zelfbeschadiging en dentofaciale kenmerken beter te begrijpen”, schrijven de onderzoekers.
Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics

 

 

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Thema A-Z
NZa adviesrapport: vrije tarieven facings en bleken zijn mogelijk

NZa adviesrapport: vrije tarieven facings en bleken zijn mogelijk

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) concludeert dat het mogelijk is de tarieven voor het plaatsen van facings en het uitwendig bleken
vrij te geven in een experimentvorm. “Vrije tarieven voor het plaatsen van facings en het uitwendig bleken van tanden en kiezen, geven patiënten en mondzorgprofessionals meer mogelijkheden voor het esthetisch verfraaien van het gebit”, zegt de NZa.

Op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) analyseerde de NZa welke gevolgen het vrijgeven van de tarieven kan hebben, welke risico’s er zijn en welke randvoorwaarden hieraan gesteld moeten worden. Als de minister van VWS het NZa-advies opvolgt, zullen de vrije tarieven in eerste instantie tijdelijk zijn waarbij tijdens dit experiment bekeken wordt of voldaan wordt aan de  gestelde randvoorwaarden.

Voorwaarden vrije tarieven

Naast de randvoorwaarden uit het Kwaliteitskader cosmetische mondzorg (KCM) – opgesteld door de KNMT op verzoek van VWS – zoals het
uitsluitend uitvoeren van cosmetische behandelingen in een gezonde mond, stelt de NZa de volgende (aanvullende) voorwaarden voor het gebruik van een vrij tarief:

  • er wordt gewerkt volgens het Kwaliteitskader cosmetische mondzorg;
  • patiënten worden zorgvuldig voorgelicht over de behandelmogelijkheden, risico’s;
  • de toegankelijkheid van reguliere mondzorg komt niet in het gedrang;
  • de tandarts is transparant over de tarieven;
  • de patiënt wordt actief geïnformeerd aan de hand van de checklist.

Experiment

Zodra de minister akkoord gaat met het vrijgeven van de tarieven voor bleken en facings, en er is voldaan aan de randvoorwaarden, dan zal er een experiment starten met een looptijd van 3 tot 5 jaar. In deze periode wordt doorlopend gemonitord of de deelnemende tandartsen voldoen aan de gestelde randvoorwaarden en worden de effecten van het experiment geëvalueerd. Dit gebeurt door een klankbordgroep die bestaat uit afgevaardigden van de NZa, IGJ, Consumentenbond, Patiëntenfederatie Nederland en de KNMT.

Vrije tarieven zijn aanvullend: huidige codes voor bleken en facings blijven bestaan

Met het vrijgeven van een tarief voor bleken en facings, vervallen de huidige declaratiecodes niet. Het blijft voor iedere tandarts mogelijk om deze behandelingen (in ieder geval tijdens het experiment) uit te voeren en te declareren zoals hij of zij dat nu doet in de praktijk. De vrije tarieven voor bleken en facings staan straks los van de huidige tariefstructuur en komen er dus aanvullend bij.

Vervolg

“In de komende periode  wordt gewerkt aan het agenderen van het onderwerp in de Tweede Kamer. Ook wordt ondertussen gewerkt aan (de implementatie van) de voorwaarden in samenspraak met het ministerie van VWS, NZa, IGJ, Patiëntenfederatie Nederland en de Consumentenbond in de klankbordgroep, zodat het experiment op 1 januari 2023 kan starten”, zegt de KNMT.

Bronnen:
NZa
KNMT

 

 

 

 

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z
Katarina Jerković-Ćosić benoemd tot bijzonder hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg

Katarina Jerković-Ćosić benoemd tot bijzonder hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg

Dr. Katarina Jerković-Ćosić, als lector verbonden aan Hogeschool Utrecht, is door de Universiteit van Amsterdam (UvA) benoemd tot bijzonder hoogleraar Publieke Gezondheid en Mondzorg. Zij zal zich gaan richten op inbedding van mondzorg binnen de publieke preventieve gezondheidszorg, vooral bij sociaal maatschappelijke risicogroepen.

De bijzondere leerstoel is ingesteld door Hogeschool Utrecht (HU) en gaat in per 1 september 2022.

‘’Na een lange periode van grote verbeteringen in de volksgezondheid nemen de gezondheidsverschillen binnen de Nederlandse bevolking weer toe. Recente maatschappelijke ontwikkelingen hebben de kloof tussen arm en rijk verder vergroot. Vooral in de mondzorg is dit extra goed zichtbaar; de toegang hiertoe is voor steeds meer mensen niet langer vanzelfsprekend. Dit raakt in het bijzonder mensen met een lage sociale-economische positie, terwijl zij juist de groep vormen met het hoogste risico op mondziekten”, vertelt Katarina Jerković-Ćosić.

Integrale aanpak

Jerković-Ćosić gaat onderzoeken welke initiatieven ondernomen moeten worden om preventieve maatregelen en adequate preventieve mondzorg te bieden aan de groep die nu niet door de mondzorgprofessionals wordt bereikt. Goede preventieve mondzorg hoeft niet alleen door de mondzorgprofessionals te worden geleverd, maar ook ander zorg- en welzijnsprofessionals. Een structurele interprofessionele samenwerking en inbedding in de publieke gezondheid is nodig.

“Om verder verval in de mondgezondheid van kwetsbare mensen te voorkomen moeten we, in samenwerking met andere sectoren, naast professionele mondzorg inzetten op gezondheidsbevordering vanuit publieke gezondheid. Om het gezondheidszorgsysteem effectief en blijvend te kantelen, is het noodzakelijk om het succes van preventie te laten zien. Met het onderzoek vanuit de leerstoel ga ik bijdragen aan het bevorderen van gezond gedrag in een gezonde, veilige en sociale leefomgeving”, aldus Jerković-Ćosić.

ACTA

Katarina Jerković-Ćosić is lector Innovaties in de Preventieve zorg bij de HU. Binnen dit lectoraat onderzoekt zij interventies en mogelijkheden om preventieve zorg tijdig in te zetten en anders te organiseren zodat preventieve maatregelen echt de groep bereiken die ze het meest nodig heeft. Het lectoraat van de HU en het Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) werken al langere tijd samen. Het onderzoek vanuit de leerstoel en de onderzoekers van het lectoraat kunnen elkaar goed versterken.

De leerstoel is gevestigd binnen sectie Maatschappij en Mondgezondheid (MMG) van ACTA. Met de leerstoel zal de verbinding van activiteiten tussen ACTA en HU geïntensiveerd en uitgebreid worden. De aanstelling van de bijzondere leerstoel is voor een dag in de week gedurende vijf jaar.

Over Katarina Jerković-Ćosić

Katarina Jerković-Ćosić is mondhygiënist en klinisch epidemioloog en sinds 2016 geeft zij als Lector leiding aan het lectoraat Innovaties in de preventieve zorg, van het Kenniscentrum Gezond en Duurzaam Leven aan de Hogeschool Utrecht. Katarina heeft de docenten opleiding (HGZO) aan de VU en de masteropleiding Evidence Based Practice aan de UvA voltooid. Haar promotieonderzoek over taakherschikking in de mondzorg heeft zij in 2012 afgerond aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij is actief betrokken in verschillende landelijke commissies en werkgroepen, binnen en buiten mondzorg.

Fotocredit: Kirsten van Santen

 

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Vrouwen in VS zorgen beter voor hun mond

Vrouwen in VS zorgen beter voor hun mond

Welk geslacht heeft de beste mondhygiënegewoonten? Mannen of vrouwen? Uit nieuw onderzoek blijkt dat vrouwen in Amerika beter mondhygiënegedrag vertonen dan mannen. Ze gaan bijvoorbeeld vaker proactief naar de tandarts.

Vrouwen in het onderzoek waren beter in het proactief bezoeken van de tandarts dan mannen. Mannen lopen daardoor mogelijk een groter risico op tandziekten. Dit maakt het misschien nodig voor tandartsen, hygiënisten en anderen die geïnteresseerd zijn in tandheelkundige volksgezondheid, om genderspecifieke strategieën te ontwikkelen.

“Ondanks nationaal gestelde doelen om de ongelijkheden in de mondgezondheid te verminderen, bevestigt onze studie een aanhoudende kloof in preventieve en routinematige tandheelkundige zorg tussen mannen en vrouwen”, schreven de auteurs, geleid door Dr. Frank Licari, MBA, van de Roseman University of Health Sciences College of Dental Medicine.

Kwaliteit van leven

Mondgezondheid is een hoeksteen van de algehele gezondheid. Maar veel mensen zijn zich niet bewust van het belang ervan. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat vrouwen over het algemeen mondgezondheid als een groter effect op de kwaliteit van leven beschouwen. Ze hebben een betere mondgezondheidsvaardigheden en staan positiever tegenover tandartsbezoeken dan mannen.

Om de relatie tussen geslacht en mondgezondheid beter te begrijpen, analyseerden onderzoekers gegevens van 4.741 mannen en vrouwen van 30 jaar en ouder. Toen de deelnemers werd gevraagd wanneer ze voor het laatst bij de tandarts waren geweest, reageerden de mannen anders dan de vrouwen. Ongeveer 54% van de vrouwen meldde een bezoek in de afgelopen zes maanden of minder, vergeleken met ongeveer 46% van de mannen.

Bovendien bezochten vrouwen vaker de tandarts zonder directe aanleiding, of om een behandeling uit te voeren die eerder was afgesproken. Omgekeerd gingen mannen vaker naar de tandarts als reactie op een oproep van de tandarts of voor tandpijn of een aandoening waarvoor behandeling nodig was, schreven ze.

Tekortkomingen

De tekortkomingen van het onderzoek waren onder meer dat de gegevens waren gebaseerd op zelfgerapporteerde informatie. Het was ook onderhevig aan recall-bias en de auteurs konden de gerapporteerde tandartsbezoeken niet verifiëren.

Omdat de resultaten suggereren dat vrouwen betere mondgezondheidspraktijken en -gedrag vertonen, kunnen mannen een onevenredige last van mondaandoeningen ervaren, schreven ze. “Het opnemen van geslacht in zorgbenaderingen kan een bescheiden verbetering bieden in de mondgezondheidsresultaten”, concludeerden de onderzoekers.

Bron:
Journal of Dentistry

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Geert-van-der-Heijden-

DELIVER-project: Toegang tot mondzorg voor arme en kwetsbare mensen kan en moet beter

Begin september 2022 start het DELIVER-project (DELiberative ImproVEment of oRal care quality). Binnen dit project werken onderzoekers uit 7 EU-landen samen om de toegang tot de betaalbare mondzorg voor EU-burgers te verbeteren. Het project ontvangt 5 miljoen euro subsidie van het Horizon Europe Research Program. Het Academisch Centrum voor Tandheelkunde (ACTA) ontvangt daarvan 800.000 euro.

Mondziekten staan wereldwijd in de top 3 van duurste aandoeningen; 3,5 miljard mensen hebben last van mondziekten. Uit- en afstel van mondzorg leidt niet alleen tot pijnlijke en soms levensbedreigende abcessen, maar draagt ook bij aan hoge maatschappelijke kosten.

Toegang tot betaalbare mondzorg

Vanwege de noodzakelijke eigen bijdragen in kosten van mondzorg, is de toegang tot betaalbare mondzorg al jaren een probleem. In alle EU-landen blijkt sprake van averechtse selectie en selectieve uitsluiting van mondzorg. Steeds meer mensen die leven in armoede en sociaal-maatschappelijke achterstand kunnen mondzorg niet meer betalen, terwijl zij mondzorg het hardst nodig hebben. Deze financiële beperking in de toegang tot mondzorg blijkt niet afhankelijk van de welvaart van landen. De nadelige gevolgen van deze ongelijke verdeling in de toegang tot mondzorg zijn zichtbaar in de samenleving in Nederland en andere EU landen: de sociaaleconomische verschillen in mondgezondheid in steden en daarbuiten nemen de afgelopen jaren toe. De mondzorg en mondgezondheid van specifiek mensen die leven in armoede en sociaal-maatschappelijke achterstand staat onder druk.

DELIVER-project

Binnen het DELIVER-project willen de onderzoekers door constructieve dialoog van ervaringsdeskundige sociaal-maatschappelijk kwetsbare burgers, mondzorgprofessionals, zorgverzekeraars en beleidsmakers, de toegang tot betaalbare mondzorg voor EU-burgers verbeteren, met meer aandacht voor doelmatige preventie. In DELIVER werkpakket 4 zoekt ACTA, in nauwe samenwerking met onderzoekers uit Denemarken en Duitsland, naar oplossingen van tekortschietende toegankelijkheid van mondzorg. Dit wordt onderzocht in 4 grote steden en 4 gebieden daarbuiten (elk 2 in Nederland en in Denemarken). Daarbij richt het onderzoek zich specifiek op de behoeften van mensen die leven in armoede en sociaal-maatschappelijke achterstand. De burgers uit deze doelgroep bepalen welke oplossingen voorrang krijgen, aangepast aan lokaal beleid en de organisatie van de mondzorg. Hun ervaringen met mondzorg, hun vraag om mondzorg en hun perspectief op mondzorg zijn daarbij bepalend.

Geert van der Heijden coördineert DELIVER werkpakket 4. Hij is UvA-hoogleraar Sociale Tandheelkunde bij de Sectie Maatschappij en Mondgezondheid van ACTA.

Hij zegt: “Als je wilt dat mensen die leven in armoede en sociaal-maatschappelijke achterstand toegang krijgen tot betaalbare doelmatige mondzorg, is er meer aandacht nodig voor onderdelen van beleid en organisatie die de toegang tot mondzorg beperken.”

Hij vertelt verder: “Preken vanuit de academische ivoren toren over sociaaleconomische verschillen in mondgezondheid werkt niet, en pleitbezorging en noodhulp bieden is onvoldoende. Er moet meer en iets anders gebeuren om het de averechtse selectie en selectieve uitsluiting binnen de mondzorg te doorbreken, verschillen in mondgezondheid te verminderen en de maatschappelijke baten van de mondzorg in onze samenleving te verhogen. Het beleid en de organisatie van mondzorg kan en moet beter. Daarbij dient expliciet rekening gehouden te worden met mensen die nu buiten de boot vallen.”

Op foto: Geert van der Heijden

Bron:
ACTA

 

 

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Eerste stap richting elektronische stimulatie-implantaten gezet om intraorale functies te herstellen

Eerste stap richting elektronische stimulatie-implantaten gezet om intraorale functies te herstellen

Elektrische stimulatie op de tong en het zachte gehemelte heeft een groot potentieel om intraorale functies te herstellen die verloren zijn gegaan door zenuw- of hersenbeschadiging. Door de minimale grootte van elektrische stroom te bepalen die hiervoor nodig is, is een eerste stap gezet in de richting van het bouwen van elektronische stimulatie-implantaten, staat in IEEE Transactions on Biomedical Engineering.

Vitale functies                                      

De intraorale ruimte is de omgeving van veel vitale functies zoals kauwen, slikken, ademen en praten. Deze bewegingen in het zachte gehemelte en de tong zijn de resultaten van een reeks goed georkestreerde sensorimotorische systemen. Ze zijn daarom extreem kwetsbaar voor schade als gevolg van fysieke of pathologische schade aan het zenuwstelsel, neurodegeneratieve ziekten of veroudering.

Groot potentieel

Elektrische stimulatie op de tong en het zachte gehemelte heeft volgens de auteurs een groot potentieel om problemen in de orale functies op te lossen. Het is echter nog niet bekend hoe dit precies kan worden gedaan. Om de minimale elektrische stroomsterkte te bepalen die nodig is om deze intraorale functies met behulp van stimulatie te herstellen, plaatsten de onderzoekers van Texas A&M University eerst minuscule metalen elektroden in een standaard retainer. Deze elektroden werden vervolgens bij vier proefpersonen geplaatst om het zachte gehemelte of de zijkant en bovenkant van de tong te stimuleren.

Elektrische stimulatie van tong en gehemelte

Vervolgens veranderden ze de amplitude van de stimulatiestroom voor elk van deze locaties terwijl ze de frequentie gelijk hielden. De proefpersonen werden gevraagd om aan te geven wanneer ze net een sensatie begonnen te voelen en wanneer de sensatie oncomfortabel was, schrijven de auteurs. Het experiment werd daarna herhaald voor een hogere stroomfrequentie.

Elektrische eigenschappen intraorale holte

Hierdoor waren de onderzoekers in staat om de gemiddelde perceptie- en ongemakdrempels voor de tong en het zachte gehemelte bepalen. Bovendien konden ze ook een equivalent circuit van de intraorale holte produceren om de elektrische eigenschappen ervan te dupliceren. Dit circuit zou volgens de groep kunnen worden gebruikt om de effecten van elektrische simulatie offline verder te evalueren, zonder menselijke proefpersonen.

Baanbrekende studie

“In deze studie zijn we begonnen met het leggen van de basis voor elektrisch stimulerende delen van de mond die onwillekeurige en vrijwillige bewegingen controleren. Ons werk is een baanbrekende studie en het is belangrijk zodat we in de nabije toekomst mensen kunnen helpen die voor enorme uitdagingen staan om alledaagse taken uit te voeren die we als vanzelfsprekend beschouwen”, zegt een van de auteurs in een statement van de universiteit.

Voor volgend onderzoek zijn de onderzoekers van plan om het intraorale gebied elektrisch te stimuleren en te onderzoeken hoe deze stimulaties kauwen, slikken en ander gedrag veranderen.

Bron:
IEEE Transactions on Biomedical Engineering 

 

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
Fadi-Mosa-nieuw-bestuurslid-KIMO

Fadi Mosa nieuw bestuurslid KIMO

Het KIMO-bestuur verwelkomde per 1 augustus 2022 haar derde bestuurslid Fadi Mosa, voor de rol van penningmeester naast bestuursleden James Huddleston Slater (secretaris) en Daniëlle Boonzaaijer (voorzitter).

Daniëlle is enthousiast over de komst van Fadi: “Fadi is een jonge en veelbelovende tandarts die wat ons betreft de jongere generatie tandartsen zal aanspreken en weet te enthousiasmeren voor de doelstellingen van het KIMO”.

Speerpunten

Het is één van de speerpunten van Fadi om de bekendheid van de KIMO-richtlijnen te vergroten onder de beroepsgroep en in het bijzonder de onderwijsinstellingen in het belang van goede evidence-based mondzorg. ‘’Mijn doel is dat de KIMO-richtlijnen uiteindelijk binnen de tandheelkunde een begrip worden net zoals de NHG-standaarden bij huisartsen’’, aldus Fadi.

Na het gymnasium rondde Fadi Mosa (1994) in 2022 de opleiding Tandheelkunde (UMCG) af. Als student was hij lid van de Opleidingscommissie Tandheelkunde, lid van de Decentrale Selectiecommissie Geneeskunde en Tandheelkunde, voorzitter van belangenorganisatie ProDent en lid van de Onderwijs- en Onderzoeksraad. Fadi is als tandarts werkzaam bij verschillende prakijken in de regio Rotterdam.

De benoeming van een KIMO-bestuurder geschiedt voor een periode van ten hoogste drie jaar. Een bestuurder is eenmaal aansluitend herbenoembaar voor een periode van drie jaar.

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Lengtebepaling van het wortelkanaal: van A tot Z

Lengtebepaling van het wortelkanaal: van A tot Z

Elektronisch lengte bepalen kan nog steeds een bron voor verwarring of discussie zijn. Vroeger waren er al twee kampen. Nayes deed liever een pulpotomie en instrumenteerde helemaal niet in het wortelkanaal. Terwijl Rhein het liefst door de apex heen prepareerde. Verslag van de lezing van Sune Demant over lengtebepaling van het wortelkanaal.

Dat de apicale anatomie heel complex is, weten we al sinds begin 1900. Veel tandartsen waren bang voor apicale delta. In die tijd probeerden we met behulp van medicamenten het kanaal schoon te krijgen om te probleem te ondervangen.

Er waren ook tandartsen die liever extraheerden omdat ze endo’s zagen als oorzaak van psychische ziektes. Een heel recent voorbeeld van deze zienswijze komt terug in de veel besproken documentaire ‘Root cause’.

De werklengte is de lengte waarop je het kanaal uiteindelijk wilt gaan vullen. Deze is gebaseerd op een aantal verschillende zaken:

  • Anatomie
  • Techniek
  • Biologie
  • onderzoeksresultaten

Verschillende anatomische begrippen weer even op een rijtje

  • Apicale foramen = waar het wortelkanaal de wortel verlaat
  • Apicale constrictie = smalste punt van het wortelkanaal
  • Cement = buitenkant wortel
  • Dentine = binnenkant wortel
  • CDJ =  cemento dentine junction: waar cement begint en het dentine eindigt. Dit is geen duidelijk te determineren grens.

Om het nog wat gecompliceerder te maken, bevindt het apicale foramen zich vaak niet precies aan het einde van de röntgenologische wortel en is de apicale constructie niet altijd aanwezig en hebben sommige elementen er meerdere.
Wij focussen ons met name op de apicale constrictie, omdat het logisch is om de obturatie te laten stoppen op smalste deel van kanaal. Dat maakt het maken van de restauratie makkelijker.

De werklengte benaderen vanuit onderzoeksresultaten

Hierbij wordt de werklengte bepaald uit wat wetenschappelijk bekend is over de prognose van een element. Bij vitale elementen heeft een kortere werklengte, dat wil zeggen verder van de apex af, een betere prognose. Terwijl bij avitale elementen een langere werklengte, dat wil zeggen dichter bij de apex, een betere prognose heeft. Bij alle elementen geldt dat een te lange werklengte (buiten de apex) nooit wenselijk is.

Werklengte is niet alleen belangrijk voor lange termijn resultaten, maar heeft ook invloed op de mate van napijn. Hoe langer een kanaal gevuld is, hoe meer napijn de patiënt na behandeling heeft.

De biologische bepaalde werklengte

Bij een (ir)reversibele pulpitis is er vaak nog vitaliteit in de kanalen aanwezig. Hierbij zou een pulpotomie (in plaats van een pulpectomie) ook goede resultaten kunnen geven en zou je de werklengte dus tot ingang van de wortelkanalen kunnen laten lopen.

Helaas geldt dat de wetenschappelijker onderbouwing voor de lengtebepaling nog niet goed genoeg is.

Er zijn verschillende manier op de werklengte te bepalen

  • Radiografisch
  • Elektronisch: tegenwoordig het meest gebruikt
  • Oude generatie: tactiel
  • Kijken naar bloed en vocht op paperpoint

Röntgenologische lengtebepaling

Nadelen

  • Apicale constructie is niet altijd aan einde van röntgenologische apex
  • Maken van foto kan lastig zijn (ver achter in de mond, kokhals)
  • Patiënt ontvangt meer röntgenstraling
  • Oncomfortabel voor patiënt

Voordelen

  • Krijgt gelijktijdig veel informatie over de morfologie

Elektronische lengtebepaling

Hierbij berekent een apparaat de locatie van de apicale constrictie aan de hand van een elektrisch model met bepaalde karakteristieken. Dit is gebaseerd op het feit dat er een constante weerstand aanwezig is, wanneer een vijl in een wortelkanaal wordt aangebracht (6.5 Kohm).

De apexlocator geeft signalen af naargelang het vijltje door het kanaal heen beweegt. De meest betrouwbare waarde om af te lezen is de 0-mm waarde: wanneer het apparaat vindt dat de apicale constrictie bereikt is.

Indien het apparaat afwijkende signalen afgeeft, dan zou er eventueel sprake kunnen zijn van een perforatie. Dit kan eventueel bevestigd of ontkracht worden door het toepassen van oudere techniek, bijvoorbeeld door een foto te maken.

De combinatie van een pacemaker en een elektronische lengtebepalen lijkt ook veilig in het gebruik. Bij twijfel kan het soms zinvol zijn om contact met de cardioloog van de patiënt op te nemen.

Voordelen

  • Precies
  • Snel
  • Goedkoop
  • Minder straling voor de patiënt
  • Comfortabel voor patiënt

Nadelen

  • Geen informatie over de morfologie
  • Lastig bij open apices, metalen restauraties en obliteratie

Protocol voor het bepalen van de werklengte

  • Begin altijd met een foto om de anatomie en morfologie in te schatten
  • Gebruik de apex locator gedurende de hele behandeling
    Als het kanaal gekromd is, dan wordt hij korter tijdens preparatie.
    0-punt is de meest precies af te lezen waarde: haal hier 1 mm vanaf om te lang vullen te voorkomen.
  • Controleer de werklengte röntgenologisch
    Vijl/hoofdstift foto kan allebei
    Indien 3 mm of meer van de apex af, dan moet de werklengte hoogst waarschijnlijk langer worden

Het doel van de behandeling moet zijn om alle vulmaterialen in het kanaal te houden.
Mocht je toch per ongeluk te lang vullen, dan geeft dit het minste lichaamsreactie met MTA. Ook een kleine sealerpuf af en toe is geen probleem.
Hoe sterieler de doorgeperste materialen hoe beter. Alle materialen die door het foramen heen steken geven een ontstekingsreactie. De patiënt heeft hier gelukkig lang niet altijd last van.

Bij vitale elementen kun je beter een kortere dan een langere werklengte aanhouden. Hierbij heeft het  de voorkeur om de behandeling in één zitting af te maken.

De lengtemeter is de gouden standard. Maar er zijn lastige gevallen waarbij deze alleen niet voldoende informatie geeft,  zoals bij resorptie aan de apex. Hierbij zal het altijd een combinatie van verschillende manieren nodig zijn: de röntgenfoto, de lengtemeter en ervaring.

Sune Demant graduated as a dentist from Copenhagen University in Denmark in 2011. He has carried out several research projects related to endodontics, as well as in undergraduate teaching. Sune has since his graduation combined research with clinical work and has since 2014 limited his practice to endodontics. He is currently a second year TEO at the Oral Health Sciences Postgraduate program (Endontology) at ACTA, Amsterdam as well as a PhD-student at University of Copenhagen.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Sune Demant tijdens het NVvE-congres De endo finish.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Orale-piercing

Orale piercings moeten worden verwijderd om schade in mond te beperken

Het dragen van orale piercings, met name tongpiercings, kan naastgelegen tanden en tandvlees negatief beïnvloeden, volgens een e-poster op het EuroPerio10-congres van de EFP. Deze piercings zouden moeten worden verwijderd om mensen te beschermen tegen verdere schade die mogelijk tot parodontitis en tandverlies kunnen leiden.

Een op de twintig

Geschat wordt dat ongeveer 5% van de jonge volwassenen orale piercings heeft, waarbij tongpiercings het vaakst voorkomen. Vrouwen hebben ongeveer vier keer zo vaak een orale piercing als mannen. Een systematische review die werd gepresenteerd op ’s werelds toonaangevende congres in parodontologie en implantaattandheelkunde wijst uit dat deze mensen risico lopen op parodontale complicaties.

Best beschikbare bewijs

De studie, die werd gepresenteerd door auteur professor Clemens Walter van University Medicine Greifswald in Duitsland verzamelde het beste beschikbare bewijs over piercings en mondgezondheid. De analyse omvatte acht onderzoeken met 408 deelnemers die in totaal 236 lippiercings en 236 tongpiercings hadden. Een vijfde van de patiënten had piercings in meer dan één orale plaats. De draagduur varieerde van een maand tot 19 jaar en de meeste sieraden waren van metaal.

Diepere pockets door tongpiercings

Alle onderzoeken vergeleken tanden en tandvlees naast de piercing met plekken elders in de mond. Met betrekking tot tongpiercings vonden drie op de vijf onderzoeken diepere pockets rond de tanden naast de piercing. Daarnaast zagen drie op de vier onderzoeken grotere openingen rond deze tanden.

Tandvleesproblemen

Elk van de vier onderzoeken die patiënten op terugtrekkend tandvlees onderzochten, vonden dit probleem bij mensen met tongpiercings. Bij twee van de drie onderzoeken werd bloedend tandvlees aangetroffen bij deze sieraden. Wat betreft lippiercings was de belangrijkste bevinding terugtrekkend tandvlees, wat werd waargenomen in drie van de vier onderzoeken.

Verwijder de sierraden

Diepe pockets en openingen, en terugtrekkend en bloedend tandvlees zijn allemaal tekenen van parodontitis, wat tot tandverlies kan leiden. Volgens het onderzoek zouden mensen met tong- en lippiercings deze sieraden moeten verwijderen om hun tanden en tandvlees te beschermen tegen verdere schade.

Schade neemt toe

Professor Walter zei: “De bevindingen suggereren dat orale piercings, vooral in de tong, de aangrenzende tanden en tandvlees negatief beïnvloeden. Bij mensen met tongpiercings was er vooral schade aan de onderste twee voortanden, de mandibulaire snijtanden, die belangrijk zijn voor het bijten en kauwen van voedsel. De kans op tand- en tandvleesbeschadiging bleek toe te nemen met de duur van het dragen van een lip- of tongpiercing.”

Patiënten informeren

Tandartsen zouden moeten bijdragen aan het bewust maken van patiënten over deze negatieve gevolgen. “Tandartsen moeten hun patiënten informeren over het risico op parodontale complicaties bij het dragen van orale piercings, en mensen met deze piercings moeten sterk worden aangemoedigd om ze te verwijderen”, concludeerde hij.

Bronnen:
“Influence of oral piercings on periodontal health – a systematic review”, gepresenteerd tijdens de sessie “Influence of oral piercings on periodontal health – a systematic review” door professor Clemens Walter tijdens EuroPerio10 op 15 juni 2022.

International Journal of Dental Hygiene

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Slijt

Eeuwenoude kaak vertoont verrassend tandslijtagepatroon

Onderzoekers hebben een eeuwenoud kaakbeen opgegraven op het Indonesische eiland Sulawesi. De kaak was van een vroege mens en vertoont een verrassend tandslijtagepatroon.

Dat blijkt uit een artikel dat in PLOS One is gepubliceerd.

Het kaakbot, dat ernstige occlusale slijtage en andere tandheelkundige pathologieën vertoonde, behoorde toe aan een persoon van onbekende leeftijd en geslacht die 16.000 tot 25.000 jaar geleden leefde. Het bot is onderdeel van de eerste Pleistocene menselijke skeletresten uit Sulawesi. Dat schrijven hoofdauteur Adam Brumm, PhD, van de Griffith University in Brisbane, Australië, en zijn collega’s.

Volgens de onderzoekers had het individu een slechte mondgezondheid. De persoon had alleen nog kiezen, waarschijnlijk als gevolg van parodontitis.

Kies als gereedschap

Alleen de tweede molaar had een normaal occlusaal vlak. Bevindingen wijzen erop dat de derde kies mogelijk als gereedschap is gebruikt, schrijven ze.

De vondst “geeft ons het eerste directe fossiele inzicht in de identiteit van deze oude verzamelaars, en de ongebruikelijke tandslijtage en orale pathologie bieden boeiende aanwijzingen over hoe ze zich aanpasten aan hun regenwoudomgeving”, concludeert de groep onderzoekers.

Bron:
PLOS ONE

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Verband gevonden tussen sociaaleconomische achtergrond en tandslijtage

Verband gevonden tussen sociaaleconomische achtergrond en tandslijtage

In een studie gepubliceerd in het Journal of Dentistry, analyseren onderzoekers van de Griffith University en het National Dental Research Institute in Singapore 65 onderzoeken met 64.000 deelnemers om een ​​causaal verband te bepalen tussen sociaaleconomische status en gebitsslijtage bij kinderen en jonge volwassenen.

Toegang tot suiker als belangrijkste oorzaak

“Dit is de eerste uitgebreide studie die de relatie tussen sociaaleconomische status en tandslijtage wereldwijd onderzoekt”, zegt Dr. Khaled Ahmed van de Griffith School of Medicine and Dentistry.

“Gebitsslijtage is een aandoening die in de loop van de tijd progressieve en onomkeerbare slijtage van tanden veroorzaakt, waardoor ze lelijk en gevoeliger worden en het vermogen van een persoon om voedsel te kauwen aantast”, vervolgt hij. “In veel landen zijn koolzuurhoudende dranken, energiedrankjes en verpakte sappen verkrijgbaar voor rijke mensen.”

Dit soort slechte voedingsgewoonten kunnen kinderen van alle sociaaleconomische klassen vatbaar maken voor het risico van erosie. Maar kinderen met een goede sociaaleconomische achtergrond lopen mogelijk meer risico dan hun leeftijdsgenoten. Zij hebben een betere toegang tot suiker dan lage- en middeninkomenslanden.

Opleidingsniveau en welvaart

Uit het onderzoek blijkt dat tieners van wie de ouders een hoger opleidingsniveau en een hoger welvaartsniveau hadden en die naar privéscholen gingen, meer kans hebben op tandslijtage. Terwijl volwassenen met een hoger opleidingsniveau een lager risico op tandslijtage hadden. “De belangrijkste vormen van tandslijtage bij kinderen met een hoge sociale status zijn te wijten aan het erosieve potentieel van hun dieet,” zei Dr. Achmed.

“Volwassenen met een lagere sociaaleconomische status hebben meer kans op tandslijtage als gevolg van slechte voeding, onderliggende medische aandoeningen, eetstoornissen, stress, depressie, en beperkte toegang tot tandheelkundige zorg.” Rijkere volwassenen hebben niet alleen een lager risico op tandslijtage, maar hebben ook betere toegang tot tandheelkundige behandelingen, waardoor vroegtijdige detectie en interventie mogelijk zijn.

Ook traditionele voedingsmiddelen in grote hoeveelheden zijn gevaarlijk

De onderzoekers ontdekten ook dat het consumeren van traditionele zure voedingsmiddelen zoals tamarinde, baobab, hibiscus en citrusthee in bepaalde landen tandslijtage veroorzaakte vanwege hun hoge zuurgraad.

“Het is belangrijk om de grondoorzaken van tandslijtage te bestrijden om de onomkeerbare schade aan de tanden te minimaliseren”, zegt Dr. Achmed. “Bewustwording van gebitsslijtage door middel van gerichte volksgezondheidsprogramma’s en voorlichting is de eerste verdedigingslinie om de pathologische progressie van de ziekte te voorkomen die op latere leeftijd dure tandheelkundige procedures kan vereisen. Gezondheidsproblemen zoals gastro-oesofageale refluxziekte, diabetes en slaap- en eetstoornissen kunnen het voor tandartsen ook moeilijk maken om tandslijtage te behandelen. Het is belangrijk dat tandartsen de oorzaken van gebitsslijtage begrijpen om een ​​juiste diagnose en behandeling te garanderen”, aldus de auteur.

Bron:
Journal of Dentistry

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
tandpasta

Antimicrobieel middel in tandpasta mogelijk gelinkt aan darmontsteking

Triclosan, een antimicrobieel middel in tandpasta en andere mondverzorgingsproducten zit, houdt mogelijk verband met een soort darmontsteking die chronische spijsverteringsziekten veroorzaakt. Een onderzoek gepubliceerd in Nature Communications ontdekte dat microbiële enzymen colitis induceerden bij muizen door triclosan in het maagdarmkanaal te reactiveren.

Stijgende prevalentie van darmaandoeningen

De afgelopen decennia komen inflammatoire darmaandoeningen (IBD), een chronische ontsteking van het darmweefsel steeds vaker voor. Waar in 1999 twee miljoen volwassenen in de VS werden gediagnosticeerd met IBD steeg dit getal met 50% tot drie miljoen mensen in 2015.
IBD kan de levenskwaliteit ernstig beïnvloeden, aangezien de symptomen buikpijn, diarree en rectale bloedingen omvatten, en er geen remedie is. Ook lopen patiënten met IBD een groter risico op het ontwikkelen van colorectale kanker, schrijft een groep onderzoekers uit de VS, China en Nederland.

Blootstelling aan chemicaliën

De toename van het aantal gevallen van IBD is in verband gebracht met blootstelling aan chemicaliën in het milieu. De betrokken mechanismen zijn echter nog onduidelijk. Triclosan is te vinden in meer dan 2.000 industriële en consumentenproducten, waaronder mondwater, scheerschuim en speelgoed. In de EU is het in cosmetica met een maximale dosis toegestaan. Uit onderzoek blijkt dat triclosan in tandpasta de hoeveelheid tandplak, tandvleesontsteking, tandvleesbloeding en cariës van de tandkroon verminderen.

Veilig bij normaal gebruik

Triclosan is in verband gebracht met verhoogde antibioticaresistentie, hormoonverstoring en osteoporose, en in de VS wordt het aangetroffen in ongeveer 75% van de urinemonsters. Volgens het RIVM kunnen producten met triclosan bij normaal gebruik veilig worden gebruikt.

Verhoogde ernst van colitis

Een recente studie toonde echter aan dat blootstelling aan triclosan de ernst van colitis verhoogde en de ontwikkeling van colitis-geassocieerde colorectale kanker in muismodellen vergrootte, aldus de auteurs. Deze resultaten ondersteunen de hypothese dat triclosan een risicofactor kan zijn voor IBD en aanverwante aandoeningen, merkten ze op.

Onderzoek bij muizen

Wat de darmmicrobiota en triclosantoxiciteit met elkaar verbindt is onbekend. Daarom probeerden de onderzoekers dergelijke microbiële factoren in de darm te identificeren. Om dit te doen voerden ze muizen vier weken lang een dieet dat triclosan bevatte, en vervolgens werden de verzamelde weefsels geanalyseerd met behulp van vloeistofchromatografie-tandem-massaspectrometrie.

Cruciale rol van darmmicrobiële enzymen

De resultaten “onthullen de cruciale rol die darmmicrobiële enzymen spelen bij de metabole activering en darmtoxiciteit van TCS”, schrijven de auteurs. Ze identificeerden specifieke microbiële β-glucuronidase (GUS)-enzymen die betrokken zijn bij het metabolisch activeren van triclosan in de darm.
Ten slotte konden ze zien dat gerichte remming van bacteriële GUS-enzymen de colitis-bevorderende effecten van TCS tenietdoet. Dit ondersteunt een essentiële rol van specifieke microbiële eiwitten in triclosantoxiciteit.

Veiligheid heroverwegen

“Onze resultaten definiëren een mechanisme waarmee darmmicroben bijdragen aan de metabole activering en darmtoxiciteit van TCS, en benadrukken het belang van het overwegen van de bijdragen van de darmmicrobiota bij het evalueren van het toxische potentieel van milieuchemicaliën”, concluderen de onderzoekers. “De veiligheid van TCS en verwante verbindingen moet worden heroverwogen gezien hun potentieel voor darmbeschadiging.”

Bronnen:
Nature Communications
Waarzitwatin

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Mogelijk verband tussen parodontitis en prostaatkanker ontdekt

Mogelijk verband tussen parodontitis en prostaatkanker ontdekt

Onderzoekers hebben een significant verband ontdekt tussen parodontitis en een verhoogd risico op prostaatkanker. Er werd echter geen verhoogd risico waargenomen bij parodontitispatiënten die werden behandeld, volgens een studie gepubliceerd in het International Brazilian Journal of Urology.

Verband met systemische ziekten

Parodontitis wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op verschillende systemische ziekten, waaronder pancreas- en longkanker. De associatie met de meest voorkomende kanker bij mannen, prostaatkanker, is echter nog niet duidelijk. Prostaatkanker is de belangrijkste oorzaak van kankergerelateerde sterfgevallen wereldwijd. Ongeveer 164.690 nieuwe gevallen van prostaatkanker werden in 2019 gediagnosticeerd en leidden tot 29.430 sterfgevallen, schat de American Cancer Society.

Geen consensus over prostaatkanker

Verschillende studies spreken elkaar tegen over het verband tussen deze vorm van kanker en parodontitis. Aangezien een enkele epidemiologische studie mogelijk niet voldoende is om het effect van parodontitis op het risico op prostaatkanker te bepalen hebben de auteurs uit China een systematische review en meta-analyse uitgevoerd van negen cohortstudies uit vier medisch-wetenschappelijke databases.

Meta-analyse van cohortstudies

Voor de meta-analyse is in de medisch-wetenschappelijke databases MEDLINE, Embase, Web of Science en Cochrane Library gezocht naar geschikte studies die tot april 2020 zijn gepubliceerd. Negen studies met 3.353 gevallen van prostaatkanker en in totaal 440.911 deelnemers werden geïdentificeerd. De gegevens werden statistisch geëvalueerd en het 95%-betrouwbaarheidsinterval (95%-BI) van de hazard ratio (HR) werd bepaald.

1,4 keer groter risico op prostaatkanker

De onderzoekers vonden dat parodontitis het risico op prostaatkanker met een factor 1,40 verhoogde (HR: 1,40; 95%-BI: 1,16 – 1,70; p = 0,001) in vergelijking met patiënten zonder parodontitis. Interessant genoeg was er bij patiënten die een parodontitisbehandeling ondergingen geen significant verband (HR: 1,22; 95%-BI: 0,86–1,73; p=0,272). De gegevens varieerden echter afhankelijk van hoe parodontitis werd geregistreerd en waren met name consistent voor zelfgerapporteerde parodontitis door de patiënt.

Parodontale behandeling essentieel

Patiënten met parodontitis zouden onmiddellijk moeten worden behandeld met parodontale therapie, schrijven de auteurs. Ook zou er verder onderzoek moeten worden gedaan dat de onderliggende mechanismen die parodontitis en prostaatkanker met elkaar in verband brengen volledig moet onderzoeken. “Het bewustzijn en het belang voor het behoud van de mondgezondheid moet worden verbeterd”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
Brazilian Journal of Urology

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Parodontologie, Thema A-Z
In memoriam: implantoloog/parodontoloog Ronnie Goené

In memoriam: implantoloog/parodontoloog Ronnie Goené

Op 24 juli overleed de bekende parodontoloog/implantoloog Ronnie Goené (1949 – 2022). Hij was mede-oprichter van de Kliniek voor Parodontologie Amsterdam waar hij gespecialiseerd was in implantologie.

Ronnie Goené is van grote waarde geweest voor de implantologie in Nederland, voor patiëntenbehandeling, kennisoverdracht en ook voor de Nederlandse Vereniging voor Orale Implantologie. Hij gaf regelmatig lezingen waarover wij diverse verslagen schreven, zie bijvoorbeeld:

Extractie van een voortand… wat nu?
Implantologie: een samenspel tussen prothetiek en chirurgie
Periodieke controle en onderhoud van implantaten

Op de website van de NVOI vind je een in memoriam geschreven door Henny Meijer en Gerry Raghoebar. De NVvP plaatste ook een mooie herdenking geschreven door Frank Abbas en Jan Tromp.
Wij wensen zijn nabestaanden veel sterkte toe.

 

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
COVID-19 leidt mogelijk tot groter risico op kaakosteonecrose 400x230

COVID-19 leidt mogelijk tot groter risico op kaakosteonecrose

Een COVID-19-infectie kan mogelijk leiden tot osteonecrose van de kaak, volgens een casusserie die is gepubliceerd in BMC Infectious Diseases. Het artikel beschrijft twaalf gevallen waarbij patiënten die corticosteroïden voorgeschreven kregen als behandeling voor COVID-19 spontane maxillaire osteonecrose ontwikkelden.

Complicaties van COVID-19

Veel patiënten herstellen van COVID-19. Zij kunnen na herstel echter last krijgen van langetermijneffecten en mogelijke complicaties. Een van de mogelijke complicaties is osteonecrose in de maxillofaciale regio.

Osteonecrose na corona

Meerdere factoren kunnen mogelijk bijdragen aan de inductie en verspreiding van osteonecrose van de kaak als gevolg van post-COVID-19. Ten eerste veroorzaakt het virus zelf downregulatie door het angiotensine-omzettende enzym 2 (ACE-2) met als gevolg een hyperinflammatoire toestand. Ook kunnen de geneesmiddelen die worden gebruikt als behandeling bij de infectie bijdragen, net als comorbiditeiten en co-infecties. Onafhankelijk of vanwege hun interacties zijn deze factoren geassocieerd met de ontwikkeling van kaakosteonecrose, volgens de auteurs van het artikel.

Twaalf patiënten

Onder leiding van Yehia El-Mahallawy van Alexandria University in Egypte beschrijven meerdere gevallen van spontane maxillaire osteonecrose na verschillende periodes van SARS-CoV-2-infectie. Tussen januari en augustus 2021 werden twaalf patiënten verwezen naar de afdeling kaak- en aangezichtschirurgie voor consultatie wegens een pijnlijke intraorale aandoening. Elke patiënt had recentelijk een positieve PCR-test voor corona gehad.

De patiënten, waaronder zeven vrouwen en vijf mannen, hadden een gemiddelde leeftijd van ongeveer 56 jaar en waren allemaal diabetespatiënten. Ze ervoeren orale manifestaties en hadden ten minste één systematische comorbiditeit. Van de patiënten waren er vijf voor verschillende perioden in het ziekenhuis opgenomen tijdens de behandeling van COVID-19. De anderen werden in thuisisolatie behandeld. Alle patiënten kregen corticosteroïden voorgeschreven tijdens de coronabehandeling.

Verschillende symptomen

De osteonecrosesymptomen traden gemiddeld 5,5 weken na de negatieve PCR-test op. Bij de patiënten werden verschillende symptomen gevonden, waaronder mobiele dentoalveolaire maxillaire segmenten en fistels met pus. Alle patiënten ondergingen computertomografie (CT) scans om de omvang van de infectie af te bakenen. Laboratoriumtests wezen uit dat er geen schimmelgroei plaats vond. Negen patiënten testten echter positief voor ampicilline en sulbactam-resistente bacillen, en de andere drie waren positief voor Enterococcus spp, Neisseria spp en Staphylococci.

Succesvolle behandelingen

De infecties werden succesvol behandeld door middel van chirurgisch debridement en pre- en postoperatieve antibiotica. Vervolgens werden de patiënten gedurende minstens twee maanden gevolgd. In geen geval werd een terugkeer van de ontstekingsprocessen gemeld. Een terugkerend beeld was echter dat weefselvlekken talrijke necrotische fragmenten en lege osteocytlacunes vertoonden. Het beenmerg vertoonde zware infiltratie van ontstekingscellen, evenals bloedingen en dystrofische verkalking, schreven de auteurs.

Eerste gemelde gevallen

Aangenomen wordt dat dit de eerste gemelde gevallen van kaakosteonecrose zijn na een SARS-CoV-2-infectie. Een beperking van deze casusserie is onder meer de kleine steekproefomvang. In de toekomst moeten er volgens de auteurs studies worden uitgevoerd om de exacte pathogenese van kaaknecrose te bepalen en om te onderzoeken of het virus zelf of andere factoren tot deze ernstige botziekte leiden.

Voorbereiding van tandartsen

“Met de toenemende mate van COVID-19, moeten de algemene tandartsen en kaak- en kaakchirurgen het best worden voorbereid en gepositioneerd voor de vroege identificatie en preventie van PC-RONJ (post-COVID-19-gerelateerde osteonecrose van de kaak) om blijvende misvorming te voorkomen”, aldus de auteurs.

Bron:
BMC Infectious Diseases

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Maaike van Helvoirt-Bisschop “de mondzorg is vaak een ondergeschoven kindje in de ouderenzorg”

Maaike van Helvoirt-Bisschop: “de mondzorg is vaak een ondergeschoven kindje in de ouderenzorg”

Maaike van Helvoirt-Bisschop (33) behoort sinds januari 2022 tot een van de meest exclusieve gezelschappen van Nederland. Zij is namelijk één van de drie mondhygiënisten in Nederland met de titel ‘Mondhygiënist-Geriatrie’. In dit interview vertelt ze hoe het werk van een mondhygiënist in de ouderenzorg eruit ziet. “Ik kan supertrots zijn als ik iemands gebit heb kunnen reinigen.”

De geriatrie richt zich op de zorg voor ouderen met complexe aandoeningen. Denk aan ouderen die dementie of afasie hebben. Voor deze doelgroep is het vaak lastig om goed voor het eigen gebit te zorgen. De dagelijkse zorg lukt vaak wel, eventueel met de hulp van een verzorgende. Maar voor een deel zijn deze kwetsbare ouderen afhankelijk van de zorg die mondhygiënisten zoals Maaike van Helvoirt-Bisschop hen bieden.

Maaike werkt twee dagen per week in de algemene praktijk en twee dagen per week in de ouderenzorg namens MondzorgPlus, een ambulante zorgverlener die zich inzet voor de mondzorg voor zorgafhankelijke mensen. In januari 2022 kreeg zij als derde mondhygiënist in Nederland de titel Mondhygiënist-Geriatrie (MhGe) uitgereikt van de Nederlandse Vereniging voor Gerodontologie.

Hoe krijg je de titel Mondhygiënist-Geriatrie?

“Om de titel Mondhygiënist-Geriatrie te krijgen moet je een portfolio schrijven. Daarin toon je aan dat je de kennis en kunde hebt om als mondhygiënist in de geriatrie aan de slag te gaan. En je laat zien dat je affiniteit hebt met de doelgroep van ouderen met complexe aandoeningen.

Je beschrijft je werkervaring en taken die je hebt uitgevoerd binnen de geriatrie. Je draagt ook wat casussen aan die aantonen dat je met complexe situaties om kunt gaan. En ook de cursussen, bijscholingen en congressen die je hebt bijgewoond moeten in het portfolio terugkomen. Tenslotte schrijf je een onderzoek, uiteraard met betrekking tot mondzorg in de geriatrie.

Dat is een flink document. Ik ben er zo’n twee jaar mee bezig geweest. Niet aan één stuk door, hoor. Ik werkte tussen mijn werktijd door aan mijn portfolio.”

Waarom wilde jij deze titel behalen?

“Op de opleiding tot mondhygiënist merkte ik al dat ik het leuk vond om met ouderen te werken. Vooral het werk met dementerende ouderen vond ik erg belonend. Bovendien merkte ik dat ik goed met die doelgroep om kon gaan.

Jaren later heeft de eerste Mondhygiënist-Geriatrie van Nederland binnen de werkgroep ouderen en verstandelijk gehandicapten van de Nederlandse Vereniging voor Mondhygiënisten eens haar verhaal gedaan. Dat inspireerde me om zelf ook de titel te behalen.

Toen ik in januari 2020 terugkwam van zwangerschapsverlof, kregen we in de zorg al snel te maken met de gevolgen van de coronacrisis. Aangezien ik minder in contact met cliënten kon zijn, leek mij dat een mooi moment om de titel te proberen te behalen. Mijn werkgever gaf mij daar ook de tijd en ruimte voor. Ze motiveerden mij zelfs.”

Wat heb je nodig om een goede Mondhygiënist-Geriatrie te zijn?

“Naast de vakinhoudelijke kennis en kunde, is het belangrijk dat je rust kunt uitstralen. En dat je die rust ook kunt overbrengen op de patiënt. Het lezen van non-verbale communicatie is daarbij essentieel. Kwetsbare ouderen kunnen niet altijd goed aangeven hoe ze zich voelen. Wat ze wel en niet prettig vinden. Je moet de situatie dus goed kunnen inschatten en daarop inspelen. Elke patiënt is anders. Dat klinkt cliché, maar in de geriatrie is dat écht zo.”

Wat maakt het werken met ouderen volgens jou zo mooi en belangrijk?

“Als mondhygiënist in de geriatrie kom je soms echt voor lastige situaties te staan. Denk bijvoorbeeld aan een patiënt die dementie heeft. Soms weten zij niet wie ik ben, wat ik kom doen, of waarom ik in hun mond moet kijken. Dat kan voor veel onrust zorgen. Maar juist voor deze mensen is het belangrijk dat hun gebit goed verzorgd wordt. Zelf kunnen ze het namelijk niet meer altijd. Ze vergeten hun tanden te poetsen, hebben de motoriek er niet meer voor, of kunnen het niet aangeven wanneer ze pijn in hun mond hebben.

Als het ondanks die complexiteit toch lukt om een behandeling succesvol uit te voeren, geeft dat ontzettend veel voldoening. En dat kan al in kleine dingetjes zitten. Als ik in de algemene praktijk werk, moet een behandeling altijd volledig en zo perfect mogelijk uitgevoerd worden. Anders is het niet goed genoeg. Maar in de ouderenzorg kan ik supertrots zijn als ik iemands gebit heb kunnen reinigen. Het stelt eigenlijk niets voor, maar het is zo belangrijk voor die doelgroep dat ik van dat soort simpele taken al heel gelukkig kan worden.”

Is er sinds het behalen van de titel Mondhygiënist-Geriatrie ook iets veranderd in je werk?

“Nee, eigenlijk niet. Het is eerder een soort bekroning of bevestiging voor het werk dat ik altijd al deed. Ik weet van mezelf dat ik die kennis, kunde en affiniteit in huis heb. Maar met zo’n titel wordt dat officieel gemaakt. Daardoor kan ik nu ook objectief aantonen dat ik bijvoorbeeld affiniteit met de doelgroep heb. En het maakt mij nog nadrukkelijker bewust van mijn multidisciplinaire functie en het belang daarvan.”

Er zijn maar drie mondhygiënisten met de titel Mondhygiënist-Geriatrie in Nederland. Moeten dat er niet meer worden?

“De mondzorg is ondertussen wel ingeburgerd in de ouderenzorg. De meeste instellingen kunnen tegenwoordig voorzien in periodieke controles en gebitsreiniging. Maar het blijft toch een beetje een ondergeschoven kindje als je het vergelijkt met de kapper en pedicure. Mondzorg zit bijvoorbeeld niet in de opleiding tot verzorgende.

Ik hoop daarom ook dat er nog veel meer mondhygiënisten opstaan met affiniteit met de geriatrie. Professionals en studenten die hun hart voor ouderen op de juiste plek hebben zitten. Mensen worden bovendien steeds ouder en houden steeds langer hun eigen tanden. En de werkdruk in de ouderenzorg wordt voorlopig alleen nog maar hoger. Mondhygiënisten in de geriatrie zijn dus ook gewoon keihard nodig.”

 

 

Lees meer over: Opinie, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
Het-gebruik-van-kunstmatige-intelligentie

Het gebruik van kunstmatige intelligentie in de tandheelkunde komt steeds dichterbij

In de toekomst van de tandheelkunde kan kunstmatige intelligentie (AI) mogelijk automatisch parodontale pathologieën ontdekken die anders mogelijk worden gemist.

Een onderzoek dat werd gepresenteerd op het EuroPerio10-congres van de Europese Federatie van Parodontologie (EFP) toont aan dat dit steeds dichterbij komt: een deep learning-algoritme heeft namelijk met succes parodontitis op 2D-bitewing-röntgenfoto’s gedetecteerd.

Pathologie eerder ontdekken

Het inzetten van kunstmatige intelligentie vermindert mogelijk de hoeveelheid onderzoeken die nodig is om een pathologie te ontdekken, waardoor de blootstelling aan straling kan worden verminderd. Ook kan de stille progressie van parodontale ziektes worden verminderd en een behandeling eerder worden gestart. Het onderzoek werd gepresenteerd door Dr. Burak Yavuz van Eskisehir Osmangazi University in Turkije op EuroPerio10 – ’s werelds toonaangevende congres op het gebied van parodontologie en implantaattandheelkunde dat wordt georganiseerd door de EFP.

Deep learning bepaalt parodontale status

AI is eerder al gebruikt tijdens studies om cariës, wortelfracturen en apicale laesies te detecteren. Het onderzoek op het gebied van parodontologie is echter beperkt. Deze studie evalueerde het vermogen van deep learning, een type AI, om de parodontale status in 343 bitewing-röntgenfoto’s van parodontitispatiënten te bepalen.

Neuraal netwerk en specialist

De beeldverwerking werd uitgevoerd met een convolutief neuraal netwerk en door een ervaren specialist. Beide maakten gebruik van de segmentatiemethode. Beoordelingen omvatten totaal alveolair botverlies rond de onder- en boventanden, horizontaal botverlies, verticaal botverlies, furcatiedefecten en tandsteen rond de boven- en onderkaaktanden.

Gevoeligheid en precisie

Het succes van het algoritme bij het identificeren van defecten werd vergeleken met de beoordeling van de arts. Hiervoor werden gevoeligheid, precisie en F-1 score, het gewogen gemiddelde van gevoeligheid en precisie, gerapporteerd. Voor gevoeligheid, precisie en F1-score is 1 de beste waarde en 0 de slechtste.

Goede detectie van bepaalde soorten defecten

Het neurale netwerk identificeerde 859 gevallen van alveolair botverlies, 2.215 gevallen van horizontaal botverlies en 340 gevallen van verticaal botverlies. Daarnaast werden 108 furcatiedefecten en 508 gevallen van tandsteen gevonden.

De resultaten voor gevoeligheid, precisie en F1-score waren wisselend voor de verschillende types beoordeelde onderdelen. Zo werd totaal alveolair botverlies zeer goed gedetecteerd, terwijl de kunstmatige intelligentie verticaal botverlies niet kon identificeren. De exacte waardes zijn weergegeven in de tabel.

Bekijk hier een grotere afbeelding.

Uitgebreidere studies nodig

Dr. Yavuz zei: “Onze studie illustreert dat AI in staat is om vele soorten defecten op te pikken uit 2D-beelden die kunnen helpen bij de diagnose van parodontitis. Er zijn uitgebreidere studies nodig op grotere datasets om het succes van de modellen te vergroten en het gebruik ervan uit te breiden tot 3D-röntgenfoto’s.”

Kijkje in de toekomst

“Deze studie geeft een kijkje in de toekomst van de tandheelkunde, waar AI automatisch beelden evalueert en tandheelkundige professionals helpt om ziekten eerder te diagnosticeren en te behandelen”, concludeerde hij.

Bron:
“Detecting periodontal bone loss with an artificial intelligence approach on dental bitewing radiographs”, gepresenteerd tijdens de sessie “Periodontal diagnosis and disease progression” tijdens EuroPerio10 op 16 juni 2022, gepresenteerd door Dr. Burak Yavuz.

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z