De rol van herpesvirussen bij parodontitis

Diverse studies claimen een rol voor verschillende micro-organismen, zoals schimmels en virussen, bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Deze studies kunnen een nieuw tijdperk in het parodontaal onderzoek markeren. Wat is de mogelijke rol van humane herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis?

Tot voor kort lag de focus van het onderzoek naar het ontstaan en verloop van parodontitis bij de klassieke paropathogenen en werd de rol van andere micro-organismen, zoals schimmels, parasieten, protozoën en virussen, genegeerd of hooguit zijdelings bestudeerd. Dat dit onterecht is, blijkt uit diverse studies die een rol claimen voor verschillende micro-organismen bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Deze studies kunnen een nieuw tijdperk in het parodontaal onderzoek markeren.

In dit artikel zullen we ingaan op de mogelijke rol van humane herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis.

Verschillende herpesvirussen
Dat virussen op dit moment extra in de belangstelling staan, is op zich niet vreemd: niet alleen zijn er de afgelopen jaren een aantal bekende virusuitbraken geweest, ook hebben moderne moleculaire technieken zoals de end-point polymerase ketting reactie (PCR), real-time PCR en reverse transcriptie PCR het mogelijk gemaakt om hoogstaand virusonderzoek te doen. Door hun simpele structuur zijn virussen met moderne moleculaire technieken ook relatief eenvoudig te onderzoeken.

De herpesvirussen zijn een verzamelnaam voor een groep grote DNA virussen die ziekten bij mens en dier kunnen veroorzaken. Van de meer dan 120 verschillende herpesvirussen zijn er slechts 8 die de mens kunnen infecteren en deze zijn In onderstaande tabel weergegeven. Welke van deze humane herpessoorten een rol spelen bij parodontitis, is nog niet helemaal duidelijk. Wel blijkt dat een ontstoken parodontium in ieder geval een goede voedingsbodem is voor het Epstein-Barr virus (EBV) en het Cytomegalovirus (CMV), waarbij tot 100 miljoen virusdeeltjes aanwezig kunnen zijn (Slots, J.).

Herpesvirussen die de mensen kunnen infecteren

Mogelijk bewijs dat herpesvirussen een rol spelen bij het ontstaan en verloop van parodontitis
De aanwezigheid van EBV en CMV in een ontstoken parodontium is niet de enige aanwijzing dat herpesvirussen een rol spelen bij parodontitis. Uit verschillende studies blijkt dat herpesvirussen op meer manieren betrokken zijn. Hieronder zijn de mogelijke bewijzen samengevat:

  1. Uit verschillende gingivale celtypes kunnen herpesvirussen worden geïsoleerd (Ehrlich et al. 1983).
  2. In gingivale weefsels van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in weefsels van gezonde personen (Contreras et al. 2000).
  3. In de creviculaire vloeistof van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in de creviculaire vloeistof van gezonde personen (Parra en Slots 1996).
  4. In subgingivale plaquemonsters van paropatiënten zijn meer herpesvirussen aanwezig dan in subgingivale plaquemonsters van gezonde personen (Saygun et al. 2002, Imbronito et al. 2008).
  5. Er is een mogelijke interactie tussen herpesvirussen en paropathogenen (Kamma and Slots 2003). Vooral interacties tussen CMV en paropathogenen zoals Aggregatibacter actinomycetemcomitans (Aa), Tannerella forsythensis (Tf), Treponema denticola (Td) en Porphyromonas gingivalis (Pg) zijn bestudeerd. De ODDS ratio tussen agressieve parodontitis en aanwezigheid van CMV bedraagt 6,6. Als er ook nog Pg aanwezig is, stijgt de ODDS ratio zelfs tot 51,4. Dit laatste duidt op een sterk synergistisch effect tussen CMV en paropathogenen als Pg.

Wat is de etiopathogenese bij het ontstaan en verloop van parodontitis?
Als etiopathogenese zijn een vijftal processen beschreven:

  1. Herpesvirussen als EBV en CMV zorgen voor een toename van pro-inflammotoire cytokines als IL-1beta en TNF-alpha. Toename van deze cytokines resulteert in een activatie van matrix-metalloproteinases en osteoclasten met als gevolg een toename van weefsel- en botafbraak (Slots 2009).
  2. Bestaande afweermechanismen worden afgeremd door herpesvirussen, wat een secundaire bacteriële dysbiose tot gevolg kan hebben (Morgensen et al. 2001 en Page et al. 1997).
  3. Er is een direct pathogeen effect van herpesvirussen op diverse humane cellen, zoals fibroblasten, keratinocyten en endotheelcellen, waardoor herstelmechanismen worden vertraagd of zelfs helemaal stilvallen. Ook dit kan een secundaire dysbiose tot gevolg hebben (Britt et al. 1996).
  4. Infectie van de humane gingiva kan aanhechting en kolonisatie van paropathogene bacteriën bevorderen.
  5. Door een toename in ontstekingsprocessen ziet men ook een toename van micro-organismen die leven van het ontstekingsinfiltraat met een secundaire dysbiose als mogelijk gevolg.

Uitdagingen

  1. De gebruikte methode
    Het meeste herpesvirusonderzoek is uitgevoerd met behulp van de “nested” PCR methode. Nadeel van deze methode is de gevoeligheid voor contaminatie met als gevolg fout positieve resultaten. Toepassing van nauwkeurige moleculaire technieken zoals real-time PCR zal de betrouwbaarheid van de resultaten doen toenemen.
  2. Problemen met causaliteit
    Om onderscheid te kunnen maken tussen causaliteit en correlatie zijn nieuwe studies noodzakelijk, bijvoorbeeld door herpesvirussen met behulp van specifieke antivirale middelen te verwijderen. Ook kan worden bestudeerd of er een positief effect is van zulke antivirale middelen op het parodontitisbeeld.
  3. Problemen met de monstername
    Het is erg moeilijk om betrouwbare en relevante monsters te nemen. Bloed is een belangrijke storende variabele, omdat bloedcellen virusdeeltjes kunnen bevatten.
  4. Het aantal onderzoeksgroepen dat virusstudies uitvoert is te beperkt
    Op dit moment zijn er slechts een beperkt aantal universitaire groepen bezig met onderzoek naar het verband tussen virussen en parodontitis.

Conclusies
Ondanks bovenstaande uitdagingen waar we bij virusonderzoek mee te maken hebben, komt er steeds meer kennis over de rol van herpesvirussen bij het ontstaan en verloop van parodontitis. Vooral het cytomegalovirus en Eppstein-Barr virus worden veelvuldig in verband gebracht met parodontitis.
Er zijn verschillende plausibele pathogenese mechanismen beschreven waarbij er een duidelijk verband aanwezig is tussen de aanwezigheid van het herpesvirus en het ontstaan van een secundaire bacteriële dysbiose. Meer en beter onderzoek naar deze pathogenesemechanismen zal meer inzicht moeten geven in de relatie tussen herpesvirussen, paropathogenen en parodontitis.

Door: Dr. H.E. van Beurden, Bio2Dental BV

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z