Je-gebit-reinigen-met-nanobots-Wetenschappers-werken-eraan

Je gebit reinigen met nanobots? Wetenschappers werken eraan

Een nieuwe studie gepubliceerd in het tijdschrift ACS Nano en ondersteund door het Amerikaanse National Institute of Dental and Craniofacial Research (NIDCR) toont de haalbaarheid aan van het robotsysteem, dat ooit zou kunnen worden aangepast voor gebruik bij mensen.

“We willen de mondgezondheid verbeteren voor mensen met een handicap en geriatrische populaties die niet de handvaardigheid hebben om routinematige mondzorg uit te voeren”, zegt tandarts-wetenschapper en senior auteur Dr. Hyun Koo. “Het is een onvervulde behoefte in de mondzorg en het is tijd voor technologische ontwikkeling.”

Magnetische deeltjes

De ‘robots’ zijn eigenlijk ijzeroxidedeeltjes op nanoschaal, elk ongeveer 100 keer kleiner dan een stuifmeelkorrel. In aanwezigheid van een magneet clusteren de nanodeeltjes in een soort borstelhaartjes die in de richting van het magnetische veld wijzen. Door fijn afgestelde aanpassingen aan het veld aan te brengen, konden de onderzoekers de bewegingen van de borstelharen precies richten, hun stijfheid aanpassen en ze inkorten of verlengen.

“Een van de geweldige dingen van het werken met magnetische velden is dat ze weefsels binnendringen en onschadelijk zijn op het niveau waarop we ze gebruiken. Dat betekent dat het systeem moeilijk toegankelijke ruimtes kan bereiken”, zegt microrobotica-ingenieur en co-senior auteur Dr. Edward Steager.

De onderzoekers testten de schrobkracht van de robots op verschillende oppervlakken, waaronder een 3D-geprint model van menselijke voortanden, echte menselijke voortanden gemonteerd op kunstmatig tandvlees en een gedeelte van een varkenskaak met tandvlees en tanden.

Verschillende functies

Deze ijzerstructuren kunnen van vorm veranderen. Van borstelachtige haren naar flossachtige snaren die zich aanpassen aan het tandoppervlak en de hoeken en gaten tussen de tanden schrobben. Een apart experiment toonde aan dat ze zacht genoeg zijn om het tandvlees van varkens onbeschadigd te laten, maar sterk genoeg om tandplak af te breken.

Als het gaat om het afbreken van tandplak, hebben deze robotachtige nanodeeltjes nog een truc in petto. Ze hebben een natuurlijk het vermogen om chemische reacties te veroorzaken die microbe-dodende moleculen vrijgeven. Er wordt dan in wezen een antimicrobiële spoeling aangemaakt. In de experimenten stelde dit de kleine robotlegers in staat om tandplak uit elkaar te halen en de bacteriën erin te doden. Daardoor bleven er geen detecteerbare levende ziekteverwekkers achter.

De volgende stap: klinische proeven

Maar voordat we een peloton kleine robots in onze mond sturen, zijn klinische proeven nodig, zeggen de onderzoekers. Om het robotsysteem te optimaliseren en betaalbaar te maken voor dagelijks gebruik, is het team van plan om prototypes te ontwerpen die in een mond passen. Ze stellen zich een programmeerbaar, volledig geautomatiseerd systeem voor dat zich kan aanpassen aan de unieke kenmerken van de mondholte van een persoon, waardoor gepersonaliseerde mondzorg mogelijk wordt.

Toepassingen buiten de tandheelkunde

De groep onderzoekt ook andere toepassingen. In een proof-of-concept-studie die onlangs is gepubliceerd in het Journal of Dental Research, toonden de onderzoekers aan dat microrobots magnetisch door het wortelkanaal kunnen worden geleid om biofilms te verwijderen en mogelijk medicijnen te vervoeren en af te leveren. Naast tandheelkunde zien de wetenschappers een rol weggelegd voor de technologie bij het reinigen van katheters, chirurgische implantaten en zelfs waterleidingen.

“Je ziet dat dit soort resultaten een heel nieuw gebied en nieuwe toepassingen opent. Beter dan dat wordt het niet in de wetenschap”, zegt Steager.

Bron:
ACS Nano

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Nieuwe chirurgische benaderingen in de parodontologie

Nieuwe chirurgische benaderingen in de parodontologie

EDTA wordt tijdens de parodontale regeneratieve therapie gebruikt om de smeerlaag te verwijderen en het element schoon te maken. Belangrijk hierbij is dat het element niet mobiel mag zijn. Daarom wordt het element in sommige gevallen gespalkt.

Uit de literatuur blijkt dat hoe dieper de pocket die overblijft na initiële therapie, hoe groter het risico wordt op verlies van het element. Bij een pocketdiepte van vijf mm is de odd ratio 7,7. Wanneer dit zes mm wordt, verandert dit al naar 11 en bij zeven mm of meer wordt dit 64. Bij elementen met een pocketdiepte van zes mm of meer is het daarom sterk aan te raden om parodontale chirurgie uit te voeren.

Verslag van de lezing van dr. Serhat Aslan tijdens de EuroPerio Series Single Session.

Parodontale regeneratie door de tijd heen

De biomaterialen hebben een flinke vlucht genomen de afgelopen jaren. In combinatie met de micro chirurgie die we tegenwoordig uit kunnen voeren. Dit leidt dit tot een nieuw flapontwerp. Het allereerste materiaal waarmee we aanhechtingswinst konden behalen was de millipore filter, die later werd vervangen door verschillende membranen. Voor het aanbrengen van de membranen was het nodig om een grote flap te maken. Door de biologicals is dit tegenwoordig niet meer nodig. Belangrijk bij de regeneratie is dat er gestreefd moet worden naar primaire wondheling. Daarbij is het ontwerp van de flap erg belangrijk. Een verkeerd flapdesign kan ervoor zorgen dat de papillen verloren gaan na chirurgische behandeling en dit is niet wenselijk.

In de jaren 90 werd de definitie van micro-chirurgie bedacht. Het ging hierbij om een operatie die uitgevoerd werd met behulp van een microscoop. Dit kan tegenwoordig ook laagdrempeliger uitgevoerd worden met behulp van een loepbril met lamp.

Flapontwerp

In 1985 werd voor het eerst de Papilla Perservation Technique beschreven. Er zijn in de tussentijd nieuwe flapontwerpen bijgekomen, zoals de Modified en Simplified Papilla Perservation Technique. Als laatste ook nog de Minimal Invasive Surgical Technique, kortweg ook wel MIST genoemd.

Hoe kleiner de flap, hoe stabieler de wond. Dit geeft een positief effect op de wondgenezing. De overeenkomsten tussen de modified-MIST flap en de Single Flap Approach (SFA) is dat we bij beide ontwerpen de papil intact last. De flap is gelokaliseerd aan de zijde van het defect. De papil aan de andere zijde wordt niet betrokken in de flap.

Het zou voor de wondgenezing nog voordelig kunnen zijn om helemaal niet te incideren in de papil. Een flapontwerp die we hiervoor kunnen toepassen is de Tunneltechnique. Er wordt een incisie gemaakt in de sulcus, gevolgd door een verticale ontspanningsincisie. Dit zorgt ervoor dat de flap opgetild kan worden en dat er met direct zicht debridement uitgevoerd kan worden. Als het defect zich aan de distale zijde van het element bevindt, dan zal de ontspanningsincisie zich juist aan de mesiale zijde bevinden. Na debridement en eventueel aanbrengen van een biological of botsubstituten wordt alleen de ontspanningsincisie gehecht. Er komen geen hechtingen in de papil. Bij alle elementen die op deze manier behandeld werden, was pocketvermindering zichtbaar.

Dr. Serhat Aslan is a graduate of Ege University, School of Dentistry where he received his DDS degree. He attended Periodontology Program of Graduate Study offered by Institute of Health Sciences at Ege University and graduated with PhD degree at Periodontics. He maintains a private practice limited to periodontics, fixed prosthodontics and implants with focus on microsurgery, soft and hard tissue reconstruction and minimally invasive surgery. Dr. Aslan is a Visiting Professor in the Department of Biomedical, Surgical and Dental Sciences, University of Milan, Italy. He is an Invited Professor in Post-graduate Program in Periodontology and Implantology, University of Porto, Portugal.
Currently, he is the board member and treasurer of Turkish Society of Periodontology. Also, he is a member of European Federation of Periodontology, Italian Society of Periodontology and Implantology and Turkish Academy of Esthetic Dentistry. Dr. Aslan is intensely involved in mono/multi-center clinical research and development in periodontology, with special emphasis to plastic-periodontal surgery, guided bone/tissue regeneration and esthetic implant therapy.

Door: Paulien Buijs, tandarts, verslag van de lezing van dr. Serhat Aslan tijdens de EuroPerio Series Single Session van de EFP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Tand - pijn

Dentogene pijn of neuropatische pijn na tandheelkundige behandelingen?

Tandartsen zien vaak patiënten die na een tandheelkundige behandeling last hebben van pijnklachten. Of het om dentogene pijn of neuropatische pijn gaat is vaak lastig te achterhalen. In de online cursus ‘blijvende pijn na tandheelkundige behandelingen’ van de NVGPT werd aan de hand van 14 casussen ingegaan op het onderscheid tussen dentogene pijn en neuropatische pijn. Daarnaast werden ook tips gegeven over de preventie van neuropatische pijn in de tandheelkundige praktijk.

De cursus gegeven door Stan Politis, MKA-chirurg in het Universitair Ziekenhuis Leuven, bestond uit 2 delen. Als eerste werden 14 casussen behandeld waarin werd besproken hoe neuropatische pijn herkend en gediagnosticeerd kan worden. In het tweede deel van de cursus werd er theoretische uitleg gegeven over pijn in het algemeen. In dit verslag is de theorie die bij de casussen aan bod kwam en de theorie het tweede deel van de cursus opgenomen.

Deel 1 – casussen

Socrates onderzoek

Met behulp van verschillende casussen worden verschillende voorbeelden gegeven over het diagnosticeren van dentogene of neuropatische pijn.
Om pijnpatiënten te onderzoeken is het aan te raden om een SOCRATES onderzoek te doen.

Het “SOCRATES” acronym blijkt erg nuttig in de dagelijkse praktijk. Hierbij worden volgende zaken bevraagd:

  • Site: locatie van de pijnklacht
  • Onset: start van de pijnklacht, relatie met een ingreep?
  • Character: bijvoorbeeld is deze branderig, stekend, kloppend
  • Radiation: is er uitstraling van de pijnklacht (bijvoorbeeld naar het oor)
  • Associations: gaat het gepaard met andere symptomen?
  • Time: is de pijn continu of intermittent aanwezig?
  • Exacerbating/relieving factors: welke zaken verbeteren of aggraveren de klachten?
  • Severity (VAS score op /10): hoe erg is de pijn op een schaal van 0 tot 10. Nu op dit moment? Gemiddeld?

Het onderdeel ‘start van de klachten’ is vooral belangrijk om uit te vragen want aansluitend aan de behandeling ontstaat gevoelsuitval en pijn wanneer er sprake is van neuropatische pijn. Verder is een brandend karakter van de pijn typisch voor neuropatische pijn.

Neuropatische pijn

Gevoelsuitval en heftige pijn kunnen samen gaan bij neuropatische pijn. Kenmerkend voor centrale sensitisatie van neuropatische pijn is dat er pijnklachten ontstaan ondanks de lokale anesthesie die is gezet voor de ingreep.

Proefanesthesie

Bij tandheelkundige pijn kan met proefanesthesie uitgesloten worden dat er geen tandheelkundige oorzaak is. Het radiografische beeld alleen kan niet voldoende tonen of er sprake is van dentogene pijn.
Naast dentogene pijn moet ook gerefereerde pijn uitgesloten worden vanuit de spieren. Deze kan tandpijn nabootsen. Locale proefanesthesie aan de apex van een tand zal dit type pijn niet onderdrukken.
Indien vastgesteld werd dat een patiënt neuropathische pijn heeft, willen we weten of perifere ingrepen nog zin hebben. Daartoe wordt een locaal anestheticum toegediend. Indien de pijn, ondanks een stamverdoving, niet verdwijnt, wil zeggen dat alle perifere ingrepen geen zin hebben omdat het probleem voorbij de hersenstam zit. Er is namelijk centraal sensitisatie opgetreden en dit kunnen we niet oplossen met perifere operatieve ingrepen.

Neuronale schade door endodontie

Wortelkanaalsealers die gebruikt kunnen worden voor een endodontische behandeling van meest naar minst toxisch zijn:

  1. MTA-based sealer
  2. Zinc oxide eugenol-based sealer
  3. Calcium hydroxide-based sealer
  4. Resin-based sealer

Spilling van kanaalvullingsmateriaal in de canalis mandibulae vanuit de wortel kan zorgen voor problemen. Het uittreden van kanaalvullingsmateriaal in de canalis mandibulae kan alleen als er nauw contact is tussen de canalis mandibulae en de apex van de tand.
Het is hierom zinvol om op een röntgenopname zoals een OPG de apex van de tand ten opzichte van de canalis mandibulae in de gaten te houden. Wanneer op een 2D-foto een zeer nauw contact tussen de apex en de canalis mandibulae wordt gevonden is het de moeite waard om een 3D-foto te maken zoals een CBCT.
Verder is het ook belangrijk om in deze gevallen na te denken over extractie van het element.
Dergelijke complicaties moeten zo snel mogelijk worden doorverwezen naar de MKA-chirurg om de kans op succes zo groot mogelijk te maken. Het is aangeraden om binnen 30 uur te handelen. Tijdens de behandeling wordt er een botluik gemaakt in de onderkaak om de nervus alveolaris inferior vrij te leggen en het teveel aan endodontisch materiaal te verwijderen. Op deze manier kan de zenuw regenereren, maar de chemische en thermische schade aan de zenuw kan niet worden verholpen.

Positieve en negatieve symptomen van neuropatische pijn

Neuropatische pijn wordt gekarakteriseerd door zowel positieve symptomen, iets dat erbij komt. Voorbeelden van positieve symptomen zijn hyperesthesie, allodynie, paresthesie, hyperalgesie en dysesthesie.
Bij negatieve symptomen verlies je juist iets bijvoorbeeld; verlies van sensibiliteit en smaakverlies.

Implantaten plaatsen

Voordat er een implantaat geplaatst wordt, is het heel erg belangrijk om te wachten tot de zone van de implantaat pijnvrij is. Er mag geen implantaat geplaatst worden in een zone die niet pijnvrij is. Voorafgaand aan het plaatsen van een implantaat bij een patiënt waarbij er twijfel is en patiënt gekend is met een pijnproblematiek, is het handig om van tevoren een titanium osteosyntheseschroef te plaatsen als proef. Als de patiënt de osteosyntheseschroef goed verdraagt, zou het implantaat ook geplaatst kunnen worden. Dit is niet evidence-based onderzocht, maar wel iets wat we in de praktijk toepassen.
Wanneer zenuwschade ontstaat na het plaatsen van tandimplantaten is er bijna altijd sprake van blijvende zenuwschade.
Niet alleen bij het plaatsen van implantaten kunnen er problemen ontstaan; bij 20% start de pijn pas na de belasting van het implantaat.
Om pijnklachten door implantaten te voorkomen zijn er 2 regels opgesteld.

  1. Hanteer een veiligheidsmarge van 2 mm. ten opzichte van de canalis mandibulae en het foramen mentale.
  2. Iedere neurovasculaire bundel die 2 mm breed is moet als klinisch significant beschouwd worden.

Aandachtspunten voor het plaatsen van een implantaat

Het is belangrijk om niet alleen de juiste kaken te behandelen qua botvolume en botkwaliteit maar ook de juiste patiënten te behandelen.
De patiënten die voornamelijk blijvende pijn ontwikkelen zijn patiënten met fibromyalgie, depressies en patiënten met een psychiatrische achtergrond.
Verder zijn de juiste randvoorwaarden dat het implantaat op minimaal 2 mm afstand moet weg blijven van neurovasculaire bundels, dat er voldoende bot aanwezig is en dat het implantaat in een pijnvrije receptorzone geplaatst wordt.

Deel 2 – theorie

Anatomie van de pijnbaan

In de tandheelkunde hebben we te maken met de nervus trigeminus. Deze zenuw is zowel sensorisch als motorisch.
Er kunnen 3 delen onderscheiden worden in signaaloverdracht van prikkels;
1. Van de mond naar de hersenstam (elektrisch signaal)
2. Van de hersenstam naar de thalamus (elektrische signaal)
3. Van de thalamus naar de cortex (van elektrisch signaal naar menselijke gewaarwording)
De eerste 2 delen bestaan uit elektrische signalen. In het 3e gedeelte, van de thalamus naar de cortex, vindt de omzetting van een elektrisch signaal naar menselijke gewaarwording plaats. In het 3e gedeelte ontstaat de definitie van pijn.

Verloop van pijnbanen

Een elektrisch signaal is een stroom waarbij tal van stoffen een rol spelen. De gevoeligheid van neuronen voor prikkels kan sterk worden beïnvloed door stoffen die andere zenuwcellen in de buurt vrijmaken (glutamaat en aspartaat), hormoonstoffen (GABA, enkefalines, serotonine, noradrenaline, adenosine) en door stimulatie of remming van andere neuronen.

Anatomie van de hersenstam

Pijn en temperatuurvezels van het gelaat en de mond zitten in het pars caudalis van de kernen van de n. trigeminus. Bijzonder aan deze streng is dat het de invloeden ontvangt van de n. vagus, de n. glossopharyngeus en de rest van de input van cervicale wervels.

Van prikkel naar pijn

Prikkels schakelen we niet zomaar door. De gate-control theorie houdt in dat impulsen niet zomaar doorgeschakeld worden maar dat er een afweging plaatsvindt.

Van prikkel naar pijn

In de nervus alveolaris kennen we drie soorten beschadiging

  1. Compressie van de zenuw: geeft in de regel geen blijvende pijn
  2. Crushing: is een kneuzing met pletting en fijnmaling van vezels : dit geeft een veel groter risico op het ontstaan van pijn zeker wanneer er een blijvende lichte microbeweging is van de botplaten tegen de zenuw.
  3. Transsectie: geeft meestal geen blijvende pijn; het gaat om een scherpe wonde.

Wanneer je deze typen zenuwschade vertaalt naar klachten, zijn de klachten allemaal hetzelfde. We kunnen de kliniek dus (helaas) niet correleren aan de histopathologie.

Perifere schade

Belangrijk om te weten is dat perifere schade ook centraal in het neuron depletie kan geven. Sommige neuronen sterven af, daar hebben wij geen last van. Andere neuronen raken beschadigd en beginnen signalen af te vuren zonder dat er een prikkel is, dit heet sensitisatie. Centrale sensitisatie is dus de amplificatie van neurale signaalprocessen in het centraal zenuwstelsel dat overgevoeligheid voor pijn uitlokt.
Als er sprake is van sensitisatie verschuift de grafiek naar links, waarbij eerder niet-pijnlijke prikkels nu als pijn worden ervaren (allodynie) en pijnlijke prikkels als pijnlijker worden ervaren (hyperalgesie) zoals weergegeven in de afbeelding hieronder.

hyperalgesie
Hypoesthesie en hyperesthesie

Hypoesthesie en hyperesthesie

Hypoesthesie betekent dat we minder gevoel ervaren en hyperesthesie betekent dat we meer gevoel ervaren. Dysesthesie is een heel onaangenaam gevoel bij aanraken en is te classificeren in allodynie en hyperalgesie. Allodynie is dat iemand pijn ervaart door een onschadelijke prikkel. Hyperalgesie is een verhoogde pijngevoeligheid van een schadelijke prikkel die normaal weinig pijn zou moeten geven. Hyperalgesie en allodynie zijn typische kenmerken van neuropatische pijn

Vereenvoudigde mechanismen voor het ontstaan van allodynie en hyperalgesie

Een pijnprikkel kan overspringen naar een baan die geen pijnbaan is omdat de myeline rondom de normale baan verloren is gegaan. Dan kan de pijnprikkel overspringen naar een mechanische baan maar ook omgekeerd. Bijvoorbeeld een aanraking die normaal langs de mechanische baan gaat, springt door de demyelinsatie over naar een pijnvezel. Dit fenomeen heet efaptische transmissie en is één van de mechanismen bij neuropathische pijn.
Er zijn veel verschillende mechanismen die kunnen zorgen voor het fenomeen van allodynie.

In de hersenstam kunnen ook bepaalde receptoren die normaal dicht zijn, opengaan. Deze zorgen dan voor het ontstaan actiepotentialen die er normaal niet zouden mogen zijn.

Verder zijn er ook gebieden die beschadigd en onbeschadigd zijn. Het beschadigde traject gaat prikkels geven aan het onbeschadigde traject. Bijvoorbeeld het overspringen van het signaal van een beschadigde baan naar een onbeschadigde baan.

Acute vs. chronische postoperatieve pijn

Acute pijn is pijn die minder dan 3 maanden duurt. Chronische pijn is pijn die langer dan 3 maanden duurt. 3 maanden is het omslagpunt waarbij een goede prognose omgaat in een slechte prognose.

Protocol dat uitgevoerd wordt in Leuven bij patiënten met pijn

Leuven protocool

Als er een patiënt komt met pijnklachten wordt er eerst een intake gedaan, een anamnese, een klinisch onderzoek en worden er een aantal testen gedaan. Dan wordt er bekeken of het een patiënt is met alleen hypo-esthesie is of dat er ook sprake is van dysesthesie met anesthesie. Wanneer het een patiënt is met dysesthesie weten we dat dit in een neuropatisch kader valt. Dan wordt er een proefanesthesie gedaan om te kijken of de pijn gecoupeerd wordt. Als er met het geven van een lokale anesthesie geen verlichting van de pijn is, is er sprake van centrale sensitisatie. Dan is chirurgie geen optie meer omdat de problematiek al voorbij de hersenstam is, hierdoor is alleen behandeling met medicatie een oplossing.
Wanneer er met het geven van een lokale anesthesie wel verlichting van de pijn is, kan er een chirurgische ingreep eventueel overwogen worden afhankelijk van het letsel. Met MRI kan worden bekeken op welke plek de zenuw geraakt zou kunnen zijn om een chirurgische behandeling uit te voeren.

Prof. dr. Stan Politis is hoofd van Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie – Beeldvorming & pathologie en hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde bij de KU Leuven.

Verslag door Fabiënne de Vries, van de lezing van prof. dr. Stan Politis van de SPLINTcursus van de NVGPT.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
Lokale uitlaatventilatie kan besmetting door aerosolen met 90% verminderen

Effectiviteit van afzuigers bij het vrijkomen van aerosolen tijdens tandheelkundige behandelingen

Er is weinig bekend over de gevaren van aerosolen die vrijkomen tijdens tandheelkundige behandelingen. Een studie toonde aan dat het gebruik van afzuigers de hoeveelheid druppeltjes in de lucht verminderen.

Deze studie visualiseerde druppeltjes en aerosolen in een gesimuleerde tandheelkundige behandeling om de effectiviteit van orale afzuigers te onderzoeken.

Aerosolen

Infectieziekten worden verspreid door aerosolen. Druppeltjes en aersolen zijn dus een uitdaging voor de gezondheid. In een tandartspraktijk heb je veel te maken met vrijkomende aerosolen.

Onderzoek

Met behulp van een lichtbron met licht emitterende diode (LED) en hogesnelheidscamera werden aerosolen die waren gegenereerd door een tandheelkundige luchtturbine op een mannequin geëvalueerd. Verder werden de effecten van verschillende boortypes en behandelingslocaties, het effect van intra-orale afzuiging en extra-orale afzuiging onderzocht.

Resultaten

Een knopvormige boor genereerde de meeste aerosolen in vergelijking met een ronde, ronde eind-taps toelopende of naald-taps toelopende boor. Het palatinale vlak van de frontelementen was de behandelingsplaats waarbij de grootste hoeveelheid aerosolen vrij kwam. Het gegenereerde aerosoloppervlak werd met 92,1% verminderd door alleen intra-orale afzuigers te gebruiken en met 97,8% door intra-orale en extra-orale afzuigers te gebruiken. De extra-orale afzuiger is het meest effectief wanneer deze dichtbij, ongeveer 10 cm. van de mond van de patiënt en loodrecht op de mond wordt gepositioneerd.

Conclusie

De vorm van de boor en de positie van de tandheelkundige luchtturbine hebben effect op de hoeveelheid gegenereerde aerosolen. Het gebruik van intra-orale en extra-orale afzuigers heeft effect op het verminderen van de gegenereerde aerosolen. Deze studie heeft dus aangetoond dat het gebruik van afzuigers de hoeveelheid druppeltjes in de lucht verminderen, maar in de toekomst moeten een aantal beperkingen nog wel getest worden.

Bron:
Journal of Prosthodontic Research

Lees meer over: Infectiepreventie, Praktijkhygiëne, Thema A-Z
Stralingshygiëne voor gebruik van CBCT

Stralingshygiëne voor gebruik van CBCT

Wat zijn de effecten van straling? Welke CBCT-instellingen zijn mogelijk? Wat is de wetgeving
rond het werken met CBCT en hoe kan deze in de praktijk worden geïmplementeerd? Stralingsdeskundige Wout Moerman gaf antwoord op deze vragen tijdens zijn lezing voor PAOT.

Straling

De natuurlijke achtergrondstraling dosis is 2 mSv per jaar in Nederland, hier bovenop mag een behandelaar 1 mSv per jaar ontvangen. De dosislimiet voor de hoogst blootgestelde groep werknemers is vastgesteld op 20 mSv per jaar (wereldwijd), deze groep moet een dosismeter dragen.

De groep van 0-18 jarigen is het meest gevoelig voor straling, personen van > 67 jaar zijn juist het minst gevoelig voor de schadelijke effecten van straling.

Door straling kunnen 4 soorten effecten optreden

1. Stochastische (kans-gebonden) effecten

Het effect is schade aan DNA met als gevolg een verhoogde kans, na een bepaalde tijd (latentietijd), op kanker. Dit wordt uitgedrukt in mSv, grootheid effectieve dosis E. Hierbij is gecorrigeerd voor stralingssoort (röntgen = 1) en weefselsoort (gevoeligheid per type weefsel). Tot 400 mSv is er geen verhoging aantoonbaar in aantal gevallen kanker en/of leukemie, daarboven wel. Er zijn ook publicaties waarbij 200 tot 250 mSv als de grens voor significantie wordt aangehouden.

Stochastische effecten treden wel OF niet op, en kúnnen in principe al bij een heel kleine dosis optreden. Er bestaat dus geen “veilige” dosis, geen drempeldosis want elke foto kan nét die cruciale DNA-verandering geven. Wel bestaat er een “verwaarloosbaar risico”, dit is vast gesteld op 1 mSv per jaar voor de algemene populatie. De ernst van het effect is onafhankelijk van de dosis, wel geldt er hoe hoger de dosis, hoe groter de kans op het effect.

2. Deterministische effecten

Weefselreacties, zoals verbrande huid of orgaanfunctie uitval. Dit wordt uitgedrukt in Gray, grootheid geabsorbeerde dosis D. Hier bestaat wel een drempeldosis (klinische waarneembaarheid van het effect) en de ernst neemt toe met dosis. Weefselreacties zullen normaliter nooit bij tandheelkundige radiodiagnostiek optreden, omdat er eerst een drempeldosis moet worden bereikt en deze ligt enorm hoog. Het treedt wel altijd op bij radiotherapie in het hoofd-halsgebied, hierop berust juist het therapeutisch effect omdat een deel van het weefsel onschadelijk moet worden gemaakt! Hierbij kan helaas wel schade aan omliggend weefsel ontstaan (bijvoorbeeld osteo-radionecrose, hyposialie, smaakverlies) maar dit komt tegenwoordig gelukkig veel minder voor, door o.a. het gebruik van kleinere bundels en betere richttechnieken.

3. Genetische effecten/schade

De kans op genetische effecten is heel erg klein, en bij mensen niet aantoonbaar omdat de toename in genetische effecten door straling niet significant te onderscheiden is van de natuurlijke incidentie. De stralingsdosis moet ontvangen zijn vóór bevruchting. Is de dosis ontvangen ná bevruchting, dan heet het een teratogeen effect.

4. Teratogeen effect

Wanneer de ongeboren vrucht een significante stralingsdosis ontvangt, zijn deze effecten duidelijk waarneembaar. Pas bij > 100 mGray is er significante toename van de kans op malformatie van de ongeboren vrucht, en vanaf 10 mGray toename op kanker vóór het 19e levensjaar. Op welk moment in de zwangerschap de stralingsdosis wordt ontvangen, bepaalt in sterke mate het effect. 0-3 weken heeft geen effect postnataal, bij 3-8 weken heeft het effect op misvormingen van de organen tijdens de organogenese. In de periode van 8-25 weken gaat het om de ontwikkeling van de grote hersenen en kan het leiden tot een verlaging van het IQ en/of mentale retardatie. Tijdens de gehele zwangerschap is er een verhoogd risico op het ontstaan van kanker in de jonge jaren van het kind.
Het is tegenwoordig niet meer gebruikelijk dat een tandarts een loodschort aanbiedt aan een zwangere patiënt, dit schort moet bovendien jaarlijks gecontroleerd worden op stralingslekken omdat deze anders niet gebruikt mag worden.

Voor patiënten in de tandartspraktijk zijn enkel de stochastische (kansgebonden) effecten van betekenis. Ondanks de zeer kleine toegediende dosis in de tandheelkunde, treedt er misschien wel een effect op. Dit komt door het grote aantal radiodiagnostische verrichtingen in de tandheelkunde.

CBCT en toestelinstellingen

Bij het vervaardigen van een CBCT wordt er gekeken naar de effectieve dosis E, dit is de grootte van de dosis vermenigvuldigd met de gevoeligheid van het weefsel (= weefselweegfactor). Ten opzichte van andere medische toepassingen, zoals het vervaardigen van een multislice CT van het hoofd, wordt er bij een CBCT-opname een relatief lage dosis straling ontvangen door de patiënt.

Het doel is de dosis voor de patiënt zo laag mogelijk te houden, maar nog wel genoeg informatie te verkrijgen voor de gevraagde diagnostiek, door middel van een juiste instelling van de toestelparameters. De medisch deskundige is verantwoordelijk voor de patiënt-dosis bij elk protocol, en niet de fabrikant, hoewel er grote verschillen zitten tussen de hoeveelheid straling die de toestellen uitzenden. Zo wordt bij Scanora 3D de minste dosis gebruikt.

Werking

In een röntgenbuis zit een gloeidraad die elektronen uitzendt, die met heel hoge snelheid botsen op de anode.  Deze worden sterk geremd en verliezen hierdoor energie, de verloren energie wordt middels een foton uitgezonden. Daarbij ontstaat een heel klein beetje röntgenstraling. Het kleine beetje remstraling is het foton, het grootste deel van de verloren energie is omgezet in warmte. Deze röntgenstraling kan maar in 1 richting het toestel verlaten. Het energiespectrum bestaat uit remstraling en karakteristieke straling.

Zaken die je bij een röntgenbuis kunt instellen:

  1. Buisspanning, kV (hoogspanning/versnelspanning, hoe “hard” er aan de elektronen wordt getrokken). Dit bepaalt de hoogste energie, en de totale hoeveelheid röntgenstraling.
  2. Buisstroom, mA (aantal elektronen die door de buis vliegt). Dit is het aantal per seconde, het totale aantal is de mAs. Dit komt omdat de belichtingstijd ook bepaalt hoeveel elektronen door de buis vliegen per opname.
  3. Belichtingstijd, S. Deze beïnvloedt evenredig de totale dosis.
  4. Field of view, FOV. Bij een small FOV wordt een duidelijk lagere dosis gebruikt dan bij een groot FOV. Bij een small FOV wordt er minder weefsel bestraald, dus minder cellen met DNA-schade én er ontstaat er minder strooistraling. Dit geeft een lagere effectieve patiënt dosis, én lagere medewerker dosis. Daarnaast ontstaat er betere beeldkwaliteit.
    Een scout-view wordt vaak bij een klein FOV vóóraf gemaakt. Hierbij wordt met een zeer lage dosis een proefopname gemaakt, om te bepalen of de beoogde weefsels ook daadwerkelijk centraal in beeld komen bij de “echte” opname.
  5. Voxelsize, over het algemeen geldt hoe kleiner de gekozen voxel des te groter de dosis. Hierdoor ontstaat wel betere beeldkwaliteit met minder ruis, maar een zwaardere stralingsbelasting voor de patiënt. Bij moderne CBCT-apparatuur kan er al voor een voxelsize van 0.1mm worden gekozen.
  6. Buisfiltering, meestal door aluminium en soms ook koper, deze filtert de laag-energetische fotonen weg welke niet bijdragen aan de beeldkwaliteit maar enkel een onnodige huiddosis veroorzaken.

Buisstroom en de totale belichtingstijd, worden vaak samengevoegd tot mA x s. Bovenstaande zaken kun je regelen met je protocolkeus. De mA x s is over het algemeen de beste parameter om na te gaan hoe groot de dosis is, en de geabsorbeerde dosis voor de patiënt. Deze parameter is meestal niet instelbaar, maar te vinden in de toestelgegevens per protocol.

Werkwijze

  1. Bepaal welke vorm van diagnostiek nodig is;
  2. Kies het juiste protocol en stel de parameters in;
  3. Scout-view maken, FOV eventueel aanpassen;
  4. CBCT daadwerkelijk maken.

Het handigst is een dental depot waar het toestel aangeschaft wordt, de verplichte acceptatietesten voor medisch-radiologische apparatuur te laten verzorgen.

Strooistraling ontstaat vooral bij het intreedveld (de huid), naast de röntgenbuis is de dosis het hoogst. Dus zoveel mogelijk “patiënt” tussen jezelf en het intreedveld te houden.

Een persoonsdosismeter is verplicht bij blootgestelde werknemers: E >1 mSv/j. Dit is zeer ongebruikelijk in de tandheelkunde.

Wet- & regelgeving

Om straling toe te mogen passen, moet je bevoegd én deskundig zijn. De geregistreerde tandarts of mondhygiënist moet de uitvoerder (bijvoorbeeld de tandartsassistente) bekwaam vinden, en de uitvoerder moet zichzelf ook bekwaam vinden. Onder bekwaamheid valt; kennis, kunde en attitude/professionaliteit. Onbekwaam maakt onbevoegd!

Registratie

Intra-orale toestel of OPT, op een vaste locatie.

Vergunning

CBCT-toestellen én röntgen-toestellen die niet op een vaste locatie staan. Hierbij moet een jaarlijkse interne rapportage worden vervaardigd. De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft een handreiking opgesteld voor het indienen van deze vergunningaanvraag voor CBCT. Digitaal indienen dient te gebeuren op www.loket.anvs.nl. Hierin dient opgenomen te zijn o.a. een overeenkomst met stralingsbeschermingsdeskundige (SBD) én een klinisch fysicus, dit kán lastig zijn. De SBD zorg voor accordatie van de risicoanalyse, classificatie werknemers en ruimtes.

Om een CBCT-apparaat te mogen plaatsen en te gebruiken, moet eerst de registratie of vergunning op orde zijn, dan moet een acceptatietest plaats vinden door de leverancier. Er wordt risicoanalyse opgesteld, als input zijn hiervoor gegevens van de gebruiker én de gegevens van de fabrikant nodig. Later volgt de risico-evaluatie. De leverancier is verplicht voorlichting te geven en gegevens stralingsomstandigheden van het toestel aan te leveren. Bij inspectie moeten resultaten van jaarlijkse testen van het toestel terug te lezen zijn in het KeW-dossier.

Principes van stralingsbescherming 

  1. Rechtvaardiging

    De (tand)arts is verantwoordelijk, doe de patiënt meer goed dan kwaad. Er moet een goede reden zijn om röntgenstraling te gebruiken, op grond van een individuele indicatie. Er moet vooraf worden vast gesteld of de diagnose ook gesteld kan worden zonder opname of de behandeling ook uit te voeren zou zijn zonder opname.

  2. Optimalisatie / ALARA (As Low As Reasonably Achievable)

    Zo min mogelijk straling, onderhoud apparatuur, standaardisatie in opnames en systematische procedures

  3. Dosislimieten

    Geldt voor personeel en publiek, maar niet de patiënt!

    • Burgers en werknemers: maximaal 1 mSv/jr, bovenop de natuurlijke straling.
    • Blootgestelde werknemer: limiet effectieve dosis 20 mSv/j. B-werknemer: dosisbeperking 6 mSv/j, overschrijding is geen overtreding maar vraagt om evaluatie van de ontvangen dosis. A-werknemer: controle bij stralingsarts.
    • Ongeboren kind ná melding zwangerschap is 1 mSv/j.
    • Classificatie ruimte bij > 1 mSv/j – 6 mSv/j blijkt uit risicoanalyse = bewaakte zone, klaverblad symbool, bord bewaakte zone én bord röntgenstraling.
      Ruimte met mogelijk > 6mSv/j = gecontroleerde zone.

Toezicht houden en wettelijke taken

  • Ondernemer is de eindverantwoordelijke voor de stralingsbescherming, voor de veiligheid op de werkvloer. Dit kan voor een groot deel gedelegeerd worden naar de TMS, maar moet dan wel schriftelijk worden vast gelegd.
  • De TMS houdt lokaal toezicht op het veilig werken met röntgenstraling en stelt schriftelijke instructies en protocollen op. Het toezicht mag gradueel plaats vinden.
  • Stralingsbeschermingsdeskundige beoordeelt de stralingsrisicoanalyse en stelt deze ook op. Daarnaast is deze van belang bij aanvraag van de vergunning of registratie.
  • 10 miljoen tandheelkundige röntgenopnames per jaar in Nederland.
  • De werknemer maakt de daadwerkelijke röntgenfoto, ná instructie of opdracht geven door een TMS (tandarts of geregistreerd mondhygiënist). Er is pas sprake van een blootgestelde werknemer (en het verplicht dragen van een badge voor persoondosimetrie) als de werknemer een effectieve stralingsdosis kan oplopen van > 1 mSv/j. In de tandheelkunde blijft iedereen onder deze grootte, óók bij toediening met CBCT-apparatuur.
  • De medisch deskundige (tandarts of geregistreerd mondhygiënist) is de eindverantwoordelijke voor de medische kant van de stralingstoepassing, de indicatie en vervaardiging en beoordeling van de röntgenopnamen.
  • Tandartsassistent mag röntgenopnamen maken, indien deze hiervoor aantoonbaar scholing aan erkend instituut heeft gevolgd. Zij moet kennis, vaardigheid en kunde hebben.

Aanvulling tandheelkundige CBCT

Er geldt een nascholingseis voor medisch deskundigen, bij een erkende instelling én documentatie hiervan moet worden vast gelegd in KeW-dossier:

  • OPT-gebruik en intra-oraal opnamen = 4 uur per 5 jaar.
  • CBCT-gebruik = 8 uur per 5 jaar (dit omvat tevens de 4 uur nascholingseis OPT/ i.o. opnamen)
  • Assistenten = 2 uur per 5 jaar

SEDENTEX geeft duidelijke richtlijnen voor rechtvaardiging voor CBCT-opnamen.

Bij verwijzen voor het vervaardigen van een CBCT-opname, zijn zowel de verwijzer áls de medisch deskundige verantwoordelijk.

Wout Moerman is werkzaam bij het Radboudumc als stralingsbeschermingsdeskundige op niveau van algemeen coördinerend deskundige.

 Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van de heer Wout Moerman, tijdens de PAOT-cursus Toezichthoudend medewerker Stralingsbescherming Tandheelkunde voor de Conebeam CT.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
behandelingsstoel

Duitse tandarts verloor hand bij ongeval maar blijft patiënten behandelen, met één hand

Een Duitse tandarts verloor bij een ongeval zijn linkerhand, maar heeft toch een manier gevonden om zijn beroep te blijven beoefenen. In diverse Duitse media vertelt hij zijn verhaal en hoe hij patiënten met één hand kan behandelen.

Bouwwerkzaamheden

Andreas Huth (37) was afgelopen zomer bezig met bouwwerkzaamheden aan zijn huis toen hij met een wiellader omsloeg. Daarbij verloor hij zijn linkerhand. Gelukkig kon de hand weer worden vastgenaaid, maar Huth kan de hand nog lange tijd niet gebruiken.

Liefde voor het vak

Zijn werk is enorm belangrijk voor de tandarts, die sinds 2018 een praktijk in Leipzig heeft. Het was van groot belang dat hij weer aan de slag zou kunnen gaan. “Ik hou van mijn werk, ik hou van mijn patiënten. En omdat ik het graag doe, was de eerste vraag na het ongeval of ik mijn baan kon voortzetten”, zegt Huth. “Na een week zei ik: ja, het gaat.” Op 1 november 2022 ging hij weer aan het werk.

Hulp van assistent

Na het ernstige ongeval vond hij een manier om zijn patiënten met één hand te blijven behandelen. “Ik behandel de patiënten met mijn rechterhand en mijn assistent neemt mijn linkerhand over”, aldus Huth. “Het werkt.”

Veiligheid en kwaliteit gegarandeerd

Zijn patiënten zijn hem trouw gebleven. Bij het plannen van de behandeling kan hij al beslissen of hij de taak kan uitvoeren of dat hij het aan een andere tandarts overlaat. Volgens de eenhandige tandarts zijn de veiligheid van de patiënt en de kwaliteit van de behandeling erg belangrijk. Beide kan hij gelukkig garanderen.

Driekwart is mogelijk

Huth kan ongeveer 75 procent van de taken van een tandarts uitvoeren, 25 procent kan niet met één hand worden gedaan. Boren of vullen is bijvoorbeeld geen probleem. Hierbij heeft hij twee assistenten aan zijn zijde: de een zuigt op, de ander zorgt voor zicht met de spiegel. “Maar ik hou echt niet van tanden trekken. Ik mis mijn tweede hand voor het gevoel”,  vertelt hij.

Moeilijke weg te gaan

Over twee jaar hoopt de tandarts zijn grotendeels herstelde hand weer te kunnen gebruiken. Hiervoor heeft hij echter nog vijf of zes operaties voor de boeg. Ondanks het moeilijke pad dat nog voor hem ligt, zegt Huth: “Ik heb veel geluk gehad – dat de juiste mensen voor me zorgden, dat ik goed verzekerd was, dat mijn voorganger in de praktijk tussenbeide kwam en dat mijn vrouw en kinderen het allemaal goed hebben doorstaan.”

Bron:
Zwp-online, Express

 

Update artikel 29 augustus

Tandarts Willem van der Heijden uit Westkapelle in Zeeland reageerde op dit artikel:

“Ik heb een zelfde verhaal als deze Duitse tandarts. Bij mij is door een operatie de plexus brachialis van mijn linkerhand gedeeltelijk weggenomen. Dit geneest niet, het blijft altijd zo. Door training via het invullen van kruiswoordpuzzels heb ik mij de fijne motoriek in mijn rechterhand eigen gemaakt. Ik functioneer nu al jaren met de hulp van fijne assistentes als een volwaardig met één hand werkende rechtshandige tandarts en doe – met uitzondering van implantologie – alles in de praktijk.”

Willem van der Heijden, Westkapelle

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
sport

Sporten beschermt tegen parodontitis maar huishoudelijk werk volgens onderzoek niet

Lichamelijke activiteit kan ontstekingen voorkomen, wat op zijn beurt het risico op het ontwikkelen van parodontitis zou kunnen verminderen. De ene activiteit is echter de andere niet: volgens een studie in het Journal of Clinical Parodontology heeft lichaamsbeweging in de vrije tijd een beschermend effect, maar is beroepsactiviteit juist een risico-indicator voor tandvleesaandoeningen.

Sleutel tot betere gezondheid

Medische professionals hebben regelmatige lichaamsbeweging aangeprezen als de sleutel tot gewichtsbeheersing, een betere hersengezondheid en een verminderd risico op het ontwikkelen van bepaalde ziekten. Het is echter mogelijk dat niet alle soorten bewegingen gelijk zijn in hun voordelen voor de mondgezondheid.

Sporten is beschermende factor

Lichamelijke activiteit in de vrije tijd kan systemische ontstekingen en oxidatieve stress verminderen. Voorbeelden hiervan zijn sporten en wandelen. Het wordt beschouwd als een preventieve factor voor de meeste chronische niet-overdraagbare ziekten.

Fysieke activiteit op het werk heeft negatief effect

Daarentegen heeft wetenschappelijk bewijs aangetoond dat fysieke activiteit op het werk een tegengesteld effect heeft. Hieronder vallen ook huishoudelijke taken. De vaak langdurige statische belasting en repetitieve werkhoudingen hebben negatieve effecten heeft op de psycho-fysieke gezondheid en lichte systemische ontstekingen. Hoge niveaus van bewegingen die verband houden met beroepen hebben volgens de studie juist een verhoogde incidentie van verschillende niet-overdraagbare ziekten.

Fysieke activiteit en parodontitis

Een groep onderzoekers uit Italië en Spanje heeft het verband tussen fysieke activiteit in de vrije tijd en op het werk parodontitis geëvalueerd. Hiervoor analyseerden ze gegevens van ruim 10.000 volwassenen met behulp van de Amerikaanse National Health and Nutrition Examination Survey 2009-2014 database.

Global Physical Activity-vragenlijst

De Global Physical Activity-vragenlijst werd gebruikt om fysieke activiteit te beoordelen en deze te classificeren als hoge of lage vrijetijds- of beroepsactiviteit. De parodontale status werd beoordeeld door middel van een parodontaal onderzoek van de volledige mond en de proefpersonen werden geclassificeerd volgens de American Academy of Periodontology en de U.S. Centers for Disease Control and Prevention. Vervolgens werden regressieanalyses toegepast.

Verschil tussen werk en vrije tijd

Uit de analyse bleek dat hoge niveaus van fysieke activiteit in de vrije tijd een beschermende indicator voor parodontitis is (odds ratio [OR], 0,81; 95% betrouwbaarheidsinterval [BI]: 0,72, 0,92). Hoge niveaus van fysieke activiteit waren daarentegen gerelateerd aan werk werden geïdentificeerd als een significante risico-indicator (OR, 1,16; 95% BI, 1,04, 1,30).
Bovendien toonde de combinatie van weinig fysieke activiteit in de vrije tijd en veel beroepsactiviteit een cumulatief onafhankelijk verband met parodontitis (OR, 1,47; 95% CI, 1,26, 1,72), volgens de studie. Daarnaast resulteerden extremere maten van fysieke activiteit op het werk ook in sterkere schattingen van ernstige parodontitis. Systemische ontsteking, BMI en comorbiditeiten kunnen deze relaties volgens de onderzoekers gedeeltelijk verklaren.

Klinisch onderzoek nodig

In de toekomst zouden gerandomiseerde klinische onderzoeken moeten worden uitgevoerd om het mogelijke effect van fysieke activiteitsadvisering te onderzoeken, zowel op de primaire preventie van tandvleesaandoeningen, als op een onderdeel van de eerste fase van parodontale therapie, schreven ze.

Doelwit voor interventie

“Het verduidelijken van de mogelijke preventieve rol van fysieke activiteit bij parodontitis zou relevant zijn voor mondzorgverleners, aangezien dit een doelwit zou kunnen zijn voor interventie als onderdeel van stap 1 van parodontale therapie”, aldus de auteurs

Bron:
Journal of Clinical Parodontology

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Meerdere-soorten-fluoridebehandelingen-werken-mogelijk-bij-oudere-volwassenen

Het effect van 2 verschillende soorten fluoride applicatie in melktanden

Cariës is een veel voorkomend probleem bij kinderen. In een studie naar het effect van fluorideapplicatie worden 2 soorten fluoride – natriumfluoride en zilverdiaminefluoride -onderzocht in het voorkomen van cariësontwikkeling.

Cariës bij kinderen is veel voorkomend in verschillende landen. De bovenste frontelementen en occlusale vlakken van de kiezen worden het meeste aangetast. Wanneer het melkgebit volledig is doorgebroken en er approximale contacten ontstaan zijn de approximale vlakken zeer gevoelig voor de vorming van cariës.
Tandenpoetsen alleen is niet voldoende om de approximale oppervlakken schoon te maken. Flossen is een manier om interdentaal te reinigen, hoewel er weinig bewijs is dat flossen cariës kan voorkomen.

Fluoride applicatie

Natriumfluoride applicatie is fluoride die elke 3 tot 6 maanden kan worden aangebracht bij kinderen met een matig tot hoog cariësrisico om cariës te voorkomen. Fluoride zorgt ervoor dat demineralisatie van het glazuur wordt geremd en het versterkt de remineralisatie. Fluoride vernis werkt met een langzame afgifte en kan makkelijk en snel worden toegepast. Er wordt verwacht dat applicatie van fluoride op het gehele gebit de ontwikkeling van approximale cariës zou voorkomen.
Zilverdiaminefluoride is een andere fluoride die geappliceerd kan worden en effectief is bij dentinecariës.

Studie

De studie was erop gericht om bovengenoemde fluoridemiddelen te onderzoeken bij het voorkomen van approximale cariës in melktanden bij kinderen met een hoog cariësrisico. De studie werd uitgevoerd bij 190 kinderen waarvan 95 jongens en 90 meisjes met een gemiddelde leeftijd van 5 jaar. Er zaten 64 kinderen in de controlegroep, 62 kinderen in de halfjaarlijkse natriumfluoride applicatiegroep en 64 kinderen in de halfjaarlijkse zilverdiaminefluoride applicatie groep. Na 18 maanden werd er een follow-up studie gedaan bij 155 kinderen.
Er werd een tand/oppervlaktestatus gemaakt waarbij er werd gekeken of de tand gezond, vervallen, ontbrekend of gevuld was. Daarnaast werd er ook een mondhygiëne status gemaakt waarbij er een plaquescore werd gemeten. Verder werden de aanwezigheid van voedselimpacties en approximale contactgebieden geregistreerd. Van de zijdelingse delen werden bitewings gemaakt en beoordeeld.
De gegevens van de controlegroep, de zilverdiaminefluoride groep en de natriumfluoride groep werden geanalyseerd met SPSS.

Resultaten

Ongeacht de interventie – fluorideapplicatie of niet – nam de ontwikkeling van cariës in elke groep toe. Er is geen verschil gevonden voor het basislijn approximale oppervlak maar de globale approximale ontwikkeling van cariës bij de follow-up waren respectievelijk 24,1%, 17,1% en 27,2% voor de controlegroep, natriumfluoride groep en zilverdiaminegroep. De natriumfluoride groep had het laagste percentage voor de ontwikkeling van cariës.

Conclusie

De resultaten van het onderzoek lieten geen significante verschillen zien in het voorkomen van approximale cariësontwikkeling tussen de 3 groepen na een follow up van 18 maanden. Er kan worden geconcludeerd dat fluoridevernis een matig effect had op het voorkomen van cariës bij kinderen. Bij kinderen met een hoog cariësrisico is het halfjaarlijks toedienen van fluoride dus onvoldoende om cariësontwikkeling te voorkomen.

Bron:
BMC Oral health

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Glimlach

Parodontologie-orthodontie-synergie kan de glimlachesthetiek verbeteren

De samenwerking tussen parodontologen en orthodontisten is belangrijk om de glimlach esthetiek te verbeteren.
De synergie tussen parodontologie en orthodontie is een uitstekend voorbeeld van het succes van multidisciplinaire benaderingen in de tandheelkunde, volgens Bruno de Carvalho tijdens de presentatie van de European Federation of Periodontology (EFP).

Bij esthetische tandheelkundige behandelingen zijn een correcte orthodontische en parodontale diagnose en een grondige analyse van de harde en zachte weefsels heel erg belangrijk om langetermijnresultaten te behalen.

Multidisciplinaire aanpak

Parodontitis heeft vaak esthetische gevolgen en daarom is een multidisciplinaire aanpak vereist. Het begrijpen van zowel de biologische basis van parodontale chirurgie als de basis van orthodontische bewegingen is belangrijk om goede esthetische resultaten te krijgen.

Orthodontische extrusie

Orthodontische geforceerde extrusie (OFE) is een orthodontische tandbeweging en kan een therapeutisch doel hebben. OFE is een tandbeweging in coronale richting om de tandpositie te wijzigen en/of veranderingen teweeg te brengen in het omliggende bot en weke delen.

Indicaties voor OFE

Veel voorkomende indicaties van orthodontische geforceerde extrusie zijn onder meer tractie van geimpacteerde tanden, blootstelling van tanden die structurele schade vertonen, behandeling van parodontale bot- en papillaire defecten en ontwikkeling van de implantatieplaats.

Tijd van actieve orthodontische extrusie

De totale tijd van actieve orthodontische extrusie wordt voornamelijk beïnvloed door het toegepaste klinische protocol, de hoeveelheid gewenste tandextrusie en wortel morfologie.
In de presentatie werden drie verschillende klinische protocollen gedefinieerd, namelijk:
– OFE met circumferentiële supracrestale fiberotomie (CSF) of intermediaire tandstabilisatie (ITS)
– OFE zonder CSF of ITS
– OFE zonder CSF en met ITS

Mucogingivale chirurgie

Mucogingivale chirurgie kan helpen om de esthetiek van de glimlach te herstellen en om de ondersteuning van de tanden te verbeteren. Zowel klassieke en nieuwe technieken kunnen worden gebruikt in situaties van een vergevorderde recessie. Interdisciplinaire behandelingen kunnen worden uitgevoerd om complexe recessies te behandelen.

Nieuw interdisciplinair protocol

In de presentatie is een nieuw interdisciplinair protocol voor de behandeling van klasse 3/RT2-recessies in de voortanden van parodontale patiënten getoond. Dit innovatieve protocol bestaat uit het uitvoeren van mucogingivale chirurgie met een tunnelbindweefseltransplantaat tijdens orthodontische tandbeweging. De wortel wordt niet alleen buccaal, maar ook mesiaal en distaal bedekt.

Via deze link kan de gehele samenvatting van de presentatie van de EFP worden bekeken

Lees meer over: Orthodontie, Parodontologie, Thema A-Z
ergonomie - rugpijn

Ergonomie in de mondzorg: sociaal-organisatorisch, fysiek en cognitief

Ergonomie in de tandheelkunde wordt vaak geassocieerd met rug-, nek- en schouderpijn maar dit is breder. Ergonomie heeft als doel alle factoren die een rol spelen bij activiteiten of omstandigheden te optimaliseren om een zo goed mogelijk resultaat te krijgen met zo min mogelijk vermoeidheid of gezondheidsschade.

Tandheelkundige ergonomie betekent dus ‘alle factoren die zorgen voor een efficiënte en effectieve behandeling optimaliseren zonder dat het tandheelkundige team en de patiënt gezondheidsschade oplopen’. De International Ergonomics Association (IEA) heeft ergonomie onderverdeeld in drie categorieën; sociaal-organisatorische ergonomie, fysieke ergonomie en cognitieve ergonomie.

Sociaal-organisatorische ergonomie

Sociaal-organisatorische ergonomie is de categorie waarin goed organiseren en samenwerken centraal staat. Het doel is om een goede studie- en behandelingsprestatie te bieden en tegelijkertijd eigen gezondheid en welzijn te bevorderen. Dit kan worden bereikt door samen te werken, vertrouwde patiëntcommunicatie en juiste tijdmanagement.

Fysieke ergonomie

Om succesvolle en onschadelijke patiëntbehandelingen uit te voeren is het essentieel om een goede werktechniek aan te leren. Het is hierbij belangrijk om de betreffende behandeling mentaal te visualiseren door bijvoorbeeld de avond voordat je gaat slapen de aankomende behandeling als een videoclip in je hoofd af te spelen, zodat je deze de volgende dag op precies dezelfde manier kunt uitvoeren. Om comfortabel te werken zijn onze handen, nauwkeurige oog-handcoördinatie, kwaliteit van het gezichtsvermogen en een symmetrisch rechtopstaande werkhouding belangrijk. Het is dus van belang om lichaamsbelasting door een verkeerde werkhouding te vermijden en een gezonde werkhouding aan te nemen. Het kan hierbij helpen om bewust te worden van je eigen houding, niet alleen tijdens een behandeling maar ook in de collegezaal, tijdens TV kijken of aan de ontbijttafel, om houdingsstoornissen te voorkomen.

Cognitieve of mentale ergonomie

Cognitieve of mentale ergonomie houdt zich bezig met informatieverwerking in de hersenen, waarnemingen, geheugen, de verantwoording, beheersing van psychomotorische handelingen en het omgaan met een aanvaardbare werkdruk. Zelfvertrouwen is hierbij belangrijk om een hoge psychologische belasting te voorkomen, een goede werksfeer op te bouwen en rust en aandacht te hebben tijdens de behandeling.

Tips voor een goede ergonomie

  • Doe regelmatig ontspanningsoefeningen voor de houdingsspieren die tijdens de behandeling worden aangespannen.
  • Maak als behandelteam duidelijke afspraken.
  • Begin elke behandeling met het juist instellen van de patiënt zodat u rechtop kunt zitten.
  • Laat degene waar u mee samenwerkt u op de schouder tikken als u een verkeerde werkhouding aanneemt.

Samengevat

Tandheelkundige ergonomie is niet alleen het aannemen van een goede werkhouding maar het heeft als doel om met het team in goede gezondheid en persoonlijke voldoening goede diensten te kunnen leveren. De praktijkorganisatie en bedrijfsvoering zijn hierbij ook belangrijk.

Bron:
Quintessence-publishing

 

 

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z
Mondhygieniste en clown in een 400

Een mondhygiëniste en clown in één

Een rode neus of clownskleding draagt ze misschien niet tijdens haar werk als mondhygiënist, maar de technieken die ze heeft geleerd als contactclown past ze zeer zeker wel toe. Baukje de Jong is een zelfstandige mondhygiëniste, die daarnaast aan de slag gaat als contactclown.

Waarom ben je contact clown geworden? En hoe?

Tijdens mijn werk als mobiele mondhygiënist in een zorginstelling kwam ik in contact met Mimakker Joris, een clown die onder anderen met mensen met dementie werkt. De manier waarop hij met de bewoners aan het werk was sprak mij erg aan. Nadat hij meer over zijn werk had verteld leek dit mij wel het onderzoeken waard.

In deze periode kwam ik een collega-mondhygiënist tegen die ook een opleiding tot contactclown had gedaan. Via haar heb ik een opleiding in het noorden van Nederland gevonden. Een uitkomst, omdat de opleiding tot Mimakker voor mij eigenlijk te ver weg was.

Ik ben begonnen met een aantal introductiedagen. Een opleiding tot contactclown bestaat uit verschillende onderdelen. Ik heb inmiddels de eerste 2 delen van de opleiding afgerond. Nu de basis er is, kan ik mij meer verdiepen in specifieke groepen, zoals mensen met dementie of GGZ-patiënten.

Hoe combineer je dat met je werk als mondhygiënist?

Ik ben aangesloten bij de stichting Dichterbij Clown. Via deze stichting kunnen particulieren of zorginstellingen contactclowns inhuren. Zodra er een aanvraag is, wordt deze onder de leden verspreid. Ik bekijk per keer of het qua afstand en tijd mogelijk is om mee te spelen. Als zelfstandig mondhygiënist kan ik mijn eigen agenda plannen, wat in dit geval wel een voordeel is.

Gebruik je jouw ervaringen/technieken als contactclown ook in jouw werk als mondhygiëniste en andersom?

We kennen allemaal wel die patiënten waarbij je in de wachtkamer al ziet dat het niet goed gaat of dat ze er juist wel zin in hebben. Maar je bent zelf natuurlijk ook een belangrijke schakel. Als je zelf niet fit bent of er geen zin in hebt, straal je dat onbewust ook uit.

Tijdens de opleiding tot contactclown leer je op verschillende manieren richting te geven aan je eigen emoties. En daarna hoe je in kunt spelen op de emoties van degene waar je voor speelt. Daarvoor gebruik je ook je attributen en je clownsoutfit inclusief de rode neus.

Tijdens mijn werk als mondhygiënist heb ik gewoon mijn eigen werkkleren aan. Ik kan deze kennis ook zonder rode neus toepassen en dat doe ik tijdens mijn werk vaak onbewust. Als mobiele mondhygiënist heb ik regelmatig patiënten met dementie. Met op ooghoogte praten met de patiënt of een oprechte vraag over bijvoorbeeld het ontbijt of een activiteit kun je samen een “moment” beleven. Dit “moment” kan per persoon verschillen.

Werkt het om deze technieken toe te passen?

Het toepassen van de contactclown kennis werkt voor mij. Zeker als de zorgmedewerkers aangeven dat een cliënt zich niet in de mond wil laten kijken, is het de uitdaging om het wel voor elkaar te krijgen. Over het algemeen wordt het simpeler en ook leuker om te behandelen.

Raad je je mede mondhygiënisten dit ook aan om te gaan doen?

Ik denk dat het altijd goed is om jezelf door te ontwikkelen als mondhygiënist. Dit doe je vooral op vaktechnisch gebied. Er zitten zeker onderdelen in de opleiding tot contactclown waar je als mondhygiënist voordeel van kunt hebben bij patiënten. Het is echter wel een opleiding waar je jezelf en je eigen emoties onder ogen moet komen. Als je dit wilt kan het zeker een mooie aanvulling zijn.

Baukje de Jong, Mondhygiënist Te Plak

 

Lees meer over: Interview, Kennis, Mondhygiëne, Opinie, Thema A-Z
Welvarende tandarts

Nieuw boek: De welvarende tandarts – dé succes mindset voor de tandheelkundig professional

Onlangs lanceerde tandarts Merel Kooning haar boek De welvarende tandarts. “Vakinhoudelijk leren we een hoop op de universiteit, maar dan komt het….Hoe ga je met je ambities om? Wat leer je over het omgaan met patiënten en collega’s? Hoe ga je om met werkdruk, wet- en regelgeving en meer van dit soort vragen?”

“Afgelopen jaar heb ik als tandarts een boek geschreven voor tandartsen en professionals in de tandheelkunde. Ongeveer 1 jaar geleden realiseerde ik me dat ik nog meer uit mijn leven en mijn tandartscarrière wilde halen. Een van mijn waarden is namelijk ambitie. Voor de buitenwereld heb ik alles gecreëerd, maar van binnen voelde ik nog meer potentie”, zegt Merel.

“Ik besloot om een tweede praktijk op te bouwen én een boek te schrijven als ode aan mijn branche – de Tandheelkunde. Dat werden 2 van mijn doelstellingen. Mijn vak als tandarts heeft me zoveel gebracht en dat is nog steeds zo. Daar ben ik ongelooflijk dankbaar voor!

Verdieping

De helft van mijn leven oefen ik dit ambacht met veel plezier en voldoening uit, maar vorig jaar merkte ik tóch dat ik op de een of andere manier nog meer verdieping zocht. Zo voelde ik een groot verlangen om, naast het helpen van mijn patiënten, mijn kennis en ervaringen te delen. Waarom is de ene tandarts gelukkig en succesvol terwijl het vak voor de ander een hele opgave is?

Mindset

Ik ontdekte tijdens deze reis dat ‘mindset’ in dit vakgebied zo ontzettend fundamenteel is, maar dat daar voor deze doelgroep bijzonder weinig over geschreven is. Dit bracht me op de het idee om als boektitel te kiezen:  ‘De welvarende tandarts’ met als ondertitel – dé succes mindset voor de tandheelkundig professional.

Vakinhoudelijk leren we uiteraard een hoop op de universiteit, maar dan komt het….Hoe ga je met je ambities om? Wat leer je over het omgaan met je patiënten en met collega’s? Hoe ga je om met de werkdruk, met wet- en regelgeving? Wat als een behandeling niet gaat zoals jij wilt? En zo zijn er nog legio vragen die pas aan bod komen als je er middenin zit.

Dit boek is bedoeld voor al mijn collega’s in de tandheelkundebranche die nog meer ambitie hebben.”

Bestellen boek kan via: praktijkmerelkooning.nl

 

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
experiment met taakherschikking

Ruim 1.000 mondhygiënisten met tijdelijke zelfstandige bevoegdheid

Per 1 juli zijn er ruim 1.000 mondhygiënisten geregistreerd in het BIG-register voor het experiment voor tijdelijke zelfstandige bevoegdheid.
“Mondhygiënisten laten zien dat ze het belang van de preventieve mondzorg en het belang van de patiënt scherp in het vizier hebben en zijn enthousiast over deelname aan het experiment”, aldus Manon van Splunter-Schneider, voorzitter van NVM-mondhygiënisten.

“Mondhygiënisten spelen een essentiële rol als het preventie in de mondzorg betreft. Door taken in de mondzorg te herschikken kunnen tandartsen de complexe zorg verlenen en mondhygiënisten de focus nog meer op preventie leggen.”

Experiment voor 5 jaar

Het experiment ‘Zelfstandige bevoegdheid Mondhygiënist startte op 1 juli 2020 voor een periode van 5 jaar. Gedurende het experiment mogen mondhygiënisten die aan het experiment deelnemen zonder tussenkomst van een tandarts primaire caviteiten boren, verdoving toedienen en röntgenfoto’s maken. Ook is het tuchtrecht van toepassing voor deze groep mondhygiënisten. “Gedurende het experiment heeft de tuchtcommissie nog geen enkele zaak in behandelingen hoeven nemen”, zegt NVM-Mondhygiënisten.

Evaluatie medio 2024

Als het experiment succesvol wordt beoordeeld, dan zal de tijdelijke zelfstandige bevoegdheid worden omgezet als definitief. De geregistreerde mondhygiënist wordt dan opgenomen onder artikel 3 van de Wet BIG. Medio 2024 wordt de evaluatie van het experiment verwacht.

Bronnen:
Big-Register
NVM-Mondhygiënisten

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z
Hypnose in de tandartsstoel

Overzichtsstudie: Hypnose kan tandpijn verlichten

Kan hypnose een alternatief zijn voor medicatie om acute tandpijn te verlichten? Hoewel er slechts enkele tientallen onderzoeken over dit onderwerp zijn, zijn de resultaten veelbelovend dat hypnose kan helpen bij het verlichten van tandpijn. Dat blijkt uit een systematische review die op 16 juni in Journal of Dentistry is gepubliceerd.

Tandartsen streven ernaar om hun patiënten een veilige, effectieve en pijnloze behandeling te bieden. Acute pijnverlichting is daarbij van vitaal belang. Lokale anesthetica en analgetica worden vaak gebruikt voor acute pijnbestrijding. Dit heeft zo zijn keerzijden, zoals allergieën, intoleranties en reacties. Voor sommige patiënten zijn daarom alternatieven nodig.

Volgens Anuschka Erin Merz zijn er aanwijzingen dat hypnose zo’n alternatief kan bieden: “Hypnose biedt een mogelijk alternatief voor conventionele pijnstillers die relatief gemakkelijk kunnen worden gebruikt door een getrainde beoefenaar”. Met haar onderzoek promoveerde Merz aan de Universiteit van Bern onder begeleiding van dr. Thomas Gerhard Wolf en prof. dr. Guglielmo Giuseppe Campus – tevens medeauteurs van het onderzoek dat gepubliceerd is in Journal of Dentistry.

Onderzoek naar hypnose

Eerder onderzoek heeft aangetoond dat hypnose positieve effecten heeft op de behandeling en een significante vermindering van intra- en postoperatieve pijn. De term “hypnose” wordt vaak gebruikt om verschillende hypnosetechnieken te beschrijven die resulteren in een staat van gerichte aandacht en concentratie. Hypnose kan uit drie componenten bestaan: absorptie, dissociatie en suggestibiliteit.

Hypnose kan worden gebruikt als adjuvans bij lokale anesthesie en om de effectiviteit van andere pijnstillende technieken te vergroten. Het is het onderwerp geweest van meer dan een dozijn klinische onderzoeken, die de focus waren van de nieuwe systematische review en meta-analyse.

Minder pijn

Vijf elektronische databases werden gescreend op studies die tussen 1989 en 2021 zijn gepubliceerd. In totaal zijn 27 papers in de studie opgenomen en is een meta-analyse uitgevoerd.

Hoewel er slechts een klein aantal onderzoeken was, ondersteunde het bewijs de positieve effecten van hypnose op de verlichting van acute tandpijn. Hypnose verminderde intra-operatieve en postoperatieve pijn en verminderde het aantal analgetica dat nodig is bij tandheelkundige procedures zoals tandextracties, aldus de auteurs.

De opgenomen studies gebruikten een verscheidenheid aan technieken om hypnose en ontspanning op te wekken. Met name patiënten die gemakkelijker te hypnotiseren waren, reageerden over het algemeen beter op hypnose.

Verder onderzoek nodig

Ondanks de veelbelovende resultaten dringen de auteurs van het onderzoek erop aan dat verder onderzoek nodig is. Hypnose biedt een mogelijk alternatief voor conventionele pijnstillers en kan gemakkelijk worden geïnduceerd door een getrainde beoefenaar, merken de auteurs op.

“Van hypnose is gemeld dat het de intra-operatieve en postoperatieve pijn vermindert, evenals het gebruik van pijnstillers bij verschillende tandheelkundige procedures zoals het trekken van tanden”, schrijven de auteurs van het onderzoek.

Bron:
Journal of Dentistry

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Ketenvorming

Ketenvorming in de mondzorg: een overzicht

Er zijn steeds meer investeringsmaatschappijen actief in de zorgsector, waarbij de mondzorg het grootste segment vormt. Dit blijkt uit de Zorg samenwerkingsmonitor van JBR, een internationaal managementadviesbureau. Zij gaven een overzicht van de ketenvorming in de mondzorg.

Grootste ketens

Op dit moment zijn TopMondzorg en Colosseum Dental de grootste ketens in de mondzorg. Onder TopMondzorg vallen Dental Clinics, TopOrtho, Proclin, MondzorgPlus, Omnios, MKA groep, Gerident, Excent Tandtechniek, Mondzorgplus en Pro-Da.

Klinieken per investeringsmaatschappij

TopMondzorg en Dental Clinics vallen beide onder investeringsmaatschappij Nordic Capital. Nordic Capital is daarmee de grootste en heeft meer dan 100 klinieken. Colloseum Dental valt onder Jacobs Holding en bezit ook meer dan 100 klinieken. Het platform Ortho Center – op de derde plek in de lijst met meeste aantal klinieken in Nederland – heeft een zelfstandige eigenaar en heeft 52 klinieken.

Overnames

Investeerder Nordic Capital heeft met 64 overnames de meeste overnames gedaan over de periode 2019 tot en met 2022. Fresh tandartsen staat op plek 2 met 32 overnames van 2019 t/m 2022. Puur mondzorg staat met 21 overnames in deze periode op plek 3.

Transacties in de mondzorg

De eigenaar van TopMondzorg is investeerder Nordic Capital. TopMondzorg heeft in 2022 de meeste transacties bewerkstelligd, namelijk 14 transacties. Prima Dental Alliance en Tandarts Today hebben beide 9 transacties verricht in 2022. Andere bedrijven die in de top 10 van de meeste mondzorgtransacties tussen 2019 en 2022 staan zijn Fresh Tandartsen, PUUR Mondzorg, Denteam, Prime Dental Alliance, Mondzorggilde, Curaeos en Dutch Dental Group.

Samengevatte lijst van investeerders

Onderstaande lijst is een overzicht van de huidige mondzorgplatformen, bijbehorende investeerders, aantal klinieken en overnames van 2019 t/m 2022.

  • TopMondzorg en Dental Clinics – Nordic Capital (100+ klinieken en 64 overnames)
  • Colloseum Dental – Jacobs Holding (100+ klinieken en 15 overnames)
  • Ortho center – zelfstandige eigenaar (52 klinieken en 7 overnames)
  • FreshTandartsen – Livingbridge (39 klinieken en 32 overnames)
  • Prime Dental Alliance – Certitudo Capital (30+ klinieken en 17 overnames)
  • Denteam – G Square Capital (28 klinieken en 19 overnames)
  • Tandarts Today – Glide Healthcare (25 klinieken en 16 overnames)
  • De tandartsengroep – HC Partners (20 klinieken en 13 overnames)
  • Mondzorggilde – Zelfstandige eigenaar (19 klinieken en 15 overnames)
  • Puur Mondzorg – 5CS Partners – (15 klinieken en 21 overnames)
  • Gaev Dental – Zelfstandige eigenaar (10 klinieken en 8 overnames)
  • Lassus Tandartsen – Zelfstandige eigenaar (6 klinieken en 4 overnames)
  • Clinias Dental Group – Bencis Capital Partners (3 klinieken en 5 overnames)

Lees het hele rapport: JBR Zorgsamenwerkingsmonitor

Update artikel:
Atlas Dental Care heeft momenteel 22 praktijken volgens hun website, dit gaat volgens de keten in september 2023 naar 25 praktijken.

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
De-evolutionaire-betekenis-van-een-kus

De evolutionaire betekenis van een kus

Onderzoek suggereert dat kussen een bredere evolutionaire betekenis kan hebben dan sociale en romantische implicaties. Het artikel is gepubliceerd in het Journal of the American Dental Association.

Sinds de vroege ontwikkeling van mensachtigen zijn intimiteit en fysieke aanraking belangrijk geweest voor sociale en gezondheidsdoeleinden. Bonobo’s, prairiehonden en zelfs sommige mieren houden zich bezig met kussen.

“De ontdekking van kussen bij een aantal soorten suggereert dat het de uitwisseling van informatie vergemakkelijkt die cruciaal is voor het navigeren door de interacties van sociale groepen”, aldus Dr. Tim Wright van de Universiteit van North Carolina.

Intimiteit

Zoenen en eten delen signaleert intimiteit. Bovendien nemen de cortisolspiegels in het menselijk speeksel toe met stress, en dierstudies suggereren dat speeksel signalen voor socioseksuele partnerselectie uitbreidt. Hoewel er culturele en maatschappelijke verschillen zijn in intimiteit, is interpersoonlijke fysieke aanraking overal ter wereld sociaal belangrijk.

Recent onderzoek heeft mechanismen onderzocht waarin kinderen leren hoe de mensen om hen heen zich tot elkaar verhouden. Onderzoekers evalueerden hoe baby’s en peuters conclusies trekken over de aard van relaties, zoals die gedeeld worden door familieleden.

Binnen het onderzoek werden ‘stevige’ relaties gekenmerkt door sterke gehechtheidsniveaus, wederzijdse responsiviteit en verplichtingen. Onderzoeksresultaten gaven aan dat baby’s en peuters concluderen dat mensen die speeksel delen door voedsel te delen of te kussen, ‘stevige’ relaties hebben.

Van nauw sociaal contact tussen mensen was bekend dat het in verband werd gebracht met de overdracht van ziekten, zelfs vóór de ontdekking van ziekteverwekkende pathogenen. Het beperken van fysiek contact tot alleen hechte relaties kan zijn voortgekomen uit de noodzaak om de overdracht van ziekten te minimaliseren.

Implicaties voor de mondgezondheid bij het kussen van baby’s en peuters

Sinds 1960 zijn er miljoenen dollars aan onderzoek besteed aan cariës-interventies. Een verscheidenheid aan benaderingen voor een cariësvaccin en pogingen om verticale overdracht te voorkomen zijn overwogen. Er werden mondgezondheidsaanbevelingen gedaan om de overdracht van orale microbiota tussen zorgverleners en zuigelingen te voorkomen. Advies was onder meer om geen eten te delen met baby’s of ze op de mond te kussen.

Kinderen erven aanvankelijk een groot deel van hun microbiota van hun biologische moeders en verzorgers, inclusief hun orale microbiota. Naarmate hun sociale en ecologische contacten zich ontwikkelen, krijgen ze nieuwe blootstellingen en verandert hun microbiota.

Er wordt voortdurend onderzoek gedaan om meer inzicht te krijgen in het menselijk microbioom.

“Onze kennis van het menselijke microbioom, hoe het wordt overgedragen en verworven, en de vele complexe interacties en relaties tussen mensen en onze samenwonende micro-organismen blijft rudimentair”, volgens Wright.

Veiligheid

Is het veilig om eten te delen met baby’s en peuters en ze te kussen? Het antwoord is niet eenvoudig. Ziekteverwekkers en ziekten kunnen zich verspreiden door nauw lichamelijk contact en uitwisseling van lichaamsvloeistoffen, zoals speeksel. Pasgeborenen met een onvolgroeid immuunsysteem moeten worden beschermd, omdat infecties dodelijk kunnen zijn. Aandoeningen zoals mononucleosis kunnen via speeksel worden overgedragen, en men denkt dat mononucleosis mogelijk bij kinderen wordt overgedragen via het delen van voedsel en gebruiksvoorwerpen.

Er is geen duidelijk bewijs dat het delen van voedsel en gebruiksvoorwerpen infecties overdraagt die tot cariës leiden. Cariës wordt in verband gebracht met de consumptie van fermenteerbare koolhydraten en orale dysbiose. Het wordt niet verspreid via de overdracht van specifieke microben zoals bij andere infectieziekten. Ouders die hun kinderen kussen, helpen bij het opbouwen van hun ‘stevige’ relatie met hun kind en sturen kritische psychosociale boodschappen van genegenheid en binding.

“We weten wel dat de consumptie van geraffineerde koolhydraten wordt geassocieerd met de ontwikkeling van cariës, dus misschien zorgt het geven van de kus en niet de suiker en snoep voor zowel een gezondere als een gelukkiger relatie”, concludeerde Wright.

Bron:
Journal of the American Dental Association

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
dossier - onderzoek

Afstudeeronderzoek: Kan de Simba inzicht geven in ontsteking van de gingiva?

TNO heeft een lichtapparaat ontwikkeld genaamd Simba. Het apparaat kan met behulp van fotonica techniek verandering in weefsel meten. Enes Ercan en Julia Johannink deden een pilotonderzoek naar het gebruik van de Simba en welke waarden van ontsteking in kaart kunnen worden gebracht.

Doel

Het nieuwe apparaat van TNO is nog niet eerder toegepast in de praktijk, waardoor er nog geen gegevens beschikbaar zijn over ontstekingswaarden van de gingiva en hoe het apparaat het beste gebruikt kan worden.

Doel van het onderzoek was om een werkvoorschrift te maken voor de Simba en om te kijken welke waarden bij wel / geen bloeding het apparaat meet bij de vier parameters: saturatie, bloedvolume, bilirubine en vaatdiameter.

Materiaal en methode

Dit pre-experimenteel onderzoek bestond uit 12 deelnemers met in totaal 621 sites. Er werd gebruik gemaakt van een doelgerichte selecte steekproef. Gezonde studenten (N=7), gingivitis (N=3) en parodontitis (N=2). Er werd op twee manieren materiaal verzameld. Allereerst om het werkvoorschrift te kunnen schrijven en daarna volgens het werkvoorschrift metingen te kunnen uitvoeren bij een onderzoekspopulatie. Voor het werkvoorschrift zijn er oefensessies geweest om te leren werken met het apparaat waarbij de opdrachtgever en de onderzoekers zelf proefpersonen waren. Hierbij is getest hoe de positie, plaatsing, meetvolgorde en het gebruik van het apparaat volgens de WIP-richtlijnen mogelijk was. De meetinstrumenten waren de BOMP en de Simba. De meetmomenten vonden plaats op de HU-klinieken van de Hogeschool Utrecht. De deelnemers werden eenmalig gemeten (T=0). De metingen zijn door één onderzoeker uitgevoerd en door één onderzoeker geobserveerd. Voor de data-analyse werd er gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek van gemiddelden en percentages. De analyse van het onderzoek zijn verwerkt in het programma Exel.

Resultaten

Het werkvoorschrift werd getest bij zeven proefpersonen voordat het werd ingezet tijdens de klinische onderzoek metingen. Het werkvoorschrift benadrukt het belang van kalibratie, positie, plaatsing, druk, meetvolgorde en efficiënte gebruik volgens de WIP-richtlijnen. Gemiddelde saturatie StO2 was 68,5% (SD 10,4) en 72.5% (SD 12,6) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde bloedvolume was 0,97% (SD 1.66) en 0,92% (SD 1.15) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde hoeveelheid bilirubine was 14,77µm (SD 13,18) en 16,10µm (SD 10,30) bij geen en wel bloeding. Gemiddelde vaatdiameter was 0,02mm (SD 0,02) en 0,01 mm (SD 0,02) bij geen en wel bloeding.

Klik hier voor een vergrote versie van de poster

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat de Simba op een efficiënte manier gebruikt kan worden met behulp van het opgestelde meetprotocol met werkvoorschrift. Daarnaast geven de metingen goede/logische fits en kan het apparaat verschillende parameters meten die inzicht geven op de gradatie van ontsteking. De uitkomsten voor alle parameters behalve saturatie bieden een logische uitkomst. Anderzijds is er nog geen waarde vast te stellen voor een gezonde gingiva, gingivitis en parodontitis, hiervoor moet nog meer onderzoek uitgevoerd worden.

Afstudeeronderzoek | poster door:
Enes Ercan en Julia Johannink, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere afstudeerprojecten van studenten Mondzorgkunde

Deze afstudeerprojecten werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de onderzoeken die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Hoe kunnen we het wortelkanaal veilig en efficiënt irrigeren?

Hoe kunnen we het wortelkanaal veilig en efficiënt irrigeren?

Irrigatie is een fundamentele stap in het reinigen van het wortelkanaal. We hebben vele spoelvloeistoffen en irrigatie technieken tot onze beschikking. De vraag is wanneer we wat het best kunnen toepassen. Prof. dr. Luc van der Sluis bespreekt – aan de hand van een update van de literatuur – een zo effectief mogelijk irrigatieprotocol.

De cijfers op een rij

In Nederland worden in de algemene praktijk dagelijks 2.000 endo’s uitgevoerd ter waarde van €500.000. Uit een onderzoek van de Michiel de Cleen uit 1993 blijkt dat er bij 40% van de endodontisch behandelde elementen (nog) sprake is van een parodontitis apicalis en dat er bij 50% geen goede kanaalvulling aanwezig is.

In 2011 is het onderzoek herhaald en de percentages waren vergelijkbaar. Hierbij moet er rekening mee gehouden worden dat de daadwerkelijke succespercentages nog lager liggen, aangezien röntgenfoto’s niet alle zwartingen aan de apex tonen.

Internationaal varieert het succespercentage van de wortelkanaalbehandeling tussen de 30-90%, waarbij de genezing van een parodontitis apicalis gezien wordt als succes. In de afgelopen 40 jaar bleef dit percentage gelijk ondanks technologische verbeteringen. De meeste onderzoeken naar succespercentages worden uitgevoerd in een gecontroleerde omgeving (de universiteit) en niet in de algemene praktijk. Het overlevingspercentage van endodontisch behandelde elementen ligt veel hoger: rond de 90%. Deze elementen functioneren nog en zijn ook symptoomvrij. Dit percentage is vergelijkbaar met het overlevingspercentage van implantaten.

Weinig wetenschappelijke onderbouwing voor behandelprotocollen

Uit het rapport van de gezondheidsraad blijkt dat de wetenschappelijke basis waarop onze klinische behandeling gebaseerd zijn, is helaas niet zo groot is. Er zijn weinig langlopende klinische studies, omdat deze lastig uit te voeren zijn. Om meer gegevens uit de praktijk te verzamelen voor onderzoek zijn de universiteiten bezig om een ‘practice based research netwerk’ op te zetten. Hierbij sluiten praktijken zich aan bij universiteiten en worden de gegevens uit de praktijk door de universiteit geanalyseerd. Dit kan ervoor zorgen dat de wetenschappelijke kwaliteit vergroot wordt.

Uit een Zweeds rapport uit 2010 blijkt dat er wetenschappelijk gezien weinig bekend is over de endontologie en de genezing van parodontitis apicalis. Zo blijkt er weinig aantoonbaar verschil te zijn tussen verschillende manieren van het desinfecteren en irrigeren van het kanaal. De NVvE heeft dit onderzoek over gedaan en komt tot dezelfde conclusie: er is te weinig wetenschappelijke onderbouwing voor onze behandelprotocollen.

Uit de aanwezige randomized clinical trials blijkt dat er geen verschillen aantoonbaar zijn tussen de verschillende irrigaties- of preparatiesystemen, het wel of niet aanbrengen van calciumhydroxide of verschillende vultechnieken. Het belangrijkste is dat het wortelkanaal gevuld is.

Zonder deze data kunnen we geen goed wetenschappelijk onderbouw protocol hanteren. Daarom is het erg belangrijk om meer wetenschappelijke onderbouwing te verzamelen.

Verschillende (geactiveerde) irrigatiesystemen

Naast handirrigatie kan er gebruik gemaakt worden van aanvullende technieken om de irrigatie te activeren. Dit kan middels laser, ultrageluid of sonische irrigatie.

De technische effectiviteit van de verschillende systemen kunnen we in vitro controleren. Hierover hebben we veel informatie, maar dit is ook de enige informatiebron die we hebben. De klinische relevantie is lastig aan te tonen door het gebrek aan randomized clinical trials. Waarbij het ook nog lastig is om de verschillende laboratoriumstudies met elkaar te vergelijken,  doordat er verschillende modellen gebruikt worden. Daarnaast is ook de kosteneffectiviteit van belang.

Met de irrigatie van het wortelkanaal wil je ervoor zorgen dat de irrigatievloeistof gemixt wordt en dat er een hoge concentratie van het actieve spoelmiddel in het hele kanaal aanwezig is. Met het spoelmiddel willen het dentine debris, de smeerlaag en de biofilm verwijderen. Dit zit vaak tegen de wand van het kanaal aangeplakt.

Met de chemische effecten van het spoelmiddel kunnen we een deel hiervan oplossen en door de stroming van het spoelmiddel kunnen we het van de wand lostrekken en afvoeren. Hierbij lijkt cavitatie een steeds belangrijkere rol te spelen.

Doelstellingen van irrigatie

1. Opwekken van een stroom van irrigatievloeistof

Zodat de vloeistof zo veel mogelijk in contact is met het substraat en dit substraat zo goed mogelijk afgevoerd kan worden. Daarnaast zorgt de vloeistof voor een extra smeerfunctie van de instrumenten.

We willen dat de irrigatievloeistof het gehele kanaal irrigeert. Hierbij is de anatomie extra van belang. Vaak is er sprake van laterale kanalen of apicale delta’s. Het is extra lastig om alle plekken goed te bereiken. Daarnaast heeft 25% van de wortelkanalen een lange ovale vorm, welke lastiger goed te reinigen is, aangezien de vijlsystemen rond zijn.

Wat er precies afgevoerd moet worden, is afhankelijk van de diagnose. Bij een pulpitis (vitale pulpa) bestaat het substraat uit dentine debris, de smeerlaag, pulpaweefsel en vrij zwemmende micro-organismen. Er is hierbij nog geen biofilm aanwezig, waardoor het verwijderen vaak iets makkelijker is.

Bij een parodontitis apicalis is er sprake van geïnfecteerd dentine debris en smeerlaag en een biofilm.

Bij pulpititis is deel van de pulpa geïnfecteerd, een ander deel is ontstoken en vaak is er een deel nog vitaal. Bij parodontitis apicalis zitten er bacteriën in het hele kanaal en zitten er ook bacteriën in de tubuli.

Biofilm

Uit onderzoeken blijkt dat er meer dentine debris/smeerlaag aanwezig is dan we in eerste instantie dachten en dat er genoeg aandacht moet worden besteed aan de verwijdering hiervan. Daar waar de vijl het kanaal raakt, ontstaat een smeerlaag en dit wordt tegen de wortelkanaalwand aangeduwd en komt ook in de tubuli terecht. Bij een parodontitis apicalis wordt dus een geïnfecteerde plug van dentine debris in de tubuli gedrukt en deze moet ook weer verwijderd worden.

De biofilm is een samenklontering van micro-organismen die opgenomen zijn in een zelfgeproduceerde matrix waardoor ze lastiger te verwijderen zijn. De bacteriën in een biofilm werken met elkaar samen. Over de samenstelling van de biofilm in het wortelkanaal is nog heel weinig bekend.

De biofilm kun je op verschillende manieren verwijderen. Dit kan mechanisch: door de contact van de instrumenten met het wortelkanaal en ook door de stroming van het spoelmiddel. Daarnaast kan de biofilm chemisch verwijderd worden.

Uit recent onderzoek naar de biofilm blijkt dat de biofilm nooit compleet verwijderd kan worden en dat irresistant spots altijd aanwezig blijven. De biofilm groeit ook altijd weer terug. Het deel dat wel verwijderd wordt, wordt in twee lagen opgedeeld: een verweekt deel en een harde basale laag.

Het chemisch verwijderen van de biofilm zorgt er eerst voor dat de zachtere laag steeds groter wordt en hierdoor wordt biofilm makkelijker  te verwijderen. De onderste laag, de harde laag blijft achter en dit deel is niet of nauwelijks te verwijderen.

2. Opwekken van een mechanische stroom van irrigatievloeistof

Hierbij gaat het vooral om de kracht die opgewekt wordt. Deze kracht moet dusdanig zijn dat het substraat van de wand van het wortelkanaal losgetrokken kan worden.

Een belangrijk begrip hierbij is de cavitatie. Hierbij zijn er bellen aanwezig dit zorgen voor een vloeistofstroom.  Er zijn twee verschillende soorten:

  • Stabiele cavitatie: hierbij is een bel aanwezig die pulseert en hierdoor ontstaat rondom deze bel een vloeistofstroming
  • Transient cavitatie: hierbij ontstaan en groeien bellen heel snel, waarna ze inklappen. Bij dit inklappen komt er veel energie vrij en dit zorgt voor een vloeistofstroom. We noemen dit soort bellen hoog energetisch. Deze bellen ontstaan alleen bij irrigatie geactiveerd een ultra geluid of door een laser. Beide veroorzaken op een andere manier cavitatie.

Belangrijk om te beseffen is dat cavitatie niet altijd de effectiviteit vergroot. In sommige gevallen blokkeren de bellen die ontstaan juiste de vloeistofstroming en hebben ze en negatief effect. Te veel bellen kan ook de vloeistofstroming blokkeren.

Verschillende systemen om te irrigeren

  • Klassieke handirrigatie
  • Negatieve druk systemen
  • Activeren vloeistof middels gutta-percha point
  • Sonische activatie van de vloeistof
  • Ultrageluid
  • Laser tip

Handirrigatie

Hierbij is de soort naald die je gebruikt erg belangrijk. Een belangrijk verschil is of de naald een open einde heeft of niet. De naalden zonder open einde hebben als voordeel dat ze doorpersen kunnen voorkomen. Helaas hebben ze ook als effect dat naalden met een zijopening veel minder effectief kunnen spoelen. De verversing van de spoelvloeistof en de kracht op de wortelkanaalwand zijn minder dan bij de openeinde naalden.

Hoe breder het wortelkanaal is, hoe meer verversing optreedt. We hebben apicaal ruimte nodig om zo veel mogelijk hypochloriet in het kanaal te krijgen. De taper van het kanaal is hierbij minder belangrijk.

De flowrate speelt daarnaast ook een rol. Met een kleinere spuit kost het minder kracht om druk op te bouwen, maar deze moet wel vaak opnieuw gevuld worden.

Flexibele naalden zijn makkelijker in apicale deel van kanaal aan te brengen en kunnen er hiermee voor zorgen dat hier voldoende vloeistof komt.

Sonische irrigatie

Hierbij wordt hypochloriet in het kanaal aangebracht en vervolgens wordt een flexibele tip gebruikt om te activeren. De tip gaat heen en weer en hierdoor ontstaan bubbels en een laterale vloeistofstroom. Het zijn flexibele naalden die niet kunnen snijden in de kanaalwanden. De frequentie is lager dan bij ultrageluid en hierdoor is de effectiviteit ook lager.

Voorbeelden van dit systeem zijn de Eddy of de EndoAcitvator. Waarbij de Eddy een hogere frequentie heeft dan de EndoActivatir (6000kHz vs 2000kHz). In verschillende studies wordt de effectiviteit vergeleken en lijkt de Eddy beter uit de bus te komen.

Ultrageluid

Het kanaal wordt gevuld met hypochloriet en geactiveerd middels een ultrasone vijl. Hierdoor ontstaan veel bellen. Rondom de vijl ontstaat een oscillerende stroming. Dit is een continue stroom die ook tegen de kanaalwand aankomt. Door de continue activatie geeft deze vorm van irrigeren een soort vermoeidheid van de biofilm waardoor deze makkelijker te verwijderen is

Laser

Er zijn twee verschillende soorten lasers:

  • PIPS = Photon Initiated Photoacoustic Streaming
  • SWEEPS = Shock Wave Enhanced Emission Photoacoustic Streaming

Door de laserpuls onderstaat er een bel, deze implodeert en daardoor ontstaat er een stroming.

Er zijn verschillende soorten lasers en verschillende frequenties aan pulsen. Belangrijk is dat de lasertip niet helemaal het wortelkanaal in hoeft. De tip bij de ingang van het kanaal plaatsen is voldoende. Er ontstaan niet alleen bellen aan de tip, maar bellen door het hele kanaal heen worden geactiveerd. Er moet wel geprepareerd zijn om de stroming door het hele kanaal te laten gaan.

Een nieuw systeem is de Gentle wave. Dit wordt al gebruikt in de Verenigde Staten. Het idee hierbij is dat een kleine opening gemaakt wordt naar de pulpakamer. Via een tip wordt de vloeistof aangebracht en in die vloeistof ontstaat een hydrodynamische cavitatie. De vorming en implosie van microbellen zorgt voor een cavitatiewolk dat zich door de vloeistof in het element heen trekt. Het enige onderzoek dat hierover is, is uitgevoerd door de fabrikant van het apparaat, dus lastig om te beoordelen of dit betrouwbaar onderzoek is. Er zijn nog geen onafhankelijke klinische onderzoeken.

De kracht die uitgeoefend wordt op de kanaal wand is het hoogst bij ultrageluid en bij laser geactiveerde irrigatie. Bij een hoge flowrate komt de handactivatie ook goed uit onderzoeken, voor het verwijderen van de biofilm. In de laatste spoelfase (nadat het wortelkanaal volledig is vormgegeven) is een hoge flow effectief om resten biofilm te verwijderen. De activatie maakt veel los en vervolgens is een goede handirrigatie nodig om de resten af te voeren. Bij laterale kanalen is het ultra geluid een stuk effectiever dan handirrigatie.

Kromming van het kanaal heeft invloed op de activiteit van het systeem voor zowel ultrageluid als laser Het kan zinvol zijn om de ultrasone naald voor te buigen om op de juiste werklengte te komen.

3. Opwekken van een chemische effectiviteit van irrigatievloeistof

Natriumhypochloriet is nog de steeds het meest effectieve spoelmiddel. Hoe hoger het volume, hoe beter de effectiviteit. Veel spoelen is dus belangrijk. Hypochloriet is weinig effectief in het verwijderen van een celrijke biofilm (de onderste harde laag van de biofilm). In dit deel van de biofilm is EDTA een stuk effectiever. Daarnaast lost EDTA de anorganische smeerlaag op.

Het percentage hypochloriet heeft invloed op de belvorming. Bij een hoger percentage ontstaan meer bellen dan bij een lager percentage. De bellen zorgen ervoor dat er gas in de biofilm komt en dat hierdoor de biofilm van binnenuit kapot wordt gemaakt.

4. Opwekken van een stroom van irrigatievloeistof zonder door te persen

Doorpersen is een van de grootste angsten: een hypochloriet accident is erg vervelend. De daadwerkelijke oorzaak van doorpersen is lastig te achterhalen. Om de kans op doorpersen zo klein mogelijk te maken, gebruiken we een flexibele 30 gauge naald en moet er apicaal voldoende ruimte zijn om te spoelen. De naald moet niet vastlopen maar kunnen bewegen. Het heen en weer bewegen van de naald kan doorpersen voorkomen. Een negatieve druk systeem kan hierbij ook helpen.

Naar kosten effectiviteit van de verschillende spoelmethodes is geen onderzoek gedaan en daardoor lastig in te schatten. Wel blijkt dat handactivatie veruit het goedkoopst is en laser veruit het duurst en omdat er niet in klinische studies is aangetoond dat laser superieur is aan handirrigatie is er geen basis om te adviseren een laser te kopen. Met de huidige informatie lijkt het beste advies te zijn spoelen met handirrigatie en gebruik van de activatie systemen die al in de praktijk aanwezig zijn.

Protocollen

Bij de vitale pulpa kan een makkelijker protocol aangehouden worden omdat er geen biofilm in het wortelkanaal aanwezig is.

Hierdoor kunnen we smaller prepareren en eventueel iets minder ver naar apicaal toe, omdat het spoelmiddel niet helemaal tot aan het foramen hoeft te komen. We spoelen met NaOCl en EDTA.

Gebruik voor de handactivatie het liefst een open-einde naald en voor activatie wat er in de praktijk voorhanden is.

Bij de parodontitis apicalis wil je het spoelmiddel helemaal tot aan het foramen hebben omdat er biofilm in het gehele wortelkanaal aanwezig is. Hiervoor is minstens een apicale diameter van 35 nodig om goed apicaal te kunnen spoelen. Neem hiervoor  de tijd om goed op lengte te spoelen. We gebruiken wederom NaOCl en EDTA (als voorlaatste spoeling). Gebruik voor de handactivatie het liefst een open-einde naald en voor activatie wat er in de praktijk voorhanden is.

Prof. dr. Luc van der Sluis was sinds 1993 werkzaam als tandarts endodontoloog. Van 1993 tot 2010 was hij verbonden aan de afdeling Cariologie, Endodontologie en Kindertandheelkunde van het ACTA waar hij zich bezighield met onderwijs en onderzoek. Tot 2021 was Luc verbonden aan het  Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het UMC Groningen waaronder de laatste vier jaar als afdelingshoofd en was hij als onderzoeker verbonden aan het Kolff Instituut (Universiteit Groningen). Momenteel is Luc met emeritaat.

Verslag voor dental INFO, door tandarts Paulien Buijs, van de lezing van Luc van der Sluis tijdens het NVvE-congres De endo finish.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Nieuw onderzoek koppelt BMI aan tandverlies

Nieuw onderzoek koppelt BMI aan tandverlies

In een studie van zijn soort analyseerden onderzoekers de impact van obesitas op het aantal en de positie van resterende tanden per leeftijdsgroep. De studie die gepubliceerd is in PLOS One koppelt een toename van de body mass index (BMI) aan tandverlies.

Onderzoekers gebruikten een online database die gegevens van ziektekostenverzekeringen en gezondheidscontroles combineerde om gegevens te verzamelen van 234.000 deelnemers in de leeftijd van 20 tot 74 jaar. Ze onderzochten of roken de impact van obesitas op resterende tanden vergroot en of obesitas het risico voorspelt van tandverlies onafhankelijk van andere risicofactoren, waaronder diabetes en roken.

BMI en rookgedrag beïnvloeden tandverlies

Een toename van de BMI was volgens de bevindingen van het onderzoek geassocieerd met een afname van het aantal resterende tanden vanaf een jongere leeftijd. Bovendien werd obesitas geassocieerd met het verlies van resterende kiezen bij mensen ouder dan 30 jaar. De rookstatus had ook een invloed op het verlies van tanden.

“Het aantal resterende tanden nam af met toenemende BMI bij proefpersonen ouder dan 40”, schrijven de auteurs van het onderzoek, geleid door Mayu Hayashi van de onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling van Sunstar Inc. in Osaka, Japan. “Deze bevinding is consistent met eerdere onderzoeken die aantonen dat een hoge BMI en energie-inname geassocieerd zijn met een verminderd aantal resterende tanden bij vrouwen van 37-60 jaar, en dat BMI en obesitas geassocieerd zijn met tandverlies bij personen jonger dan 60 jaar. oud, ongeacht leeftijd of geslacht”.

Bevestiging van eerdere studies

Eerdere studies hebben ook aangetoond dat een hoge BMI geassocieerd is met de progressie van parodontitis. Verder is een verhoogde suikerinname positief geassocieerd met zowel gewichtstoename als de rotte, ontbrekende en gevulde tanden (DMFT) index, een epidemiologische index die de geschiedenis van tandcariës beschrijft.

De studies suggereren dat “de progressie van parodontitis en tandcariës het aantal resterende tanden in de populaties met ziekte zou kunnen verminderen en dat tandcariës het aantal resterende tanden in de populaties met obesitas zou kunnen verminderen”, schrijven de auteurs van het onderzoek.

Een hoger BMI betekent minder getrokken tanden

Uit de huidige studie blijkt dat een hoge BMI geassocieerd is met een groter aantal resterende tanden bij deelnemers van 20 tot 40 jaar. Tandextractie als gevolg van orthodontische behandeling komt vaak voor bij mensen tussen de 10 en 40 jaar wereldwijd, en mensen met obesitas hebben vaak een slechtere mondhygiëne gewoonten.

“Dus, jonge proefpersonen met obesitas hebben mogelijk minder tandextracties als gevolg van orthodontische behandelingen vanwege een slechter bewustzijn van tandheelkundig onderhoud”, schreven de auteurs van het onderzoek. “Daarom kan de lage prevalentie van tandextractie als gevolg van orthodontische behandeling bij personen met obesitas in hun jaren ’30 en ’40 de associatie verklaren tussen BMI en het aantal resterende tanden dat we in deze populatie hebben waargenomen.”

Maar wel meer tandverlies

Verder nam het percentage deelnemers met resterende tanden af met de leeftijd, met name bij deelnemers ouder dan 30 jaar. Bij zwaarlijvige proefpersonen wordt significant tandverlies vaker aangetroffen in het bovenkaakgebied dan in het onderkaakgebied.

“Omdat mensen met obesitas een hoger risico hebben op het ontwikkelen van progressieve parodontitis, kan occlusaal trauma de kiezen aanzienlijk hebben beïnvloed”, aldus de auteurs van het onderzoek.

Stoppen met roken helpt

De huidige studie bevestigt ook dat roken het risico op tandverlies bij zwaarlijvige personen verhoogt. Een recente studie wees uit dat personen die stopten met roken geen verhoogd risico hadden op tandverlies in vergelijking met personen zonder voorgeschiedenis van roken.

“Dit suggereert dat stoppen met roken belangrijk is voor het voorkomen van tandverlies bij mensen met obesitas”, schrijven de auteurs van het onderzoek.

Bron:
PLOS ONE

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Tand

Nieuwe chip voor op je tand ontwikkeld om speeksel te analyseren

Silicon Labs heeft een chip ontwikkeld die op tanden kan worden geplaatst om het speeksel te analyseren in de mond. Voor de makers van draagbare apparaten is het een voortdurende uitdaging om de technologie te miniaturiseren.

Hoe kleiner het apparaat, hoe beter het is voor de draagbaarheid. Maar dit gaat meestal ten koste van de levensduur van de batterij. Silicon Labs hoop dat de nieuwste chip, de xG27 SoC, klein en energiezuinig genoeg is om grote ideeën op te doen in de medische technologie.

Onderdelen van de chip

De xG27-chip bestaat uit de modellen BG27 en MG27 rondom een ARM cortex M33-processor. De BG27 richt zich op bluetooth en de MG27 ondersteunt Zigbee en andere protocollen. De xG27 SoC chips hebben een grootte variërend van 2 mm2 en 5 mm2.

Chip als speekseldiagnosesensor

De BG27 wordt momenteel gebruikt om een product te ontwikkelen, de speekseldiagnosesensor op tanden. De sensor is klein genoeg om op een kies te worden gelijmd om voortdurend het speeksel van de patiënt te controleren. Hierdoor zouden tandartsen en clinici in staat zijn om mogelijk op meer dan 1000 gezondheidsproblemen te testen. Lura Health beweert dat deze nieuwe gezondheidstechnologie klaar is met klinische proeven en zich momenteel voorbereidt op het ondergaan van het FDA-regelgevingsproces. Als alles goed gaat zou het product binnen 12-18 maanden op de markt kunnen komen.

Chip ook voor andere medische doeleindes

Silicon Labs geeft aan dat zijn chips ook potentiële kandidaten zijn voor andere medische doeleinden zoals continue glucosemonitors en hartfunctiemonitor.

Bron:
The Verge

 

 

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z