slapen, narcose

Podcast: Informatie voor algemeen practicus bij patiënt die behandeld wordt met MRA

Obstructieve slaapapneu (OSA) komt regelmatig voor. De kans is dus groot dat er in uw praktijk patiënten rondlopen die hiervoor worden behandeld met een mandibulair repositie apparaat (MRA). Hoe wordt de diagnose gesteld? Hoe wordt er bepaald of de patiënt in aanmerking komt voor een MRA behandeling? Waar kunt u als algemeen practicus op letten?

Geschreven door Marieke Filius, tandarts en geaccrediteerd Tandheelkundige Slaapgeneeskundige NVTS

Beluister de podcast

Lees de hele tekst van het artikel hieronder.

Patiënten die worden verdacht op het hebben van obstructief slaapapneu (OSA) worden in de meeste gevallen via de huisarts verwezen naar de longarts. De longarts zal aan de hand van onder andere de anamnese en het slaaponderzoek vaststellen of er sprake is van Obstructief Slaap Apneu Syndroom (OSAS). Ook wordt er een klinisch onderzoek uitgevoerd door de KNO-arts. De KNO-arts beoordeeld de bovenste luchtwegen op tekenen van vernauwing.

Diagnose

OSA wordt gekenmerkt door regelmatige onderbrekingen in de ademhaling tijdens de slaap door het dichtvallen van de hogere luchtwegen. Zo’n onderbreking wordt een apneu of hypopneu genoemd en wordt gekenmerkt door (respectievelijk) een volledige of een gedeeltelijke onderbreking van de luchtstroom van minstens tien seconden met als gevolg een verlaging van het zuurstofgehalte in het bloed. Ook is er bij veel OSA-patiënten sprake van snurkgeluid, ook veroorzaakt door vernauwing van de hogere luchtwegen.

De Apneu-Hypopneu-Index (AHI) is een grootheid die het gemiddelde aantal apneus of hypopneus per uur slaap aangeeft en wordt geregistreerd tijdens het slaaponderzoek. De ernst van OSA kan op basis van de AHI worden onderverdeeld in:
Mild: AHI 5-15
Matig: AHI 15-30
Ernstig: AHI >30

De diagnose OSAS kan gesteld worden indien:
– Er sprake is van een AHI van 5 of hoger én:
– Er sprake is van overmatige slaperigheid overdag die niet verklaard kan worden door andere factoren OF er sprake is van aanwezigheid van twee of meer van de volgende symptomen die niet door een andere oorzaak verklaard kunnen worden:

  • Nachtelijk verstikkingsgevoel en/of happen naar adem tijdens de slaap
  • Regelmatig wakker schrikken tijden de slaap
  • Niet-verfrissende slaap
  • Vermoeidheid overdag
  • Concentratieverlies

Behandeling OSAS

Het is belangrijk om OSAS te behandelen. Door het regelmatig optreden van ademstops vinden er herhaalde ontwaakreacties plaats (vaak merkt de patiënt hier niets van). Deze slaapfragmentatie heeft een vermindering van slaapkwaliteit tot gevolg. Wordt hier niets aan gedaan dan kan de patiënt naast (ernstige) vermoeidheid, last krijgen van hoofdpijn en van concentratie- en geheugenverlies. Door het gebrek aan zuurstof in de nacht loopt de patiënt daarnaast het risico op meerdere gezondheidsproblemen, zoals een hoge bloeddruk, diabetes, overgewicht en hart- en vaatziekten. (bron: folder NVTS)

CPAP of MRA

Vaak wordt een OSAS-patiënt behandeld met een CPAP (Continuous Positive Airway Pressure) of een MRA (Mandibulair Repositie Apparaat). Een CPAP is een apparaat waarbij er continue lucht met positieve druk de luchtweg ingeblazen wordt via een gezichtsmasker. Deze positieve luchtdruk houdt de bovenste ademweg open. Een MRA is een soort blokbeugel die op maat wordt gemaakt en die ’s nachts wordt gedragen. De MRA zorgt ervoor dat de onderkaak in een ventrale stand wordt gefixeerd waardoor de luchtweg tijdens de nachtrust open blijft. De CPAP is de gouden standaardbehandeling maar over het algemeen wordt een MRA beter geaccepteerd dan een CPAP-apparaat.

Behandeling met een MRA kan als primaire interventie worden overwogen bij de behandeling van patiënten met lichte tot matige vormen van OSAS. In geval van een ernstige vorm van OSAS of beperkingen in de gebitssituatie van de patiënt, moet behandeling met een MRA vooral als een secundaire interventie worden gezien. Voor een behandeling met een MRA wordt de patiënt door de KNO en/of longarts verwezen naar een tandheelkundig slaapgeneeskundige. Dit is een kaakchirurg, orthodontist of tandarts die geaccrediteerd is voor het uitvoeren van deze behandeling en nauw samenwerkt met andere medisch specialisten om de slaapproblemen te behandelen.

Consult voor MRA

De tandheelkundig slaapgeneeskundige zal beoordelen of een patiënt geschikt is voor een MRA. Hieronder volgen de zeven stappen van een eerste consult.

1. Anamnese

Tijdens de anamnese wordt gevraagd naar de algemene gezondheid en het medicatiegebruik van de patiënt. Daarnaast wordt de patiënt gevraagd naar de aanwezigheid van de volgende klachten:

  • (overmatige) vermoeidheid
  • slaperigheid overdag
  • concentratie problemen
  • problemen tijdens het autorijden, zoals de neiging tot in slaap vallen achter het stuur
  • een stokkende ademhaling/ onregelmatige ademhaling
  • wakker schrikken, bijvoorbeeld als gevolg van adem tekort/ het gevoel van stikken
  • een niet-verfrissende slaap, oftewel ‘moe wakker worden’
  • sociaal hinderlijk snurken: heeft de omgeving hier last van?

Ook wordt er gevraagd of er momenteel of in het verleden sprake is geweest van CMD-klachten, of er klachten zijn aan het gebit, of de patiënt regelmatig de tandarts bezoekt, of er klachten zijn aan het tandvlees en of het gebit regelmatig wordt gereinigd.

2. Mondonderzoek

Tijdens het mondonderzoek wordt er gekeken naar:

  1. De eventuele aanwezigheid van temporomandibulaire disfunctie
    O.a. pijn bij palpatie van de kauwmusculatuur en/of het kaakgewricht, pijn bij bewegingen van de onderkaak.
  2. Dentitie
    O.a. aantal aanwezige elementen, restauratiegraad, cariëslaesies, slijtage, tekenen van parafuncties zoals klemmen of knarsen.
  3. Parodontale situatie
    O.a. het niveau van zelfzorg/mondhygiëne, aanwezigheid van pockets of mobiliteit.
  4. Beet
    O.a. klasse beet (I, II of III), aanwezigheid interdigitatie. Ook worden de overjet en overbite opgemeten en wordt er gekeken naar de afstand van het traject van de onderkaak bij proale beweging. Eventueel worden er lichtfoto’s gemaakt van de beet.
  5. Mallampatie, oftewel de grootte van de tong.
    Bij het beoordelen van de mallampatie wordt de zichtbaarheid van verschillende structuren beoordeeld bij een tongpositie in rust. De patiënt krijgt hiervoor een score tussen de 1 en 4.
    1= de uvula, tonsillen en farynxbogen zijn zichtbaar
    2= de uvula is zichtbaar, de tonsillen niet
    3= alleen het palatum molle is zichtbaar
    4= alleen het palatum durum is zichtbaar

3. Röntgenonderzoek

Op de OPG worden onder andere de kaakkopjes beoordeeld en de dentitie op aanwezigheid van eventuele cariëslaesies en/of granulomen. Vaak wordt er ook een laterale schedelopname gemaakt.

4. Conclusie: Is de patiënt geschikt voor een MRA?

Aan de hand van de anamnese en het onderzoek wordt bepaald of de patiënt geschikt is voor een MRA. Een MRA is gecontra-indiceerd in de volgende gevallen:
Aanwezigheid van CMD-klachten

  • Aanwezigheid van ernstige parodontitis/ een slechte mondhygiëne
  • Aanwezigheid van cariëslaesies
  • Een beperkte mondopening
  • Een beperkte proale beweging (minder dan 5 mm)
  • De aanwezigheid van minder dan acht gebitselementen per kaak*

Bij de aanwezigheid van cariëslaesies wordt de patiënt eerst naar de eigen tandarts gestuurd om dit te behandelen, de MRA wordt dan na deze behandeling aangemeten. Ook kan een patiënt worden aangeraden naar de mondhygiëniste te gaan.

* Bij patiënten met een prothese kan een MRA gemaakt worden mits er in de onderkaak in ieder geval implantaten aanwezig zijn. Het behandelresultaat is voor deze patiënten echter wel minder voorspelbaar.

5. Bespreken bijwerkingen MRA en informed consent

Bij het dragen van een MRA kan de patiënt last krijgen van bijwerkingen. In de meeste gevallen zijn deze van tijdelijke aard.

  1. Bijwerkingen op de korte termijn
    Bijwerkingen die meestal optreden in de eerste dagen/weken dat de patiënt de MRA draagt zijn: droge mond, veel speekselvloed, gevoelige tanden en/of kiezen, gevoelig tandvlees, gevoelige kaakgewrichten of kauwspieren, kokhalsneiging, kleine standsveranderingen van het gebit. Deze klachten verdwijnen meestal na een aantal dagen tot weken.
  2. Bijwerkingen op de lange termijn
    Na verloop van tijd kunnen er kleine veranderingen van tand- en/of kaakstand optreden. Deze zijn meestal zeer gering. De patiënt moet jaarlijks voor controle komen zodat eventuele tand- en/of kaakstand goed in de gaten gehouden kunnen worden. Mocht de tand- en/of kaakstand zodanig veranderen dat dit invloed heeft op de beet, dan is vaak het advies om de MRA behandeling te staken.

De patiënt wordt tijdens het consult uitgebreid over de mogelijke bijwerkingen ingelicht. Ook wordt er gevraagd om een informed consent te tekenen. Een MRA-behandeling valt bij OSAS-patiënten onder verzekerde zorg.

6. Aanmeten MRA

Mocht de patiënt geschikt zijn voor een MRA dan kan deze opgemeten worden. Hiervoor wordt er een beetregistratie uitgevoerd en wordt er een alginaatafdruk van de boven- en onderkaak gemaakt. Voor het uitvoeren van de beetregistratie wordt eerst de maximale protrusie van de onderkaak vastgelegd met behulp van een George gauge. De beginstand van de MRA wordt aan de hand van het totale proale traject van de onderkaak bepaald (60% van maximale protrusie). In deze positie wordt de beet vastgelegd met beetregistratiemateriaal. Sommige patiënten hebben bij protrusie van de onderkaak een deviatie naar links of rechts, deze wordt ook genoteerd.

7. Maken vervolgafspraken

De volgende vervolgafspraken worden gemaakt voor de patiënt:

  • Plaatsen

    Ongeveer vier weken na het aanmeten, zal de MRA geplaatst worden. De MRA wordt gepast en er wordt uitleg gegeven over het schoonhouden van de MRA.

  • Controle 1: Uitleg titratie

    Twee weken na het plaatsen, wordt de eerste controle ingepland. Er wordt gekeken of de patiënt al gewend is aan de MRA en of er klachten zijn. Ook wordt gevraagd of de patiënt al effect van de MRA ervaart.
    Snurken is vaak een goede graadmeter voor de aanwezige ruimte in de bovenste luchtweg. Eventuele verbetering van snurkklachten kunnen vaak al worden opgemerkt (op korte termijn is er meestal nog weinig effect merkbaar op de vermoeidheidsklachten). Mocht het snurken geheel of grotendeels verdwenen zijn dan kan vaak de huidige stand van de MRA gehandhaafd worden. Mocht dit niet het geval zijn dan kan er getitreerd worden. Bij titratie wordt de MRA (heel geleidelijk!) versteld waardoor de onderkaak meer naar proaal
    komt te staan. Tijdens deze afspraak wordt hier uitleg over gegeven, de patiënt kan dit zelf thuis doen.

  • Controle 2: Evaluatie

    Drie maand na het plaatsen van de MRA vindt de tweede controle plaats. Er wordt gevraagd naar de aanwezigheid van eventuele klachten en het effect van de MRA op het snurken en de vermoeidheid. Ook wordt de patiënt gevraagd naar zijn therapietrouw en of de patiënt heeft getitreerd. Tijdens het mondonderzoek wordt gekeken naar de aanwezigheid van eventuele CMD-klachten en eventuele veranderingen in de overjet of overbite.
    Bij een AHI van 15 of hoger wordt de patiënt terugverwezen naar de longarts voor het herhalen van het slaaponderzoek. Het effect van de MRA op de AHI kan op deze manier onderzocht worden. Wanneer de MRA voldoende effectief is en er geen klachten zijn dan wordt er een revisie van 1 jaar afgesproken. Bij klachten of bijzonderheden kan een patiënt altijd eerder terecht.

Algemeen practicus

Wanneer er voor de patiënt een MRA aangemeten is, zal de behandelend tandarts hiervan op de hoogte worden gebracht middels een brief. Vaak wordt in deze brief uitgebreid beschreven wat de bevindingen waren van de anamnese, het mondonderzoek en het röntgen onderzoek. Soms moet een patiënt eerst nog voor een behandeling komen (bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van een caviteit) alvorens de MRA aangemeten kan worden.

Wanneer uw patiënt een MRA heeft dan is het aan te bevelen om mogelijke beetverandering te monitoren door het met regelmaat opmeten van de overjet en overbite. Daarnaast is het verstandig om de patiënt altijd de MRA mee te nemen naar de behandeling zodat na het vervaardigen van bijvoorbeeld een restauratie meteen gekeken kan worden of de MRA nog goed op zijn plek komt. Bij bijzonderheden kunt u altijd contact opnemen met de tandheelkundig slaapgeneeskundige. Ook kunt u een rol spelen in de diagnostiek van OSAS. Wanneer er namelijk sprake is van bijvoorbeeld een grote tong, zou u kunnen vragen naar de aanwezigheid eventuele snurk- en/of vermoeidheidsklachten. Mochten er aanwijzingen zijn voor OSAS, dan kunt u de patiënt adviseren om een afspraak te maken met de huisarts zodat de patiënt eventueel verwezen kan worden.

Bronnen:
– Leerboek Slaap & Slaapstoornissen. J. Verbraecke et al. Acco/Leuven Den Haag 2013.
– MKA-chirurgie – Handboek voor Mondziekten, kaak- en aangezichtschirurgie. B. Stegenga, A. Vissink A, LGM de Bont, FKL Spijkervet. Van Gorcum Assen 2013.
– Slaapproblemen: Snurken, Apneu (OSAS), Snurkbeugel (MRA) – Folder NVTS 2016.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts en geaccrediteerd Tandheelkundige Slaapgeneeskundige NVTS.

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Mondafwijkingen-door-systeemziekten 

Mondafwijkingen door systeemziekten 

In de mondzorgpraktijk kunt u geconfronteerd worden met mondafwijkingen die veroorzaakt worden door een systeemziekte.

Verslag van de lezing van Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog, over mondafwijkingen door systeemziekten, van de cursus Mond- en Kaakziekten.

Mondafwijkingen kunnen voorkomen door de volgende systeemziekten:

  • Granulomateuze ziekten
    Sarcoïdose chronische granulomatueze ziekte, ziekte van Crohn, tuberculose, orofaciale granulomatose.
  • Hormonale afwijkingen
  • Metabole aandoeningen
  • Mucocutane ziekten
  • Syndromen
    Basocellulair naevussyndroom (>50 % multipele basaalcelcarcinomen)
  • Hematologische aandoeningen
  • Ziekten van het immuunsysteem
    AIDS
  • Maligniteiten
    Langerhans-cel-histiocytose (ulceratieve en proliferatieve veranderingen van de mucosa, 50% < 15 jaar)
  • Vitamine deficiënties

AIDS

Orale manifestaties van AIDS kunnen in 3 groepen worden onderverdeeld, naar mate van frequentie van voorkomen. Het vaakst worden de volgende manifestaties gezien:

  • Candidose
  • Harige leukoplakie
  • Kaposi-syndroom
  • Non-hodgkin lymfoom
  • Parodontale aandoeningen

Burning mouth syndrome

Tong- en/of mondbranden is een brandende, pijnlijke en irriterende sensatie van het mondslijmvlies. Het gaat soms gepaard met een droge mond en smaakstoornissen, het is altijd dubbelzijdig. Er zijn op de slijmvliezen geen afwijkingen zichtbaar. De afwijking heeft een prevalentie van < 0,01%, en komt het vaakst voor bij vrouwen boven het 40e-50e levensjaar.

Wanneer er tijdens intra-oraal onderzoek geen slijmvliesafwijking gevonden wordt, bestaat de behandeling voornamelijk uit voorlichting en geruststelling. De patiënt kan, indien gewenst, na 3 maanden voor herbeoordeling worden gezien. Eventueel kan er bloedonderzoek worden verricht, hieruit komt soms een vitamine B12-deficiëntie of ijzertekort naar voren, waarna deze kan worden aangevuld. Verder kan er sprake zijn van een psychische component, in sommige gevallen kan de huisarts dan een lage dosis anti-depressiva overwegen.

Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog, is sinds 1982 als MKA-chirurg/hoofdhals-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) en sinds 2014 in VUmc. In het MCL is hij tevens perifeer opleider voor de opleiding tot  MKA-chirurg in het UMC Groningen. Het tandartsexamen werd in 1977 behaald, het artsexamen in 1991. Hij werd opgeleid tot MKA-chirurg in het Radboud universitair medisch centrum te Nijmegen. In 1999 promoveerde De Visscher op diverse aspecten van de diagnostiek en de behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van de lip. Jan de Visscher is een veel gevraagde spreker zowel in binnen- als buitenland. Daarnaast organiseert en verzorgt hij regelmatig postacademisch onderwijs op het gebied van de mondpathologie en de hoofdhals-oncologie. Verder heeft hij zowel nationaal als internationaal meerdere bestuurlijke functies  bekleed. Van 2006 tot 2008 was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA).

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Geïnhaleerde of doorgeslikte instrumenten

Het risico van geïnhaleerde of doorgeslikte instrumenten

Als tandarts ben je regelmatig met kleine instrumenten in de weer in de beperkte ruimte van de mond van de patiënt. Het is dan ook niet zo gek dat inslikken van vreemde voorwerpen een bekend risico is tijdens behandelingen. Ondanks de beruchtheid van de complicatie, komt deze vrij weinig voor. In een periode van 10 jaar behandelde de Dental Defence Union (DDU), een Britse tandartsenbond, slechts 68 nalatigheidzaken naar aanleiding van een ingeslikt voorwerp. 22 van deze zaken werden formeel afgerond, resulterend in een vergoeding van minder dan 500 pond tot meer dan 25.000 pond.

Meest voorkomende ingenomen voorwerpen

Uit de zaken van de DDU kunnen we een aantal zaken leren, bijvoorbeeld welke voorwerpen het meeste worden ingeslikt. Deze meest voorkomende voorwerpen zijn als volgt:

  • Endodontische vijl (17 incidenten)
  • Boren (17 incidenten)
  • Vullingmateriaal (8 incidenten)
  • Implantaat schroevendraaiertje (4 incidenten)
  • Prothese, bijvoorbeeld kroon (4 incidenten)
  • Scaler tip (4 incidenten)

Deze voorwerpen werden het vaakst ingeslikt tijdens de volgende behandelingen:

  • Endodontie (16 incidenten)
  • Vullen (15 incidenten)
  • Scaling en polishing (5 incidenten)
  • Implanteren (5 incidenten)
  • Extraheren (4 incidenten)

In het grootste deel van deze incidenten ging het om het per ongeluk inslikken van het voorwerp. Gelukkig kwam in 80% van de gevallen het voorwerp op natuurlijke wijze weer uit het lichaam. In andere gevallen moest de patiënt naar het ziekenhuis voor een röntgenfoto of een operatie.

Advies

Natuurlijk wil je elk risico op een ingeslikt voorwerp voorkomen. Ten eerste voor de gezondheid van de patiënt, maar ook voor je eigen reputatie. Met dit advies minimaliseer je het risico:

  • Gebruik een stevige, rubberdam om de tand die je behandelt te isoleren.
  • Gebruik een zuiger wanneer je behandelingen zoals het verwijderen van vullingen uitvoert.
  • Onderhoud je instrumenten goed en gebruik ze alleen in uitstekende conditie.
  • Valt er toch iets in de mond van de patiënt? Ga dan direct over tot actie. Probeer het voorwerp eruit te vissen, informeer de patiënt en bied je excuses aan.
  • Kun je het voorwerp niet terugkrijgen? Verwijs de patiënt dan door naar het ziekenhuis en geef hem of haar een uitgebreide omschrijving van het voorwerp en de gebeurtenis mee.
  • Leg alles vast. Noteer wat er is gebeurd in het patiëntendossier, welke acties je hebt ondernomen en welke gesprekken je hebt gehad met de patiënt.

Bron:
Dentisty.co.uk

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Mondgezondheid kan de ontwikkeling en ernst van psoriasis beïnvloeden

Mondgezondheid en eetgewoontes kunnen een impact hebben op de ontwikkeling en ernst van psoriasis. Psoriasispatiënten die hun tandvleesgezondheid als slecht beoordelen vertonen ernstigere symptomen dan patiënten met gezond tandvlees, aldus een onderzoek gepubliceerd in het Dermatology Online Journal.

Veelvoorkomende huidziekte

Psoriasis is een huidziekte die wordt veroorzaakt door een probleem met het immuunsysteem. Het veroorzaakt rode, schilferige plekken op de huid die erg kunnen jeuken. Meer dan 8 miljoen Amerikanen hebben er last van.

Slechte mondgezondheid een risicofactor?

“We zijn op zoek naar een soort trigger die het immuunsysteem activeert. Omdat keelontsteking een van de bekende triggers is en het microbioom van bacteriën in de mond veel complexer is, is dat ons uitgangspunt geworden,” zei Dr. Benjamin Kaffenbergen, een dermatoloog die het onderzoek leidde. “We vroegen ons af of een slechte mondgezondheid een risicofactor voor psoriasis zou kunnen zijn.”
De studie, uitgevoerd door dermatologen van de Ohio State University Wexner Medican Center, had als doel om verschillen in mondgezondheidssymptomen, hygiëne en eetgewoontes tussen psoriasis- en controlegroepen te onderzoeken. Hiermee wilden ze potentiële risicofactoren identificeren waarop toekomstige behandelingen en preventieaanbevelingen zouden kunnen worden aangepast.

265 patiënten zijn ondervraagd over dieetkeuzes en mondgezondheid

Het onderzoek bestond uit een retrospectief patiënt-controleonderzoek waarbij in totaal 265 patiënten van dermatologieklinieken een vragenlijst invulden. 100 van deze patiënten hadden daadwerkelijk psoriasis. De vragen gingen onder andere over dieetkeuzes, hun eventuele huidziekte en mondgezondheid.

Tandvleesgezondheid als voorspeller voor ernst van psoriasissymptomen

Uit de resultaten bleek dat het hebben ervaren van orale pijn of ongemak in het afgelopen jaar een van de voorspellers is voor psoriasis. Daarnaast vertoonden psoriasispatiënten die hun tandvleesgezondheid als slecht of heel slecht beoordeelden significant ergere symptomen. Patiënten die veel fruit aten meldden juist minder erge psoriasissymptomen.

Meer onderzoek nodig

Kaffenberger merkte wel op dat de resultaten nog zeer voorlopig zijn, maar hij gelooft dat patiënten beter geholpen kunnen worden als ze worden gescreend op mondgezondheid en geadviseerd over voeding. Hij hoopt de studie uit te breiden naar duizenden patiënten en meer onderzoek naar dit onderwerp te doen.

Bron:
Dermatology Online Journal 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
roken

Digitaal van de tabak verslaving af in 4 uur

Voor rokers kan de verslaving aan tabak haast onoverkomelijk zijn. Toch is stoppen met roken letterlijk van levensbelang. Tijdens de corona-pandemie biedt Bewegen Werkt de Allen Carr methode online aan. Wat blijkt? De digitale trainingen blijken bijna net zo effectief te zijn.

Allen Carr bedacht deze stoppen-met-roken methode. De methode blijkt effectief, zo concludeerde prof. dr. Arie Dijkstra van de Rijksuniversiteit Groningen. Uit zijn onderzoek blijkt dat rokers die een Allen Carr training volgen een bijna vier keer zo grote kans hebben om na 13 maanden nog steeds gestopt te zijn met roken. Hij vergeleek zijn resultaten met rokers die ook wilden stoppen, maar geen training van Allen Carr volgden. De resultaten van zijn onderzoek zijn in 2014 gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Public Health.

Digitale Allen Carr training

Van de ruim honderdtwintig deelnemers aan de digitale Allen Carr trainingen zijn enkele maanden later nog ruim 53% van het roken af. 13% is wel voor enkele sigaretten gezwicht, maar niet meer dan vijf. En maar liefst 80% van hen is in elk geval (veel) minder gaan roken.
“Een deel van het succes van dit programma is, naast de shock van de trainingsdag zelf, dat je contact kunt houden met een persoonlijke coach via gratis telefoongesprekken”, aldus Janien Rohring, manager accounts van Bewegen Werkt.

Ongeveer één op de zes deelnemers (15%) maakt daarnaast gebruik van een gratis vervolgtraining.

Innovatie

Er zijn wel verschillen met de fysieke training. Sommige daarvan zijn echter eerder positief dan negatief. “Deelnemers kunnen aan de webinar in principe anoniem deelnemen. Dat kan fysiek natuurlijk niet. Voor sommige mensen is het toch een barrière om openlijk voor je verslaving uit te komen.” Ook wordt er na de webinars meer gebruik gemaakt van de mogelijkheid een vervolgtraining af te nemen. “Maar die hebben we dan ook laagdrempeliger gemaakt, want ook deze zijn nu online te volgen.”

Hoe werkt het?

De webinar ‘Binnen 1 dag (4 uur) van het roken af’, maakt gebruik van de Allen Carr methode en wordt door Bewegen Werkt aangeboden. Zorgverzekeraar Menzis vergoedt deze methode. Naast de cursus zelf, is er een gratis nazorgtraject van een jaar, met telefonische of e-mail ondersteuning en gratis online vervolgtrainingen.

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Mark-Laske NWVT Hamer-Duyvenszprijs voor proefschrift: Dental restoration survival. Patient or dentist, who is key?

NWVT Hamer-Duyvenszprijs voor proefschrift: Dental restoration survival. Patient or dentist, who is key?

De NWVT Hamer-Duyvenszprijs 2019 is voorafgaand aan de NWVT cursus ‘De Derde Molaar’’ op 7 oktober 2020 uitgereikt aan
Dr. Mark Laske voor zijn proefschrift: Dental restoration survival: patient or dentist, who is key?

De NWVT kent eenmaal per jaar een wetenschappelijke onderscheiding toe aan het tandheelkundig proefschrift dat door de NWVT Hamer-Duyvensz prijs commissie, als beste van dat jaar is beoordeeld. Deze onderscheiding draagt de naam NWVT Hamer-Duyvenszprijs, zo genoemd omdat de prijs mede werd gefinancierd vanuit legaten van de tandartsen Hamer en Duyvensz.

Analyse van bijna 360.000 restauraties in Nederland

Laske heeft deze prijs ontvangen vanwege de relevantie van het onderwerp voor de tandarts algemeen practicus. Het behelst een praktijkgerichte studie, die de levensduur van directe restauraties onderzoekt, die zijn aangebracht door een grote groep van Nederlandse algemeen practici. Het gaat om een analyse van bijna 360.000 composiet-, amalgaam-, glasionomeer- en compomeer-restauraties, geplaatst bij ruim 75.500 patiënten, door 67 algemeen practici, tussen 1996 en 2011. De resultaten zijn gepubliceerd in toonaangevende tijdschriften.

Dental restoration survival. Patient or dentist, who is key?

Hoewel composiet- en indirecte restauraties al vele jaren binnen de tandheelkunde gebruikt worden, is er een gebrek aan klinische studies waarin de overleving van restauraties wordt geëvalueerd. De belangrijkste doelstelling van dit proefschrift was om de overleving en de invloed van mogelijke praktijk/operateur-, patiënt- en element/restauratie gerelateerde risicofactoren op de overleving van directe restauraties te onderzoeken.

Een grote database van elektronische patiëntendossiers van algemeen practici, binnen het Practice based research netwerk Nijmegen (PBRN), heeft ons in staat gesteld deze onderzoeksvragen te beantwoorden. Behandelaars binnen het PBRN plaatsten restauraties met een bevredigende overleving van gemiddeld 12 jaar, maar er bestaan aanzienlijke verschillen tussen behandelaars. Individuele patiëntrisicofactoren zoals; algemene gezondheidsscore, parodontale status, risico op bruxisme en vooral het cariësrisico spelen een grote rol bij het falen van een restauratie. Restauraties in molaren, restauraties met meerdere behandelde vlakken en restauraties geplaatst in endodontisch behandelde elementen hebben een groter risico op een restauratieve interventie.

Minimaal invasieve behandelingsconcepten voor restauratieve behandeling van primaire cariëslaesies

Hedendaagse minimaal invasieve behandelingsconcepten voor de restauratieve behandeling van primaire cariëslaesies omvatten zowel een later moment van restauratief ingrijpen, als een preparatievorm beperkt tot het slechts verwijderen van carieus weefsel. In het laatste hoofdstuk van dit proefschrift werd onderzocht of deze concepten hebben geleid tot trends in de richting van conservatievere behandelingsdrempels en restauratietechnieken. Hierbij werden de resultaten van een recente Nederlandse vragenlijst en de resultaten van eerder uitgevoerde vragenlijstenonderzoeken verzameld en geanalyseerd. Een wereldwijde trend naar minimaal invasieve strategieën, bij de restauratieve behandeling van cariëslaesies, kon niet worden waargenomen, noch voor de behandelingsdrempel, noch voor de restauratietechnieken.

Uit de Nederlandse nationale enquête kon worden geconcludeerd dat operateurs die in een vroeger stadium van approximale laesies restauratief ingrijpen, ook in een vroeger stadium van occlusale cariës interveniëren.

Ondanks het feit dat er verschillen tussen landen bestaan, kon er over het algemeen geconcludeerd worden dat tandartsen over de hele wereld nog steeds de neiging hebben om in een te vroeg stadium van het cariësproces restauratief in te grijpen.

Er kon echter wel een wereldwijde verschuiving waargenomen worden in de toepassing van restauratiematerialen, waarbij composiet amalgaam bijna volledig heeft vervangen voor het herstellen van primaire cariëslaesies.

Dr. Mark Laske heeft zijn onderzoek verricht aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Promotor was Prof.dr. M.C.D.N.J.M. Huysmans en copromotoren waren Dr. N.J.M. Opdam en Dr. J.C.C. Braspenning.

Lees meer over: Cariës, Restaureren, Thema A-Z

Restaureren voor een succesvolle prognose na de endodontische herbehandeling

De wortelkanaalbehandeling kent een hoog succespercentage. Toch wordt iedere tandarts regelmatig geconfronteerd met problemen aan reeds eerder endodontisch behandelde gebitselementen. Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van het niet-genezen van periapicale ontstekingen.

Bekijk het interview met tandarts-endodontoloog Marga Ree

Lees hieronder het verslag van de lezing van tandarts-endodontoloog Marga Ree

Levensduur van endodontisch behandelde elementen (EBE): wat zijn de belangrijkste factoren?

1. Timing van de restauratie
2. De hoeveelheid restdentine
3. Locatie van het restdentine
4. Wel of geen stift aanwezig
5. Type restauratie
6. Positie element in tandboog /Occlusale belasting

1. Is het nodig dat endodontisch behandelde elementen direct worden gerestaureerd?

Er zijn 3 verschillende studies, allen retrospectief, waarbij endodontisch behandelde elementen (EBE) werden gerestaureerd. Alle studies tonen een langere overleving wanneer de EBE binnen 2 weken tot 4 maanden worden gerestaureerd. Er werd altijd gezegd dat het noodzakelijk was om een jaar te wachten totdat je overgaat tot restaureren. Dat concept kan je eigenlijk laten vallen na de conclusie van de studies. Je hoeft niet perse een kroon te maken, het kan eerst ook een goede adhesieve restauratie zijn met knobbeloverkapping.

Adhesieve behandelprocedures

Diverse producten kunnen de polymerisatie van en hechting van composieten beïnvloeden.

– Eugenol – Verwijder met alcohol en zandstralen.
– NaOCl, H2O2 – Door ontstaan van zuurstof, is ook dentine vol met zuurstof. Hechting van composiet en zuurstof gaan niet goed samen. Gebruik daarom 10% ascorbinezuur gedurende 1 minuut.

Effectieve hechting vraagt om een schoon oppervlak!

Naast microbrush (met water of alcohol) ook zandstraler om pulpakamer schoon te maken. Met microscopische vergroting is dan duidelijk zichtbaar dan het oppervlak dan nog schoner wordt. De zandstraler is voor Marga Ree dan ook onmisbaar bij de restauratieve procedure. De verschillende materialen, oa porselein, dentine, glazuur, behoeven verschillende adhesieve procedures. Marga Ree gebruikt chloorhexidine voor het opnieuw bevochtigen van dentine.

2. Hoeveelheid restdentine is kritisch

Eén van de belangrijkste factoren is de hoeveelheid restdentine, want deze hoeveelheid is kritisch. Dat blijkt uit meerdere klinische studies, waarbij EBE gerestaureerd zijn met vezelstift en restauraties. De hoeveelheid tandweefsel is van belang voor een langere levensduur van het element.

3. Locatie van het restdentine is cruciaal

Pericervicaal dentine voor het ferrule effect. Dat geeft een sterker element-restauratie complex. Minimaal 1,5-2mm ferrule, voor een positief effect op de breukweerstand van EBE. De locatie van de ferrule is erg belangrijk. Bij bovenfront elementen is de palatinale ferrule de meest belangrijke. Een incomplete ferrule is beter dan helemaal geen ferrule. Geen ferrule, hoe dan deze creëren? Kies voor extrusie of kroonverlenging, waarbij orthodontische extrusie de voorkeur heeft.

4. Wel of geen stift?

Vele studies zijn naar dit onderwerp gedaan. Bij 7 artikelen is er geen verschil en 36 artikelen laten zien dat er een toename is in breukweerstand. Dat pleit dus voor het plaatsen van een stift bij een EBE. Uitzondering is een molaar; deze heeft bijna nooit een stift nodig.

Welke stift is beter?

Een voordeel van een vezelstift is de elasticiteitsmodulus, die zeer dicht bij die van dentine ligt, waardoor er een betere verdeling is van occlusale krachten. De stress verdeelt zich meer over de lengte van de stift in plaats van bij de uiteinden zoals bij metalen stiften. Vezelstiften hebben een gunstiger faalgedrag dan metalen stiften en geven een fraaier cosmetisch resultaat. Verder verhogen ze de breukweerstand van EBE. Doordat voor vezelstiften niet of amper geprepareerd hoeven te worden, is het een minimaal invasieve behandeling.

Meest voorkomende problemen vezelstift

Het meest voorkomende probleem van een vezelstift is het loskomen van de stift.
Een verklaring hiervoor is volgens Marga Ree eenvoudig: het vastzetten is een techniekgevoelige procedure. Doe je dat niet precies, dan is de kans groot dat deze loskomt. Het goed verwijderen van resten gutta percha, cement, kan dan ook niet zonder vergroting.

De adhesieve procedure element is als volgt:
zandstralen, fosforzuur, bevochtigen van dentine met chloorhexidene, primer en bonding. Composiet zoals bijv. Luxacore wordt aangebracht met een naald (20 of 24 ga) in het wortelkanaal, en dan wordt de stift vastgezet. Dit moet een dual-cure materiaal zijn voor volledige uitharding in de diepte. Op de stift wordt ceramic primer geappliceerd.
Andere problemen van een vezelstift zijn: lekkage, cariës en loskomen van de coronale restauratie.

5. Het type restauratie is van belang

Knobbeloverkapping is de belangrijkste factor voor de overleving van posterieure elementen. De overleving na 10 jaar van gekroonde EBE was 81% versus 63% voor EBE met amalgaam/composiet restauraties. EBE met amalgaam/composiet restauraties hadden twee keer zoveel kans om geëxtraheerd te worden dan gekroonde EBE.

Een conventionele kroonpreparatie is zeer invasief, de hoeveelheid tandmateriaal die hiervoor verwijderd moet worden varieert van 67% tot 75%. Totaal betalen we dan een hoge biologische prijs, we halen veel glazuur en dentine weg. Er is een minder hoge biologische prijs voor partiële kronen en facings. Voorkeur is daarom knobbeloverkapping met partiële kronen.

Wat zijn de faaloorzaken?

Een belangrijke faaloorzaak zijn wortelfracturen, met name bij elementen die deel uitmaken van een brug. In de praktijk ziet Marga Ree ook dat brugpijlers eerder falen dan enkelvoudige kronen. Alhoewel sommige van deze elementen dan wel vijfentwintig jaar meegegaan en dat kun je eigenlijk geen falen noemen.
– Endodontisch: Parodontis apicalis is in 12,5% van de gevallen een oorzaak van falen.
– Restauratief: Loskomen stift (10,8%), fractuur stift (1,6%), wortelfractuur (13,5%): 25,9%

Is er een verschil tussen posterieure en anterieure EBE?

In een onderzoek van 1273 EBE werd aangetoond dat kronen het overlevingspercentage verhogen in posterieure elementen, maar niet in frontelementen. Het bewijs hoe frontelementen gerestaureerd moeten worden is schaars, dus moeten we ons baseren op aanbevelingen van experts. Kronen op frontelementen kunnen worden overwogen:

  • Om een bestaande kroon te vervangen
  • In geval van substantieel weefselverlies
  • Als een element onvoldoende reageert op inwendig bleken en niet geschikt is voor een facing

6. Positie element in tandboog en occlusale belasting

Molaren lopen een hoger risico. Uit studie blijkt dat de meest geëxtraheerde EBE onder- en bovenmolaren zijn. Als er geen buurelement is, is er een hoger faalpercentage.
Als je een element extraheert en niet vervangt kan het zo zijn dat een element dat eenentwintig jaar klachtenvrij was ineens wel klachten geeft en breekt. Er zijn hogere faalpercentages in EBE bij partieel dentate patiënten en bij mensen met parafunctionele gewoontes.

Onderzoek in praktijk van Marga Ree en Paul Jaspers

  • Retrospectieve evaluatie van 452 EBE met restauraties/kronen in 163 patiënten
  • Alle patiënten werden door Marga Ree of Paul Jaspers behandeld van 1980-1993
  • Alle patiënten werden klinisch en röntgenologisch geëvalueerd
  • Recall van 20-39 jaar, geen element heeft een kortere recall dan 20 jaar en dat is echt uniek!

Van de 525 EBE zijn 402 EBE behouden gebleven en functioneel na 20-39 jaar. Het overlevingspercentage is gemiddeld 26 jaar (89%). Er zijn 50 elementen die geëxtraheerd moesten worden. De gemiddelde tijd tot falen is 20 jaar. De redenen van extraheren van deze 50 elementen: verschil in type element (meeste molaren), meeste wortelfracturen, daarna snel gevolgd door cariës, veel kleinere minderheid door endodontische falen.

Marga-Ree

Conclusies

De literatuur wordt in de praktijk bevestigd.

  • Na een follow-up van 20-39 jaar was 89% van de EBE asymptomatisch en volledig functioneel
  • De primaire reden voor verlies van EBE was structureel falen in de vorm van verticale radix fracturen
  • 72% van alle geëxtraheerde elementen waren molaren
  • 64% van de geëxtraheerde elementen waren pijler/terminale elementen
  • 60% van alle wortelfracturen vond plaats na 16-25 jaar

Aanbevelingen

  • Behoud van coronaal en radiculair dentine, in het bijzonder in het cervicale deel, om de levensduur van het element te maximaliseren
  • Sluit endodontische toegangscaviteiten meteen af en bedek zwakke knobbels zo snel mogelijk na de endodontische behandeling met adhesieve composiet restauraties
  • Bescherm EBE tegen toekomstig falen door de non-axiale krachten zoveel mogelijk te reduceren
  • Plaats een vezelstift door een kroon in front en premolaarstreek
  • De wortelstift kan de breukweerstand verhogen, mits er geen extra gezond dentine wordt verwijderd
  • Controleer EBE regelmatig op cariës, loskomen van de restauratie en tekenen van wortelfracturen

Boekentip: Best practices in endodontics: a desk reference – Schwartz

Marga Ree studeerde in 1979 af als tandarts aan de UvA. Daarna was zij, naast haar algemene praktijk, vijf jaar als part-time staflid verbonden aan de afdeling Cariologie, Endodontologie en Kindertandheelkunde. In 2001 behaalde zij haar Master of Science titel aan de postgraduate opleiding endodontie van ACTA. Zij is een veelgevraagd spreker en heeft meer dan 200 lezingen en hands-on trainingen gegeven in zeker 30 verschillende landen. Zij is de primaire auteur van een groot aantal artikelen in (inter-)nationale tijdschriften en boeken. Zij voert sinds 1980 een eigen praktijk in Purmerend, waarvan de laatste 19 jaar een verwijspraktijk voor endodontie.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Marga Ree tijdens het congres Endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
rager---interdentale-cleaning---vergelijking-ragers

Productvergelijking: alle ragers op een rij

Voor reiniging van grotere ruimtes tussen tanden en kiezen is het gebruik van ragers meestal de beste oplossing. Voor elke individuele behoefte is er wel een geschikte rager. Welke rager kies je voor je patiënt bij welke interdentale ruimte?

dental INFO maakte een overzicht van de beschikbare ragers per interdentale ruimte (PHD, de passage hole diameter: het kleinste punt waar de rager tussen kan). In het overzicht is de door de fabrikant gebruikte kleurstelling per rager overgenomen voor de herkenbaarheid.

Bekijk de productvergelijking over ragers

Dit overzicht is in oktober 2020 geüpdate met de laatste informatie van fabrikanten.

 

Bekijk ook de productvergelijking over thermodesinfectoren

Lees meer over: Mondhygiëne, Producten, Productvergelijking, Thema A-Z

Tandheelkundigen lopen weinig risico op COVID-19 tijdens het werk

Tandartsen en tandartsassistenten in Italië die patiënten behandelden terwijl de COVID-19-pandemie hoogtij vierde, leken de ziekte niet te ontwikkelen. Dat blijkt uit een artikel dat in vakblad Oral Diseases werd gepubliceerd.

Het beroepsrisico van tandartsen en tandartsassistenten voor COVID-19 werd volgens de auteurs op nul geschat als ze zich aan de basisnormen voor infectiebeheersing hielden.

“Relatief eenvoudige procedures voor infectiebeheersing waren voldoende om het risico van COVID-19 tijdens de uitbraak te beheersen”, schreef de groep, geleid door Stefano Petti, PhD, van de afdeling volksgezondheid en infectieziekten aan de Sapienza Universiteit in Rome.

Het onderzochte team

Een onderzoek naar een tandheelkundig team van de Territoriale Gezondheids- en Sociale Dienst vormt de basis van het artikel in Oral Diseases. Het team bestaat uit 11 tandartsen, drie tandartsassistenten en 13 verpleegkundigen. Ze werkten in het openbare gezondheidscentrum, dat medische en tandheelkundige zorg biedt aan inwoners in het zuidoosten van Milaan.

De groep implementeerde infectiebeheersingsprotocollen op basis van richtlijnen van de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gedurende het onderzoek.

Vrij veilig

Tijdens de onderzoeksperiode waren er 256 tandheelkundige ontmoetingen; 75% betrof behandelingen waarbij aerosolen werden gegenereerd. Tandartsen en assistenten behandelden naar schatting zes asymptomatische patiënten gedurende de 50 dagen.

Geen van de werknemers die uitsluitend op de tandheelkundige afdeling van het centrum werkte, liep symptomatische COVID-19 op. Een verpleegster die op zowel de tandheelkundige als de medische afdeling werkte, kreeg het wel.

Asymptomatische gevallen

De meerderheid van de met SARS-CoV-2 geïnfecteerde personen zijn asymptomatisch is. Daarom is het mogelijk dat leden van het tandheelkundige team het nieuwe coronavirus hebben gekregen zonder symptomen te ondervinden, merkten de auteurs op.

Ondanks de beperkingen suggereert de studie dat de “maatregelen voor infectiebeheersing effectief genoeg waren om het risico op infectie voor het tandheelkundig personeel te minimaliseren, zelfs onder risicovolle omstandigheden.”

Bron:
Oral Diseases

Lees meer over: Corona, Thema A-Z

Dirk Neefs: Een knappe kop? Ga naar de tandarts

Als je naar de tandarts gaat, wat verwacht je dan? Met die vraag begint de bekende Antwerpse tandarts Dirk Neefs zijn TED Talk. Mensen zouden hun verwachtingen niet langer moeten beperken tot gezonde tanden en een frisse adem. Ze mogen ook verwachten dat de tandarts hen helpt hun gezicht jong en aantrekkelijk te houden.

Vanuit zijn eigen ervaring vertelt Neefs dat onze tanden en kaak een grote rol spelen in hoe oud we eruit zien. Hij laat zien hoe vergroeide tanden (en het verlies van tanden) ons een oud aangezicht geven, en hoe tandartsen dat negatieve effect kunnen beperken. Bijvoorbeeld met behulp van nieuwe inzichten en technologieën.

Sterker nog: Neefs claimt dat het beeld van de oude man met zijn kunstgebit binnenkort verleden tijd zal zijn.

Benieuwd naar zijn hele verhaal? Bekijk dan zijn TED Talk ‘Look and feel young, go to the dentist’ hieronder:

Neefs deelde onlangs zijn inzichten over Vitamine D als de ontbrekende schakel in de osseointegratie in een artikel op dental INFO.

Bron:
TEDxAntwerp

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Thema A-Z, Video

Coronaperiode brengt kansen binnen de cosmetische tandheelkunde

Hoewel de coronaperiode natuurlijk voor bijna iedereen een lastige tijd is op zowel persoonlijk als financieel vlak lijkt er op dat laatste gebied toch een positieve kant te zitten voor tandartsen. Veel praktijken in de VK zien namelijk een stijging in het aantal aanvragen voor cosmetische behandelingen.

Meer vragen over cosmetische tandheelkunde

In een interview met Dentistry Online vertelt Ash Parmar over het aantal aanvragen voor cosmetische behandelingen tijdens de lockdown. Parmar heeft een privépraktijk en is dus niet afhankelijk van de National Health Service.

In zijn praktijk zijn ze niet alleen druk bezig geweest met het wegwerken van de achterstand van patiënten maar zijn ook met het afhandelen van nieuwe vragen van patiënten. Daarnaast is er veel belangstelling voor cosmetische tandheelkunde.

Virtuele consulten zijn “geweldig”

Voor de lockdown deed Parmars praktijk al aan virtuele consulten, maar niet zoveel als nu. Hij zegt dat virtuele consulten “geweldig” zijn. Ze geven volgens hem de patiënt namelijk de mogelijkheid om “met iemand in de praktijk te praten, en om meer te weten te komen over de opties, informatie over behandelplannen, en een idee te krijgen van het soort praktijk en de mensen die we zijn”.

Manier voor mensen om zich goed te voelen

Wanneer dit een positief gevoel geeft en de potentiële patiënten bijvoorbeeld ook de website goed vinden is de kans groot dat ze ook daadwerkelijk een behandeling bij je praktijk willen. Mensen voelen zich op dit moment namelijk een beetje down en zijn op zoek naar iets waardoor ze zich beter gaan voelen. Ze geven minder uit aan bijvoorbeeld uitgaan en hebben daardoor geld over om iets aan hun gebit te doen.

Eerst geruststellen, daarna de rest

Een van de belangrijkste punten wat betreft marketing is momenteel om patiënten eerst gerust te stellen wat betreft veiligheid, bijvoorbeeld door een pagina op de website eraan te wijden. Daarna kan je het hebben over welke behandelingen je nu aan kunt bieden.

“Als iemand zich schaamt voor zijn glimlach of worstelt met zijn zelfvertrouwen vanwege zijn tanden zal dat nog steeds in zijn achterhoofd zitten, met of zonder COVID-19. Met positieve marketingboodschappen kun je dat weer naar voren brengen.”

Positieve instelling voor positief resultaat

Vanuit een financieel oogpunt is het dan ook niet per se allemaal negatief maar je moet wel een positieve instelling hebben om een positief resultaat te kunnen behalen, aldus de praktijkeigenaar. Ook ziet Parmar de toekomst rooskleurig in.

 “Ik denk dat deze hoogconjunctuur die we zien in de cosmetische tandheelkunde voor de lange termijn is. Er goed uitzien en je goed voelen – dat is wat veel mensen op dit moment willen.”

Bron:
Dentistry Online

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Thema A-Z
Vapen - esigaret

Vapen verhoogt risico op mondziekten

Vapen of het gebruik van e-sigaretten kan de biofilm van de persoon binnen 24 uur na de blootstelling veranderen, aldus een recente studie. Ook leek de mondholte van gebruikers na enkele maanden vapen op die van patiënten met ernstige parodontitis.

Vraagtekens bij veiligheid e-sigaretten

E-sigaretten worden door de fabrikanten weggezet als veiliger dan normale sigaretten, maar er wordt steeds vaker gepubliceerd over de gevaren en (on)gezondheid van vapen. E-sigaretten bevatten potentieel giftige stoffen, vluchtige organische stoffen en metalen en zijn tegenwoordig vaak onderwerp van onderzoek.

Eerste studie bij mensen

Wetenschappers van onder andere Ohio State University College of Dentistry hebben recentelijk de eerste studie bij mensen uitgevoerd die aantoont hoe vapen de mondholte beïnvloedt. Bij 123 parodontaal gezonde mensen werden tandplakmonsters van onder het tandvlees afgenomen om te analyseren.

Roken, vapen of geen van beide

Onder de deelnemers waren 25 rokers, 25 niet-rokers, 20 gebruikers van e-sigaretten, 25 ex-rokers die momenteel e-sigaretten gebruiken en 28 mensen die beide gebruiken. De gevonden bacteriën werden geanalyseerd. Met behulp van DNA-deep sequencing van bacteriële genomen werd bepaald welke microben waren gevonden en hoe ze functioneerden.

Equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis

De onderzoekers ontdekten een “oververtegenwoordiging van pathogenen, hogere microbiële Virulence signatures  en krachtige pro-inflammatoire signalen bij klinisch gezonde gebruikers van e-sigaretten, equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis.”

De onderzoekers ontdekten een “oververtegenwoordiging van pathogenen, hogere microbiële virulentie (ziekmakend vermogen) en krachtige pro-inflammatoire signalen bij klinisch gezonde gebruikers van e-sigaretten, equivalent aan patiënten met ernstige parodontitis.”

Microben met hoog risico

De (ex-)sigarettenrokers hadden na slechts drie tot twaalf maanden gebruik van e-sigaretten hoge-risicomicroben in hun mondholte die geassocieerd worden met roken. Deze groep is vatbaarder voor bacteriën die orale ziekten kunnen veroorzaken door het roken.

Beschadigingen aan oraal profiel

Verder waren bij vapers beschadiging aan hun orale profielen te zien, onafhankelijk van het gebruik van nicotine. De onderzoekers denken dat de warme vloeistoffen in cartridges voor e-sigaretten er waarschijnlijk voor zorgen dat de mond van de gebruikers veranderde in een gastvrije omgeving voor ziekteverwekkers.

Andere schade dan roken maar niet minder

Hoewel de deelnemers geen tekenen van actieve orale ziekten vertoonden, lopen ze door hun veranderde orale profiel het risico om aandoeningen als parodontitis te ontwikkelen. De onderzoekers zetten daarom vraagtekens bij de veiligheid van e-sigaretten. “Het risico voor schade door e-sigaretten is anders dan, maar niet minder dan, conventionele sigaretten”, schrijven de auteurs.

Bron:
Science Advances

 

 

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig

Lachgas-anxiolyse in tandheelkunde: “Hoe meer methodes je beheerst om de behandelbaarheid te vergroten, hoe beter”

Steeds meer tandartsen gebruiken lachgas. Lachgas wordt in de mondzorg bij allerlei doelgroepen gebruikt: zowel bij kinderen als volwassenen met tandartsangst, bij mensen met een extreme kokhalsneiging en bij mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Interview met Dyonne Broers, tandarts, directeur zorg Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, cursusleider lachgascursus voor tandartsen, artsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten.

Sinds wanneer wordt lachgas gebruikt in de tandheelkunde?

“In Nederland wordt lachgas in de tandheelkunde al sinds 1986 gebruikt. Het gebruik ervan is toen officieel goedgekeurd door het Ministerie van Volksgezondheid. Steeds meer tandartsen gebruiken lachgas. Ook veel ziekenhuizen zijn weer overgegaan op het gebruik van lachgas, bijvoorbeeld op de spoedeisende hulp, bij bevallingen, op de prikpoli en bij de behandeling van kinderen.”

Bij welke patiëntengroep wordt lachgassedatie nu het meest toegepast?

“Lachgas wordt in de mondzorg in Nederland bij allerlei doelgroepen gebruikt: zowel bij kinderen als volwassenen met tandartsangst, bij mensen met een extreme kokhalsneiging en bij mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Naast tandarts algemeen practici en kindertandartsen, die al jaren lachgascursussen volgen, doet het me goed te merken dat steeds meer mondhygiënisten, endodontologen, implantologen, parodontologen en MKA-chirurgen zich in lachgas-anxiolyse scholen. Hoe meer methodes je beheerst om de behandelbaarheid te vergroten, hoe beter. Je kunt dan echt per situatie en per patiënt kijken wat de beste aanpak is.
Overigens hebben we het tegenwoordig liever over lachgas-anxiolyse dan lachgassedatie. Het doel van het gebruik van lachgas is immers niet het sederen, maar het verminderen van angst.”

Contra-indicaties bij lachgas-anxiolyse

Er zijn een aantal contra-indicaties:

  • Onvoldoende medewerking van de patiënt aan de lachgas-anxyiolyse.
  • Zwangerschap, in het eerste of tweede trimester, of patiënten met een zwangerschapswens
  • Herbelevingen van psychische trauma’s, psychotische stoornissen, claustrofobie
  • Chronische longziekten, zoals astma, COPD, mits dit leidt tot een ASA score hoger dan II
    Slikstoornissen
  • Bepaalde medicatie: zoals sedativa, andere medicatie met sederende (bij)werkingen1 , bleomycine2
  • Neuromusculaire aandoeningen, zoals MS, Ziekte van Duchenne, mits dit leidt tot een ASA score hoger dan II
  • Acute otitis media
  • Obstructie van de buis van Eustachius
  • Ernstig beperkte neusademhaling
  • Vitamine B12 deficiëntie of bekende genetische aandoeningen van het vitamine B12/foliumzuur metabolisme
  • Oogoperatie, korter dan 6 maanden geleden, waarbij SF8 of C3F6 gas is gebruikt
  • Hersen- of hartoperatie, korter dan 6 weken geleden
  • Scuba-duiken in de afgelopen 24 uur

Uit het dossier moet middels een checklist blijken dat er bij de patiënt geen sprake is van een van bovengenoemde contra-indicaties. Een voorbeeld van een checklist is opgenomen in de Voorwaarden voor het toepassen van lichte (inhalatie)sedatie, bijlage 2.

Hoe werkt lachgas precies?

“Bij lachgas-anxiolyse in de tandheelkunde krijgt een patiënt via een neusmasker een mengsel van zuurstof en lachgas toegediend. De hoeveelheid zuurstof is minimaal 50%. De hoeveelheid lachgas wordt langzaam verhoogd, tot de voor de patiënt optimale concentratie is bereikt. Hierdoor voelt de patiënt zich rustiger. Hij is niet buiten bewustzijn, en blijft dus aanspreekbaar. Het masker blijft de hele behandeling op de neus zitten. De patiënt voelt zich door de lachgas relaxed. Het kan hem allemaal minder schelen wat er gebeurt. De patiënt kan zich tijdens de lachgastoediening heel zwaar voelen, of juist zweverig, en vaak merkt hij tintelingen (bijvoorbeeld in de lippen en vingers). Als de behandeling klaar is, wordt de lachgastoediening gestopt.”

Er zijn wat misverstanden over lachgas-anxiolyse in de mondzorg in Nederland, alhoewel lachgas wereldwijd al tientallen jaren wordt gebruikt. Wat zijn uw ervaringen?

“Lachgas is de laatste jaren negatief in de media gekomen. Dat heeft vooral te maken met het recreatief gebruik ervan, met name door jongeren. Dat is onvergelijkbaar met lachgas zoals dat in de mondzorg gebruikt wordt. Bij recreatief gebruik wordt er 100% lachgas gebruikt, vaak in combinatie met alcohol en/of drugs. Ook is er niemand die checkt of er contra-indicaties zijn. Daarnaast zijn er mensen die denken dat het gebruik van lachgas in de (mond)zorg schadelijk is voor het behandelteam. Dat is een misverstand. In de tandheelkunde is men zich bewust van mogelijke risico’s van lachgaslekkage in de behandelruimte. Daarom zijn hier al lang geleden maatregelen voor genomen: o.a. gedegen scholing van het personeel en betrouwbare apparatuur met goede afzuiging van het gasmengsel. Als je lachgas-anxiolyse volgens de regels toepast, dan is het een veilig middel, voor zowel de patiënt als het behandelteam, en een waardevolle aanvulling op andere behandelmethodes.”

Hoeveel tandartsen en mondhygiënisten werken nu met lachgas-anxiolyse in Nederland?

“Er zijn geen cijfers over hoeveel tandartsen op dit moment met lachgas-anxiolyse werken, omdat dit niet geregistreerd wordt. Sinds 1980 zijn er in Nederland zo’n 700 tandartsen geschoold. De tandartsen die in Nederland geschoold zijn, zijn kindertandartsen, tandartsen werkzaam in de bijzondere tandheelkunde en ook tandarts-algemeen practici. Daarnaast zijn er tandartsen die in het buitenland scholing hebben gevolgd. Het aantal mondhygiënisten dat geschoold is in lachgasgebruik is nog beperkt.”

Ziet u lachgas-anxiolyse als goede toevoeging in de algemene praktijk?

“Zeker. Ik gaf al eerder aan dat het belangrijk is verschillende manieren te hebben om angst te voorkomen of te reduceren. De basisaanpak is: lokaal anesthesie en gedragstherapeutische interventies. Dat is in veel gevallen genoeg. Soms niet. Dan is het goed ook andere methodes te beheersen.”

Mondhygiënisten mogen ook met lachgas werken. Dit valt onder de voorbehouden handelingen. Wat zijn de regels hiervoor?

“Een voor lachgassedatie bekwame mondhygiënist mag alleen de sedatie verzorgen in opdracht van een tandarts/arts. Bovendien moet er tijdens de sedatie een tandarts of arts in het pand aanwezig zijn, die zelf bevoegd en bekwaam is om lachgassedatie toe te passen. Dit betekent dat ook de tandarts/arts de indicatie voor een behandeling onder lachgas stelt. De tandarts/arts dient zich ervan te vergewissen dat de mondhygiënist bevoegd en bekwaam is. Ook moet de tandarts/arts op de hoogte zijn dat een mondhygiënist daadwerkelijk de sedatie uitvoert bij een bepaalde patiënt. De mondhygiënist dient aan de patiënt of zijn wettelijk vertegenwoordiger toestemming te vragen voor het feit dat hij/zij de sedatie uitvoert. Deze toestemming dient in het dossier te worden vastgelegd. Nadere afspraken over met name de feitelijke uitvoering van de sedatie dienen protocollair te worden vastgelegd. Indien een mondhygiënist behandelingen doet bij een gesedeerde patiënt dient de mondhygiënist vanwege de sedatie te voldoen aan de eisen van art 35 BIG, waaronder begrepen de extra eisen die gesteld worden aan de bekwaamheid voor het verrichten van de feitelijke handelingen bij een gesedeerde patiënt.”

Voor nadere informatie over taakdelegatie: zie: ‘Voorwaarden voor samenwerken in de mondzorg’ (W. Brands, 2010).

“Ik hoop dat in de toekomst meer mondhygiënisten zich toeleggen op het gebruik van lachgas. Ook voor hen kan het een waardevolle aanvulling op andere behandeltechnieken zijn. Op dit moment zijn in Nederland nog niet veel mondhygiënisten geschoold.”

Wat zijn de voordelen van lachgas-anxiolyse?

“Het voordeel van lachgas is dat het snel in- en uitgewerkt is – binnen een paar minuten-, dat het een veilig middel is en dat de hoeveelheid toegediend lachgas heel nauwkeurig kan worden afgestemd op de behoefte van de patiënt.”

Zijn er ook nadelen?

“Ja, het werkt niet bij iedereen, er zijn een paar contra-indicaties, je moet er apparatuur voor aanschaffen en een cursus voor volgen. Gelukkig is er ook een tarief dat je mag hanteren.”

Welke complicaties kunnen optreden bij toediening van lachgas?
Wat moet een behandelaar doen in een dergelijke situatie?

“Het kan zijn dat je iemand een wat te hoge concentratie lachgas geeft. Dat is niet gevaarlijk – als je onder de toegestane 50% lachgas blijft -, maar dit kan door de patiënt wel als onprettig worden ervaren. Dat is ook de reden dat je altijd begint met weinig lachgas toe te dienen en op basis van de reacties van de patiënt kleine beetje lachgas toevoegt. Als je dat zorgvuldig doet, zal een patiënt niet te veel krijgen. Daarnaast is het zo dat, mocht je onverhoopt een keer iets te veel geven, je dit direct aan de patiënt merkt. Hier kun je op reageren door de concentratie lachgas omlaag bij te stellen, waarna je binnen een paar minuten weer op het niveau van de optimale anxiolyse zit.”

Welke opleiding zou een tandarts of mondhygiënist moeten volgen om lachgas toe te kunnen dienen?

“Om lachgas te mogen toedienen moeten tandartsen, mondhygiënisten en ook hun assistenten een cursus volgen die voldoet aan de eisen in het document Voorwaarden voor het toepassen van lichte (inhalatie)sedatie in de tandheelkunde. Naast het volgen van een cursus is het belangrijk om met enige regelmaat lachgas te blijven gebruiken, om zo vaardig te blijven.”

Welke bijscholing is vereist?

“Om te zorgen dat je up-to-date blijft is het, net als bij andere onderwerpen in de mondzorg, belangrijk om met enige regelmaat bijscholing te volgen op het gebied van lachgas-anxiolyse. Je leert dan weer de meeste recente inzichten over lachgas-anxiolyse en voert onder supervisie opnieuw lachgasbehandelingen uit. Op die manier kunnen waar nodig de kennis en vaardigheden verbeterd worden.”

Iedere 5 jaar dient bijscholing gevolgd te worden door zowel de behandelaar als de assistent. Deze bijscholing dient in totaal in 5 jaar minimaal te omvatten:

  • 5-7 uur theoretische verdieping, met toetsing
  • 5-7 uur praktijk

Het praktijkgedeelte bestaat uit het onder supervisie van een deskundige, in lachgassedatie bevoegde docent verzorgen en nabespreken van (voor behandelaar) of assisteren bij (voor assistent) een lachgassedatie en/of het laten beoordelen en nabespreken van beeldopnames van persoonlijk uitgevoerde lachgassedaties door een deskundige, in lachgassedatie bevoegde docent.
Het theoriegedeelte omvat aanvullend onderwijs met voor lachgassedatie relevante onderwerpen.
Zie voor bijscholing de eisen in het document ‘Voorwaarden voor het toepassen van lichte (inhalatie)sedatie in de tandheelkunde’

Waar moet een tandarts op letten bij aankoop van lachgasapparatuur?
Heeft u belangrijke aandachtspunten hiervoor?

“Er zijn een aantal zaken waar je als tandarts bij de aanschaf van apparatuur extra op moet letten:
De maximaal toe te dienen hoeveelheid lachgas mag niet boven 50% komen. Er is apparatuur in omloop die tot 70% lachgas gaat (meestal oude apparatuur of apparatuur uit andere landen). Dat is in Nederland niet toegestaan. Ook wordt apparatuur aangeboden waarbij je alleen een vast mengsel van 50% zuurstof met 50% lachgas kunt toedienen. Die apparatuur is niet geschikt voor gebruik in de mondzorg. Enerzijds omdat je niet de hoeveelheid lachgas kunt afstemmen op de behoefte van de patiënt – en daardoor vaak te veel lachgas geeft, wat onprettig is voor de patiënt -, anderzijds omdat je niet apart 100% zuurstof toe kunt dienen. Deze apparatuur kan voor andere toepassingen wel handig zijn, bijvoorbeeld voor ambulances, maar niet voor de mondzorg.”

Lachgasapparatuur moet:

  • Voldoen aan de Europese standaard (CE-normering, ISO 5356)
  • Worden geïnstalleerd door een erkend installateur
  • Jaarlijks worden gecontroleerd en onderhouden door een erkend installateur volgens de richtlijnen van de fabrikant. De controle en het onderhoud moeten aantoonbaar worden vastgelegd.
  • Afgesteld zijn op de toediening van maximaal 50% lachgas4 en minimaal 50% zuurstof
  • Het afgezogen gasmengsel naar buiten afvoeren (zie opmerking bij ‘behandelruimte’)
  • Een nitrolock bevatten (veiligheidsmechanisme, dat als de toevoer van zuurstof stopt, de toevoer van lachgas ook automatisch stopt)
  • Een flowmeter bevatten voor individuele instelling van de hoeveelheid ingeademd gas
    een bypass-systeem hebben, zodat met een flush-knop 100% zuurstof toegediend kan worden
  • De mogelijkheid hebben de hoeveelheid lachgas te titreren van 0 tot 50% • veiligheidsventielen bevatten
  • Non-rebreathing slangen hebben, met een lage ademweerstand
  • Zorgen voor effectieve bronafzuiging van uitgeademde of weggelekt gas, door middel van een dubbelneusmaskersysteem
  • Voorzien zijn van een indicator op het afzuigsysteem dat aangeeft of het systeem werkt
  • Voor elke behandeling dient de apparatuur op werking en veiligheid te worden gecontroleerd door de behandelaar. Dit dient in het patiëntendossier te zijn vastgelegd.

Welke alternatieven zijn er voor lachgas-anxiolyse?

“Als je gedragstherapeutische interventies (die de basis vormen van elke behandeling), zo nodig aangevuld met een traumatherapie door een psycholoog, buiten beschouwing laat, zijn er naast lachgas ook andere sedativa of kun je verwijzen voor een behandeling onder algehele anesthesie. Veel gebruikte sedativa zijn midazolam (Dormicum®), het meest gebruikt in tablet- of vloeibare vorm. Dit middel heeft als voordeel dat het makkelijk toe te dienen en goedkoop is. Een groot nadeel is het feit dat het niet titreerbaar is en mede hierdoor een onvoorspelbare werking heeft. Ook kan er als complicatie een ademdepressie optreden.
Zoals voor alle middelen en methodes geldt dat je bevoegd en bekwaam moet zijn om dit soort middelen te gebruiken. Je moet de middelen kennen, weten wat de werking is, de bijwerkingen, interacties met andere medicatie, complicaties, etc. Ook moet je weten hoe je met eventuele complicaties om moet gaan. Dat geldt voor lachgas-anxiolyse en ook voor ander sedativa.
Algehele anesthesie is soms onontkoombaar, maar in veel gevallen een te zwaar middel om in te zetten. Veel ouders van kinderen en ook volwassen angstpatiënten vragen hierom en beseffen niet wat de nadelen ervan zijn. Het is onze taak als mondzorgprofessionals om hen te helpen bij het maken van de juiste keuze.”

Hoe ziet u de toekomst van lachgas-anxiolyse voor de tandheelkunde?

“Goed. Je merkt dat mondzorgprofessionals steeds meer methoden leren om angst te reduceren of beter nog: te voorkomen. Als alleen lokaal anesthesie in combinatie met gedragstherapeutische interventies onvoldoende uitkomst bieden, kan lachgas een extra middel zijn om angstreductie te bewerkstelligen. Je kunt hiermee in een heel aantal gevallen de inzet van algehele anesthesie of bijvoorbeeld het vasthouden van kinderen voorkomen. Ook bij volwassenen kan het een heel goed (extra) hulpmiddel zijn. Het gebruik van dwang geeft machteloosheid en kan daardoor leiden tot psychische trauma’s. Hoe meer methodes en technieken op het gebied van angstbestrijding je beheerst, hoe beter je maatwerk kunt leveren.”

Dyonne Broers is tandarts, directeur zorg Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, en cursusleider lachgascursus voor tandartsen, artsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten.

Cursussen
Lachgas-anxiolyse, basiscursus voor assistenten, opfriscursus voor tandartsen, tandarts-specialisten, mondhygiënisten, artsen (2 daagse)

Lachgas-anxiolyse basiscursus voor tandartsen, tandarts-specialisten, mondhygiënisten, artsen (3,5 dag)

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Welke aandoeningen van de speekselklieren zijn er?

Welke aandoeningen van de speekselklieren zijn er?

Regelmatig wordt u in de tandheelkundige praktijk geconfronteerd met aandoeningen in de mond.

Verslag van de lezing van Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog, over aandoeningen van de speekselklieren, van de cursus Mond- en Kaakziekten.

Welke speekselklieren zijn er?

  • Glandula Parotidea
    Bilateraal, voor en onder het oor. Grootste speekselklier. Ductis mondt uit in de wang thv M1’s in de maxilla.
  • Glandula Submandibularis
    Bilateraal, onder en binnen de kaakhoek van de mandibula. Ductus van Whartoni mondt uit achter het onderfront, naast het tongbandje.
  • Glandula Sublingualis
    Bilateraal in de mondbodem, als een richel langs weerzijden van de tong. De talrijke ducti van Ravini monden uit in de mondbodem.
  • Accessoire speekselklieren / kleine speekselklieren
    +/- 700 stuks, bevinden zich door de gehele mond (labiaal, palatinaal, buccaal en linguaal).

Slijmcysten

Slijmcysten worden veroorzaakt door traumatische beschadiging van een speekselklieruitgang (ductis), waardoor ophoping van speeksel ontstaat. Het uit zich als een roze of blauw doorschemerende zachte solitaire zwelling, welke niet-pijnlijk is. De afwijking wordt het vaakst gezien bij kinderen en jongvolwassenen. Op de onderlip heet de afwijking mucokèle  (“slijmholte”), en in de mondbodem ranula. Behandeling van een mucokèle is enucleatie bij MKA, of in situ laten. Een mucokèle op de bovenlip wordt vrijwel nooit gezien, deze zwelling is zeer verdacht voor een speekselkliertumor.

Behandeling van een ranula is marsupalisatie bij MKA, echter kent deze behandeling een hoge recidiefkans. In dat geval is soms extirpatie van de glandula sublingualis noodzakelijk.
Bij een plunging ranula breidt de ranula zich uit naar de submandibulaire loge, de behandeling bestaat uit intra-orale verwijdering van de ranula én de bijbehorende glandula sublingualis.

Speekselkliertumoren

Een speekselkliertumor uit zich meestal als een solitaire, vast-elastische, circumscripte zwelling welke niet-pijnlijk is. Er is sprake van langzame groei (maanden tot zelfs jaren), en het is klinisch niet zonder meer te onderscheiden van een lymfeklier. Let op: langzaam groeiend betekent niet per definitie dat het om een benigne afwijking gaat! Pijn of (gedeeltelijke) enkelzijdige uitval van de nervus facialis wijst op maligniteit van de glandula parotidea; echter afwezigheid van pijn of uitval sluit maligniteit niet uit. Obstructieklachten zijn zelden tot nooit een symptoom van een primaire speekselkliertumor.

Een speekselkliertumor komt even vaak bij mannen als vrouwen voor (meestal volwassenen), en de oorzaak is onbekend. Een tumor uitgaande van de glandula parotidea komt het vaakst voor, maar is het minst vaak maligne. Een tumor in de glandula sublingualis komt het minst vaak voor, maar is in vrijwel 100% van de gevallen maligne.

Torus palatinus

Een torus palatinus is een benigne beenharde zwelling op het palatum, in de mediaanlijn. De zwelling kan over tijd langzaam toenemen, en is vaak 4-lobbig.  Wanneer de zwelling zich echter links óf rechts van de mediaanlijn bevindt, is deze verdacht voor een (maligne) speekselkliertumor uitgaande van de accessoire speekselklieren.

 

Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog

​Jan de Visscher is sinds 1982 als MKA-chirurg/hoofdhals-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) en sinds 2014 in VUmc. In het MCL is hij tevens perifeer opleider voor de opleiding tot  MKA-chirurg in het UMC Groningen. Het tandartsexamen werd in 1977 behaald, het artsexamen in 1991. Hij werd opgeleid tot MKA-chirurg in het Radboud universitair medisch centrum te Nijmegen. In 1999 promoveerde De Visscher op diverse aspecten van de diagnostiek en de behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van de lip. Jan de Visscher is een veel gevraagde spreker zowel in binnen- als buitenland.

Daarnaast organiseert en verzorgt hij regelmatig postacademisch onderwijs op het gebied van de mondpathologie en de hoofdhals-oncologie. Verder heeft hij zowel nationaal als internationaal meerdere bestuurlijke functies  bekleed. 

Van 2006 tot 2008 was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA).

 

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Diagnostiek, Kennis, Thema A-Z

Preventief effect van orale cryotherapie op orale mucositis

Het is aannemelijk dat orale cryotherapie een groter preventief effect heeft op orale mucositis dan gebruikelijke mondzorg afzonderlijk, bij volwassen patiënten die chemotherapie ondergaan. Dit blijkt uit systematisch literatuuronderzoek van studenten Mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Onderzoeksmethode

De inclusiecriteria voor de patiëntenpopulatie waren: mensen die chemotherapie ondergaan, alle leeftijden en preventief gebruik van cryotherapie. De exclusiecriteria waren: gebruik van chloorhexidine, proefpersonen die zowel in het verleden zijn behandeld met radiotherapie in het hoofd- en halsgebied als chemotherapie ondergaan en mensen die gedurende het onderzoek radiotherapie in het hoofd- en halsgebied ondergaan. De inclusiecriteria voor de literatuur waren: Engelstalige wetenschappelijke literatuur, randomised controlled trail (RCT) en controlled clinical trail (CCT). Literatuur ouder dan tien jaar werd geëxcludeerd. Er is gebruikgemaakt van de databanken: Medline (via PubMed), Cochrane en Embase. Daarnaast zijn de volgende filters toegepast: studies van maximaal tien jaar oud, RCT en CCT. Voor de zoekactie zijn MESH-termen, vrije zoektermen en synoniemen gebruikt, waaronder ‘cytostatic agents’ OR ‘chemotherapy’ AND ‘orale cryotherapy’ OR ‘ice chips’ AND ‘stomatitis’ OR ‘oral mucositis’. De zoekactie is uitgevoerd in de periode van september tot november 2019. De verkregen data zijn onafhankelijk van elkaar geëxtraheerd aan de hand van de evidencetabel. De studies zijn kwalitatief beoordeeld aan de hand van de Cochrane RCT-checklist en geanalyseerd.

 

Klik hier voor de vergrote versie

Resultaten

De uitgevoerde zoekactie heeft geleid tot 118 unieke studies. Na screening op basis van titel, samenvatting en full-text zijn er vier studies geïncludeerd. Daarnaast is één studie geïncludeerd vanuit de sneeuwbalmethode. In totaal zijn er vijf RCT’s geïncludeerd, die onder de mate van bewijs B vallen. De studies zijn homogeen, met uitzondering van de uitkomstmaten. De ernst van orale mucositis is aan de hand van de WHO-schaal gemeten en de pijnbeleving is aan de hand van de VAS-score gemeten. In de geïncludeerde studies is er een significant verschil geconstateerd in zowel de ernst van de orale mucositis als de pijn in het voordeel van orale cryotherapie ten opzichte van gebruikelijke mondzorg.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aannemelijk is dat orale cryotherapie een groter preventief effect heeft op orale mucositis dan gebruikelijke mondzorg afzonderlijk, bij volwassen patiënten die chemotherapie ondergaan.

Poster ontwikkeld door:
Zina Mohammed en Amal Bouisaghouane, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
slapen, vrouw, bed

Obstructieve slaapapneu verhoogt mogelijk ernst van gevolgen COVID-19

Patiënten met obstructieve slaapapneu lopen wellicht een verhoogd risico op ernstigere complicaties als gevolg van COVID-19 volgens een onderzoek gepubliceerd in Sleep Medicine Reviews. Er ligt een rol weggelegd voor tandartsen om patiënten extra te screenen op de aandoening.

Veel niet gediagnosticeerd

Ongeveer 22 miljoen mensen in de VS hebben slaapapneu en volgens de American Sleep Apnea Association is 80% van de ergere gevallen nog niet gediagnosticeerd. Bij obstructieve slaapapneu worden de luchtwegen helemaal of deels geblokkeerd tijdens het slapen. Symptomen van de aandoening zijn onder andere snurken, wakker worden met hoofdpijn en de hele dag vermoeid zijn.

Risicofactoren

Veel risicofactoren ervan als diabetes, obesitas en hypertensie worden ook geassocieerd met ernstigere complicaties door COVID-19. De onderzoekers wilden echter onderzoeken of de diagnose naast die factoren een extra risico met zich meebrengt.

Veel intensive-carepatiënten met slaapapneu

Door middel van een systematische review van 18 onderzoeken tot juni 2020 met betrekking tot obstructieve slaapapneu en COVID-19 vonden ze dat veel intensive-carepatiënten de aandoening hadden. Bij diabetespatiënten kan dit een verhoogd risico opleveren onafhankelijk van andere factoren. Diabetespatiënten die in het ziekenhuis lagen met COVID-19 en werden behandeld voor slaapapneu hadden een 2,8 keer groter risico om te overlijden op de zevende dag na opname.

Invloed op bradykinineroutes

De onderzoekers denken dat de link tussen slaapapneu en COVID-19 te maken heeft met hoe ze allebei de bradykinineroutes beïnvloeden. “Het is waarschijnlijk dat COVID-19 oxidatieve stress en ontsteking verhoogt en effecten heeft op de bradykinineroutes […]. Als je personen hebt waarbij deze mechanismen al zijn aangetast, zou het niet verbazen dat COVID-19 hen sterker beïnvloedt,” schrijven ze.

Wees bewust van het extra risico

De steekproefomvang van het onderzoek was klein en het is niet altijd duidelijk dat slaapapneu iemands COVID-symptomen verergert omdat het vaak niet wordt gediagnosticeerd. Desondanks denken de onderzoekers dat het belangrijk is om bewust te zijn van het mogelijke extra risico dat obstructieve slaapapneu met zich meebrengt. Verder onderzoek is nodig om te bepalen of deze patiënten aan de lijst met risicogroepen moeten worden toegevoegd.

Focus op diagnosticeren

In de tussentijd kunnen tandartsen zich misschien meer concentreren op het screenen patiënten op de aandoeningen. Hoewel ze het niet kunnen diagnosticeren, kunnen ze zien of de tong of amandelen van een patiënt vergroot zijn en andere gezondheidsgerelateerde vragen stellen en eventueel mensen doorverwijzen naar slaapspecialisten.

Bron:
Sleep Medicine Review 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Parodontoloog Coen Kuit geeft tips voor behandeling paro-patiënten

Parodontoloog Coen Kuit geeft tips voor behandeling paro-patiënten

Parodontoloog Coen Kuit introduceerde gedurende zijn carrière in de parodontologie termen als wortelsteen, subgingivale factor en peri-implantitis. Hij staat verder bekend om zijn typische uitspraken, handigheden en weetjes. Tijdens een lezing gaf hij flink wat tips en inzichten voor de behandeling van paro-patiënten.

Kuit is werkzaam als tandarts-parodontoloog bij de praktijk voor parodontologie en implantologie Arnhem. Hij heeft langdurig onderzoek gedaan naar de kwaliteit en duurzaamheid van parodontale chirurgie en parodontale nazorgbehandelingen. Op het moment is hij de drijvende kracht achter het PPIA Kenniscentrum. Hier begeleidt hij mondhygiënisten en paro-preventieassistenten. Daarnaast is hij organisator van post-academisch onderwijs in de parodontologie, implantologie en restauratieve tandheelkunde. Tijdens Capita Clinica, een bijeenkomst voor mondhygiënisten, verzorgde hij een lezing.

Ambachtelijke parodontologie

Nog altijd werkt Kuit voornamelijk met de hand. De instrumenten die worden klaargelegd voor een behandeling zijn een universele scaler, de 11/12, de 13/14 en een Syntette. Het liefst werkt hij met zo min mogelijk instrumenten. Hoewel de nieuwe Syntette vrij dik is kan deze dun geslepen worden waardoor alle vlakken goed bereikt kunnen worden. Het slijpen van de instrumenten doet hij met een steriel wit arkansas-steentje op ongeveer 50.000 toeren, zo uit de hand. Alleen de laterale zijde wordt geslepen, niet het binnenste vlak. Voor dit slijpen is wel wat ervaring nodig. Maar het gaat zo veel sneller dan met de hand of met een slijpmachine, mits je de handigheid te pakken hebt.

Tijdrovende ouderen

In een lange termijnonderzoek heeft Kuit aangetoond, dat gedurende de totale periode van 21 jaar parodontale nazorg in 3 onderzochte leeftijdsgroepen, het gemiddelde aantal (rest-)pockets van maximaal 4-5 mm diepte op hetzelfde niveau te krijgen en te houden is, namelijk gemiddeld 6 vlakken van 4-5 mm.
Van deze ondiepe rest-pockets bevond zich 75% bij de approximale vlakken van de molaren. De gemiddelde tijd voor deze (subgingivale!) nazorg was voor de oudste leeftijdsgroep aanzienlijk langer is dan die voor de jongere leeftijdsgroepen. Dit, ondanks de vrijwel gelijke hoeveelheid subgingivale vierkante millimeters. De moeilijkheidsfactor voor het glad en schoon krijgen van het worteloppervlak is bij ouderen niet groter; het zijn de algemene aspecten bij de behandeling van ouderen die gemiddeld meer tijd vergen; zoals een andere behandelhouding, uithoudingsvermogen en alles gaat langzamer. Neem dus extra tijd.

Bij iedere nazorg (=voorzorg) behandeling is het volgens Kuit het beste om eerst te focussen op de approximale vlakken van de bovenmolaren, omdat hier, bij geen of onvoldoende subgingivale reiniging, de meeste en diepste pockets ontstaan. Ook de restpockets na initiële en/of chirurgische therapie zijn gemiddeld het meest in dit gebied te vinden. Het verdient daarom de voorkeur iedere behandeling in de molaarstreken te starten. Dat zich in het molaargebied vaker en sneller parodontitis ontwikkelt, komt doordat de subgingivale ruimte het grootst is en doordat wortelanatomie met groeven en concaviteiten bij molaren het grilligst is en het dus voor patiënt en behandelaar het lastigst is om de subgingivale biofilm en het wortelsteen te verwijderen.

Preventie en recall

Gaat u de wortel met scalers en curettes grondig reinigen, dan gaat het bij sulcusdiepten van 3mm en meer altijd bloeden; ik noem dit de bloeding bij instrumentatie. Die reiniging van de worteloppervlakken moet sowieso altijd gedaan worden en dan geeft de mate van bloeding bij het instrumenteren mij direct veel informatie over het aantal noodzakelijke reinigings-strokes dan de bloeding. De patiënt kan zelf eigenlijk niet dieper dan 2 mm reinigen. Een sulcus van 3 mm of dieper zal dus altijd een flinke hoeveelheid oude biofilm bevatten met de bijbehorende sulculaire afweer (=ontstekings) mechanismen. Deze ruimten hebben dus altijd per definitie een bepaalde ontstekingsgraad en zullen bloeden bij instrumenteren. Bij alleen sonderen komen deze bloedingen niet altijd letterlijk bovendrijven. Ik heb in veertig jaar meer dan 30.000 uur subgingivaal gereinigd met handinstrumenten maar ik heb nooit de noodzaak gevoeld om bij de recall/onderhoudsbehandeling een bloedingsindex na sonderen te maken, omdat ik vond en vind, dat die geen meerwaarde heeft als je toch standaard en systematisch subgingivaal reinigt.

Natuurlijk is het belangrijk tijdens een recall de wortels supra- en subgingivaal totaal te reinigen. Je maakt altijd schoon en hoewel zich direct weer een nieuwe biofilm zal ontwikkelen zijn de oude bacteriecomplexen zodanig verstoord en vernietigd, dat het afweermechanisme de baas kan blijven. Gemiddeld heb ik voor een totale supra-en subgingivale reiniging 30 minuten nodig. Ik zeg altijd dat een recall als een kleine initiële therapie is. Je moet de sulcus van 3mm en dieper grondig scalen. Nazorg is tevens voorzorg! Je zorgt ervoor dat er geen pockets kunnen ontstaan in de hele mond. Je behandelt immers niet enkel de plaatsen waar een restpocket zit of waar een pocket in het verleden zat. Maar behandel wel met beleid. Wees voorzichtig bij ondiepe plekken en krachtig en doortastend bij diepere plekken. Ik merk namelijk dat men soms teveel tijd besteedt aan plekken die 1 of 2 mm diep zijn, terwijl je dan meer kwaad doet dan goed doet. Je traumatiseert dan de gingiva en er is kans op instrumenteel aanhechtingsverlies.

Voldoende tijd voor preventie

10% van alle patiënten zijn zware paropatiënten; dat wil zeggen, dat in deze risicogroep bij onvoldoende parodontaal-preventieve zorg progressief aanhechtingsverlies zal optreden. Kuit stelt dat we met de juiste preventie parodontitis kunnen voorkomen. Je moet van begin af aan voldoende tijd inplannen voor preventie anders verandert een patiënt in een paropatiënt. Je dient parodontitis te voorkomen, dan immers hoef je enkel de gezonde situatie op pijl te houden. Lukt dat laatste niet, dan moet je in de eerste plaats aan je eigen handelen denken. Dus blijf altijd kritisch op jezelf en schuif het niet op je patiënt af. Vraag je bijvoorbeeld af of jouw instrumenten wel scherp genoeg zijn en of je wel genoeg tijd aan de approximale vlakken van de molaren besteedt, nog afgezien van je instructies aan de patiënt; maar denk er aan; de ruimtes dieper dan 2 mm zijn jouw verantwoordelijkheid.

Recessiebedekking

Patiënten krijgen regelmatig te horen dat in het geval van een recessie na chirurgische pocketeliminatie de gingiva nimmer terug zal keren. Kuit liet echte foto’s zien van een mooie rebound na flap-operaties. De gingiva zag er een stuk aangenamer uit dan voor de operatie. Zo’n 2 mm nieuwe gingiva was erbij gekomen. Hoewel niet de gehele recessie bedekt werd, was hier zeker sprake van winst.

Late verwijzingen

Kuit is van mening dat er in Nederland nog veel te weinig mondhygiënisten zijn. Het gevolg hiervan is dat veel parodontitis niet behandeld wordt of te laat gesignaleerd wordt, nog afgezien van het feit, dat, zoals al eerder gezegd, bij de juiste voorzorg parodontitis geheel vermeden kan worden. Als op grond van foto’s wordt verwezen dan is er vaak al jaren wat mis. Gelukkig kunnen we vaak nog veel en goed herstellen, zelfs elementen met veel botverlies kunnen nog veel langer mee, dan je zou denken.

Overtuigen

Een goede manier om de patiënt bewust te maken van het probleem is het simpelweg te laten zien. Met een spiegel kan de patiënt worden getoond welk gedeelte gezond en welk gedeelte ziek is. Na een halve minuut is voor de patiënt al duidelijk dat het of een heel lokaal probleem is of een gegeneraliseerd probleem, maar dat er ook gezonde plaatsen zijn en dat betekent, dat hij/zij te genezen is! Vervolgens lepel je met de sonde of een curette de losse troep uit de ongezonde plek en de patiënt weet direct beter dan uit een boekje, wat de oorzaak en de oplossing van zijn tandvleesprobleem is.

Wat te doen bij een parodontaal abces?

Bij een abces is er sprake van een acute ontsteking. Een goede diagnose is uiteraard onontbeerlijk; verwijzen ligt voor de hand. Er is heel snel veel botverlies, vaak net zoveel als na 10 jaar chronische onbehandelde parodontitis. Maar dit kan ook weer heel snel herstellen, als je het op de juiste manier behandelt. Dat doe je door te verdoven, pus te ontlasten, het worteloppervlak te reinigen met curettes, flink te spoelen met fysiologisch zout, bij mobiliteit in te slijpen en soms te spalken, antibiotica te geven en een week te laten spoelen met chloorhexidine. Kweken is niet aan de orde, want dan moet je wachten op de uitslag. In deze acute situatie heeft meten geen zin, want je penetreert dan veel te diep in het bindweefsel. De volgende dag en een week later controleren. Na een half jaar meten en een foto maken om het botbeeld te controleren.

Wat de doen bij NUG?

“Wat is dit?”, vroeg Kuit bij het laten zien van deze foto.

Een mondhygiënist: Beginnende NUG!
Ha, heel goed, dat wisten de cursisten vorige keren niet, juichte Kuit. Wat je hierbij doet is heel voorzichtig reinigen met een curette. Verdun 3% waterstofperoxide met lauw water tot 1,5 % en spoel een aantal keren. Geef een recept metronidazol voor 1 week (2 of 3 maal daags 500mg en laat ook thuis spoelen met waterstofperoxide 1,5% en chloorhexidine 0,12-0,2%, zodat er niet per se gepoetst hoeft te worden; na 1 week en na 1 maand controleren, instructies en natuurlijk een totale reiniging. Of je laat de patiënt elke dag terugkomen, een week lang, dan kan je ook zonder metronidazol genezing krijgen. Maar denk er aan, dat dit vaak niet de meest gemotiveerde patiënten zijn. Is de pijn weg, dan is de patiënt vaak ook weg.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezing van tandarts-parodontoloog Coen Kuit

Dit verslag is voor het eerst in mei 2015 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Eerste ‘echte’ tandheelkundige beurs vindt weer plaats in China

De meeste grote evenementen van 2020 zijn afgelast of naar een andere datum verplaatst. Dat geldt ook voor vakbeurzen, congressen en bijeenkomsten voor mondzorgspecialisten. Toch zagen we begin september alweer het eerste grote evenement: de China Dental Show in Shanghai.

Coronamaatregelen

Van 1 t/m 4 september kwamen zo’n 35.000 bezoekers af op de China Dental Show. Een binnenevenement met zo’n 600 exposanten. Uiteraard werden er wel maatregelen genomen om de verspreiding van het virus te minimaliseren.

Zo moesten bezoekers een QR-code van de Alipay- of Tencent-apps op hun telefoon scannen bij binnenkomst. Deze apps geven de Chinese overheid de (niet onomstreden) mogelijkheid om bron- en contactonderzoek uit te voeren. Knippert de app groen? Dan mag de bezoeker het evenement betreden. Kleurt deze rood? Dan is de bezoeker waarschijnlijk in contact geweest met een besmet persoon en mag hij of zij niet naar binnen.

Andere voorzorgsmaatregelen waren onder meer verplichte gezichtsmaskers, geregistreerde naamkaarten en het tonen van andere identificatie of paspoorten bij de veiligheidscontrole. Veel exposanten hadden ook desinfecterend middel bij hun stand staan. Bezoekers konden dit gebruiken voor en na het aanraken van apparatuur.

COVID-19 in China

COVID-19 dook ergens rond december 2019 op in Wuhan, China. Ondertussen grijpt het virus in Oost-Azië gelukkig minder hard om zich heen dan een paar maanden geleden. Een feit dat o.a. te danken is aan strenge maatregelen en verregaand bron- en contactonderzoek. Dit maakt grote evenementen in China en sommige buurlanden weer mogelijk.

Zo kon ook de China Dental Show toch doorgang vinden in 2020. Dat geeft hoop. Maar sommige van China’s coronamaatregelen zijn controversieel en het is nog te kort dag om te zeggen dat dit soort massale (indoor) evenementen geen nieuwe brandhaarden veroorzaken. Het is dus nog maar de vraag wanneer we in Nederland en de rest van Europa weer op deze schaal samen kunnen komen.

Bron:
DrBicuspid

 

 

Lees meer over: Corona, Markttrends, Thema A-Z
3M-niet-naar-IDS

3M besluit om niet deel te nemen aan de IDS

Een hernieuwde toename van het aantal infecties en dagelijkse reiswaarschuwingen, ook binnen Europa, maken momenteel duidelijk dat het onmogelijk is te voorspellen hoe de COVID 19-pandemie zich zal ontwikkelen vóór de start van IDS op 9 maart 2021. 3M heeft daarom besloten volgend jaar niet deel te nemen aan de grootste tandheelkundige beurs ter wereld.

3M engageert zich volop in de strijd tegen COVID-19, niet alleen door een forse verhoging van de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen, maar ook door het treffen van speciale maatregelen om klanten en werknemers te beschermen. Zo worden bedrijfsevenementen uitsluitend online gehouden of in kleine groepen met inachtneming van aangepaste hygiënemaatregelen.

Gezondheid van klanten en medewerkers is topprioriteit

“Op dit moment zien we geen mogelijkheid om een dergelijk concept veilig te implementeren op een groot evenement als IDS, met behoud van de gebruikelijke intensiteit van de contacten en de waardevolle gesprekken”, meldt Andreas Karsch, Marketing en Sales Manager 3M Oral Care. “De gezondheid van onze klanten en medewerkers is een topprioriteit. Vanwege de onvoorspelbare ontwikkeling van de pandemie en de daarmee gepaard gaande onzekerheden, nemen we niet deel aan IDS 2021. We hopen van harte dat deelname in 2023 onder de gebruikelijke voorwaarden weer mogelijk zal zijn.” Het bedrijf werkt momenteel aan alternatieve concepten die de communicatie tussen klanten en 3M-medewerkers vergemakkelijken – met name ter ondersteuning van de komende productlanceringen.

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
diagnostiek bij pijn

Wat is pijn eigenlijk?

Professionals in de tandheelkunde worden veelvuldig geconfronteerd met patiënten met pijnklachten in het aangezicht. Wat is pijn eigenlijk, wat zijn de gevolgen en hoe komt het tot stand? Verslag van de lezing van prof. dr. Frank Lobbezoo.

Wat is pijn eigenlijk?

Pijn wordt gedefinieerd als een onaangename, sensorische en emotionele ervaring. Pijn gaat gepaard met feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging, of wordt beschreven in termen van een dergelijke beschadiging (bron: IASP – international association for the study of pain).

Psychologie en pijn

  • Pijn is per definitie onaangenaam.
  • Emoties maken per definitie deel uit van pijn.
  • Er is ook sprake van pijn als deze wordt beschreven in termen van weefselschade terwijl die schade er niet (meer) is.

Dit zijn allemaal redenen om een psycholoog bij de diagnostiek en behandeling van pijnpatiënten te betrekken.

Pijn: classificaties

  1. Etiologisch: benigne of maligne
  2. Temporeel: acuut of chronisch
    Chronische pijn is pijn die langer duurt dan de tijd die normaliter nodig is om weefsels te herstellen (arbitrair >3-6mnd). Een voorbeeld van acute pijn in de tandartspraktijk is pijn na een wortelkanaalbehandeling. Voorbeelden van chronische pijn in de tandartspraktijk zijn hoofdpijn en pijn die interactie heeft met slaapproblematiek.
  3. Neurofysiologisch
    – Nociceptieve pijn: pijn ten gevolge van weefschade
    > Somatische pijn: pijn die uitgaat van de huid, botten en spieren. De pijn is min of meer constant, stekend, zeurend, goed te lokaliseren en scherp begrensd
    > Viscerale pijn: pijn die uitgaat van de organen. De pijn is vaak aanvalsgewijs, diep, slecht te lokaliseren en slecht begrensd.
    – Neuropathisch/neuralgisch: pijn vanuit het zenuwweefsel zelf

Temporomandibulaire disfunctie (TMD)

TMD is een groep musculoskeletale aandoeningen van het kauwstelsel en valt onder somatische nociceptieve pijn. De pijn kan uitgaan de van de spieren (myogeen) en uitgaan van de kaakgewrichten (artrogeen). Vaak is TMD een gevolg van relatieve overbelasting van de kaak (mondgewoontes, parafunctie, traumata) of een verminderde belastbaarheid van de kaak (chronische stress, systemische aandoeningen). Bij TMD is de belasting is groter dan de belastbaarheid met klachten als gevolg. TMD pijn is vaak mild (in tegen stelling tot pulpitisklachten), fluctuerend en functieafhankelijk (bij gebruik neemt de pijn vaak toe).

Neuropatische pijn

Neuropatische pijn wordt veroorzaakt door beschadiging van het perifere of centrale somatosensorische zenuwstelsel. Neuropatische pijn wordt vaak omschreven als branderig of tintelend en gaat gepaard met sensibiliteitsstoornissen. De diagnostiek is vaak lastig.

Sensibiliteitsstoornissen bij neuropatische pijn

Er bestaan verschillende soorten sensibiliteitsstoornissen:

  • Hypoalgesie: geringere pijnervaring dan op grond van een nociceptieve stimulus verwacht zou mogen worden.
  • Hyperalgesie: nociceptieve stimulus wordt als pijnlijker ervaren dan normaliter verwacht zou mogen worden.
  • Paraesthesie: verstoorde gevoelssensatie, ervaren als onaangenaam tintelend, prikkelend of brandend.
  • Allodynie: pijn als gevolg van een stimulus die normaliter geen pijn zou veroorzaken.

Diagnostiek van neuropathische pijn

De diagnose kan gesteld worden met behulp van:

  • Kwalitatieve sensorische testen
  • Kwantitatieve sensorische testen

Orofaciale pijnclassificatie

Zie document van de International classification of orofacial pain (ICOP)

Wat zijn de gevolgen van pijn?

Pijn veroorzaakt een reeks gedragingen ter bescherming van de betrokken weefsels, namelijk:

  1. Het terugtrekreflex

    Een noxische stimulus leidt tot een onwillekeurige spierreactie met korte latentietijd. Een voorbeeld is de reflexboog die optreedt wanneer er onverwacht heet water uit de kraan op je hand komt (prikkeling sensor > afferente geleiding naar CSZ > verwerking CSZ > efferente geleiding naar effector).

  2. Het vermijden van hernieuwd contact

    “Een ezel stoot zich niet tweemaal aan dezelfde steen”

  3. Het immobiliseren van het beschadigde lichaamsdeel: pijn-adaptatiemodel

    Dit houdt een relatieve inhibitie van agonisten en een relatieve excitatie van de antagonisten in. Een voorbeeld van immobilisatie bij pijn aan het kaakgewricht:
    – als je wilt sluiten: inhibitie mm. masseter en mm. temproralis + excitatie mondopeningsspieren
    – als je wilt openen: inhibitie kaakopeners + excitatie kaaksluiters
    – het gevolg: immobilisatie (kleinere bewegingsuitslagen, tragere bewegingen)

Hoe komt pijn tot stand?

Pijngewaarwording – pijnpoorttheorie
De “pijnpoort”:

  • transmissie (hand naar hersenen)
  • perceptie (hersenen)
  • modulatie (gate control theory: in dit traject kan nog veel gebeuren)
    Daarvóór: transductie

Pijnpoort

Wanneer er onverwacht heet water uit de kraan op je hand komt, dan zetten de Aδ/C vezels (dunne vezels) de ‘ pijnpoort’ in het CSZ open met als gevolg dat er pijnperceptie plaatsvindt. De substantia gelatinosa (cellencomplex in de hersenen) kan deze poort open houden met als gevolg dat de pijn steeds erger wordt. Dit heet sensitisatie: bij voortdurende prikkeling worden de zenuwen steeds gevoeliger. Door de hand te koelen of er op te wrijven worden de Aβ vezels (dikke vezels) geactiveerd. Deze vezels sturen een signaal naar de substantia gelatinosa en dit zorgt ervoor dat de poort gesloten wordt: de pijn verdwijnt.

Transductie

Transductie is de omzetting van noxische stimuli in elektrische activiteit in afferente zenuwuiteinden door het verlagen van de activatiedrempel (pijnmediatoren). Voorbeelden van pijnmediatoren zijn histamine en prostaglandinen. Prostaglandinen treden niet zelf als pijnmediator op, maar vergroten de gevoeligheid van vrije zenuwuiteinden voor pijnmediatoren. NSAID’s grijpen in op deze pijnmediatoren (cox-remmer).

Hoe kan pijn worden gemeten?

Pijndimensies

  1. Sensorisch – intensiteit
  2. Affectief – mate van onplezierigheid

Pijnkwantificatie

Er zijn verschillende manieren op pijn te kwantificeren:

  1. Verbale schaal

    Men geeft de pijn een cijfer van 0-4 (0=niet pijnlijk/gevoelig, 4= ernstig pijnlijk).

  2. Numerieke rating schaal

    Men geeft de pijn een cijfer van 0-10 (0=niet pijnlijk/gevoelig, 10= ergst voorstelbare pijn).

  3. Visueel analoge schaal (VAS)

    De pijn wordt aangegeven op een lijn van 100mm (0mm=geen pijn, 100mm=maximale pijn).

  4. Gezichtsschaal

    Deze methode heeft de voorkeur bij iemand die moeite heeft om een woord of getal te vinden voor zijn of haar ervaring (bijv. kinderen of non-verbalen/demente ouderen). Bij non-verbale patiënten is het altijd goed om de bewegingen, vocalisaties en gezichtsuitdrukkingen te observeren. Zo zijn toegeknepen ogen, een gefronst voorhoofd, geopende mond en een opgetrokken neus vaak tekenen van pijn.

Samenvatting

  • Pijn is een multidimensionaal probleem met zowel sensorische als emotionele aspecten.
  • Pijn leidt tot gedragsveranderingen om verdere weefselschade te voorkomen (pijn-adaptatiemodel).
  • Pijn is nog voordat er perceptie plaatsvindt moduleerbaar (poorttheorie).
  • Pijn kan op verschillende manieren worden gemeten (afhankelijk van de setting en van de patiënt).

Prof. dr. Frank Lobbezoo is tandarts-gnatholoog en hoogleraar Orofaciale Pijn & Disfunctie. Hij studeerde in 1988 cum laude af als tandarts in Utrecht. In 1992 promoveerde hij op het gebied van de temporomandibulaire disfunctie, waarna hij drie jaar postdoctoraal onderzoek verrichtte aan de Universiteit van Montreal. Daar legde hij zich toe op de tandheelkundige slaapgeneeskunde, in het bijzonder de orale bewegingsstoornissen. Sinds 1996 is hij werkzaam bij ACTA, alwaar hij in 2005 tot hoogleraar werd benoemd. Van 2014 tot 2018 was hij voorzitter van de afdeling Mondgezondheidswetenschappen en tevens vice-decaan van ACTA. Hij is Visiting Professor aan de University of Adelaide in South-Australia en aan het College of Dentistry van de New York University. In 2019 werd hij benoemd tot Honorary Professor aan de University of Aarhus, Denemarken.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. Dr. Frank Lobbezoo tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z