Zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling niet voor elke zzp-tandarts

Zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling niet voor elke zzp-tandarts

Tandartsen die voor een lange periode voor één opdrachtgever werken, geen eigen patiënten hebben, geen betekenisvolle investeringen doen en niet actief bezig zijn met de bedrijfsvoering, halen winst uit ‘overige werkzaamheden’ en niet uit een onderneming. De zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling is daarom voor hun niet van toepassing, zo heeft Rechtbank Gelderland bij een tandarts geoordeeld.

Niet eigen ondernemer
Bij de tandarts in kwestie zou er geen sprake zijn van winst uit onderneming. Voor dit oordeel werd meegenomen dat de tandarts uitsluitend voor één opdrachtgever werkte sinds 2007, waarbij zij haar volledige omzet genereerde. Ze had echter wel overeenkomsten met twee verschillende praktijken.

Geen patiëntenbestand
Alle patiënten waar de tandarts mee werkte waren cliënt van die ene opdrachtgever. De declaraties verliepen via de opdrachtgever en niet rechtstreeks aan de patiënten. Ze lijkt dan ook geen eigen patiëntenbestand te hebben. Het is tijdens het oordeel niet vastgesteld of de tandarts debiteurenrisico loopt.

Geen investeringen
De tandarts heeft geen enkele investeringen gedaan en heeft ook niet actief deelgenomen aan het uitbouwen van de praktijk. Ze heeft wel 55 procent van haar omzet overgelaten aan de praktijkhouder, waarmee ze deze investeringsmogelijkheden zou bieden, maar dat wordt in dit geval niet als voldoende gezien.

Geen betrokkenheid bij praktijk
Een ander bewijs dat de tandarts weinig bemoeienis heeft met de praktijk heeft blijkt uit het feit dat ze zich volledig afzijdig houdt van zaken die te maken hebben met personeelsbeleid en planning en organisatie. Daarnaast blijkt uit de beroepsaansprakelijkheidsverzekering dat de tandarts verantwoordelijk is voor haar eigen werkzaamheden. Ook al is de tandarts aangesloten bij klacht- en tuchtregelingen en zijn de behandelingsovereenkomsten en het risico van herstelwerkzaamheid afgesloten op eigen naam, maakt dit de tandarts nog geen volwaardige ondernemer. Dit zijn namelijk simpelweg bijkomstigheden van uitoefening van het beroep.

Daarnaast is het onvoldoende om door te gaan als ondernemer om geen inkomsten te hebben bij niet werken, en wel een eigen arbeidsongeschiktheidsverzekering en eigen pensioensregeling te hebben.

Het oordeel
Als conclusie van bovengenoemde redenen heeft Rechtbank Gelderland besloten dat de werkzaamheden van de tandarts vallen onder ‘overige werkzaamheden’ en niet onder ondernemerschap. Om die reden is de rechtbank er niet aan toegekomen om  het vraagstuk te beantwoorden of aan de voorwaarden voor het toepassen van de zelfstandigenaftrek en MKB-winstvrijstelling is voldaan.

Bron: Accountantweek

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er
quiz

Van VAR naar DBA in 10 vragen: de ‘quiz’

Sinds 1 mei dit jaar is de Verklaring Arbeidsrelaties (VAR) verleden tijd. De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA)  met haar modelcontracten is nu van kracht. Weet u wat dit inhoudt? Doe de ‘DBA-quiz’ om te peilen hoe het met úw kennis staat. In minder dan tien minuten hebt u inzicht in de belangrijkste vragen van deze nieuwe zzp-wetgeving. Met bij iedere vraag steeds een korte, toegankelijke uitleg van de achtergrond.

Meer dan drie opdrachtgevers? In hoeverre lijkt zo’n modelovereenkomst op de VAR? Wanneer deze voor te leggen aan de Belastingdienst? Is échte zekerheid vooraf mogelijk over al dan niet bestaan van een dienstbetrekking?

Door: Erik van Dam, kennismanagement en netwerken en Ferdy de Wijs, belastingadviseur, beiden VvAA

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er

Verbeterpunt: pas factureren na complete behandeling

Om te leren van ervaringen van andere mondzorgprofessionals belicht Petra van der Zwan van Invert Innovatie Management een verbeterpunt uit een praktijk. Wat ging er niet helemaal volgens plan, de wetten of regels en wat leren we hiervan? Het verbeterpunt: pas factureren na complete behandeling.

Situatieschets
Bij een patiënt moet volgens behandelplan een kroon geplaatst worden. Indien de patiënt tijdens een consult komt passen, blijkt deze niet goed en moet een nieuwe gemaakt worden. De patiënt geeft echter aan reeds de factuur voor de kroon te hebben ontvangen en vindt dit raar en vervelend.

Maatregel
Het voorval wordt in de volgende werkbespreking besproken. Er wordt nu afgesproken dat voor het factureren gecontroleerd wordt of de kroon reeds geplaatst is. Dit betekent dat het patiëntendossier goed moet worden ingevuld en daar worden alle medewerkers dan ook nogmaals op gewezen.

Petra van der Zwan

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
sparen

Verbeterpunt: pas factureren na complete behandeling

Om te leren van ervaringen van andere mondzorgprofessionals belicht Petra van der Zwan van Invert Innovatie Management een verbeterpunt uit een praktijk. Wat ging er niet helemaal volgens plan, de wetten of regels en wat leren we hiervan? Het verbeterpunt: pas factureren na complete behandeling.

Situatieschets
Bij een patiënt moet volgens behandelplan een kroon geplaatst worden. Indien de patiënt tijdens een consult komt passen, blijkt deze niet goed en moet een nieuwe gemaakt worden. De patiënt geeft echter aan reeds de factuur voor de kroon te hebben ontvangen en vindt dit raar en vervelend.

Maatregel
Het voorval wordt in de volgende werkbespreking besproken. Er wordt nu afgesproken dat voor het factureren gecontroleerd wordt of de kroon reeds geplaatst is. Dit betekent dat het patiëntendossier goed moet worden ingevuld en daar worden alle medewerkers dan ook nogmaals op gewezen.

Petra van der Zwan

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Belastingplan 2016 en 2017: de wijzigingen op een rij

In december is uiteindelijk het Belastingplan 2016 aangenomen door de Eerste Kamer en inmiddels ook in werking getreden. Alfa zet een aantal van de fiscale maatregelen per 1 januari 2016 en 2017 op een rij die voor uw mondzorgpraktijk of voor u in privé van belang kunnen zijn.

Het was niet eerder zo spannend rondom een Belastingplan. Op 21 december 2015 is uiteindelijk, na lang onderhandelen door staatssecretaris Wiebes, het Belastingplan 2016 aangenomen door de Eerste Kamer en inmiddels ook in werking getreden. Alfa zet een aantal van de fiscale maatregelen die per 1 januari 2016 is ingegaan en die voor uw tandarts/mondzorgpraktijk of voor u in privé van belang kunnen zijn, hierna op een rij. Ook schenken we kort aandacht aan enkele maatregelen uit het Belastingplan 2016 die in 2017 van kracht worden.

Verlaging tarieven inkomstenbelasting
De belastingtarieven (tot de AOW-leeftijd) in de tweede en derde schijf zijn verlaagd van 42% naar 40,4%. Daarnaast is de derde schijf met bijna € 9.000 verlengd. Het toptarief van 52% geldt nu vanaf een belastbaar inkomen in box 1 van € 66.421

Heffingskortingen
Heffingskortingen verminderen de te betalen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
De algemene heffingskorting bedraagt in 2016 maximaal € 2.242 en wordt bereikt bij een belastbaar inkomen in box 1 van € 19.922. Tussen de € 19.922 en € 66.417 vindt vervolgens een inkomensafhankelijk afbouw van de algemene heffingskorting plaats. Vanaf een belastbaar inkomen in box 1 van € 66.418 is de algemene heffingskorting nihil.

De arbeidskorting bedraagt in 2016 (tot de AOW-leeftijd) maximaal € 3.103 en wordt bereikt bij een arbeidsinkomen tussen € 19.758 en € 34.015. Vanaf een arbeidsinkomen van € 34.015 wordt de arbeidskorting vervolgens afgebouwd naarmate het inkomen toeneemt. Bij een arbeidsinkomen van meer dan € 111.590 is de arbeidskorting nihil.

Indien u werkt en een kind heeft dat jonger is dan 12 jaar kunt u recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Dit is het geval als u minder verdient dan uw partner (of alleenstaand bent) en een arbeidsinkomen van minimaal € 4.881 geniet of recht hebt op de zelfstandigenaftrek. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen is de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting (tot de AOW-leeftijd) in 2016 verhoogd met ruim € 600 tot € 2.769. Dit maximum wordt bereikt als u een arbeidsinkomen van € 33.000 of meer heeft.

Tip: als uw partner werkzaamheden voor uw praktijk verricht, laat dan beoordelen of haar arbeidsbeloning fiscaal (nog) optimaal is. Onder omstandigheden kan het zo zijn dat uw partner als gevolg van de heffingskortingen over een arbeidsbeloning van € 20.000 praktisch geen belasting betaalt! Natuurlijk moet de arbeidsbeloning van uw partner wel zakelijk zijn in relatie tot de aard en omvang van de verrichtte werkzaamheden.

Eigen woning
In 2016 bedraagt het tarief waartegen kosten met betrekking tot de eigen woning (o.a. hypotheekrente) kunnen worden afgetrokken maximaal 50,5%. Jaarlijks wordt het tarief voor de aftrek voor de eigen woning met 0,5% verminderd, totdat u de rente en kosten van de eigen woning nog maar tegen 38% kunt aftrekken.

Hiervoor hebben wij aangegeven dat de derde inkomstenbelastingschijf in 2016 is verlengd van ruim € 57.000 naar ruim € 66.000. Onder omstandigheden kan dit ertoe leiden dat hypotheekrente tot minder aftrek leidt, omdat de aftrek (deels) tegen 40,4% in plaats van tegen 50,5% plaatsvindt.

Sinds 2013 geldt voor eigenwoningschulden een annuïtaire aflossingseis. Indien er sprake was van een aflossingsachterstand kon dit ertoe leiden dat de schuld permanent naar box 3 overging en de renteaftrek hierdoor definitief verloren ging. Deze sanctie is met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 aangepast. Een aflossingsachterstand kan er nog steeds toe leiden dat de schuld naar box 3 overgaat, maar dit is niet langer permanent. Als de aflossingsachterstand zover wordt ingelopen dat weer aan de eisen van een eigenwoningschuld wordt voldaan gaat de schuld weer naar box 1 waardoor de hypotheekrenteaftrek herleeft.

Voor eigenwoningschulden aangegaan vóór 2013 blijft het oude regime gelden zonder verplichte jaarlijkse aflossing. Dit geldt ook bij het oversluiten van dergelijke oud regime-schulden.

Tip: als u uw praktijk in de bv-vorm drijft kan het fiscaal heel aantrekkelijk zijn om uw hypotheek bij de bank (gedeeltelijk) af te lossen en voor hetzelfde bedrag een lening op te nemen bij uw bv. U lost bijvoorbeeld jaarlijks uw hypotheek bij de bank af met het bedrag dat maximaal boetevrij mag worden afgelost, en neemt voor hetzelfde bedrag telkens een lening op bij uw bv. U betaalt dan aftrekbare eigenwoningrente aan uw eigen bv in plaats van aan de bank.

Verhoging energie-investeringsaftrek
De energie-investeringsaftrek (EIA) is een regeling op basis waarvan bedrijven fiscaal voordelig kunnen investeren in energiezuinige technieken en duurzame energie. De EIA op kwalificerende investeringen van minimaal € 2.500 gaat in 2016 omhoog van 41,5% naar 58%. Investeringen in LED-verlichting, lichtbesparingssystemen en diverse vormen van isolatie kunnen bijvoorbeeld onder voorwaarden kwalificeren voor de EIA. De Energielijst 2016 is te raadplegen op www.rvo.nl.

Integratie RDA en S&O
De Research & Developmentaftrek (RDA) is vervallen in 2016. De kosten en uitgaven voor speur- en ontwikkelingswerk (S&O) die onder de RDA vielen, vallen sinds 1 januari 2016 onder de S&O-afdrachtvermindering van de loonheffingen.

Bijtelling auto van de zaak
Het aantal bijtellingscategorieën voor de auto van de zaak die op jaarbasis meer dan 500 kilometer privé wordt gebruikt daalt in 2016 van vijf naar vier, waarbij de CO2-grenswaarden ook zijn aangescherpt:

  • 4% voor volledig elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 g/km;
  • 15% voor semi-elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 1 t/m 50 g/km;
  • 21% voor auto’s met een CO2-uitstoot van 51 t/m 106 g/km;
  • 25% voor auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 106 g/km.

Bovenstaande bijtellingspercentages gelden voor auto’s die in 2016 voor het eerst op naam worden gesteld. Het bijtellingspercentage blijft voor maximaal 60 maanden geldig.

Voor de motorrijtuigbelasting (MRB) geldt dat de huidige vrijstelling voor nulemissievoertuigen gehandhaafd blijft in 2016. Auto’s met een CO2-uitstoot van maximaal 50 g/km hebben in 2016 recht op een halftarief in de MRB.

Verhoging heffingsvrij vermogen box 3
Het heffingsvrij vermogen waarover u in box 3 geen belasting betaald is in 2016 met ruim € 3.000 verhoogd naar € 24.437 per persoon. Fiscale partners hebben hierdoor samen een heffingsvrij vermogen van bijna € 49.000.

Fiscale maatregelen 2017
In het Belastingplan 2016 zijn ook een aantal maatregelen opgenomen die met ingang van 2017 van kracht worden:

Aanpassing forfaitair rendement box 3
Op dit moment wordt voor de belastingheffing in box 3 gerekend met een vast forfaitair rendement van 4%. Gecombineerd met een belastingpercentage van 30% betaalt u op dit moment over uw vermogen, zoals spaartegoeden, aandelen en tweede woningen gelegen in Nederland, een heffing van 1,2%. Er is de laatste jaren veel kritiek op het forfaitair rendement van 4%, onder andere omdat de spaarrente al geruime tijd ver onder de 4% ligt. In het Belastingplan 2016 is nu geregeld dat het forfaitair rendement met ingang van 2017 gaat veranderen. De geschatte forfaitaire rendementen in box 3 voor 2017 zijn:

  • 2,9 % over het vermogen tussen € 25.000 en € 100.000;
  • 4,7 % over het vermogen tussen € 100.000 en € 1.000.000;
  • 5,5 % over het vermogen boven € 1.000.000.

De nieuwe forfaitaire rendementen zijn gebaseerd op de gemiddelde verdeling in Nederland van het box 3-vermogen over spaargeld en beleggingen. De veronderstelling is dat in grotere vermogens een groter beleggingsdeel zit. Beleggingen genereren doorgaans een hoger rendement dan spaargeld. Hierdoor komt het forfaitair rendement bij grotere vermogens hoger uit. Het belastingtarief van 30% in box 3 blijft wel hetzelfde.

Fiscale partners met een box 3-vermogen kleiner dan € 477.000 zijn voordeliger af in 2017 ten opzichte van de huidige situatie. Voor alleenstaanden geldt dat bij een box 3-vermogen kleiner dan € 239.000.

Om belastingadviezen rond het nieuwe box 3-stelsel de pas af te snijden is al een eerste maatregel genomen. Het forfaitair rendement van de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) gaat van 4% naar 5,5%. Ook heeft de Tweede Kamer gevraagd om sluiproutes te dichten die zijn gericht op uitstel en ontlopen van box 2 en box 3-heffing.

Kinderalimentatieverplichting niet meer aftrekbaar in box 3
Sinds 1 januari 2015 is de (forfaitaire) aftrek van kinderalimentatie in box 1 vervallen. Sindsdien kan kinderalimentatieverplichting wel als schuld worden opgenomen in box 3. Dit was niet de bedoeling van het kabinet. Daarom kan kinderalimentatieverplichting met ingang van 2017 niet meer als schuld worden opgenomen in box 3.

Tip: betaalt u kinderalimentatie, neem dan de contante waarde van deze verplichting in uw aangiften inkomstenbelasting 2015 en 2016 op als schuld in box 3.

Structurele schenkingsvrijstelling eigen woning van € 100.000
In het Belastingplan 2016 is opgenomen dat de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning van
€ 100.000 in 2017 terugkomt en structureel wordt. Ook wordt het mogelijk om de vrijstelling te verdelen over 3 jaar. Er gelden wel allerlei voorwaarden en er is ingewikkeld overgangsrecht.

Tot slot
Het Belastingplan 2016 met 5 miljard lastenverlichting én een nieuw systeem voor box 3 is gered. Er moesten, om een meerderheid in de Eerste Kamer te verkrijgen, op het nippertje wel allerlei wijzigingen worden doorgevoerd. Eenvoudiger is het er zeker niet op geworden.

Door Keith Rongen, belastingadviseur bij Alfa accountants en adviseurs


Lees meer over: Financieel, Ondernemen

10 soorten meetgegevens die elke tandarts zou moeten monitoren

Een tandarts met een eigen praktijk is (meer en meer) een ondernemer. Dit betekent dat er keuzes zullen moeten worden gemaakt omtrent de bedrijfsvoering. Omdat de druk op het rendement van praktijken toeneemt, wordt het voor praktijken steeds belangrijker de juiste bedrijfskundige keuzes te maken. De juiste managementinformatie is hiervoor cruciaal, terwijl een overload aan informatie dreigt. Onderstaand 10 soorten meetgegevens die elke tandarts zou moeten monitoren.

Meten is het startpunt naar succes
Het succes van een praktijk wordt uiteraard bepaald door vele verschillende factoren. Het meten van de praktijkprestaties is het startpunt naar succes. Tandartsen zijn zich steeds meer bewust van de noodzaak om de juiste management informatie ook tijdig te verzamelen en te beoordelen. De volgende meetgegevens leveren essentiële informatie en zou elke tandarts periodiek (minimaal maandelijks) moeten monitoren.

1. Omzet cijfers
De omzetcijfers zijn zeer belangrijk voor de continuïteit van de praktijk. Advies hierbij is om de te gewenste jaaromzet terug te rekenen naar een gemiddelde maandomzet en zelfs gemiddelde dagomzet. Op deze manier kunnen negatieve ontwikkelingen in de omzet tijdig worden gesignaleerd.

2. Omzet per patiënt
De gemiddelde omzet per patiënt geeft inzicht in de opbouw van het patiëntenbestand (in welke mate is het bestand gesaneerd) en of een praktijk met het huidige aantal patiënten de gewenste jaaromzet zal kunnen realiseren.

3. Overhead kosten
De algemene ontwikkeling is dat de praktijkkosten toenemen en de tarieven dalen. Dit betekent dat de kosten in de greep gehouden moeten worden en daarom ook (minimaal) maandelijks inzichtelijk gemaakt moeten worden. Advies hierbij is om te werken met vastgestelde budgetten per kostensoort.

4. Winstgevendheid per periode
Een redelijke tot goede omzet zal niet per definitie winst opleveren. Advies is dus om maandelijks de winstgevendheid te meten eventueel opgesplitst in de winst per soort behandeling.

5. Aandeel per behandeling, in relatie tot totaal geleverde zorg
Binnen een praktijk wordt vaak een breed zorgaanbod geleverd en wordt de tandarts soms ‘geleefd’ door de agenda. Advies is het aandeel van elk soort behandeling in relatie tot het totale zorgaanbod helder te krijgen, zodat informatie wordt verschaft over de geleverde zorg. “Waar zijn we eigenlijk zo druk mee? En zijn we eigenlijk wel druk met de juiste soort behandelingen?”. Dit inzicht kan ook in relatie worden gezien met de informatie onder punt 4 (winstgevendheid per soort behandeling).

6. Saldo openstaande vorderingen
Door het saldo openstaande vorderingen te monitoren is een praktijk in staat tijdig eventuele cash flow problemen te signaleren en hierop actie te ondernemen. Advies is om het saldo te splitsen naar het aantal dagen dat de vordering openstaat (bijvoorbeeld tot 30, 60 en 90 dagen of langer).

7. Acceptatie van behandelplannen
Dit percentage indiceert de mate waarin behandelplannen daadwerkelijk worden geaccepteerd door patiënten. Een daling van dit percentage signaleert tijdig dat de toekomstige omzet zou kunnen gaan dalen. Met als mogelijke verbetermaatregel dat behandelplannen beter besproken moeten worden met patiënten.

8. Saldo nog uit te voeren behandelingen
Dit saldo geeft een indicatie van de omzet voor de komende weken en is een eerste signaal voor een verwachte omzetdaling of -stijging. Op basis van dit signaal kan bijvoorbeeld op korte termijn nog actie ondernomen worden om een verwachte omzetdaling op te vangen.

9. Aantal nieuwe en uitgeschreven patiënten
Binnen een praktijk is er altijd sprake van toestroom en (natuurlijk) verloop van patiënten. Om het natuurlijk verloop op te vangen zal een praktijk maandelijks nieuwe patiënten moeten aannemen. Door actief het aantal nieuwe en uitgeschreven patiënten te monitoren houdt een praktijk grip op het patiëntenbestand. Aanvullend is het advies ook het aantal actieve patiënten te monitoren.

10. Bezetting per behandelstoel
De bezetting per behandelstoel geeft aan hoe efficiënt een praktijk omgaat met de beschikbare behandeltijd. Een efficiëntere werkwijze zal resulteren in een hogere bezetting. Dit percentage is dan ook een goede indicator voor het beoordelen van de mate van efficiëntie.

Conclusie
Om tijdig in te kunnen spelen op veranderen en de juiste keuzes te maken is het belangrijk dat een praktijk de juiste informatie regelmatig (minimaal maandelijks) monitort. Advies is een overload aan informatie te voorkomen en vooraf te onderzoeken of alle informatie accuraat is, aangezien standaard gegenereerde informatie uit een patiëntensysteem een verkeerd beeld kan geven. Succes is maakbaar en zeker niet iets wat u ‘zomaar’ overkomt. En het meten van de praktijkprestaties is het startpunt naar succes.

Bron:
Ten metrics all dentitst should monitor (Roger P. Levin, DDS), JADA, September 2015, page 709-710.

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het opzetten van een succesvolle praktijk: financieel gezond, kwalitatieve zorg, prettige werksfeer en professionele mentaliteit. Zijn visie is gebaseerd op het ontwikkelde Praktijk Management Model. 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Opzet nieuwe VAR gaat later in

De huidige VAR-verklaring voor zzp’ers blijft nog wat langer bestaan. Staatssecretaris Wiebes van Financiën maakte bekend dat de nieuwe VAR-regeling later zal ingaan. Wiebes streeft naar een ingangsdatum van 1 april 2016.

In de nieuwe regeling werkt de fiscus met modelovereenkomsten per sector voor zzp’ers. Bedrijven krijgen hiermee vooraf zekerheid of de Belastingdienst accepteert dat er geen sprake is van een dienstverband. Als er wel een dienstverband is, moeten bedrijven premies afdragen.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er

Dental Techniek Arnhem start crowdfunding

Dental Techniek Arnhem is een crowdfunding campagne  gestart via Zencap.nl voor financiering van de vervanging van een freesmachine, meldt de Arnhemse Koerier. Zencap is een kredietmarktplaats waarop bedrijven en investeerders samen worden gebracht. Investeerders kunnen een (klein) bedrag investeren en ontvangen rente als vergoeding. Na optelling van alle investeringen kan het hele project worden gefinancieerd.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Scriptie over maximumtarieven in de mondzorg

Tandheelkunde student Rense Nauta schreef de scriptie “Regulering in de mondzorg. Een kwalitatief onderzoek naar effecten van maximumtarieven op het ondernemerschap van tandartsen en de gevolgen hiervan voor de patiënt”. Het CTM van het UMCG publiceerde zijn scriptie.

Geen innovatieve zorg
Rense concludeert dat het voor tandartsen niet goed mogelijk is innovatieve zorginitiatieven te financieren. De termijn van opname van nieuwe behandelingen in de prestatielijst is bovendien volgens hem te lang. De tariefsdaling van aflopen juli zal er toe leiden dat meer tandartsen naar de kosten kijken om kostenefficiënter te werken.

De huidige maximumtarieven zijn volgens Rense remmend voor innovatie in de mondzorg. “De kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de mondzorg nemen toe, indien de tarieven weer vrijgegeven worden. Vrije tarieven kunnen het best stapsgewijs ingevoerd worden, met mogelijkheden voor evaluatie en waarborgen voor publieke belangen in de zorg.”

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, Tarieven, Thema A-Z

Voortaan vergoeding stageplek tandartsassistent

Tandartspraktijken die mbo-studenten Tandartsassistent opleiden kunnen daarvoor vanaf volgend schooljaar een tegemoetkoming krijgen uit het Stagefonds Zorg. Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) heeft dit toegezegd op verzoek van de KNMT.

Met de extra financiële ondersteuning wordt het aantrekkelijker om een opleidingsplaats aan tandartsassistenten te bieden. Dat is goed nieuws voor de groeiende groep studenten die zich hiertoe laat opleiden.

Steeds meer studenten Tandartsassistent

Het aantal mbo’ers dat voor de opleiding tot tandartsassistent kiest, stijgt al jaren fors. In het schooljaar 2008/2009 waren er aan de regionale opleidingscentra (ROC’s) 1420 studenten ingeschreven, in 2012-1013 al 2250. In een aantal regio’s in Nederland is de kans een stageplek bij een tandarts te vinden momenteel matig. Opname van de opleiding in het Stagefonds Zorg geeft naar verwachting een positieve impuls aan het aantal stageplaatsen.

Hoge kwaliteit

De KNMT is blij met de stap van VWS, vertelt voorzitter Aad van der Helm: “De stijging van het aantal studenten dat de mbo-opleiding Tandartsassistent volgt, zorgt voor druk op de tandartspraktijken om stageplaatsen te bieden. De tegemoetkoming die het fonds biedt, helpt praktijken om stageplekken te bieden en om stagiaires de juiste begeleiding te kunnen geven. Uiteindelijk leidt dat tot gekwalificeerd personeel in de tandartspraktijk en daarmee betrouwbare mondzorg van hoge kwaliteit voor de patiënt.” In Nederland werken naar schatting zo’n 17.000 tandartsassistenten.

 

 

Lees meer over: Actueel, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z

Altijd een patiënt in uw behandelstoel

Binnen het dentale vakgebied zijn termen als marketing en verkoop vaak een brug te ver. Wat meestal wordt vergeten is dat de tandarts altijd al hieraan heeft gedaan maar dan onder andere termen als “oproepen voor periodieke controle” en “zorgplicht”. Hoe zorgt u ervoor dat uw behandelstoelen altijd bezet zijn?

De dentale zorg in Nederland staat onder druk. Enerzijds vermindert patiëntmotivatie en anderzijds worden de tarieven verlaagd. De mondgezondheid die door positief overheidsbeleid in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw spectaculair is toegenomen, dreigt af te nemen. Tandartspraktijken hebben in de afgelopen jaren veel moeten investeren in onder meer hygiëne en voorbereiding op het vrije tarieven experiment, dat op onjuiste argumenten vroegtijdig is stopgezet. Als consequentie verkeren veel praktijken nu financieel in zwaar weer. Tandartsen verkopen hun praktijk aan grotere ketens of gaan op in kleinere samenwerkingsverbanden om het hoofd boven water te houden.

De dentale zorg, ooit opgestuwd door strenge ziekenfondsregelgeving, beweegt zich van de gezondheidszorg af in de richting van een consumentenproduct. Niet alleen zijn zorgverzekeraars daar debet aan, ook de tweeslachtige signalen vanuit de overheid plaatst de tandheelkundige professional met de rug tegen de muur.

Niet meer zonder marketing en management
Wanneer de praktijk moet concurreren met de kapper of de wintersportvakantie, zal het zich ook op een andere manier moeten gaan presenteren. De patiënt komt niet meer vanzelf, behalve als hij pijn heeft. Een praktijk zal zich veel meer dan voorheen bewust moeten worden dat het een onderneming is, waarvan gezinnen geheel of deels financieel van afhankelijk zijn. Kortom: de praktijk kan niet meer zonder marketing en serieus management.

Andere termen
Binnen het dentale vakgebied is het zien van de praktijk als onderneming vaak een brug te ver en zijn termen als marketing en verkoop negatief beladen woorden. Wat de tandarts vaak vergeet, is dat hij altijd al aan marketing en verkoop heeft gedaan. Binnen het vakgebied geeft men marketing en verkoop slechts andere termen, bijvoorbeeld: “oproepen voor periodieke controle”, “patiëntvoorlichting” en “zorgplicht”.

Hoe gaat u om met deze problematiek? Enkele aanbevelingen.

3 oorzaken als er geen patiënt in de stoel zit
Als er “gaten” in de dag vallen, dus als er geen patiënt in de stoel zit, heeft dat maar drie mogelijk oorzaken:

  1. De patiënt is niet komen opdagen (No Show)
  2. De patiënt heeft kort daarvoor de afspraak geannuleerd
  3. De tijd is nooit geboekt

Als er maar drie mogelijke oorzaken zijn, kunnen we voor iedere oorzaak apart maatregelen nemen om de schade te beperken.

1. Reduceren No Shows
Het sturen van een SMS herinnering leidt bewezen tot 50% reductie van het aantal no-shows. Uit onderzoek blijkt dat de Nederlandse tandarts gemiddeld 5% vermindering van stoelbezetting heeft door no-shows, een gemiddelde van al gauw € 5000 omzet. De attentiewaarde van een SMS is 20% hoger dan een e-mail; het verdient verreweg de voorkeur om SMS te gebruiken. Deze herinnering mag natuurlijk geen mogelijkheid geven tot annulering van de afspraak.

2. Reductie korte termijn annuleringen
Ook de patiënt heeft een druk leven. Afspraken worden vaak lang van te voren gemaakt en er kan iets tussenkomen dat voor de patiënt belangrijker is dan tandartsbezoek. Annuleringen zullen altijd voorkomen, het gaat erom zoveel mogelijk tijd te creëren om de vrijgevallen tijd op te vullen. Die tijd creëert u door een week voorafgaand aan de afspraak een SMS herinnering te sturen met mogelijkheid tot annulering. Samenvattend: u stuurt twee SMS herinneringen, één een week vooraf en één 24 uur vooraf. De kosten vallen in het niet bij de opbrengst. Een SMS kost tussen de 7,5 en 9,5 cent. Met twee SMS herinneringen reduceert u korte termijn annulering én no shows met 50%, een totaal van zo’n 5% van uw omzet. Op een omzet van €200.000 euro is dat €10.000 tegen ongeveer €750 aan kosten. Op iedere euro kosten verdient u dus 13 euro terug.

3. Nooit geboekte tijd
De receptietaken in Nederlandse praktijken worden vaak slecht ingevuld en van planning beleid is over het algemeen geen sprake. Zo zijn er praktijken die voor de volgende 6 weken compleet zijn volgeboekt tegenover praktijken die alleen de eerst volgende week redelijk gevuld hebben. Beide hebben een negatieve invloed op de omzet. Een tandarts heeft voldoende ruimte in de planning nodig om restauraties en pijnklachten binnen redelijke tijd te kunnen behandelen. Als de planning voor de volgende 6 weken vol zit, maak dan ruimte door de interval voor periodieke controles te vergroten en uitbreiding te overwegen (mondhygiënist, preventie-assistente of tandarts). Heeft de praktijk moeite om het afsprakenboek vol te plannen, dan kan dat veroorzaakt worden door een tekort aan patiënten of het recall beleid. Patiëntacquisitie valt buiten het kader van dit artikel. Over recall beleid dadelijk meer.

NB: een bordje “Wij nemen geen nieuwe patiënten aan” is een garantie voor omzetvermindering.

Hanteer een Korte termijnlijst
Patiëntafspraken die geannuleerd zijn of als de patiënt niet is komen opdagen, worden vaak vergeten. Plaats deze afspraken op een lijst en gebruik de lijst om vrijgevallen tijd te vullen. Dit kan met slimme methodes, zoals het versturen van een SMS met een automatische boekfunctie, maar de patiënt kan ook gebeld worden. Ook kan deze lijst gebruikt worden om hoogwaardige behandelingen eerder uit te voeren als de patiënt dat wil.

Recalls
Er zijn tien aanbevelingen die uw recalleffectiviteit verhogen. Binnen dit kader noem ik er vijf.

1. Maak altijd afspraken als de patiënt in de praktijk is
Veel praktijken doen dat al, maar uit onderzoek blijkt dat met gemiddeld 25% van de patiënten – door omstandigheden – toch geen afspraak wordt gemaakt in de praktijk. Een gemaakte afspraak voor de volgende periodieke controle is feitelijk een geslaagde recall en deze patiëntafspraak moet ook worden meegenomen in de recallanalyse. Met andere woorden: de patiënt krijgt geen uitnodiging, maar wordt wel meegeteld in de recall en bij uitval of annulering, draait de patiënt weer in de recalls mee.

2. Ga niet uit van een recallmaand, maar van een recalldatum
Dit geeft u de mogelijkheid om per dag uw recalls te versturen, waardoor piekbelasting op de receptie wordt vermeden.

3. Gebruik alle communicatiemiddelen die u ter beschikking staan
Gebruik SMS, e-mail, telefoon en post en sluit deze verschillende communicatiemiddelen in een vaste structuur.

4. Vergroot uw bereikbaarheid
Geef uw patiënt ook de mogelijkheid om via een online agenda de afspraak te maken. Wanneer patiënten deze mogelijkheid hebben, maakt na verloop van tijd 47% er gebruik van, wat tot verdere reductie van de receptie werkdruk leidt.

5. Geef patiënten nooit op, maar blijf recalls sturen
Herhaal de recall als de patiënt niet heeft gereageerd en blijf daarmee doorgaan. Wat vaak vergeten wordt, is dat het moeilijk is voor een patiënt om naar de praktijk te komen als afspraken vergeten zijn of uitnodigingen niet zijn gehonoreerd. Het succesvol uitvoeren van recalls en herinneringen, vergt veel discipline van het praktijkteam. Het verdient aanbeveling het herinnerings- en recall proces volledig te automatiseren.

Door: Dick Scholten van Software of Excellence, een Henry Schein onderneming. Software of Excellence geeft regelmatig Masterclasses waarin uiteengezet wordt hoe tandartspraktijken zich kunnen aanpassen aan de snel veranderende wereld. Bekijk de whitepapers, data van masterclassen en webinars op de website.

Lees meer over: Communicatie, Financieel, Ondernemen

Omzet Britse top mondzorgpraktijken ruim 20% gestegen door cosmetische tandheelkunde

Het inkomen van de 100 grootste Britse mondzorgpraktijken is de afgelopen vier jaar met 22% gestegen door de toenemende vraag naar cosmetische tandheelkunde.

Trend
Naast de toenemende vraag naar cosmetische tandheelkundige zouden Engelse patiënten ook meer willen betalen voor dienstverlening op maat en het gebruik van geavanceerde technologieën.

Investeren
Om met deze trend mee te gaan investeren veel tandartsen nu in apparatuur, verbouwingen en IT-systemen. De jongere generatie van patiënten verwacht namelijk ook verbeterde diensten zoals online afspraak maken en sms-herinneringen.

Bron: Dentistry.co.uk

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z

Geen VAR meer voor ZZP’ers

ZZP’ers hebben binnenkort geen VAR-verklaring meer nodig om aan te tonen dat ze als zelfstandige werken. De Belastingdienst gaat opdrachtgevers in één keer vooraf zekerheid geven over de gevolgen van contracten met ZZP’ers voor de loonheffing. De nieuwe werkwijze, een alternatief voor de Beschikking geen Loonheffing die aanvankelijk de VAR (Verklaring Arbeids Relatie) zou opvolgen, moet op 1 januari 2016 ingaan. Dit schreef Staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën op 20 april aan de Tweede Kamer.

Opdrachtgevers kunnen met het alternatief voor de VAR in één keer duidelijkheid vooraf krijgen, ook als ze meerdere ZZP’ers contracteren voor vergelijkbaar werk. ZZP’ers hebben met de nieuwe werkwijze minder administratieve lasten, zij hoeven immers geen VAR-verklaring meer aan te vragen.

Het alternatief voor de VAR-verklaring wordt voorgelegd aan het parlement. Staatssecretaris Wiebes streeft naar invoering per 1 januari 2016. Tot dan blijft de huidige werkwijze met de VAR-verklaring gehandhaafd.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er

Tariefsdaling in 2015: 11 tips voor het verhogen van uw rendement

Een tariefsdaling van 5,15% in 2015 heeft grote impact op de winst van een praktijk. Als u niets verandert in uw praktijk, zal de tariefsdaling al snel een winstdaling van ruim 10% betekenen. Het advies om uw rendement te verhogen is efficiënter werken. In dit artikel geven we u 11 concrete tips om efficiënter te werken zonder dat de kwaliteit van uw zorg achteruit gaat.

11 tips
Als u altijd hetzelfde blijft doen, zult u ook hetzelfde krijgen. Met deze tips kunt u concreet en direct verbeteringen in uw praktijk doorvoeren gericht op het verhogen van uw rendement. Sommige tips staan op zichzelf. Houd er rekening mee, dat andere niet op zichzelf staan maar juist aan elkaar gerelateerd zijn.

1. Bewust met tijd omgaan
Dit punt komt in diverse andere tips ook terug. Tijd is voor een tandarts schaars en daarmee dient u bewust om te gaan. Eenmaal verloren tijd kan nooit meer teruggehaald worden. Bedenk bijvoorbeeld eens goed hoe lang u (onnodig) met patiënten praat over randzaken.

2. Focussen op een volle agendabezetting
Binnen de afgesproken tijd voor het behandelen van patiënten (bijvoorbeeld tussen 8.00 en 12.00 uur en tussen 13.00 en 17.00 uur) dient u te streven naar een maximale bezetting. Met een ruim patiënten aanbod gaat dit veelal goed op de lange en middellange termijn. Maar op de korte termijn vaak wat minder. Maak uw balie verantwoordelijk voor het opvullen van lege plekken in de agenda door patiënten die afbellen of niet komen opdagen.

3. Werken met een tray systeem
Gedurende de tijd tussen behandelingen worden geen patiënten behandeld en is de behandelkamer niet productief. De uitdaging is om deze tijd dan ook zo kort mogelijk te maken. Door gebruik te maken van een tray systeem wordt het aantal handelingen gereduceerd en zodoende de opruim- en voorbereidingstijd verkort.

4. Werken op meerdere kamers
Gedurende de tijd tussen behandelingen kan een tandarts (werkzaam op één behandelkamer) geen patiënten zien. Dit is dus ‘verliestijd’. Een agendaplanning over meerdere behandelkamers draagt ertoe bij dat een tandarts na een behandeling direct een volgende behandeling kan starten in een andere behandelkamer. De verliestijd van de tandars wordt hiermee beperkt.

5. Geen koffiepauzes tussendoor nemen
Pauzes gedurende de ochtend of middag halen het team uit haar ‘flow’. Het hele ‘productieproces’ wordt stilgelegd voor een gezamenlijke kop koffie om 10.00 uur. Het stoppen en weer opstarten kost in de praktijk veelal meer dan alleen de gereserveerde pauzetijd. Het bundelen van de werkzaamheden met daartussen een grote lunchpauze (bijvoorbeeld van 8.00 tot 12.00 uur en van 13.00 tot 17.00 uur) is veel efficiënter.

6. Werk delegeren aan (preventie)assistenten
Nogmaals, de verliestijd van de tandarts dient te worden gereduceerd. Werkzaamheden of handelingen die de tandarts uitvoert, terwijl die kunnen worden gedelegeerd aan een niet-tandarts, is ook een vorm van verliestijd.

Lees ook Taakdelegatie: wat mag en wat niet?

7. Gebruik maken van een blokplanning
Met het opzetten van een blokplanning wordt de dag volgens een vaste structuur opgebouwd. Dit levert een gevarieerde planning op, wat de dag levendig houdt, maar ook rust en regelmaat geeft. De grote uitdaging van een blokplanning is voor de balie assistente om afspraken alleen binnen de aangegeven blokken te plannen. En zodoende het belang van een goede planning boven het belang van de patiënt (“Ik wil per se om 8.00 uur een afspraak”) te stellen. Dit vereist overigens goede communicatieve vaardigheden bij de balie, wat direct het succes van de blokplanning bepaalt.

8. Behandelplannen aanbieden aan patiënten zonder persoonlijke drempels
De tandarts diagnosticeert en stelt het behandelplan op. In de praktijk wordt de inhoud van behandelplannen ook vaak bepaald, doordat de tandarts denkt te weten wat de grootte van de portemonnee van de patiënt is. Hiermee wordt bedoeld, dat behandelplannen vaak worden teruggeschaald (“Want dat kan de patiënt vast niet betalen…”). Tandartsen ontnemen zichzelf vaak werk, doordat zij zichzelf onnodig deze drempel opleggen.

9. Afspraken ‘krap’ inplannen
Een behandeling duurt vaak zo lang als dat ervoor gepland is. Oftewel, het werktempo varieert naar de beschikbare tijd. Door afspraken ‘krap’ in te plannen stuur je direct al op een hoger werktempo. Dit betekent niet dat je de hele dag op je tenen moet lopen, maar wel dat er lekker wordt doorgewerkt. Wat overigens de meeste mondzorgverleners ook juist graag willen.

10. Agenda niet laten leiden door controles
Een dag is bij voorkeur gevuld met een gevarieerd aanbod van behandelingen. Regelmatig zijn agenda’s ook gevuld met veel periodieke controles. Zo’n dag werkt niet prettig en is niet rendabel. Een dag vol met controles voorkomt daarnaast vaak ook, dat langere behandelingen niet op korte termijn ingepland kunnen worden. Net als bij het inruimen van een volle kofferbak voor de vakantie, is het meest efficiënt om met de grotere onderdelen te beginnen.

11. Meten is weten
Alleen als u bewust omgaat met uw financiële resultaten kunt u daadwerkelijk beoordelen of bovenstaande veranderingen tot een verhoogd rendement leiden. De elfde en belangrijkste tip is dus om vanaf nu uw omzet resultaten op dagbasis te gaan bijhouden, zodat u de doorgevoerde verbeteringen kunt evalueren en kunt bijsturen.

Door: Sjoerd Kuiken (Kuiken Praktijkmanagement) en Verry van Rossum van het PDI Business Model verzorgen voor praktijken en I-Qual groepen de sessie ‘Veranderingen bieden ook kansen’ gericht op het verhogen van het rendement in de praktijk.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Fiscale oudedagsreserve gewijzigd

Vanaf 1 januari 2015 is het maximale bedrag dat u op jaarbasis mag toevoegen aan de fiscale oudedagsreserve verlaagd. Daar staat tegenover dat de toevoeging meer voordeel kan opleveren dan in voorgaande jaren. Wat moet u als ondernemer weten over de FOR?

Fiscale oudedagsreserve

Elke ondernemer die aan het urencriterium voldoet, mag een fiscale oudedagsreserve (FOR) opbouwen. U hoeft dan over een deel van de winst geen inkomstenbelasting te betalen. Ook is uw fiscale inkomen lager. Wel moet er voldoende ondernemingsvermogen zijn en is er een maximum aan de jaarlijkse toevoeging. Over 2015 mag u 9,8 procent van de winst en maximaal € 8.631 toevoegen. In 2014 was dat nog 10,9 procent en € 9.542.

Voordeel toevoeging stijgt
Zoals u ziet dalen de procentuele en maximale toevoeging. Toch kan een toevoeging wel veel geld besparen. De reden daarvan is met name dat meer en meer regelingen inkomensafhankelijk worden. Een fiscaal lager inkomen kan u daarom veel voordeel opleveren. Een aantal voorbeelden van bekende inkomensafhankelijke regelingen zijn:

  • Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
  • Algemene heffings- en arbeidskorting.
  • Toeslagen en kindgebonden budget.
  • Studiefinanciering studerende kinderen.

Met name bij een winst tussen € 22.000 en € 40.000 kan een toevoeging aan de FOR meer opleveren dan u op het eerste gezicht denkt. In voorkomende situaties kan de daadwerkelijke besparing zelfs stijgen tot meer dan honderd procent van de toevoeging. In de meeste situaties ligt het rond de zestig procent. Een mooi (liquiditeits)voordeel!

Belastinguitstel
Realiseer u wel dat toevoegen aan de FOR slechts de belastingheffing uitstelt. Er is dus geen sprake van een daadwerkelijke pensioenopbouw. Als u stopt met de onderneming, moet u alsnog belasting over de FOR betalen. Maar ook dan zijn er vaak nog mogelijkheden om de heffing naar achteren te schuiven. Ook is het in overleg met uw adviseur bijna altijd mogelijk de vrijval van de FOR zo te plannen, dat u veel minder betaalt dan u heeft bespaard met de toevoegingen.

Energie-Investeringsaftrek

Voor u als ondernemer zijn er diverse fiscale regelingen waar u gebruik van kunt maken, en die u fiscale voordelen kunnen opleveren.
Een regeling is bijvoorbeeld de Energie-Investeringsaftrek (EIA). Deze geeft een extra fiscale aftrek van 41,5% van de investeringskosten in energiezuinige voorzieningen die in aanmerking komen. Als u een nieuwe praktijkruimte gaat bouwen, kunt u bijvoorbeeld denken aan een warmtepompsysteem, zonneboilers, LED verlichting, HR glas, warmteterugwinapparatuur et cetera. Deze energiezuinige investeringen komen voor op de lijst van de EIA, welke bij RvO te vinden is.

Wel belangrijk is om u te oriënteren op de voorwaarden die daar gesteld worden. Zo moet het HR glas bij nieuwbouw een warmtedoorlatingscoëfficiënt hebben van maximaal 0,7 W/m2K.
Voorts is het van belang dat de investeringen gemeld worden via e-herkenning. Dat moet binnen drie maanden nadat de opdracht is gegeven (dus niet factuurdatum!) gedaan zijn.
Het advies is dan ook om uw plannen tijdig door een deskundige te laten toetsen op subsidiemogelijkheden. Soms kunt u met een kleine extra-investering behoorlijke fiscale voordelen behalen!

Door: Lennert Bruil, klantbeheerder bij Alfa Accountants en Adviseurs

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Tariefsdaling in 2015: Kosten omlaag of juist investeren?

Een tariefsdaling van 5,15% in 2015 heeft grote impact op de winst van een praktijk. Zo betekent een omzetdaling van 5% al snel een winstdaling van ongeveer 10%*. Hoe kunt u deze daling opvangen? Kosten omlaag of juist extra investeren? Een overzicht van de mogelijkheden.

Kosten verlagen
De eerste reactie van praktijkhouders op de aangekondigde tariefsdaling is veelal het verlagen van de kosten. En het is zeker goed inzicht te hebben in het kostenniveau van de praktijk om te beoordelen waar kan worden bezuinigd. En voor sommige praktijken is hier ook zeker winst (!) te behalen.

Maar met het verlagen van de kosten zal het omzetverlies niet worden opgevangen.

1. Een kostendaling heeft maar beperkte impact op de winstmarge
Om een omzetdaling van 5% op te vangen via het verlagen van de kosten (en dus een gelijkblijvende winst over te houden), zullen de totale kosten met ruim 9% moeten dalen. En rekening houdend met de vaste kosten van een praktijk, zal de kostendaling van alleen de variabele kosten ruim 15% moeten zijn.

2. Kosten verlagen kost ook geld
Steeds vaker besteden assistenten veel tijd aan het zoeken naar ‘koopjes’. Gedurende deze tijd zijn zij niet productief. Uiteraard levert dit zoekwerk kostenvoordelen op, maar het voordeel weegt lang niet altijd op tegen de gemiste productiviteit. Oftewel, een assistente kan per uur vaak meer omzet opleveren, dan dat zij per uur aan kosten kan besparen.

Extra investeren in efficiënter werken
Voor het opvangen van de tariefsdaling zal de aandacht toch vooral moeten liggen op het maken van meer omzet. En hier geldt: “als je hetzelfde blijft doen als je altijd hebt gedaan, zul je ook hetzelfde krijgen”. Extra omzet wordt alleen gerealiseerd door te investeren. Maar waarin?

Met het verhogen van de efficiëntie kan het omzetverlies wel worden opgevangen. Gemiddeld één tot twee patiënten per dag extra behandelen levert al een omzetstijging van rond 5%.

1. Investeer in personeel
Een assistente kan per uur veel meer omzet genereren, dan dat zij per uur kost. Investeer in het personeel, zodat (deel)handelingen gedelegeerd kunnen worden. Alle handelingen die namelijk niet door de (dure) tandarts hoeven te worden uitgevoerd, kunnen aan assistenten worden gedelegeerd. Dus investeer in personeel, zodat zij handelingen gedelegeerd kunnen krijgen.

2. Investeer in logistiek
Tussen en voorafgaand aan behandelingen zit vaak veel (dure) verliestijd. Denk aan het schoonmaken van instrumenten, het klaarleggen van instrumenten en het heen en weer lopen naar de sterilisatieruimte. Door te investeren in de logistiek, zoals het aanschaffen van tray systemen en ruim voldoende hoekstukken is hier winst (in de vorm van minder verliestijd) te behalen.

3. Investeer in planning
Met een goede planning kan ook veel verliestijd worden gereduceerd. Vooral een goede meerkamerplanning kan enorme winsten opleveren, omdat hiermee de verliestijd voor de tandarts tot een minimum wordt gereduceerd.

4. Investeer in patiënten
Om meer patiënten te behandelen op een dag, geldt soms dat het patiëntenbestand moet worden uitgebreid. Wervingskosten voor nieuwe patiënten zullen moeten worden gemaakt. Maar investeer ook in bestaande patiënten door altijd aandacht en service te leveren, want een loyale patiënt heeft de meeste waarde voor een praktijk.

Kosten gaan voor de baten uit en investeren is dus ons advies. Want de investeringskosten verdienen zich terug en zullen vervolgens gaan renderen voor de praktijk.

* De percentages zijn indicatief, aangezien winstmarges per praktijk verschillen.

Door:
Sjoerd Kuiken en Verry van Rossum van het PDI Business Model. Het Business Model van PDI levert tandartspraktijken een financieel gezonde praktijk via een succesvolle werkwijze en efficiënte meerkamerplanning.

Door: Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, Tarieven, Thema A-Z

Belasting eindejaarstips 2014

Een overzicht van de belangrijkste belasting eindejaarstips 2014. Met tips voor ondernemers en rechtspersonen, tips voor werkgevers, tips voor automobilisten, tips voor woningeigenaren en tot slot tips voor alle belastingplichtigen.

Tips voor ondernemers en rechtspersonen

Profiteer optimaal van de investeringsaftrek
Investeert u in bedrijfsmiddelen, dan heeft u recht op kleinschaligheids-investeringsaftrek. De investeringen moeten dan wel meer zijn dan € 2.300. Voorkom dat u door veel kleine investeringen deze drempel van € 2.300 net niet haalt. Kijk in dat geval of u investeringen naar voren kunt halen.

Het kan lonen om grote investeringen te spreiden over meerdere jaren. De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek neemt namelijk af naarmate het totale investeringsbedrag groter wordt. Bedraagt het investeringsbedrag in 2014 meer dan € 306.931, dan is helemaal geen aftrek meer mogelijk.

Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de investeringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

Investeert u in een bedrijfsmiddel dat u in 2014 nog niet in gebruik neemt? Let er dan op dat u in 2014 voldoende betaalt. U kunt de investeringsaftrek namelijk voor niet méér toepassen dan het bedrag dat u op deze investering hebt betaald.

Laat uw bedrijfsverlies niet verdampen
Uw bedrijfsverliezen zijn niet onbeperkt verrekenbaar met uw bedrijfswinsten. Bent u ondernemer in de inkomstenbelasting, dan kunt u een verlies in box 1 verrekenen met positieve inkomsten uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren. Heeft u in 2005 een verlies geleden en is dit verlies nog niet volledig verrekend? Verrekening is dan alleen nog mogelijk met de winst die u in 2014 behaalt. Laat dit verlies niet ongemerkt verdampen.

Tip
Vermijd het risico van verliesverdamping. Haal indien mogelijk alsnog bedrijfswinst naar voren.

Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting

Sparen voor uw oude dag in de onderneming
Een belangrijk onderscheid tussen u als ondernemer en een gewone werknemer is dat u de mogelijkheid heeft om geld in uw onderneming te reserveren voor uw oude dag: de oudedagsreserve. Voldoet u aan het urencriterium en had u aan het begin van dit jaar de AOW-leeftijd nog niet bereikt, dan mag u bij voldoende eigen vermogen een deel van de winst toevoegen aan uw oudedagsreserve. Over dit deel betaalt u dan nog geen inkomstenbelasting. Dit jaar bedraagt de toevoeging 10,9% van de winst met een maximum van € 9.542. Vanaf 2015 gaat dit percentage omlaag naar 9,8%. Het maximumbedrag wordt dan € 8.640.

Let op
De oudedagsreserve zorgt voor uitstel van belastingheffing, maar niet voor afstel. Op de opgebouwde reserve rust nog een belastingclaim. Op enig moment, vaak als u stopt met uw onderneming, zult u moeten afrekenen. Toevoegen aan de oudedagsreserve is vaak alleen aantrekkelijk als u nu in de hoogste belastingschijf zit.

Denk eens aan de BV
Voor veel ondernemers is de BV aantrekkelijk. Toch is het antwoord of u wel of niet moet overstappen op de BV niet eenvoudig te geven. Bedrijfsgroei kan een reden voor overstap zijn, maar er spelen meer factoren, waaronder uw persoonlijke situatie. Bij zeer hoge winsten kan het om fiscale redenen voordeliger zijn om voor de BV te kiezen, maar ook dat is lang niet altijd het geval.
Sinds 1 oktober 2012 is oprichting en overstap naar de BV wel eenvoudiger geworden. Ook is meer maatwerk mogelijk. Bij oprichting van de BV hoeft u niet langer een minimumkapitaal te storten van € 18.000. Wel kunt u als bestuurder of aandeelhouder eerder aansprakelijk gesteld worden voor schulden van de BV.

Wisselende inkomsten? Middeling biedt uitkomst
Ondernemers hebben vaak te maken met ‘schommelende’ winsten. Heeft u de afgelopen jaren sterk wisselende inkomsten in box 1 van de inkomstenbelasting gehad, dan heeft u waarschijnlijk meer belasting betaald dan wanneer de inkomsten gelijkmatig waren geweest. Door over een periode van drie aaneengesloten kalenderjaren uit te gaan van de gemiddelde inkomsten, kan middeling in een aantal gevallen leiden tot een teruggaaf van te veel betaalde belasting. Er geldt een drempel van € 545. Een verzoek om middeling moet schriftelijk worden ingediend bij de Belastingdienst.

Tips voor de BV en de dga

Regels voor gebruikelijk loon dga aangescherpt per 1 januari 2015
Dga’s moeten hun loon in 2015 toetsen aan strengere regels om te beoordelen of hun loon wel gebruikelijk is. Zo wordt de speelruimte waarbinnen u uw loon mag vaststellen, verkleind. Deze zogenoemde doelmatigheidsmarge wordt verlaagd van 30% naar 25%. De marge mag alleen worden toegepast bij een loon boven € 44.000. De Belastingdienst krijgt het gemakkelijker bij de vaststelling of het loon gebruikelijk is: het loon van de dga moet worden vergeleken met het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking, niet meer met een soortgelijke dienstbetrekking.

Vanaf 2015 moet u als dga een loon ontvangen ter hoogte van het hoogste van de volgende bedragen:

  • 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • het hoogste loon van de overige werknemers van de BV of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
  • € 44.000.

Uw loon mag ook met de strengere regels lager worden gesteld, maar u moet dit dan wel aannemelijk kunnen maken.

Tip
Voorkom discussie over het gebruikelijk loon. Stel als dga een marktconform loon vast en laat bij twijfel de Belastingdienst zich daarmee akkoord verklaren.

Pas uw eigen pensioenregeling aan voor 1 januari 2015
Vanaf 1 januari 2015 worden de jaarlijkse pensioenopbouwmogelijkheden verder beperkt en kan geen pensioen meer worden opgebouwd over het loon dat uitkomt boven € 100.000. Dga’s die nog pensioen opbouwen, moeten er ook voor zorgen dat hun pensioenregeling past binnen de nieuwe wettelijke kaders per 1 januari 2015. Een bovenmatige pensioenregeling heeft zeer grote fiscale gevolgen.

Voor het loon boven € 100.000 is het vanaf 1 januari 2015 mogelijk om nettopensioen te sparen of nettolijfrente te sparen. U spaart dan in box 3 vrijgesteld met niet-aftrekbare premies. Er gelden voorwaarden. Laat u daarover informeren.

Tip
Pas uw pensioenregeling aan vóór 1 januari 2015 om deze te laten passen binnen de nieuwe wettelijke regels. Bent u dga met een pensioen in eigen beheer dat is ondergedekt en waarvan u de opbouw nog niet heeft gestaakt? Ga na of u uw pensioenopbouw moet staken.

Leningsovereenkomst? Een controle kan geen kwaad
Veel dga’s lenen geld bij hun BV of andersom. Van belang is dat deze leningen zakelijk zijn, ter voorkoming van ongewenste belastinggevolgen. Een lening is zakelijk als er ook anderen dan de dga/BV zijn die een dergelijke lening zouden verstrekken. Ook moet de lening zakelijke voorwaarden bevatten. Loopt de lening al enkele jaren, dan is het verstandig om dit eens te checken.

Van een zakelijke leningsovereenkomst is sprake als deze schriftelijk is vastgelegd, in de overeenkomst een aflossingsschema is opgenomen voor het terugbetalen van de lening en er een zakelijke rente is afgesproken. Bovendien moeten in de regel ook zekerheden zijn gesteld. Uiteraard moeten beide partijen (u en de BV) zich houden aan de afspraken zoals deze zijn vastgelegd in de leningsovereenkomst.

Tip
Wilt u weten of u zakelijk handelt, stel u zelf dan de volgende twee vragen: Zou de BV een dergelijke leningsovereenkomst ook aangaan met een onafhankelijke derde? Kan ik als dga met mijn inkomen en vermogen ook een dergelijke lening afsluiten bij de bank? Is het antwoord op beide vragen ‘ja’, dan is sprake van zakelijk handelen.

Tips voor werkgevers

Overstappen op de werkkostenregeling: bent u er klaar voor?
Er is geen ontkomen meer aan. Per 1 januari 2015 is de werkkostenregeling voor iedere werkgever verplicht. Bent u nog niet overgestapt, dan is het nu de hoogste tijd om in actie te komen. Verdiep u in de werkkostenregeling, want de overstap vergt nogal wat voorbereiding.

De volgende vijf stappen kunnen u op weg helpen:

  1. Inventariseer alle vergoedingen en verstrekkingen. De gegevens vindt u terug in uw boekhouding, het personeelshandboek, individuele arbeidscontracten en aanvullende arbeidsvoorwaarden.
  2. Deel de kosten in: wat valt onder de vrije ruimte? Zijn er bepaalde vergoedingen en verstrekkingen die niet ten koste gaan van de vrije ruimte omdat zij onder de gerichte vrijstelling vallen of is er wellicht een nihilwaardering van toepassing?
  3. Bepaal de fiscale loonsom. In 2015 kunt u maximaal 1,2% van het totale fiscale loon besteden aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemers (vrije ruimte). Daarbij geldt het totale fiscale loon van 2015. Wilt u eerder weten of u volgend jaar mogelijk de vrije ruimte gaat overschrijden, dan kunt u dit schatten op basis van het totale fiscale loon van 2014. Met deze schatting in de hand kunt u bepalen welke vergoedingen en verstrekkingen u aanwijst als eindheffingsloon, zodat u de vrije ruimte van 1,2% niet overschrijdt. Over het bedrag boven de vrije ruimte betaalt u namelijk 80% eindheffing. U kunt ook beslissen om bepaalde vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte onder te brengen, maar deze te verlonen.
  4. Richt uw administratie zodanig in dat u uw werkkosten makkelijk kunt onderscheiden. Houd er rekening mee dat het totale bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling inclusief btw hoort te zijn, terwijl u in de financiële administratie vergoedingen en verstrekkingen hoogstwaarschijnlijk exclusief btw boekt.
  5. Overleg met werknemers en ondernemingsraad. Het kan zijn dat u door de werkkostenregeling bestaande arbeidsvoorwaarden moet aanpassen. In de meeste gevallen heeft u hiervoor toestemming nodig van uw werknemers.
    Overleg is dus geboden.

Tip
Past u de werkkostenregeling al wel toe, ga dan na of u de grens al heeft bereikt van de vrije ruimte. Deze staat dit jaar op 1,5%. Is de grens nog niet in zicht, dan heeft u in december nog ruimte voor een extraatje aan uw werknemers.

Proeftijd aan banden
Vanaf 1 januari 2015 is het uit den boze om in tijdelijke arbeidscontracten van zes maanden of minder een proeftijd op te nemen. Ook in een aansluitend contract mag geen proeftijd meer worden opgenomen. Afwijking van deze hoofdregel is alleen mogelijk als in een bestaande cao nog een proeftijd wordt bedongen. Nieuwe regels gelden dan uiterlijk over anderhalf jaar, dan wel eerder als de bestaande cao afloopt. Maak als werkgever dus de afweging of u een werknemer in spe een contract van zes maanden (of korter) zonder proeftijd aanbiedt of een langer contract met proeftijd.

Anticiperen op de nieuwe aanzegplicht
Werkt u veel met tijdelijke arbeidscontracten van zes maanden of langer, dan moet u rekening houden met de nieuwe aanzegplicht. Door deze nieuwe verplichting moet u de werknemer op tijd – uiterlijk één maand voordat het arbeidscontract afloopt – schriftelijk op de hoogte stellen of u zijn tijdelijke contract al dan niet gaat verlengen en onder welke voorwaarden. Doet u dat niet, dan is de sanctie een all-in bruto maandsalaris, dan wel een pro rato deel als u te laat aanzegt.

Tips voor de automobilist

Voorkom bijtelling met rittenregistratie
Heeft u liever geen bijtelling voor de auto van de zaak? Dat kan, maar dan mag u op jaarbasis niet meer dan 500 km privé rijden. U kunt dit aantonen met bijvoorbeeld een rittenregistratie. In de rittenregistratie moet u niet alleen een aantal basisgegevens vermelden, maar ook de gegevens per rit. Gebruik het model dat de Belastingdienst voorschrijft om ervan verzekerd te zijn dat u de juiste gegevens registreert.

Let op
Voldoet uw rittenregistratie niet, dan krijgt u alsnog te maken met de bijtelling, tenzij u op een andere manier kunt aantonen dat u op jaarbasis niet meer dan 500 km privé heeft gereden. De Belastingdienst legt dan een naheffingsaanslag op. Daarnaast kan de Belastingdienst ook een boete opleggen van € 4.920.

De klassieker in de stalling
Oldtimers vanaf 40 jaar en ouder zijn vanaf 2014 vrijgesteld voor de motorrijtuigenbelasting (mrb).
Een jongere klassieke benzineauto vanaf 26 jaar en niet ouder dan 40 jaar valt in het kwarttarief in de mrb (maximaal € 120 per kalenderjaar), als u met de auto in de maanden december tot en met februari geen gebruik maakt van de openbare weg. Voor de jonge klassieke auto op diesel of gas bent u vanaf 1 januari 2014 het volle mrb-tarief verschuldigd.

Tips voor de woningeigenaar

Stel verbouwplannen niet langer uit
Heeft u verbouwplannen wacht dan niet langer. U kunt namelijk nu nog profiteren van het lage btw-tarief van 6% dat tijdelijk geldt op arbeidskosten bij verbouwing of renovatie van een bestaande woning (ouder dan twee jaar). Dit tijdelijk lage btw-tarief loopt nog tot 1 juli 2015. Daarna betaalt u weer 21% btw op de arbeidskosten.
Zorg er wel voor dat de verbouwing of renovatie van uw woning is afgerond vóór 1 juli 2015 en overweeg desnoods splitsing van uw verbouwing. Ontvangt u van de aannemer deelfacturen en is de dienst pas klaar na die datum, dan bent u namelijk 21% btw verschuldigd over de hele verbouwing of renovatie aan uw woning.

Tips voor alle belastingplichtigen

Betaal uw lijfrente op tijd
Premies voor een lijfrenteverzekering of stortingen op een lijfrentespaarrekening of beleggingsrecht zijn in 2014 aftrekbaar als u in het voorafgaande jaar en/of de voorafgaande zeven jaren niet voldoende pensioen heeft opgebouwd. Dit wordt bepaald aan de hand van de jaarruimte of reserveringsruimte. Verder geldt dat lijfrentepremies in 2014 alleen aftrekbaar zijn als u ze ook in 2014 betaalt! Doet u dit niet, dan kunt u de lijfrentepremie niet in uw aangifte 2014 in aftrek brengen.

Geef uw (klein)kind een financieel steuntje in de rug
Schenken bij leven is vaak voordeliger dan vererven bij overlijden. Bovendien is het leuker: schenken geeft een goed gevoel. Maak handig gebruik van de vrijstellingen in de schenkbelasting. Dit jaar mag u aan uw kinderen belastingvrij een bedrag schenken van € 5.229, aan kleinkinderen € 2.092. Is uw zoon of dochter tussen de 18 en 40 jaar, dan kunt u eenmalig belastingvrij een bedrag schenken van € 25.096. Dit kan ook als uw kind zelf ouder is dan 40 jaar, maar zijn of haar partner die leeftijd nog niet heeft bereikt.
Deze eenmalig verhoogde vrijstelling voor kinderen van 18 tot 40 jaar kan nog verhoogd worden tot € 52.281 als uw kind het geld gebruikt voor de eigen woning of om een dure studie te betalen. Er gelden aanvullende voorwaarden, dus laat u goed informeren voordat u een schenking doet.

Let op
Van 1 oktober 2013 tot 1 januari 2015 geldt er zelfs een hogere vrijstelling als het gaat om een schenking voor de eigen woning. In plaats van het plafond van € 52.281, geldt tijdelijk een vrijstelling van maximaal € 100.000. Het ontvangen bedrag moet dan worden gebruikt voor de eigen woning of voor de aflossing van een hypotheekschuld. De leeftijdsgrens geldt niet voor de eenmalig verhoogde vrijstelling voor de woningschenking en ook de relatie tussen schenker en ontvanger is niet van belang. Iemand mag dus ook een schenking (maximaal € 100.000) voor de eigen woning ontvangen van een ander familielid of van een willekeurige derde. Tot slot mag de schenking ook worden gebruikt voor de aflossing van een restschuld na verkoop van de eigen woning. Dit laatste is een structurele verruiming vanaf 29 oktober 2012, die ook na 1 januari 2015 mogelijk blijft.

Voorkom belastingrente: verzoek eventueel om een aanvullende voorlopige aanslag
Voor zo’n vijf tot zes miljoen mensen zal de belastingaanslag 2014 waarschijnlijk hoger uitvallen dan verwacht. De algemene heffingskorting is dit jaar inkomensafhankelijk geworden en de Belastingdienst heeft hiermee in de systemen niet op tijd rekening kunnen houden. Verwacht u dat uw voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2014 te laag is en dat u over 2014 moet bijbetalen? Voorkom dat u belastingrente moet betalen. Dien tijdig de aangifte inkomstenbelasting in, dat wil zeggen vóór 1 april 2015. Zijn nog niet alle gegevens gereed, verzoek dan tijdig om een nadere voorlopige aanslag, maar in ieder geval vóór 1 mei 2015.

Tip
Zorg ervoor dat u vóór 1 juli 2015 een (voorlopige) aanslag over 2014 hebt. Vanaf 1 juli 2015 rekent de Belastingdienst namelijk belastingrente over de door u verschuldigde belasting over 2015.

Door:
Lennert Bruil, Senior klantbeheerder MKB bij Alfa Accountants en Adviseurs


Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Prinsjesdag 2014: fiscale maatregelen

De derde dinsdag van september is traditiegetrouw Prinsjesdag. Op 16 september 2014 heeft Koning Willem Alexander de troonrede voorgelezen en minister Dijsselbloem heeft de rijksbegroting voor 2015 gepresenteerd. Er zijn een groot aantal fiscale maatregelen aangekondigd. Die maatregelen kunnen voor iedereen van belang zijn, denk aan ondernemers, particulieren, werkgevers en woningeigenaren. Alfa zet een aantal van deze maatregelen die ook voor uw (mondzorg)praktijk of voor u in privé van belang kunnen zijn op een rij.
 
Weinig verrassend
De belastingvoorstellen van Prinsjesdag 2014 zijn voorzichtig en weinig verrassend. Het kabinet wil de prille opleving van de economie natuurlijk niet verstoren. De voorzichtigheid spreekt ook uit de kamerbrief die Wiebes op Prinsjesdag verstuurde over een belastingherziening. Daarnaast is het inmiddels traditie dat bijna alle maatregelen vooraf uitlekken. Weinig verrassingen dus dit jaar, maar toch is er genoeg dat voor u van belang kan zijn.

De voorgestelde maatregelen treden per 1 januari 2015 in werking, tenzij anders vermeld. Voor de volledigheid merken wij nog op dat het een wetsvoorstel betreft en dat deze nog door de Tweede en Eerste Kamer moet worden behandeld. Er kunnen dus nog zaken wijzigen.

Dga: minder marge in gebruikelijk loon
Bent u directeur-grootaandeelhouder (dga), dan geldt voor u de gebruikelijk loonregeling. Als de inspecteur aannemelijk maakt dat het zakelijke loon voor de werkzaamheden van een dga meer bedraagt dan het minimumbedrag van € 44.000 (bedrag 2014 en 2015), dan mag hij een hoger gebruikelijk loon in aanmerking nemen. Hij mag dit loon nu vaststellen op het loon van de meest verdienende werknemer in de BV of, als dit meer is, 70% van het loon van een gewone werknemer in soortgelijke omstandigheden. In 2015 zal de inspecteur het gebruikelijk loon stellen op 75% van het loon dat hoort bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking.

Let op
Voor 2015 is er overgangsrecht. Hierin wordt het dga-loon in 2015 gesteld op 75/70e deel van het loon dat in 2013 van de BV werd ontvangen. Feitelijk wordt dus de dga ten opzichte van 2013 een salarisverhoging van 7% opgelegd.

Tip
De verplichte salarisverhoging geldt niet als u aannemelijk maakt dat het loon in 2015 lager moet worden vastgesteld. Ook geldt de verplichte salarisverhoging niet als het loon in 2013 lager was dan € 43.000.

Dga: meest vergelijkbare baan al voldoende
Voor de Belastingdienst wordt het eenvoudiger om het gebruikelijk loon vast te stellen. Nu moet de inspecteur nog een gewone werknemer vinden in soortgelijke omstandigheden als de dga. Vanaf 2015 mag de Belastingdienst uitgaan van de dienstbetrekking die afgezien van het ontbreken van een aanmerkelijk belang, het beste te vergelijken is met de functie van de dga.

Wijziging VAR
In de loop van 2015 zal de aanvraagprocedure van de VAR wijzigen. De bedoeling is om de opdrachtgever medeverantwoordelijk te maken voor de juistheid van de aangeleverde informatie. Momenteel vraagt de opdrachtnemer (de arbeidskracht) de VAR aan en is die ook volledig verantwoordelijk voor de verstrekte gegevens. Onder het nieuwe systeem verloopt de aanvraag via een webmodule waarbij zowel de opdrachtnemer als de opdrachtgever input geven over de arbeidsrelatie. Door die betrokkenheid is de opdrachtgever medeverantwoordelijk als achteraf blijkt dat er loonheffing had moeten worden ingehouden.

In de Toezeggingenbrief Prinsjesdag geeft de staatssecretaris van Financiën aan op korte termijn hiervoor een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer te sturen.

6% btw op renovatie tot 1 juli 2015
Bepaalde renovatie- en herstelwerkzaamheden vallen momenteel onder het verlaagde btw-tarief van 6%. Het gaat daarbij om werkzaamheden aan woningen die meer dan twee jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen. De toepassing van het verlaagde tarief op de renovatiewerkzaamheden zou aanvankelijk eindigen per 1 januari 2015. Deze regeling wordt nu verlengd tot 1 juli 2015.

Let op
De verlaagde 6%-tarief van deze regeling geldt alleen voor vergoeding voor arbeid. Ondernemers moeten over de in rekening gebrachte materialen het normale btw-tarief van 21% toepassen.

WKR verplicht per 2015
Het keuzeregime voor vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelastingsfeer komt ten einde. Met ingang van 2015 is elke werkgever verplicht de werkkostenregeling (WKR) toe te passen. De vrije ruimte wordt verlaagd van 1,5% (in 2014) naar 1,2%. Dit is ter compensatie van de verschillende aanpassingen per 2015, zoals de invoering van het noodzakelijkheidscriterium en de vrijstelling voor korting op branche-eigen producten.

Invoering noodzakelijkheidscriterium
Vanaf 2015 is een aantal zaken onder de WKR vrijgesteld als wordt voldaan aan het noodzakelijkheidscriterium. Deze open norm gaat er vanuit dat wat een werkgever in het kader van zijn bedrijfsvoering aan voorzieningen noodzakelijk (‘zonder meer nodig’) vindt, aan de werknemer kan worden verstrekt zonder dat een voordeel als loon aangemerkt moet worden. Dit noodzakelijkheidscriterium geldt voorlopig voor gereedschappen en voor computers, mobiele communicatiemiddelen en dergelijke apparatuur. Hiermee zijn problemen opgelost die spelen bij het onderscheid in de zakelijk gebruikseis tussen de laptop, tablets groter en kleiner dan zeven inch, smartphones en mobiele telefoons.

Let op
De werkgever beoordeelt of iets noodzakelijk is. Dit geldt niet als de werknemer ook bestuurder of commissaris is in het bedrijf. In dat geval moet de noodzakelijkheid desgevraagd aannemelijk worden gemaakt.

Vereenvoudiging afrekensystematiek
In het kader van de WKR hoeft de werkgever niet meer per tijdvak te beoordelen of de vrije ruimte wordt overschreden. Als het kalenderjaar is afgelopen kan de werkgever in één keer toetsen of de vrije ruimte wordt overschreden. De eventueel verschuldigde belasting in het kader van de WKR moet tegelijk met de aangifte over het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar worden aangegeven en worden afgedragen. Het blijft wel mogelijk om de belasting al eerder in gedeelten te betalen.

Concernregeling
Voor de WKR wordt een concernregeling geïntroduceerd waarmee de verschuldigde belasting bij overschrijding van de vrije ruimte op concernniveau vastgesteld kan worden. Voor toepassing is vereist dat bij de moedermaatschappij sprake is van vrijwel volledige eigendom (95%-eis) van de (klein)dochtermaatschappij(en). Een concern kan op het uiterste afrekenmoment kiezen om de concernregeling al dan niet toe te passen. Dit is bij de aangifte over het eerste tijdvak van het volgende kalenderjaar.

Let op
Bij de concernregeling mag geen rekening worden gehouden met in het kalenderjaar toe- of uittredende concernonderdelen. Deze moeten bij overschrijding van de vrije ruimte zelfstandig de verschuldigde belasting aangeven en afdragen.

Vrijstelling branche-eigen producten
De regeling voor personeelskorting onder het ‘oude’ regime van vrije vergoedingen en verstrekkingen wordt per 1 januari 2015 nagenoeg geheel als gerichte vrijstelling in de WKR voortgezet. Voorwaarde voor toepassing van de vrijstelling voor personeelskorting is dat het voordeel niet meer mag bedragen dan 20% van de waarde in het economische verkeer van deze producten en niet meer dan € 500 per werknemer per jaar.

Let op
In afwijking van de oude regeling is het niet meer mogelijk om het niet-gebruikte deel van de personeelskorting door te schuiven naar volgende kalenderjaren.

Werkplekvoorzieningen
Per 2015 geldt in de WKR een nieuwe gerichte vrijstelling voor een aantal werkplekgerelateerde voorzieningen. Voor welke voorzieningen dit geldt is op Prinsjesdag nog niet bekend gemaakt. Er wordt straks geen onderscheid meer gemaakt tussen voorzieningen die zijn vergoed, verstrekt of ter beschikking zijn gesteld. Op dit moment zijn dergelijke voorzieningen (zoals bijvoorbeeld kantoormeubilair, fietsenstalling, bedrijfsfitness op de werkplek) alleen vrijgesteld als ze ter beschikking worden gesteld.

Rente op restschuld 15 jaar aftrekbaar
Door de prijsdalingen op de huizenmarkt staan op dit moment veel huizen ‘onder water’. Bij verkoop houden huizenbezitters een restschuld over omdat de verkoopprijs van hun woning lager is dan het bedrag waarover de hypotheekrente mag worden afgetrokken (de eigenwoningschuld). Het kabinet heeft daarom besloten om de maximale periode voor aftrek van rente en kosten op restschulden met ingang van 1 januari 2015 te verlengen van 10 naar 15 jaar.

Dubbele renteaftrek blijft mogelijk
Wie een nieuwe eigen woning heeft gekocht maar tegelijkertijd nog een oude woning heeft, kan onder voorwaarden zowel de hypotheekrente voor de nieuwe woning als de oude woning aftrekken. Het moet dan gaan om een leegstaande voormalige eigen woning die te koop staat of een leegstaande toekomstige eigen woning. Er geldt een tijdelijke regeling die ervoor zorgt dat dubbele renteaftrek mogelijk is voor maximaal drie jaar (in plaats van twee jaar) na het jaar waarin de woning is verlaten. Deze regeling zou op 1 januari 2015 eindigen, maar wordt nu omgezet in een blijvende regeling.

Let op!
Na de beëindiging van de verhuur van de voormalige eigen woning is de hypotheekrente weer aftrekbaar tot maximaal 3 jaar na het jaar waarin u de woning hebt verlaten. Ook deze tijdelijke maatregel wordt per 1 januari 2015 omgezet in een blijvende regeling.

Kortingsregeling opname levensloop
Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling voor nieuwe gevallen afgeschaft. In het jaar 2013 gold dat mensen die hun volledige tegoed opnamen, maar over 80% belasting hoefden te betalen. Deelnemers die onder het overgangsrecht vallen en daar in 2013 geen gebruik van hebben gemaakt, krijgen een nieuwe kans in 2015. De 80%-regeling geldt ten hoogste voor het bedrag van de levensloopaanspraken op 31 december 2013.

Let op
Deze regeling geldt maar voor één jaar, en vervalt dus weer met ingang van 1 januari 2016.

Voorwaarden voor afkoop nettolijfrente
Vanaf 1 januari 2015 is mogen werknemers fiscaal voordelig pensioen opbouwen over een maximaal loon van € 100.000.
Boven deze € 100.000 mogen werknemers en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) over hun netto-inkomen zelfstandig bijsparen voor hun oudedagsvoorziening via een nettolijfrente. Voor het gespaarde bedrag geldt een vrijstelling in box 3. Het is mogelijk zo’n nettolijfrente eerder op te nemen. In dat geval wordt het belastingvoordeel teruggenomen. In het Belastingplan is opgenomen dat in het geval van (gedeeltelijke) afkoop van de nettolijfrente alsnog een bedrag in box 3 in aanmerking moet worden genomen. Dit bedrag is een forfaitaire benadering van het genoten box 3-voordeel. Hierbij geldt wel een tegenbewijsregeling om te voorkomen dat deze forfaitaire benadering onevenredig ruw uitwerkt.

Let op
Er komt ook een afzonderlijke vrijstelling in box 3 voor netto pensioenen. Daarbij is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels van de Wet op de loonbelasting voor beschikbare premieregelingen.

Afkoop (bancaire) lijfrente bij arbeidsongeschiktheid
(Bancaire) lijfrenten waarvoor u aftrek heeft gehad in box 1 mogen niet worden afgekocht. Gebeurt dat wel, dan wordt bij wijze van straf bovenop de box 1-heffing een extra revisierente van 20% berekend. Deze ‘strafheffing’ geldt vanaf 1 januari 2015 niet als u de (bancaire) lijfrente geheel of gedeeltelijk laat afkopen omdat u langdurig arbeidsongeschikt bent geworden. U mag op dat moment nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Is het af te kopen bedrag hoger dan € 40.000, dan wordt de maximale afkoopsom getoetst aan uw inkomen van de voorafgaande twee jaren.

Herziening belastingstelsel
Naast het Belastingplan 2015 stuurde de staatssecretaris van Financiën een Kamerbrief met zijn keuzes voor een beter belastingstelsel naar de Tweede Kamer.
Hij maakte hierin duidelijk dat het kabinet toe wil naar een hernieuwd belastingstelsel dat de werkgelegenheid en economische groei bevordert. De ambitie is om met een stelselherziening 100.000 banen te creëren door de lasten op arbeid met 15 miljard euro te verlichten. Deze herziening moet ook het huidige systeem van belastingen sterk vereenvoudigen. Als eerste vereenvoudigingsstappen voor de komende jaren noemt de staatssecretaris de toeslagen en de autobelastingen. Andere maatregelen die de staatssecretaris nu al noemt en per 2016 in wil voeren zijn het verhogen van de aanslaggrenzen, het gedeeltelijk uit de loonbelasting halen van de dga, het schrappen van de middelingsregeling en het vereenvoudigen van pensioen in eigen beheer.

Door:
Alfa Accountants en Adviseurs

 



Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er

VAR-verklaring vervangen door Beschikking geen loonheffingen

De VAR-verklaring gaat verdwijnen en wordt vervangen door de BGL, de Beschikking geen loonheffingen. Dit staat in het wetsvoorstel van staatssecretaris Eric Wiebes, meldt Accountancynieuws.

Bij de VAR (Verklaring arbeidsrelatie) geeft de Belastingdienst aan of het inkomen van een zzp’er wel of niet als loon wordt berekend. Opdrachtgevers weten aan de hand van een VAR dat zij geen loonheffing hoeven af te dragen voor hun opdrachtnemer.  In de praktijk kan het voorkomen dat mensen op papier als zzp’er werken maar eigenlijk in dienst zijn. De BGL verandert dit. Met de BGL wordt ook de opdrachtgever verantwoordelijk voor beoordeling van de arbeidsrelatie. Hierdoor kan de Belastingdienst het verschil tussen een dienstverband en ondernemerschap beter beoordelen.

De Raad van State is geen voorstander van het plan van de staatssecretaris om de VAR te vervangen door de BGL en vindt dat het kabinet het plan moet heroverwegen.

Bron:
Accountancynieuws

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er

VAR 2014 ook geldig in 2015

ZZP-ers hebben een VAR-verklaring nodig. Per 2015 verandert de VAR-aanvraag. Opdrachtgevers bepalen dan mede de aard van de arbeidsrelatie. Door de wijziging van de regeling geldt uw VAR van 2014 ook in 2015, totdat er nieuwe regelgeving is. Als u hetzelfde werk blijft doen, hoeft u dus pas een nieuwe VAR aan te vragen als de nieuwe regeling ingaat.

In het nieuwe VAR-systeem beoordelen zowel de opdrachtgever- als nemer de aard van de arbeidsrelatie. Voorheen werd dit alleen door de opdrachtnemer gedaan. Het is nog niet bekend hoe lang de VAR 2014 geldig blijft, maar dit zal in ieder geval in de eerste maanden van 2015 zijn.

Bron:
Belastingdienst

Lees meer over: Financieel, Ondernemen, ZZP-er