Tuchtrecht: berisping na verkeerde facturatie en schending van privacy

Recht

Na een periodieke controle en tandheelkundige behandeling worden tandarts en patiënt het niet eens over de hoogte van de factuur. Het college is van mening dat de tandarts verkeerd heeft gefactureerd. Daarbij heeft de tandarts ook de privacy van de patiënt geschonden. Daarom legt het college de maatregel van een berisping op.

Situatie

Klaagster komt 19 mei 2020 bij de tandarts (beklaagde) voor een periodieke controle. Tijdens deze controle constateert de tandarts dat een bestaande brug bij de patiënt los zat. Daarop heeft de tandarts de brug vastgezet. Voor het vastzetten van de brug heeft beklaagde geen offerte verstrekt.

Vervolgens heeft de tandartspraktijk een factuur opgemaakt. Op deze factuur worden de handelingen, reinigingskosten, techniek- en materiaalkosten en toeslagen vermeldt. De kosten voor het vastzetten van de brug bedroegen in totaal € 288,63. De totale factuur kwam uit op € 403,89.

Klaagster en haar echtgenoot waren het niet eens met de hoogte van de factuur. Na herhaaldelijk contact met de praktijk heeft klaagster € 189,89 overgemaakt. De juistheid van de rest van de factuur wordt door klaagster betwist.

Hierop besluit beklaagde een incassobureau in te schakelen. Hiervoor verstrekt de praktijk patiëntgegevens aan het incassobureau. Nadat klaagster bleef weigeren de rest van de factuur over te maken, startte het incassobureau een gerechtelijke procedure bij de kantonrechter om een betaling af te dwingen. De kantonrechter concludeert echter dat er te weinig onderbouwing is voor een vordering tot betaling.

Klacht

Na de uitspraak van de kantonrechter heeft klaagster een tuchtklacht ingediend tegen de tandarts. De klacht bestaat uit vijf klachtonderdelen. Klaagster verwijt beklaagde dat zij:

1. Onjuist heeft gefactureerd;
2. Ten onrechte vooraf geen prijsopgave heeft overgelegd;
3. Ten onrechte privacygegevens heeft overgelegd aan derden;
4. Haar beroepsgeheim heeft geschonden; en
5. Klaagster onheus heeft bejegend.

Overweging

Bij het beoordelen van de juistheid van de factuur wordt vooral gekeken naar drie behandelcodes, namelijk: behandelcode R74 (‘opnieuw vastzetten niet plastische restauraties’ volgens de Beleidsregel Tandheelkundige zorg van de NZa), code 4903 (‘Etsen/silaniseren’ volgens de Prestatie- en tariefbeschikking tandtechnieken van de NZa), en code 4904 (‘Basistarief ten behoeve van reparatie en aanpassingen’ volgens de Prestatie- en tariefbeschikking tandtechnieken van de NZa).

Het college heeft beklaagde ondervraagd over het gebruik van deze (combinatie van) codes en de juistheid hiervan. Beklaagde heeft het college echter niet kunnen overtuigen van de terechtheid van het gebruik van deze codes. Tel daarbij op dat klaagster pas na langere tijd een toelichting kreeg op waarom deze codes waren gebruikt én het feit dat de factuur – in strijd met de waarheid – is verdeeld over twee datums. Daarom beoordeelt het college het eerste klachtonderdeel als gegrond.

Het tweede klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard. Hoewel een tandarts normaal gesproken een offerte moet overleggen voor behandelingen die meer dan € 250 kosten, is het college van mening dat, gezien de omstandigheden (patiënt had belang bij een snelle behandeling en door drukte was het lastig een nieuwe afspraak in te plannen), het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat dat in dit geval niet is gebeurd.

Het derde en vierde klachtonderdeel worden samen beoordeeld en gegrond verklaard. Voor de vordering van het openstaande bedrag had het incassobureau gegevens van de patiënt nodig. De tandartspraktijk stuurde daarom een kopie van de patiëntenkaart naar het incassobureau, zonder vooraf toestemming van de patiënt te vragen. Hoewel het college begrip toont voor het feit dat het incassobureau bepaalde gegevens nodig heeft, is het van mening dat het te ver gaat om een hele patiëntenkaart te sturen. Zeker als dit zonder toestemming van de patiënt gebeurd.

Klachtonderdeel vijf wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Van de vijf klachtonderdelen worden klachtonderdeel één, drie en vier gegrond verklaard. Onderdeel twee en vijf worden ongegrond verklaard. In totaal wordt de tuchtklacht dus als gedeeltelijk gegrond beoordeeld. Hierop legt het college de maatregel van een berisping op.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving