De BIG-registratie van een tandarts is doorgehaald nadat hij bewust en stelselmatig onjuiste declaraties heeft ingediend. Ook wilde hij niet meewerken aan een fraudeonderzoek terwijl hij daartoe wel wettelijk verplicht was.
Situatie
De beklaagde werkte van 2003 tot en met 2012 als kaakchirurg in een ziekenhuis. De klaagster is een zorgverzekeraar die een overeenkomst had met het ziekenhuis. De chirurg diende via het ziekenhuis rechtstreeks elektronische declaraties in bij de klaagster, die door haar werden voldaan. In 2013 richtte de beklaagde een behandelcentrum voor kaakchirurgie op. Hij had geen overeenkomst met de zorgverzekering, maar patiënten hebben wel facturen ter declaratie ingediend bij de klaagster.
In april 2012 kwam er bij de klaagster een interne melding over sterk afwijkende declaraties: de verrichting “poliepen verwijderen” zou door de kaakchirurg duizend keer vaker dan het landelijk gemiddelde zijn gedeclareerd. Uit een hierop volgend benchmarkonderzoek bleek dat op allerlei aspecten de beklaagde meer declareerde dan andere kaakchirurgen.
Dossieronderzoek over (via een aselecte steekproef aangewezen) 116 dossiers waarbij naar een aantal verrichtingen specifiek werd gekeken wees uit dat in veel gevallen de gedeclareerde zorg feitelijk niet geleverd of onrechtmatig was. De beklaagde is hierover bij brief geïnformeerd maar heeft niet op de uitkomsten gereageerd.
Ook wat betreft werkzaamheden voor het behandelcentrum waren er verschillende gevallen waarbij er dubbel of fout was gedeclareerd. Verder wenste de beklaagde dat het factureringsbedrijf verschillen tussen het notabedrag en het uitbetaalde bedrag aan hem zou afboeken. Het bedrijf gaf hier geen gehoor aan waarna de samenwerking werd beëindigd.
De klaagster startte hierop een fraudeonderzoek. Hiervoor werd de beklaagde verzocht om toezending van bepaalde medische dossiers, maar hij wilde hier niet aan meewerken. Uiteindelijk heeft de klaagster aangekondigd dat ze een bedrag van €122.188,58 gaat terugvorderen.
Klacht
De klaagster verwijt de tandarts dat hij haar bewust en stelselmatig op diverse wijzen heeft opgelicht door declaraties in te dienen voor zorg die niet of niet als zodanig is geleverd door de beklaagde. Een voorbeeld hiervan is het declareren van een zwaardere verrichting dan daadwerkelijk is uitgevoerd. Daarnaast zegt ze dat hij niet meewerkt aan een fraudeonderzoek door haar, wat in strijd is met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.
Beoordeling
Ten eerste zegt het college dat de beklaagde als zorgverlener verantwoordelijk is voor het invoeren van de juiste declaratiegegevens. Hoewel de beklaagde aanvoert dat hem niet kan worden verweten dat een “no show” werd gedeclareerd, kan het niet zo zijn dat in het dossier staat dat een patiënt niet is verschenen terwijl wel een declaratie van een röntgenfoto wordt opgevoerd. Dit kan dan niet anders dan een opzettelijke onjuiste declaratie zijn waar beklaagde zelf verantwoordelijk voor is, luidt het oordeel.
Wat betreft het (onrechtmatig) declareren van zwaardere of meer verrichtingen dan zijn uitgevoerd is gebleken dat de tandarts regelmatig meerdere prestaties voor één verrichting heeft gedeclareerd. Aangezien ook op het moment van declareren binnen de beroepsgroep de consensus bestond dat deze manier van declareren niet rechtmatig is acht het college het niet goed voorstelbaar dat de beklaagde dit wel rechtmatig vond. Ook blijkt uit de dossiers volgens het college inderdaad niet dat de gedeclareerde prestaties zijn uitgevoerd; dit klachtonderdeel is gegrond.
De beklaagde vond dat hij geen medewerking hoefde te verlenen aan het fraudeonderzoek omdat er onvoldoende aanleiding voor zou zijn geweest. Aangezien er verschillende concrete aanleidingen waren (bijvoorbeeld de interne melding en de resultaten uit de benchmark) is het college het hier niet mee eens. De beklaagde had dan ook verplicht moeten meewerken aan het fraudeonderzoek, maar heeft dit niet gedaan. De conclusie is dat de tandarts wat dit betreft in strijd heeft gehandeld met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg volgens de Wet BIG.
Uitspraak
Het college vindt dat de beklaagde in strijd heeft gehandeld met het algemene belang van de individuele gezondheidszorg en door zijn handelen schade aan de beroepsgroep heeft toegebracht door kernwaarden ervan met voeten te treden. Ook heeft hij geen inzicht getoond in het onjuiste van zijn handelen terwijl hij nog actief is als tandarts.
Het college acht geen lichtere maatregel passend dan een doorhaling van de inschrijving van de kaakchirurg in het BIG-register, en schorst die inschrijving bij wijze van voorlopige voorziening.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/05/Tuchtrecht-doorhaling-van-BIG-inschrijving-400-x-230-.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-05-25 15:26:572021-05-25 09:13:31Tuchtrecht: doorhaling van BIG-inschrijving na onjuiste declaraties en niet meewerken aan fraudeonderzoek
Er bestaan enorme verschillen in het rendement tussen praktijken en behandelaren, zo ervaart Sjoerd Kuiken. Als je het rendement van je praktijk wilt verhogen, is het goed te weten waardoor deze verschillen ontstaan. In deze podcast vertelt Sjoerd over de verschillen tussen praktijken. Zodat je zelf – desgewenst – aan de slag kunt met het verhogen van het rendement in jouw praktijk.
Door: Sjoerd Kuiken. Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/03/Podcast.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-05-10 15:22:402021-04-19 10:51:18Podcast: Meer rendement van een mondzorgpraktijk
In de mondzorgpraktijk van mondhygiënist Iris Oehlers in Amersfoort is een CSI-Kids Laboratorium gevestigd. Met behulp van proefjes kunnen kinderen (en hun ouders) daar meer leren over hun mondgezondheid. Iris vertelde aan dental INFO wat het CSI-Kids Laboratorium is en hoe dat gemotiveerde kinderen oplevert.
Hoe ben je op het idee gekomen van het CSI-Kids Laboratorium?
“Ik ben altijd iemand geweest die dacht dat bepaalde dingen anders konden. Wat je in de opleiding geleerd hebt, dat komt niet altijd over. Wat ik bij kinderen merkte, is dat ze vaak niet geïnteresseerd en gemotiveerd zijn. Ik zie ook dat ouders het op een gegeven moment opgeven om te proberen kinderen hun tanden te laten poetsen.
Ik heb vroeger in de marketing gewerkt en dat kan ik hierbij goed gebruiken. Ik ben op zoek gegaan naar hoe ik mensen beter kan bereiken, hoe ik dingen anders kan formuleren zodat het duidelijker overkomt. Je moet proberen die ouders te helpen om het anders aan te pakken, waardoor het gemakkelijker voor ze wordt. Door de kinderen in plaats van op de vingers te tikken, bewuster te maken. Kinderen van tegenwoordig hebben zo veel vragen, die nemen niet zo maar iets aan, die moeten echt weten waarom ze iets moeten doen.
Ik heb al twaalf jaar een praktijk in Landsmeer en daar ben ik begonnen om proefjes met kinderen te doen om ze bewust te maken van wat ze eten en drinken en waarom ze hun tanden moeten poetsen. Ik heb altijd al het idee gehad dat het leuk zou zijn om een laboratorium te hebben, maar in de praktijk in Landsmeer is daar geen ruimte voor. Vorig jaar heb ik de overstap gemaakt naar een praktijk in Amersfoort en daar was wel ruimte om een laboratorium te realiseren.”
Hoe gaat het in zijn werk?
“Het hoofddoel van het laboratorium is voornamelijk mensen bewust maken van de mondgezondheid en ze daardoor motiveren om het beter te doen. Kinderen die hier komen, melden zich meestal als eerste aan bij de tandarts. Als ze er dan achter komen dat hier ook een laboratorium zit, dan willen ze daar meestal graag naartoe.
Wat we daar precies doen, hangt af van de leeftijd. We hebben draaiboeken waar we mee werken. De onderwerpen blijven hetzelfde, maar we gaan steeds dieper op de stof in. Als ze vier zijn, dan maak ik het niet langer dan een kwartiertje. We hebben alles getimed, dus we weten precies hoe lang elk onderdeel duurt. Dan gaan we tandpasta maken. Dat vinden ze altijd leuk. Daarna gaan we een kleurtestje doen. Dat doen we in het donker, dus dat is lekker spannend. De volgende keer willen ze weer en dan probeer je de poetsles erbij te krijgen.
Als je een kind van 10 of 11 hebt, dan ga je meteen een gaatje veroorzaken in een tand en allerlei limonades testen. Als ze nog wat ouder zijn, gaan we ook gaatjes vullen. Dus elke keer krijgen ze er wat bij. Bij elke groep weet je wat je moet doen en waarmee je ze kunt boeien. Ik heb eerst met kinderen uit de familie van verschillende leeftijden testjes gedaan om te kijken wat ze boeit.”
Hoe doe je dat bij kinderen die bang zijn?
“Kinderen die een trauma hebben laten we vaker langskomen. Dan doen we allerlei leuke dingen in het lab en langzamerhand mogen we dan in de mond kijken. We proberen de stap om in de stoel te gaan zitten en zelfs een gaatje te vullen zachter te maken. We zorgen voor gewenning en proberen ze vertrouwen te geven.
Er komen ook wel hele gezinnen waarbij een kind of een ouder een trauma heeft. Dan gaan we tandpasta maken en dan komen de verhalen los en krijg je te horen wie waar mee zit. Dan gaan we de ‘investigation room’ in. Daar mogen de kinderen bijvoorbeeld de angstige ouder ondervragen en op die manier krijg je iemand zo ver om toch naar de tandarts te gaan. Dus het kan zowel een kind als een volwassene uit dat gezin zijn.”
Is het alleen voor je eigen patiënten bedoeld?
“Nee, het is niet alleen voor eigen patiënten. Tandartsen in de buurt kunnen naar ons verwijzen. Als bijvoorbeeld gezinnen of kinderen moeilijk te motiveren zijn, kunnen ze die naar ons toesturen. Die proberen wij dan aan het poetsen te krijgen. In zo’n geval nemen wij dan tijdelijk zo’n iemand bij de mondhygiënist in behandeling. Zo’n patiënt blijft wel gewoon bij zijn eigen hoofdbehandelaar, de eigen tandarts.
Wij hebben hier zelf ook tandartsen, maar het is de bedoeling om daarmee klein te blijven. Onze doelgroep bestaat uit mensen die jarenlang niet naar de tandarts zijn geweest.
We hadden vorig jaar na de opening eigenlijk een open dag willen houden voor collega’s uit de buurt, zodat ze kennis konden maken met het CSI-Kids Lab, maar door corona ging dat niet.”
Scholen kunnen toch ook bij jullie terecht?
“Door de coronamaatregelen kon dat tot nu toe niet, maar dat is wel het plan. Het laboratorium is 35 m2 groot en daar heb ik allemaal eilandjes gemaakt waar we met groepjes aan de slag kunnen. We hebben plaats voor 26 kinderen tegelijk. We willen aan de slag met de wat oudere kinderen. Kinderen in Amersfoort krijgen al poetsles in groep 2, 3 en 4. Wij gaan met kinderen van groep 6, 7 en 8 aan de slag. We gaan steeds dieper op de stof in naarmate ze ouder worden. Het wordt steeds interessanter. We zijn ook aan het kijken of we iets met middelbare scholen kunnen gaan doen. Kinderen in de pubertijd vinden dingen al snel kinderachtig, dus die zal je zelfstandig dingen moeten laten doen. Dat zijn we nog aan het uitwerken.”
Hoe financieren jullie dit?
“Het laboratorium valt onder instructie en informatie. Soms zitten er ook poetslessen aan vast, individueel of in groepsverband. Het wordt dus vanuit de basisverzekering vergoed; ouders hebben er geen extra kosten aan. Als er volwassenen meekomen, rekenen we daar niets voor.
Het was natuurlijk wel een grote investering om het lab te maken, maar dat moet zich in een aantal jaar terug betalen. We worden niet gesponsord, we willen geen reclamebord voor een bepaald merk zijn.”
Doen jullie alles met eigen medewerkers?
“Ja, we werken hier met een preventieassistente en twee mondhygiënisten in opleiding die dit jaar afstuderen en ik ben zelf ook mondhygiënist. Alle medewerkers vinden het erg leuk, omdat het heel afwisselend is en ze ook de effecten ervan terugzien.
Zelf testen we ook dingen uit in het laboratorium, bijvoorbeeld tandpasta in tabletvorm of iets wat vanuit China op de markt verschijnt. Zo hebben wij zelf ook heel veel plezier en leermomenten. We testen bijvoorbeeld vegan limonade en kijken wat de effecten daarvan zijn. Soms blijken dingen die gezond lijken helemaal niet zo gezond te zijn. Dat nemen we dan weer mee in ons lesprogramma.”
Wat zijn jullie ervaringen tot nu toe?
“Het heeft echt effect. De kinderen zijn echt beter gemotiveerd. Het leuke is dat ze soms ook hun ouders gaan corrigeren. Hoe lang het effect blijft, hangt af van de levensfase van het kind. De puberteit is natuurlijk van invloed.
Ook kinderen (en hun ouders) met een goede mondgezondheid hebben er baat bij. Het bevordert de bewustwording. Je kunt je mond wel goed verzorgen, maar van een heleboel dingen ben je je niet bewust. Als bijvoorbeeld iets zuur blijft in de mond en je speeksel kan het niet neutraal maken, wat doet het dan met je lichaam en met je darmstelsel? We kijken niet alleen naar de mondgezondheid op zich, maar ook naar de lichamelijke gezondheid. Waar we naar toe willen is dat we ook multidisciplinair kunnen werken, dus samen met een diëtiste of een fysiotherapeut.
Maar het belangrijkste blijft om kinderen en hun ouders te motiveren hun mond goed te verzorgen. Daar krijg je goedgepoetste kinderen van!”
Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Iris Oehlers van Mondgezondheid Centrum Amersfoort.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/03/Het-CSI-Kids-Laboratorium-daar-krijg-je-goedgepoetste-kinderen-van.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-05-10 15:21:292021-05-10 16:03:43Het CSI-Kids Laboratorium: daar krijg je goedgepoetste kinderen van
Hoe zit het met de transitievergoeding als er geen sprake is van één voortdurend dienstverband, maar er sprake is geweest van een onderbreking in het dienstverband? Bijvoorbeeld indien een tandartsassistente haar dienstverband heeft opgezegd maar daarna toch weer terugkeert naar haar oude werkgever?
De transitievergoeding
Vanaf 2015 geldt er een wettelijk recht op een vergoeding als de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband met een werknemer te beëindigen, genaamd “de transitievergoeding”. Die vergoeding bedraagt één derde van een maandsalaris per gewerkt jaar. Alleen als er sprake is van “ernstig verwijtbaar handelen” aan de kant van de werknemer, is de werkgever deze vergoeding niet verschuldigd. De transitievergoeding moet wel binnen drie maanden na einde dienstverband door de werknemer worden opgeëist, omdat anders het recht op die vergoeding daarna is komen te vervallen.
De transitievergoeding en “pauzes” in het dienstverband
Hoe zit het als er niet sprake is van één voortdurend dienstverband, maar er sprake is geweest van een onderbreking in het dienstverband? Dan geldt de regel dat voorgaande arbeidsovereenkomsten die elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, meetellen voor de totale duur voor de berekening van de transitievergoeding.
Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland d.d. 2 maart 2021
In deze zaak was de werknemer al bijna zes jaar in dienst bij de werkgever, maar de werknemer heeft vervolgens het dienstverband opgezegd per 1 juli 2019 vanwege een andere baan. Kennelijk beviel die andere baan niet goed, omdat de werknemer zich na twee maanden alweer bij de ex-werkgever meldde en aangaf toch weer terug te willen komen. Zo gebeurde het ook en de werknemer trad weer in dienst per 14 oktober 2019. Helaas was de hernieuwde samenwerking geen lang leven beschoren, want halverwege 2020 gaf de werkgever aan niet langer door te willen met de werknemer.
De werkgever startte een procedure op bij de Kantonrechter die op 2 november 2020 uitspraak deed. De Kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2021 en kende verder een transitievergoeding toe. Die vergoeding baseerde de Kantonrechter echter alleen maar op de periode vanaf 14 oktober 2019 en dus niet op de eerste datum van het eerdere dienstverband tussen partijen, zijnde 1 oktober 2013. Dat scheelde een flink bedrag aan transitievergoeding.
De werknemer had aangevoerd dat de tussenliggende periode korter was dan zes maanden en dus op grond van artikel 7:673 lid 4 BW de totale duur vanaf 1 oktober 2013 dient te worden meegenomen voor de berekening.
De Kantonrechter oordeelde echter dat het eerste dienstverband was geëindigd door de opzegging van de werknemer en er daardoor voor dat eerste dienstverband geen recht op een transitievergoeding was. Dat recht is er immers pas als de werkgever het initiatief neemt om het dienstverband te beëindigen. Dat was niet het geval. Vervolgens oordeelt de Kantonrechter dat bovendien het initiatief om terug te komen, ook weer bij de werknemer lag. Als vervolgens het dienstverband alsnog eindigt op initiatief van de werkgever via de Kantonrechter, zou het niet billijk zijn als de werknemer door de letter van de wet alsnog recht zou hebben op een transitievergoeding over een periode waarin hij in eerste instantie géén recht had op een transitievergoeding.
Belangrijk is de bedoeling van de wetgever bij de regels voor de transitievergoeding. De wetgever heeft de transitievergoeding alleen willen toekennen aan een werknemer als de werkgever het initiatief neemt voor de beëindiging van het dienstverband. Als het eerder genoemde artikel 7:673 lid 4 BW in deze procedure strikt zou worden toegepast, leidt dat tot een uitkomst die in strijd is met de bedoeling van de wetgever. De rechter heeft dan de mogelijkheid om de werking van een bepaald artikel opzij te zetten, als dit in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.
En dat heeft de Kantonrechter in deze zaak ook gedaan en dus het eerdere dienstverband niet meegerekend bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding.
Zelfs “harde” regels zijn niet altijd even hard
Gezien deze uitspraak is het altijd belangrijk om niet alleen de wettelijke regels te kennen die gelden in onder andere het arbeidsrecht, maar ook om te beoordelen of in een bepaalde situatie die wettelijke regels wel “redelijk en billijk” zijn. Als dat niet het geval is, kan zelfs een harde regel in de wet opzij worden gezet. In dit geval lijkt ons dat een redelijke uitkomst.
Door:
Erwin Zondervan, advocaat gezondheidsrecht en arbeidsrecht bij Eldermans|Geerts.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/04/Wat-is-de-transitievergoeding-voor-een-spijtoptant.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-04-21 15:28:492021-04-21 17:13:40Wat is de transitievergoeding voor een spijtoptant?
De kwaliteit van zorgverlening wordt met name bepaald door de kwaliteit van het team. Je hebt nooit 100% zekerheid, dat je een goede – of de beste – kandidaat aanneemt. Maar hoe kun je deze kans zo groot mogelijk maken? Daarvoor in dit artikel diverse tips voor het voeren van sollicitatiegesprekken.
Zorgverlening is teamwork, waardoor de kwaliteit van zorgverlening voor een groot deel wordt bepaald door de kwaliteit van het team. Uitdaging is díe medewerkers te werven, die de kwaliteit van het team omhoog ‘trekken’. Je hebt nooit 100% zekerheid, dat je een goede – of de beste – kandidaat aanneemt. Maar hoe kun je deze kans zo groot mogelijk maken? Daarvoor in dit artikel diverse tips voor het voeren van sollicitatiegesprekken.
Beoordelingscriteria
Een geanimeerd gesprek voeren met een kandidaat is misschien niet zo moeilijk, maar hoe kun je een kandidaat nu goed beoordelen. Veelal wordt het sollicitatiegesprek gehouden zonder duidelijke criteria voor het beoordelen van de kandidaat. Onderstaand diverse criteria waarmee de goede kandidaten van de zwakke kunnen worden onderscheiden.
Generalisatie:
Zwakkere kandidaten hebben de neiging hun ervaring te generaliseren en kunnen niet exact aangeven wat ze in een specifieke situatie geleerd hebben. Hoe specifieker de antwoorden, hoe sterker de kandidaat.
Leermomenten:
Zwakkere kandidaten vinden het moeilijk om uit te leggen wat ze geleerd hebben tijdens hun carrière. Ze neigen naar extremen in hun antwoorden – of ze antwoorden met dooddoeners of overdrijven juist heel erg. Sterke kandidaten zijn open over hun minder sterke kanten en fouten.
Lange termijn visie:
Zwakke kandidaten hebben een simpel beeld van mensen en hun baan. Sterke kandidaten beschrijven situaties veel diepgaander en genuanceerder.
Het waarom:
Minder goede kandidaten focussen vooral op ‘wat’ er gebeurd is en minder op het ‘waarom’. Ze vinden het moeilijk om te beschrijven of ze na een bepaalde gebeurtenis iets geleerd hebben en wat dat dan was. Sterkere kandidaten benadrukken het ‘waarom’ meer dan het ‘wat’.
Interessegebieden:
Zwakkere kandidaten zijn vooral gefocust op de concrete voordelen van de baan (promotiekansen, arbeidsvoorwaarden). Sterkere kandidaten vragen vooral naar de inhoud van de functie en de toekomst.
Analytisch vermogen:
Zwakkere kandidaten weten heel goed wat er fout ging, maar geven minder snel hun eigen rol daarbij toe. Sterkere kandidaten zijn in staat om zowel successen als mislukkingen te analyseren, inclusief hun eigen rol daarin.
Zelfbewustzijn:
Zwakkere kandidaten hebben geen goed beeld van zichzelf; ze overdrijven hun sterke kanten, proberen hun minder sterke kanten te verdoezelen en kennen hun eigen beperkingen niet goed genoeg. Sterke kandidaten hebben een goed en duidelijk beeld van hun sterktes, zwaktes en beperkingen.
10 Goede vragen
Om bovenstaande criteria goed aan bod te laten komen tijdens een sollicitatiegesprek is het belangrijk vooral open vragen te stellen en waar mogelijk door te vragen. Hierbij kun je denken aan de volgende voorbeeld vragen.
Algemeen/Praktijk:
Wat was jouw meest uitdagende baan? Waarom? Wat heb je hiervan geleerd?
Wat was jouw minst uitdagende baan? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
Ben je ooit grote obstakels tegengekomen bij het nastreven van jouw doelen? Wat heb je toen gedaan? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
Heb je weleens gefaald? Waarom? Wat heb je daarvan geleerd?
Heb je weleens iets fout gedaan in de omgang met anderen? Wat heb je daarvan geleerd?
Wat was jouw beste leerervaring ooit? En wat jouw slechtste?
In wat voor praktijk wil je graag werken?
Wat vind je zo leuk aan het werken in een tandartspraktijk?
Hoe moet jouw werkdag eruit zien om voldaan naar huis te gaan?
Wat zou je over één jaar anders willen doen in je werk, wat je nu dus nog niet doet?
Past iemand in het team
Naast het beoordelen van de kandidaat op bovengenoemde criteria, is het verder belangrijk te beoordelen of iemand goed in het team past. Iets wat minder tastbaar is. Aan de hand van de volgende punten kun je deze vraag – enigszins – beantwoorden:
Laat een kandidaat gedurende een werkdag meelopen en laat het team ook een oordeel vellen. (Voelen zij een persoonlijke klik, is er wederzijds respect, etc.)
Laat de kandidaat merken heel graag onderdeel uit te willen maken van het team.
Laat de kandidaat merken zich aangetrokken te voelen tot de missie en kernwaarden van de praktijk.
(Onder andere hiervoor is het dus goed de praktijkmissie en kernwaarden uit te schrijven.)
Motivatie vs. Vaardigheden
Binnen praktijken merk ik nog regelmatig, dat nieuwe medewerkers worden gezocht op basis van vaardigheden of beschikbare werkdagen. Echter, hiermee wordt de kwaliteit van het team niet vergroot. Mijn advies is vooral te zoeken naar medewerkers, die zich aangetrokken voelen tot de praktijk en graag onderdeel willen uitmaken van het team. Want als je werkt in een team waar je graag bij wilt horen en waartoe je je aangetrokken voelt, zal dit jou motiveren. En gemotiveerde medewerkers kunnen altijd nieuwe vaardigheden aanleren. Daarentegen kun je vaardige medewerkers niet zomaar motiveren.
Bekijk en download ook de documenten over Personeelsmanagement in de Dental Management Toolkit.
Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/04/Tips-bij-sollicitatiegesprekken.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-04-21 15:26:052021-04-19 10:25:45Tips bij sollicitatiegesprekken
Positieve Google reviews zijn belangrijker dan ooit, ook voor tandheelkundigen. Gelukkig kun je met deze 3 mail templates extra positieve Google beoordelingen ontvangen voor je praktijk.
In het digitale tijdperk zijn online beoordelingen een belangrijke bron van betrouwbaarheid geworden. Of je nu een stofzuiger koopt, een vakantiehuisje huurt of een tandarts in de buurt zoekt: de kans dat je online naar recensies zoekt is groot. Sterker nog, wanneer je een bedrijf opzoekt, word je in Google direct geconfronteerd met de online beoordeling. Positieve Google reviews zijn dus belangrijker dan ooit, ook voor tandheelkundigen.
Als je in het oog wilt springen van potentiële patiënten komt een goede online score goed van pas. Je zou zelf ook liever bij een restaurant eten dat lovende recensies heeft gekregen, dan een restaurant met slechts 1 van de 5 sterren. Het is dus belangrijk om veel positieve beoordelingen te verzamelen. Maar hoe doe je dat? Topmarketeer Shaz Memon verklapte aan Dentistry hoe je het beste te werk kunt gaan. Zijn tip: vraag het gewoon netjes.
Vragen om beoordelingen
Het direct vragen om Google-beoordelingen voelt misschien ongemakkelijk of onethisch aan. Toch is het een essentieel onderdeel van een goede marketingstrategie. Online beoordelingen vormen tegenwoordig de basis van veel beslissingen die (ook uw) patiënten nemen. Het wordt pas onethisch op het moment dat u alleen om positieve feedback vraagt.
Wat je in feite doet is je patiënten vragen om een gunst. Communiceer dit dan ook op die manier. Leg uit dat de praktijk afhankelijk is van patiënten zoals zij om anderen te vertellen over uw diensten. Met een goede recensie word je verder geholpen. De meeste tevreden patiënten zullen dit begrijpen, en zullen het helemaal niet erg vinden om je een handje te helpen.
Wie die tevreden patiënten zijn, weet je als geen ander. Dit zijn de makkelijkste klanten om een beoordeling van te vragen. Ze kennen en vertrouwen u al, en zullen u waarschijnlijk graag willen helpen met een positieve beoordeling.
Maar je kunt ook klanten die je minder goed kent benaderen voor een online recensie. Zeker wanneer je een fantastisch resultaat hebt geboekt, een ingrijpende behandeling hebt afgerond, of iemands langlopende probleem hebt opgelost. Dit doe je het beste op een moment van optimale tevredenheid, bijvoorbeeld wanneer je de behandeling net hebt afgerond, of later op de dag wanneer het gebit weer is hersteld.
Mail templates
Een goede manier om in contact te blijven met je patiënten is via de mail. Ook wanneer je op zoek gaat naar online beoordelingen, kun je patiënten hiervoor (opnieuw) benaderen via de mail. Wanneer je dat doet is het belangrijk dat je mails opgewekt en positief zijn. Memon heeft drie mail templates opgesteld die je kunt gebruiken als basis voor jouw mails.
Mail 1: verstuur direct naar een tevreden klant na behandeling
Beste [naam patiënt],
We werken er hard aan om u mondzorg van het hoogste niveau te leveren. Als een klein en hardwerkend team zou een beoordeling via Google van grote waarde zijn voor ons.
Daarom vragen we om 30 seconden van uw tijd. Door op de volgende link te klikken kunt u een beoordeling achterlaten: [link naar beoordelingsformulier]
Weet u niet zeker wat u moet schrijven? Probeer dan antwoord te geven op een of meerdere van de volgende vragen:
a) Wat was uw eerste indruk van onze praktijk?
b) Was het team zorgzaam en werd de behandeling goed uitgelegd?
c) Hoe staat uw ervaring bij ons in verhouding tot uw eerdere mondzorgervaringen?
d) Zou u onze praktijk aanraden bij vrienden of familie?
Alvast enorm bedankt voor uw beoordeling! We zien er naar uit hem te lezen.
Heeft u het idee dat we nog wat moeten veranderen voordat we een goede beoordeling verdienen, laat dat dan alstublieft weten in een reactie op deze mail. We streven er altijd naar elke patiënt een optimale ervaring te bieden en staan dan ook altijd open voor alle feedback die we kunnen krijgen.
Met vriendelijke groeten,
[jouw gegevens]
Mail 2: verstuur een week later als reactie op de eerste mail wanneer je geen reactie krijgt
Beste [naam patiënt],
Sorry dat we u nogmaals mailen, maar we willen zeker weten dat u onderstaande mail heeft ontvangen. Een beoordeling op Google achterlaten kost u slechts 30 seconden, maar betekent enorm veel voor ons. U kunt een beoordeling achterlaten via de volgende link: [link naar beoordelingsformulier].
Met vriendelijke groeten,
[jouw gegevens]
Mail 3: verstuur twee weken later als je geen reactie krijgt
Beste [naam patiënt],
Wij mailen u in opvolging van uw behandeling van [datum behandeling]. Wij vroegen ons namelijk af of u nog feedback voor ons heeft.
We werken er hard aan om u mondzorg van het hoogste niveau te leveren. Als een klein en hardwerkend team zou een beoordeling via Google van grote waarde zijn voor ons.
Daarom vragen we om 30 seconden van uw tijd. Door op de volgende link te klikken kunt u een beoordeling achterlaten: [link naar beoordelingsformulier]
Weet u niet zeker wat u moet schrijven? Probeer dan antwoord te geven op een of meerdere van de volgende vragen:
a) Wat was uw eerste indruk van onze praktijk?
b) Was het team zorgzaam en werd de behandeling goed uitgelegd?
c) Hoe staat uw ervaring bij ons in verhouding tot uw eerdere mondzorgervaringen?
d) Zou u onze praktijk aanraden bij vrienden of familie?
Alvast enorm bedankt voor uw beoordeling! We zien er naar uit hem te lezen.
Heeft u het idee dat we nog wat moeten veranderen voordat we een goede beoordeling verdienen, laat dat dan alstublieft weten in een reactie op deze mail. We streven er altijd naar elke patiënt een optimale ervaring te bieden en staan dan ook altijd open voor alle feedback die we kunnen krijgen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/01/Mailvoorbeelden-1.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-04-21 15:20:472021-04-21 17:21:023 mail templates om extra Google reviews te krijgen
Door verschillende praktijkbezoeken werd Sjoerd Kuiken geconfronteerd met de grote onderlinge verschillen in ontwikkelsnelheid van een praktijk. Met de ontwikkelsnelheid van een praktijk bedoelt hij de mate waarin een praktijk in staat is zichzelf te verbeteren of verder te professionaliseren. Hoe kun je dit nu verklaren?
Door: Sjoerd Kuiken. Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.
Een tandarts wordt door ex-patiënten verweten dat hij ondanks herhaalde verzoeken om hun patiëntendossiers toe te sturen geen medische informatie heeft verstrekt en op geen enkele manier bereikbaar was. De tandarts heeft de medische dossiers zonder toestemming aan derden verstrekt en laten vernietigen. Het tuchtrechtcollege veroordeelt de tandarts tot een schorsing.
Situatie
Op 7 januari 2020 start een tuchtrechtzaak tegen een tandarts die tot februari 2019 een eenmanspraktijk had. Door de opvolgend arts zijn bij meerdere patiënten tandheelkundige problemen vastgesteld. Vier patiënten hebben vervolgens melding gemaakt van vermeed medisch verwijtbaar handelen bij hun rechtsbijstandsverzekeraar.
De tandheelkundig adviseur van de verzekeraar vroeg daarop de behandeldossiers van de klagers op bij de tandarts (de verweerder). Op meerdere brieven en telefoontjes naar de praktijk van de verweerder ontving de adviseur geen reactie. Ook de klagers zelf hebben de tandarts meerdere geprobeerd telefonisch te bereiken. Zonder succes. De praktijk was gesloten, de telefoon werd niet opgenomen en brieven bleven onbeantwoord.
Uiteindelijk blijkt dat de tandarts een huurachterstand had. Daarop werd in december 2019 beslag gelegd op zijn praktijk en alle roerende zaken en inboedel. Dus ook de patiëntgegevens en behandeldossiers. Op 9 januari 2020 heeft de tandarts een overeenkomst gesloten met de schuldeisers. Daarin werd het volgende vermeld:
“Alle roerende zaken welke zich in het gehuurde bevinden worden in eigendom overgedragen aan de schuldeisers. Na ondertekening van deze akte staat het de schuldeisers vrij om de zich in het gehuurde bevindende inboedel af te voeren en te vernietigen, dan wel te vervreemden.
De schuldenaar gaf aan dat er een doos met patiëntengegevens in het gehuurde aanwezig zou zijn en geeft mij, gerechtsdeurwaarder, dan wel de schuldeisers toestemming om eventuele bescheiden en/of gegevensdragers met patiëntgegevens en/of financiële gegevens te (laten) vernietigen door gespecialiseerde derden.”
Een deurwaarder heeft de in de praktijkruimte aangetroffen patiëntengegevens laten vernietigen.
Klacht
De klagers verwijten de verweerder dat hij hun medische gegevens en dossiers niet heeft overgelegd, terwijl hier op verschillende manieren herhaaldelijk om gevraagd is. De tandheelkundig adviseur van de rechtsbijstandsverzekeraar van de klagers heeft deze documenten nodig om te kunnen beoordelen over de tandarts medisch verwijtbaar heeft gehandeld.
Tijdens de zitting ontdekken de klagers dat de tandarts hun gegevens ten onrechte en zonder hun toestemming heeft doorgespeeld aan derden en heeft laten vernietigen. Hierdoor kan niet langer onderzocht worden of de tandarts medisch verwijtbaar heeft gehandeld, waardoor de klagers financiële schade lijden.
De verweerder heeft spijt van zijn daden. Hij geeft aan dat hij tijdens deze gebeurtenissen fysieke problemen, depressie en een burn-out had. Hierdoor was hij destijds ‘volledig de kluts kwijt’ en vermeed hij alles wat mijn praktijk te maken had. Zijn beredenering destijds: door de documenten te laten vernietigen komen ze in ieder geval niet in handen van onbevoegden.
Beoordeling
Het tuchtrechtcollege verwijst in haar beoordeling naar de artikelen 7:454 t/m 7:457 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin staat dat een tandarts de medisch dossiers van patiënten ten minste 20 jaar in stand moet houden, deze aan patiënten moet verstrekken wanneer zij daarom vragen, en deze alleen mag delen met derden wanneer patiënten daar nadrukkelijk toestemming toe geven.
Er zijn uitzonderingen op deze regels, maar die gaan in dit geval niet op. Uit de situatie zoals hierboven beschreven wordt duidelijk dat de tandarts zich niet aan deze regels heeft gehouden.
De echte vraag in deze zaak is of de tandarts volledig aansprakelijk kan worden gesteld voor zijn handelen gezien zijn toenmalige mentale toestand. Hoewel het college begrip kan opbrengen voor de afnemende geestelijke gezondheid van de tandarts, neemt dat niet weg dat de tandarts verantwoordelijkheid draagt.
Volgens het college hoort het bij de professionele rol van tandarts om eigen mentale problemen tijdig te signaleren en hulp te zoeken. Dat heeft de tandarts niet gedaan. Bovendien had hij bij het herkennen van zijn mentale problemen de patiëntendossiers moeten veiligstellen, en de patiënten minstens op de hoogte moeten stellen van de situatie. Ook dit heeft de tandarts niet gedaan.
In haar beoordeling heeft het college rekening gehouden met de spijt die de verweerder betuigd, zijn mentale toestand (die nog niet verbeterd is en dat naar verwachting ook niet snel zal zijn), en het feit dat de tandarts 64 jaar is.
Uitspraak
De tandarts geeft zelf aan dat hij waarschijnlijk niet meer aan de slag zal gaan als tandarts, maar dat hij ook niet in de toekomst kan kijken. Om er zeker van te zijn dat de verweerder zijn werk als tandarts niet meer zal uitvoeren doet het college de volgende uitspraak:
Het college acht de klacht gegrond en veroordeelt de verweerder tot een schorsing van 6 maanden onvoorwaardelijk en 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Een tandarts heeft een waarschuwing gekregen van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle nadat zij zich onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de behoeften van de klaagster en daardoor niet aan de wensen en behoeften van de klaagster kon voldoen.
Situatie
Na de uitvoering van een wortelkanaalbehandeling door beklaagde bij klaagster op 25 juli 2019 hebben beide partijen het besluit van klaagster besproken om tot plaatsing van facings op de elementen 12, 21, 22 en 23 over te gaan.
Op 22 augustus 2019 wordt het werkstuk bij klaagster geplaatst in het Tandtechnisch laboratorium. Maar bij thuiskomst was zij niet tevreden met het resultaat. Aangezien de tandartspraktijk van beklaagde 23 augustus dicht was, heeft klaagster haar beklag gedaan bij de tandtechnieker.
Op 28 augustus 2019 vind er een gesprek plaats tussen klaagster en beklaagde. Daarover schreef beklaagde in haar tandheelkundig dossier:
“Op 28 aug heb ik hier met haar een half uur gesproken over haar klacht, de 11 vindt ze te kort terwijl mijn mening is dat de 21 te lang is en de 13 en 23 nog iets ingekort moeten worden. Hier was ze het niet mee eens, er mocht niet meer aan geslepen worden en korter gemaakt worden. Ik wil geen nieuwe kroon maken 11 omdat we dan risico lopen op kleurverschil, nog meer ellende en omdat ik vind dat de 21 ingekort moet worden. Ik vind het een heel mooi werkstuk en ik wil daar niet meer in rommelen, in een mooi beeldhouwwerk ga je ook niet meer lopen hakken… Naar mijn mening is het prachtig, iets bijslijpen nog van de 21 en de 13 en 23 dan is het een prachtig resultaat.”
Hier was klaagster het absoluut niet mee eens. Twee dagen later dient ze een klacht in bij de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT). Door het KNMT werd een onafhankelijke arts ingeschakeld om te bemiddelen.
Volgens hem is het resultaat “onnatuurlijk en anatomisch onjuist”. Die fouten hadden volgens hem voorkomen kunnen worden als beklaagde de juiste procedure had gevolgd. Er waren bijvoorbeeld geen wax-ups en mock-ups gemaakt. Dit was volgens hem de oorzaak van de teleurstelling bij klaagster.
Op 30 september 2019 heeft klaagster een second opinion laten uitvoeren bij een andere tandarts. Hij concludeerde het volgende: “Er is tandheelkundig een fraai resultaat bereikt van uit technisch oogpunt; echter is er onvoldoende rekening gehouden met de verwachting met betrekking tot de lengte van de centrale incisieve.”
Met die second opinion op zak ging klaagster op 1 oktober 2019 nogmaals het gesprek aan met de beklaagde tandarts. Die was nog steeds niet bereidt om de wensen van klaagster in te lossen. Het dossier vermeldt over dat gesprek: “Misschien dat iemand haar beter kan helpen dan ik , ik ga in een mooi kunstwerk niet slopen, ik vind het erg mooi wat ik gemaakt heb…… ik begrijp haar niet en kan haar ook niet meer verder mooi maken.”
Klacht
Op basis van deze situatie verwijt klaagster beklaagde het volgende:
Onjuiste uitvoering van de behandeling;
Onheuse bejegening;
Het naast zich neerleggen van de uitkomst van de second opinion en daardoor niet tot bemiddeling komen;
Nalatigheid in de benadering en uitvoering waardoor klaagster al zes maanden met frustraties rondloopt;
Het volhouden dat een technisch volmaakt product is afgeleverd.
Beoordeling
Het college komt tot de conclusie dat beklaagde onprofessioneel heeft gehandeld. Er is bijvoorbeeld geen professioneel en compleet tandheelkundig dossier bijgehouden. Daarnaast kan ook nergens uit blijken dat beklaagde voldoende rekening heeft gehouden met de wensen en behoeften van klaagster.
Volgens het college is het bij een cosmetische behandeling, zoals een plaatsing van facings op de voortanden, extra belangrijk om de wensen en behoeften van een patiënt volledig te doorgronden voordat er een behandelplan wordt opgesteld. Dit omdat zo’n behandeling niet alleen objectief beoordeeld kan worden, maar ook een subjectief element van kwaliteit heeft. Uit de gepresenteerde feiten en de standpunten tijdens de zitting kan het college niet opmaken dat dit op correcte wijze is gebeurd.
Uitspraak
Het college verklaart de klacht gegrond en legt aan de beklaagde de maatregel van een waarschuwing op.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/10/Tuchtrecht-waarschuwing-na-te-laat-verwijzen-bij-implantaatproblemen.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-03-29 15:20:172021-03-24 11:17:33Tuchtrecht: waarschuwing na onvoldoende te hebben voorzien in behoeften van patiënt
Wij zijn op zoek naar een nieuwe collega voor de MondClinic praktijk in Rotterdam. Ben jij een teamplayer? Wil je nieuwe dingen leren? Dan ben je bij ons aan het goede adres.
Wij zijn een mondhygiënepraktijk, er werken alleen mondhygiënisten en balie-assistentes. We werken met de nieuwste apparatuur. Zo hebben we sinds kort een röntgenapparaat. We werken volgens Guided Biofilm Therapy met de EMS master. En we werken sinds kort met spraak gestuurde parodontium statussen.
Uit een onderzoek van VvAA blijkt dat veel zorgverleners behoefte hebben aan meer informatie over gezondheidsrechtelijke zaken. Daarom zette mr. Kim Waldron, jurist gezondheidsrecht bij VvAA, tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu op een rij met welke wetgeving mondzorgverleners onder meer te maken hebben.
Gezondheidsrecht
Gezondheidsrecht is een omvangrijk rechtsgebied. Voor het gemak spreken we van drie typen wetten:
Algemene Nederlandse wetten
Stelselwetten
Zorgwetten
1. Algemene Nederlandse wetten
De algemene Nederlandse wetten bevatten een aantal belangrijke artikelen over het gezondheidsrecht.
Grondwet
In de Grondwet is in artikel 11 de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam vastgelegd. Hieruit volgt onder meer dat een patiënt toestemming dient te geven aan een zorgaanbieder om een ingreep of verrichting te ondergaan. In artikel 22 van de Grondwet is neergelegd dat de overheid maatregelen treft om de volksgezondheid te bevorderen.
Privaatrecht
Voor wat betreft het privaatrecht (regelt de verhouding tussen burgers onderling) is Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek relevant te noemen voor het gezondheidsrecht, omdat daarin de regelgeving omtrent vertegenwoordiging van meerderjarige wilsonbekwamen is neergelegd. Ook neergelegd in Boek 1 zijn de regels omtrent het ouderlijk gezag. Dat is relevant voor de toestemming die een ouder dient te geven voor een behandeling van een minderjarige. Zo geldt bijvoorbeeld dat een ouder die geen gezag heeft, geen toestemming kan geven voor een behandeling. Overigens heeft een ouder zonder gezag in voorkomende gevallen wel recht op belangrijke informatie over een kind.
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek bevat wettelijke bepalingen over de geneeskundige behandelingsovereenkomst (ook wel bekend als de WGBO). Een zorgaanbieder/zorgverlener sluit een behandelingsovereenkomst met de patiënt en daaruit vloeien allerlei rechten en plichten voort. De WGBO kent bepalingen van dwingend recht: een zorgaanbieder/zorgverlener mag niet ten nadele van de patiënt van de bepalingen afwijken.
Privacyrecht
De Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet AVG zijn van belang als we het hebben over het privacyrecht. In de AVG zijn bepalingen neergelegd over hoe om te gaan met persoonsgegevens en het verwerken ervan, waaronder bijzondere persoonsgegevens zoals het medisch dossier. Bijvoorbeeld bij een verzoek tot afschrift van een kopie van het medisch dossier: binnen welke termijn dient een zorgverlener dit te overleggen?
De Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) regelt het delen van gegevens met andere zorgaanbieders via elektronische uitwisselingssystemen en het recht op een elektronische kopie en inzage van het medisch dossier.
Bestuursrecht
Het bestuursrecht regelt de verhouding tussen overheid en burger, bijvoorbeeld hoe je in bezwaar en beroep kunt gaan tegen een besluit. Hiervoor is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van belang. De Awb is de basis van de bevoegdheden van zelfstandige bestuursorganen zoals de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), maar ook andere toezichthouders zoals de Autoriteit Consument & Markt (ACM), de toezichthouder in het kader van mededinging.
Mededingingsrecht
Het mededingingsrecht is geregeld in de Mededingingswet, waarin onder andere het maken van prijsafspraken wordt verboden.
Strafrecht
In het Wetboek van Strafrecht zijn – naast de algemene bepalingen – ook bepalingen opgenomen op grond waarvan een zorgverlener strafrechtelijk vervolgd kan worden.
In het Wetboek van Strafvordering zijn de processuele regels vastgelegd, onder meer hoe en wanneer kan worden overgegaan tot strafvervolging. Toegespitst op het gezondheidsrecht kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de rechten en plichten van verdachten en getuigen in een strafrechtelijk onderzoek, maar bijvoorbeeld ook de juridische positie van een zorgaanbieder bij een vordering van de Officier van Justitie tot afgifte van medische gegevens van een van zijn patiënten.
2. Stelselwetten
In Nederland bestaan vijf wetten die van belang zijn voor het zorgstelsel, de zogenaamde stelselwetten. Het zorgstelsel is er op gebaseerd dat burgers in eerste instantie proberen zichzelf te redden (zelfredzaamheid), eventueel met hulp uit het netwerk (vrienden, buren, familie – mantelzorgers).
Wet publieke gezondheid
Ingevolge de Wet publieke gezondheid (Wpg) schept de overheid de voorwaarden voor een goede volksgezondheid in het belang van de individuele burger dan wel de gehele bevolking. De wet regelt ook dat de overheid maatregelen neemt om de burgers te beschermen tegen gezondheidsrisico’s waar zij zelf geen of onvoldoende invloed op hebben. Voorbeelden hiervan zijn het rijksvaccinatieprogramma, het bevolkingsonderzoek, infectieziektebestrijding en zeer actueel de COVID-19 crisis.
Zorgverzekeringswet
Een burger kan zorg krijgen via de Zorgverzekeringswet (Zvw). Sinds 2006 is iedereen verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. Indien een burger meer zorg wenst dan waar hij op grond van de basisverzekering recht op heeft, dan kan hij een aanvullende verzekering afsluiten, dan wel voor de zorg betalen (via een factuur).
Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdwet
Daarnaast zijn er de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet. Op grond van deze wetten is de gemeente verantwoordelijk gesteld voor de maatschappelijke ondersteuning en jeugdzorg. Zij regelen de inkoop met als gedachte dat zij goed weten wat zich binnen de gemeentelijke grenzen afspeelt en wat derhalve nodig is aan zorg.
Wet langdurige zorg
De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt zware en intensieve zorg, zoals de verpleeghuiszorg. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) regelt de indicatiestelling en bepaalt of mensen recht hebben op Wlz-zorg. Wlz is een verplichte volksverzekering: daar betaalt een ieder aan mee.
3. Zorgwetten
Met zorgwetten worden wetten bedoeld die specifiek betrekking hebben op de gezondheidszorg.
Er zijn een aantal wetten waarin de kwaliteit van zorg is geregeld, zoals de Wet BIG, de WGBO en de Wkkgz.
Gezondheidswet en de Wet Marktordening Gezondheidszorg
Voor de organisatie van de gezondheidszorg en de instrumenten en bevoegdheden van de toezichthouders zijn de Gezondheidswet en de Wet Marktordening Gezondheidszorg (Wmg) van belang. Zo zijn in de Gezondheidswet de bevoegdheden van de IGJ opgenomen. In de Wmg zijn de bevoegdheden van de NZa vastgelegd. De NZa stelt onder andere de mondzorgtarieven en de declaratiecodes vast. Voor de mondzorg is bovendien van belang dat de Regeling Mondzorg van de NZa de tandarts verplicht in geval dat een behandeling 250 euro of meer kost een begroting voor te leggen aan de patiënt.
Enkele voorbeelden van zorgwetten zijn de volgende:
In de Wet op de medische keuringen is de gang van zaken geregeld rondom medische keuringen, die iemand bijvoorbeeld moet ondergaan om in aanmerking te komen voor een uitkering (van een afgesloten verzekering) en de rechten en plichten van betrokkenen.
In de Wet medische hulpmiddelen is beschreven aan welke eisen medische hulpmiddelen moeten voldoen en hoe je er mee moet werken. Bijvoorbeeld: is een kunstgebit een hulpmiddel?
De Geneesmiddelenwet regelt de voorwaarden voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde geneesmiddelen. Deze wet bevat ook bepalingen over de bevoegdheid tot het voorschrijven van geneesmiddelen door tandartsen.
Kwaliteit van zorg
Voor de kwaliteit van zorg zijn de volgende wetten relevant te noemen:
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO);
Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG);
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz);
Wet toelating zorginstellingen (Wtzi).
WGBO
De WGBO regelt de rechten en de plichten van de zorgverlener en de patiënt. Er staan met name plichten in voor de zorgverlener, zoals de informatieplicht en het informed consent. De informatieplicht is de plicht om patiënten goed te informeren over de verschillende mogelijkheden die er zijn in het kader van de zorg, maar ook over de te ondergane behandeling, de risico’s, de kosten, advies nazorg enzovoorts. Een en ander dient ook goed te worden gedocumenteerd in het medisch dossier. Informed consent houdt in dat de patiënt weloverwogen toestemming moet kunnen geven voor een behandeling. Dit kan een patiënt alleen als hij goed geïnformeerd is. Hieruit vloeit dan ook het belang van de informatieplicht voort.
Sinds kort is ook het zogenaamde ‘shared decision making’ (gezamenlijk beslissen) opgenomen in de WGBO: de zorgverlener en de patiënt bespreken samen waarom voor een bepaalde behandeling wordt gekozen. Daarbij dient alles te worden uitgelegd naar het bevattingsvermogen van de patiënt (dus bij een kind anders dan bij een volwassene).
Andere plichten die in de WGBO staan: goed hulpverlenerschap, de plicht om een dossier bij te houden (bewaartermijn 20 jaar), rechten van patiënten met betrekking tot hun dossier, waaronder het inzagerecht en het vernietigingsrecht, privacy en geheimhouding (beroepsgeheim), maar ook regels over vertegenwoordiging van minderjarige en wilsonbekwame patiënten.
Dossiervoering is van groot belang voor de continuïteit van zorg omdat een zorgaanbieder niet alleen gebruik maakt van zijn dossier, maar ook assistentes en collega’s, zoals zijn opvolger (bijvoorbeeld bij een overstap naar een andere praktijk), maar ook voor het verweer tegen een klacht of claim. Voor meer informatie over waar het medisch dossier aan dient te voldoen: zie de KNMT-praktijkrichtlijn patiëntendossier. Een en ander wordt ook verder uitgewerkt in (tucht)rechtspraak.
Wet BIG
De Wet BIG heeft drie doelen, namelijk:
het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg;
het beschermen van de patiënt tegen ondeskundig en onzorgvuldig handelen van de beroepsbeoefenaren;
het borgen van het vertrouwen in de gezondheidszorg.
De Wet BIG regelt in de eerste plaats de titelbescherming. Deze is voor tandartsen gekoppeld aan de inschrijving in het BIG-register en andere zorgverleners, zoals mondhygiënisten, aan een diploma van een erkende opleiding. De titelbescherming betekent voor de praktijk dat het verboden is om zonder de vereiste BIG-registratie c.q. het vereiste diploma een titel te voeren, op straffe van een boete. De titelbescherming geldt ook voor door de minister erkende specialistentitels, bijvoorbeeld die van orthodontist.
In de tweede plaats worden de bevoegdheden tot het verrichten van de voorbehouden handelingen in de Wet BIG beschreven. De regeling houdt kort samengevat in dat het zelfstandig verrichten van bepaalde handelingen vanwege hun risicovolle karakter zijn voorbehouden aan bepaalde beroepsbeoefenaren, zoals artsen, verloskundigen en tandartsen, mits bekwaam. Voor tandartsen geldt wel de beperking dat zij alleen deze bevoegdheid hebben, voor zover de handeling op hun wettelijke deskundigheidsgebied ligt. Zo mogen tandartsen een lokale verdoving toedienen voor zover dit nodig is voor een tandheelkundige behandeling. Ook bepaalt de Wet BIG dat onder strikte voorwaarden een zelfstandig bevoegde zorgaanbieder het verrichten van een voorbehouden handeling mag delegeren aan een andere zorgverlener. Zo mag een tandarts hiertoe een opdracht geven aan een tandarts in opleiding of aan een mondhygiënist. Als een tandarts handelt in strijd met deze regeling is hij hierop niet alleen tuchtrechtelijk aan te spreken, maar maakt hij zich tevens schuldig aan een strafbaar feit. Voor de IGJ is het delegeren van voorbehouden handelingen in de mondzorg een belangrijk onderwerp in het kader van het toezicht.
Daarnaast is in de Wet BIG het tuchtrecht geregeld met als primair doel het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de zorg. Door aangeklaagde zorgverleners wordt een tuchtprocedure echter vaak als een straf(zaak) ervaren. Onder andere een patiënt, een naaste of nabestaande, de IGJ, een werkgever of een collega kan een klacht indienen bij het regionaal tuchtcollege tegen een beroepsbeoefenaar ten aanzien van zijn handelen of nalaten.
Het regionaal tuchtcollege beoordeelt of een BIG-geregistreerde zorgverlener heeft gehandeld zoals van een redelijk handelende of redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Het regionale tuchtcollege bestaat uit een voorzitter uit de rechterlijke macht, drie leden-beroepsgenoten en een jurist. Als zij van oordeel zijn dat de ingediende klacht gegrond is, dan kan aan de beroepsbeoefenaar een maatregel worden opgelegd, zoals een waarschuwing of een berisping. De beroepsbeoefenaar kan zelfs geschorst worden of worden doorgehaald in het BIG-register, met publicatie van de maatregel tot gevolg. De twee laatstgenoemde maatregelen zijn echter uitzonderlijk en komen niet vaak voor. Er is een beroepsmogelijkheid bij het Centraal Tuchtcollege in Den Haag. Het is voor de aangeklaagde zorgverlener mogelijk om tegen iedere beslissing in beroep te gaan, terwijl voor de klagende partij deze mogelijkheid alleen open ligt voor zover een klacht(onderdeel) ongegrond is verklaard.
Wkkgz
De Wkkgz is op 1 januari 2016 in werking getreden. Deze wet heeft tot doel om de kwaliteit van de zorg te bewaken en te bevorderen en de positie van een patiënt (in de Wkkgz wordt de patiënt cliënt genoemd) te versterken.
De Wkkgz bevat verplichtingen voor zorgaanbieders met een eigen praktijk, met of zonder personeel en zorgaanbieders die als opdrachtnemer (zzp’er) werkzaam zijn. De wet bevat voorts kwaliteitsverplichtingen en een verplichte regeling voor klachten en geschillen. Zo is in de Wkkgz vastgelegd dat een incident altijd intern gemeld, geregistreerd en onderzocht moet worden volgens een zogenoemde Veilig Melden (VIM)-procedure. Een incident is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis die betrekking heeft op de kwaliteit van zorg en die heeft geleid, kan leiden of had kunnen leiden tot merkbare gevolgen voor een patiënt. Als een incident merkbare gevolgen heeft gehad voor de patiënt of deze nog kan hebben, dan moet de zorgaanbieder hem direct informeren over de aard en toedracht van het incident en de genomen maatregelen. Hij moet in dat geval hiervan ook notities opnemen in zijn dossier en het tijdstip van het incident en de naam van de betrokken zorgverleners vermelden. Als een incident heeft geleid tot ernstige schade of het overlijden van de patiënt, dan is er sprake van een calamiteit. De zorgaanbieder moet hiervan binnen drie werkdagen na ontdekking melding doen bij de IGJ.
Een andere kwaliteitsbepaling in de Wkkgz is de vergewisplicht van een zorgaanbieder: voor het aannemen van een nieuwe werknemer of opdrachtnemer dient de praktijkhouder na te gaan of de kandidaat-zorgverlener geschikt is om zorg aan zijn patiënten te verlenen. Hiervoor moet de zorgaanbieder in elk geval informatie inwinnen over het functioneren bij voormalige werkgever(s)/opdrachtgever(s).
Als een zorgaanbieder een overeenkomst met een zorgverlener niet voortzet wegens ernstig disfunctioneren van de zorgverlener, dan heeft hij een meldplicht bij de IGJ. Dat is ook het geval wanneer sprake is van geweld in de zorgrelatie.
De Wkkgz verplicht een zorgaanbieder tot het hebben van een regeling voor het afwikkelen van klachten, een onafhankelijke klachtenfunctionaris en aansluiting bij een door de minister erkende geschilleninstantie. De meeste tandartsen/mondzorgpraktijken hebben dit belegd bij de KNMT (en voorheen de ANT). Bemiddeling door een klachtenfunctionaris staat centraal. Tandartsen/mondzorgpraktijken zijn in de regel aangesloten bij de Stichting Geschilleninstantie Mondzorg (SGIM). De klager kan hier na een niet-bevredigende bemiddeling zijn klacht (als geschil) aanmelden. De klagende partij kan daarbij voorts een schadevergoeding tot 25.000 euro vorderen. De geschilleninstantie geeft haar oordeel in de vorm van een bindend advies. Hiertegen is geen hoger beroep mogelijk. Wel bestaat de mogelijkheid om de rechtbank te verzoeken om vernietiging van het advies wegens schending van de beginselen van een zorgvuldige procedure. De rechter mag een dergelijk verzoek uitsluitend marginaal toetsen. Dit komt dan ook zelden voor.
Mogelijkheden ontevreden patiënt
Een patiënt kan verschillende stappen ondernemen bij onvrede over de zorgverlener/zorginstelling en/of behandeling, namelijk:
De patiënt kan een melding maken bij de IGJ via het Landelijk Meldpunt Zorg. De IGJ zal de melding onderzoeken.
Ook kan hij een klacht indienen op basis van de Wkkgz-klachtenregeling, waarna bij blijvende onvrede of de wens voor een schadevergoeding, de klacht kan uitmonden in een geschil bij een geschilleninstantie.
Tegen een BIG-geregistreerde zorgverlener kan hij een tuchtklacht indienen bij een regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg. Bij sommige beroepsgroepen/beroepsverenigingen bestaat ook de mogelijkheid tot het indienen van een (tucht)klacht op grond van verenigingstuchtrecht;
Als de patiënt van mening is dat hij schade heeft geleden als gevolg van het handelen (of nalaten) van de zorgverlener, waarvoor hij een compensatie dient te ontvangen, kan hij de zorgverlener aansprakelijk stellen. Een aansprakelijkstelling wordt ook wel claim genoemd. Deze worden in de regel behandeld door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. In het laatste geval is het gebruikelijk dat een medisch adviseur op basis van het medisch dossier beoordeelt of er sprake is van onzorgvuldig handelen en of er voldoende causaal verband is tussen de ontstane schade en het handelen van de zorgverlener. Zoals gezegd kan ook op basis van de Wkkgz-klachten- en geschillenregeling een claim worden behandeld.
Het is in alle bovenstaande gevallen verstandig om als mondzorgverlener juridische hulp in te schakelen. In geval van een claim is het belangrijk deze direct door te sturen naar de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
Belang van medisch dossier
Het valt op dat in de mondzorg veel claims en (tucht)klachten verband houden met een gebrekkige informatievoorziening. Het gaat er in die gevallen met name om dat de (onbesproken) risico’s (die vervolgens zijn ingetreden) en de kosten van de behandeling niet duidelijk zijn besproken. In sommige gevallen heeft de patiënt ook geen begroting gehad, terwijl dat verplicht is bij een voorgenomen behandeling van 250 euro en hoger. Vervolgens is het opvallend te noemen dat als een klacht of claim gegrond wordt verklaard c.q. wordt toegekend, dit vaak het gevolg is van gebrekkige dossiervoering, dus verslaglegging op de patiëntkaart, foto’s enzovoorts. Daardoor kan de beoordelende instantie niet of onvoldoende vaststellen welke informatie er gegeven is. Er wordt in voorkomende gevallen van uitgegaan dat er onvoldoende geïnformeerd is met gevolgen voor de geldigheid van de toestemming. Het medisch dossier (de patiëntenkaart) is immers de basis waarop klachten en claims worden beoordeeld. Als dit niet of onvoldoende op orde is, dan kan dat leiden tot een gegronde klacht of toekenning van een claim.
Investering in een medisch dossier is dus van groot belang. Het leidt tot betere zorg en hogere patiënttevredenheid. Het geeft de zorgverlener bovendien een betere positie bij geschillen met patiënten, collega’s en zorgverzekeraars. Het kost vooraf misschien wat meer tijd, maar deze investering zal zich terugbetalen.
Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Grip op gezondheidsrecht’ door Kim Waldron tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu 2020. Mr. Kim Waldron is jurist gezondheidsrecht bij VvAA.
Een tandarts in een cosmetische kliniek voor tandheelkunde heeft een voorwaardelijke schorsing gekregen nadat zij onder meer zonder toestemming het gebit van de klaagster heeft afgeslepen. Ook was er geen behandelplan en kostenbegroting opgesteld en waren te veel kosten gedeclareerd.
Situatie
De klacht komt van een cliënt die haar boventanden cosmetisch wilde laten verbeteren in een kliniek. Tijdens het intakegesprek kwam naar voren dat ze porselein en meer lipvulling wilde, net als wittere tanden. In de volgende maand werd bij de klaagster een gebitsreinigingsbehandeling uitgevoerd, werd het gebit gebleekt en werden de tanden geprepareerd door deze te slijpen aan drie zijden. Ook werd een mock-up van composiet gemaakt en met de klaagster besproken.
Een paar dagen later heeft klaagster de tandtechnieker bezocht om de kleur en vorm van de kronen te bepalen. Toen heeft ze een foto gezien van haar geslepen tanden, waarna ze een week later contact op heeft genomen met de kliniek om haar klachten te uiten. Na een gesprek met de verweerster werd besloten de behandeling voort te zetten en de kronen definitief te plaatsen.
Hierna kwam de klaagster terug bij de tandarts met klachten over gevoeligheid en slissen. De verweerster heeft hierop uitleg gegeven en de kronen op de cuspidaten wat bijgeslepen. Ook stuurde de cliënt de tandtechnieker (zoals ze hadden afgesproken) een bericht waarin ze onder andere zegt dat ze erg geschrokken is dat ze geen facings maar kronen had gekregen, maar dat de technieker daar niks aan kan doen. Dezelfde dag heeft ze een schriftelijke klacht ingediend bij de kliniek.
Ruim een half jaar later vermeldt een andere tandarts dat de patiënt bij hem was gekomen met klachten aan haar bovenfrontelement, bloedend tandvlees, pijn bij afbijten en een dikke rand aan de achterzijde, waarschijnlijk te dikke buccale randen. Intra-oraal werd forse gingivitis en een slechte randaansluiting geconstateerd van de kronen die zeker 1 mm tekort zijn of niet goed op hun plaats zitten.
Op basis van contact met de cliënt constateert een adviespersoon in contact met deze tandarts dat de procedure van informed consent niet lijkt te zijn gevolgd. Er is voor een behandeling van meer dan 250 euro geen schriftelijke toestemming gevraagd en de informatievoorziening was onvoldoende, schrijft hij. Ook werd de esthetische behandeling mogelijk uitgevoerd op ongezonde gebitselementen en leek er technisch sprake te zijn van een aantal tekortkomingen. “De parodontale situatie is thans ernstig te noemen. Dit lijkt in hoofdzaak te zijn veroorzaakt door niet goed passende ¾ kronen”, schrijft de adviesgever aan de tweede tandarts.
Klacht
De klaagster verwijt de verweerster dat zij de klaagster niet goed heeft geïnformeerd en geen voorafgaande kostenbegroting en behandelplan heeft overlegd. Daarna zou de behandeling niet goed zijn uitgevoerd waardoor onherstelbare schade aan gezonde tanden zou zijn aangericht. Dit zou hebben plaatsgevonden zonder informed consent. Tenslotte wordt de tandarts verweten dat ze onjuist heeft gefactureerd en de tarieven niet bekend heeft gemaakt.
Beoordeling
Het college stelt vast dat bij de klaagster partiële kronen zijn geplaatst op haar zes boventanden en dat dit van begin af aan het plan van de verweerster leek te zijn. De klaagster zegt dat zij – mede omdat dit op de website wordt vermeld – voor facings kwam. Omdat het een louter cosmetische ingreep betreft acht het college in dit geval het verkrijgen van toestemming na zorgvuldige informatievoorziening van groot belang. Het college vindt dat de dossiervoering ver onder de maat is. Er is niet vastgelegd wat de verweerster precies aan de klaagster heeft meegedeeld of wat de uitkomst was van onderzoek naar de status van het gebit van de klaagster. Er kan dus niet worden vastgesteld dat sprake is van informed consent. Ook een heimelijk opgenomen gesprek tussen klaagster en verweerster geeft het beeld dat met name het esthetische resultaat tijdens de intake is besproken. De klachtonderdelen wat betreft informatievoorziening en informed consent zijn daarom gegrond.
Verder staat het niet ter discussie dat verweerster klaagster geen schriftelijke kostenbegroting met uitsplitsing van de kosten heeft gegeven, anders dan mogelijk een kladje. Ook is het college van oordeel dat de behandeling niet voldoet aan de kwaliteitseisen die hieraan mogen worden gesteld, en dat een minder verstrekkende ingreep mogelijk had kunnen leiden tot een vergelijkbar esthetisch resultaat. De klachten over deze onderwerpen zijn gegrond verklaard.
Daarnaast oordeelt het college dat er in strijd met de voorschriften is gedeclareerd. Zo werd een niet-standaard beetregistratie gedeclareerd terwijl een standaard beetregistratie is uitgevoerd en zijn meer dan het maximum aantal verdovingen per zitting gedeclareerd. De verweerster is echter niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de betwiste tandtechnische kosten en het kenbaar maken van de tarieven. Deze klachten zullen worden besproken in een aparte zaak tegen de praktijkhouder.
Uitspraak
Al met al kan volgens het college de verweerster een ernstig verwijt worden gemaakt omdat de behandeling over de gehele breedte onvoldoende dan wel onjuist was. Het zwaarste weegt echter dat het gebit van de klaagster zonder haar toestemming blijvend en vermoedelijk onnodig is beschadigd. Het college legt een voorwaardelijke schorsing op van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. Ook moet de verweerster deels de proceskosten betalen.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/02/Tuchtrecht-voorwaardelijke-schorsing-na-onherstelbare-schade-aan-gebit.png230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-03-15 15:24:592021-03-15 10:33:14Tuchtrecht: voorwaardelijke schorsing na onherstelbare schade aan gebit
Podcast van tandarts-ondernemer Ron Steenkist. Hij interviewt collega’s die zijn praktijkvisie en praktijkvoering hebben beïnvloed. In deze podcast praat hij met Eric Tak, een ondernemer-tandarts die mede-eigenaar en oprichter is van een tandartspraktijk. Hij is van mening dat een tandarts niet alleen goed moet zijn in zijn vak, maar ook in het zorgen voor zowel de patiënten als het team. Wanneer dat goed gaat komt geld verdienen vanzelf en mag je best aan de wereld vertellen dat je goed doet.
Tak wordt omschreven als een meester van de taakdelegatie, waarom blijkt uit het volgende fragment:
“Je moet mensen die zelf in staat zijn thuis hun hele huishouden te runnen ook gewoon in zo’n praktijk de kans geven om de dingen te doen zoals ze zelf willen. En toen zijn de ideeën gevormd. Je moet wel een soort matrix maken, je moet een route maken, je moet beschrijven hoe je de dingen wil. En dan moet je de mensen ook gewoon de kans geven om zichzelf te ontwikkelen”, aldus Tak over het delegeren van allerlei taken en vertrouwen hebben in zijn team.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/01/Goed-zijn-in-je-vak-maar-ook-in-het-zorgen-voor-patiënt-en-team.jpg200400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-03-15 15:18:502021-03-15 10:34:05Podcast: Goed zijn in je vak maar ook in het zorgen voor patiënt en team
01In het verleden was het gebruikelijk om functionerings- en beoordelingsgesprekken te houden met je medewerkers. Volgens Charlotte van den Wall Bake zijn beoordelingsgesprekken niet meer van deze tijd. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelde zij waarom én hoe het dan wel moet.
Gebruikelijke cyclus
De gebruikelijke cyclus om met je medewerkers in gesprek te gaan, is al heel lang om twee keer per jaar een functioneringsgesprek te voeren en een keer per jaar een beoordelingsgesprek. Het functioneringsgesprek is daarbij gericht op heden en toekomst; het is een gelijkwaardige dialoog.
Het beoordelingsgesprek is terugblikken op het verleden; het is meer een monoloog van de leidinggevende.
Huidige tijd
De huidige tijd vraagt echter om een andere aanpak. Dat komt enerzijds door de schaarste op de arbeidsmarkt. Bijna alle tandartspraktijken hebben moeite met het aantrekken van personeel. Je moet dus aantrekkelijk zijn voor je personeel. Dat betekent tijd, aandacht en energie besteden aan de medewerkers, zodat ze zich gehoord en verbonden voelen.
Anderzijds heb je steeds meer te maken met millennials. Dit zijn mensen die tussen 1980 en 2000 zijn geboren en een andere stijl van leidinggeven vragen. Millennials zijn (nog) niet gewend om te falen, om ergens voor te hoeven vechten en willen steeds nieuwe dingen. Die moet je als praktijkhouder of manager dus op een andere manier aandacht geven.
Aandacht geven
Vroeger gaf je aandacht aan je personeel met een beoordelingsgesprek. Dat was niet een ideale situatie. Je keek naar het verleden en de een vertelde de ander wat er wel of niet goed was gegaan.
Kilian Wawoe heeft zeven jaar onderzoek gedaan naar wat teams tot topteams maakt. Hij heeft ontdekt dat door continu aandacht te geven aan de medewerkers de prestaties en medewerkerstevredenheid omhoog gaan. Het aantal burn-outs gaat naar beneden. Volgens hem maakt het beoordelen met cijfers medewerkers passief. Je kunt beter continu in dialoog gaan met de medewerker.
Functieprofiel
Als je een medewerker gaat werven heb je een functieprofiel nodig. Een functieprofiel bestaat uit vier onderdelen:
een uitnodigend verhaal over je praktijk, omdat medewerkers tegenwoordig uit verschillende banen kunnen kiezen
taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, kun je eventueel van de KNMT-site kopiëren
(wel controleren of het precies past voor je praktijk)
benodigde kennis en competenties, opleiding en eventuele specialisaties
wat je te bieden hebt: aantal uur, salariscategorie en dergelijk
Kandidaten screenen
Van de kandidaten die reageren kijk je in hoeverre het cv overeenkomt met het functieprofiel. Als een kandidaat niet helemaal voldoet, bijvoorbeeld omdat ze geen diploma heeft, of overgekwalificeerd is, ga daar dan over in gesprek. Misschien blijkt het toch een heel goede kandidaat te zijn, zeker in deze tijd van schaarste. Denk in kansen, maar maak wel heel duidelijke afspraken over wederzijdse verwachtingen. Die afspraken moeten altijd uitlegbaar zijn, ook naar de rest van het team.
Cyclus van gesprekken
Als iemand eenmaal is aangenomen, ga je een cyclus van gesprekken in. Geef continu feedback en ga in dialoog met de medewerker om te weten wat ze in haar hoofd heeft. Het gaat hierbij om kennen, kunnen en willen. Dus vraag je steeds af:
Wat kent zij?
Wat kan zij?
Wat wil zij?
Ambities
Naar het laatste punt wordt meestal niet gevraagd, maar dat moet je wel doen. Je kunt maar beter weten wat iemand wil. Onderzoek waar iemands ambities liggen en of en hoe die binnen de praktijk gerealiseerd kunnen worden.
Daarnaast is het de verantwoordelijkheid van de leidinggevende om de zelfkennis van de medewerker te laten ontwikkelen. Hiermee groeit ook de waardering van binnen en van buiten en het zelfvertrouwen van de medewerker, wat prettig is voor het team.
Alternatief voor beoordelingsgesprekken
Je kunt dus beter geen beoordelingsgesprekken meer houden. Probleem is wat je dan als alternatief voor dat beoordelingsgesprek moet nemen. Je kunt dan denken aan:
feedbackgesprekken;
reflectiegesprekken;
toekomstgesprekken;
tienminutengesprekken;
360 gradenfeedbacksystematiek.
Waar het in feite om gaat, wat de crux is, is dat je continu in gesprek bent en blijft met je medewerkers, zodat je goed weet wat er speelt. Je kunt dan bovenop de ontwikkeling zitten en inspelen op de verwachtingen van de medewerker en van jezelf.
Nadenken over wat bij je past
Je moet er over nadenken wat bij jou past. Hoeveel tijd heb je voor gesprekken met medewerkers en wat hebben zij nodig? Jij bent degene die de medewerkers aandacht moet geven, zodat ze zich gezien en gehoord voelen. Hierdoor voelen ze zich meer betrokken bij de praktijk en nemen ze meer initiatief. Je moet preventief aandacht besteden, dat kost minder tijd dan wanneer je dat pas doet als er al iets aan de hand is.
Overweeg eens of je iedere maand een tienminutengesprek kan houden, zodat je in de preventiekant kan investeren. Die tien minuten gaan dan over het functioneren van de medewerker, gericht op heden en toekomst.
Verslaglegging
Als je een medewerker wilt ontslaan moet je een dossieropbouw hebben. Meestal ben je daar te laat mee. Daarom moet je van een functioneringsgesprek, een feedbackmoment of een tienminutengesprek altijd een verslagje maken. Dat kan heel kort zijn door alleen de besproken onderwerpen en de afspraken te noemen. Je kunt eventueel ook de medewerker zelf het verslag laten maken.
Reflectiegesprek
Bij een reflectiegesprek laat je de ander tot inzicht komen wat het effect is van zijn gedrag. Dat doe je door vragen te stellen (zonder verwijt) om daarmee de ander aan het denken te zetten. Daarna kun je vragen wat maakte dat hij zo reageerde. Vervolgens kun je vragen wat hij anders had kunnen doen, zodat de ander tot inzicht komt welke alternatieven hij had.
Je moet luisteren om te begrijpen, en zeker niet gelijk reageren op wat de ander zegt.
Als je nog beoordelingsgesprekken doet
Als je nog beoordelingsgesprekken doet, moet je je afvragen wat die gesprekken je brengen. Passen ze nog bij deze tijd, passen ze nog bij de medewerkers? Of is het tijd om te veranderen?
Je moet gaan nadenken over hoe je op een goede, gestructureerde manier met grote regelmaat aandacht kunt geven aan de medewerker, want dat hoort nu eenmaal bij je job.
Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Beoordelingsgesprekken zijn passé’ door Charlotte van den Wall Bake tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.
Kan een mondzorgpraktijk duurzaam te werk gaan én tegelijkertijd voldoen aan de hygiënenormen? Dat onderzochten studenten Mondzorgkunde Kim Bunnik en Eva van Emmerik voor hun afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht.
Met hun onderzoek wilden Bunnik en Emmerik kennis en inzicht verkrijgen over duurzaam werken in de mondzorgpraktijk. De resultaten kunnen mondzorgprofessionals helpen een bijdrage te leveren aan een beter milieu, waardoor milieuverontreiniging wordt gereduceerd. De studenten onderzochten hoe een mondzorgpraktijk kan verduurzamen, duurzaam kan werken, én tegelijkertijd ook kan voldoen aan de hygiënenormen van de mondzorgpraktijk. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zijn aanbevelingen gedaan over stappen die mondzorgpraktijken kunnen doorlopen om (nog) duurzamer te werk te gaan zonder afbreuk te doen aan de hygiënenormen.
Interviews met mondzorgprofessionals
Bunnik en Emmerik voerden een kwalitatief beschrijvend onderzoek uit. Bij zes (mondzorg)professionals met diverse functies, allen werkzaam binnen dezelfde mondzorgpraktijk, zijn semigestructureerde interviews aan de hand van interviewschema’s afgenomen. De interviews zijn afgenomen via Skype en opgenomen middels audio-opnamen. Na afloop zijn de interviews letterlijk getranscribeerd en open- en axiaal gecodeerd met het computerprogramma Atlas.ti. Uit de getranscribeerde en gecodeerde interviews zijn negen hoofdthema’s en minimaal drie subthema’s per hoofdthema naar voren gekomen.
Belemmerende factoren voor verduurzaming
Uit de ervaringen en meningen van de (mondzorg)professionals blijkt dat het verantwoord omgaan met het milieu een belangrijk aspect is om een zo klein mogelijke footprint op de aarde te realiseren. Belemmerende factoren voor het verduurzamen van een mondzorgpraktijk bleken de implementatie bij het toepassen van duurzaam werken, het doorvoeren van een duurzame werkwijze en tegelijkertijd voldoen aan de hygiënenormen en de geringe ervaring op het gebied van duurzame bouw.
Manieren van verduurzaming
Bevorderende factoren voor het verduurzamen van een mondzorgpraktijk bleken de positieve invloed op het milieu, de gereduceerde energiekosten, het enthousiasme van patiënten en een onderhoudsvriendelijk pand. Goede isolatie, driedubbel glas, zonnepanelen, LED-verlichting, een goed inkoopbeleid, afval scheiden, medewerkers duurzaam opleiden, fietsgebruik stimuleren en duurzaamheid doorvoeren in het patiëntencontact en de behandelingen dragen bij aan het verduurzamen van een mondzorgpraktijk.
Uit dit kwalitatieve onderzoek kan geconcludeerd worden dat een mondzorgpraktijk een bijdrage kan leveren aan verduurzaming en tegelijkertijd ook kan voldoen aan de hygiënenormen. Dit kan door duurzame materialen te gebruiken die goed te reinigen zijn en verstandig om te gaan met disposables die goed te recyclen zijn.
Poster ontwikkeld door:
Kim Bunnik en Eva van Emmerik, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/01/Poster-Duurzaamheid-in-de-mondzorgpraktijk.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-03-01 15:22:262021-06-30 12:55:57Poster: Duurzaamheid in de mondzorgpraktijk
Een tandarts heeft een berisping opgelegd gekregen nadat hij onjuist heeft gefactureerd en zijn tarieven niet bekend heeft gemaakt. Zo oordeelt het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam.
Situatie
Klaagster heeft in oktober 2019 haar boventanden cosmetisch laten verbeteren in de praktijk van verweerder. De behandelingen werden uitgevoerd door een tandarts die als ZZP-er aan de praktijk was verbonden, en dus niet door verweerder.
Het proces verliep niet naar wens van de klaagster. Daarom heeft ze samen met haar man op 1 november 2019 een persoonlijk klachtgesprek gehad met de behandelend arts en de assistente. Toen is afgesproken de behandeling voort te zetten.
Nog steeds ontevreden over de behandeling, diende klaagster op 19 november een schriftelijke klacht in bij de praktijk. Hier werd schriftelijk op gereageerd door de behandelend tandarts en verweerder. Vervolgens stelde de toenmalige gemachtigde van klaagster aansprakelijk voor alle geleden en nog te lijden schade. Uit de feiten gepubliceerd door de tuchtcommissie is niet op te maken wat voor schade het betreft.
Klacht
Maar de geleden en te lijden schade waren uiteindelijk ook niet de reden om de zaak voor de tuchtcommissie te brengen. De klacht heeft in plaats daarvan betrekking om de omgangsvormen, klachtbehandeling en facturering van verweerder. De klacht bestaat uit vijf onderdelen. Klaagster verwijt verweerder dat hij:
Tegen klaagster heeft geschreeuwd door de telefoon
De door klaagster ingediende klacht niet goed heeft behandeld
Medewerkers onder druk zet om voor een duurdere behandeling te kiezen en vooraf geen offerte of behandelplan te overleggen
Onjuist heeft gefactureerd
Tarieven niet bekend heeft gemaakt
Beoordeling
Het college beoordeelde de klacht deels gegrond. In het geval van klachtonderdeel 1 is het het woord van klaagster tegen het woord van verweerder. Klaagster vindt dat zij via de telefoon onheus is bejegend. Verweerder ontkent dit. Beide partijen kunnen geen bewijs leveren, waardoor het college klachtonderdeel 1 onmogelijk gegrond kan verklaren.
Ook klachtonderdeel 2 en 3 werden ongegrond verklaart. Volgens het college heeft verweerder de klacht van klaagster correct afgehandeld. Bovendien is verweerder altijd open geweest in de mogelijkheden tot klagen en de instanties waar hij lid van is. Als bewijs voor klachtonderdeel 3 werd een gespreksverslag van het klachtgesprek van 1 november 2019 aangedragen. Dit werd door het college als ontoereikend beoordeeld.
Volgens het college is er door de verweerder in strijd met de voorschriften gedeclareerd. Zo werd er al een eindrekening opgemaakt en werden er al facturen verstuurd voordat alle behandelingen waren uitgevoerd. Daarnaast werd een onterecht een niet-standaard beetregistratie gedeclareerd en is er meer dan het maximaal aantal te declareren verdovingen per zitting voor deze behandeling opgevoerd.
Daarnaast werden er door verweerder op de post “tandtechniek in eigen beheer” kosten opgevoerd die niet door of namens verweerder zijn gemaakt. Eenmalige kosten worden namelijk zes keer opgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn de verzendkosten, arbo-en milieutoeslag, bruikleen Dentatus articulator, bruikleen etskit, een gipsmodel en een superhard gipsmodel. Het soft tissue model is überhaupt niet toegepast en wordt evengoed zes maal in rekening gebracht. Dit alles is volgens het college verwijtbaar en is klachtonderdeel 4 gegrond.
Wat betreft klachtonderdeel 5: verweerder heeft erkend dat de prijslijst materiaal en techniek niet op de website is geplaatst. Dit is in strijd met het voorschrift van de NZa. Dit klachtonderdeel is volgens het college daarom gegrond.
Uitspraak
Het college verklaart klachtonderdelen 1, 2 en 3 ongegrond. Voor de gegronde klachtonderdelen 4 en 5 wordt aan de verweerder de maatregel van berisping opgelegd. Ook dient deze berisping geanonimiseerd ter publicatie aangeboden te worden aan NT (Nederlands Tandartsenblad) en Dentz, zodra deze onherroepelijk is geworden. Ten slotte wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster.
Stel je voor dat je een tandheelkundige bijeenkomst bijwoont, gewapend met een lange lijst met producten die je namens je tandartspraktijk kunt kopen in de tentoonstellingshal tijdens die bijeenkomst. Stel je voor dat je wordt verteld dat je de aankoop niet kunt voltooien vanwege de titel op je naambadge. Er staat “tandartsassistent”.
Deze situatie komt veel te vaak voor, volgens Jen Hawley Price, chef engagement en development bij de Dental Assisting National Board (DANB) en de DALE Foundation in de Verenigde Staten. Zij is bij de Dental Assisting National Board (DANB) en de stand van de DALE Foundation geweest tijdens een grote tandheelkundige conferentie toen een door DANB gecertificeerde tandartsassistent (CDA) hulp kwam zoeken. Ze woonde de conferentie bij om aankopen te doen namens haar tandartspraktijk en kreeg te horen dat ze haar tandarts naar de stand moest sturen omdat dit bedrijf in tandheelkundige producten niet kon verkopen aan tandartsassistenten.
74% van Amerikaanse tandartsassistenten beveelt producten aan
Volgens de DALE Foundation’s Value of Dental Assistants to the Dental Practice research, zei 74% van de Amerikaanse tandartsassistenten dat ze producten aanbeveelt, en 72% is betrokken bij het plaatsen van bestellingen van tandheelkundige producten. 42% van de tandartsassistenten doet dit werk zelfstandig voor hun tandheelkundige praktijk. Dat is veel koopkracht.
Ondanks een aanzienlijke koopkracht gaf slechts 60% van de tandartsassistenten aan dat ze een ontmoeting had met vertegenwoordigers van de tandheelkundige industrie. Er is een relatief grote kloof tussen degenen die betrokken zijn bij het ontmoeten van vertegenwoordigers en degenen die betrokken zijn bij het aanbevelen en / of kopen van producten. Assistenten mogen vaak wel bestellingen plaatsen, maar worden verder nog regelmatig uitgesloten van het inkoopproces.
De Amerikaanse tandartsassistenten nemen hun inkoopverantwoordelijkheden serieus. Misschien wordt het voor mondzorgfabrikanten, distributeurs en verkopers tijd om ook de koopkracht van tandartsassistenten serieus te nemen.
Wij zijn benieuwd: wie heeft er in jouw praktijk de verantwoordelijkheid over de inkoop en aanbeveling van producten? Vul de poll in.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2020/05/Tandartsassistenten-verdienen-meer-verantwoordelijkheid-bij-de-inkoop-van-producten.jpg230400anitatesthttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svganitatest2021-02-22 09:00:042021-10-13 11:43:30Verdienen tandartsassistenten meer verantwoordelijkheid bij de inkoop van producten?
Casus van een tandarts die jarenlang werkzaam is in de provincie Groningen en plotseling komt te overlijden. De erfgenamen van de tandarts besluiten de tandartspraktijk te beëindigen: het blijkt niet mogelijk de praktijk te verkopen of voort te zetten. De werknemers hebben recht op een transitievergoeding. Onder voorwaarden kan het UWV de transitievergoeding compenseren.
Casus
Stel: een tandarts is jarenlang werkzaam in de regio Delfzijl in de provincie Groningen. Plotseling komt hij te overlijden. Wegens een tekort aan zorgverleners in de regio is er geen kandidaat beschikbaar om de praktijk voort te zetten en het blijkt ook niet mogelijk om de praktijk te verkopen. De erfgenamen van de tandarts besluiten daarom de tandartspraktijk te beëindigen. Er moet dan veel geregeld worden, waaronder de situatie van het personeel. De arbeidsovereenkomsten van de werknemers van de praktijk moeten worden beëindigd wegens het vervallen van arbeidsplaatsen, als gevolg van de beëindiging van de onderneming. De werknemers hebben dan recht op de wettelijke transitievergoeding, zijnde 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar met een maximum van euro 84.000,– (voor 2021). Als het jaarsalaris van de werknemer hoger is dan dat bedrag, dan is een jaarsalaris het maximum in plaats van dat bedrag.
De onwenselijke situatie kan dan ontstaan dat de erfgenamen, die de erfenis “zuiver” hebben aanvaard, hun privévermogen moeten aanspreken om de verplichte transitievergoeding te betalen aan de werknemers. Als het gaat om werknemers die al lange tijd in dienst zijn, kan het totale bedrag aan transitievergoedingen fors oplopen.
Compensatieregeling
Zoals uit voorgaande casus blijkt, kan de transitievergoeding voor een onevenredig hoge financiële last zorgen bij kleine organisaties. Daarom is per 1 januari 2021 de Compensatieregeling bedrijfsbeëindiging in werking getreden. Een relatief kleine organisatie met minder dan 25 werknemers in dienst kan in geval van pensionering of overlijden van de ondernemer een verzoek voor compensatie van de transitievergoeding indienen bij het UWV. Om voor vergoeding in aanmerking te komen geldt een aantal voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn als volgt.
Voorwaarde: gemiddeld minder dan 25 werknemers
Allereerst moet het gaan om een organisatie met gemiddeld minder dan 25 werknemers in dienst in de tweede helft van het kalenderjaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de beëindiging van het dienstverband wordt verzocht. Als sprake is van een vof, een commanditaire vennootschap of maatschap dan kan het zo zijn dat de werknemer de arbeidsovereenkomst is aangegaan met slechts één vennoot of maat. Voor de berekening van het aantal werknemers wordt gekeken naar de onderneming in zijn geheel.
Voorwaarde: toestemming UWV
Daarnaast moet voor ten minste één werknemer toestemming zijn verleend door het UWV om de arbeidsovereenkomst op te zeggen voor het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming, dan wel dat de rechter de arbeidsovereenkomst van één werknemer heeft ontbonden op die grond.
Pensionering of overlijden
Als sprake is van pensionering, zal de compensatie worden verleend als de werkgever de AOW-leeftijd heeft bereikt of binnen zes maanden na indienen van het verzoek zal bereiken. Als sprake is van overlijden, wordt de compensatie verstrekt als het verzoek uiterlijk binnen 12 maanden na overlijden van die persoon is gedaan.
Hoe hoog is de compensatie?
Dan tot slot over de hoogte van de compensatie. De transitievergoeding wordt slechts eenmaal gecompenseerd en moet zijn betaald op of na 1 januari 2021. Bovendien wordt enkel de transitievergoeding gecompenseerd als de transitievergoeding in een bepaalde periode is betaald. De compensatie wordt namelijk alleen toegekend als de transitievergoeding is betaald in de periode tussen zes maanden voor het verzoek tot toestemming/ontbinding via het UWV of de kantonrechter, en de periode van negen maanden na de gegeven toestemming of ontbinding. Bovendien geldt dat als er aan de werknemer meer is betaald dan de wettelijke transitievergoeding, het meerdere niet zal worden vergoed door het UWV.
Complexe regelgeving
Als u al als ondernemer in de mondzorg voornemens bent om met pensioen te gaan, en er geen opvolger of overnemende partij is te vinden, krijgt u te maken met veel regelgeving, waaronder dus de verplichting om werknemers een transitievergoeding uit te betalen. Het is belangrijk om goed advies te krijgen over de beëindiging van de praktijk, zo ook over de mogelijkheid om bij het UWV compensatie te krijgen voor betaalde transitievergoedingen.
Door: Erwin Zondervan & Rosalie Geurtsen – www.eldermans-geerts.nl Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/02/Transitievergoedingen-personeel-bij-praktijkbeëindiging-maak-gebruik-van-de-compensatieregeling.png230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-02-15 15:28:062021-02-15 11:13:19Transitievergoedingen personeel bij praktijkbeëindiging: maak gebruik van de compensatieregeling
Praktijkhouders blijken de zzp-ontwikkelingen maar moeilijk te kunnen vertalen naar hun praktijk. Opvallend: een op de drie tandartsen kijkt door corona wel anders naar het werken met zzp’ers. En ondanks dat praktijkhouders over het algemeen inschatten minder met zzp’ers te gaan werken, blijkt in de praktijk nog het tegendeel.
We zien steeds meer zzp’ers in de zorg en met de start van de pilot van de webmodule op 11 januari begint wéér een nieuw hoofdstuk in het bewogen zzp-verhaal. Toch blijken praktijkhouders de zzp-ontwikkelingen maar moeilijk te kunnen vertalen naar hun praktijk. Dat geldt ook voor tandartsen, al geven zij aan dat het de goede kant op gaat. Opvallend: een op de drie van hen kijkt door corona wel anders naar het werken met zzp’ers. En ondanks dat praktijkhouders over het algemeen inschatten minder met zzp’ers te gaan werken, blijkt in de praktijk nog het tegendeel.
Hieronder ziet u de resultaten van VvAA onderzoek (november 2020) onder praktijkhouders die ervaring hebben met het werken met zzp’ers, of die het komende jaar plannen daartoe hebben.
Beperkt zicht op impact zzp-wetgeving
Eerstelijns zorgpraktijken werken de afgelopen jaren steeds vaker met zzp’ers. In de mondzorg zien we dat van oudsher al veel. Des te opvallender dat blijkt dat minder dan de helft van de tandartspraktijkhouders die met zzp’ers werkt een goed beeld heeft van de betekenis van de recente zzp-ontwikkelingen voor de eigen praktijk. In figuur 1 is dit terug te zien: het deel dat eens of helemaal eens scoort op de stelling hierover vormt samen nog niet eens de helft (44%).
Veel is het niet, die 44% die een goed beeld heeft van de impact van de recente zzp-ontwikkelingen. De belangen zijn immers groot. Het kan bijvoorbeeld flink in de papieren lopen als de belastinginspecteur van oordeel is dat een zzp’er bij de mondzorgpraktijk in dienstbetrekking werkt. Maar het betekent wel een flinke stijging vergeleken met de nulmeting in december 2019. Toen scoorde slechts 25% positief op deze stelling. De praktijkhouders over alle beroepsgroepen tezamen stegen minder hard (van 23% naar 32% in 2020). Tandartspraktijkhouders hebben daarmee in de 2020-meting met afstand het meest vertrouwen in hun inzicht ten opzichte van andere zorgverleners.
Een op de vijf eerstelijns praktijkhouders (20%) geeft aan door hun ervaringen in coronatijd anders te kijken naar het werken met zzp’ers. Scores verschillen per beroepsgroep. Ongetwijfeld heeft de impact van de pandemie op hun beroepsuitoefening daarmee van doen. Zo ontstonden in de mondzorg door de ‘coronapraktijksluitingen’ in het voorjaar van 2020 discussies over de (door)betaling van zzp’ers die betaald worden op basis van de door hen gerealiseerde omzet. Begrijpelijk: die omzet viel toen immers van de een op de andere dag helemaal weg.
We zien dan ook bij tandartspraktijkhouders in vergelijking tot andere beroepsgroepen het meest verandering in hun beeld: 30% kijkt nu anders naar het werken met zzp’ers. Kort daarachter komen de fysiotherapeuten, die eveneens de deuren een aantal weken dichthielden. Ook zij scoren met 28% bovengemiddeld op de stelling hierover. Figuur 3 toont de scores van een aantal beroepsgroepen uit het onderzoek.
Vooral huisartsen, verloskundigen en uiteraard tandartsen werken op het meetmoment ook daadwerkelijk met zzp’ende zorgverleners in hun praktijk. Tandartsen: 75% in 2019, 79% in 2020. Opvallend is dat in 2019 een veel kleinere groep (56%) voorspelde in 2020 met zzp’ers te gaan werken. In de 2020-meting is de verwachting voor 2021 nog weer lager: 38%. Dat is zelfs nog aanzienlijk lager dan de 46% die alle zorgverleners tezamen. Mogelijk omdat tandartsen beter op de hoogte zijn van recente ontwikkelingen.
Of de (tandarts)praktijkhouder dit jaar wel daadwerkelijk conform die verwachting minder met zzp’ers gaat werken, is nog maar de vraag. De vertraging van de webmodule en het uitstellen van de aanscherping van de handhaving maakt de urgentie daartoe in ieder geval niet groter. Dit uitstel werd op 16 november 2020 door het kabinet bekend gemaakt, net ná het afnemen van het onderzoek. Figuur 4 laat zien hoeveel van de tandartspraktijkhouders werkte, werkt of verwacht te gaan werken met zzp’ers (metingen 2019 en 2020).
Op 11 januari dit jaar is de pilot van de webmodule van start gegaan. De webmodule moet de opdrachtgever (praktijkhouder) na het invullen van een anonieme vragenlijst inzicht geven in de aard van de arbeidsrelatie die hij heeft met een opdrachtnemer (zzp’er). Het basisvraagstuk is daarbij of er sprake is van een dienstbetrekking en daarmee onder meer inhoudingsplicht voor loonbelasting en sociale premies. Gebruik van de webmodule kan tot drie uitkomsten leiden:
Opdrachtgeversverklaring: de zzp’er kan buiten dienstbetrekking werken
Indicatie dienstbetrekking: sterke aanwijzingen voor een (fictieve) dienstbetrekking
Geen oordeel mogelijk: niet duidelijk of er een dienstbetrekking bestaat
Gedurende de pilot van zes maanden heeft de uitkomst echter nog geen rechtsgevolgen. Na die zes maanden volgt een evaluatie en, op basis daarvan, een besluit of de Belastingdienst de webmodule definitief inzet. Tegen die tijd wordt ook besloten over de aanscherping van de handhaving. Ofwel: de sanctionering van praktijkhouders met ‘schijnzelfstandigen’ die feitelijk in dienstbetrekking werken.
Wordt de webmodule na de pilot daadwerkelijk ingezet, dan komt deze óf als instrument naast de nu huidige modelovereenkomsten te staan óf in plaats daarvan. Dat is nu helaas nog niet duidelijk. Dat laatste zou niet verstandig zijn, in ieder geval voor de (mond)zorg, omdat de webmodule te generiek is, niet passend voor de zorg. Afhankelijk van hoe de opdrachtgever de vragen interpreteert, concludeert de webmodule al snel dat een zorgverlener in dienstbetrekking werkt, of dat er geen oordeel mogelijk is. In het gunstigste geval heeft het nieuwe instrument dus geen meerwaarde. Daarom pleit VvAA ook voor het behoud van de momenteel gebruikte modelovereenkomsten die door de Belastingdienst positief zijn beoordeeld. Deze houden namelijk wel rekening met zorgspecifieke arbeidselementen, bijvoorbeeld vanuit de zorgwetten Wkkgz en Wgbo. Daarnaast: partijen sluiten in de regel toch een overeenkomst om hun afspraken in vast te leggen. Zo’n webmodule betekent dan ook nog extra administratieve lasten.
Praktische zzp-informatie
U krijgt snel meer grip op alle zzp-ontwikkelingen met het online minicollege Zzp’ers in de zorg.
Nog meer informatie over het werken met of als zzp’er vindt op vvaa.nl/zzp.
Door:
Drs. ing. Erik M. van Dam, senior adviseur Kennismanagement en zzp-expert bij VvAA.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/02/zzper.jpg230400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-02-15 15:24:382021-02-15 15:45:02Werken met zzp’ers? Veel tandartspraktijkhouders kijken er door corona anders tegenaan
In deze podcast praat tandarts-ondernemer Ron Steenkist met Marc van Wingaarden, praktijkeigenaar en meester van de routing. Ze hebben het onder andere over bezoeken aan Amerikaanse tandarts-goeroe Dick Barnes en hoe hij hun visie beïnvloedde. Ook bespreken ze waarom een behandelplan altijd belangrijk is en wat de tandheelkunde zo interessant maakt.
Podcast van tandarts-ondernemer Ron Steenkist. Hij interviewt collega’s die zijn praktijkvisie en praktijkvoering hebben beïnvloed. In deze podcast praat hij met Marc van Wingaarden, praktijkeigenaar en meester van de routing. Ze hebben het onder andere over bezoeken aan Amerikaanse tandarts-goeroe Dick Barnes en hoe hij hun visie beïnvloedde. Ook bespreken ze waarom een behandelplan altijd belangrijk is en wat de tandheelkunde zo interessant maakt.
Een fragment over Van Wingaardens eerste trip naar Barnes waarin hij veel dingen leerde die in Nederland toen totaal anders waren:
“In Nederland was je constant brandjes aan het blussen – als er daar een gat zit of daar weer wat afbreekt of daar weer kiespijn dan ga je daarmee aan de slag. Daar kreeg je eigenlijk voor het eerst het belang mee van een goed behandelplan en dat je daar de tijd voor neemt om dat op te stellen, maar ook dat je dat gaat communiceren met de patiënten. Dat waren we natuurlijk totaal niet gewend in Nederland. We redeneerden zelf al van nou, dat zal wel te duur zijn, dat kunnen ze niet betalen. Zo begin je eigenlijk altijd al met compromissen. […] Eigenlijk was het bijna een beetje vies om zo te doen omdat je dan van alles aan mensen aan het verkopen bent, terwijl je het juist in het belang van de patiënt doet en je het beste met ze voorhebt. […] Dat hebben we daar op een heel erg beeldende manier meegekregen”, vertelt hij.
https://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2021/01/Op-zoek-naar-de-juiste-routing.jpg200400Redactiehttps://www.dentalinfo.nl/wp-content/uploads/2024/06/Logo-Dental-info-wit-2.svgRedactie2021-02-15 15:22:152021-02-15 15:24:14Podcast: Op zoek naar de juiste routing
Voor een optimale gebruikerservaring maakt dental INFO gebruik van cookies. Als u deze site blijft gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies.