‘Vermist is erger dan dood’

Vraagteken-roze

Onlangs organiseerde GSK de zevende editie van Talking Points in Dentistry. Een verslag van de gehouden presentatie over forensische odontologie: identificatie van onbekende doden aan het hand van het gebit.

Forensische odontologie
Forensische odontologie is het deel van de tandheelkunde dat zich – in het belang van justitie – bezighoudt met de professionele behandeling en onderzoek van tandheelkundig bewijsmateriaal, en met de deskundige interpretatie en documentatie van de gedane bevindingen. Identificatie van onbekende stoffelijke overschotten aan de hand van het gebit is het grootste werkterrein van de forensische odontologie. Ook bij massarampen, waarbij vele slachtoffers zijn, is gebleken dat identificatie aan de hand van het gebit zeer goed toepasbaar is. Hoewel er op dit terrein geen speciale bevoegdheid bestaat, kan de identificatie aan de hand van het gebit niet aan iedere tandarts worden overgelaten. Men dient over de benodigde kennis, vaardigheden, materialen en ervaring te beschikken. In deze presentatie stond de gebitsidentificatie centraal.

Het belang van identificatie
Doreth van de Heuvel besprak samen met haar partner Frithjof Kroon het indrukwekkende onderwerp ‘Vermist is erger dan dood’. Steeds vaker worden onbekende doden aangetroffen. We reizen steeds meer en gaan verder weg. Als er bij een vliegtuig iets fout gaat, gaat het meestal goed fout. Ook kennen we tegenwoordig vaak niet eens meer onze buren, waardoor iemand niet gemist wordt en lijken in huis pas na lange tijd worden gevonden. Forensische tandheelkunde komt om de hoek kijken als slachtoffers niet meer aan nabestaanden kunnen worden getoond voor identificatie. Van de Heuvel waarschuwt het publiek voor de lugubere foto’s tijdens de presentatie. Eigenlijk was er tot voor kort wettelijk niets geregeld bij het identificeren van slachtoffers. Gelukkig zijn er wetten gewijzigd. Ieder mens heeft een juridische persoonlijkheid. Iemand bestaat officieel pas nadat een geboorteakte is opgemaakt. Een overlijdensakte maakt uiteindelijk duidelijk dat iemand dood is. Maar wat als je niet weet wie de dode is? Daarvoor is dus identificatie nodig. Niet alleen om het voor de nabestaanden mogelijk te maken over hun dierbare te rouwen, maar ook voor de afwikkeling van allerlei persoonlijke en juridische zaken van zowel slachtoffer als nabestaande.

Emotionele motieven
Forensische tandheelkundigen worden gedreven door emotionele motieven. Vermist is nu eenmaal erger dan dood. Nabestaanden die in onzekerheid verkeren worden gek van angst en zorg. Bovendien is er een slachtoffer nodig voor de rouwverwerking. Dit is de drijfveer voor hulpverleners. Hiervoor worden verschillende identificatiemethoden toegepast. Allereerst wordt gekeken naar persoonlijke eigendommen. Nadeel hierbij is dat die vaak niet aan het slachtoffer vastzitten. Ze worden soms ver van het lichaam gevonden en worden daardoor niet direct in relatie met de persoon gebracht. Daarna worden lichaamskenmerken bekeken: totaal uiterlijk, operaties, tatoeages, voeten, vingerafdrukken en het gebit, waarbij de laatste twee de belangrijkste informatie leveren. Tandheelkundigen die worden gevraagd patiëntgegevens te leveren, kunnen zich vaak beroepen op veronderstelde toestemming (alsof het slachtoffer toestemming zou hebben gegeven). De gegevens over behandelingen aan het gebit zijn in het onderzoek natuurlijk erg belangrijk. Sinds januari 2010 is vastgelegd dat er ook materiaal van het slachtoffer mag worden afgenomen. Er bestaat een databank met daarin DNA-gegevens van vermisten.
Identificatieproces
Dan neemt Kroon de microfoon over. Hij legt uit dat de wang en tong als het ware als een natte deken over het gebit heen liggen. Het gebit is bestand tegen zowel hoge als lage temperaturen en geeft betrouwbare informatie. Aan de hand van de ramp met de tsunami in Thailand beschrijft hij het identificatieproces dat daar werd gevolgd. Het identificeren van alle slachtoffers was een enorme klus. Eerst werden de persoonlijke eigendommen (denk aan sieraden) bekeken, daarna de kleding en namen ze vingerafdrukken af. Het grondige onderzoek werd tijdens de presentatie met indrukwekkende foto’s verduidelijkt. Om de gebitstatus vast te stellen, halen de onderzoekers de onderkaak in zijn geheel uit het lichaam. Hierdoor is er ook beter zicht op de bovenkaak. De onderzoekers maken foto’s en röntgenfoto’s van het gebit en er wordt op drie manieren DNA-onderzoek gedaan: materiaal uit een rib, uit het bovenbeen (bot) en uit twee gave gebitselementen. Alle gegevens worden zeer nauwkeurig en volgens
vaste protocollen vastgelegd. Per lichaam wordt een post mortem dossier aangemaakt.

Gebitsgegevens uit patiëntendossier
Gelukkig worden behandelingen die in de tandheelkundige praktijk zijn uitgevoerd tegenwoordig goed vastgelegd. Dit zijn de zogenoemde ante mortem gegevens. De post mortem en de ante mortem gegevens worden met behulp van computers vergeleken. In westerse landen waar veel tandheelkundige gegevens worden geregistreerd, wordt met identificatie aan de hand van gebitsgegevens de beste resultaten bereikt. Hier is natuurlijk voor de tandarts en mondhygiënist een rol weggelegd. Familie- inspecteurs van het Forensisch Identificatie Team nemen contact op met de tandheelkundig zorgverleners met de vraag om een kopie van het patiënten dossier af te staan. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen wordt er een oproep worden geplaatst in dentale vakbladen om een slachtoffer te traceren. Te allen tijde kunnen tandarts en mondhygiënist overleg plegen met een forensisch odontoloog. In ieder geval is het zorgverleners niet aan te raden zelf aan de slag te gaan. Laat dat werk maar aan het forensisch instituut over, legt Kroon uit. Wij zijn gewend te puzzelen met gebitsgegevens, maar vaak zijn daarbij de gegevens die tandheelkundig zorgverlener aanlevert van wezenlijk belang!

Lees ook de andere verslagen

Bron:
GSK Talking Points in Dentistry, 5 juni 2010 Amsterdam

Presentatie “Vermist is erger dan dood” door Frithjof Kroon en Doreth van den Heuvel.

Frithjof Kroon voltooide zijn studie tandheelkunde in 1984 en zijn studie geneeskunde in 1990 in Utrecht, waarna hij van 1990 tot 1994 werd opgeleid tot specialist Mondziekten en Kaakchirurgie aan het VU medisch centrum te Amsterdam. Vanaf 1 september 1996 is hij als kaakchirurg verbonden aan het Ruwaard van Putten Ziekenhuis te Spijkenisse. Sinds 1993 houdt hij zich ook bezig met forensische werkzaamheden. Hij heeft van april 1994 tot en met maart 2004 gewerkt als forensisch geneeskundige bij de GG & GD te Utrecht. Vanaf 1993 tot heden voert hij tevens werkzaamheden uit als forensisch odontoloog voor politie, justitie, het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het Rampen Identificatie Team (RIT). Daarnaast is hij sinds juli 1994 verbonden aan het VU medisch centrum / ACTA, afdeling Mondziekten en Kaakchirurgie/Orale Pathologie, Amsterdam i.v.m. onderzoek en onderwijs aan studenten Tandheelkunde.

Doreth van den Heuvel voltooide haar studie fysiotherapie in 1983, waarna zij tot 1 januari 1997 als fysiotherapeute werkzaam is geweest. Van 1993 tot 1998 heeft zij in de avonduren rechten gestudeerd. Haar afstudeerscriptie draagt de titel “Onbekende dode, wat dan?” Hierin beschrijft zij wat er dient te gebeuren en hoe een en ander is geregeld indien er een stoffelijk overschot wordt aangetroffen waarvan de identiteit onbekend is. Sinds 1 september 1996 is Doreth in een deeltijdaanstelling als praktijkmanager van de afdeling kaakchirurgie bij Frithjof Kroon werkzaam en is zij verantwoordelijk voor alles wat niet direct met de patiëntenzorg te maken heeft. Vanaf 1 juni 2007 is zij tevens directeur van de Nederlandse Vereniging van Diëtisten (NVD).

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *