Orofaciale pijn, slaapverwekkend

Orofaciale pijn, slaapverwekkend?

Slapen is gezond. Meestal dan. Onze slaap lijkt een inactief proces maar er gebeurt ontzettend veel in onze slaap. Bovendien kan er van alles verkeerd gaan in je slaap. Tijdens het online symposium Orofaciale pijn, slaapverwekkend kwam er een palet aan sprekers voorbij. Van tandarts tot fysiotherapeut.

Als een slaapprobleem ons dagelijks leven ernstig verstoort dan is er sprake van een slaapstoornis. De gevolgen van een slaapstoornis kunnen van lichamelijke aard zijn, zoals: gewichtstoename, verandering in de stofwisseling, vermoeidheid, verandering van de bloeddruk en een stijgende suikerspiegel. De gevolgen kunnen ook psychisch zijn: verminderde concentratie en geheugen, somberheid, minder relativeringsvermogen en prikkelbaarheid. In totaal bestaan er meer dan tachtig slaapstoornissen. Tijdens de webinar werden er zes besproken:

  • Insomnie: problemen met inslapen of te vroeg wakker worden.
  • Hypersomnie van centrale aard, zoals narcolepsie
  • Circadiaanse ritmestoornis, zoals door een jetlag of ploegendienst
  • Parasomnie zoals slaapwandelen
  • Slaapgerelateerde bewegingsstoornissen zoals restless legs en bruxisme

Alhoewel het wetenschappelijk niet goed is aangetoond, kan bruxisme pijnklachten veroorzaken. Bruxisme ontstaat vaak direct na slaapverstoringen (arousals). Bruxisme wordt in verband gebracht met parasomnie en slaapapneu.

Slaapapneu

Slaapapneu valt onder de slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen. Zo kennen we het Centraal Slaapapneu Syndroom (CSAS), Obesitas Hypoventilatie Syndroom (OHS) en Obstructief Slaap Apneu Syndroom (OSAS). Voor OSAS zijn er drie behandelmogelijkheden: Chirurgische therapie, MRA en CPAP. De ernst bepaalt de therapie. Gek genoeg is er voor lichte OSAS chirurgie nodig zoals kaakosteomie, biatrische chirurgie of tracheotomie. Maar leefregels zoals matigen met alcohol, het verlagen van de BMI tot een gezonde waarde en eventueel positietherapie dienen voorafgaand uitgeprobeerd te worden. Ook bij matige OSAS kan chirurgie een oplossing zijn. Bij lichte OSAS kan een MRA ook geïndiceerd zijn, net als een CPAP die bij ernstige OSAS gebruikt wordt. Een CPAP is een masker dat over het gezicht wordt gedragen en voor overdruk zorgt.

MRA

Bij een MRA wordt de kaak naar voren geduwd en dit werkt zodoende onbedoeld orthodontisch zoals een activator. Hierdoor kunnen juist kaakgewrichtsklachten ontstaan. Een OSAS heeft helaas ook nadelen. De onderdruk zorgt dat de luchtpijp goed open gaat maar dit kan ook juist apneu veroorzaken. De acceptatie kan ook voor moeilijkheden zorgen en daardoor juist voor insomnie. De therapietrouwheid bepaalt het succes. De CPAP en MRA kunnen ook gecombineerd worden.

Van normaal tot klachten

Spieractiviteit rondom de kaken en de mond is volkomen normaal. Toch kan het voor overbelasting van spieren en kaakgewricht leiden en zodoende tot klachten. De klachten hoeven zich niet te beperken tot de mond maar kunnen zich uitspreiden of zelfs alleen voordoen bij de oren, op het achterhoofd, boven de ogen, in de nek en de schouders. Bruxisme veroorzaakt naast klachten ook gebitsslijtage en het falen van restauraties.

De oorzaak zoeken van bruxisme

Bruxisme en de daaraan gerelateerde klachten kunnen namelijk veroorzaakt worden door stress, angst, boosheid, alcohol, drugsgebruik en medicatie (bijvoorbeeld bij ADHD). Ook cafeïne en nicotine kunnen boosdoeners zijn.
Uiteraard is het heel belangrijk om naar de patiënt te luisteren om alles goed in kaart te kunnen brengen en op zoek te gaan naar de achterliggende oorzaken. Een SOLK patiënt (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten) is geen psychiatrische patiënt. De pijn bestaat echt en wordt niet verzonnen. Neem dus de patiënt serieus en kijk iets verder dan je neus lang is.

Zo kan reflux een achterliggende oorzaak zijn. De zelfrapportage, de rapportage van de eventuele partner, van de tandarts en het klachtenpatroon zijn zaken die goed uitgevraagd moeten worden. Hierbij is het van belang te beseffen dat big live events die ruim voor de klachten aanwezig waren, kunnen meespelen.

Daarnaast is het noodzakelijk om goed naar de patiënt te kijken. Zijn er mondgewoontes die opvallen? Een video die men maakt tijdens het volgen van een spannende voetbalwedstrijd kan bijvoorbeeld heel waardevol zijn. Vervolgens wordt er gevoeld naar de spierhypertonie en wordt bekeken of de pijn geprovoceerd kan worden.

Behandeling bruxisme

De behandeling van bruxisme kan bestaan uit de ‘multiple-P’ benadering:

  • Peptalk
  • Physiotherapy
  • Psychology
  • Plates
  • Pills

Tijdens de Peptalk wordt er besproken wat bruxisme is, hoe risicomanagement eruit ziet en worden er kauw, leefstijl- en slaapadviezen gegeven. Onder ‘physiotherapy’ vallen gewoonteverandering, lokale spierontspanning, biofeedback en algehele belastbaarheid. Bij ‘psychology’ kan er ontspanningstherapie, mindfullnes, running therapy en cognitive therapie worden aangeboden.

Een opbeetplaat kan ingezet worden. Deze is wel minder effectief dan een MRA. De 3mm dikke harde opbeetplaat werkt optimaal als deze niet continue wordt gedragen maar intermitterend. Een opbeetplaat kan niet alleen tegen TMD klachten helpen maar ook tegen somatische tinnitus. Het is nog onduidelijk of het ook helpt tegen slijtage en fracturen. De opbeetplaat kent wel contra-indicaties, bijvoorbeeld bij hoog cariësrisico, beperkte mondopening, kokhalsproblematiek en OSA. Een NTI-spalk veroorzaakt een openbeet en is dus af te raden. De opbeetplaat wordt gedragen in de boven- of onderkaak. De kaak met de meeste diastemen kent de voorkeur. Een plaat die in de onderkaak wordt gedragen zal comfortabeler zijn en is zodoende geschikter voor overdag. Ook bij een insufficiënte lipsluiting. Bij parodontitis en palatumbeet wordt bij voorkeur de plaat juist in de bovenkaak geplaatst.

Geen behandeling

Bruxisme hoeft niet altijd behandeld te worden. Het kan namelijk zo zijn dat het ook een functie kent. Zoals het voorkomen van een te lange ademstilstand bij apneu en het vochtig houden van de mond bij monddroogte. Dus als er geen klachten zijn en geen (ernstige) schade (dreigt), wees dan terughoudend in de behandeling van bruxisme.

Pijn en slaap

De relatie tussen verminderde slaapkwaliteit en acute pijn is duidelijk. Bij het verdwijnen van de pijn verbetert de slaap. De relatie tussen chronische pijn en verminderde slaapkwaliteit is minder duidelijk. Verminderde slaapkwaliteit veroorzaakt eerder chronische pijn dan andersom. TMD-patiënten klagen vaker over de slaapkwaliteit. Mensen met een slechte slaapkwaliteit hebben meer risico op TMD-klachten. Echter, dit komt enkel voort uit zelfrapportages en dat is dus geen objectief onderzoek. OSA-gerelateerde klachten gaan vaak vooraf aan TMD-klachten. Mogelijk komt dit door centrale sensisatie. Dat betekent dat de pijngrens verschuift doordat er sprake is van chronische pijn. Het pijnsysteem is overgevoelig geworden.

Drs. Ina Alberts is fysiotherapeut-gnatholoog en mede-eigenaar van Fysiosmile, praktijk voor orofaciale therapie. Ze is als parttime docent verbonden aan de Hogeschool Saxion en de SOMT University of Physiotherapy Amersfoort.

Martijn Nuis is physician assistant longgeneeskunde. Samen met een longarts heeft hij een OSAS-poli opgezet waarin de patiënten werden begeleid met CPAP-apparatuur. Hij is werkzaam als PA-somnoloog in het slaapcentrum in het ZGT waarbij hij gespecialiseerd is in ademhalingsgerelateerde slaapstoornissen.

Dr. Simone Gouw werkt als orofaciaal en psychosomatisch fysiotherapeut op het Academie Instituut en als wetenschappelijk docent binnen de opleiding Gnathologie. Zij is tevens betrokken bij het masteronderwijs op de Hogeschool Utrecht, Hogeschool Arnhem-Nijmegen en de Universiteit van Gent.

Dr. Stanimira Sparreboom-Kalaykova is werkzaam als tandarts-gnatholoog, universitair docent aan de Afdeling Tandheelkunde van Radboud UMC in Nijmegen en bestuurslid van de NVGPT. Haar proefschrift schreef zij over “Functiestoornisscen van het kaakgewricht”.

Dr. Ghizlane Aarab is werkzaam als universitair hoofddocent bij de sectie Orofaciale pijn en dysfunctie van het ACTA. Ook is zij voorzitter van de wetenschappelijke commissie van de American Academy of Dental sleep Medicine (AADSM) en lid van de wetenschappelijke commissie van de NVTS.

Dr. Nico van Bakelen is staflid kaakchirurg bij de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA-chirurgie) van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Ook is hij betrokken bij diverse onderzoekslijnen en verzorgt hij onderwijs voor studenten tandheelkunde en mondzorgkunde.

Drs. Jeanne Baggen is werkzaam in de algemene praktijk in een eerstelijns Gezondheidscentrum. Ook is zij cursusleider en docent PAOT tandarts-slaapgeneeskundige. Zij is lid van het slaapteam van het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen en werkt als tandarts-gnatholoog. Ook is zij werkzaam bij het ACTA en is bezig met een promotieonderzoek over TMD-pijn en neuropathische pijn.

Drs. Monique Bot is afgestudeerd als gnatholoog aan de faculteit Tandheelkunde van het Radboud UMC te Nijmegen. Ook is zij afgestudeerd manueel therapeut. Naast het verlenen van patiëntenzorg en het geven van gastcolleges volgt ze op dit moment een promotietraject op het onderwerp hoofdpijnklachten bij kinderen.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de lezingen van drs. Ina Alberts, Martijn Nuis, dr. Simone Gouw, dr. Stanimira Kalaykova, dr. Ghizlane Aarab, Dr. Nico van Bakelen, drs. Jeanne Baggen en drs. Monique Bot tijdens het online symposium Orofaciale pijn, slaapverwekkend van de Van Hoytema Stichting.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Wanneer is de finish bereikt: de endokroon

Wanneer is de finish bereikt? De endokroon

Wanneer de endodontische behandeling op de juiste manier is uitgevoerd, is een coronale afsluiting enorm belangrijk. Het fractuurrisico van een endodontisch behandeld element is over het algemeen verhoogd. Met name wanneer beide randlijsten verloren zijn. Maar hoe kies je nu voor de meest optimale restauratie?

Gemiddeld is 87% van de endodontisch behandelde elementen na 8-10 jaar nog in de mond aanwezig. Resultaten uit een verwijspraktijk voor endodontologie laten zien dat een molaar na complexe endodontische (her)behandeling een overlevingskans heeft van ongeveer 91% na 7 jaar. Ter vergelijking, de 10-jaarsoverleving van een implantaat is ongeveer 96% en die van de suprastructuur ongeveer 89%.

Opties herstel element

Wanneer je besloten hebt tot het behoud van het element, dan zijn er meerdere opties voor het restauratieve herstel. Zo kan gekozen worden voor een directe composietopbouw of een indirecte (partiële) restauratie. Daarnaast kan het besluit worden gemaakt om aanvullend een wortelstift te plaatsen. De overlevingskansen voor de verschillende restauratietypen lopen in de literatuur erg uiteen en dit maakt dat het voor de behandelaar lastig is om een duidelijk overzicht te verkrijgen van de meest optimale restauratie.  In zijn algemeenheid geldt dat een endodontisch behandelde molaar een slechtere prognose heeft dan een premolaar of een frontelement.

Prognose inschatten van een adhesieve restauratie op een endodontisch behandeld element

Er zijn verschillende parameters die van invloed zijn op de prognose van de restauratieve behandeling. Denk hierbij aan patiënt-, tand-, endodontische en restauratieve factoren. Een beschermende factor draagt bij aan het succes van je behandeling. Uit de literatuur blijk dat de aanwezigheid van buurelementen een beschermende factor is. Wanneer er geen buurelementen aanwezig zijn, is de kans op verlies van een endodontische molaar bijna vier keer zo groot, dan een molaar die wel één of twee buurelementen heeft. Ook de hoeveelheid tandweefsel die nog aanwezig is en de locatie van de outline blijken beschermende factoren. Daarnaast speelt de timing van de restauratie een belangrijke rol. Het liefst wil je een goede coronale afsluiting zo snel mogelijk maken.

Om te kiezen welk soort restauratie je gaat maken, is het belangrijk om de prognose van het element goed in te schatten. Dat kan aan de hand van de volgende handvaten:

  • Is het element endodontisch en parodontaal gezond?
  • Kan het element nog onder rubberdam geïsoleerd worden?
  • Waar ligt de outline? In het glazuur of grotendeels in het dentine?
  • Hoe diep is de pulpakamer?

Wanneer een element endodontisch en parodontaal gezond is, een outline heeft die grotendeels in glazuur ligt of een diepe pulpakamer heeft, kan worden verwacht dat een adhesieve restauratie een goede prognose heeft. Immediate Dentin Sealing (IDS), kan een manier zijn om, wanneer het geprepareerde element voornamelijk een outline in dentine heeft, de hechtsterkte te vergroten.

Overkappen bij directe en indirecte restauraties

De schade van de endodontische opening is niet zo groot als we vroeger dachten. Het verlies van de randlijsten zorgt voor de grootste verzwakking. Een element met een MOD-restauratie heeft een 60% hoger risico op fractuur. Daarom kiezen we er bij het maken van een indirecte restauratie bij dit soort elementen vaker voor om ook de knobbels te overkappen. Uit in vitro onderzoek zijn aanwijzingen dat directe restauraties met knobbeloverkappingen zwaarder belast kunnen worden dan elementen zonder knobbeloverkapping. Bij indirecte restauraties is hier nog geen duidelijk bewijs voor.

Belangrijk is om in ieder geval het pericervicale dentine niet te verzwakken. Het voordeel van het adhesief herstellen van een endodontisch behandeld element, is dat de knobbeloverkapping kan worden bereikt door alleen de wanden te verlagen. Bij een conventionele kroon zou voor het ferrule-effect de wanden ook aan de buitenkant nog moeten worden uitgedund, wat wellicht leidt tot onvoldoende wanddikte en pericervicaal dentine.

Indicatie voor stiften

Uit een systematische review in 2018 is hierover een systematische review geschreven. Hierbij vond de meerderheid van de studies meerwaarde voor het gebruik van een stift. Een paar onderzoeken vonden een mogelijk effect bij premolaren en frontelementen wanneer er helemaal geen wanden meer aanwezig waren. Bij molaren is weinig indicatie voor een stift omdat er veel retentie te halen is vanuit de pulpakamer.

Wat te doen bij indirecte restauratie met veel verloren coronaal weefsel?

Er bestaat nog veel twijfel over een indirecte restauratie in het geval veel coronaal weefsel verloren is. Kies je voor een conventionele preparatie of juist voor een adhesieve partiële restauratie?

Het pericervicale dentine wordt vaak dun wanneer er een volledige kroonomslijping gemaakt wordt. Dit kun je goed inschatten wanneer je tijdens de endodontische behandeling een foto maakt van hoeveel er nog van het element over is. Daarom is een volledige kroon hier meestal geen aanrader. Hierbij maak je het toch al dunne pericervicale dentine nog dunner. Dan is het verstandiger om de pulpakamer en de ondersnijdingen op te vullen met composiet. Hierna kan worden besloten of er een composietopbouw of een zogenaamde endokroon van glaskeramiek wordt vervaardigd, waarbij er een extensie van glaskeramiek in de pulpakamer loopt. Bij molaren biedt de pulpakamer een mooie kans om het adhesieve oppervlak voor een adhesieve restauratie te vergroten.

De voordelen van een endokroon:

  • Simpele techniek;
  • Glazuur kan behouden blijven door de adhesieve techniek;
  • Technieker heeft meer dan voldoende ruimte voor een goede morfologie.

Nadelen:

  • Een eventuele endodontische herbehandeling is lastiger;
  • Esthetiek kan een probleem zijn: hiervoor zou een buccale venneerpreparatie uitkomst kunnen bieden.

Endokroon

In een studie uit 2005 werd er voor endokronen op molaren een overlevingskans gevonden van ongeveer 87%. De reden van falen lag met name in het loskomen van de kronen, waarbij de zwakke schakel de hechting tussen het dentine en het cement was. In 2017 werd een nieuwe studie gedaan, waarbij veel minder endokronen loskwamen. Een belangrijk verschil tussen beide studies was dat in de laatste Inmediate Dentine Sealing (IDS) werd toegepast. In vitro studies laten zien dat IDS een hogere hechtsterkte geeft aan het dentine.

Hoe ver moet de extensie dan de pulpakamer in? In een in vitro studie werd gekeken naar de invloed van de outline (glazuur/dentine) en de extensie van glaskeramische endokronen in de pulpakamer (0/2/4mm) op de fractuursterkte. Na een simulatie van vijf jaar klinisch functioneren in een kauwsimulator, werden de proefstukken belast in een drukbank. Er werd geen effect gevonden van de outline of de extensie in de pulpakamer op de fractuursterkte.

Een tijdelijke restauratie bij een partiële kroon heeft meer risico tussentijds los te komen. Het helpt om hierbij te kiezen voor een polycarboxylaat cement en deze eventueel aan te vullen met flowable composiet vleugeltjes om het element vast te maken aan het buurelement. 

Het cementeren van de indirecte restauratie

Een indirect werkstuk moet worden gecementeerd of verlijmd aan het geprepareerde tandweefsel. Bij glaskeramische werkstukken, kan gekozen worden voor een duaaluithardend composietcement of een microhybride composiet. In Groningen worden de studenten opgeleid om glaskeramische werkstukken te plaatsen met een lichtuithardend microhybride composiet. Voordeel is dat zo langer de tijd kan worden genomen om het composiet te verwijderen, maar ook dat het composiet betere mechanische eigenschappen heeft dan het cement. Uit onderzoek blijkt daarnaast dat het licht goed door de restauratie heen komt. Wel wordt geadviseerd om hierbij het composiet drie keer 90 seconden te belichten.

Een aantal voorzichtige aanbevelingen op een rij

  • Bij een Klasse I of II defect: kies voor een directe restauratie zonder stift. Een knobbeloverkapping is niet nodig. Let wel op indien er sprake is van groepsgeleiding. Pas eventueel de knobbelhelling aan zodat deze vrij liggen bij kauwbewegingen.
  • Bij meer randlijsten verloren: kies steeds meer voor een indirecte restauratie.
  • Behoud het pericervicale dentine door ondersnijdingen in de pulpakamer op te vullen en kritisch de wanddikte te evalueren alvorens te omslijpen.
  • Overweeg een stift alleen bij een frontelement of een premolaar zonder wanden.
  • Bij direct restauraties zijn er aanwijzingen uit in vitro-studies dat een knobbeloverkapping een hogere fractuursterkte geeft dan wanneer de knobbels niet worden overkapt. Bij indirecte restauratie ontbreekt hiervoor literatuur.

Maurits de Kuijper studeerde in 2014 af als tandarts aan de Rijksuniversiteit Groningen. In november 2015 startte hij met een promotietraject over de restauratie van uitgebreide endodontisch behandelde elementen middels direct composiet en endokronen. Sinds september 2018 begeleidt hij studenten binnen het FIXED-programma bij het vervaardigen van kroon- en brugwerk. Ook werkt hij bij het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde van het Martini Ziekenhuis en bij Mondzorgcentrum Winschoten.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Maurits de Kuijper, tijdens het NVvE-congres De endo finish.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Alexa-Kuit

Met aandacht voor non-verbale communicatie kun je beter inspelen op de behoefte van de patiënt

Non-verbale communicatie is van grote invloed op je interactie met anderen. Ook voor een mondzorgprofessional is het belangrijk om zich hiervan bewust te zijn. Door aandacht te hebben voor de non-verbale communicatie kun je het contact met je patiënten verbeteren. dental INFO sprak hierover met Alexa Kuit, interactiedeskundige, gespecialiseerd in non-verbale communicatie.

Hoe ben je interactiedeskundige geworden?

“Na mijn studie Communicatiewetenschappen was mijn eerste echte baan die van leidinggevende van 80 conducteurs. Een behoorlijk heftige eerste baan. Daarna werd ik consultant bij een communicatie-adviesbureau. Op die plek ben ik me gaan verdiepen in waarom mensen doen hoe en wat ze doen. Het fascineerde me vooral hoe mensen zichzelf en elkaar in onderlinge interactie kunnen verliezen. Terwijl het voor echt goede, effectieve interactie zo ongelooflijk belangrijk is om te blijven verbinden, juíst als het spannend is. Daar ben ik me destijds als zelfstandige op gaan richten en in gaan specialiseren. In houding, gedrag en impact; verbaal én non-verbaal.”

Waarom is non-verbale communicatie belangrijk?

“Het non-verbale is het allereerste wat we detecteren bij een ander. Op basis daarvan vellen we -zonder uitzondering- een direct oordeel over die ander én geven we tegelijkertijd vanuit dat oordeel een non-verbale reactie terug. De befaamde eerste indruk is hiermee over en weer gemaakt. Dus je non-verbale impact is er altijd en onmiskenbaar. Voor de meeste mensen gebeurt dit geheel onbewust, terwijl het extreem bepalend is voor hoe een interactie start – en daarmee vaak ook verloopt.”

Jij hebt je gespecialiseerd in microbewegingen. Wat houdt dat in?

“Als ‘non-verbaal strategie-analist’ kijk ik naar welk type microbewegingen iemand rond de ogen, mond en wangen laat zien. Onderzoek heeft uitgewezen dat iedereen een eigen set aan repeterende microbewegingen in het gezicht heeft. We noemen dit het ‘PNR’: het Persoonlijk Non-verbaal Repertoire. Ons PNR zegt iets over onze behoefte in het contact met een ander, maar ook over het gedrag dat we geneigd zijn te laten zien in dat contact. En het geeft informatie over bepaalde persoonlijkheidskenmerken die bij ons horen. Deze set van bewegingen is er altijd, ongeacht context of situatie. De intensiteit ervan neemt toe als iemand spanning ervaart. Daarnaast hebben deze beweginkjes ook nog eens grote impact op hoe we overkomen op een ander.”

Kun je hier een voorbeeld van geven?

“Iemand die veel de ogen aanknijpt (denk aan hoe een kat kan kijken), heeft in contact behoefte aan grip en voorspelbaarheid. Dat dingen logisch zijn bijvoorbeeld, en dat het klopt. Als dat niet wordt ervaren, is de reflex om in het hoofd te schieten. De ogen worden nog wat meer en steviger aangeknepen, vaak in combinatie met een frons en een wat uit het contact wegbewegen, door bijvoorbeeld het hoofd wat naar achteren te hellen, of het bovenlichaam. Deze reflex komt voort uit een gevoel van niet-begrijpen, een gebrek aan grip. Verbaal gaat dit veelal gepaard met een scherpere woordkeuze, vaak op een negatief-kritische wijze. Het gevoel (de impact) dat de ander bij dit geheel ervaart, is een mate van afstandelijkheid, gereserveerdheid of zelfs soms een kille of bozig-kritische grondhouding. Niet echt fijn en ook niet de bedoeling. Want degene die dit zo laat zien, wil zelf vooral graag begrijpen en begrepen worden.”

Hoe kun je je non-verbale communicatie verbeteren?

“Het PNR is, voor zover ik weet, niet te veranderen. Dat zijn de beweginkjes die er altijd zijn en bij jou horen, net zoals je vingerafdruk. Wat je wél zelf kunt beïnvloeden is je spanningsgevoel. Je kunt leren wat jij nodig hebt om op de voor jou spannende momenten, zowel fysiek, mentaal als emotioneel een comfortabeler gevoel te hebben. Je kunt ook leren begrijpen dat wat je bij een ander ziet, niet altijd is wat jij denkt. Je kunt heel goed leren je eigen oordeel te ‘parkeren’ of in ieder geval niet zo serieus te nemen. Het reguleren van ons spanningsgevoel leidt tot verzachting van ons systeem en daarmee tot het dempen van het non-verbale spanningsgedrag en de negatieve impact die dit kan hebben op je interactie.”

Hoe kunnen mondzorgprofessionals dit toepassen in relatie tot hun patiënten? Wat bereiken ze daarmee?

“Het toepassen van deze kennis vergt met name een investering van tijd, om het te leren. Het is – of lijkt – nogal ingewikkeld en complex, tótdat je het ziet. (Ja, die Johan Cruijff was echt wel wijs met z’n ‘je gaat het pas zien als je het doorhebt’). Wat dit een mondzorgprofessional op kan leveren, is een betere onderlinge verbinding, ook wel ‘onderling rapport’ genoemd. Want je leert niet alleen jezelf heel goed te verstaan, maar ook die ander. Hiermee kun je effectiever en beter inspelen op de interactie-behoefte van ieder type patiënt. Niet alleen tijdens een gesprek, maar ook bij de manier van behandelen.”

Heb je verder nog tips voor mondzorgprofessionals?

“Alle mondzorgprofessionals realiseren zich vast dat het voor de patiënt per definitie spanning oplevert, zo’n bezoek aan de praktijk. Liggend in de stoel, met open mond, moet je je maar overgeven aan iemand die zich over je heen buigt en je misschien wel pijn gaat doen. Dus ga er maar vanuit dat veel van wat je ziet in iemands gezicht en veel van het gedrag dat iemand vertoont, spanningsgerelateerd is. Blijf zelf zo kalm mogelijk. Ook als het gedrag van de patiënt jou irriteert. Of als het erg druk is, waardoor mensen lang op een afspraak moeten wachten en de behandelaars een enorme druk ervaren. Kalm kunnen blijven is dan een groot goed. Jouw kalmte geeft kalmte en comfort óók als het oncomfortabel voelt.
Een mooie en zeer bruikbare tip is, dat je makkelijker kalm kunt worden en blijven door diep naar je buik toe adem te halen volgens het principe van 4 seconden inademen en 6 seconden uitademen. Als je dat een minuut of anderhalf doet, wordt je hartslag wat we noemen ‘coherent’ en zakt je emotie.
Onderzoek wijst uit dat een coherente hartslag zorgt voor grotere harmonie en een synchronisatie tussen de activiteiten van hart en brein. Dit brengt jou in de meest optimale staat van functioneren.”

Interview door Yvette in ’t Velt met Alexa Kuit, analist non-verbale strategie

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Casus: Medicijn tegen hoge bloeddruk veroorzaakt gingiva hyperplasie bij 52-jarige man

Casus: Medicijn tegen hoge bloeddruk veroorzaakt gingiva hyperplasie bij 52-jarige man

Het gebruik van een veelgebruikt medicijn voor hoge bloeddruk leidde tot gingiva hyperplasie bij een man met een slechte mondgezondheid. Door een verlopen tandartsverzekering liep zijn zorg vertraging op en is hij nu van plan om alle tanden te laten trekken, wordt geschreven in The Journal for Nurse Practitioners.

Medicijn tegen hoge bloeddruk

Hypertensie is wereldwijd een belangrijke doodsoorzaak en oorzaak van invaliditeit. Veel patiënten krijgen calciumkanaalblokkers als amlodipine als medicijn om hun bloeddruk onder controle te houden. In de VS worden jaarlijks meer dan 70 miljoen recepten voor amlodipine geschreven.

Zeldzame bijwerking

De auteurs onder leiding van verpleegkundige P. Suzanne Portnoy, de associate programme director van straatgeneeskunde voor CommuniCare Health Centers in Californië, beschrijven de zeldzame bijwerking van door amlodipine geïnduceerde overgroei van het tandvlees. Dit wordt gekenmerkt door een toename van het volume van bindweefselmatrix in het tandvlees.

Gingivagroei leidt tot lijden

Verschillende factoren, waaronder gingivitis als gevolg van slechte mondhygiëne, genetische aanleg en mannelijk zijn, zorgen ervoor dat een persoon een groter risico loopt om door medicijnen veroorzaakte gingivagroei te ontwikkelen, schreven de auteurs. Doorgaans wordt amlodipine-geïnduceerde gingiva hyperplasie (AIGO) gediagnosticeerd op basis van comorbiditeiten, symptomen, medicatieprofiel, laboratoriumresultaten en lichamelijk onderzoek. Als de groei niet wordt gecontroleerd, kan dit pijn, tandverlies, psychosociaal lijden en financiële lasten veroorzaken.

52-jarige man

De casus die wordt beschreven betreft een obese 52-jarige man die gediagnosticeerd was met hoge bloeddruk, prediabetes en linkerventrikelhypertrofie. Vanwege zijn aandoeningen slikte hij al zeven jaar dagelijks 10 mg amlodipine, 40 mg lisinopril en 25 mg hydrochloorthiazide.

Verschuivende tanden

Een paar jaar na het starten met amlodipine merkte de patiënt dat zijn tanden begonnen te verschuiven. Hij linkte dit echt niet aan de medicatie. Vanwege angst voor de tandarts en inconsistente gezondheidsdekking was de man al jaren niet naar de tandarts geweest. De patiënt had geen andere symptomen en zijn vitale functies waren volgens de auteurs normaal.

Ginigiva hyperplasie door medicatie

Een lichamelijk onderzoek onthulde dat de man stevig, roze, vochtig, overgroeid tandvlees had waardoor de meeste van zijn tanden werden verplaatst. Op basis van zijn geschiedenis, het onderzoek en het ontbreken van enige andere pathologie, werd de man gediagnosticeerd met door amlodipine veroorzaakte gingiva hyperplasie. Hij werd daarom opgedragen om te stoppen met het innemen van de medicatie.

Binnen twee weken terugkeren

De patiënt kreeg het advies om zijn andere medicijnen te blijven gebruiken, zijn bloeddruk eenmaal per dag te meten en een logboek bij te houden van de metingen. Hij kreeg te horen dat hij binnen twee weken naar de faciliteit moest terugkeren.

Tanden laten verwijderen

Helaas miste de patiënt de vervolgafspraak en niet lang daarna verloor hij zijn verzekeringsdekking. Ruim een jaar later sloot hij een verzekering af via zijn nieuwe werkgever en zocht hij zorg bij een andere zorginstelling. Hij worstelde nog steeds met de losse tanden, wat pijn, moeite met eten en psychisch letsel veroorzaakt. Daarom was hij van plan om snel al zijn tanden te laten verwijderen, schrijven de auteurs.

Specifieke bijwerking onderzoeken

In de afgelopen vier jaar zijn 17 gevallen van door amlodipine geïnduceerde gingiva hyperplasie gemeld, merkten de auteurs op. Een overzicht van het onderzoek suggereert dat de prevalentie van AIGO hoger kan zijn dan 1% – hoger dan wat wordt gerapporteerd in de bronnen van voorschrijvers en patiënten. Daarom moeten cohort- of gecontroleerde onderzoeken worden uitgevoerd om deze specifieke bijwerking te onderzoeken, voegde ze eraan toe.

Interventies van zorgverleners

Volgens de auteurs belicht de casus verschillende doelen voor interventies van zorgverleners. Patiënten zouden moeten worden geïnformeerd over deze zeldzame maar ernstige bijwerking. Zodra ze veranderingen aan tanden of tandvlees ervaren zouden ze dit moeten melden. Ook zou er direct moeten worden gestopt met het gebruiken van amlodipine als men vermoedt dat er sprake is van AIGO. Patiënten moeten dan worden doorverwezen naar een kaakchirurg voor behandelplanning.

Armste patiënten lopen grootste risico

“De armste patiënten lopen het grootste risico op AIGO en lopen het grootste letsel op door een gebrek aan toegang tot tandheelkundige zorg om deze aandoening te voorkomen en te behandelen. Door onze patiënten voor te lichten over het risico voor AIGO, kunnen verpleegkundig specialisten deze iatrogene ziekte voorkomen”, concluderen de auteurs.

Bron:
The Journal for Nurse Practitioners 

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis
Poster op ISDH 2022 Sport fit met een gezond gebit

Poster op ISDH 2022: Sport fit met een gezond gebit

Afgelopen augustus vond het 13de Internationale Symposium voor Dental Hygiëne (ISDH) plaats. Mondhygiënist Jolanda Gortzak verzorgde op dit congres een posterpresentatie over haar project ”Sport Fit met een Gezond Gebit”. Zij vertelt over haar poster en haar ervaringen op dit congres.

Op de ISDH in Dublin kregen mondhygiënisten uit de hele wereld de gelegenheid elkaar te ontmoeten, (poster)presentaties en workshops te volgen en resultaten uit onderzoeken te presenteren. Met collega’s van de opleiding Mondzorgkunde van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Groningen, het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en het bestuur van NVM-mondhygiënisten was Nederland goed vertegenwoordigd.

IFDH

De IFDH is een Internationale federatie van mondhygiënisten en officieel opgericht in 1986 in Oslo-Noorwegen. Zij verzorgen iedere 2 jaar – voorheen iedere 3 jaar – het Internationaal Symposium on Dental Hygiëne (ISDH). IFDH is een non-profitorganisatie met als missie het verenigen van mondhygiënisten-organisaties door middel van bevordering van leiderschap en samenwerking. Hun visie is het verbeteren van de erkenning van de mondhygiënist als de belangrijkste leverancier van preventieve mondgezondheidszorg, en zorg te dragen dat mondgezondheid wordt geïntegreerd als een belangrijk aspect van de algehele gezondheid.

Dublin

Na twee jaar uitstel door COVID-19 virus kon eindelijk het Internationaal Symposium on Dental Hygiëne weer doorgang vinden. De laatste keer was in het Australische Brisbane (2019) en dit jaar vond het plaats in Dublin, Ierland. Dublin is een stad die net zo intiem is als een dorp en net zo vriendelijk als een Ierse pub. Omgeven door bergen, doorkruist door een rivier en gelegen aan een prachtige baai. Een Unesco-literatuurstad die al twee keer is uitgeroepen tot de vriendelijkste stad van Europa. Het was een speciaal jaar voor de Irish Dental Hygiëne Association (IDHA), aangezien de vereniging het 35-jarig jubileum viert en tegelijkertijd het symposium organiseerde. Het evenement vond plaats in het Convention Centre in de Dublin Docklands-Ireland.
Het thema van dit jaar was: “The Future in Our Hands”, zorgvuldig gekozen door de Irish Dental Hygiëne Association (IDHA). Zij lobbyen bij de Ierse regering om praktijken meer af te stemmen op die van de Europese collega’s.

De opening

Het symposium werd geopend met een optreden van acteur Daniel Mahon, die het rijke literaire en muzikale erfgoed van Ierland toelichtte met het gedicht “The Stolen Child” van de beroemde Ierse dichter William Butler Yeats en vervolgens de traditionele ballad “Danny Boy” zong. Daarna volgden welkomstboodschappen van Corrie Jongbloed-Zoet, vertrekkend voorzitter van IFDH, Barbara Derham, voorzitter van het lokale organisatiecomité voor ISDH 2022, en Linda Phelan, voorzitter van de IDHA. Na deze introducties vond de traditionele openingsceremonie plaats met de vlaggenparade van alle vertegenwoordigde landen en dit werd afgesloten met een intermezzo van typische Ierse muziek en dans. Na de toespraak van Dr. Dympna Kavanagh, Chief Dental Officer voor Ierland, was het de beurt aan de eerste spreker prof. Paul Brocklehurst, voormalig plaatsvervangend hoofd tandheelkunde in Wales, met als onderwerp “Hoe gaan we de toekomstige tandheelkundige uitdagingen voor de volksgezondheid aan?”. Het wetenschappelijk comité van het evenement onder leiding van dr. Catherine Waldron heeft een divers en interessant programma met sprekers uit verschillende landen weten samen te stellen. Ook de bekende fabrikanten waren goed vertegenwoordigd.

ISDH Traditionele Ierse dans

Traditionele Ierse dans

Posterpresentaties

In totaal zijn er 96 abstracts ingediend voor een posterpresentatie. De posters waren onderverdeeld in de volgende categorieën: “adapt, learn, care and enable” en werden beoordeeld door een jury . Mijn poster met als titel:  “Changing oral care behaviour today makes (elite)athletes stronger tomorrow” viel in de categorie van enable. Ik had mijn e-magazine laten afdrukken om collega’s een impressie te geven over mijn project en om te lobbyen voor een sponsor om dit e-magazine internationaal uit te kunnen geven. De ansichtkaarten die ik heb laten maken met dezelfde inhoud als mijn poster werden door collega’s als positief en creatief ervaren. Aan het eind van dit drie daagse evenement werden de winnaars van de posterprijs bekendgemaakt.

De posterprijs van dit jaar ging naar Anouk Loeffen, geregistreerd mondhygiënist in Nederland en Masterstudent Klinische gezondheidswetenschappen voor haar onderzoek: “Effectiveness of different interdental brush shapes on dental plaque and clinical parameters of periodontitis; a sytematic review.

Feedback

Twee weken voorafgaande aan het Symposium troffen collega’s die een presentatie moesten geven over hun onderzoek elkaar bij de NVM om alvast te oefenen en de laatste feedback ter harte te nemen. Ondanks dat het project “Sport Fit met een Gezond Gebit” geen onderzoek betreft maar deel uitmaakt van een groter plan, was ik uitgenodigd om hier iets meer over te vertellen in een rapid-fire presentatie.

Op het symposium zelf heb ik een posterpresentatie gegeven over waar het project op dit moment staat en over mijn e-magazine “Mondgezondheid bij (top)sporters”. Dit e-magazine is ontwikkeld als een bijdrage van wetenschappelijke kennis over de psychologie van mondgezondheid en mondgezondheidsgedrag, als wetenschappelijke basis voor de ontwikkeling van effectieve en essentiële interventies bij studenten en (top)sporters, afgestemd op het (para)medische team.

Project: Sport Fit met een Gezond Gebit

Het begon allemaal toen ik gevraagd werd door Yvonne Buunk-Werkhoven om een onderzoek uit te voeren binnen het Fitness Sport Centre, waar mijn mondhygiëne kliniek Oral-Vision gehuisvest is. Het onderzoek maakte deel uit van een eerder onderzoek genaamd: ‘Pick-A-T’, a public campaign. Ik was nieuwsgierig hoe mensen met een gezonde levensstijl denken over een hun eigen (mond)gezondheid en of zij het belangrijk vinden om in plaats van cocktailprikkers echte tandenstokers aangeboden te krijgen in een Healthy Brasserie binnen de sportschool. Dit onderzoek heb ik gepresenteerd op het congres van de European Association of Dental Public health (EADPH) in Gent (2019).

Een publicatie van het onderzoek in de Journal of the Israël Dental Association smaakte naar meer. Samen hebben Yvonne Buunk-Werkhoven en ik een vragenlijst ontwikkeld waarmee (top)sporters konden worden geïnterviewd. Via mijn (inter)nationale contacten leidde dit tot een blog voor de website van het UCL Eastman Dental Institute Centre for Oral-Health and Performance in Londen (2019). In 2020 heb ik Mark Tuitert mogen interviewen en dit was een hot item op social media. De uitnodiging om een korte video te maken voor ”The Medical Research Council Project in Londen” a collaborative science-art project – ‘A Picture of Health’ (2021), voelde als een erkenning voor mijn harde werken. Door mijn ervaringen, observaties en interviews bij (top)sporters bemerkte ik dat de relatie tussen de mondgezondheid en algehele gezondheid nog niet duidelijk is.

E-magazine Mondgezondheid bij (top)sporters

Samen met Yvonne Buunk-Werkhoven ontwikkelde ik het e-magazine Mondgezondheid bij (top)sporters – in samenwerking met être design. Dit is opgezet volgens het PATHS-model: Probleem -Analyse -Test – Help – Succes; Buunk, Dijkstra & Van Vugt, 2021.

Emagazine - mondgezondheid bij topsporters

Het e-magazine bevat 16 topics, zoals: “Wist je bijvoorbeeld dat (top)sporters vaker last hebben van mondproblemen en dat die problemen invloed hebben op  hun prestaties?, wat zijn de meest voorkomende mondproblemen bij (top)sporters en wat kun je er tegen doen?, en wist je dat de verstandskies in het verleden regelmatig preventief werd verwijderd bij voetballers om blessures te voorkomen? Je kunt het e-magazine Mondgezondheid bij (top)sporters downloaden door €5 te doneren aan de Cruyff Foundation.

Het Project “Sport Fit met een Gezond Gebit” is nog steeds in ontwikkeling en maakt onderdeel uit van een groter plan om uiteindelijk een bijdrage te kunnen leveren aan de volksgezondheid.

Tot slot

Tijdens de slotceremonie droeg Corrie Jongbloed-Zoet het IFDH-voorzitterschap over aan Wanda Fedora, een mondhygiënist gevestigd in Nova Scotia in Canada. Zij zal deze positie behouden tot ISDH 2024. De Amerikaanse Jill Rethman werd aangekondigd als IFDH-president-elect en de Zweedse Fouzieh Eliassy neemt de rol van vice-president van IFDH op zich.

Ik kijk terug met een ervaring rijker.

Ook bemerk en observeer ik dat de positie van de mondhygiënist in Nederland en Europa vooroploopt. Er is internationaal gezien nog een lange weg te gaan.

Ik hoop iedereen over 2 jaar weer te zien bij het volgende symposium van de ISDH in Seoul, Zuid-Korea.

Door:
Jolanda J.C. Gortzak, mondhygiënist

Jolanda-Gortzak mondhygiënist

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Scholing
Zeldzaam geval van duizeligheid na tandextractie

Zeldzaam geval van duizeligheid na tandextractie

Een 26-jarige vrouw ervoer duizeligheid nadat twee tanden operatief waren verwijderd, zo wordt beschreven in een casusrapport in het British Dental Journal. Volgens de auteurs zijn er slechts vier soortgelijke gevallen gemeld van deze vreemde relatie.

Extractie onder plaatselijke verdoving

De vrouw kwam naar de tandarts met bilaterale recidiverende pericoronitis van derde molaren in de onderkaak.

Beide tanden werden onder plaatselijke verdoving operatief verwijderd. Clinici verwijderden eerst een tand en vier weken later haalden ze de tweede tand eruit.

Klachten van pijn en misselijkheid

Bij een virtueel consult drie dagen na de tweede procedure klaagde de vrouw over matige pijn, beperkte mondopening en misselijkheid. Ze was gerustgesteld en aangespoord om een goede mondhygiëne te handhaven, schrijven de auteurs.

Duizeligheid en verergerende misselijkheid

Later meldde de patiënt dat ze duizeligheid en verergerende misselijkheid ervoer, die erger werden met beweging en onbalans. Ze ontkende recentelijk een trauma te hebben opgelopen of deze symptomen in het verleden te hebben gehad.

Eerste hulp en opname

De vrouw ging naar de eerst hulp en werd 24 uur opgenomen. Artsen hielden haar in de gaten en dienden prochlorperazine toe. Nadat haar evenwicht verbeterde werd ze ontslagen. Ze kreeg ook een kuur met anti-emetica voorgeschreven waarmee ze stopte vanwege spontane verbetering van de situatie.

Zeldzaam geval

Deze casus beschrijft een zeldzaam geval van duizeligheid na een tandextractie. Auteurs van de weinig andere rapporten die postoperatieve duizeligheid opmerkten bij patiënten beschreven onder andere een langere operatieduur, het gebruik van roterende instrumenten en de aanwezigheid van comorbiditeiten als mogelijke oorzaken.

Toeval of door langdurig openen van de mond?

In het beschreven geval werd volgens de auteurs een chirurgische boor gebruikt om bot te verwijderen. Ook sluiten ze niet uit dat de timing van de duizeligheid toeval is, hoewel dit de verzwakking van de patiënt niet verklaart. Tenslotte merketen de auteurs op dat “langdurig openen van de mond tijdens tandheelkundige procedures een bekende risicofactor is voor temporomandibulaire aandoeningen die otologische symptomen kunnen vertonen”.

Bron:
British Dental Journal 

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis
DSD-day

DSD Dag – Met Dr. Christian Coachman, 7 oktober, Amsterdam

The Gateway to a New Comprehensive, Digital & Esthetic Dentistry

Christian Coachman keert na 6 jaar terug in Amsterdam voor zijn DSD Day World Tour! De DSD Day World Tour reisde eerder al door 5 continenten, 54 landen en 181 steden en verwelkomde ruim 58.000 deelnemers. We zijn trots dat Christian, grondlegger van Digital Smile Design, nu terugkeert om belangrijke tandheelkundige inzichten met u te delen.

De DSD dag vindt plaats op vrijdag 7 Oktober 2022 in Amsterdam (Boom Chicago). Dit tandheelkundige event is volledig gericht op de digitale workflow en het inrichten en implementeren van DSD in de kliniek. Op naar meer succes en voldoening voor je patiënten!

Datum: 7 oktober 2022
Doelgroep: Tandarts, Tandtechniek, Praktijkmanager, Tandarts Assistent, Dental team
Locatie: Boom Chicago Amsterdam, Rozengracht 117, 1016 LV Amsterdam (Nederland)
Organisatie: Giraf Educatie & Karma Dentistry
Inschrijven: www.dsdworldtour.nl

Het Digital Smile Design

Digital Smile Design is het onderwerp van de exclusieve dag gegeven door Dr. Christian Coachman. De deelnemers worden alle aspecten van DSD bijgebracht. Het doel van DSD is het ontwikkelen van een glimlach bij patiënten die voldoet aan de functionele, esthetische en emotionele wensen van de patiënt. De verwachting van de patiënt dient te worden waargemaakt waarbij de techniek hiervoor wordt ingezet. Met als doel om beide aspecten optimaal te integreren waardoor de case acceptatie van de behandelaar wordt vergroot.

Wil je erbij zijn?

Bent u tandarts, tandtechnieker of lid van het tandheelkundig team? Kom dan op 7 oktober naar BOOM! CHICAGO. In deze omgeving belooft het een waanzinnige dag te worden! Wil jij erbij zijn?

Schrijf je nu in op www.dsdworldtour.nl

KRT-punten

Tandartsen ontvangen 6 KRT-punten bij deelname

DSD-Day---Christian-Coachman---2

Lees meer over: Bij- en nascholing, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Producten, Scholing
Lengtebepaling van het wortelkanaal: van A tot Z

Lengtebepaling van het wortelkanaal: van A tot Z

Elektronisch lengte bepalen kan nog steeds een bron voor verwarring of discussie zijn. Vroeger waren er al twee kampen. Nayes deed liever een pulpotomie en instrumenteerde helemaal niet in het wortelkanaal. Terwijl Rhein het liefst door de apex heen prepareerde. Verslag van de lezing van Sune Demant over lengtebepaling van het wortelkanaal.

Dat de apicale anatomie heel complex is, weten we al sinds begin 1900. Veel tandartsen waren bang voor apicale delta. In die tijd probeerden we met behulp van medicamenten het kanaal schoon te krijgen om te probleem te ondervangen.

Er waren ook tandartsen die liever extraheerden omdat ze endo’s zagen als oorzaak van psychische ziektes. Een heel recent voorbeeld van deze zienswijze komt terug in de veel besproken documentaire ‘Root cause’.

De werklengte is de lengte waarop je het kanaal uiteindelijk wilt gaan vullen. Deze is gebaseerd op een aantal verschillende zaken:

  • Anatomie
  • Techniek
  • Biologie
  • onderzoeksresultaten

Verschillende anatomische begrippen weer even op een rijtje

  • Apicale foramen = waar het wortelkanaal de wortel verlaat
  • Apicale constrictie = smalste punt van het wortelkanaal
  • Cement = buitenkant wortel
  • Dentine = binnenkant wortel
  • CDJ =  cemento dentine junction: waar cement begint en het dentine eindigt. Dit is geen duidelijk te determineren grens.

Om het nog wat gecompliceerder te maken, bevindt het apicale foramen zich vaak niet precies aan het einde van de röntgenologische wortel en is de apicale constructie niet altijd aanwezig en hebben sommige elementen er meerdere.
Wij focussen ons met name op de apicale constrictie, omdat het logisch is om de obturatie te laten stoppen op smalste deel van kanaal. Dat maakt het maken van de restauratie makkelijker.

De werklengte benaderen vanuit onderzoeksresultaten

Hierbij wordt de werklengte bepaald uit wat wetenschappelijk bekend is over de prognose van een element. Bij vitale elementen heeft een kortere werklengte, dat wil zeggen verder van de apex af, een betere prognose. Terwijl bij avitale elementen een langere werklengte, dat wil zeggen dichter bij de apex, een betere prognose heeft. Bij alle elementen geldt dat een te lange werklengte (buiten de apex) nooit wenselijk is.

Werklengte is niet alleen belangrijk voor lange termijn resultaten, maar heeft ook invloed op de mate van napijn. Hoe langer een kanaal gevuld is, hoe meer napijn de patiënt na behandeling heeft.

De biologische bepaalde werklengte

Bij een (ir)reversibele pulpitis is er vaak nog vitaliteit in de kanalen aanwezig. Hierbij zou een pulpotomie (in plaats van een pulpectomie) ook goede resultaten kunnen geven en zou je de werklengte dus tot ingang van de wortelkanalen kunnen laten lopen.

Helaas geldt dat de wetenschappelijker onderbouwing voor de lengtebepaling nog niet goed genoeg is.

Er zijn verschillende manier op de werklengte te bepalen

  • Radiografisch
  • Elektronisch: tegenwoordig het meest gebruikt
  • Oude generatie: tactiel
  • Kijken naar bloed en vocht op paperpoint

Röntgenologische lengtebepaling

Nadelen

  • Apicale constructie is niet altijd aan einde van röntgenologische apex
  • Maken van foto kan lastig zijn (ver achter in de mond, kokhals)
  • Patiënt ontvangt meer röntgenstraling
  • Oncomfortabel voor patiënt

Voordelen

  • Krijgt gelijktijdig veel informatie over de morfologie

Elektronische lengtebepaling

Hierbij berekent een apparaat de locatie van de apicale constrictie aan de hand van een elektrisch model met bepaalde karakteristieken. Dit is gebaseerd op het feit dat er een constante weerstand aanwezig is, wanneer een vijl in een wortelkanaal wordt aangebracht (6.5 Kohm).

De apexlocator geeft signalen af naargelang het vijltje door het kanaal heen beweegt. De meest betrouwbare waarde om af te lezen is de 0-mm waarde: wanneer het apparaat vindt dat de apicale constrictie bereikt is.

Indien het apparaat afwijkende signalen afgeeft, dan zou er eventueel sprake kunnen zijn van een perforatie. Dit kan eventueel bevestigd of ontkracht worden door het toepassen van oudere techniek, bijvoorbeeld door een foto te maken.

De combinatie van een pacemaker en een elektronische lengtebepalen lijkt ook veilig in het gebruik. Bij twijfel kan het soms zinvol zijn om contact met de cardioloog van de patiënt op te nemen.

Voordelen

  • Precies
  • Snel
  • Goedkoop
  • Minder straling voor de patiënt
  • Comfortabel voor patiënt

Nadelen

  • Geen informatie over de morfologie
  • Lastig bij open apices, metalen restauraties en obliteratie

Protocol voor het bepalen van de werklengte

  • Begin altijd met een foto om de anatomie en morfologie in te schatten
  • Gebruik de apex locator gedurende de hele behandeling
    Als het kanaal gekromd is, dan wordt hij korter tijdens preparatie.
    0-punt is de meest precies af te lezen waarde: haal hier 1 mm vanaf om te lang vullen te voorkomen.
  • Controleer de werklengte röntgenologisch
    Vijl/hoofdstift foto kan allebei
    Indien 3 mm of meer van de apex af, dan moet de werklengte hoogst waarschijnlijk langer worden

Het doel van de behandeling moet zijn om alle vulmaterialen in het kanaal te houden.
Mocht je toch per ongeluk te lang vullen, dan geeft dit het minste lichaamsreactie met MTA. Ook een kleine sealerpuf af en toe is geen probleem.
Hoe sterieler de doorgeperste materialen hoe beter. Alle materialen die door het foramen heen steken geven een ontstekingsreactie. De patiënt heeft hier gelukkig lang niet altijd last van.

Bij vitale elementen kun je beter een kortere dan een langere werklengte aanhouden. Hierbij heeft het  de voorkeur om de behandeling in één zitting af te maken.

De lengtemeter is de gouden standard. Maar er zijn lastige gevallen waarbij deze alleen niet voldoende informatie geeft,  zoals bij resorptie aan de apex. Hierbij zal het altijd een combinatie van verschillende manieren nodig zijn: de röntgenfoto, de lengtemeter en ervaring.

Sune Demant graduated as a dentist from Copenhagen University in Denmark in 2011. He has carried out several research projects related to endodontics, as well as in undergraduate teaching. Sune has since his graduation combined research with clinical work and has since 2014 limited his practice to endodontics. He is currently a second year TEO at the Oral Health Sciences Postgraduate program (Endontology) at ACTA, Amsterdam as well as a PhD-student at University of Copenhagen.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Sune Demant tijdens het NVvE-congres De endo finish.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Leren, uitleg, school

Gesprekken over nieuwe tandartsopleiding in Rotterdam

De bestaande tandartsopleidingen vormen samen met het Erasmus MC een werkgroep die de mogelijkheden bekijkt voor een nieuwe tandartsopleiding in Rotterdam. Dit staat in de brief van minister Kuipers (VWS) aan de Tweede Kamer.

Kuipers geeft hiermee een reactie op een brief van de KNMT over haar zorgen over capaciteitsproblemen in de mondzorg. De beroepsorganisatie gaf vijf voorstellen voor oplossing van dit probleem, waaronder een vierde tandartsopleiding in Rotterdam.

De minister vindt het “aannemelijk dat een evenwichtiger spreiding van tandartsopleidingen ook bijdraagt aan het aantrekken van nieuw potentieel voor de opleiding, omdat de afstand tot de opleiding een variabele is bij de keuze die studenten maken voor een opleiding”. Hij schrijft wel dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) over de vestiging van een nieuwe opleiding gaat.

Beschikbaarheid van andere mondzorgprofessionals

De KNMT stelde ook voor meer studenten op de bestaande opleidingen toe te laten. De minister zegt dat dit mogelijk zou kunnen zijn door de opleiding van zes naar vijf jaar te verkorten. Kuipers is van mening dat er ook naar andere factoren moet worden gekeken. “Bij het vaststellen of er voldoende tandartsen zijn is het ook van belang te kijken naar de deeltijdfactor en naar de beschikbaarheid van andere mondzorgprofessionals, zoals de (geregistreerd) mondhygiënist, en naar optimalisatie van de inrichting van de opleiding (bijvoorbeeld meer praktijkervaring opdoen in de regio). Eind van dit jaar komt het Capaciteitsorgaan met een nieuw instroomadvies, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de verdeling van tandartsen en het tandartsbezoek over de regio’s.”

Geen voorstander

De KNMT stelde voor om door de branche erkende opleidingen ook in aanmerking te laten komen voor subsidies van OCW. Kuipers is hier geen voorstander van.
“Het ministerie van VWS is van mening dat brancheopleidingen niet dezelfde overheidsgelden kunnen krijgen als een door de overheid erkende opleiding (zoals de mbo-opleiding tot tandartsassistent) en zal hier dan ook niet op aandringen bij de overige departementen”, zegt hij.

Geplaatst op 14 mrt 2022

Het Erasmus MC in Rotterdam wil een tandartsenopleiding starten. In januari is er een overleg geweest tussen het Erasmus MC, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) en de bestaande opleidingen in Amsterdam, Nijmegen en Groningen. In dit overleg is besloten om een werkgroep in te stellen waarin de huidige opleidingen samen met het Erasmus MC de ‘regionale situatie zullen bekijken’. Verwachting is dat deze werkgroep haar conclusies voor de zomer presenteert.

Vierde opleidingsplaats

Momenteel zijn er drie steden waar je tandheelkunde kunt studeren: Amsterdam, Nijmegen en Groningen. Deze opleidingen laten elk jaar meer dan driehonderd studenten toe maar berekeningen geven aan dat dit er honderd meer zouden moeten zijn om de vraag naar tandartsen te kunnen beantwoorden. Het Erasmus MC pleit voor start van een vierde opleiding, in plaats van het uitbreiden van het aantal opleidingsplaatsen bij de huidige opleidingen. Uit registratie van de KNMT zou namelijk blijken dat veel tandartsen na hun opleiding in de eigen regio gaan werken, waardoor het tekort aan tandartsen in Zuidwest-Nederland nijpend is.

Lees meer over: Kennis, Scholing
Let's talk Oral Health: Schrijf je in voor het webinar op 5 september

Let’s talk Oral Health: Schrijf je in voor het webinar op 5 september

Dit webinar is voorbij

Deze aflevering van Let’s talk Oral Health zal focussen op kindertandheelkunde en mondzorg aan huis. 5 september, 15:30 – 16:30 uur, gratis webinar.

Kindertandheelkunde

De basis voor een levenslange goede mondgezondheid wordt gelegd tijdens de kindertijd. Daarom is het zo belangrijk om in deze levensfase aandacht te besteden aan mondhygiëne. Als we het echter over kinderen hebben, hebben we het ook over een extreem kwetsbare groep, sterk afhankelijk van hun ouders. Bovendien heeft deze groep patiënten ook unieke mondgezondheidsproblemen, zoals cariës in de vroege kinderjaren, hypomineralisatie van de kiestanden, enz. Wat zijn de gebruikelijke risicofactoren voor dergelijke aandoeningen, hoe voorkom je dat ze zich ontwikkelen en zo ja, hoe beheer je ze? Vragen die beantwoord kunnen worden door ons deskundige duo, met een andere achtergrond, maar dezelfde passie: kindertandheelkunde.

Sprekers

Dr. Silvia Sabatini – RDH, MSc. Cursusdirecteur Mondhygiëneprogramma, Universiteit van Modena en Reggio Emilia, Italië. Silvia heeft een Bachelor’s degree cum laude in Mondhygiëne, een Master’s degree cum laude in Health Professions of Technical Sciences en een st-level master’s degree in Advanced Dental Hygiene Technologies. Ze heeft ook postgraduate-diploma’s behaald aan UCL Eastman Dental Institute (Londen, VK), New York State University (Buffalo, VS), Harvard Medical School (Boston, VS) en King’s College London (Londen, VK). Ten slotte heeft ze een specialisatie van het 1e niveau master in mondgezondheidsmanagement voor patiënten met speciale behoeften en behaalt ze momenteel haar 2e niveau master in gezondheidsmanagement. Silvia is voorzitter van de Italian Society of Oral Hygiene Sciences (SISIO), vice-president van de Academy of Advanced Technologies in Oral Hygiene Sciences (ATASIO), Director of Studies en Professor voor de bacheloropleiding Mondhygiëne aan de Universiteit van Modena en Reggio Emilia. Ze geeft les voor de BSc Mondhygiëne opleiding aan de Tor Vergata Universiteit van Rome. Daarnaast schrijft ze internationale onderzoekspapers en geeft ze lezingen in verschillende cursussen en tandheelkundige congressen.

Dr. Luis Karakowsky – DMD. Past President Mexican Academy of Pediatric Dentistry, Mexico. Luis behaalde zijn DMD aan de Universidad Autonoma de Nuevo Leon in Monterrey, Mexico, waarna hij zijn Master of Dental Science en zijn Certificate of Pediatric Dentistry behaalde aan de University of Pittsburgh, USA. daarna heeft hij verschillende functies bekleed bij universiteiten en (inter)nationale verenigingen, zoals universitair docent en vervolgens programmadirecteur van het Graduate Pediatric Dentistry-programma aan de Universidad Tecnológica de México, Mexico City. Hij was ook voorzitter van de Mexicaanse Academie voor Pediatrische Tandheelkunde en secretaris van Binnenlandse Zaken en Exterieur en hoofd van de Wetenschappelijke Commissie van de Mexicaanse Tandheelkundige Vereniging, naast dat hij deel uitmaakte van het lidmaatschapscomité van de IAPD. Hij is ook een bekende docent in Latijns-Amerika, Mexico, de VS en Europa.

Meer informatie en aanmelden gratis webinar Let’s talk Oral Health

 

 

Lees meer over: Bij- en nascholing, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Producten, Scholing
tandarts

Technologie gaat tekorten in de tandartsenzorg te lijf

Vanwege het tekort aan tandartsen in Nederland is besloten het aantal plekken voor toetsing van niet-EU tandartsen uit te breiden. Voor deze tandartsen biedt Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) nu trainingen aan met ultramoderne apparatuur in het Amsterdam Skills Centre (ASC) van Amsterdam UMC.

“Dankzij de moderne technieken die we inzetten om de tandartsen te trainen, wordt het aantal plaatsen dat beschikbaar is voor toetsing substantieel verhoogd en helpen we nog meer buitenslands gediplomeerde tandartsen aan de verplichte BIG-registratie”, aldus Marjoke Vervoorn, Digital Dentistry ACTA.

Tandartsen uit het buitenland moeten voor hun BIG-registratie in Nederland een assessment procedure volgen. De vaardigheidstraining die onderdeel uitmaakt van het assessment biedt ACTA aan met virtual reality simulatie-apparatuur in het ASC. De tandarts kan met ultramoderne apparatuur complexe procedures oefenen op scans van menselijk weefsel in simulatoren. Met deze nieuwe manier van leren worden dit jaar meer dan 60 buitenlandse tandartsen getraind, waarbij de verwachting is dat dit aantal de komende jaren zal stijgen. “Het trainen en toetsen in verschillende virtuele klinische scenario’s heeft mij de kans gegeven om mijn vaardigheden te tonen in een veilige en objectieve omgeving die dicht bij de werkelijkheid ligt”, beaamt de uit Chili afkomstige tandarts Carlos M. Serrano.

Amsterdam Skills Centre

Het Amsterdam Skills Centre is een internationaal trainingscentrum voor medisch specialisten. Het centrum biedt jaarlijks circa 3000 medisch specialisten de gelegenheid om operatievaardigheden te oefenen. Met behulp van virtuele technologie en artificiële intelligentie traint het ASC medisch specialisten in het uitvoeren van operaties en andere interventies. Het centrum staat op het terrein van het AMC in Amsterdam-Zuidoost en biedt 12 operatiekamers en meerdere virtual reality simulatoren. “In de kliniek willen we zo min mogelijk tijd verspelen aan training. Als een specialist de OK opkomt moet hij maximaal getraind zijn, dankzij deze nieuwe manier van leren verspillen we geen tijd”, zegt Jaap Bonjer van Amsterdam UMC, een van de grondleggers van het Amsterdam Skills Centre.

Het Amsterdam Skills Centre (ASC) en Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) hebben de ambitie om toekomstige zorgprofessionals met behulp van technologie nog efficiënter en veiliger op te leiden. ACTA en het ASC gingen daarom op 29 juni 2022 een samenwerking aan om gemeenschappelijke kansen te creëren en te benutten.

 

 

Lees meer over: Kennis, Scholing
Domotica en e-health in de ouderenmondzorg

Domotica en e-health in de ouderenmondzorg

Verslag van de lezing van Laurence Alpay en Ybranda Koster over de wereld van technologie voor mondzorg bij ouderen. Welke technologieën zijn beschikbaar en in welke situaties worden ze gebruikt? Hoe denken mondzorgprofessionals over technologiegebruik?

Wat is e-health technologie precies?

Dit is de toepassing van digitale informatie om de gezondheid te ondersteunen of te verbeteren. Het is dus best een breed begrip. Enkele voorbeelden van kleine toepassingen zijn de webbased applicaties zoals digitale zorgdossiers en zorgportalen met inzage voor de patiënt. Daarnaast kennen we de beeldschermzorg waarin tijdens corona-tijd veel gebruik werd gemaakt.

Domotica en Ambiance Technologie

Domotica en Ambiance Technologie zijn technologieën in en rondom het huis zoals een stofzuigrobot of een tandenborstel die controleert of je goed gepoetst hebt.

Serious Gaming

Dan kennen we nog Serious Gaming. Dit wordt tijdens revalidatie vaak ingezet bij vervelende oefeningen die frequent herhaald moeten worden; door het leuk te maken is het beter vol te houden. Binnen de mondzorg zie je dit ook, vaak gericht op kinderen. Serious Gaming helpt dan bij hoe zou je moeten poetsen, waar moet je op letten en wat is nu de juiste voeding.

Health Sensoren

Verder kennen we de Health Sensoren. Deze kunnen bijvoorbeeld je bloedsuiker meten. Ook sensoren in mondprotheses zouden in principe allerlei metingen kunnen doen. Een technologie die nog minder gebruikelijk is, is de avatar of virtuele assistenten en ook de beslisondersteuning is nog niet zo bekend. Dit kan in de vorm van apps waarbij je symptomen kan invullen waaruit vervolgens drie mogelijke diagnoses rollen als ondersteuning voor de arts. Hier zit dus een menselijke factor bij.

Wearable Divises

Dan zijn er nog de WearableDevices, bijvoorbeeld de stappenmeter. Een technologie met veel toekomst is gebaseerd op Big Data en Kunstmatige Intelligentie: alle gegevens die bij dit soort toepassingen worden verzameld en ter ondersteuning van diagnoses gebruikt kunnen worden.

Factoren voor inzetten technologie

Voorwaarde van het inzetten van de technologie is uiteraard dat de gebruiker en de behandelaren moeten kunnen omgaan met de nieuwe technologie. Ook moet het passen bij het proces waarin de technologie wordt gebruikt en bij de behoeften, vermogen en motivatie van de gebruikers. Die factoren samen beslissen wat je het beste kunt inzetten.
Er werd onderzoek gedaan naar de acceptatie van de intra orale camera bij verpleegkundigen in verpleeghuizen. Dit werd uitgevoerd door studenten van de opleiding Verpleegkunde bij Inholland, zij deden eerst een literatuurstudie en vervolgens een kwalitatief onderzoek. Hierbij bleek dat verpleegkundigen openstaan om de technologie te gebruiken. Er is geen weerstand maar er zijn wel belemmeringen vermeld, zoals cliënten die de mond niet lang genoeg kunnen openhouden en het bleek meer tijd te kosten voor de professional.
Daarnaast, testten studenten van verschillende opleidingen (Minor Zorg Technologie van Hogeschool Rotterdam, een samenwerking binnen het Vitale Delta consortium) de toepassing om ouderen te stimuleren goed te tandenpoetsen. Bij ouderen is er namelijk regelmatig gebrek aan kennis en motivatie. Ook hierbij werd eerst literatuuronderzoek gedaan, gevolgd door een online enquête. Hierbij werd onderzocht welk ontwerp van de applicatie het beste werd bevonden. Zo werd er gekeken naar de vorm, kleur en het lettertype. Bij deze applicatie kan men naar muziek luisteren tijdens het tandenpoetsen en kiezen welke muzieksoort men wil horen. Ook wordt er een instructiefilm aangeboden en is er een vragenlijst geïntegreerd met vragen als; hoe gaat het met uw mondhygiëne? Er werd hierna een prototype gemaakt. De vraag is: zou het helpen met stimuleren van beter tandenpoetsen?
Een laatste voorbeeld van een onderzoek bij thuiswonende ouderen. Hierbij werd de vraag gesteld of ouderen bereid zijn om digitale middelen te gebruiken voor hun mondhygiëne. Hieruit bleek dat zij niet altijd hiervoor openstaan. Het verschilt namelijk per groep. Er werd uitgevraagd welke behoefte en wensen er zijn rondom technologiegebruik? 50 interviews werden uitgevoerd door verschillende studenten. Het resultaat: ouderen zijn technisch in staat om digitale middelen te gebruiken. Tegelijkertijd gaven zij aan dat technologie fijn is maar geen vervanging is van persoonlijk contact met tandarts/mondhygiënist.

Bij het inzetten van technologie zal men moeten opletten wie de cliënten precies zijn en welke context er is. Zo kan je meer op maat en gepersonaliseerde technieken in co-creatie met alle stakeholders ontwikkelen.

Hoe denken mondzorgprofessionals over technologiegebruik?

Er werd onder de deelnemers een poll uitgezet waarbij de gedachten over het gebruik van technologie door professionals in de mondzorg werden uitgevraagd. Over de privacy maakt men zich niet zo druk. Men vindt het positief dat het contact verbeterd kan worden. Soms kan het werk er ingewikkelder door worden maar soms ook juist niet. Het kost in het begin tijd om er mee te leren omgaan maar als eenmaal alles goed is aangepast, dan pluk je de vruchten van deze inspanningen. De behandeling wordt wellicht korter en een ander punt is het voorkomen van slechtere mondzorg door bijvoorbeeld een orale camera te gebruiken voor vroegdiagnostiek. Dit kan zeker worden toegepast bij de doelgroepen die niet meer goed zelf kunnen aangeven dat ze klachten hebben. De communicatie tussen een medewerker in het verpleeghuis en de mondhygiënist kan veel sneller en beter door beeldcommunicatie. Wie weet komen er nog robots die het werk kunnen overnemen, maar dat ziet mevrouw Koster niet zo snel gebeuren omdat de mondzorg best delicaat is.
Uit de poll onder de congresdeelnemers bleek dat de meesten nog geen e-health toepassingen gebruiken in hun praktijkvoering.

Laurence Alpay (Phd) is Associate Lector eHealth, Medische Technologie bij Hogeschool Inholland.
Ybranda Koster (Msc) is docent-onderzoeker, Medische Technologie, E-health bij Hogeschool Inholland.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna voor dental INFO van de lezing van Laurence Alpay en Ybranda Koster tijdens het NVGd-lustrumcongres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, E-health, Kennis, Ouderentandheelkunde, Thema A-Z
De behandeling van gecombineerde furcatie en intra-bony defecten

De behandeling van gecombineerde furcatie en intra-bony defecten

Meerwortelige elementen met een furcatiedefect worden gezien als een probleem. Het risico dat een element verloren gaat, is vele malen groter wanneer er sprake is van een furcatiedefect. Naast een probleem, zou je dit ook juist als een uitgelezen kans kunnen zien voor een regeneratieve behandeling. Op dit moment zijn er verschillende behandeltechnieken beschikbaar voor dit probleem, waarbij de levensduur van het element verlengd kan worden. Dit loopt uiteen van niet-chirurgisch tot conservatieve chirurgie of zelfs regeneratieve chirurgie.
Een element met furcatiegraad klasse II of III is juist een element dat behandeld moet worden middels parodontale therapie. Furcatiebetrokkenheid op zichzelf is absoluut geen reden voor extractie. De voorkeur voor therapiesoort is de parodontale regeneratie, zeker bij klasse II furcaties aan de buccale en linguale zijde.

Interradiculaire botdefecten

Interradiculaire botdefecten worden op twee manieren ingedeeld. De mate van horizontaal botverlies: van klasse I, II en III en de mate van verticaal botverlies in A, B en C. Waarbij I en A het minst aangedaan zijn. De prognose van een klasse II, A is veel beter dan van een klasse II, C.

Onderzoek molaar met furcatiedefect

Binnen het onderzoek van Tonetti uit 2017 werden 200 patiënten gevolgd met ten minste één molaar met een klasse II furcatie defect. Deze patiënten werden behandeld middels conservatieve therapie: een toegangsflap en debridement. Zij werden vervolgens 10 jaar vervolgd en opgedeeld in subklasse A, B en C. Na 10 jaar was 91% van de Klasse A nog aanwezig in de mond, 67% van B en maar 23% van klasse C. De conclusie die hieruit getrokken kan worden, is dat de waarschijnlijkheid dat een molaar verloren gaat, toeneemt bij een groter verticaal botdefect.

Regeneratieve therapie

Binnen klasse II furcaties zijn er verschillende uitingsvormen: de keyhole, de horizontale en de intrabony defecten. Hier gaan we in op de intrabony defecten en of we hier parodontale regeneratie kunnen toepassen.

Uit verschillende onderzoeken, komen verschillende methodes naar voren die hiervoor geschikt zijn: ondere andere de Modified Papilla Perservation Technique (MPPT) en de Minimal Invasive Surgical Technique (MIST). Bij deze technieken wordt een intrabody botdefect behandeld. Deze behandelmethode gaan we nu toepassen op furcatiedefecten bij molaren. Waarbij het doel is om een toename te krijgen van de verticale parodontale steunweefsels en daarbij ook een positief effect te hebben op de mate van furcatietoegankelijkheid. Het is hierbij van belang wat voorafgaande aan de behandeling de hoogte is van de interdentale botkam. Specifiek wil je weten of deze crest boven of onder de furcatieingang ligt. Wanneer de crest hoger ligt, is er potentie om de furcatie volledig te sluiten. Wanneer deze lager ligt, is volledig sluiting niet te verwachten.

Endodontische behandeling voor start parodontale regeneratieve therapie

Als het botdefect dusdanig diep is dat het mogelijk reikt tot aan de apex, is het ook noodzakelijk om een endodontische behandeling uit te voeren voor het starten van de parodontale regeneratieve therapie. Van te voren worden de pocketdieptes opgemeten en wordt op de röntgenfoto beoordeeld hoe hoog de botkammen zijn. Het is belangrijk om te weten waar de pockets zich bevinden voor het ontwerp van de flap. Als er linguaal geen pockets zijn, kan gekozen worden voor een zuiver buccale toegangsflap en omgekeerd.
Na de toegangsflap en debridement wordt EDTA en amelogenins aangebracht om de flap daarna primair te sluiten.

Onderzoek bij 49 meerwortelige elementen met furcatiedefect

Naar deze behandelmethode is onderzoek gedaan bij 49 meerwortelige elementen met een furcatiedefect klasse II tot III met diepe intrabony defecten. Er werd ofwel gebruik gemaakt van de MPPT of MIST benadering.
De elementen werden tussen drie en 16 jaar vervolgd. De meeste elementen bevonden zich in de subklasse C. Dit zijn element met vergevorderd parodontaal aanhechtingsverlies.
Na één jaar waren alle elementen in der mandibula nog aanwezig. In 24 gevallen trad verbetering van de furcatieclassificatie op en slechts bij twee elementen werd geen verandering gevonden. In bijna de helft van de gevallen was er sprake van volledige sluiting van de furcatie. Er trad geen verslechtering op. Gemiddeld was er aanhechtingswinst van 6,5 mm.

Bij de twee elementen waarbij regeneratie niet geslaagd is, lijkt de mobiliteit van het element de verstorende factor. Voor de behandeling hadden de elementen een hoge mobiliteitsgraad en het is niet gelukt dit voldoende onder controle te krijgen. Een andere complicerende factor kan de reiniging van de furcatie zelf zijn. Als de debridement hier onvoldoende is, kan hier ook geen volledige sluiting optreden. Dr. Cortellini gebruikt hiervoor micro-spiegels en tips gecoat met diamant.
Bij de maxilla was een vergelijkbaar beeld te zien. Alleen in de maxilla zijn er geen molaren verloren gegaan en was zelfs in meer dan de helft de furcatie volledig gesloten. Wat opvallend is, omdat het is het algemeen lastiger is om de mesiale en distale furcatie te sluiten dan de buccale of linguale.

Over het algemeen geldt dat bij klasse III furcatiedefecten is nog geen voorspelbare behandelmethode voor regeneratie bekend is, maar in bovenstaand onderzoek waren de uitkomsten bijzonder positief.

Dr. Pierpaolo Cortellini received his MD from the University of Florence (Italy) in 1980, and his DDS in 1984 from the University of Siena (Italy). Visiting Professor at KU Leuven (Be) Dept. of Oral Health Sciences, he is the founder of the reaserch non-profit organisations ATRO (Firenze, IT) and ERGOPerio (Berne, CH). He is Past President of the Italian Society of Periodontology and of the European Federation of Periodontology. Promoter and Coordinator of six “National Educational Projects” from SIdP, he was Scientific Chairman of Europerio 6 and of the 1st EFP Master Clinic. He runs a multidisciplinary private practice and a Private Educational Center in Florence (Italy). Dr. Cortellini is involved in clinical research in periodontology since 1982, with special emphasis for periodontal regeneration, mucogingival surgery and diagnosis. Dr. Cortellini lectures extensively on a national and international level; he is referee of the main scientific journals in the field of periodontology, and is the author of more than 150 original publications in scientific journals.

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Pierpaolo Cortellini tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
tand - tandarts

Casus: Botox vermindert niet-odontogene kiespijn bij 39-jarige vrouw

Een 39-jarige vrouw kreeg linksonder van haar kaak een niet-odontogene kiespijn. Na wortelkanaalbehandeling, vervanging van inlay en gedragsaanpassingen verminderde de kiespijn uiteindelijk na een injectie met botulinumtoxine A (BoNT), waarvan Botox een merknaam is, volgens een casusrapport in Clinical Case Reports.

Niet-odontogene oorzaken

Bij het diagnosticeren van de oorsprong van kiespijn moeten clinici rekening houden met een niet-odontogene oorzaak als onderzoeken geen pathologieën aam het licht brengen. Spieraandoeningen, neuropathische of neurovasculaire pijn, sinus- en neusslijmvliesproblemen en andere ziekten kunnen niet-odontogene tandpijn veroorzaken.

Botox tegen myofasciale pijn

In 1989 stond de Amerikaanse Food and Drug Administration het gebruik van BoNT, wat tijdelijk spieren verlamt, toe voor het beheersen van ongecontroleerde oogbewegingen. In de loop der jaren is de neurotoxine gebruikt om vele andere aandoeningen te behandelen, waaronder myofasciale en neuropathische pijn, chronische migraine en gewrichtspijn. Bij myofasciale pijn vermindert BoNT de frequentie, intensiteit en duur van terugkerende episodes.

39-jarige vrouw

De auteurs uit Tokushima University in Japan beschrijven een geval waarin een injectie met BoNT werd gebruikt om de niet-odontogene kiespijn van een patiënt te behandelen, hoewel er geen standaardprotocol is voor het gebruik ervan bij deze tandheelkundige aandoening. De casus betreft een 39-jarige vrouw met doffe, pijnlijke pijn in haar rechter onderkaak. De pijn verergerde toen ze kauwde, en een onderzoek wees uit dat er geen spontane pijn was. Haar eerste molaar linksonder testte echter positief op kou en percussie, schreven de auteurs.

Inlay en parodontitis

Bovendien had de patiënt cariës op tand #19 en een inlay in #18. Ook had ze bij tand #18 een parodontale pocket van 4 mm die bloedde bij sonderen, schreven de auteurs. Toen de inlay werd verwijderd, verlichtte het haar symptomen.

Pijn blijft ondanks behandeling

Tijdens de volgende afspraak twee manden later klaagde de vrouw echter over spontane pijn in #19. Deze tand reageerde positief op de elektrische pulpatest, en hoewel #19 een wortelkanaalbehandeling onderging, hielden haar symptomen aan. Ook tand #18 had een positieve koudetest. Haar pijn bleef ondanks overgevoeligheidsbehandeling en occlusale spalk, volgens het rapport.

Doorverwijzing naar orofaciale pijnkliniek

Vervolgens werd de patiënt doorverwezen naar een orofaciale pijnkliniek waar ze een röntgenfoto en een occlusale correctie onderging. Clinici merkten op dat haar bilaterale kauwspieren gevoelig waren. Er waren echter geen afwijkingen in haar kaakgewrichten, schreven de auteurs. Toen haar kauwspier werd aangeraakt, ervoer de vrouw pijn, schouderstijfheid en spanningshoofdpijn. Haar pijn was 30 op 100 op de visuele analoge schaal (VAS).

BoNT-injectie

Artsen besloten de vrouw door te verwijzen naar de afdeling neurologie voor een BoNT-injectie. Na de injectie was haar kiespijn verminderd tot een 9 op 100 op de VAS. De patiënt ervoer echter een lichte asymmetrie van het gezicht. Na vier maanden nam haar pijn af tot 0 op 100 op de VAS. Zeven maanden later klaagde de patiënte dat haar kiespijn terugkeerde en beschreef het als een 20 op 100 op de VAS. De patiënt weigerde echter nog een BoNT-injectie omdat haar tandpijn draaglijk was, schreven de auteurs.

Verschillende factoren

Ze concluderen dat orofaciale pijn van odontogene of niet-odontogene oorsprong kan zijn. Niet-odontogene kiespijn kan het gevolg zijn van verschillende factoren die samen of één enkele factor werken. Daarom vereist het een zorgvuldige diagnose en behandeling. In dit geval lijkt de niet-odontogene kiespijn te zijn veroorzaakt door de bijdrage van verschillende factoren.

Waarschuwen voor bijwerkingen

Een injectie van BoNT hielp om de pijn te verminderen. Hoewel het relatief veilig en aanvaardbaar is, kunnen er enkele nadelen aan het gebruik van BoNT kleven. Hoewel bijwerkingen bij kleine doses niet altijd voorkomen en mild zijn kunnen sommige patiënten, waaronder de vrouw die in dit geval rapporteert, negatieve symptomen ervaren. Daarom moeten clinici volgens de auteurs patiënten waarschuwen voor mogelijke bijwerkingen, zodat ze weloverwogen beslissingen kunnen nemen over de behandeling.
Niettemin hielp de “directe injectie van botulinumtoxine deze niet-odontogene kiespijn van myofasciale pijnoorsprong te verminderen”, aldus de auteurs.

Bron:
Clinical Case Reports

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
Nieuwe-KNMT-praktijkrichtlijn-Opvang-tandheelkundige-spoedgevallen-buiten-praktijkuren

Nieuwe KNMT-praktijkrichtlijn ‘Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren’

Op 1 juni heeft de KNMT de herziene praktijkrichtlijn ‘Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren’ gepubliceerd. Mandy Heikamp, beleidsmedewerker bij de KNMT, licht toe hoe de richtlijn tot stand is gekomen en hoe spoedzorg geregeld kan worden.

Voor wie is de richtlijn bedoeld?

“De praktijkrichtlijn ‘Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren’ biedt een leidraad voor de afspraken die gemaakt moeten worden tussen tandartspraktijken binnen een spoedgevallendienst, dan wel die tandartspraktijken moeten maken met een spoedpraktijk. De richtlijn is dus bedoeld voor zorgverleners en zorgaanbieders, in de meeste gevallen zijn dit tandartsen en tandartspraktijken. Maar ook vrijgevestigde geregistreerd-mondhygiënisten dienen een regeling te treffen voor de spoedeisende zorg aan hun patiënten. Deze nieuwe groep is ook benoemd in de herziene richtlijn.”

Waarom was deze nieuwe richtlijn nodig en hoe is deze tot stand gekomen?

“Aanleiding voor deze herziening was het van kracht worden van nieuwe wet- en regelgeving, zoals de invoering van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en recente jurisprudentie. Maar ook dat er allerlei ontwikkelingen gaande zijn in de organisatie van de spoedeisende zorg en de komst van spoedpraktijken.
De richtlijn is samen met de KNMT-projectgroep Richtlijnen tot stand gekomen. Deze projectgroep bestaat uit een aantal tandartsen waardoor (tandheelkundige) expertise geborgd is en bureaumedewerkers van de KNMT met verschillende expertises. De richtlijn is voor commentaar voorgelegd aan onze leden, waarna de projectgroep het commentaar heeft besproken en gewogen. Vervolgens zijn de leden die commentaar hebben gegeven geïnformeerd over hoe het commentaar is verwerkt.”

Kun je iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“De richtlijn helpt om de opvang van spoedgevallen te regelen op basis van de geldende wet- en regelgeving en geeft richting vanuit de beroepsorganisatie in hoe te handelen met de huidige ontwikkelingen. Binnen welke termijn moet een patiënt worden gezien? Hoe kan de patiënt contact opnemen met de praktijk? Wat dien je vast te leggen in het patiëntendossier? Op dit soort vragen geeft de richtlijn allemaal antwoorden, die voortkomen uit wet- en regelgeving, maar ook uit jurisprudentie.”

Waar moeten mondzorgverleners in verband met spoedzorg vooral op letten?

“Op grond van de Wkkgz zijn zorgaanbieders verplicht om goede zorg te leveren. Dat wil zeggen zorg van goede kwaliteit, die veilig, doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht is, tijdig wordt verleend en is afgestemd op de reële behoefte van een patiënt. Hierbij moet je handelen conform de professionele standaard, de rechten van de patiënt zorgvuldig in acht nemen en de patiënt met respect behandelen. Hieruit volgt dat een zorgaanbieder continuïteit van de zorg dient te waarborgen, waarbij het onder meer gaat om de spoedeisende zorg buiten reguliere openingstijden. In alle gevallen dient een tandarts zich ervan te vergewissen dat zijn patiënten in voorkomende gevallen een beroep kunnen doen op goede spoedeisende zorg, te leveren door gekwalificeerde tandartsen. “

Hoe wordt bepaald of een patiënt buiten praktijkuren gezien moet worden?

“De dienstdoende tandarts beoordeelt of en zo ja op welke termijn een patiënt moet worden gezien of behandeld. In de richtlijn zijn een aantal specifieke gevallen beschreven, bijvoorbeeld dat een spoedklacht van een kind zo snel mogelijk moet worden beoordeeld en dat bij forse acute pijnklachten een kind altijd gezien moet worden. Een nabloeding is telefonisch lastig te beoordelen. In zijn algemeenheid geldt dat de patiënt in dat geval binnen 60 minuten moet worden gezien. Bij avulsie geldt een tijdsbestek van 30-60 minuten.”

Op welke manieren kan de opvang van tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren geregeld worden?
“Tandartsen of tandartspraktijken kunnen onderling in een spoedgevallendienst de opvang van de spoedgevallen regelen. Wij raden aan het KNMT-modelreglement te gebruiken. Dit draagt bij aan duidelijkheid over de gemaakte afspraken.
Een andere mogelijkheid is om een contract af te sluiten met een spoedpraktijk. Een spoedpraktijk neemt voor tandartspraktijken de opvang van spoedgevallen buiten de praktijkuren over. De herziening van de richtlijn gaat in op deze mogelijkheid en geeft een aantal aanbevelingen hiervoor.”

Als er sprake is van een spoedgevallendienst, hoe moet die dan georganiseerd worden?

“Allereerst moet het verzorgingsgebied van de spoedgevallendienst bepaald worden. De dienstdoende tandarts en de patiënt moeten binnen redelijke tijd op de behandellocatie aanwezig kunnen zijn, idealiter binnen 30 tot 60 minuten. Deelnemers zijn tandartspraktijken die gevestigd zijn in dit verzorgingsgebied. Wij raden aan onderlinge afspraken vast te leggen in het KNMT-modelreglement.”

Als een tandartspraktijk gebruik maakt van een spoedpraktijk, wat moet er dan geregeld worden?

“In dat geval worden de afspraken vastgelegd in een contract of overeenkomst. Bij het afsluiten van een contract c.q. een overeenkomst voor waarneming met een spoedpraktijk wordt aanbevolen om afspraken te maken over:

  • de beoordeling en behandeling van spoedklachten;
  • de spoedtijden en de locatie van de spoedbehandeling;
  • de communicatie met patiënten
  • de wijze van declareren aan de patiënt en de terugkoppeling van de geboden zorg aan de tandartspraktijk;
  • de eisen waaraan dienstdoende tandartsen moeten voldoen
  • de aansprakelijkheid, het hebben van een klachten- en geschillenregeling en de wijze waarop met incidenten en calamiteiten wordt omgegaan;
  • de kosten van de dienstverlening, de omgang met geschillen en de wijze waarop wordt omgegaan met eventuele wijzigingen in of beëindiging van de overeenkomst.”

Heb je nog aanbevelingen voor mondzorgverleners?

“Onze aanbeveling is: leg de afspraken met de spoedgevallendienst goed vast. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een contract/overeenkomst met een spoedpraktijk. Maak daarnaast gebruik van de hulpmiddelen die de KNMT voor haar leden heeft ontwikkeld voor het toepassen van de richtlijn, zoals:

  • een handleiding voor triagemedewerkers (inclusief triageschema);
  • een modelreglement om afspraken in vast te leggen;
  • per onderdeel van de richtlijn een overzicht van de kernpunten.

Alle hulpmiddelen en de richtlijn ‘Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren’ zijn te vinden op www.knmt.nl/spoed.”

Webinar
Op woensdagavond 13 juli organiseert de KNMT Academy een webinar over deze herziene richtlijn. Tijdens dit webinar legt Wil van der Sanden uit welke wijzigingen er zijn doorgevoerd en geeft hij praktische tips over de toepassing en implementatie van de richtlijn in de praktijk.

 

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
De eigenschappen van een High Performance Tandartsenpraktijk

De eigenschappen van een High Performance Tandartsenpraktijk

Een High Performance Organisatie (HPO) is een organisatie die steeds betere financiële en niet-financiële resultaten behaalt, vergeleken met soortgelijke organisaties, door zich op een gedisciplineerde manier te richten op wat écht belangrijk is voor de organisatie. Alexander Tolmeijer vertelde over de eigenschappen van een HPO.

Het gaat er hierbij om dat je organisatie, zoals je praktijk, op de lange termijn beter wordt. Daarbij gaat het wel over kleine veranderingen. Veranderen is niet eenvoudig en daarom is het nodig om het in kleine stapjes te verdelen en elke dag een stapje zetten. Zo heb je haast niet in de gaten dat je verandert en stuit je dus een stuk minder op weerstand. Op deze manier krijg je het gehele team mee in de dynamiek van je praktijk.

Succesfactoren

Er zijn vijf succesfactoren die een positieve relatie hebben met betere prestatie:

  • Kwaliteit van management
  • Openheid en actiegerichtheid
  • Langetermijngerichtheid
  • Continu verbeteren en vernieuwen
  • Kwaliteit van medewerkers

Alexander Tolmeijer deed mee aan een onderzoek naar de prestaties van de praktijk volgens de HPO methode. Hierbij werd een enquête afgenomen onder de dagelijkse leiding en apart daarvan onder de werknemers. Wat namelijk regelmatig voorkomt, is dat de dagelijkse leiding een heel ander beeld heeft over de behoeftes van de werknemers en hun kijk op de praktijk. Bij de uitslagen werd zodoende onderscheid gemaakt tussen de dagelijkse leiding en de werknemers.

De onderwerpen waarop de dagelijkse leiding goed scoorden waren: integriteit, open staan voor verandering en strategisch onderscheid. Leiding en medewerkers waren hier ruim tevreden over. De dagelijkse leiding scoorde zichzelf lager dan de medewerkers over de volgende onderwerpen: Medewerkers stimuleren, flexibiliteit en veerkracht. Een onderdeel waarop slecht werd gescoord, was het delen van financiële cijfers. Tolmeijer voelt hier ook duidelijk een drempel. “Stel je voor dat een tandarts trots vertelt dat er meer winst is gemaakt. Dat doe je toch niet? Het komt misschien ook te dichtbij. Zeker je cijfers presenteren aan de cliëntenraad is toch iets wat ongemakkelijk voelt.”

Succesfactor Kwaliteit Management

De succesfactor Kwaliteit Management bestaat uit de volgende bouwstenen:

  • Vertrouwensrelatie
  • Integer
  • Besluitvaardig ten opzichte van niet-presteerders
  • Voorbeeldrol
  • Actiegericht
  • Coachen
  • Gericht op resultaten

Je kan te snel besluiten (je neemt het team niet mee) of behoren tot de klassieke twijfelaars. Er zal hier een middenweg voor moeten worden gevonden. Ook het hebben van de juiste mensen in je organisatie is essentieel. Je kunt een hele duidelijke visie en missie hebben maar met de verkeerde mensen kom je er niet. Daarom is dus besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders belangrijk. Ontslaan zou heel lastig zijn maar de werkelijkheid is dat we hierdoor het gesprek niet aangaan. Tandartsen zijn vaak te lief, te voorzichtig en dat is niet handig. Als het niet past, dan zou je dat open moeten kunnen zeggen. Als iemand weggaat uit eigen beweging, zeker bij een topper, doet dat zeer. Het is zo persoonlijk. Net als het gevoel dat ontstaat als er een patiënt bij je weggaat. Maar ja, sommige mensen willen zich verder ontwikkelen dan dat jij kunt aanbieden. Als je in verandering bent, kunnen mensen soms gewoon niet meer bij je passen, want ook zij veranderen. Het is best lastig om een geschikt moment te vinden om te praten; op einde werkdag ben je vaak te moe. Toch is het aan te bevelen om ook dan het gesprek te starten, want anders kan je te laat zijn.

Succesfactor Openheid en Actiegerichtheid

Ook bij de succesfactor Openheid en Actiegerichtheid komen we besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders weer tegen en ook coachen wordt hier genoemd:

  • Open dialoog
  • Delen van informatie, kennis
  • Besluitvaardigheid
  • Actiegericht
  • Coachen
  • Gerichtheid op resultaten
  • Besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders

Belangrijk bij deze factor is dat het managementfouten moet toelaten. We willen het vaak te perfect doen. Een vulling moet in een keer goed. Bovendien moet je het ook nog behoorlijk snel doen. Buiten de mond mogen we experimenteren. Proberen dus, en dat gaat niet zonder fouten. Iets proberen kan ook heel goed vanuit de medewerkers komen.

Qua coaching is het van belang dat we de medewerkers niet te afhankelijk maken. Wat doe je als er een vraag wordt gesteld? Antwoord geven … maar als je antwoorden geeft, dan blijven mensen vragen stellen. Want dat is lekker makkelijk. Als je stopt met antwoorden geven, dan moeten ze het zelf gaan uitvinden en worden ze minder afhankelijk van je. Dat is eigenlijk echt helpen, want hierdoor ontwikkelen ze zichzelf.

Drie tips om sneller besluiten te nemen

De beste manier om de snelheid te verhogen waarmee acties worden ondernomen, is de obstakels uit de weg te ruimen die je verhinderen om enige actie te ondernemen. Er zijn drie soorten obstakels die je kunt wegnemen:

  1. Overweldigende eisen: te hoge verwachtingen
  2. Ondraaglijke beperkingen: te veel protocollen
  3. Tunnelvisie: niet meer zoeken naar andere mogelijkheden

Sommige medewerkers zijn heel enthousiast en gaan snel de actie in, maar soms lopen zij te snel. Het is heel fijn maar te hard hollen moet afgeremd moeten worden, want anders valt het team uiteen en ontstaan er irritaties naar elkaar toe.

Succesfactor Langetermijngerichtheid

De succesfactor Langetermijngerichtheid bestaat uit:

  • Medewerkers voor de lange termijn
  • Groei van binnenuit
  • Creëren van een veilige en stabiele werkomgeving
  • Lange termijnrelatie

Het management van een HPO is toegewijd aan de organisatie voor de lange termijn, het weet goed balans te vinden tussen het algemeen belang en het eigen belang. Het kan iedereen binnen de organisatie overtuigen om de behoefte van de organisatie op de eerste plaats te zetten. Nieuw management is afkomstig vanuit de eigen gelederen doordat men wordt aangemoedigd zich verder te ontwikkelen en leider te worden.

Een HPO zorgt voor een veilige werkomgeving door mensen een gevoel van veiligheid te geven, zowel fysiek als geestelijk. Dit kan bijvoorbeeld door baangarantie te geven en door ontslag als uiterste maatregel te zien.

Succesfactor Continu Verbetering en Vernieuwing

De factor Continu Verbetering en Vernieuwing:

  • Verbeteren
  • Versimpelen
  • Voortdurend afstemmen
  • Meten
  • Rapporteren

Tolmeijer zegt de afgelopen tijd slechter te zijn geworden in vernieuwen. Stilstaan is echter funest voor de praktijk. Je zal altijd in beweging moeten blijven. Om te zien waar je je in kunt verbeteren is het nodig om te meten. Zo kan de benchmark van verzekeraars hele interessante informatie bevatten. Zorg wel dat je deze voor jezelf goed framed. Zo bleek Tolmeijer volgens een verzekeraar ‘te veel’ aan preventie te doen. Maar dat was nu juist de bedoeling.

Sommige processen zijn te moeilijk en moeten versimpeld worden. Zo kunnen retrosessie’s een enorme tijdvreter zijn door een herhaaldelijke fout van een medewerker. Die fout is dan in een seconde gemaakt maar een ander is er druk mee. Je kan vaak dingen simpeler maken maar dan moet je deze fout wel tackelen en willen bekijken. Er zijn vaak dingen die onnodig gebeuren maar omdat de een het doet, doet de ander het ook.

Het proces van continue verbetering begint ermee dat een HPO een unieke strategie omarmt waarmee de organisatie zich kan onderscheiden van vergelijkbare organisaties. De organisatie ontwikkelt daartoe vele nieuwe alternatieven om strategieën die niet meer werken te vervangen. Een HPO vereenvoudigt, verbetert en stemt al haar processen af met als doel het vermogen van de organisatie te verbeteren. Daarnaast beëindigt een HPO onnodige procedures en taken en beperkt zij de overvloed aan informatie. De vooruitgang wordt gemeten, men houdt in de gaten of doelstellingen worden bereikt en of de lastige zaken worden aangepakt. Deze lastige zaken worden niet alleen gerapporteerd aan het management, maar aan iedereen in de organisatie. Op die manier heeft iedereen toegang tot de financiële en niet-financiële informatie die nodig is om verbeteringen door te voeren.
Beperk ook de overvloed aan informatie. Deze informatiestroom bereikt namelijk het tegenovergestelde van wat je zou willen. De kritische succesfactoren en prestatie-indicatoren nauwkeurig bijhouden is wel aan te bevelen. Meet de voorruitgang en deel dit met iedereen in de organisatie.

Succesfactor Kwaliteit van Medewerkers

  • Divers en complementair
  • Trainen hun medewerkers in flexibiliteit en veerkracht
  • Groeien door samenwerking
  • Inspireren voor uitzonderlijke resultaten
  • Houden medewerkers verantwoordelijk

Betrokkenheid vergroten doe je als volgt:

  • Betrek medewerkers bij activiteiten die invloed hebben op hun eigen werk
  • Betrokkenheid is GEEN vetorecht (meedoen, meedenken, meebeslissen, informeren)
  • Wees duidelijk over wanneer en wat wordt verwacht
  • Denk niet alleen in eigen gewin, maar ook deel ervaringen
  • Aanwezigheid van voldoende begeleiding, training en coaching

Een praktijkmanager zou ook rond moeten lopen op de werkvloer. Je moet kijken en praten om te zien hoe de processen verlopen.Maar dit kan ook bedreigend zijn.Van elkaar kan je wel het meeste leren.

Het trainen van medewerkers zou een continue proces moeten zijn, zeker met de capaciteit waarmee we het moeten doen. Je kunt mensen dingen laten doen waarin jij niet goed en bent en/of wat je vervelend vindt om te doen.

Mensen moeten in beweging komen, het resultaat doet er dan eigenlijk niet toe, want het moet eerst misgaan, wil het goed gaan.

Leg dus ook niet te veel nadruk op het eindresultaat maar op het proces er naar toe. Elk stapje is er eentje. Complimenteer je werknemer om de progressie en reken niet af op een (nog) niet behaald eindpunt.


Volgende editie van Dental Practice Excellence – met topspreker Ben Tiggelaar

Vrijdag 30 september & zaterdag 1 oktober 2022 (live & coronaproof). Thema: Jouw praktijk naar de top. Met keynote speaker Ben Tiggelaar. Lees meer over DPE2022.


Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de presentatie van Alexander Tolmeijer tijdens DPE2021. Alexander Tolmeijer is tandarts en jurist.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Management, Ondernemen
Hoofdpijn

Diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofdpijn in de tandartspraktijk

Hoofdpijn is een van de meest voorkomende pijnklachten en kan vele oorzaken hebben. Veel voorkomende vormen van hoofdpijn, zoals migraine en spanningshoofdpijn, kunnen interfereren met de tandheelkundige zorg. Wat zijn de praktische consequenties voor diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofdpijn vanuit het perspectief van de tandheelkundige praktijk?

Graded Chronic Pain Scale

Geadviseerd wordt om patiënten met hoofdpijnklachten, net als patiënten met chronische pijnklachten, voorafgaand aan de intake de screeningsvragenlijst Graded Chronic Pain Scale in te laten vullen. Dit betreft acht vragen. Bij een eindscore van 0-2 is de patiënt geschikt voor de eerstelijns zorg, bij een score van 3-4 is er indicatie voor multidisciplinaire zorg.

Orofaciale pijn

Twaalf procent van de algemene populatie (1-jaarprevalentie) heeft last van dentale pijn en 5% heeft last van TMD-pijn. Dit zijn dus twee veel voorkomende pijnen van het aangezicht. Echter, hoofdpijn komt nog veel vaker voor, namelijk 47%-53%.

International Classification of Headache Disorders (ICHD-3)

De ICHD-3 laat zien dat er meer dan 100 verschillende soorten hoofdpijn zijn. Deze hoofdpijnen kunnen worden onderverdeeld in twee subgroepen: primaire en secundaire hoofdpijn. Primaire hoofdpijn is een aandoening op zichzelf, voorbeelden zijn migraine en spanningshoofdpijn. Secundaire hoofdpijn wordt veroorzaakt door een andere aandoening, voorbeelden hiervan zijn meningitis, trauma, overmatig gebruik van (pijn)medicatie en spierspanning.

Primaire hoofdpijn

De meest voorkomende vormen van hoofdpijn zijn spanningshoofdpijn en migraine.

Spanningshoofdpijn (tension-type headache)

  • Tweezijdig, strak of drukkende pijn, mild tot matig van aard, niet verergerend door lichamelijke activiteit.
  • De prevalentie (life-time) is 63%.

Migraine

  • Eenzijdig, kloppend of pulserend, matig tot ernstig van aard, neemt toe bij lichamelijke activiteit.
  • Migraine gaat vaak gepaard met misselijkheid of overgeven, ook is er vaak sprake van overgevoeligheid voor licht of geluid.
  • Soms is er sprake van aura (visueel of sensorisch).
  • De prevalentie (life-time) is 15%.

Screeningsvragenlijst voor migraine en spanningshoofdpijn

Het is soms lastig om migraine en spanningshoofdpijn te herkennen en daarom is er een screeningslijst ontwikkeld. De headache screening questionnaire bestaat uit tien vragen. Bij een eindscore van 8 of hoger is er een grote kans op aanwezigheid van spanningshoofdpijn of migraine. Bij een eindscore van 6 of 7 is er wel verdenking op deze vormen van hoofdpijn maar is de diagnose minder zeker. De headache screening questionnaire is geen middel om te diagnosticeren maar alleen om te screenen.

Primaire hoofdpijn en tandheelkundige problemen

  • Spanningshoofdpijn: geen orale symptomen, geen orale triggers.
  • Migraine: bij 10% is er sprake van pijn in aangezicht (soms zelfs alleen intra-oraal), aura kan zich uiten in spraakstoornissen, voorafgaand aan aanval is er soms sprake van overmatige speekselproductie, vermoeidheid/geeuwen en een versterkte smaakperceptie.

TMD-klachten en hoofdpijn

Er is veel literatuur over temporomandibulaire disfunctie (TMD) in combinatie met hoofdpijn. Een studie van Goncalves et al. (2009) liet zien dat het percentage van TMD veel hoger is bij patiënten met migraine, namelijk 46,9% (bij patiënten zonder hoofdpijnklachten is dit 14,2%). Bij spanningshoofdpijn was dit verband niet te zien. Er is dus een duidelijk verband tussen migraine en TMD-klachten. De vraag is echter of die hoofdpijn mogelijk eigenlijk een secundaire hoofdpijn is als gevolg van de TMD. Om hier achter te komen moet er een TMD diagnose zijn én moet de klacht daarnaast aan minimaal twee van de volgende criteria voldoen: hoofdpijn ontstaat in relatie met de TMD, hoofdpijn veranderd samen met de TMD, hoofdpijn neemt toe tijdens het TMD-functieonderzoek, er is sprake van hoofdpijn aan de ipsilaterale zijde van de TMD. Het functieonderzoek is dus belangrijk om hier achter te komen: neemt de hoofdpijn toe bij het uitvoeren van het functieonderzoek dan is de hoofdpijn waarschijnlijk secundair aan de TMD.

Rol hulpverlener mondzorg

Hoofdpijn als gevolg van TMD wordt vaak gemist. Hulpverleners in de mondzorg kunnen dus een belangrijke rol spelen in de diagnose hiervan.

Prevalentie

Schiffman et al. (2012) onderzocht 373 TMD patiënten met hoofdpijn in slaapregio. In 45% van de gevallen was er sprake van secundaire hoofdpijn als gevolg van TMD.
Van der Meer et al. (2017) deed onderzoek naar de prevalentie van secundaire hoofdpijn als gevolg van TMD. In totaal werden er op de Orofaciale Pijnkliniek van het ACTA 203 patiënten geïncludeerd:

  • 75% had geen TMD klachten, daarvan had 8,4% migraine en 21,7% spanningshoofdpijn.
  • 25% had wel TMD klachten, daarvan had 17,2% migraine, 22,4% spanningshoofdpijn en 19% hoofdpijn secundair aan TMD.
    Dit betekent dat erin Nederland 200.000 mensen zouden moeten zijn met TMD-gerelateerde hoofdpijn.

Consequenties voor de behandeling

  • Is er sprake van hoofdpijn en TMD:
    > Onderzoek of er sprake is van een secundaire hoofdpijn.
    > TMD behandeling is dan ook effectief voor de hoofdpijn.
  • Is er sprake van migraine en TMD dan moet de patiënt verwezen worden: migraine kun je niet zelf behandelen.

Concalves et al. (2013) onderzocht het effect van medicatie en het dragen ven aan splint bij patiënten met TMD-gerelateerde hoofdpijnklachten. Er waren 4 groepen:

  • Groep 1: medicijn voor hoofdpijn en splint
  • Groep 2: placebo medicijn en splint
  • Groep 3: medicijn voor hoofdpijn en placebo splint
  • Groep 4: placebo medicijn en placebo splint

Uit de resultaten bleek dat de patiënten in groep 1 het beter deden dan de patiënten in de andere drie groepen. Opvallender nog was dat groep 4 het net zo goed deed als groep 2 en 3; oftewel dat bij patiënten met comorbiditeit een monidisciplinaire behandeling niet effectiever is dan een placebo behandeling. Er kan dus geconcludeerd worden dat deze patiënten een multidisciplinaire behandeling nodig hebben.

Van der Meer et al. (2018) keek in haar studie naar het effect van de TMD-behandeling op verschillende soorten hoofdpijn. Patiënten werden 12 weken gevolgd. De resultaten lieten zien dat patiënten met migraine de meeste baat hadden bij een TMD-behandeling in vergelijking met patiënten met spanningshoofdpijn en hoofdpijn secundair aan TMD.

Take home message

Spanningshoofdpijn is de meest voorkomende vorm van hoofdpijn eninterfereert niet met mondzorg behandelingen.

  • De symptomen van migraine zijn bij de differentiaal diagnose van belang. Migraine is geassocieerd met TMD-pijn en daarom verdient de multidisciplinaire behandeling dan de voorkeur.
  • Hoofdpijn gerelateerd aan TMD wordt vaak gemist of geclassificeerd als spanningshoofdpijn. Deze hoofdpijn verdient een TMD-behandeling.

Prof. dr. Corine Visscher is orofaciaal fysiotherapeut en epidemioloog. In 2000 is zij gepromoveerd aan de UvA op een onderzoek naar TMD en nekklachten. Momenteel is zij als hoogleraar verbonden aan de sectie Orofaciale Pijn en Disfunctievan het ACTA en is zij opleidingsdirecteur van de master tandheelkunde van het ACTA. Haar wetenschappelijk onderzoek richt zich op patiënten met temporomandibulaire aandoeningen en hoofdpijn. Zij begeleidt verschillende promovendi, verzorgt onderwijs voor tandheelkunde studenten op het gebied van TMD en orofaciale pijn en is betrokken bij de patiëntenzorg binnen het multidisciplinaire team dat bestaat uit tandarts-gnathologen (in opleiding), orofaciaal fysiotherapeuten en een psycholoog. Zij is (co)-auteur van meer dan 70 internationale peer-reviewed publicaties, mede-auteur van het internationale classificatiesysteem voor TMD en bestuurslid van de Physical Therapy Board of Craniofacial and Cervical Therapeutics.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. dr. Corine Visscher tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

Dit artikel is voor het eerst in 2020 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
De effectiviteit van voorlichtingsfolders 1

Poster: De effectiviteit van voorlichtingsfolders

Wat is het effect van voorlichtingsfolders in Nederland? De doelstelling van dit onderzoek was inzicht verkrijgen in effecten van mondelinge voorlichting in vergelijking met mondelinge voorlichting die wordt ondersteund met een voorlichtingsfolder.

Onderzoek door Hosna Tutageel en Edanur Gürbüz, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Materiaal & methode

Het onderzoek betreft een quasi-experimenteel onderzoek waarbij er met behulp van een kennistoets, de bloedingsindex en de plaque-index onderzoek is gedaan naar het effect van patiëntenvoorlichtingsfolders als aanvulling op mondelinge mondhygiënevoorlichting.

Er werd gestreefd naar een steekproef tussen de 40 en 45 respondenten. De respondenten werden verdeeld over een interventiegroep en controlegroep. De steekproef was een selecte gelegenheidssteekproef.

Voor het vaststellen van het niveau van de kennis van de respondenten is gebruik gemaakt van een kennistoets. De kennistoets is afgenomen tijdens de eerste meting (T0) en tijdens de nameting (T1) die een week later plaats heeft gevonden. De kennistoets was geen bestaande kennistoets en is door de onderzoekers zelf opgesteld. Voor het vaststellen van de hoeveelheid plaque en bloeding is er gebruik gemaakt van de PCR en de BOMP tijdens T0 en T1.

Om de verzamelde gegevens te analyseren is er gebruik gemaakt van beschrijvende en verklarende statistiek. De Mann-Whitney U test en de Wilcoxon signed rank test zijn gebruikt voor het berekenen van het gemiddelde verschil tussen de interventies en binnen de twee groepen. Voor de significantie is er uitgegaan van een p-waarde van 0.05.

Resultaten

Van de 43 respondenten die hebben meegedaan (T0) hebben 32 respondenten het onderzoek volledig afgerond (T1). Bij T1 heeft de interventiegroep gemiddeld hoger gescoord op de kennistoets dan de controlegroep. Dit verschil was niet significant (p=.295). Ook de bloeding was bij T1 lager bij de interventiegroep in vergelijking tot de controlegroep. Het verschil was echter niet significant (p=.067).  De plaquescore was op het tweede meetmoment (T1) lager bij de controlegroep dan bij de interventiegroep. Ook dit verschil was niet significant (p=.940)

Traditionele voorlichting en voorlichting ondersteund met voorlichtingsfolders leidde beide tot significante kennisverhoging en verbetering van de mondgezondheid na één week. Er was geen significant verschil in kennistoename en verbetering van de mondgezondheid tussen de controlegroep en de interventiegroep (p >.05).

De effectiviteit van voorlichtingsfolders 1De effectiviteit van voorlichtingsfolders 2

Klik hier voor de vergote versie

Conclusie

Voorlichtingsfolders hadden een positief effect op kennisverhoging en de mondgezondheid bij volwassenen met gingivitis als aanvulling op traditionele mondelinge voorlichting. Maar het verschil tussen de interventiegroep en de controlegroep was niet significant (p= >.05).

Poster ontwikkeld door:

Hosna Tutageel en Edanur Gürbüz, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
tandextractie

Casus: Vrouw verliest gezichtsvermogen door ontsteking na tandextractie

Een 54-jarige vrouw ontwikkelde orbitale cellulitis na een tandextractie, volgens een recent casusrapport dat is gepubliceerd in Advances in Oral and Maxillofacial Surgery. Ondanks medische behandeling verslechterden de symptomen, wat uiteindelijk leidde tot volledig verlies van het gezichtsvermogen in één oog.

Ongebruikelijke complicatie

Odontogene orbitale cellulitis is een levensbedreigende bacteriële infectie die een ontsteking van het oog veroorzaakt en een ongebruikelijke complicatie is van een tandheelkundige infectie. Vaak wordt het veroorzaakt door veel voorkomende soorten bacteriën, waaronder Staphylococcus– en Streptococcus-soorten. Naast blindheid kan onbehandelde orbitale cellulitis zich verspreiden naar de lymfeklieren en bloedbaan van een persoon en dan snel tot de dood leiden. Dit komt echter niet vaak voor.

Periorbitale zwelling

Het rapport beschrijft het geval van een vrouw die naar het ziekenhuis ging na drie dagen van periorbitale zwelling aan de linkerkant, loopneus en toenemende pijn in het gezicht. Haar symptomen begonnen nadat een tand was getrokken, schreven de auteurs.

Steeds waziger zicht

Toen ze aankwam had ze een snelle hartslag en vertoonde ze tekenen van koorts. Haar linkeroog stak uit en ze had beperkte oogbewegingen en rood slijmvlies. De patiënte zei dat haar zicht in haar linkeroog steeds waziger werd. Na een paar uur verloor ze het volledige zicht in dat oog, schreven ze.

Druk verlichten

Om de druk in haar oog te verlichten, werd een laterale canthotomie uitgevoerd. Uit de beoordeling bleek dat haar linkeroog geen licht meer kon waarnemen. Ook werd de ader naar het netvlies van het oog geblokkeerd. Om de intra-oculaire druk onder controle te houden werd volgens het rapport gestart met een zalf, intraveneuze antibiotica en lokale steroïdedruppels.

Orbitale cellulitis

CT-scans toonden aan dat de sinussen van de patiënt significante preseptale en postseptale zwelling hadden. Ook was gedeeltelijke opacificatie van de linker maxillaire sinus en de luchtcellen van de voorste zeefbeenderen zichtbaar. Deze symptomen voldeden volgens de auteurs aan de criteria van orbitale cellulitis.

Zicht keert niet terug

Tijdens endoscopische sinuschirurgieprocedures om de infectie te behandelen kwam er onmiddellijk pus vrij uit haar zeer verstopte maxillaire sinus. Laboratoriumresultaten toonden aan dat Staphylococcus aureus, een bacterie die kan koloniseren in de mondholte, de cellulitis veroorzaakte. Hoewel de uitpuiling en de zwakte van de oogspieren drie dagen na de operatie verdwenen, keerde het zich in het linkeroog van de patiënt niet terug.

Zeldzaamheid

“Verlies van gezichtsvermogen secundair aan odontogene orbitale cellulitis is een zeldzaamheid, maar vroege herkenning van IOD [intra-oculaire druk]-stijging en de vermindering ervan via medische maatregelen kan ischemie van de oogzenuw en occlusie van de centrale retinale arterie voorkomen en uiteindelijk het gezichtsvermogen behouden”, schrijven de auteurs.

Bron:
Advances in Oral and Maxillofacial Surgery

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis
Slaapapneu en boezemfibrilleren

Slaapapneu en boezemfibrilleren

Boezemfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis in Nederland, met ruim 3% van de bevolking die hier last van ervaart. Boezemfibrilleren neemt toe gedurende de leeftijd, wat een enorme belasting geeft op de zorg.

Anatomie en diagnose

Het hart bestaat grofweg uit twee boezems (atria), twee kamers (ventrikels) en vier hartkleppen. De samentrekking van het hart wordt aangestuurd door middel van elektrische signalen. Bij boezemfibrilleren is die electrische activatie in de boezems verstoord. De diagnose boezemfibrillatie wordt door middel van een elektrocardiogram (ECG) gesteld. Bij iemand met boezemfibrillatie zie je dat de basislijn van het ECG chaotisch verloopt, en dat de kamers onregelmatig en frequenter worden geactiveerd.

Boezemfibrilleren is geen acuut bedreigende ritmestoornis. Sommige mensen ervaren geen klachten. Dit zorgt ervoor dat er veel mensen kunnen zijn die niet doorhebben dat zij last hebben van boezemfibrilleren. Er zijn mensen die wel klachten ervaren. Voorbeelden hiervan zijn: vermoeidheid, kortademigheid, hartkloppingen en duizeligheid. Een complicatie van boezemfibrilleren kan zijn dat het hart begint te falen, zoals bij tachycardiomyopathie. Hierbij neemt de pompkracht van de hartspier af door de voortdurend te hoge hartfrequentie. Het bloed pompt dan dus minder goed rond. Het voordeel is dat tachycardiomyopathie volledig reversibel is. Een ander belangrijke consequentie van boezemfibrilleren is het fors verhoogde risico op een beroerte. Dit verhoogde risico kan goede behandeld worden met de juiste bloedverdunners. Tenslotte kan boezemfibrilleren ook worden gezien als een mogelijk symptoom van een onderliggend hartprobleem. Dit wordt beoordeeld met een echo van het hart.

Modificerende factoren

Modificerende factoren voor boezemfibrilleren zijn onder andere hypertensie, overgewicht, alcoholconsumptie en extreme duursport. In het geval van hypertensie is het RAAS-systeem geactiveerd wat resulteert in vochtretentie en een hogere kans op boezemfibrilleren. Daarnaast kan een verdikking van de hartspier ontstaan door hypertensie, resulterend in verhoogde druk in het hart met als gevolg weer een grotere kans op boezemfibrilleren. De volgende modificerende factor is overgewicht, waarbij er pericardiaal vet rondom de hartspier ontstaat. Hoewel dat een mechanisch effect heeft op het hart, waardoor het minder goed in staat is om te ontspannen, kan vet er ook voor zorgen dat er meer en andere hormonen worden aangemaakt waardoor er een hormonale disbalans dreigt. De consequentie is wederom, boezemfibrillatie. Daarnaast, zoals eerder genoemd, en al welbekend, geven alcohol en de “extremere” duursporten een grotere kans op boezemfibrillatie.

Slaapapneu

In 50-80% van de patiënten die bekend zijn met boezemfibrillatie, is slaapapneu aanwezig. Gemeenschappelijke factoren zoals overgewicht, hypertensie en alcoholgebruik geven daar ook aanwijzingen toe. Andersom beredeneert, hebben patiënten met obstructief slaapapneu (OSA) zo’n 5 keer hogere kans op het ontwikkelen van boezemfibrillatie dan mensen zonder OSA.

Wanneer ritmestoornissen worden onderzocht, worden twee onderdelen bekeken: het substraat en de trigger. Met het substraat wordt bedoeld of er risico’s a priori zijn om ritmestoornissen te veroorzaken. Oftewel, zijn er structurele veranderingen zoals een verminderde pompfunctie, ontspanningsfunctie en elektrische veranderingen. Daarnaast wordt er gekeken of er een trigger aanwezig is, om dat substraat ook daadwerkelijk aanleiding te geven om een ritmestoornis te worden. Dit kunnen zowel milde als extreme vormen van triggers zijn. Denk bijvoorbeeld aan apneu, hypoxie en hypercapnie.

Hypoxie (=tekort aan zuurstof in de weefsels) en hypercapnie (=overmaat van koolstofdioxide in de weefsels) geeft een activatie van het autonome zenuwstelsel. En dat geeft weer een verhoging van de bloeddruk. In combinatie met de verlaging van de druk van de thorax, die ontstaat door de inspiratie tegen een obstructie, ontstaat er een verwijding van de linkerboezem en fibrose. Daarnaast geeft datzelfde autonome zenuwstelsel én de hypoxie en hypercapnie een verandering van de elektrische eigenschappen van de atriale spiercel. De duur van de prikkel verlengt en de geleidingssnelheid vertraagd, door deze activatie. Dit zijn allemaal “substraten” voor het ontstaan van boezemfibrilleren. Ook geven hypoxie en hypercapnie, dus ook de activatie van het autonome zenuwstelsel, een toegenomen inflammatie in het lichaam.

Literatuuronderzoek

In 2015 is een systematisch literatuuronderzoek met meta-analyse uitgevoerd waarbij de effectiviteit van de CPAP werd onderzocht op het recidiefkans van boezemfibrillatie. Hieruit kwam naar voren dat er een gunstig effect is te zien van CPAP op recidieven. Wat belangrijk is om te vermelden, is dat deze patiëntengroepen niet alleen maar met CPAP zijn behandeld, maar ook vaak met medicatie. In 2016 is er een gerandomiseerd cohortonderzoek uitgevoerd (SAVE-trial) onder mensen met matig tot ernstige OSA. Deze mensen werden, at random, onderverdeeld in een groep die CPAP-therapie gebruikt of geen CPAP-therapie gebruikt. Uiteindelijk bleek uit de resultaten dat dit geen significant effect had op grote cardiale events (MACE).

Patiënten uit bij de polikliniek in het Tergooi ziekenhuis, krijgen een zogenaamde “Fibricheck” mee. Dit is een applicatie waarmee mensen zelf hun eigen hartritme kunnen registreren. Patiënten worden gevraagd om dit zo’n 2 tot 3 keer per dag te doen, zodat dit een goed beeld geeft van het uiteindelijke hartritme. Daarnaast worden mensen actief gescreend op het hebben van OSA: allereerst vullen mensen met boezemfibrilleren de STOP-BANG vragenlijst in. Dit is een vragenlijst die bestaat uit 8 vragen, die patiënten zelf kunnen invullen. De specificiteit (=terecht negatieve uitslagen) van de STOP-BANG vragenlijst neemt toe naarmate er hogere scores uit de vragenlijst komen, en dus er een grotere kans bestaat dat er apneu in het spel is. Op het moment dat mensen een score hoger dan 5 hebben, worden zij gelijk ingepland voor een polysomnografie en is er geen ander screeningsinstrument nodig. Echter, wanneer de uitslag lager is dan 5 zullen patiënten eerst nog gebruik gaan maken van de “OSA-sense”. Dit is een apparaat die zij zelf kunnen dragen en die nachtelijk een continue zuurstofsaturatiemeting uitvoert. Wanneer hier een negatieve uitslag uit volgt, is apneu voldoende uitgesloten. Wanneer de OSA-sense positief is, wordt er besloten om alsnog te verwijzen naar longarts of KNO-arts voor bevestiging van de diagnose met een poly(somno)grafie.

Zoals bekend kan slaapapneu in het spel zijn wanneer andere klachten eerder naar voren komen. Anderzijds is dus ook bekend dat mensen met apneu, een vijf keer zo hoge kans hebben op bijvoorbeeld het ontstaan van boezemfibrilleren. Het is belangrijk dat beide kanten in de gaten worden gehouden, zodat patiënten de juiste hulp krijgen.

Dr. Ward Jansen is cardioloog en electrofysioloog, en daarnaast initiator van hoofd en hoofd van de atriumfibrilleren polikliniek in het Tergooi ziekenhuis. Sinds 2009 is hij hier werkzaam als cardioloog in zowel Blaricum als Hilversum. Daarnaast is hij deels werkzaam in het Flevoziekenhuis Almere en het AUMC Amsterdam voor ICD- en pacemaker-implantaties. Zijn aandachtsgebieden zijn ritmestoornissen.

Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van dr. Ward Jansen tijdens het NVTS-slaapcongres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z