De psychologie achter de lege agendaplek

De psychologie achter de lege agendaplek

Niet-nagekomen afspraken vormen een steeds groter probleem in de mondzorgpraktijk. Dit geldt ook voor afspraken die patiënten een dag van tevoren afzeggen. Het afzeggen van een afspraak leidt namelijk altijd tot stress en onrust, of dat nu lang of kort van tevoren gebeurt, en de receptiemedewerkers moeten veel werk verzetten om de agenda goed gevuld te houden. Psychologie speelt een rol bij het afzeggen en verplaatsen van afspraken. Dit betekent dat we psychologie ook kunnen gebruiken om de afspraak juist te behouden. In dit blog worden een aantal van die psychologische principes toegelicht.

In dit artikel bedoelen we met een niet-nagekomen afspraak niet de afspraken die door een onvoorziene gebeurtenis om een goede reden worden afgezegd. Welke psychologische principes kunnen een rol spelen in de andere gevallen?

De toekomst is minder belangrijk

Mensen hebben een uitgesproken voorkeur voor beloningen op korte termijn. Een preventieve behandeling die de gezondheid op de lange termijn bevordert, wordt hiermee psychologisch gezien dus eerder als minder urgent door ons brein ingeschat. Uit onderzoek onder de achterban van Dentiva blijkt bijvoorbeeld dat patiënten afspraken bij een mondhygiënist dan ook veel vaker afzeggen dan bij een tandarts. Dit wordt ondersteund door onderzoek naar stoppen-met-roken-campagnes. Gezondheidswinst verkoopt simpelweg minder goed dan gezondheidsverlies. In de praktijk zou het dus beter werken om te zeggen ‘je voorkomt tandvleesproblemen’, dan om te zeggen ‘je houdt gezond tandvlees’.

Cognitieve dissonantie

Mensen weten meestal heel goed dat ze er weer niet aan toe zijn gekomen om te ragen en te stoken. Dat is natuurlijk ongemakkelijk bij een controle. Cognitieve dissonantie, oftewel vermijding, ligt dan op de loer. Bovendien is het de natuurlijke neiging van zorgverleners om verbeterpunten te benoemen tijdens een controle. Met die combinatie van factoren stijgt de motivatie om de afspraak te verplaatsen, met de gedachte ‘over een tijdje heb ik het wel beter schoon gehouden’. Probeer de drempel om te komen dus laag te houden als behandelaar, door tijdens afspraken niet te belerend over te komen.

Optimisme-bias

Veel mensen hebben het idee dat problemen hen persoonlijk minder snel zullen treffen. Dat heet het optimisme-bias. Ouders kunnen bijvoorbeeld makkelijk zeggen dat hun kind nooit gaatjes heeft. De noodzaak om periodieke controles in te plannen en de afspraken na te komen, kan hierdoor naar de achtergrond raken. Daarmee gaan ze ten eerste voorbij aan het feit dat preventie niet alleen tegen gaatjes werkt. Ten tweede kunnen jongvolwassenen hun gedrag ook nog behoorlijk veranderen. Natuurlijk helpt het als er dan al een goede routine is opgebouwd van tandartsbezoek in de jaren ervoor. Gelukkig zijn er ook psychologische beginselen die behandelaars kunnen helpen om afspraken in de praktijk te behouden.

Help het mentaal werkgeheugen

Als een afspraak niet duidelijk in de agenda staat, verdwijnt de afspraak vaak uit iemands mentale werkgeheugen. Zeker bij drukke mensen. In dat geval is het niet echt actieve vermijding, maar passieve vergetelheid. Patiënten een kaartje meegeven bij het maken van de afspraak, of een digitale agenda-uitnodiging sturen kan helpen. Mensen waarvan je weet dat ze het erg druk hebben, kun je vragen om op de dag van de afspraak ’s ochtends vroeg een herinnering in te stellen op hun telefoon. Patiënten die een lange afspraak hebben staan, bellen we in onze praktijk ook op een dag van tevoren.

Sociale normen wegen zwaarder dan een geldboete

Uit gedragsonderzoek blijkt dat mensen bij het maken keuzes gevoeliger zijn voor een sociale norm, dan voor een geldboete. Hoe kun je dit inzetten? Denk aan zinnen als ‘Patiënten die meer aan preventie doen in onze praktijk, hebben gemiddeld minder wortelkanaalbehandelingen nodig’. De sociale norm is dan dat mensen naar de preventieafspraken komen. De communicatie persoonlijk maken, door de gevolgen voor jou als behandelaar te benoemen, kan ook helpen. Je zegt dan bijvoorbeeld dat je speciaal klaar stond voor de afspraak en alles voorbereid had. Deze methode werkt beter dan een rekening sturen voor de niet-nagekomen afspraak. Die leidt vaak tot discussie, of geeft de patiënt gevoel dat de afzegging is afgekocht.

Lege agendaplekken snel opvullen

Het belangrijkste is om te voorkomen dat mensen op korte termijn hun afspraak verplaatsen. Als dit onverhoopt toch gebeurt, dan zijn er vaak genoeg mensen die eerder terecht willen voor hun afspraak. Dit kun je bijhouden met een snel-bellen-lijst, of met beschikbare software die hier speciaal voor is gemaakt. Zaak is dan wel om dit goed bij te houden in de praktijk en de mogelijkheid om op die lijst te staan actief te benoemen in de behandelkamer. Zo houd je ook bij onvoorziene situaties zoveel mogelijk grip op een efficiënte agenda.

Conclusie

Psychologie verklaart veel van het gedrag dat we dagelijks zien aan de balie — én biedt praktische aanknopingspunten om er slimmer op in te spelen. Dus in plaats van alleen te reageren op no-shows, kun je gedrag ook actief beïnvloeden. Dat begint met begrijpen waarom mensen afzeggen. Laat je team meedenken over hoe je deze inzichten in kleine stappen kunt toepassen. De winst zit vaak in het detail.

Door: Alexander Tolmeijer, Dentiva.
Meer informatie over speciale software van Dentiva voor het snel invullen van lege agendaplekken vind je op snelterecht.nl

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
Een eigen praktijk iets voor mij

Een eigen praktijk: iets voor mij? Mondzorgverleners verkiezen startersdag boven zonnige zaterdag

Op een bijna zomerse zaterdag 8 maart kwamen mondhygiënisten en tandprothetici, allen aspirant-praktijkhouders, naar Utrecht voor de NVM/ONT/VvAA Startersdag 2025. Een kleinschalig evenement, met veel ruimte voor interactie. De belangstelling was groot dit jaar: de 55 beschikbare plekken waren al snel vergeven.

Verschillende vormen

Onder de vlag ‘Een eigen praktijk: iets voor mij?’ bood de startersdag de mondzorgverleners een vol programma. Van negen uur ’s morgens tot vijf uur ’s middags namen zij deel aan de verschillende sessies, aangeboden in drie blokken. Na het welkomstwoord namens de organiserende partijen stond dagvoorzitter en programmamanager Erik van Dam van VvAA in zijn inleiding stil bij de drie hoofdvormen van het starten als praktijkhouder. Starten kan door het aansluiten bij een bestaande praktijk (associatie) of het – al dan niet met anderen – overnemen van een bestaande praktijk (overname). Daarnaast komt ook het starten van een geheel nieuwe praktijk, nog zonder patiënten (nulpraktijk of vrije vestiging) weer meer voor de laatste tijd. Daarna lichtte Erik het programma van de startersdag toe. Hoe ziet de invulling van de drie blokken eruit?

Wie ben ik? Hoe positioneer ik mijn praktijk?

In het eerste, plenaire blok zette coach en trainer Jacqueline Mooij van VvAA de deelnemers een spiegel voor. Is zo’n eigen praktijk eigenlijk wel wat voor jou? Hoe kom je daarachter? Vooraf hadden alle deelnemers online een persoonlijk profiel gegenereerd. Een handig hulpmiddel om na te denken en in gesprek te komen over onder meer communicatiestijlen en besluitvorming. Maar vooral ook over de kernvragen: Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik?

Communicatieadviseur Ward de Moor (MoorComm) voegde aan die persoonlijke spiegel de omgeving (patiënten, andere praktijken etc.) toe. Die twee met elkaar verbinden geeft de basis voor het positioneren van je eigen praktijk. Met praktische voorbeelden uit de (mond)zorg en daarbuiten liet hij zien wat de mogelijke kernfocus van een praktijk kan zijn en wat dat betekent. Zo kwamen Ikea en Mc Donald’s voorbij als voorbeelden van de focus ‘Operational excellence’, een van de drie besproken waardestrategieën. Vervolgens vertaalde Ward dit naar de mondzorg aan de hand van de websites van bestaande praktijken van mondhygiënisten en tandprothetici in ons land. Praktijken die zich vooral richten op het optimaliseren van de (uitvoering van de) zorgprocessen. Deze staan zich bijvoorbeeld voor op een strakke planning en efficiënte behandelingsmethoden.

Tien stappen en (zorg)wetgeving

Het tweede blok was meer zakelijk en juridisch van aard. Langere sessies waarin de groep zich splitste in tweeën: de mondhygiënisten en de tandprothetici volgden om en om de twee workshops. Ervaren VvAA ondernemersadviseur Frank Brusche lichtte volgens het beproefde tienstappenplan het proces van praktijkovername (of associatie of ‘nulstart’) toe. Ook dit startte met de persoon van de aspirant-praktijkhouder, maar ging verder via bijvoorbeeld het selecteren van een geschikte praktijk, naar onderhandelen, waardebepaling tot en met het daadwerkelijke overnemen en het afhechten van de relaties in de huidige werkkring. Bij het bespreken van de verschillende methoden van waardebepaling gaf Frank aan dat, in plaats van voorheen de ‘klassieke goodwillmethode’, nu de zogenaamde ‘genormaliseerde EBITDA-methode’ steeds meer de norm is in mondzorgland. Hierbij is kortgezegd de winst vóór afschrijvingen, rentelasten en belastingen -gecorrigeerd voor afwijkingen- de grondslag voor de berekening van de waarde van de praktijk.

Jurist Marjolein Stigter van NVM-mondhygiënisten richtte zich, onder de titel ‘Beroepsinhoudelijk ondernemerschap’ vooral op de juridische aspecten van het voeren van een mondzorgpraktijk. Zij beantwoordde vragen als ‘Wat moet ik regelen vóórdat ik start? ‘ en ‘Wat kan ik tegenkomen als ik ben gestart?’. Wkkgz, Wtza, Wgbo, de meest relevante (zorg)wetten kwamen voorbij. Zo werd onder meer ingegaan op de geneeskundige behandelingsovereenkomst met de patiënt. Deze kan je niet zo maar beëindigen, dat moet weloverwogen gebeuren. En op basis van een gewichtige reden: wat betekent dat? Daarbij gebruikte Marjolein een verstoorde vertrouwensband als voorbeeld, waarbij een serieus meningsverschil over de behandeling aan ten grondslag ligt. Ondanks het juridische karakter toch een heel toegankelijke workshop met veel praktijkvoorbeelden en oplossingen.

Speeddates met praktijkhouders

Het derde en laatste blok bestond uit voor iedere deelnemer achter elkaar drie speeddates met verschillende praktijkhouders uit het eigen beroepsveld. In kleine groepjes van maximaal tien beroepsgenoten werden huidige praktijkhouders aan de statafels het hemd van het lijf gevraagd. Welke ervaringen hadden zij toen ze praktijkeigenaar werden? Welke aanpak kozen zij? Waar liepen ze tegenaan, hoe kijken ze daar op terug, welke tips hebben ze?

Op naar 2026

Ondanks het mooie weer bezochten veel deelnemers na afloop de gezamenlijke borrel om na te praten met collega’s, sprekers en adviseurs. Al met al een leuke en leerzame dag, door de deelnemers met rapportcijfer 8 beoordeeld. Op naar de NVM/ONT/VvAA Startersdag 2026!

Lees meer over: Afvalverwerking, Congresverslagen, Management, Ondernemen, Richtlijnen, Röntgen en beeldsystemen, Slaapgeneeskunde
Kopen of huren Wat is de beste keuze voor een mondzorgpraktijk

Kopen of huren: Wat is de beste keuze voor een mondzorgpraktijk?

In de huidige markt kan het een uitdaging zijn om het perfecte pand te vinden. Vaak sta je voor de keuze: investeren in een eigen pand? Of wil je de flexibiliteit van huren benutten wanneer kopen niet altijd een optie is? Lees verder om te bepalen welke optie het beste aansluit bij jouw professionele visie en ondernemingsdoelen.

Als je een mondzorgpraktijk wilt beginnen of uitbreiden, is een geschikt praktijkpand essentieel. Maar wat is slimmer: kopen of huren? De keuze hangt af van diverse factoren, zoals je spaargeld, hoeveel je wilt investeren en je persoonlijke voorkeuren. Mondzorgpraktijken vergen vaak flinke investeringen in aanpassingen aan vloeren, muren en leidingen, wat een verhuizing kostbaar kan maken. Hierdoor blijven veel praktijken langdurig op dezelfde locatie gevestigd. Neem de tijd om goed na te denken over je beslissing.

Kopen van een praktijkpand

Wanneer je een pand koopt, bouw je vermogen op en heb je volledige controle over je ruimte. Je hebt geen last van jaarlijkse huurverhogingen. Hoewel de rente op een lening kan stijgen, heb je vaak al een deel afgelost, waardoor de impact minder groot is. Op de lange termijn kan kopen voordeliger zijn.

Praktijkpand kopen: waar moet je op letten?

Een goede voorbereiding

Denk na over waar je over tien jaar wilt staan met je praktijk. Gebruik dit als leidraad om een wensenlijst (programma van eisen) voor je praktijkpand op te stellen. Overweeg factoren als:

  • Oppervlakte
  • Bereikbaarheid voor patiënten, medewerkers en leveranciers, en parkeergelegenheid
  • Uitstraling van het pand
  • Mogelijkheden voor (tijdelijke) verhuur
  • Uitbreidingsmogelijkheden

Kritische beoordeling van de aankoop

Zodra je een interessant praktijkpand hebt gevonden, start de beoordeling. Schakel een expert in om het pand en de staat van onderhoud te evalueren. Begin met een bedrijfsmakelaar en voeg een bouwkundig expert toe aan je team. Controleer of het pand aan de technische eisen voldoet en vraag de gemeente naar het bestemmingsplan. Onderzoek eventuele erfpacht en informeer welke vergunningen je nodig hebt voor je activiteiten.

Een pand bestaat uit meer dan alleen de vierkante meters. De haalbaarheid en mogelijkheden van je plannen hangen af van de specifieke eigenschappen van het pand. Belangrijke factoren zijn de vorm van het pand, de hoeveelheid daglicht en de toegankelijkheid. Deze elementen dragen bij aan het succes van je praktijk, maar kunnen ook knelpunten zijn die dat succes in de weg staan. Zorg ervoor dat je al deze aspecten zorgvuldig overweegt voordat je een beslissing neemt.

Extra kosten bij het kopen van een praktijkpand

Houd rekening met de taxatie van het pand, de kosten van een aankoopmakelaar en verbouwingskosten. Daarnaast kun je te maken krijgen met extra financieringskosten en overdrachtsbelasting. Vraag een accountant welke kosten je kunt meefinancieren. Naast de aankoopkosten moet je als eigenaar ook rekening houden met maandelijkse kosten, zoals een gebouwenverzekering en onroerendezaakbelasting (OZB).

Financiering die je moet regelen

Richt je ten slotte op de financiering die je wilt gebruiken om het praktijkpand te kopen. Stel een ondernemersplan op dat je plannen en ambities beschrijft. Vul dit aan met een financieringsplan (bekijk de ABN-AMRO exploitatie-begroting) waarin je uitlegt hoe je de rentebetalingen en aflossingen gaat doen.

Huren van een praktijkpand

Huren vraagt minder startkapitaal. De verhuurder doet meestal het onderhoud en je kunt makkelijker verhuizen als dat nodig is. Houd er wel rekening mee dat je bij een verhuizing opnieuw moet investeren.

Als je een pand huurt, kan de verhuurder de huurprijs elk jaar aanpassen aan de stijgende prijzen. Bij bedrijfsruimtes is deze jaarlijkse huurverhoging geen wettelijk recht, maar moet het in het huurcontract staan. Dit heet ‘periodieke indexering’. Hierbij stijgt de huur met een bepaald percentage, de huurindex, die gekoppeld is aan de consumentenprijsindex (CPI). De CPI wordt berekend en gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Kies je voor huren? Maak dan goede afspraken met je verhuurder en laat het huurcontract controleren door een juridisch adviseur. Dit voorkomt onaangename verrassingen. Controleer ook welke afspraken er zijn over duurzame investeringen en energieverbruik. Denk vooruit als je de praktijk over enkele jaren wilt overdragen. Neem in het huurcontract op dat de huur tegen die tijd kan worden overgenomen door een andere huurder. Dit maakt het makkelijker voor je opvolger om het contract over te nemen.

Voor- en nadelen op een rij

Aspect Kopen Huren
Kosten op lange termijn Geen huurverhoging; investering wordt terugverdiend, wel kosten voor onderhoud eigen pand Huur stijgt door indexatie; investeringen bij verhuizing gaan verloren
Investeringen in aanpassingen Eenmalige kosten en onderhoudskosten; blijven in eigen bezit Terugkerende kosten bij elke verhuizing
Flexibiliteit Minder flexibel; lastig te verhuizen. Je kunt je praktijk wel helemaal naar eigen inzicht inrichten. Makkelijker op te zeggen
Onderhoud Zelf verantwoordelijk Onderhoud vaak voor de verhuurder, al zijn veel onderhoudskosten voor rekening van de huurder.
Rente/huurontwikkeling Rente kan stijgen, maar vaak deels afgelost Huur stijgt jaarlijks door indexatie

Tips voor het huurcontract

Als je huurt, zorg dat in het huurcontract is vastgelegd dat de verhuurder het contract niet zomaar kan opzeggen. Vraag ook of jij als huurder ‘het eerste recht tot koop’ krijgt als de verhuurder het pand wil verkopen. Een minimale looptijd van 5+5 jaar voor het huurcontract biedt stabiliteit en helpt je bij het regelen van financiering. Zo werk je samen aan een sterke financiële basis voor de toekomst van je praktijk.

Wat is de beste keuze?

Er is geen standaardantwoord op de vraag of je beter kunt kopen of huren. Overweeg je situatie goed. Als je met je praktijk lang op dezelfde plek wilt blijven, is kopen interessant. Je kunt investeren in aanpassingen en vermogen opbouwen. Als je net begint of flexibel wilt blijven, kan huren beter passen. Let wel op stijgende huurprijzen en terugkerende kosten bij verhuizen.

Het is belangrijk om een keuze te maken die bij jouw situatie en toekomstplannen past. Neem de tijd om alle opties te bekijken en maak een weloverwogen beslissing.

Door:

Arjan Wijnands CFP®, Sectorspecialist Medisch | Brancheteam Mondzorg & Dierenartsen

ABN AMRO Bank N.V. | Medical Business Clients & Professionals (BC&E), Sectorspecialisten Medische Beroepen

mobiel 06 -23 36 19 13, e-mail: arjan.wijnands@nl.abnamro.com

Wil je sparren of van gedachten wisselen over jouw specifieke situatie? Neem dan contact op met een van onze sectorspecialisten via deze link

Lees meer over: Ondernemen, Praktijkinrichting
Klacht tegen tandarts vanwege endo-start tegen wil van patiënt in 400

Klacht tegen tandarts vanwege endo-start tegen wil van patiënt in

Een patiënt gaf aan dat als een endodontische behandeling nodig zou zijn, zij de kies wilde laten verwijderen. Bij een vervolgafspraak bleek dat cariës tot in de pulpa reikte en heeft de tandarts toch een endo-start uitgevoerd. Het tuchtcollege legt de tandarts hiervoor nu een maatregel op van een waarschuwing.

Situatie

De klaagster is bij de tandarts op consult geweest vanwege een pijnklacht. De tandarts constateerde aan de hand van een röntgenfoto dat er sprake was van secundaire cariës van element 46, mogelijk dicht bij de pulpa. Daarbij heeft de tandarts aangegeven dat er een wortelkanaalbehandeling nodig zal zijn als bij het verwijderen van de cariës de pulpa ook betrokken is. De klaagster heeft destijds aangegeven dat wanneer er een endodontische behandeling nodig zal zijn, dat zij dit niet wilde, maar dat zij de kies dan wil laten verwijderen. Bij de vervolgafspraak waarin de restauratie zal worden verwijderd bleek dat de cariës tot in de pulpa reikte en heeft de tandarts een endo-start uitgevoerd en de kies afgesloten met een tijdelijke restauratie. De tandarts heeft met de klaagster besproken dat zij de keuze had om de wortelkanaalbehandeling af te maken of de kies te verwijderen. De klaagster heeft een afspraak gemaakt voor extractie van de kies. De tandarts heeft de klaagster nog gezien voor nazorg na de extractie en een andere zorgvraag. Daarna is de klaagster overgestapt naar een andere tandarts.

Klacht

De klaagster verwijt de tandarts dat zij de behandeling van het maken van de röntgenfoto’s evenals de extractie van de kies als onprettig heeft ervaren. De klaagster geeft aan dat de tandarts haar heeft vastgehouden bij haar schouders en in de stoel heeft geduwd tijdens het maken van de foto en een agressieve en ruwe extractie heeft uitgevoerd.

Daarnaast verwijt de klaagster de tandarts voor het feit dat hij tegen haar wil een wortelkanaalbehandeling is gestart en er bij de extractie een holte van circa één centimeter in haar kaakbeen is ontstaan die is gaan ontsteken. De tandarts is van mening dat hij zorgvuldig en naar de wens van de klaagster heeft gehandeld.

Beoordeling

Het college kan niet vaststellen of de tandarts de klaagster met kracht in de stoel heeft geduwd en kan niet oordelen over bepaalde gedragingen van de tandarts. De klaagster en tandarts geven allebei andere lezingen aan over het verloop van de behandeling. Het tuchtcollege kan daarom niet bepalen wie er gelijk heeft. Het patiëntendossier geeft daarnaast geen aanleiding om te concluderen dat de tandarts agressief en ruw is geweest tijdens het extraheren. Deze klachten onderdelen worden daarom als ongegrond verklaard.

Het college geeft aan dat de tandarts na beoordeling van de bitewings al de inschatting had kunnen maken dat de cariës in de pulpa uitkwam, en gezien de wens van de patiënt voor de behandeling al met haar had kunnen afspreken om de kies te extraheren in het geval van exponatie van de pulpa. Daarnaast had de tandarts een solo röntgenopname kunnen maken, waarop te zien zou zijn dat er peri-apicale radiolucenties rondom de radices aanwezig waren die duiden op een ontsteking.

De tandarts heeft door het uitvoeren van de endodontische behandeling tegen de wil van de klaagster gehandeld, ook al deed de tandarts dit met goede bedoelingen. Dit klachten onderdeel is gegrond volgens het tuchtcollege.

Als laatste kan het college geen oordeel geven over de mogelijke gevolgen van het handelen van de tandarts wat betreft de ontstoken extractiewond, het klachtenonderdeel wordt als ongegrond verklaard.

Uitspraak

Het klachten onderdeel waaruit blijkt dat de tandarts tegen de wil van de patiënt in een endo-start heeft uitgevoerd is als gegrond verklaard. Het tuchtcollege legt de tandarts een maatregel op van een waarschuwing.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Geld - rollen

Wat is een tandartspraktijk bij verkoop waard?

In de tandartsensector worden op het ogenblik veel praktijken door ketens opgekocht. Als je als tandarts overweegt om je praktijk te verkopen, waar moet je dan rekening mee houden? Hoeveel is bijvoorbeeld je praktijk waard en wat is het juiste moment om je praktijk te verkopen?

Veel overnames en fusies

Er vinden op het ogenblik veel overnames en fusies plaats in de tandartsensector. Volgens een marktanalyse van ABN AMRO Bank maakt 13% van de tandartspraktijken deel uit van een keten. Dit ten opzichte van 10% in 2021. Er zijn inmiddels meer dan 21 ketens actief, waarvan TopMondzorg en Colosseum Dental de marktleiders zijn. De bestaande ketens zijn vaak eigendom van private equity. Veel kleinere tandartspraktijken worden momenteel opgekocht door investeringsmaatschappijen. Zij brengen deze praktijken (soms in een formule) samen en verkopen het geheel vervolgens aan een grotere investeringsmaatschappij of een strategische partij. Ook zijn er op de tandartsenmarkt particuliere initiatieven, regionale samenwerkingsverbanden, nieuwe private equity bedrijven en internationale investeringsmaatschappijen actief. In onderstaand overzicht is weergeven welke private equity bedrijven met bijbehorende ketens zich op de tandartsmarkt begeven.

wat is tandartspraktijk waard 2

Prijs van een tandartspraktijk

De prijs die voor een tandartspraktijk wordt betaald is van heel veel factoren afhankelijk. Uitgangspunt voor de waarde van een bedrijf is de ‘EBITDA’: Earnings before Intrest, Taxes, Depreciation and Amortization, dat wil zeggen het operationele bedrijfsresultaat van de praktijk. Voor (middel)grote praktijken wordt op het ogenblik 5 tot 7 keer de EBITDA betaald. Voor een grote keten van praktijken zelfs 10 keer de EBITDA of meer.
Voor kleinere praktijken (minder dan € 500.000 omzet per jaar) gelden lagere richtprijzen, omdat de koper daarbij grotere risico’s loopt. De richtprijzen bedragen hierbij 1,5 tot 4 keer de operationele winst.

 Rekenvoorbeeld

De waarde van de aandelen van een praktijk wordt volgens het ‘cash and debt-free’ principe bepaald, dat wil zeggen dat eerst wordt berekend wat de praktijk waard is en dat daarna de rentedragende schulden die mee worden verkocht er vanaf worden getrokken.

tandartspraktijk verkoop 1

Valuedrivers van een tandartspraktijk

De waarde van een praktijk is dus afhankelijk van de EBITDA, maar daarbij wordt altijd gekeken wat de toekomstverwachtingen voor de praktijk zijn. Deze zijn afhankelijk van de zogenaamde ‘valuedrivers’: factoren die de waarde van een onderneming bepalen of beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn de vestigingsplaats, het patiëntenbestand, de omzet en het praktijkmanagement.

Vestigingsplaats, patiëntenbestand en omzet

De vestigingsplaats is van groot belang: is er sprake van bevolkingsgroei en hoe staat het met de concurrentie? Het aantal inwoners per 1 FTE tandarts, de tandartsratio kent namelijk grote regionale verschillen. Noord-Holland heeft bijvoorbeeld een ratio van 1.340, terwijl Zeeland 2.505 inwoners per tandarts telt. Als de mogelijkheid er is om in de regio veel overnames te doen, dan is dat interessant voor een investeerder. Ook de opbouw van het patiëntenbestand speelt mee (onder andere de leeftijdsopbouw, soort behandelingen en mate van persoonlijke binding met de praktijk) en de omzet per patiënt. De gemiddelde omzet per patiënt lag in 2024 in Nederland tussen de €220 en €250. Om een grote praktijk te vormen zijn dus twee à drie tandartsen nodig of er moet samengewerkt worden met een multidisciplinair team op het gebied van tandheelkunde, preventie, mondhygiëne en eventueel tandtechniek.

Praktijkmanagement

Verder is erg belangrijk hoe de praktijk wordt gerund. Een sterk management is van positieve invloed op de verkoopprijs. Voor een koper is het niet positief wanneer de tandarts zelf voor de meeste omzet zorgt. Als deze dan na de overname minder uur gaat werken, zal dit tot hogere kosten leiden.
De inzet van nieuwe machines, technieken en software en een optimale manier van plannen en inkopen kan zorgen voor een hoge omzet per patiënt. Als dit niet het geval is, leidt dit tot een lagere verkoopprijs. De koper kan dan echter wel gemakkelijk na de aankoop de efficiency en de winst verhogen.
Ook van belang zijn goede arbeidsomstandigheden, waardoor tandartsen en overige medewerkers voor langere tijd aan de praktijk verbonden blijven. Een evenwichtige leeftijdsopbouw en goed kennisniveau verhogen ook de waarde van de praktijk.

Wanneer verkopen?

Wanneer je als tandarts het beste je praktijk kunt verkopen, hangt van heel veel aspecten af. In de eerste plaats zijn er natuurlijk persoonlijke overwegingen die bijvoorbeeld verband houden met leeftijd en ambitie. Daarnaast kunnen zakelijke motieven een rol spelen.
Op het ogenblik is het overnameklimaat erg gunstig. Doordat de rente laag is, is het goedkoop om geld te lenen voor een overname. De ketenvorming brengt met zich mee dat er veel gegadigden zijn. Als de ketens eenmaal voldoende schaalgrootte en regionale dekking hebben bereikt, zullen ze waarschijnlijk minder bereid zijn om een hoge prijs voor nieuwe praktijken te betalen.

Als tandarts zou het aantrekkelijk kunnen zijn om zelf een of twee praktijken er bij te kopen en deze dan later weer samen met de eigen praktijk te verkopen. De verkoopprijs voor grotere praktijken is immers relatief hoger.
Bij de verkoop van een praktijk zal altijd een afweging moeten plaatsvinden van financiële, fiscale en persoonlijke argumenten.

Fiscale en juridische zaken

Als je plannen hebt om de praktijk te verkopen, dan is het verstandig om ruim van te voren (dat wil zeggen meer dan zes jaar) de hulp in te roepen van een fiscaal specialist. Deze kan dan beoordelen wat er geregeld moet worden voordat de praktijk verkocht kan worden. Vooral het onroerend goed kan van invloed zijn op de verkoop van de praktijk. Is de bedrijfsruimte gehuurd of eigendom? En als het eigendom is: heeft de tandarts het in privé, in zijn holding of in de werkmaatschappij? En is bij een praktijk aan huis de praktijk los te koppelen van de woonruimte? Wat betekent in dat geval het verhuren van de praktijk voor de waarde van het woonhuis?
Daarnaast moet er ook gekeken worden naar andere zaken zoals de beloning van de tandarts en eventueel echtgenoot of echtgenote en de overeenkomsten met tandartsen die zelfstandig in de praktijk werken.

Verkoopvoorwaarden

Als je besluit om je praktijk te verkopen, dan kun je dat onder verschillende voorwaarden doen. Als je voor de hoogste prijs gaat, dan krijg je vaak te maken met een ‘earn-out’. Dit houdt in dat een deel van de prijs afhankelijk is van de winst. De verkopende tandarts moet dan een aantal jaar in de praktijk blijven werken.  De verkopende tandarts kan bij de verkoop ook een (minderheids)participatie in de holding van de tandartsenketen krijgen. Als de praktijk dan wordt weer wordt doorverkocht, dan kan hij of zij daarvan meeprofiteren. De tandarts moet zich dan wel kunnen voegen naar de keten en hier vertrouwen in hebben. Vaak zal de tandarts het echter als prettig ervaren als de zorg voor personeel, planning en administratie wegvalt. Als je voor een keten gaat werken, dan spelen de beloning en de arbeidsvoorwaarden ook een belangrijke rol bij de verkoopvoorwaarden.

Door:
Aeternus, Corporate finance 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Wtza Uitstel jaarverantwoording aanvragen vóór 1 april

Wtza | Uitstel jaarverantwoording aanvragen vóór 1 april

Veel eerstelijns mondzorgaanbieders zien de verplichte jaarverantwoording als de zoveelste regeldrukverhoger. Het blijkt niet eenvoudig om tijdig aan de verplichting te kunnen voldoen. Daarom kwam toezichthouder NZa eind vorig jaar met weer een nieuwe uitstelmogelijkheid. De derde regeling inmiddels. Deze blijkt nog erg onbekend en het online-aanvraagformulier voor het uitstel is niet erg gebruiksvriendelijk. Tijd voor een praktische invulhulp dus. U vindt deze, na een korte introductie, in dit artikel.

Jaarverantwoording vanuit de Wtza

Sinds 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) van kracht. Naast de meldings-, vergunnings- en toezichtplicht vloeit uit deze wet een jaarlijkse verantwoordingsplicht voor zorgaanbieders voort. Deze verantwoordingsplicht geldt als de zorgaanbieder Zvw- of Wlz-zorg verleent of subsidie van VWS ontvangt én zorgverleners voor zich heeft werken, in welke vorm dan ook. Ook een zzp’er die werkt vanuit een rechtspersoon is jaarverantwoordingsplichtig.

Deze jaarverantwoording bestaat uit een aantal vragen over de zorgaanbieder en een financiële verantwoording over de activiteiten. De exacte invulling hangt af van de omvang en rechtsvorm van de zorgaanbieder.

Problematiek deels nog overeind

Al voor inwerkingtreding was duidelijk dat de jaarverantwoordingsplicht problemen ging veroorzaken. Een deel daarvan, zoals de verplichte accountantsverklaring en openbaarmaking van de verantwoording voor kleine zorgaanbieders, is na veel uitgeoefende druk inmiddels van de baan. Een ander deel van de problematiek bestaat echter nog steeds. Het belangrijkste punt is daarbij de aanleveringsdeadline, te weten 1 juni na afloop van het boekjaar waarover de zorgaanbieder verantwoording moet afleggen. Veel eerstelijns mondzorgpraktijken maken gebruik van de diensten van in de zorg gespecialiseerde administratie- en accountantskantoren. Deze kantoren hebben normaliter het hele jaar nodig om al het ‘jaarwerk’ af te ronden. Nu moet dit werk dus al in de loop van mei af zijn, voor ál hun klanten. Dat is niet reëel.

Derde uitstelregeling

Samen met andere partijen heeft VvAA zich stevig ingespannen om dit in Den Haag zichtbaar te maken. Men zag dat uiteindelijk in: tot tweemaal toe werd een uitstelregeling in het leven geroepen. In het eerste jaar een uitstel van de deadline tot het einde van het jaar en daarna een vrijstelling, voor de boekjaren 2022 en 2023. Deze laatste regeling werd bekend als ‘de pauzeknop van minister Helder’. Beide waren verbazingwekkend genoeg tijdelijke regelingen, terwijl het probleem toch duidelijk structureel van aard is. Alle jaarverantwoordingsplichtigen moesten hierdoor, nu de pauzeknop inmiddels niet meer ingedrukt is, over 2024 alsnog voor het eerst hun jaarverantwoording afleggen, vóór 1 juni 2025. Toezichthouder NZa (Nederlandse Zorgautoriteit) zag de bui al hangen en vaardigde eind vorig jaar op de valreep nog een beleidsregel uit.

Nu zelf aanvragen

Deze beleidsregel maakt het mogelijk uitstel te verlenen aan een zorgaanbieder op basis van het feit dat deze voor het eerst zijn jaarverantwoording moet aanleveren. Hiermee is dus de derde uitstelregeling voor deze (grote) groep zorgaanbieders geboren. Deze keer een individuele uitstelmogelijkheid waarbij de zorgaanbieder zelf een uitstelverzoek moet doen. En, … wederom een tijdelijke maatregel. Dat is teleurstellend, maar hopelijk biedt deze regeling uiteindelijk ruimte om ook tot een definitieve, structurele oplossing te komen. Hier blijft de inzet op gericht. Hierover vindt overleg plaats met VWS en de NZa.

Aanvraag vóór 1 april

Bent u een zorgaanbieder die in 2025 voor het eerst moet verantwoorden (over boekjaar 2024)? U kunt dan nu, tot uiterlijk 31 maart, een verzoek indienen tot ‘uitstel bij bijzondere omstandigheden aanleveren jaarverantwoording’ met het daarvoor bestemde digitale formulier van de NZa. De toezichthouder verleent u het uitstel in dit geval automatisch tot 31 december 2025. U kunt ervanuit gaan dat uw dienstverlener dan voldoende tijd heeft om het financiële deel van uw verantwoording voor u voor te bereiden.

Let op: doe uw aanvraag vóór 1 april 2025, zodat de NZa uw uitstelverzoek voor het boekjaar 2024 daadwerkelijk in behandeling neemt.

Korte invulhulp

Hoewel er op verzoek van VvAA en Van helder accountancy inmiddels een aantal verbeteringen is doorgevoerd, blijkt het formulier nog niet overal even duidelijk. Een korte invulhulp:

  • Na het invullen van uw zorgaanbiedersgegevens start u met aan te geven dat u voor het boekjaar 2024 voor het eerst jaarverantwoordingsplichtig bent (‘Ja’).
  • Bij het veld Reden verzoek bevestigt u dit vervolgens door te kiezen voor optie 3 (‘Ik ben voor het eerst jaarverantwoordingsplichtig’).
  • Bij Toelichting op de aanvraag verwijst u naar de beleidsregel die de uitstelmogelijkheid regelt (‘Beleidsregel Uitstel jaarverantwoording TH BR-039’).
  • Bij het Bijlageveld hoeft u in dit geval géén document te uploaden (dit is geen verplicht veld meer).

Over de begrijpelijkheid en gebruiksvriendelijkheid zijn we nog in overleg met de NZa, mogelijk dat de toezichthouder het formulier binnenkort nog verder verduidelijkt.

Let op: vul het formulier op de juiste wijze in, zodat uw uitstelverzoek niet nog een onnodige inhoudelijke beoordeling krijgt, maar dat de NZa u automatisch uitstel verleent.

Vragen eigen situatie

Vragen over het aanleveren van uw jaarverantwoording en over het aanvragen van uitstel daarvoor stelt u aan uw (belasting)adviseur.

Door: drs. ing. Erik M. van Dam, senior adviseur kennismanagement en onderzoeker bij VvAA

Lees meer over: Afvalverwerking, Ondernemen, Richtlijnen, Röntgen en beeldsystemen, Wet- en regelgeving
prijs, geld

Geen BTW-vrijstelling waarnemingsvergoeding voor tandartsenmaatschap

De waarnemingsvergoedingen die tandartsenmaatschap X ontvangt voor spoeddienstwaarneming, vallen niet onder de medische BTW-vrijstelling. Dat heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld.

Een maatschap van vijf tandartspraktijken biedt tandheelkundige spoedzorg buiten reguliere openingstijden. Voor deze spoeddiensten ontvangt de maatschap een vergoeding van de aangesloten tandartspraktijken. Patiënten sluiten daarbij een aparte overeenkomst met de maatschap voor hun behandeling en betalen direct na afloop.

In hoger beroep was de vraag of deze waarnemingsvergoedingen vrijgesteld zijn van BTW. Het Hof heeft geoordeeld dat dit niet het geval is. De spoedbehandelingen en de waarnemingsdiensten vormen twee afzonderlijke rechtsbetrekkingen met verschillende afnemers. Hierdoor zijn het volgens het Hof twee aparte diensten en niet één ondeelbare prestatie.

De waarnemingsvergoeding heeft volgens het Hof geen directe betrekking op de bescherming van de gezondheid of de genezing door middel van diagnose en behandeling. Daarom is de medische BTW-vrijstelling hier niet van toepassing. Ook de beroepen van de maatschap op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel werden verworpen. Het hoger beroep is daarmee ongegrond verklaard.

Bron:
Hof Arnhem-Leeuwarden

Lees meer over: Afvalverwerking, Financieel, Ondernemen, Richtlijnen, Röntgen en beeldsystemen
Preventieve instructievideo 400

Preventieve instructievideo’s

Veel patiënten weten niet precies hoe ze hun tanden moeten poetsen met een elektrische tandenborstel, ongeacht hun leeftijd. Hoewel elektrisch tandenpoetsen effectiever is dan poetsen met een handtandenborstel, moet de tandenborstel op de juiste manier worden gebruikt om tandplak te voorkomen.

Bruikbare video’s over het gebruik van een elektrische tandenborstel ontbraken volledig, terwijl dit tegenwoordig de standaard is in de meeste mondzorgpraktijken. Daarom heeft Jan Henk van De Lieve Tandarts het initiatief genomen om deze video’s met Laurea Socials in co-productie te ontwikkelen.

Preventieve instructievideo’s voor iedereen

Om bij te dragen aan betere mondgezondheid en om misverstanden over poetsgewoonten te verhelpen, zijn er drie preventieve instructievideo’s ontwikkeld. Deze video’s richten zich op:

  1. De beste poetsinstructies met de focus op de drie B’s: binnenkant, bovenkant en buitenkant.
  2. Het juiste gebruik van flosdraad, ragers en stokers.
  3. De gevolgen van tandplak en het belang van preventieve mondzorg.

“Met deze video’s willen we zowel patiënten als zorgverleners ondersteunen met praktische handvatten en betrouwbare kennis over mondgezondheid, zodat deze toegankelijk is voor iedereen,” aldus De Lieve Tandarts en Laurea Socials.

Lees meer over: Dental Expo, Mondhygiëne, Thema A-Z, Video | Podcast, ZZP-er
Checklist

De valkuilen van verzuimbegeleiding in de mondzorg: Wat iedere praktijkhouder moet weten

Als mondzorgondernemer en werkgever komt er veel op je af, buiten het verlenen van mondzorg aan je patiënten. Je hebt te maken met wetgeving op het gebied van gezondheidszorg, maar ook met bijvoorbeeld het belastingrecht, het arbeidsrecht en aanverwante regelingen. Praktijkhouders raken dikwijls verstrikt in het web van plichten die komen kijken bij ziekteverzuim van een werknemer.

Werkgevers zijn wettelijk verplicht een arbodienst te hebben. Dit zou de werkgever toch moeten ontlasten en verzekeren dat de wettelijke plichten op het gebied van verzuimbegeleiding en re-integratie worden nageleefd? Helaas is dat niet automatisch het geval. In dit artikel zetten we uiteen waar de grootste valkuilen liggen en wat je als praktijkhouder kunt doen om hoge boetes en langdurige procedures te voorkomen. Compleet met praktische tips.

1. De rol van de arbodienst: wat mag je verwachten?

Veel praktijkhouders vertrouwen op hun arbodienst om hen volledig te begeleiden bij ziekteverzuim. Toch blijkt in de praktijk dat niet elke arbodienst even proactief of volledig is in zijn ondersteuning. Werkgevers blijven eindverantwoordelijk voor het correct naleven van de Wet verbetering poortwachter.

Noch bij het UWV, noch bij de rechter, kan een werkgever de verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de verzuimplichten, afschuiven op de betrokken arbodienst.

Een Mondzorghouder in Tiel had de afgelopen jaren drie dubbel pech, Na twee jaar ziekte, oordeelde het UWV dat de verzuimbegeleiding aan de ziek werknemer onvoldoende was. Het UWV legde daarom een loonsanctie op en verleende geen toestemming om de twee jaar zieke werknemer te ontslaan. Daarna heeft de rechter de arbeidsovereenkomst in een procedure ontbonden, maar wel met toekenning van een schadevergoeding van € 100.000 aan de tandartsassistente, onder andere vanwege het onvoldoende nakomen van de re-integratie verplichtingen die rustten op hem als werkgever.

Deze Mondzorghouder betrok daarop volgend de arbodienst in een gerechtelijke procedure, om de boven genoemde schade te verhalen. De rechtbank wees die vordering af, onder andere omdat de praktijkhouder te laat had geklaagd.

Ook in andere procedures en beslissingen, buiten de Mondzorg, wordt steeds bevestigd: de Arbodienst heeft een adviserende rol, de werkgever blijft verantwoordelijk voor het nakomen van de re-integratie verplichtingen.

Dit betekent dat je als praktijkhouder zelf goed op de hoogte moet zijn van de juiste stappen en termijnen in het verzuimproces. Een arbodienst kan adviseren, maar neemt de verplichtingen niet over. Het is daarom van belang om regelmatig te controleren of de arbodienst de juiste adviezen geeft en of alle acties op tijd worden uitgevoerd. Dit geldt met name voor langdurig verzuim, waar hoge boetes op de loer liggen.

2. Verzuimprocedures: de belangrijkste verplichtingen

De Wet verbetering poortwachter stelt strikte eisen aan het proces van verzuimbegeleiding en re-integratie. Zo moet er binnen zes weken een probleemanalyse worden opgesteld door de bedrijfsarts, en binnen acht weken moet er een Plan van Aanpak zijn. Deze documenten vormen de basis voor de re-integratie van de werknemer en de kern van het re-integratie dossier waarover het UWV na 104 weken ziekte zal oordelen. Zie ook het eerdere artikel: Het eerste verzuimgesprek, een belangrijke stop in het verzuimproces.

Werkgevers moeten daarnaast regelmatig contact onderhouden met de werknemer en ervoor zorgen dat alle stappen correct worden doorlopen. Een veelgemaakte fout is dat werkgevers deze verantwoordelijkheid volledig uit handen geven aan de arbodienst, waardoor deadlines worden gemist.

Arbodiensten sturen doorgaans reminders over taken die moeten worden opgepakt. Wij merken dat de emails met adviezen en reminder vaak aan de aandacht van praktijkhouders ontglippen, in de toch al overvolle emailboxen. Er komen ook zoveel reminders, zelfs voor de kleinste taken, dat het werkgevers te veel wordt om alles bij te houden. Daardoor blijven belangrijke verplichtingen liggen. Een Arbodienst zal je niet achter de broek blijven en zitten, wanneer je een belangrijke taak in de verzuimbegeleiding mist.

3. Werkgever is eindverantwoordelijk, ook voor nakomen verplichtingen werknemer en arbodienst

Let er bovendien op dat het niet alleen aan de werkgever is om erop toe te zien dat hij zijn re-integratie verplichtingen nakomt, werkgevers behoren er ook op toe te zien dat hun werknemers zich aan hun re-integratieverplichtingen houden. Volgt jouw werknemer redelijke instructies van jou of de bedrijfsarts niet op, of houdt hij of zij contact af? Komt zij niet op de koffie terwijl de bedrijfsarts oordeelde dat ze daar wel aan toe was? Dan is het jouw taak medewerking af te dwingen door zo nodig het loon op te schorten dan wel stop te zetten. Let op: Het gaat niet om een bevoegdheid, maar om een plicht. Niet ingrijpen of wegkijken wanneer je werknemer een verzuimplicht niet nakomt wordt jou aangerekend; jij bent als werkgever verantwoordelijk voor het verzuimtraject. Ook voor het gedrag van je werknemer. Belangrijk detail: Verzuimt jouw werknemer zijn of haar re-integratie verplichtingen, en is daarom na een waarschuwing het loon stop gezet, dan vervalt ook ontslagbescherming door ziekte. Je kan dan naar de rechter om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden.

4. De risico’s van onvoldoende begeleiding

Als een werkgever de verzuimbegeleiding niet goed organiseert, kan dit leiden tot aanzienlijke kosten en juridische complicaties. Het UWV kan na 2 jaar besluiten om een loonsanctie op te leggen als er niet aan de re-integratieverplichtingen is voldaan. Dit betekent dat de werkgever het loon van een zieke werknemer langer moet doorbetalen dan de standaard twee jaar. Let op: dit wordt niet vergoed door je verzuimverzekeraar! Je betaalt dus het loon door van een werknemer die misschien al 2 jaar niet meer bij je op de werkvloer is geweest.

Daarnaast kunnen er arbeidsconflicten ontstaan als er onvoldoende communicatie is met de werknemer over diens re-integratie. Een werknemer die zich niet gehoord of ondersteund voelt, kan een arbeidsconflict laten escaleren, wat de kans op succesvolle re-integratie verkleint. Dit is een van de redenen dat werkgevers worden geacht mediation in te zetten, zodra of de werkgever of de werknemer een conflict ervaart. De bedrijfsarts zal in zulke gevallen adviseren mediation op te starten.

Let er overigens ook op dat zelfs het oordeel van de bedrijfsarts, je niet vrijwaart je re-integratie verplichtingen na te komen. De Mondzorgpraktijkhouder uit het voorbeeld in alinea 1 klaagde onder andere dat de bedrijfsarts onterecht had geoordeeld dat zijn assistente 100% arbeidsongeschikt was. Het UWV oordeelde achteraf namelijk dat de assistente prima kon werken, maar omdat de werkgever niet op tijd bij de Arbodienst had geklaagd over dit oordeel, verspeelde de werkgever het recht om dat in een later stadium te doen.

Alert blijven is de les dus, en problemen en vermoedens bespreekbaar maken bij de arbodienst. Bijvoorbeeld als je twijfelt of je zieke werknemer wel echt ziek is. Als dit niet leidt tot het gewenste resultaat dan kan het lonen om een Deskundige Oordeel aan te vragen bij het UWV. Dus in de gevallen dat er wordt getwijfeld of de werknemer echt ziek is of als de werknemer te weinig doet om te re-integreren. Dit onderzoek wat je gemakkelijk kan aanvragen op de site van het UWV kost € 400,00, maar kan je veel kosten besparen op de lange termijn. Heb je dit aan de hand, dan is het goed hierover advies in te winnen.

5. Hoe voorkom je problemen? Praktische tips voor de praktijkhouder

Om grip te houden op verzuimbegeleiding, is het belangrijk dat praktijkhouders zich bewust zijn van hun verplichtingen en actief betrokken blijven bij het proces. Enkele belangrijke tips:

  • Blijf op de hoogte van de wetgeving: Verzuimbegeleiding is een complex juridisch proces. Zorg dat je de basisregels kent en laat je wanneer nodig bijstaan door een specialist. Heb je te maken met een complexere casus? Fouten maken kan je duur komen te staan, voorkomen is beter dan genezen.
  • Houdt regelmatig contact met de werknemer: Een goed contact met de zieke werknemer voorkomt misverstanden en bevordert een succesvolle re-integratie. Richtlijn is om elke 2-3 weken contact te hebben met een werknemer die voor langere tijd in het verzuim zit.
  • Controleer de voortgang van het re-integratieproces: Houdt deadlines in de gaten en zorg ervoor dat alle verplichte documenten op tijd worden ingediend. En zorg ervoor dat je eigen dossier netjes en vooral volledig is.
  • Wees actief. Vooral bij complexe gevallen of wanneer je het niet vertrouwt. Maak dat bespreekbaar met de werknemer, met de arbodienst, met een deskundige of mediator.

Conclusie

Ziekteverzuim is een uitdagend en juridisch complex terrein voor mondzorgondernemers. Hoewel de arbodienst kan ondersteunen, blijft de eindverantwoordelijkheid bij de werkgever liggen. Door proactief en goed geïnformeerd te zijn, kunnen praktijkhouders veel problemen voorkomen en zorgen voor een soepel verloop van de verzuimbegeleiding en re-integratie. Zo wordt niet alleen voldaan aan de wetgeving, maar wordt ook het welzijn van de werknemer en de continuïteit van de praktijk gewaarborgd. En het belangrijkste: onnodig lang verzuim wordt voorkomen.

Door: Valesca Nederlof, HR-Adviseur bij Dental Care Professionals. Als zodanig ondersteunt zij Mondzorgpraktijkhouders bij het begeleiden van (complex) verzuim van hun werknemers. In tegenstelling tot de arbodienst, ontzorgt zij werkgevers volledig wanneer een werknemer langdurig ziek is. Zij kent de wetgeving en zeker ook de knelpunten in het Poortwachtertraject.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Tuchtrecht

Tuchtrecht: Klacht na verbeteren porseleinen facings met composiet

Een patiënt heeft een klacht ingediend tegen een tandarts vanwege onvoldoende informatie en onjuiste materiaalkeuze voor het verbeteren van de aanwezige porseleinen facings van het bovenfront. De tuchtrechter legde de tandarts een waarschuwing op vanwege het schenden van zijn informatie- en dossierplicht.

Situatie

In 2015 zijn bij de klaagster zes porseleinen facings gemaakt in het bovenfront. Hierna is de klaagster overgestapt naar de tandartspraktijk van de verweerder.
In december 2021 is de klaagster door de tandarts behandeld en zijn er meerdere vullingen gemaakt, waaronder het opvullen van de recessies bij de facings in het bovenfront.
In maart 2022 heeft de tandarts de breuklijnen op de overgangen van het composiet naar de porseleinen facings hersteld, daarnaast is er mondeling besproken dat wanneer het resultaat tegenvalt de tandarts de gehele procedure van de composietfacings op de oude porseleinfacings onder garantie wil uitvoeren. In januari 2023 heeft er een klachtgesprek plaatsgevonden waarna de verweerder een behandelvoorstel voor het plaatsen van nieuwe porseleinen facings aan de klaagster toegezonden heeft. In februari 2023 heeft de klaagster haar klacht voorgelegd aan de KNMT.

Klacht

De klaagster verwijt de tandarts voor het feit dat hij niet voldoende informatie heeft gegeven over de behandeling en dat hij zonder toestemming de hele tandvorm heeft aangepast. Daarnaast geeft de klaagster aan dat de tandarts een onjuiste behandeling heeft gekozen omdat hij voor composiet heeft gekozen en haar gebit hierdoor is beschadigd. De klaagster verwijt de tandarts omdat hij haar onder druk heeft gezet om facings aan te passen, terwijl de patiënt geen klachten had. De tandarts heeft volgens de klaagster een onrealistische belofte gedaan door de beweren dat de tanden in hun oude staat hersteld konden worden en de tandarts haar klacht niet serieus heeft genomen door de opmerking ‘’karma’’ te maken tijdens het consult.

Beoordeling

Het college heeft vastgesteld dat er geen behandelplan en geen begroting zijn opgesteld en is er niet in het medisch dossier genoteerd dat de verweerder de klaagster heeft geïnformeerd over de aard, het doel, materiaal, prognose, risico’s en alternatieven van de behandeling. Dit onderdeel van de klacht is gegrond.
Het feit dat de tandarts composiet heeft gebruikt is volgens het tuchtcollege een adequate manier om in deze casus te gebruiken, dit klachtenonderdeel is ongegrond.
Het klachtenonderdeel waarin de klaagster aangeeft dat haar gebit is beschadigd door het gebruik van composiet is ongegrond omdat de scheuren en breuken zich niet in de porseleinen facings bevinden maar in de composiet.
Het college geeft aan dat er niet is gebleken van ontoelaatbare druk op de klaagster door de verweerder, de klaagster heeft zelf gevraagd om de behandeling in te plannen. Dit klachtenonderdeel is ongegrond. De klachtenonderdelen over onrealistische belofte en onheuse bejegening worden ook als ongegrond verklaard.

Uitspraak

De verweerder heeft zijn informatieplicht en dossierplicht geschonden, echter heeft hij zich tijdens de zitting leerbaar opgesteld. Het college legt daarom de maatregel van een waarschuwing op.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
ZZP

Vragenlijst: hoe gaan mondzorgprofessionals om met de nieuwe regels voor zzp?

Vanaf januari 2025 handhaaft de Belastingdienst de wet DBA om schijnzelfstandigheid te voorkomen. Hoe gaan tandartsen, mondhygiënisten, praktijkmanagers en praktijkhouders om met deze nieuwe werkwijze voor zzp’ers van de Belastingdienst? Wij hebben een vragenlijst hiervoor gemaakt die je anoniem kunt invullen. Na het invullen van deze vragenlijst kun je aangeven of je de uitkomsten van deze vragenlijst wilt ontvangen via e-mail.

Alles is anoniem en wordt getotaliseerd en individuele gegevens worden niet met derden gedeeld.

Deze vragenlijst is gesloten.

Interesse in de resultaten?
Bekijk de resultaten in de Dental Management Toolkit

 

Lees meer over: Ondernemen, ZZP-er
Voorlichtingsmateriaal over tuchtrecht in de zorg

Voorlichtingsmateriaal over tuchtrecht in de zorg

Een tuchtklacht roept veel emoties en vragen op bij zorgprofessionals. Wat staat je te wachten, wat voor consequenties kan het hebben en bij wie kun je terecht voor hulp?

De Gids Tuchtrecht in de zorg legt in 16 heldere visualisaties en bondige teksten uit hoe het tuchtrecht in de zorg werkt. De gids is vanaf nu kosteloos digitaal beschikbaar en is geschikt als naslagwerk bij ontvangst van een tuchtklacht of als opleidingsmateriaal. De gids is een uitgave van Platform Zó werkt de zorg.

Download de Gids Tuchtrecht hier

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
rechter

Van de regen in de drup bij re-integratie zieke medewerker

Een billijke vergoeding van 100.000 euro moeten betalen, terwijl het niet jouw schuld is. Volgens tandartspraktijk Care4Dental is dit hun overkomen. De kantonrechter veroordeelde de tandartspraktijk wegens te weinig begeleiding bij re-integratie van een zieke werkneemster. Care4Dental geeft op zijn beurt de arbodienst de schuld en sleept die nu voor de rechter.

Deze zaak gaat over verzuimbegeleiding en de re-integratie van een arbeidsongeschikte tandartsassistente. Het conflict speelt zich af tussen Care4Dental en De Bedrijfspoli. De kern van de zaak is dat Care4Dental De Bedrijfspoli verwijt niet goed te hebben gehandeld bij de begeleiding van hun tandartsassistente. Dit leidde volgens Care4Dental tot financiële schade. Zo zou De Bedrijfspoli onvoldoende re-integratie-inspanningen hebben geadviseerd, waardoor de ontslagaanvraag van Care4Dental voor de tandartsassistente werd afgewezen door het UWV. Hierdoor liep Care4Dental hoge loonkosten op en werd de tandartsassistente een vergoeding van € 100.000 toegekend door de kantonrechter. De kantonrechter vond namelijk dat Care4Dental verwijtbaar had gehandeld.

Claim

Care4Dental vindt dat De Bedrijfspoli deels verantwoordelijk is voor deze kosten en wil daarom een schadevergoeding van ruim € 89.000. De rechtbank stelt echter vast dat Care4Dental niet tijdig heeft geklaagd over de fouten van De Bedrijfspoli, waarmee zij haar recht op een schadevergoeding verliest. Volgens de rechter mocht De Bedrijfspoli zich beroepen op de contractuele klachtplicht van één maand. Care4Dental had De Bedrijfspoli pas na ruim een jaar aansprakelijk gesteld, wat veel te laat was volgens de voorwaarden in de overeenkomst.

Uitspraak

De rechter oordeelt dat de klachtplicht niet redelijk is en wijst alle vorderingen van Care4Dental af. Care4Dental wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van De Bedrijfspoli, totaal € 5.265.

Bekijk de uitspraak

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Tuchtrecht Klacht van tandarts tegen geregistreerd mondhygiëniste

Tuchtrecht: Klacht van tandarts tegen geregistreerd mondhygiënist vanwege hoge temperatuur in het pand

Een tandarts heeft namens een patiënt een klacht ingediend tegen een geregistreerd mondhygiënist vanwege het feit dat de thermostaat op 20 graden is gezet of hierop is blijven staan, waardoor de temperatuur in het pand waar zij beiden gebruik van maken is opgelopen tot ongeveer 35 graden Celsius. In eerste instantie is de klacht niet-ontvankelijk verklaard, echter gaat de klagende partij in beroep tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

Situatie

Een BIG-geregistreerde tandarts (de heer C) heeft namens een patiënt (de heer A) een klacht ingediend tegen een geregistreerd mondhygiënist. De tandarts verwijt de mondhygiënist vanwege het feit dat zij de gemeenschappelijke thermostaat op 20 graden Celsius heeft gezet of hierop laten staan waardoor de temperatuur, in de praktijk waar beide partijen gebruik van maken, oploopt tot ± 35 graden Celsius. Het Regionaal tuchtcollege heeft de klacht niet-ontvankelijk verklaard, echter is de klager in beroep gegaan. Het tuchtcollege heeft de heer C meerdere keren moeten vragen om een machtigingsformulier waaruit blijkt dat de heer A. de heer C. heeft gemachtigd om namens hem beroep in te stellen. Gelet op het feit dat meerdere verzoeken nodig waren voor een machtiging, kan niet worden vastgesteld dat de heer A. beroep heeft willen instellen. Om deze reden en ook het feit dat er geen sprake is van een behandelrelatie tussen appellant en de verweerster heeft het Regionaal tuchtcollege geconcludeerd dat de tuchtnorm niet van toepassing is in deze situatie en op deze klacht.
Daarnaast is de geregistreerd mondhygiënist opgenomen in het BIG-register, maar alleen ten aanzien van drie voorbehouden handelingen; prepareren van primaire cariës, toedienen van anesthesie en het maken van röntgenfoto’s.

Beslissing

De voorzitter van het centraal tuchtcollege heeft de appellant niet ontvankelijk verklaart in het beroep.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Dagstart

De dagstart in de mondzorgpraktijk: Praktijken willen het wel, maar doen het niet

Binnen teams is er veelal behoefte aan een dagstart. Toch doen dezelfde praktijken lang niet altijd een dagstart. Het opzetten en goed uitvoeren ervan blijkt een grote uitdaging te zijn. Wat is een dagstart precies? En hoe zet je deze effectief op?

Waarom een dagstart?

De doelstelling van een dagstart is niet om de dag gezellig met elkaar te beginnen onder het genot van een kopje koffie. De woorden ‘gezellig’ en ‘koffie’ zijn de sleutelwoorden in deze zin, maar dat is dus niet waarvoor je de dagstart doet.

In de korte tijd tussen de start van je werkdag en het naar binnenhalen van de eerste patiënt moet je ook nog een overleg gaan doen. De dagstart is dus niet het moment voor een sociale aangelegenheid. De dagstart duurt dan ook het liefste zo kort mogelijk. Desondanks heeft het een grote toegevoegde waarde voor een prettige werkdag.

Doelstellingen van de dagstart zijn o.a. om:

  • Belangrijke informatie te delen
  • Problemen snel op te lossen
  • Issues onderling af te stemmen

“Voor ons werkt het niet!”

Wat voor de één werkt, hoeft niet direct voor een ander ook te werken. Desondanks ben ik van mening, dat de dagstart voor veel praktijken wél kan werken. De opmerking: “Voor ons werkt het niet!” wordt vaak benoemd bij die praktijken die weer zijn gestopt met de dagstart. Ik denk echter, dat de dagstart ook voor die praktijk kan werken.

Alleen doordat het deze praktijk niet is gelukt de dagstart ook effectief uit te voeren, is men ermee gestopt. Dát is mijn idee daarbij en ik vind dat een gemiste kans.

“Er is niks te bespreken”

Nogmaals, de uitvoering van de dagstart moet elke dag effectief zijn. Dat neemt niet weg, dat op sommige dagen inderdaad weinig te bespreken. Denk aan dagen dat de agenda perfect gepland is, er geen bijzondere patiënten komen, er niemand ziek is, er geen gaten in de agenda zijn, etc.

Op die dagen dat de dagstart nauwelijks inhoud heeft, heb je dus wel tijd voor een extra koffie voor je eerste patiënt. Dat moet in mijn ogen geen reden zijn om de dagstart helemaal niet meer te doen. Want juist op die dagen dat er wel bijzonderheden zijn, heb je des te meer behoefte aan de dagstart.

Effectieve dagstart

De grote uitdaging voor praktijken is dus om de dagstart effectief uit te voeren. Hoe doe je dat? En wat bespreek je precies tijdens de dagstart? Deze vragen worden beantwoord in de uitlegvideo binnen de Dental Management Toolkit.

Wil je deze video bekijken en bijbehorend hulpdocument kunnen toepassen? Meld je hier aan voor de Dental Management Toolkit www.dentalmanagementtoolkit.nl.

Door: Sjoerd Kuiken, eigenaar van Kuiken Praktijkmanagement Voor objectieve praktijkanalyses, intensieve begeleidingstrajecten en coaching van praktijkhouders. Ook is hij initiatiefnemer van de Dental Management Toolkit, samen met dentalinfo.nl

Lees meer over: Management, Ondernemen
Transitievergoedingen personeel bij praktijkbeëindiging: maak gebruik van de compensatieregeling

De werkkostenregeling. Wat mag je vergoeden aan werknemers?

Het jaar 2024 zit er al weer bijna op. Met de feestdagen in het verschiet wordt het tijd om de balans op te maken. Zo ook ten aanzien van de werkkostenregeling. Is er dit jaar nog ruimte over om uw personeel op een fiscaal vriendelijke manier iets toe te schuiven zo voor de kerstdagen?

Vrije ruimte

Middels de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling kunt u belastingvrije vergoedingen uitkeren aan uw personeel. De vrije ruimte bedraagt in 2024 1,92% tot een fiscale loonsom van
€ 400.000 en daarboven 1,18%. Wordt de vrije ruimte overschreden dan is deze overschrijding belast met 80% eindheffing welke is verschuldigd door u als werkgever.

Wilt u vergoedingen via de vrije ruimte uitkeren aan uw personeel, dan doet u er verstandig aan om eerst eens te beoordelen of u uw vergoedingen welke niet ten laste van de vrije ruimte komen wel zo optimaal mogelijk worden benut.

Reiskostenvergoeding

Hoe heeft u bijvoorbeeld uw reiskostenvergoeding geregeld? In de praktijk zien we namelijk dat de laatst gepubliceerde KNMT Arbeidsvoorwaardenregeling uit 2022 nog veel als basis wordt beschouwd. In deze arbeidsvoorwaardenregeling is een tegemoetkoming woon-werkverkeer opgenomen. Het uitgangspunt van deze regeling is dat een reiskostenvergoeding wordt toegekend mits de enkele reisafstand ten minste 11 kilometer bedraagt. De reiskostenvergoeding wordt vervolgens berekend tot een maximum van 25 kilometer enkele reis. Vanuit de fiscale regelgeving worden er geen voorwaarden gesteld aan een minimale reisafstand en een maximum van te vergoeden kilometers. Elke woon-werk kilometer mag fiscaal onbelast worden vergoed tot een bedrag van 23 cent per kilometer. Door géén rekening te houden met een minimale reisafstand en/of geen rekening te houden met een maximum aantal te vergoeden kilometers kan er misschien al een leuk voordeel ontstaan voor uw medewerkers.

Cafetariaregeling

Wilt u als praktijkhouder toch vasthouden aan de minimale reisafstand en/of een maximum aantal te vergoeden kilometers dan kan het introduceren van een cafetariaregeling een waardevolle toevoeging zijn om het personeel fiscaal zo vriendelijk mogelijk te kunnen belonen. Bij een cafetariaregeling krijgen medewerkers de optie om belast loon uit te ruilen tegen een belastingvrije vergoeding, zoals in dit geval de reiskostenvergoeding. Bij de medewerker leidt dit tot een netto voordeel, terwijl de kosten voor de werkgever gelijk blijven of zelfs ook dalen. Een win-win dus.

Onbelaste vergoeding via de vrije ruimte

Heeft u de vrije ruimte voor het jaar 2024 nog niet volledig benut en wilt u uw medewerkers nog een extra beloning toekennen? Dan kunt u dit doen door een onbelaste vergoeding via de vrije ruimte uit te keren. Vergoedingen van maximaal € 2.400 per persoon per jaar worden door de Belastingdienst als gebruikelijk aangenomen, zodat aan de gebruikelijkheidstoets die bij een dergelijke uitkering moet plaatsvinden in de regel zal worden voldaan.

Holding – Werkmaatschappij structuur

Veel praktijkhouders ondernemen middels een Holding – Werkmaatschappij structuur waarbij de praktijkhouder zelf in dienst is bij de Holding en het personeel bij de Werkmaatschappij. In dat geval zijn er 2 werkgevers met elk een eigen vrije ruimte. Indien de vrije ruimte bij een van beide wordt overschreden terwijl bij de ander een bedrag aan vrije ruimte resteert kan het voordelig zijn om gebruik te maken van de concernregeling. Hierbij wordt de vrije ruimte bepaald op basis van de loonsom van beide BV’s gezamenlijk. Een tekort aan vrije ruimte bij de Werkmaatschappij kan dan worden verrekend met een overschot aan vrije ruimte bij de Holding en andersom. Een nadeel van de concernregeling is wel dat het tariefopstapje (1,92% over een loonsom tot € 400.000) maar één keer gebruikt kan worden. Wilt u uw personeel dus nog een vergoeding geven vanuit de vrije ruimte maar blijkt de vrije ruimte in de Werkmaatschappij niet voldoende, ga dan na of toepassing van de concernregeling een uitkomst kan zijn. Overigens kan deze keuze jaarlijks opnieuw worden gemaakt.

Bruteren of 80% eindheffing

Blijkt dat ook bij toepassing van de concernregeling de vrije ruimte overschreden gaat worden, maak dan een goede afweging of u de vergoeding gaat bruteren of toch kiest voor de 80% eindheffing. In veel gevallen kan de 80% eindheffing namelijk goedkoper zijn dan bruteren aangezien er bij de eindheffing geen sociale verzekeringspremies etc. van toepassing zijn.

Personeelfonds

En mocht de vrije ruimte structureel te weinig zijn, overweeg dan om een personeelsfonds op te richten. Hier zijn wel fiscale regels aan gebonden, maar door hier slim mee om te gaan kan het bedrag dat jaarlijks belastingvrij mag worden besteed voor personeelsuitjes etcetera behoorlijk worden verhoogd.

Door:
R.J.L. Bongers RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
tuchtrecht

Tuchtrecht: Waarschuwing voor tandarts na respectloze behandeling

Het plaatsen van kronen bij een patiënt verliep niet soepel waarna de tandarts de kronen meegaf en declareerde aan de patiënt. De tandarts kreeg van de tuchtrechter een waarschuwing voor geïrriteerd en geagiteerd reageren op de patiënt en het laten vertrekken van een patiënt met de kronen zonder te zoeken naar een oplossing.

Situatie

In 2022 heeft de tandarts de klaagster behandeld. Op 3 oktober 2022 zijn er voorbereidende behandelingen gedaan voor het maken van twee onlays op elementen 24 en 37. Er is een afdruk gemaakt en daarna is er een noodrestauratie aangebracht. Op 17 november 2022 zouden de kronen geplaatst worden, echter verliep het passen van de kronen niet soepel en heeft de tandarts de kronen aan de klaagster meegegeven en gedeclareerd. In het dossier is genoteerd ‘mw. heeft de kroon meegenomen zonder deze te plaatsen want ik mocht niet zeggen dat het nog niet klaar was tijdens het passen en mw. vond dat het niet goed zat.’
De klaagster is naar een andere tandartsenpraktijk gegaan voor verdere behandeling waar de kronen niet geplaatst zijn, maar de elementen zijn gerestaureerd.

Klacht

De klaagster heeft een klacht ingediend bij de tandarts en daarnaast heeft de klaagster ook een klacht over het handelen van de tandarts ingediend bij de KNMT.
De klaagster verwijt de tandarts vanwege het feit dat de tandarts kwalitatief slecht werk heeft geleverd, de behandeling onaangenaam was en de tandarts niet bereid was om tot een oplossing te komen.

Beoordeling

Het college kon niet vaststellen of het geleverde werk van de tandarts in kwalitatieve zin niet in orde was. Daarnaast is het niet ongebruikelijk dat kronen of onlays niet direct goed passen of nog passend gemaakt moeten worden. Het eerste klachtenonderdeel is ongegrond.
Het geïrriteerd en geagiteerd reageren op een patiënt is volgens de gedragsregels voor tandartsen niet geaccepteerd en wordt door het tuchtcollege als gegrond verklaard.
Verder is het laten vertrekken van de klaagster met twee kronen die niet zijn geplaatst zonder te zoeken naar een oplossing niet de gebruikelijke wijze waarop het hoort te gaan, dit klachtenonderdeel is ook gegrond.

Uitspraak

De tandarts hoort de patiënt met respect te behandelen en daarom legt het tuchtcollege de tandarts een waarschuwing op.

Bron:
Tuchtrecht Overheid

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Het studiekostenbeding

Het studiekostenbeding: weet je hoe het zit?

Per 1 augustus 2022 is de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in werking getreden. In artikel 7:611a BW is bepaald dat werkgevers door de wet of Cao verplichte opleidingen aan hun werknemers moeten vergoeden. Het moet daarbij gaan om scholing die verplicht is op grond van (inter)nationaal recht of de Cao.

Veel arbeidsovereenkomsten in de (mond)zorg bevatten een studiekostenbeding, waarbij de werknemer verplicht wordt een vergoeding te betalen aan de werkgever. Lid 4 van artikel 7:611a BW bepaalt dat dergelijke bedingen nietig zijn, en daarmee niet geldig, maar dat geldt enkel voor bedingen die zien op verplichte scholing. Wanneer het niet gaat om verplichte scholing, dan kunnen studiekosten overeenkomstig een studiekostenbeding na het einde van het dienstverband wel (gedeeltelijk) worden teruggevorderd.

Verplichte scholing

In de toelichting bij de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden is benoemd dat de verplichting tot betaling van studiekosten (en daarmee het verbod op het terugvorderen daarvan) niet geldt voor “gereglementeerde beroepen”. Deze beroepen zijn uitgewerkt in de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen. Het gaat daarbij om beroepen waarvoor je verplicht een beroepsopleiding volgt voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie. Een daarvan betreft de orthodontist. Voor het bepalen of de opleiding verplicht is, is relevant of het gaat om een opleiding die noodzakelijk is voor het behouden van de beroepskwalificatie.

Veel werkgevers tasten echter nog altijd in het duister bij de vraag of sprake is van verplichte scholing en of een studiekostenbeding daardoor al dan niet geldig is. Dat kan ook relevant zijn voor de mondzorg, bijvoorbeeld in de situatie waarin een assistent een opleiding heeft gevolgd die is betaald door de werkgever en de assistent kort na het afronden van de opleiding uit dienst gaat.

Inmiddels is er ten aanzien daarvan (steeds meer) jurisprudentie. Zo oordeelde de kantonrechter te Rotterdam op 30 augustus 2024 over de vraag of sprake was van verplichte scholing en of – daarmee – het door werkgever met werknemer overeengekomen studiekostenbeding rechtsgeldig was. In dit artikel zullen wij de uitspraak bespreken en ingaan op de verplichting voor werkgevers om scholing te betalen.

De casus

In de periode van 1 januari 2022 tot 1 augustus 2023 was een werknemer in dienst als Combimachinist. Werknemer en werkgever kwamen gezamenlijk overeen dat werknemer meerdere opleidingen ging volgen, namelijk de opleiding “Machinist/Rangeerder” en de opleidingen “Duitse taal en Duitse regelgeving”. Partijen kwamen hiervoor studiekostenbedingen overeen op grond waarvan werknemer de kosten voor de opleidingen zou moeten terugbetalen als zijn dienstverband binnen 36 maanden na indiensttreding (voor de opleiding Machinist/Rangeerder) of binnen 36 maanden na het behalen van de opleiding (voor de opleidingen Duitse taal en Duitse regelgeving) zou eindigen.

Nadat werknemer de opleidingen Duitse taal en Duitse regelgeving succesvol had voltooid, is zijn functie van ‘Combimachinist nationaal’ gewijzigd in die van ‘Combimachinist internationaal’, met een verhoging van het salaris. De werknemer heeft vervolgens zijn arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2023 opgezegd. Werkgever heeft daarna een factuur gestuurd voor de studiekosten, maar werknemer heeft deze niet betaald.

Wat oordeelde de kantonrechter?

De kantonrechter oordeelde, in tegenstelling tot het standpunt van de werknemer, dat de cursus Duitse taal die hij heeft gevolgd geen verplichte scholing is als bedoeld in artikel 7:611a lid 1 BW. Werknemer was in dienst getreden als combimachinist nationaal en voor de uitoefening van zijn functie was het niet nodig dat hij deze cursus ging volgen. De cursus is gevolgd – in combinatie met de cursus Duitse regelgeving – om hem de gelegenheid te bieden om een andere functie te krijgen, met de daarbij behorende hogere inschaling. De werkgever heeft ook aangegeven dat zij al haar medewerkers deze gelegenheid biedt, maar dat het niet gaat om een verplichte doorgroei. Werknemer was dus vrij om ervoor te kiezen deze opleiding al dan niet te gaan volgen.

De kantonrechter concludeerde dat scholing pas verplicht is als die nodig is om de werkzaamheden die horen bij de functie die de werknemer op dat moment bekleed (goed) uit te oefenen.

Het studiekostenbeding was dan ook, aldus de kantonrechter, toegestaan.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de werkgever de werknemer voorafgaand aan de schriftelijke studieovereenkomst had geïnformeerd over de totale kosten van de opleiding en de terugbetalingsverplichting en daarmee had voldaan aan zijn informatieverplichting. Belangrijk om op te merken is dat de kantonrechter nog oordeelt dat een werkgever bij het aangaan van een studieovereenkomst niet hoeft te beoordelen of de werknemer in staat is om aan zijn terugbetalingsverplichting te voldoen als de arbeidsovereenkomst kort na het aangaan van die overeenkomst eindigt.

Conclusie

Indien een werkgever een opleiding voor een werknemer betaalt, kan een werkgever een studiekostenbeding opnemen, waarbij wordt overeengekomen dat de werknemer de werkgever (naar rato) moet terugbetalen als hij of zij binnen een bepaalde periode uit dienst treedt. Indien echter sprake is van verplichte scholing, dan is zo’n beding nietig en kan daarop geen beroep worden gedaan. Indien bijvoorbeeld een assistent een opleiding heeft gevolgd die is betaald door de werkgever en de assistent kort na het afronden van de opleiding uit dienst gaat, is het de vraag of de werkgever zich kan beroepen op het overeengekomen studiekostenbeding. Bekeken moet worden of dan sprake is van verplichte scholing of niet, hetgeen niet altijd duidelijk te beoordelen is.

De kantonrechter heeft in voornoemde uitspraak daarover meer duidelijkheid geprobeerd te geven. Volgens de kantonrechter is er aldus sprake van verplichte scholing als de scholing noodzakelijk is voor het goed kunnen uitoefenen van de functie. Daarbij wordt gekeken naar de functie die de werknemer op dat moment bekleedt en het lijkt erop dat toekomstige functies, danwel doorgroeimogelijkheden daarbij geen rol spelen, althans in ieder geval voor zover het niet gaat om een vanuit de werkgever verplicht gestelde andere functie / doorgroei.

Kortom, als de scholing voor de assistent noodzakelijk is voor het goed kunnen uitoefenen van de functie, dan is in ieder geval sprake van verplichte scholing en is de werkgever verplicht deze te vergoeden. Als de assistent kort na de opleiding uit dienst treedt, dan kan terugbetaling niet worden gevorderd.

Door:
Mr. Joekie van Gogh, advocaat gezondheidsrecht bij Eldermans|Geerts Advocaten.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
zzp'ers in de mondzorg

Webinars van overheid over zzp en schijnzelfstandigheid terugkijken

Op donderdag 14 november organiseerden het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst 2 webinars over zzp en schijnzelfstandigheid. Bekijk de webinars hier terug.

Terugkijken webinar voor zzp’ers

Terugkijken webinar voor opdrachtgevers

In deze webinars geven medewerkers antwoord op vragen over wanneer sprake is van loondienst of zzp. En wat er verandert als de Belastingdienst vanaf 1 januari 2025 weer volledig gaat handhaven op schijnzelfstandigheid.

Lees meer op de website van Rijksoverheid

Lees meer over het kiezen van de juiste contractvorm op de website van Rijksoverheid

Lees meer over: Ondernemen, ZZP-er
Geld en financieel

Hoe krijg ik mijn praktijk financieel gezond? Een simpel systeem voor inzicht in de geldstromen van je praktijk

De ambitie voor iedere praktijkhouder is in ieder geval een goedlopende praktijk, die tevens financieel gezond is. Hierin zitten twee aspecten, die echter niet altijd samengaan. Een goedlopende praktijk is namelijk niet altijd een financieel gezonde praktijk.

Een goedlopende praktijk resulteert vaak in een goede praktijkomzet. Dit kan echter nog steeds betekenen, dat de praktijk moeite heeft om facturen te betalen – ‘van factuur naar factuur gaat’ – en weinig reserves heeft opgebouwd. Dit als gevolg van de aanzienlijke kosten. Met de huidige stijging van de kosten is het des te meer aan de orde de praktijk financieel gezond te maken. Hoe begin ik hiermee?

Gewoon hard doorwerken

Wellicht heb je ook het gevoel, dat je te weinig geld op de bank hebt staan. Met als gevolg, dat je ‘van factuur naar factuur leeft’.

Bijvoorbeeld: De praktijk kan de factuur van het tandtechnisch lab niet direct voldoen, terwijl bijbehorende omzet is ontvangen binnen de praktijk. Het geld is echter al gebruikt om andere facturen te voldoen.

Herken jij dit ook? En hoe pak je dit aan? Het meest gebruikte antwoord is: ‘gewoon hard doorwerken’. Hard doorwerken om vooral nog meer omzet te maken. De gedachte is veelal, dat als we maar harder, langer en efficiënter werken er uiteindelijk wel iets goeds uit zal komen. Alsof op een wonderbaarlijke manier alle schulden, financiële zorgen en stress zullen verdwijnen.

Groter is niet beter

De praktijk verder te laten groeien is eveneens vaak de gedachte deze gezond te laten worden en zo de financiële problemen achter je te laten. Verdere groei is echter ook meer schulden aangaan of hogere kosten creëren. Een financieel gezonde praktijk bereik je niet door meer omzet, maar allereerst door meer winst te maken.

Als de praktijk geen winst maakt, is men veelal geneigd te denken dat het niet snel genoeg groeit. Dit komt voort uit de formule: ‘Omzet – Kosten = Winst’. Maak zo veel mogelijk omzet, betaal vervolgens alle facturen en wat er overblijft is de winst. Vanuit deze formule is de drijfveer om de omzet continu verder op te drijven, terwijl er niet per definitie meer winst uitkomt. Groter is dus niet beter.

Wat is de oplossing?

Er is een verschil tussen geld maken (omzet genereren) en geld verdienen (winst maken). De oplossing is echter doodeenvoudig: ‘pak eerst je winst’. Als je namelijk direct de winst ‘pakt’ van elke Euro die er binnenkomt, zal je financieel gezonder worden.

Hoe werkt dat precies? Kopieer het systeem van vroeger, waarbij geld werd gespaard in een oude sok en met voor ieder doel een aparte sok. Iedere vrijdag verdeelde men het weeksalaris over de verschillende sokken. Er ging wat geld in de sok voor de boodschappen, een deel in de sok voor de woonlasten en er was een sok voor kleding voor de kinderen. Als men boodschappen ging doen, nam je alleen het geld mee uit de sok ‘boodschappen’ en je gaf geen geld uit wat voor andere doelen was bedoeld. Eenzelfde systeem werkt ook voor je zakelijke geld. En in plaats van sokken of potjes, heb je meerdere bankrekeningen. Voor ieder doel één.

Winst is niet eenmalig

Het goed benutten van dit systeem van meerdere bankrekeningen vraagt ook om een andere mindset over ‘winst’. Winst is momenteel maar al te vaak een eenmalig iets. Iets wat aan het einde van het jaar overblijft. Winst is daarentegen niet iets wat je moet uitstellen. Winst moet je nu en altijd nemen.

Hoe te beginnen?

Het werken volgens deze methode begint met het openen van een aparte rekening voor het reserveren van de winst. Hoe je dit verder aanpakt wordt uitgelegd in de trainingsvideo ‘Inzicht in geldstromen’ die is opgenomen in de Dental Management Toolkit.

Wil je ook deze video bekijken en bijbehorend hulpdocument kunnen toepassen? Meld je hier aan voor de Dental Management Toolkit www.dentalmanagementtoolkit.nl

Door:
Sjoerd Kuiken, eigenaar van Kuiken Praktijkmanagement Voor objectieve praktijkanalyses, intensieve begeleidingstrajecten en coaching van praktijkhouders.

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen