Jolanda Gortzak

Mondgezondheid en (top)sport: veel interesse hiervoor maar nog weinig kennis

Mondhygiënist Jolanda Gortzak sprak over haar project Sport Fit met een Gezond Gebit op het LBHD-congres van de mondhygiënevereniging in Litouwen. Ook bezocht zij het symposium van de European Association 4 Sport Dentistry in Edinburgh. Zij concludeert dat er veel belangstelling is voor mondgezondheid en (top)sport maar dat er hierover nog weinig kennis is. Hieronder lees je haar verslag.

Sport Fit met een Gezond Gebit

Op 17 november werd een nationaal congres georganiseerd door de vereniging van mondhygiëne in Litouwen, beter bekend onder de naam Lietuvos Burnos Higienistų Draugija (LBHD). Deze vereniging bestaat 25 jaar en heeft een groeiend aantal actieve en gemotiveerde leden. Jolanda  Gortzak, mondhygiënist met haar passie voor de mondgezondheid bij topsport, was blij verrast toen zij door voorzitter Gitana Rėderienė  gevraagd werd om wat meer over haar project ”Sport Fit met een Gezond Gebit” te vertellen op dit congres. Het project is altijd “on the move” met nieuwe interviews met topsporters, presentaties/webinars  op (inter)nationale- congressen en het verrichten van onderzoek.  Een van haar grootste uitdagingen binnen het project was de ontwikkeling van het e-magazine Oral-Vision  met als titel: “Mondgezondheid bij topsporters “, dat zij samen met dr. Yvonne Buunk-Werkhoven ontwikkelde als een professionele interventie om bewustwording te creëren en kennis over te dragen over het belang van een gezonde mond in relatie tot de algehele gezondheid en sportprestaties.

Positieve effect van sporten/bewegen op mondgezondheid

Zowel in Nederland als Litouwen is bekend dat sporten/bewegen positieve effecten heeft op de fysieke en mentale gezondheid.  Wij zien ook dat er de laatste jaren meer aandacht is voor de negatieve effecten van sporten op de mondgezondheid. Een aantal recente studies laat zien dat de mondgezondheid van professionele atleten te wensen overlaat. Het frequent en met hoge intensiteit sporten heeft invloed op de mondgezondheid. Hierbij spelen factoren als mentale en fysieke stress, voeding, frequentie en duur van de inspanning een grote rol. Ook het speeksel en de mondhygiëne spelen hierin een grote rol. Dat de mondgezondheid zo’n invloed kan hebben op de prestaties van een atleet was bij de deelnemers van het congres nog onbekend.

Tijdens haar presentatie vertelde Jolanda Gortzak over de weg die is bewandeld bij haar project ”Sport Fit met een Gezond Gebit”. Als interactief deel binnen de presentatie werd gemeten of je een neus- of mondademhaler bent waarbij de voor- en nadelen werden toegelicht. Een mondademhaler neemt  60% minder zuurstof op dan mensen die door hun neus ademen. Verder lijkt de  kooldioxide ratio  veel optimaler te zijn bij neusademhalers t.o.v.mondademhalers . De ontstekingsgevoeligheid is bij mondademhalers  hoger  (immuunsysteem), dat weer effect heeft op de hersteltijd van het lichaam van de atleet Ook onderwerpen zoals het dragen van mondbeschermers binnen de (top)sport kwamen aan bod. Ter sprake kwam het preventief inzetten van biomarkers in de (top)sport. Een vroege detectie van het alfa-mmp8 cytokine in het speeksel geeft aan dat er ontstekingen in de mond of het lichaam aanwezig zijn. Voor een professionele sporter zou dit o.a. kunnen duiden op overbelasting van het lichaam en spiervermoeidheid.

Grote opkomst

In totaal waren er 340 mondhygiënisten aanwezig, een grote opkomst voor een nationaal congres. De overige sprekers op deze conferentie kwamen uit Litouwen. De Engelse taal wordt daar niet door iedereen gesproken en begrepen en daarom was er voor iedere congresbezoeker een koptelefoon aanwezig zodat de lezing werd vertaald van het Engels naar het Litouws.

Veel interesse in onderwerp mondgezondheid en (top)sport maar weinig kennis

Jolanda concludeert dat de interesse voor het onderwerp mondgezondheid en (top)sport groot is binnen de tandheelkundige professie, maar dat de kennis over dit onderwerp nog te wensen overlaat.

International Sports Dentistry Symposium

Na het LBHD-congres in Litouwen ging Jolanda naar een volgend symposium in Edinburg: de 3e editie van het International Sports Dentistry Symposium, dat gehouden werd in het bekende Murrayfield stadion in Edinburgh. Dit symposium werd georganiseerd door de European Association 4 Sport Dentistry( EA4SD), met als thema: ” Healthy Teammates.

Het doel van de EA4SD is om sporttandheelkunde en -geneeskunde dichter bij elkaar te brengen en te analyseren hoe deze samenwerken voor de gezondheid van atleten. Een grote groep sporttandartsen en sportartsen binnen Europa kwamen bij elkaar om de belangrijke elementen te benadrukken met uitkomsten van nieuw onderzoek bij het voorkomen van blessures en het monitoren van de gezondheid binnen de sport.

Deelnemers aan het EA4SD Symposium in Edinburgh

Tijdens het International Sports Dentistry Symposium werd gesproken over het preventief inzetten van mondbeschermers om hoofd, kaak en gebitsblessures te voorkomen, mondgezondheid van atleten en de impact hiervan op hun prestaties en herstelvermogen, welke trauma’s het meest voorkomen en hoe te behandelen.
Een interessant onderwerp was een sportarts die werkt met paralympische atleten. Hij gaf inzicht in de problemen die deze atleten hebben en hoe hij als teamarts daarmee omgaat.  Denk aan de verschillende handicaps die mensen hebben, waarbij zij wel dezelfde sport beoefenen.  In Nederland lopen wij voorop en trainen zij samen met valide atleten, helaas kan dat in de rest van de wereld nog beter geregeld worden.

Ook was er een lezing over toxicologie waarbij het materiaalgebruik binnen de tandheelkundige professie besproken werd en welk effect dit heeft op het lichaam van de sporter. Er was daarnaast een lezing over gebitselementen die endodontisch behandeld zijn, waar nog een verborgen ontsteking aanwezig is die niet te zien is op gewone röntgen foto’s, maar wel op een CBCT-3D.  Een CBCT-3D scan werd geadviseerd bij aanhoudelijke fysieke klachten van een atleet met een onbekende oorzaak. Occlusie- en TMJ-problemen bij atleten passeerden ook de revue.

Altijd mooi en interessant is het verhaal van de atleet zelf. Op dit congres vertelde rugbyspeler Thomas Appleton over de weg de hij bewandelde naar de top. Hij vertelde over de successen, maar ook over al zijn blessures. De drang en het belang van de club om zo snel mogelijk weer het veld op te kunnen gaan waren groter dan het kunnen luisteren naar zijn lichaam voor een goed herstel. De up’s en down’s  die hij meemaakte om aan de top te komen en te blijven geven aan dat je mentaal sterk in je schoenen moet staan. Door lezingen van sportartsen werd inzichtelijk gemaakt waar de belangen van professionele clubs liggen. Deze belangen komen niet altijd overeen met de het belang van de gezondheid van de atleet. Hier valt nog winst te behalen.

Het Symposium wed afgesloten met een Galadiner en het bijwonen van een rugbywedstrijd.

Jolanda geeft aan dat de interesse in sporttandheelkunde groeit, maar dat er nog wel wat hobbels genomen moeten worden om preventieve sporttandheelkunde volledig te integreren binnen de topsport. Dr. Amir Pakravan  https://amirpakravan.co.uk/ gaf aan om sporttandheelkunde volledig te integreren binnen de topsport zul je ook met een financieel plan moeten komen. Daarbij gaf hij aan om onderzoek te blijven doen, data te verzamelen en dit ook te presenteren aan (top)sportbonden, sportclubs om zo de gezondheid van de (professionele) atleten te bewaken.

 

Door: Mondhygiënist en eigenaar van Oral-Vision, info@oral-vision.nl
Jolanda-Gortzak mondhygiënist

 

 

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Sporttandheelkunde, Thema A-Z
Tandeloos door het leven door kunstnagels

Tandeloos door het leven door kunstnagels

Door een kunstnagel geen tanden meer klinkt misschien als een fabel, maar het kan echt. Kassa onderzocht in een aflevering hoe gevaarlijk deze nagels zijn en waarschuwt nu mensen. Kunstnagels kunnen namelijk een acrylaat-allergie veroorzaken waardoor tanden of kiezen niet meer gevuld kunnen worden.

Kassa heeft op 2 december een aflevering over kunstnagels uitgezonden waaruit bleek wat voor grote gevaren er wel niet hiermee gepaard kunnen gaan. Ze spraken met Marieke, die hierdoor een infectie kreeg. “Het begon met velletjes en dat werden uiteindelijk kloven, dat het gewoon helemaal open lag”, vertelt ze. Ook had ze veel last van haar nagels. “Ze waren gevoelig en jeukten heel erg.”

Kijk de aflevering hier terug.

Dit allemaal omdat er in gellak de kunststof acrylaat zit. Acrylaat zorgt ervoor dat de gellak onder de UV-lamp hard wordt. Als de gel nog vloeibaar is, kunnen er kunststof deeltjes het lichaam binnenkomen en dit kan lijden tot een allergie, legt dermatoloog Thomas Rustemeyer uit.

Patiënten

Mensen die allergisch er voor blijken te zijn, komen terecht bij het allergiespreekuur van oud-decaan en hoogleraar tandheelkunde Albert Feilzer (ACTA) of bij dermatoloog Rustemeyer (Amsterdam UMC) die de allergietesten uitvoert. Zij zien de groep langzaam toenemen. In 2020 waren het nog 14 patiënten, in 2022 waren dit er al 35.

Gevolgen

Het nare is dat deze acrylaat-allergie ook een grote impact op de mondzorg van iemand kan hebben, waarschuwt Feilzer. Naast pijnlijke nagels kan deze allergie er ook voor zorgen dat er geen nieuwe tanden geplaatst kunnen worden. Acrylaten worden namelijk ook gebruikt om een tand te vullen en zit bijvoorbeeld ook in kunstheupen. Vervangers zijn er nog niet voor dit kunststof, als iemand allergisch is eindigt die vaak tandeloos. ‘Ik raad studenten af om kunstnagels te nemen: kies gewoon voor de ouderwetse nagellak, daar heb je deze problemen niet’, zegt Feilzer.

Kits

Het gevaar zit hem in de mensen die niet weten van de allergie en zelf aan de slag gaan met een kit.

Op de gebruiksaanwijzing staat aangegeven dat de kits enkel voor professioneel gebruik zijn, maar toch kan je ze in bijna elke drogist en website kopen. Toen Kassa aan de verkopers vroeg of beginners het ook thuis konden gebruiken, werd er ‘geen probleem’ gezegd. ‘Daar moet Europese regelgeving voor komen, nu staat er geen enkele waarschuwing op die kitjes dat het spul niet op je huid mag komen’, vindt Rustemeyer.

Bron:
Kassa

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Tand

Mogelijk verband tussen bepaald gen en kanker bij patiënten met tandverlies

Mensen met een variant op een bepaald gen hebben meer kans op bepaalde soorten tandheelkundige aandoeningen. Dezelfde genvariant is nu in verband gebracht met andere ziekten, waaronder bepaalde soorten kanker, volgens onderzoek dat in Scientific Reports is gepubliceerd.

Meer aandacht door verband

“Caviteiten kunnen worden gezien als iets kleins – zoals ‘Oh, het is maar een tand'”, zegt hoofdauteur Mariana Bezamat, assistent-professor aan Pitt’s School of Dental Medicine. “Maar het is de meest voorkomende chronische ziekte ter wereld. Als blijkt dat er een verband is met andere systemische gezondheidsproblemen, denk ik dat het meer aandacht zou kunnen krijgen.”

ERN1-gen

Tijdens haar PhD ontdekte Bezamat dat mensen met een variant van een bepaald gen, ERN1, meer kans hadden op bepaalde soorten tandheelkundige aandoeningen. Andere studies suggereerden dat het gen in sommige groepen ook in verband kan worden gebracht met kanker. Bezamat besloot dieper in te gaan op deze associaties om erachter te komen of bepaalde soorten kanker de oorzaak waren.

Patiënten met tandverlies

In de studie analyseerden de onderzoekers gegevens van meer dan 1.400 patiënten die een tandheelkundige behandeling hadden gezocht en die eerder tanden hadden verloren. Het onderzoeksteam analyseerde de steekproef op genetische associaties met het ERN1-kandidaatgen. Alleen patiënten die een of meer tanden misten als gevolg van tandcariës, parodontitis of periapicale laesies werden opgenomen in de studie.

Twee keer zoveel kans op huid- of borstkanker

De resultaten bevestigden dat er een verband is tussen de ERN1-variant en kanker bij deze patiënten. In het bijzonder hadden patiënten met de genvariant ongeveer twee keer zoveel kans op huid- of borstkanker dan degenen zonder. “We ontdekten dat de kankers die de associaties aanstuurden borstkanker en huidkanker waren”, zei Bezamat. “Ze zijn helemaal niet verwant, maar verschillende vormen van kanker.”

Mechanisme onbekend

Het is nog niet duidelijk waarom varianten in het gen mogelijk verband houden met kanker of tandheelkundige aandoeningen. Wel is bekend dat het ERN1-gen een rol speelt bij stresspaden in het endoplasmatisch reticulum, een netwerk van buizen in cellen dat belangrijk is voor het transporteren en vouwen van eiwitten.

Meer onderzoek nodig

Studies bij muizen suggereren dat het gen de sterkte en kwaliteit van tanden kan beïnvloeden. Er is echter nog veel meer onderzoek nodig voordat associaties als deze kunnen worden gebruikt om patiënten direct te helpen.

Veel genetische en omgevingsfactoren kunnen bijdragen aan de kans op kanker. Daarnaast is dit specifieke gen misschien niet eens de oorzaak van het verband dat in de studie wordt aangetoond. De echte boosdoener zou in plaats daarvan een stuk DNA in de buurt kunnen zijn waar ERN1 op meelift. “Er is behoefte aan dierstudies en aanvullende menselijke genetische studies om [het verband] echt te bevestigen, en er zijn veel stappen om daar te komen”, zei Bezamat.

Belangrijke vroege waarschuwingen

Met meer onderzoek zou het vinden van verbanden tussen tandheelkundige aandoeningen en andere veelvoorkomende gezondheidsproblemen belangrijke vroege waarschuwingen voor patiënten kunnen opleveren. Een meer vaststaand verband kan volgens de onderzoekers echt impact hebben.
“De vroege identificatie van genetische markers en/of orale aandoeningen die wijzen op een verhoogd risico op kanker kan een positieve invloed hebben op de kankeruitkomsten en overlevingspercentages met tijdige implementatie van preventieve en diagnostische maatregelen”, schrijven de auteurs.

Bronnen:
Scientific Reports
University of Pittsburg

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
medicatie

NSAIDs zijn beter dan opioïden om pijn te onderdrukken na extractie

Volgens een studie gepubliceerd in the Journal of Dental Research zijn niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDS) beter dan opioïden om post-operatieve pijn te behandelen als gevolg van tandextractie. In het onderzoek werden verschillende NSAIDs en opioïden getest om richtlijnen te ontwikkelen voor de behandeling van acute pijn na extractie.

Verkeerd gebruik, misbruik en verslaving van opioïden

Veel patiënten krijgen voor het eerst opioïden voorgeschreven na een tandheelkundige ingreep. Dit resulteert vaak in het voorschrijven van een te hoog aantal opioïde pillen. Hiermee neemt het risico op verkeerd gebruik, misbruik en verslaving toe.
Opmerkelijk was dat van meer dan een half miljoen tandartsbezoeken tussen 2011 en 2015, 29% van de voorgeschreven opioïden de aanbevolen hoeveelheid morfine overschreed voor de behandeling van acute pijn.

Doel van de studie

De huidige klinische praktijkrichtlijnen missen evidence-based richtlijnen voor het effectief behandelen van acute tandpijn. Het doel van het onderzoek was dan ook om de effectiviteit van NSAIDs en opioïden te beoordelen voor de behandeling van pijn na eenvoudige en chirurgische tandextractie maar ook voor pijn geassocieerd met pulpitis of complicaties hiervan.

Resultaten

De meest effectieve medicijnen voor pijnverlichting waren volgens het onderzoek; ibuprofen 200-400 mg + paracetamol 500-1000 mg, paracetamol 650 mg + oxycodon 10 mg, ibuprofen 400 mg en naproxen 400-440 mg.
Uit het onderzoek bleek verder dat NSAIDs met of zonder paracetamol resulteerde in gelijke of betere pijncontrole dan opioïden met of zonder paracetamol, behalve paracetamol + oxycodon 10 mg.

Nieuwe klinische praktijkrichtlijn

Volgens de American Dental Association (ADA) is verwacht dat dit jaar de nieuwe klinische praktijkrichtlijn voor de behandeling van acute tandpijn wordt gepubliceerd.

Bron:
The Journal of Dental Research

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
parodontitis en insulineresistentie

Parodontitis kan efficiënter worden behandeld

Begeleide parodontale infectiecontrole is net zo effectief als conventionele, sectiegewijze niet-chirurgische therapie, volgens een artikel dat is besproken in JCP Digest. Daarnaast is het tijdsefficiënter om een patiënt voorlichting te geven voor de behandeling plaatsvindt, wat zowel patiënten als clinici ten goede komt.

Twee stappen

De workflow voor de behandeling van parodontitis is opgenomen in de klinische praktijkrichtlijn van de European Federation of Parodontology over de behandeling van parodontitis stadia I-III. De eerste stap bestaat uit patiëntvoorlichting om een adequate, zelf uitgevoerde mondhygiëne tot stand te brengen. In de tweede stap hebben tanden met pathologische parodontale pocketvorming mechanische instrumentatie nodig om de bacteriële belasting verder te verminderen.

Traditionele behandeling versus twee fasen

Onderzoekers uit Zweden hebben de effectiviteit vergeleken van ultrasoon debridement van de volledige mond, voorafgegaan door een eerste fase van voorlichting aan de patiënt (‘guided approach to periodontal infection control’, GPIC), en traditionele quadrant scaling en root planing (‘conventional section-wise non-surgical therapy’, CNST). Ze waren geïnteresseerd in klinische en patiëntgerichte uitkomsten in de algemene bevolking, onder praktijkomstandigheden.

95 mondhygiënisten werden willekeurig toegewezen om een van beide methodes uit te voeren bij in totaal 689 patiënten. GPIC bestond uit voorlichting gevolgd door een enkele sessie van ultrasoon debridement. Bij de CNST-groep waren er meerdere afspraken. De tijd die werd gebruikt voor voorlichting/motivatie van de patiënt en de tijd die werd gebruikt voor mechanische instrumentatie werd geregistreerd.

Beide methodes effectief

Uit de resultaten bleek dat beide methodes effectieve niet-chirurgische behandelingsprotocollen zijn voor parodontitis. De gemiddelde behandeling duurde echter zo’n half uur korter voor GPIC dan CNST, wat voordelen opleverde voor zowel patiënten als clinici. Verder merkten de onderzoekers op dat roken en leeftijd een significante invloed had op de behandelresultaten. Het belang van stoppen met roken moet worden benadrukt tijdens de voorlichting aan de patiënt.

Grotere tijdsefficiëntie

In de dagelijkse praktijk zou het introduceren van een fase van patiëntenvoorlichting om een voldoende niveau van mondhygiëne te bereiken voorafgaand aan een enkele sessie niet-chirurgische parodontale behandeling kunnen resulteren in een grotere tijdsefficiëntie in vergelijking met de conventionele aanpak.

Bron:
JCP digest

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
controle

Het controleseizoen van de verzekeraars is weer begonnen: ook bij mondzorgaanbieders

Zorgverzekeraars zijn bevoegd en verplicht materiële controles bij zorgaanbieders uit te voeren en doen dat frequent, ook bij mondzorgaanbieders. Een mondzorgaanbieder is tot zekere hoogte verplicht om mee te werken aan een dergelijke controle. Het controleproces an sich kan vervelend zijn, maar kan ook (financiële) gevolgen met zich brengen voor de mondzorgaanbieder.
Ook op het moment van schrijven van dit artikel voeren verzekeraars controles uit bij mondzorgaanbieders.

Reden om in dit artikel te bespreken wat een materiële controle inhoudt en wat de aandachtspunten zijn indien zo’n controle zich voordoet.

Materiële controle

Een materiële controle ziet op de vraag of de gedeclareerde zorg is geleverd (rechtmatigheid) én op de vraag of de geleverde zorg ook passend is geweest (doelmatigheid). Om de doelmatigheid te beoordelen, wordt onder meer gekeken naar (i) de stand van de wetenschap en de praktijk – zoals protocollen en richtlijnen – en (ii) wat in de betreffende beroepsgroep gebruikelijk is.
Zorgverzekeraars zijn op grond van de wet bevoegd en verplicht om controles uit te voeren bij gecontracteerde en niet-gecontracteerde aanbieders. Een controle ziet op bij de betreffende zorgverzekeraar ingediende declaraties in een bepaalde periode (bijvoorbeeld 2020 en 2021).

Medewerkingsplicht, maar tot een bepaalde hoogte

In beginsel is de zorgaanbieder verplicht mee te werken, ongeacht of deze een overeenkomst met de verzekeraar heeft. De verplichting van een zorgaanbieder om mee te werken is echter niet ongelimiteerd. In de wet- en regelgeving zijn hieromtrent bepalingen opgenomen, die onder meer zien op het beschermen van (bijzondere) persoonsgegevens, zoals (medische) gegevens van patiënten. Dit betekent ook dat de zorgaanbieder waar de controle wordt uitgevoerd, niet zomaar alle gevraagde documenten en gegevens mag verstrekken, ook niet als de verzekeraar daarom verzoekt.

Start van de controle

Data-analyse en gemiddelden

Steeds vaker start een zorgverzekeraar een materiële controle op basis van een vergelijking van de praktijkdeclaraties met “gemiddelden” of “voor de praktijk verwachte aantallen”. Door middel van een datamodel wordt dan becijferd hoe hoog het aantal verrichtingen van een bepaalde behandeling (zoals vullingen of sealants) naar verwachting statistisch – gelet onder meer op de locatie en praktijkpopulatie van de praktijk – zou zijn.

Verrichtingen

Bij mondzorgaanbieders als tandartsen en mondhygiënisten wordt onder meer gekeken naar gemiddelden en verwachte aantallen van preventie, sealants, vullingen, röntgenfoto’s en periodieke controle voor zowel de basisverzekering als de aanvullende verzekering. Indien de praktijk méér declareert dan het verwachte aantal, kan het zijn dat de verzekeraar om die reden een controle start.
Een zorgverzekeraar kan aan enkel (te) hoge declaratiedata an sich geen consequenties verbinden. De declaratiedata kunnen volgens de zorgverzekeraar evenwel een indicatie zijn dat zorg is gedeclareerd die mogelijk niet rechtmatig of doelmatig is geweest, waardoor de verzekeraar een controle nodig acht.

Andere aanleidingen

Naast data-analyse en gemiddelden zijn er ook andere redenen voor de verzekeraar om een controle te starten. Denk aan een melding vanuit een patiënt of andere verzekeraar, een gepubliceerd onderzoek door de IGJ bij een bepaalde praktijk of een afwijkende wijze waarop machtigingen worden aangevraagd. Het is verstandig altijd bij de verzekeraar na te gaan wat de reden is dat de verzekeraar de controle is gestart.

Verschillende controlefasen

Algemene controle

Een materiële controle vangt aan met een algemene controle. In dit stadium zal de zorgverzekeraar (schriftelijk) vragen stellen aan de mondzorgaanbieder. Vaak wordt er een verklaring gevraagd voor de declaraties van verrichtingen die ‘hoger zijn dan volgens de data-analyse verwacht’. Deze vragen variëren van een algemene vraag om een verklaring van bovengemiddelde declaraties, tot specifieke vragen over de werkwijze ten aanzien van de betreffende onderdelen binnen de praktijk. Het is goed mogelijk dat een zorgverzekeraar aan de hand van een (eerste) reactie aanvullende vragen stelt.

Detailcontrole

In het geval dat de zorgverzekeraar na de ontvangst van de toelichting de controle wenst uit te bereiden, kan de zorgverzekeraar een detailcontrole uitvoeren. Een detailcontrole is een meer verstrekkende controle, omdat de zorgverzekeraar hier vraagt om informatie over specifieke cliënten of zelfs (een deel van) een patiëntendossier. In dat geval is het van belang of tussen de praktijk en de zorgverzekeraar een contract of betaalovereenkomst bestaat en op basis daarvan rechtstreeks bij de verzekeraar is gedeclareerd: alleen in dat geval mag zonder toestemming van de patiënt medische informatie aan de verzekeraar worden verstrekt. Verder dient steeds te worden beoordeeld of het verzoek wel proportioneel en noodzakelijk is: dat wil zeggen of de opgevraagde informatie wel nodig is voor het doel van de controle en of niet méér informatie wordt opgevraagd, dan noodzakelijk is.

(Medische) informatie bij een detailcontrole

Het is belangrijk voor (mond)zorgaanbieders om te beoordelen of de (medische) informatie daadwerkelijk verstrekt dient te worden en mag worden. Van belang daarbij is altijd welke informatie daadwerkelijk nodig is. In het geval de mondzorgaanbieder de (medische) informatie mag verstrekken, is zij ook verplicht om deze te verstrekken. Andersom geldt echter hetzelfde: als de mondzorgaanbieder de (medische) informatie niet verplicht is te verstrekken, mag deze informatie niet worden verstrekt. In het laatste geval prevaleert namelijk het medisch beroepsgeheim van de mondzorgaanbieder en de geldende regels van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Gevolgen

Zorgverzekeraars kunnen aan de uitkomsten van een controle verschillende consequenties verbinden. Zo kan de zorgverzekeraar – indien daadwerkelijk sprake is van onterecht gedeclareerde mondzorg – betaalde declaraties bij de mondzorgaanbieder terugvorderen, de terugvordering verrekenen met eventueel ingediende (nieuwe) declaraties of andere (niet-financiële) stappen zetten, zoals het doen van een melding bij Zorgverzekeraars Nederland of de NZa.
De meest voorkomende consequentie is het terugvorderen betaalde declaraties. Hierbij maakt de verzekeraar vaak gebruik van extrapolatie. In dat geval gaat de zorgverzekeraar ervan uit dat de gecontroleerde dossiers representatief zijn voor alle declaraties bij die zorgverzekeraar in de periode van de controle. Indien de zorgverzekeraar concludeert dat bijvoorbeeld 15% van de declaraties van sealants in de gecontroleerde dossiers onterecht waren, bestaat de kans dat de zorgverzekeraar 15% van alle declaraties van sealants in de periode van de controle terugvordert. Deze handelwijze kan leiden tot aanzienlijke terugvorderingen en is daarom gebonden aan strikte (juridische en statistische) voorwaarden: zo dienen de onderzochte dossiers wel statistisch representatief te zijn voor de gehele patiëntenpopulatie.

Aandachtspunten

Richtlijnen

Zorgverzekeraars vallen bij de controle bij tandartspraktijken terug op de geldende richtlijnen en adviezen in de mondzorg, zoals het Advies Preventie fissuurcariës en het Advies cariëspreventie van het Ivoren Kruis, de KIMO Praktijkrichtlijnen Mondzorg voor Jeugdigen preventie en behandeling van cariës en de Richtlijn Tandheelkundige radiologie van het KNMT. Aan de hand van onder meer deze richtlijnen toetst de verzekeraar – door het stellen van vragen – of de door de praktijk geleverde zorg voldoet aan de beroepsnormen en daarmee onder meer of de zorg wel doelmatig is geweest en of deze valt binnen het pakket van de basisverzekering. Het is derhalve verstandig na te gaan of uw praktijk werkt conform deze richtlijnen en adviezen.

Detailcontrole

Het is zoals benoemd mogelijk dat de zorgverzekeraar de controle uitbreidt naar een detailcontrole en daarbij om inzage van (medische) informatie verzoekt. In dat geval is het van belang om kritisch te beoordelen of de mondzorgaanbieder wel inzage in de gegevens mag (en dus moet) geven. Vraag welke informatie de zorgverzekeraar precies wil inzien, en met welk doel. Zo kan de mondzorgaanbieder het verzoek beter beoordelen.

Hoor en wederhoor

Indien de zorgverzekeraar bepaalde ‘controlebevindingen’ aan de mondzorgaanbieder kenbaar maakt, is de verzekeraar ook verplicht om de zorgaanbieder in de gelegenheid te stellen daarop te reageren: hoor en wederhoor. De hoor- en wederhoorfase is het moment waarop de mondzorgaanbieder uitgebreid kan reageren op de bevindingen en kan beschrijven waarom de zorg – anders dan de verzekeraar stelt – wel degelijk is geleverd en doelmatig was en dus terecht is gedeclareerd. Het is aan te raden de reactie schriftelijk, goed gemotiveerd en onderbouwd met bewijsstukken aan de verzekeraar toe te sturen. Dat vergroot de kans op zo minimaal mogelijke nadelige gevolgen.

Conclusie

Concluderend is de kans reëel dat een mondzorgpraktijk op enig moment geconfronteerd wordt met een materiële controle door een mondzorgaanbieder. Zowel in de fase van de algemene controle als de detailcontrole is het belangrijk om zorgvuldig om te gaan met de gestelde vragen, met een eventueel verzoek van de zorgverzekeraar om (medische) informatie en met de geboden gelegenheid om te reageren op de controlebevindingen.

Door:
mr. drs. Daniël Post en mr. Emma Boonstra – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs bij Eldermans|Geerts

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
Tanden

Parodontitis én bruxisme én gebitsslijtage: een lastige drie-eenheid

Bruxisme is een veel voorkomende kauwspieractiviteit die positieve en negatieve gevolgen kan hebben voor de patiënt. Eén van de negatieve aspecten is mechanische gebitsslijtage. Een ander gevolg kan zijn dat parodontaal verzwakte elementen extra kauwdruk lastiger kunnen weerstaan dan gezonde elementen. Dr. Peter Wetselaar vertelde in zijn lezing tijdens het NVvP-congres over de drie-eenheid parodontitis, bruxisme en gebitsslijtage.
Hij gaf suggesties voor wat te doen wanneer ze aanwezig zijn om zo verder verlies van gebitselementen te voorkomen of verminderen.

Bruxisme

Bruxisme is een repetitieve kauwspieractiviteit die wordt gekarakteriseerd door klemmen of knarsen met de tanden/kiezen en/of fixeren van, of duwen met, de onderkaak. Bruxisme kan optreden tijdens slapen (slaapbruxisme) en waken (waakbruxisme). Slaapbruxisme is een kauwspieractiviteit tijdens de slaap die wordt gekarakteriseerd als ritmische of niet-ritmische mix. En is geen bewegingsstoornis of slaapstoornis bij verder gezonde individuen. Waakbruxisme is hetzelfde gedefinieerd als slaapbruxisme maar vindt plaats tijdens het wakker zijn.

Prevalentie van bruxisme

Bij een onderzoek onder 2000 Canadezen zie je dat 13% van de jongvolwassenen tussen 18-29 jaar gedurende de slaap knarst of klemt. Boven de 65 jaar is dat nog slechts 3%. Slaapbruxisme neemt af met de leeftijd en er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen
De prevalentie van slaapbruxisme en waakbruxisme bij volwassenen is respectievelijk 10-20% en 5-30%. De prevalentie van slaapbruxisme en waakbruxisme bij adolescenten is respectievelijk 7-40% en 4-35%.

Twee Paradigma verschuivingen inzake bruxisme

  1. Bruxisme is centraal gereguleerd in de hersenen en niet perifeer
    Bruxisme is centraal geregeld door de hersenen. Wanneer we de articulatie en occlusie aanpassen beïnvloedt dit de activiteit van bruxisme niet.
    Bruxisme is afhankelijk van verschillende factoren:

    • Psychosociale factoren (persoonlijkheid, angst, stress)
    • Biologische factoren (gestoorde slaap, dopamine-serotonine systeem)
    • Roken, alcohol, cafeïne, drugs, anti-depressiva medicatie
  2. Bruxisme is een activiteit
    Parafunctie is een verkeerde functie met negatieve gevolgen. Activiteit heeft positieve en negatieve gevolgen.

Mogelijke negatieve gevolgen van bruxisme

  1. TMD-pijn/disfunctie
  2. Parodontale problemen
  3. Endodontische gevolgen
  4. Cracked tooth
  5. Falen van restauraties
  6. Fallen van (supra-structuren) op implantaten
  7. Gebitsslijtage

Mogelijke positieve gevolgen van bruxisme

  1. Stimulatie speekselvloed voor preventie van monddroogte
  2. Stimulatie speekselvloed voor preventie van een zuur milieu
  3. Verstevigen bovenste luchtweg voor preventie slaapapneu of opheffen obstructie
  4. Behoud botdensiteit voor preventie van osteoporose
  5. Extra kauwspieractiviteit voor preventie van cognitief verval

Behandelingen van bruxisme– 5 P’s

  1. Peptalk – geruststelling
  2. Plates – stabilisatieopbeetplaat
    Een stabilisatieopbeetplaat heeft geen blijvende invloed op bruxisme-activiteit maar wel bescherming tegen negatieve gevolgen. De compliance is over het algemeen matig bij opbeetplaten.
  3. Pills – botox door MKA chirurg
  4. Psychology – stressmanagement, biofeedback
  5. Physiotherapy – fysiotherapie  biofeedback bij waakbruxisme
    Met een biofeedback of myofeedback apparaat om bruxisme af te leren;
    ook met een stabilisatieopbeetplaat, een post-it, met een app (bijv. brux app) of met een re-mind apparaatje die je een signaal geeft, kan waakbruxisme eventueel worden afgeleerd.

Behandelingen zoals orthodontie, osteotomie, kroon- en brugwerk en inslijpen hebben geen invloed op bruxisme.

Bruxscreen

Bruxscreen is een gestandaardiseerde tool voor de beoordeling van bruxisme’ waarbij de volgende vragen worden gesteld:

  1. Hoe vaak klemt u uw tanden op elkaar tijdens het slapen
  2. Hoe vaak knarst u met uw tanden tijdens uw slaap
  3. Hoe vaak klemt u uw tanden op elkaar terwijl u wakker bent
  4. Hoe vaak knarst u met uw tanden terwijl u wakker bent?
  5. Hoe vaak drukt, raakt of houdt u uw tanden lichtjes tegen elkaar terwijl u wakker bent, behalve tijdens het eten (d.w.z. contact tussen boven- en ondertanden)?
  6. Hoe vaak houdt u uw spieren stevig vast, spant u ze aan of spant u ze aan terwijl u wakker bent zonder uw tanden op elkaar te klemmen of samen te brengen?

Klinische beoordeling van bruxisme

Verder wordt er ook een klinische beoordeling gemaakt, zowel extra- en intra-oraal.

  1. Extra-oraal
    • Hypertrofie van uw kauwspieren (waargenomen terwijl de spieren ontspannen zijn)
    • Hypertrofie van de kauwspieren (waargenomen terwijl de spieren worden samengetrokken)
  2. Intra-oraal
    • Impressies in lip
    • Impressies in wang
    • Impressies in tong
    • Traumatische laesies in wang
    • Exostose/torus
    • Gebitsslijtage (volgens TWES-screening)

Gebitsslijtage

Gebitsslijtage is een multifactoriële aandoening die leidt tot het verlies van harde tandweefsels (glazuur, dentine en wortelcement). Gebitsslijtage kan worden onderverdeeld in mechanische en chemische slijtage.

  • Mechanisch
  • Chemisch
  • Intrinsiek (attritie) Extrinsiek (abrasie)
  • Intrinsiek (erosie) Extrinsiek (erosie)

Prevalentie van gebitsslijtage

Gebitsslijtage lijkt vaker voor te komen want mensen leven langer en mensen leven langer met de eigen dentitie. We hebben cariës en parodontitis beter onder controle. De prevalentie van gebitsslijtage wereldwijd is 3% bij mensen van 20 jaar en 17% bij 70-jarigen. De prevalentie van gebitsslijtage in Nederland is 2% bij mensen van 20 jaar en 12% bij 70-jarigen. Gebitsslijtage neemt toe met de leeftijd en komt vaker voor bij manen dan vrouwen!

Twee paradigma verschuivingen inzake gebitsslijtage

  1. Multifactorieel (gebitsslijtage) dus niet aparte entiteiten (attritie, abrasie, erosie)
  2. Focus van ernst naar pathologie (shared decision making)

Pathologische gebitsslijtage is gebitsslijtage waarbij het dentine is geëxponeerd en er sprake is van één of meer van de hier onder genoemde tekenen of symptomen.
Tekenen (waargenomen door de tandarts) en symptomen (ervaren door de patiënt) van gebitsslijtage

Tekenen

  1. Slijtage snel voortschrijdend
  2. Slijtage atypisch voor de leeftijd van de patiënt
  3. Slijtage op die vlakken die een rol spelen bij occlusie/articulatie leidend tot het verlies van de verticale dimensie van occlusie
  4. Afbrokkelen tanden/kiezen en/of restauraties
  5. Verminderde conditie van het speeksel (hyposalivatie)

Symptomen

  1. Afgenomen esthetiek
  2. Gevoeligheid of pijn
  3. Ervaring met afbrokkelen tanden/kiezen en/of restauraties
  4. Moeite met kauwen
  5. Moeite met spreken
  6. Gevoel van droge mond (xerostomie)

Behandelingen van gebitsslijtage

  • Counselen/monitoren altijd voortzetten
  • Restauratieve behandeling zo lang mogelijk verantwoord vooruit schuiven (= fysiologisch vs. pathologisch)
  • Dynamisch behandelconcept

Diagnostiek van gebitsslijtage

Diagnostiek van gebitsslijtage kan gedaan worden aan de hand van het Europees consensus statement (ECS), samen met het tooth wear evaluation system (TWES). TWES-screening is kwantificatie per sextant en wordt gedaan tijdens het periodieke mondonderzoek. Er wordt alleen gekeken naar de vlakken die meedoen met occlusie en articulatie en het hoogste cijfer per sextant wordt genoemd.

TWES-scores

0 = geen slijtage
1 = slijtage alleen in het glazuur
2 = slijtage tot in het dentine, klinische kroonhoogte <1/3e
3 = slijtage tot in het dentine, klinische kroonhoogte >1/3e, maar < 2/3e
4 = slijtage tot in dentine, klinische kroonhoogte >2/3e

TWES ernst

0 = geen
1 = mild
2 = matig
3 = ernstig
4 = extreem

Negatieve gevolgen van bruxisme

Parodontale problemen kunnen een negatief gevolg zijn van bruxisme. Volgens de literatuur is er geen bewijs dat traumatische occlusale krachten leiden tot parodontaal aanhechtingsverlies, niet-carieuze cervicale laesies of tandvleesrecessies. Verder leiden traumatische occlusale krachten tot adaptieve mobiliteit bij tanden met normale ondersteuning, terwijl ze leiden tot progressieve mobiliteit bij tanden met verminderde ondersteuning, waarvoor meestal spalken nodig is.
Een ander negatief gevolg van bruxisme is falen van (supra-structuren op) implantaten. Over het algemeen kan je veilig implanteren bij mensen met bruxisme. Als het mis gaat, gaat het meestal mis met de supra-structuur. Dus als je een kroon/brug etc. maakt, maak dan een kroon die kan slijten. Want beter slijten dan breken.

Richtlijn bij stadium IV parodontitis patiënten

  • Orthodontie
  • Spalken
  • Occlusale aanpassingen
  • Kroon/brugwerk
  • Uitneembare voorzieningen op natuurlijke elementen
  • Parodontale behandelingen

Occlusale aanpassingen kunnen nuttig zijn bij de behandeling van stadium IV parodontitis patiënten. Realiseer wel dat
de kaakgewrichten samen een zogenaamd gepaard gewricht zijn (het is het enige gewricht in het lichaam waarbij zowel het linker als het rechter tegelijkertijd bewegen. Om dat mogelijk te maken zijn te gewrichten discongruent en daarmee zeer beweeglijk. Mede daardoor bepaalt de hoofdhouding de habituele occlusie en de articulatie.

Conclusie

Bruxisme is centraal gereguleerd en bruxisme is een activiteit die positieve en negatieve gevolgen kan hebben. Bij slaapbruxisme kan een stabilisatieopbeetplaat geïndiceerd zijn en bij waakbruxisme kan myofeedback geïndiceerd zijn. Gebitsslijtage is multifactorieel en er kan onderscheid worden gemaakt tussen pathologische en fysiologische gebitsslijtage.

Dr. Peter Wetselaar studeerde af als tandarts aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Hij volgde de postinitiële opleiding Orofaciale Pijn en Disfunctie aan het ACTA, onder begeleiding van dr. Jacques van der Zaag en prof. dr. Frank Lobbezoo. In 2016 promoveerde Peter op het gebied van gebitsslijtage met het proefschrift ‘The Tooth Wear Evaluation System: Development and Applications’. Sinds 2011 bekleedde hij diverse functies binnen het ACTA, waaronder Chef de Clinique van de stafkliniek Orofaciale pijn en disfunctie, waar patiënten met gebitsslijtage worden gediagnosticeerd en behandeld. Momenteel is hij sectievoorzitter Integrale Tandheelkunde en hoofd Kliniek Algemene Mondzorg op het ACTA. Hij geeft (post)academisch onderwijs in het binnen- en buitenland, waarbij zijn focus ligt bij gebitsslijtage, bruxisme en orofaciale pijn en disfunctie. Peter is erkend tandarts-gnatholoog (NVGPT) en tandarts-slaapgeneeskundige (NVTS). Hij is (co-)auteur van vele (inter)nationale publicaties en diverse boekhoofdstukken. Naast zijn werkzaamheden bij het ACTA, is hij één dag per week werkzaam als algemeen practicus en tandarts-gnatholoog in de Verwijspraktijk Heemstede, waar zijn aandacht uitgaat naar de diagnostiek en behandeling van gebitsslijtage.

Verslag door Fabienne de Vries van de lezing van dr. Peter Wetselaar tijdens het NVvP-congres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Column Volle zalen Jerry Baas

Column Jerry Baas: Volle zalen

Waarom nog duur met gedoe als het ook goedkoop en gemakkelijk kan? Sinds corona zijn webinars en online scholing een goed alternatief gebleken voor de bij- en nascholing op locatie.

Het is niet alleen een oplossing in tijden van een pandemie, maar het is ook een stuk overzichtelijker, aangezien een webinar zelden langer dan 1,5 uur duurt en een stuk goedkoper, want er hoeft geen zaaltje of kerk te worden afgehuurd. Daarnaast bespaar je tijd op de reis, registratie, smalltalk met collega’s, pauzes en de borrel met bitterballen. Daarbij is online scholing ook nog vrijwel altijd in de avonduren en hoeven er dus geen patiënten voor te worden afgebeld.

Er is dus geen enkele reden meer om als tandarts de deur uit te gaan om bij te blijven en dat blijkt ook wel, aangezien de laatste jaren de cursussen en congressen zich afspelen in veel kleinere zaaltjes dan vroeger en er ook regelmatig nascholing niet doorgaat wegens een gebrek aan belangstelling.

Een goede aanleiding om nog wél naar nascholing op locatie te gaan is voor een vaardigheidstraining, de zogenaamde ‘hands-on’ cursus. Op sociale media is daar veel aandacht voor met mooie plaatjes en filmpjes. Hier is ook te zien dat je op sommige meerdaagse trainingen zelfs naast het knutselen op frasaco ook samen gaat sporten en mediteren. Praktijk- en levenslessen ineen dus.

Wil je vandaag de dag dus nog volle zalen trekken met een cursus of congres op locatie, lijkt het erop dat je echt wel iets meer te bieden moet hebben, dan een paar goede sprekers. Wat dat betreft had ik achteraf misschien beter niet een grote kerk in Amsterdam moeten afhuren op een koude vrijdag in maart voor een middagje bibberen en gruwelen bij plaatjes van mislukkingen in de mondzorg. Voor de geïnteresseerden die toch een kaartje willen kopen, wees gewaarschuwd: Duur met gedoe en na afloop een borrel met bitterballen.

Jerry Baas, tandarts

Lees ook de andere columns van Jerry Baas

Lees meer over: Blog, Opinie, Thema A-Z
Mondwater

Mondwater kan leiden tot gezondheidsproblemen

Uit een recensie gepubliceerd in het International Dental Journal blijkt dat mondwater niet veel voordelen heeft voor patiënten met een laag cariësrisico en goede parodontale gezondheid. Het gebruik van mondwater kan juist tot gezondheidsproblemen leiden.

Dysbiose

Onderzoeken hebben aangetoond dat wanneer antimicrobieel mondwater vaak wordt gebruikt, het bij gezonde mensen dysbiose kan veroorzaken. Dysbiose kan ervoor zorgen dat de systemische gezondheid wordt aangetast.
De auteurs onder leiding van Dr. Kumar van de afdeling parodontologie en orale geneeskunde geven aan dat tandartsen op de hoogte moeten zijn van de gevolgen van het gebruik van mondspoelmiddelen die zonder recept verkrijgbaar zijn.

Mondspoelingen voor cariës en parodontale ziekten

Het gebruik van mondwater met fluoride wordt gebruikt voor de behandeling van cariës en mondwater met chloorhexidine voor de behandeling van parodontale ziekten.
Op basis van richtlijnen hebben de auteurs de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Mondwater kan gingivitis en supragingivale tandplaque verminderen wanneer het wordt gebruikt in combinatie met zelfzorg en professionele mondhygiëne
  • Patiënten die vragen naar het beste antimicrobiële mondwater voor tandvleesaandoeningen moeten geadviseerd worden dat het mondwater dat ze willen gebruiken essentiële oliën en chloorhexidine moeten bevatten
  • Het gebruik van fluoride mondwater kan ondersteund worden als aanvullende zelfzorg, maar op een ander moment dan na het tandenpoetsen
  • Er is gebrek aan bewijs over mondwater tegen een slechte adem en het bleken van tanden
  • Het gebruik van mondwater heeft potentiële risico’s van allergische reacties en orale dysbiose die kunnen leiden tot een aangetaste systemische gezondheid. Daarom is het gebruik van mondwater bij patiënten met een gezonde mondgezondheid niet aangeraden
  • Er is meer onderzoek nodig naar de effectiviteit en nadelige effecten van mondwater verkrijgbaar in natuurvoedingswinkels omdat er geen bewijs is voor de schadelijke effecten die in verband zijn met het gebruik van natuurlijke of alternatieve spoelmiddelen

Conclusie

Mondwater mag maximaal twee tot vier weken gebruikt worden om milde tot matige parodontitis te behandelen. Echter is er gebrek aan onderzoek en daarom kan het klinische voordeel van deze aanpak minimaal zijn. De auteurs schrijven dat ze hopen dat deze review tandheelkundige zorgverleners helpt betere informatie te geven aan patiënten over het gebruik van mondwater.

Bron:
International Dental Journal

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Omega-3-supplementen - parodontitisbehandeling

Omega-3-supplementen hebben gunstig effect op parodontitisbehandeling

Het nemen van omega-3 meervoudig onverzadigde vetzuren als voedingssupplement heeft een gunstig effect bij gebruik als aanvulling op niet-chirurgische parodontale therapie. Zowel de parodontale pocketdiepte (PPD) en klinisch aanhechtingsniveau (CAL) verbeterden gemiddeld met 0,42 mm, volgens een onderzoek dat is samengevat in JCP digest.

https://app.springcast.fm/player/episode/37029?theme=springcast

Beheersen is essentieel

Parodontitis is een ontstekingsziekte die wordt veroorzaakt door de interactie tussen pathogenen en de immuunrespons van de gastheer. Het beheersen van de ontsteking is essentieel voor het behandelen van de ziekte.

Aanvullende therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie (NSPT) concentreert zich op het wegnemen van de oorzaak van de ontsteking door mechanische verstoring van de biofilm. Naast deze traditionele benadering kan aanvullende therapie worden gebruikt bij de behandeling van parodontitis. Een van deze aanvullende maatregelen is een behandeling die ingrijpt in de ontstekingsreactie van de gastheer, de zogenaamde “hostmodulerende therapie”.

Omega-3-vetzuren mogelijk nuttig

Er zijn aanwijzingen dat meervoudig onverzadigde omega-3-vetzuren (ω-3-vetzuren) nuttig zijn bij het beheersen van ontstekingen bij verschillende soorten ziekten. Ze worden meestal verstrekt via voeding. Het is echter nog niet bekend wat het effect hiervan is op uitkomsten van parodontale behandelingen.

Toegevoegde effect

Onderzoekers van het RadboudUMC en het Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam hebben daarom een systematische review en meta-analyse uitgevoerd. Ze keken naar het additionele effect van ω-3-vetzuren bij niet-chirurgische parodontale therapie op de parodontale pocketdiepte en het klinische hechtingsniveau.

Vermindering van PPD, verbetering van CAL

In totaal werden tien artikelen met verschillende follow-upperiodes opgenomen in de studie. Uit de resultaten bleek dat ω-3-vetzuren tijdens NSPT zorgde voor een extra vermindering van de PPD met 0,42 mm. Ook was er een toegevoegde CAL-winst van 0,42 mm in de testgroep.

Niet volgens richtlijnen

Deze resultaten zijn niet in overeenstemming met de aanbevelingen in de klinische praktijkrichtlijnen van de European Federation of Periodontology. Dit kan worden verklaard door het gebruik van flexibelere inclusiecriteria in de studie dan werden gevolgd in de systematische review die werd uitgevoerd om de richtlijnen vast te stellen.

Bron:
JCP digest

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Podcast voor ouders: Gezonde mond

Podcast voor ouders: Gezonde mond

Kinderkoorts, de podcast over de gezondheid van kinderen, nam onlangs een podcast op over mondgezondheid. Mondhygiënist Marit Verschuuren en tandarts Alexander Tolmeijer gingen in gesprek over een gezonde mond.

Zij bespreken wat goed poetsen is en welke voeding je tanden kan helpen gezond te blijven. Ook bespreken ze tips hoe ouders bij een kleine dreumes tandenpoetsen leuk en normaal kunnen maken.

Beluister de podcast hier terug:

 

Bron:
Kinderkoorts

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Beeldvormende methoden - 400

Beeldvormende methoden monitoren de activiteit van secundaire cariës na composietrestauratie

Korte-golf infrarood reflectie (SWIR), thermische beeldvorming en optische coherentie tomografie (OCT) kunnen worden gebruikt om de activiteit van secundaire cariës te monitoren naast een composietrestauratie, volgens een studie gepubliceerd in de Journal of Biomedical optics.

Ontstaan van secundaire cariës

De afgelopen jaren zijn tandartsen vaker bezig geweest met het vervangen van restauraties dan het maken van nieuwe. Als restauratiematerialen niet goed hechten aan de gezonde tandstructuur kan een randspleet ontstaan. Door deze randspleet kunnen vloeistoffen en bacteriële zuren infiltreren. Dit heeft als gevolg dat er secundaire cariës ontstaat naast een gemaakte restauratie.

Sterk gemineraliseerde transparante oppervlaktelaag alleen bij niet-actieve laesies

Een indicator dat laesies zijn gestopt als gevolg van remineralisatie is de vorming van een sterk gemineraliseerde transparante oppervlaktelaag op de buitenste lagen van de laesies. De aanwezigheid van deze laag remt de diffusie van vloeistoffen in en uit de laesie. Actieve laesies missen zo’n laag en hebben een veel hogere permeabiliteit. Daarom is de snelheid van waterdiffusie uit de laesie de mate van laesie-activiteit. Effectief gebruik van nieuwe optische diagnostische technologieën die gebruik kunnen maken van veranderingen in de lichtverstrooiing van carieuze tandstructuur en restauratiematerialen hebben een groot potentieel voor het diagnosticeren van secundaire laesies.

Onderzoek met menselijke tanden

Dr. Chang heeft verschillende methoden gevonden om secundaire cariës activiteit te monitoren. Ze analyseerden 63 geëxtraheerde menselijke tanden met in totaal 109 vermoedelijke secundaire laesies met behulp van SWIR en thermische beeldvorming tijdens uitdroging van het element. De dikte van de sterk gemineraliseerde transparante oppervlakte laag op de buitenste lagen van de laesies werd gemeten met OCT, waarbij met micro-CT beeldvorming de ernst en structuur van de laesie werd bekeken. De metingen met OCT en micro-CT zijn gecorreleerd met vloeistofverliespercentage gemeten met SWIR en thermische beeldvorming.

Korte golf infrarood (SWIR)

Wanneer korte-golf infrarood (SWIR) wordt gecombineerd met het luchtdrogen van het element, kan deze methode worden gebruikt om cariës te detecteren. Het doel van de studie is om de methoden te gebruiken om de snelheid van vochtverlies uit laesies tijdens uitdroging met lucht te meten om de laesie-activiteit te beoordelen. Omdat caviteiten poreus zijn en meer water vasthouden veranderen de infraroodmetingen rondom de cariës naarmate de tand uitdroogt.

Dikkere oppervlakte laag leidt tot een verminderde doorlaatbaarheid

De onderzoekers hebben ontdekt dat een dikkere transparante oppervlakte laag leidde tot een verminderde doorlaatbaarheid van de laesies. De bevinding geeft aan dat laesies mogelijk niet actief zijn bij een dikte van meer of gelijk aan 70 µm.

SWIR vs. Thermische beeldvorming

Uit de onderzoeken is gekomen dat SWIR beter presteerde dan thermische beeldvorming voor het beoordelen van de activiteit van secundaire cariës. Een overeenkomst is dat beide methoden de beste resultaten geven als het wordt gebruikt op laesies met een glad oppervlak. Deze bevindingen kunnen de diagnostische beeldvorming in de tandheelkunde bevorderen.

Bron:
Journal of Biomedical optics

 

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Verzekeringswijzer Tandprothetische Zorg gelanceerd

De Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (ONT) heeft de Verzekeringswijzer Tandprothetische Zorg 2024 ontwikkeld en geplaatst op hun website www.kunstgebit.nl

De Verzekeringswijzer ondersteunt verzekerden jaarlijks bij het maken van een keuze voor een zorgverzekeraar op het gebied van tandprothetische zorg. Vanuit patiëntenperspectief maakt de Verzekeringswijzer inzichtelijk wat er is opgenomen in het inkoopbeleid en de polisvoorwaarden van zorgverzekeraars op het gebied van tandprothetische zorg en welke afspraken zorgverzekeraars en tandprothetici hierover hebben gemaakt. Zorgverzekeraar Zilveren Kruis staat dit jaar bovenaan in de rangschikking, op de voet gevolgd door a.s.r. Opvallend is dat de meeste zorgverzekeraars lager scoren dan vorig jaar.

Zorgverzekeraar Zilveren Kruis dit jaar op de eerste plaats

Volgens de Verzekeringswijzer krijgt zorgverzekeraar en Zilveren Kruis met 4,5 sterren de hoogste beoordeling op het gebied van tandprothetische zorg voor hun verzekerden. De zorgverzekeraar scoort daarmee een halve ster meer dan vorig jaar. Vooral op het gebied van informatievoorziening onderscheidt Zilveren Kruis zich van andere zorgverzekeraars. Tim Rolink (tandprotheticus en tot voor kort betrokken bestuurslid van de ONT): “Vanwege het belang van een goede informatievoorziening voor patiënten en verzekerden krijgt dit thema in de Verzekeringswijzer dit jaar meer nadruk. Dit komt onder andere tot uitdrukking in drie bonusvragen, waarmee zorgverzekeraars door het aanleveren van een adequate onderbouwing extra punten kunnen krijgen”.

Minder sterren dan vorig jaar

Over het algemeen behalen de zorgverzekeraars een lagere score dan vorig jaar. De gemiddelde beoordeling daalt met bijna een halve ster. Vooral op het gebied van klanttevredenheid en kwaliteit laten de meeste zorgverzekeraars een lagere score zien. Als enige zorgverzekeraar scoort zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid geen sterren op het gebied van transparantie over de opbouw van de tarieven van kunstgebitten.

Zorgverzekeraars Caresq, Menzis en VGZ hebben aangegeven niet te willen meewerken aan de Verzekeringswijzer.

Keuze ondersteunende informatie

Een aanzienlijk deel van de tandprothetische zorg wordt vergoed vanuit de basisverzekering. De Verzekeringswijzer Tandprothetische Zorg kan verzekerden helpen bij hun afweging om voor volgend jaar een zorgverzekeraar te kiezen. Op de website www.kunstgebit.nl staat per zorgverzekeraar een individuele rapportage met een toelichting op de behaalde score. Ook staat op de website een uitgebreide verantwoording van de gehanteerde systematiek en de onderliggende vragenlijst.

De Verzekeringswijzer voor de tandprothetische zorg is een initiatief van de Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (ONT), de beroepsvereniging van gespecialiseerde zorgverleners op het gebied van gebitsprothesen.

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen
IDS

IDS in Keulen: van 16 tot 20 maart 2027

De International Dental Show (IDS), de toonaangevende wereldwijde vakbeurs voor de tandheelkundige industrie, vindt plaats van 16 tot 20 maart 2027.

Lees meer over de IDS

De unieke waarden van de IDS

Het succesverhaal van de tandheelkundige wereld is onlosmakelijk verbonden met de IDS. De toonaangevende vakbeurs is gebaseerd op unieke waarden. 100 jaar IDS staat voor de volledige vertegenwoordiging van de industrie. Voor innovaties en markttrends. Voor een constante en open vergelijking van prestaties in de zin van het Olympische principe. En last but not least: voor een claim op leiderschap als het grootste internationale industrieplatform, wat al tientallen jaren keer op keer wordt bevestigd.

Koelnmesse

Het succesverhaal en de verjaardag van de IDS is ook voor de locatie van de beurs, Koelnmesse in Keulen, een bijzonder evenement. Al meer dan dertig jaar wordt op de beurslocatie de International Dental Show gehouden. De Vereniging van de Duitse Tandheelkundige Industrie e.V. (VDDI) besloot destijds om de IDS vanaf 1992 een permanent onderkomen te geven in Keulen en de organisatie van de beurs aan Koelnmesse toe te vertrouwen.

Lees meer over de IDS

Lees meer over: Producten, Scholing, Thema A-Z, Video
ergonomie - rugpijn

Ergonomie voor tandartsen en mondhygiënisten: tips & tricks die je per direct kunt toepassen

De prevalentie van werkgerelateerde pijn bij tandartsen bedraagt 64-93% (*1). Daarnaast haalt 40% van de tandartsen het pensioen niet werkend. Mondhygiënisten doen er nog een schepje bovenop: maar liefst 60% van de mondhygiënisten behaalt het pensioen niet werkend als gevolg van werkgerelateerde pijn. En het is onnodig.

3 jaar geleden werd Matthijs Luitjes, fysiotherapeut bij de praktijk voor nek-, schouder- en armklachten te Groningen, gebeld door een tandarts/gnatholoog uit de regio: “Matthijs, ons voltallige personeelsbestand loopt inmiddels bij jullie in de praktijk als gevolg van werkgerelateerde pijn. Zou je ons willen leren wat we moeten doen om dit te voorkomen?” Een prima vraag, die leidde tot de oprichting van ergonomicsolutions.nl, een bedrijf dat zorg draagt voor het pijnvrij functioneren van tandheelkundigen tot aan het pensioen. Want wat is eigenlijk de meest voorkomende oorzaak van werkgerelateerde pijn bij tandartsen? En wat kan je doen als tandarts om deze oorzaken te voorkomen en de eventueel bestaande pijn te verlichten? In dit artikel presenteren we een kort overzicht van de belangrijkste do’s & don’ts.

Adequate lichaamshouding

Om zorgvuldig en accuraat te kunnen werken als tandarts, is het nodig om voor een stevige basis te zorgen in de vorm van een adequate lichaamshouding. Hierbij worden de rug, nek, schouders en bovenarmen in een statische houding gepositioneerd waardoor de onderarmen, polsen en met name de handen in staat zijn tot het uitvoeren van de benodigde fijnmotorische handelingen. Het statisch en actief aanspannen van de houdingsspieren is echter een inspannende bezigheid. En dat brengt voor tandartsen belangrijke gevolgen met zich mee die gemakkelijk inzichtelijk zijn te maken:

1. Lokale ischeamie

De kleinste capillairen in spierweefsel zijn niet groter dan de diameter van 1 rode bloedcel, dit is zo’n 7micrometer. Het statisch aanspannen van spierweefsel zorgt voor een afsluiting van deze capillairtjes waardoor lokale ischaemie (verminderde bloedaanvoer) in de spier ontstaat (*2). Deze lokale ischeamie leidt tot lokale hypoxie (verminderde zuurstof spanning) hetgeen vervelende gevolgen heeft voor het lokale spiermilieu. Daarover straks meer.

2. Hypoxie

Statische aanspanning behoeft een forse bloedtoevoer (*3). Voor de aanspanning (en ontspanning!) van spierweefsel is namelijk zuurstof en ATP (adenosine triphosphate) nodig. Dynamische aanspanning van spierweefsel zorgt voor een toename van de bloedtoevoer in het spierweefsel als gevolg van vasodilatatie. Maar juist bij statische inspanning blijft deze toename uit. Bij het werk dat je als tandarts of mondhygiënist doet, is er dus in bepaalde spieren een continu verhoogde zuurstofbehoefte, terwijl er niet geleverd kan worden.

Gevolgen

Maar wat is nu het gevolg van deze lokale ischaemie en hypoxie? In de spier, daar waar de geleverde kracht het grootst is, ontstaat middels de hypoxie een lokale, totale verkramping van spiervezels. Deze verkramping, of liever lokale spiercontractuurtjes, zorgen voor de vorming van de zogenaamde myofasciale trigger points (*4). Trigger points zijn hyperirriteerbare plekken in het spierweefsel die met de (geoefende) hand te voelen zijn als ‘strengetjes’ in het spierweefsel, met midden in de streng een zogenaamde ‘tender spot’: een zeer drukpijnlijke plek.

Myofasciale trigger points hebben verschillende kenmerken. Zo is er bijvoorbeeld kenmerkende uitstralende pijn, volgens een voorspelbaar patroon, maar ook krachtsverlies, coördinatieverlies en verkorting van de betreffende spier. De aanwezigheid van myofasciale trigger points heeft tot gevolg dat je pijn ervaart, met soms tintelingen of doofheid. Bij tandartsen met name in de armen en handen.

Oorzaken

De prevalentie van werkgerelateerde pijn bij tandartsen en mondhygiënisten is hoog. Zo’n 30% van deze klachten worden veroorzaakt door musculoskeletale aandoeningen (*5), waaronder met name de genoemde myofasciale triggerpoints (naar schatting op basis van de voorhanden zijnde wetenschappelijke literatuur) zo’n 85% (*6-10).

Het creëren van trigger points gaat dus zeer gemakkelijk als gevolg van statische aanspanning. Maar ook dynamische overbelasting, zoals bij een ongeval of een uit de hand gelopen potje padel, kan zorgen voor de vorming van myofasciale trigger points.

Daarnaast is beschreven dat trigger points sneller dan gebruikelijk ontstaan in aanwezigheid van allerlei andere aandoeningen (*11). Denk hierbij aan radiculopathiën, ontstekingen in de kaak- of schouderregio, schildklierproblematiek of bijvoorbeeld vitamine deficiënties.

Een voor tandartsen belangrijke factor bij het veroorzaken en activeren van myofasciale trigger points is supraspinale beïnvloeding. Al in 1995 toonden Hubbert & Gevirtz middels EMG-opnames aan dat de spierspanning stijgt bij het opvoeren van mentale druk, en dat deze weer daalt bij het afspelen van bijvoorbeeld rustgevende muziek (*12). Juist voor tandartsen is een ontspannen levenshouding en werkomgeving dus van vitaal belang bij het voorkomen en verlichten van werkgerelateerde pijn.

5 kerngebieden voor voorkomen en verlichten van werkgerelateerde pijn bij tandartsen en mondhygiënisten

Werkgerelateerde pijn voorkomen en verlichten is echt mogelijk. Er zijn een aantal basisstappen die per direct kunnen worden geïmplementeerd voor succes, te weten:

1. Een ontspannen zithouding

Vanuit de pathofysiologie van het ontstaan van myofasciale pijn kan je gemakkelijk begrijpen dat een ontspannen werkhouding veel belangrijker is dan een rechtopgaande zithouding. En vanuit de grondbeginselen van de fysica kan je eenvoudig afleiden dat het wel degelijk uitmaakt hoe je zit, als je kijkt naar de verschillende krachtsinvloeden op het bewegingsapparaat. Als je bijvoorbeeld meer ontspanning in de nekregio wil realiseren, is de eerste strategische stap die je kan zetten het juist instellen van je werkkruk met lendesteun. Deze steun en de juiste werkkruk hoogte zorgen ervoor dat je als gevolg van de steun van de stoel, ontspannen rechterop komt zitten. Hierbij komt het hoofd in een (vrijwel) rechte lijn boven de romp. Dat heeft tot gevolg dat de nekmusculatuur minder hard hoeft aan te spannen om het hoofd ‘overeind’ te houden. Combineer dit met goed zicht en de nekspanning verdwijnt als sneeuw voor de zon. Een ander vaak over het hoofd gezien idee ter verlichting van werkgerelateerde pijn is het werken met een assistent van ongeveer gelijke lengte. Dit zorgt bij beide tandheelkundigen voor een meer ontspannen werkhouding. De dominante zijde van de assistent (rechts- dan wel linkshandig) komt bij voorkeur overeen met die van de tandarts.

2. Een ontspannen werkstijl

Een ontspannen werkstijl betekent onder meer een goed ingerichte agenda. Met als stip op nummer 1 het vooruitplannen van je vakanties. Hoe zou het voor je zijn als je nu al weet dat je nooit langer dan 8 weken aaneengesloten werkt, simpelweg omdat je het in je agenda al hebt afgeblokt? Zelfs als je heel druk bent, kan je altijd wel ergens een paar dagen vrij nemen om weer even helemaal op te laden. Als dat niet zo is, dan weet je ook direct waar het probleem zit. Tijd voor verandering? Een ontspannen werkstijl betekent ook een intelligente dagplanning, met aan het begin en einde van de dag de standaard werkzaamheden en met name in de ochtend en begin van de middag de ingrepen die van jou als behandelaar meer vragen dan de routine matige controles. Afwisseling helpt om minder werkstress te creëren en zorgt zo voor meer ontspanning overdag.

3. Een enerverende werkomgeving

Een enerverende werkomgeving is een werkomgeving met voldoende daglicht, met fijne collega’s, een secretariaat dat jouw visie ondersteunt en je meehelpt om de agenda niet te vol te plannen. Maar ook de materialen die je gebruikt zijn bepalend voor de kwaliteit van je werkomgeving. Een goede werkkruk, een ergonomische sonde, spiegel en roterende instrumentaria helpen allemaal mee om ervoor te zorgen dat jouw spierspanning mooi laag blijft.

4. Een vitaliserende leefstijl

Vitaliserende voeding met veel vitamines en mineralen, een wandeling in de middagpauze, meerdere dynamische rustmomenten overdag, het draagt allemaal bij aan het voorkomen en verlichten van werkgerelateerde pijn bij tandartsen en mondhygiënisten. En daarnaast natuurlijk je algemene ‘level of fitness’. Hoe zou je je voelen als je 2 à 3 keer per week gaat hardlopen, op gezette tijden wat yoga doet, of als je tijd maakt om je favoriete sport met regelmaat te beoefenen? Een hoog vitaliteitsniveau helpt ook letterlijk mee om werkgerelateerde pijn te verlichten / voorkomen: de algehele circulatie is beter, maar ook de pijndempende centra van het brein zijn meer actief. Daarnaast voel je je in algemene zin rustiger, helderder en meer ontspannen. Dit leidt tot het maken van betere keuzes, die jou dienen en tot gevolg hebben dat je je patiënten nog beter van dienst kan zijn, simpelweg omdat je er meer energie voor hebt.

5. Optimaal zicht

Slecht zicht heeft zo mogelijk nog meer impact op het ontstaan/in stand houden van nekklachten dan een verkeerde zithouding. Turen om een scherp beeld te krijgen zorgt namelijk voor onnodige spierspanning. Een prismabril of loepbril kunnen een positieve bijdrage leveren, zolang de versterking van de loepbril niet te groot is (*13). Een ontspannen zithouding als gevolg van optimaal zicht, creëer je ook eenvoudig met een microscoop, maar deze is meestal niet bij elke patiënt bruikbaar en de eerste tandartspraktijk met in elke behandelkamer een microscoop moet ik ook nog tegenkomen. Wel optimaal, maar in de praktijk dus ook met regelmaat niet inzetbaar.

Checklist ergonomie

Om jou als tandarts of mondhygiënist direct van dienst te zijn, heb ik een checklist ergonomie gemaakt. Print deze uit en vink aan waar je al optimaal werkt, en waar de verbeterpunten nog liggen. Zo krijg je een concreet overzicht van waar voor jou de aandachtspunten liggen op gebied van het voorkomen en verlichten van werkgerelateerde pijn. Liever advies op maat? Via de knop ‘Gratis en waardevol’ op www.ergonomicsolutions.nl kan je een gratis online sessie van 20 minuten met mij boeken.

Door:
Matthijs Luitjes, fysiotherapeut Praktijk voor nek-, schouder- en armklachten, docent Myofasciale Pijn Seminars Groningen, trainer / spreker Ergonomic Solutions. Matthijs geeft trainingen op locatie in jouw praktijk / bedrijf – deze kun je aanvragen via ‘contact’ op www.ergonomicsolutions.nl

Literatuurverwijzing:

  1. Aasim Farooq Shah, Pradeep Tangade, et al. Ergonomics in dental practice. International Journal of dental and health sciences. 2014; Volume 1, Issue 1: 68-78
  2. M.J. Zwarts, L. Arendt-Nielsen. The influence of force and circulation on average muscle fibre conduction velocity during local muscle fatigue. European Journal of applied physiology and occupational physiology. 1988; Volume 58: 278-283
  3. E. Peper, Katherine H. Gibney. Physiological rationale for micro-breaks. http://www.nexgenergo.com/ergocenter/cases/cases2.html, 2023; Reference: Peper, E., Gibney. K.H. (2000). Healthy computing with muscle biofeedback: A practical manual for preventing repetitive motion injury.
  4. Robert D. Gerwin, Jan Dommerholt, Jay Shah. An expansion of Simons’ integrated hypothesis of trigger point formation. Current pain and headache reports, 2004; 8: 468-475
  5. Anshul Gupta et al., Ergonomics in Dentistry. International journal of clinical pediatric dentistry, 2014; 7(1): 30-34
  6. Skootsky, S.A., Jaeger, B, et al, Prevalence of myofascial pain in general internal medicine practice. Western Journal of medicine, 1989; 151(2): 157-160
  7. Gerwin, R.D. Study of 96 subjects examined both for fibromylagia and myofascial pain, Journal of Musculoskeletal Pain, 1995; 3(1)
  8. Fricton, J.R., Kroening R, et al. Myofascial pain syndrome of the head and neck: a review of clinical characteristics of 164 patients. Oral Surg Oral Med Oral Pathol 1985; 60 (6): 615-623
  9. Fishbain, D.A., Goldberg, M, et al. Male and female chronic pain patients categorized by DSM-IV psychiatric diagnostic criteria. Pain 1986; 26(2): 181-197
  10. Urits, I., Charipova, K., Treatment and management of myofascial pain syndrome. Best practice & research clinical anaesthesiology 2020; 34(4): 427-448
  11. Travell, Simons&Simons, Myofascial Pain and Dysfunction, 3rd ed., 2019; Ch.4: 55-66
  12. Lewis, C, Gevirtz, R, Hubbard, D and Berkoff, G. Needle trigger point and surface frontal EMG measurcments of psychophysiological Esponses in tension-type headadre patients. Biofeedback & Self-Regulation, 1994; 19(3): 27+275
  13. Shawn C. Roll, Kryztopher D. Thung, et al. Prevention and rehabilitation of musculoskeletal disorders in dental professionals: A systematic review, 2019; 150(6): 489-502

 

 

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z

AI nu ook omarmd door tandartsen

Uit een Amerikaans onderzoek blijkt dat 35% van de tandartsen in Amerika kunstmatige intelligentie (AI) toepast in hun praktijk. Over het algemeen zijn mensen positief, ook al zijn er zorgen over ontslagen in de toekomst.

Onderzoek

Er zijn 1.015 patiënten en 250 tandartsen gesproken voor dit onderzoek om te bepalen hoe AI in de tandheelkunde wordt gebruikt. De afgelopen jaren heeft de tandheelkundige industrie een enorme groei meegemaakt, mede door AI. Dit heeft tot verschillende reacties gezorgd in het veld.

Bevindingen

Zevenenzeventig procent van de tandartsen gaf aan positieve resultaten te hebben na het inzetten van AI. Eenentachtig procent van de tandartsen vindt AI een positieve toevoeging. Tweeënzestig procent van de tandartsen vindt dat sommige taken door AI kunnen worden gedaan. Zevenenvijftig procent vindt dat AI sommige taken die nu door tandartsen worden gedaan, zou kunnen vervangen.
Uit het onderzoek blijkt dat 55% van de tandartsen denkt dat AI in de aankomende vijf jaar kan zorgen voor ontslagen. Echter ziet 68% van de patiënten voordelen in het toepassen van AI en is 65% optimistisch als het wordt verwerkt in de toekomst.

Conclusie

Het onderzoek laat zien wat AI in de toekomst te bieden heeft. Ook al gaat het nu erg langzaam, de eerste praktijken die AI al gebruiken zijn positief. De verbeterde nauwkeurigheid bij de diagnose, verbeterde behandelplanning en gepersonaliseerde behandelopties door AI zijn van harte welkom.

Bron:
Dentaly.org

Wat vinden Nederlandse tandartsen van AI?

Vul de korte vragenlijst hieronder in.

 

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z

Tandvlees: de omlijsting van het front

Voor een mooi gebit is symmetrie en harmonie van stralende tanden en roze tandvlees belangrijk. Tandvlees vormt de omlijsting van een gebitselement. Om een optimale ‘roze’ esthetiek in het front te krijgen is het tandvlees daarom een kritische factor en soms kan het een beperking vormen om restauratief succes te behalen. Verslag van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden.

Schoonheid

In een tijd waar de hele dag door selfies worden gemaakt, worden we constant geconfronteerd met imperfecties. De zeven pluspunten voor schoonheid zijn;

  • Donker haar en lichte ogen
  • Licht haar en donkere ogen
  • Moedervlek op de bovenlip
  • Lange, gekrulde wimpers
  • Amandelvormige ogen
  • Sproetjes
  • Kuiltjes in de wangen

Aan dit lijstje ontbreekt vanuit tandheelkundig perspectief iets belangrijks en dat is gezond en intact tandvlees. Je kunt nog zulke mooie tanden maken, maar als de gingiva niet mooi de tandkroon omvat, wordt het geheel esthetisch gezien nooit mooi.

Wanneer we aan ChatGPT vragen om iets te zeggen over schoonheid en tandvlees krijgen we het volgende: ‘Schoonheid en tandvlees zijn nauw met elkaar verbonden omdat gezond tandvlees een belangrijk onderdeel is van een mooie glimlach. Wanneer het tandvlees gezond is, ziet het er roze en stevig uit, en omlijst het de tanden op een mooie en natuurlijke manier. Mooie tanden en een stralende glimlach zijn vaak kenmerken van aantrekkelijkheid en zelfvertrouwen. In het kort kunnen we zeggen dat gezond tandvlees bijdraagt aan de esthetiek van de mond.’

Mooi tandvlees en contactpunten

Een kenmerk van een mooie tandvleesomlijsting, is dat in het bovenfront het contactpunt tussen beide centrale incisieven op ongeveer de helft van de elementen ligt en deze ruimte geheel gevuld is met een mooie roze papil. Tussen de centrale incisief en de laterale incisief hoort het contactpunt op ongeveer 40% van de hoogte te liggen en tussen de laterale incisief en de cuspidaat op 30%. Beide eveneens gevuld met een mooie papil. (zie afbeelding hierboven).

Tevens is het belangrijk om te realiseren dat de oppervlakten van de contactpunten van centraal naar dorsaal gezien steeds kleiner worden, van een uitgesproken contactvlak naar meer contactpunten.

Tussen de beide centrale incisieven hoort een contactoppervlak van ongeveer 41% van het totale proximale vlak te zijn. Tussen de centrale en laterale incisief is dat ongeveer 32%, tussen de laterale en de cuspidaat 20% en tussen de cuspidaat en de premolaar 18%.  De contactpunten verplaatsen zich van centraal naar dorsaal gezien, relatief steeds iets meer naar apicaal te ten opzichte van de incisale rand. Een veelgemaakte fout bij het vervaardigen van restauraties in het bovenfront is dat het driehoekje dat dan ontstaat mesiaal van de cuspidaat (zie plaatje hierboven) niet gecreëerd wordt maar dichtgemaakt.

Biotype

Het biotype,van de gingiva, of volgens de nieuwe classificatie van parodontitis beter gezegd het fenotype, zegt iets over de dikte en vorm van het tandvlees. Er bestaat een dik en een dun fenotype. Criterium om dik van dun te onderscheiden is dat bij een dun fenotype de pocketsonde door het tandvlees heen schijnt als je hem subgingivaal houdt. Er wordt gesproken van een dik fenotype, waarbij de pocketsonde niet meer doorschemert, bij een dikte van ongeveer 1 mm of meer.

Bij een dik biotype is de papil tussen de centrale incisieven ongeveer 4,9 mm hoog en 6,35 mm breed. Bij een dun biotype is dat respectievelijk 4,8 mm hoog en 6 mm breed. Statisch gezien maakt het voor de papil-hoogte dus niet uit of er sprake is van een dun of een dik biotype.

Botniveau

Wat wel belangrijk is voor de papilhoogte, is het niveau van het bot ten opzichte van het contactpunt. Wanneer de afstand tussen het approximale bot en het contactpunt minder of gelijk aan 4 mm is, dan is er in alle gevallen (dus 100%) sprake van opvulling met een papil. Wanneer de afstand 5 mm bedraagt is dat in 98% van de gevallen, bij 6 mm 56% en bij 7 mm 27%.

Wanneer je een restauratie maakt, is het dus belangrijk om te weten waar het botniveau ligt om de juiste positie van het contactpunt te bepalen en zo interdentaal een goede opvulling met een tandvleespapil te krijgen.

Papillen en cervicale randen

Uit onderzoek blijkt dat 90% van de onderzochte mensen papillen laten zien bij de voortanden en bij de eerste premolaren wanneer ze lachen. Vrouwen laten iets meer papillen zien van het bovenfront als zij blij zijn en lachen dan mannen. Mannen laten dan wat meer tandvlees laten zien in de premolaar regio.

Wat esthetisch als mooi wordt ervaren is dat de topografie van de gingiva klopt. Er zijn verschillende richtlijnen hiervoor waarvan de meeste bekende is dat er een lijn getrokken kan worden van de cervicale rand van de 13 naar de 23 en daarbij de cervicale randen van de beide centrale incisieven deze lijn ook raken. De cervicale randen van de beide laterale incisieven liggen daar 1-1,5 mm onder.

De toppen van de cervicale randen, de guirlandes, liggen bij de centrale incisieven wat meer naar distaal ten opzichte van de lengte-as, bij de laterale incisieven midden opde lengte-as, en bij de cuspidaten in zij-aanzicht reltief iets naar mesiaal. In zijn boek ’Bonded Porcelain Restorations in the Anterior Dentition’geeft Pascal Magne aan dat dergelijke symmetrie niet altijd nagestreefd hoeft te worden. Harmonie is belangrijker wat voor een aantrekkelijke lach ook bereikt kan worden doordat er ook niveau verschil is in incisale randen in combinatie met een afwijkend patroon van de positie van de guirlandes. Onderzoek geeft aan dat tandartsen te veel gefocust zijn op alleen de tanden. Voor een aantrekkelijk lach zijn ook de  lippen en het tandvlees belangrijk voor de esthetiek. Het geheel is belangrijker dan de som der delen.

Selfies

Patiënten komen ook regelmatig met een selfie van hun mond en vragen of er iets aan hun lach gedaan kan worden. Belangrijk is hierbij om uit te vragen wat de patiënt precies wenst. Het is goed om daarbij de aspecten van het tandvlees door te spreken. Bijvoorbeeld het verplaatsen van de gingiva middels kroonverlenging.

Ook nemen patiënten foto’s mee van influencersof fotomodellen. Omdat er tegenwoordig altijd gebruikgemaakt wordt van Photoshop bij foto’s in magazines en reclamescreëren we een wereld van uitstraling en verwachtigingen die niet bestaat.

Ook bij fotomodellen is het natuurlijke plaatje niet altijd optimaal, maar meestal wel mooi. Zelfs de beroemde lach van Julia Roberts is niet perfect. Daarom hoeft symmetrie niet perse nagestreefd te worden, maar moet onbalans en disharmonie worden voorkomen.

Te weinig of te veel tandvlees

Als er sprake is van te veel tandvlees dan is de lengte-breedte verhouding van de zichtbare tandkroon niet optimaal. De tanden zijn bijvoorbeeld te vierkant. De meest ideale lengte-breedte verhouding bij een centrale incisief wat wij als mooi ervaren is 1:⅔ tot 1: ¾. Om dit te verbeteren kan een kroonverlengingsingreep worden gedaan. Na zo’n ingreep is geduld een schone zaak. Uit onderzoek is gebleken dat er na 6 weken en zelfs na 6 maanden nog steeds sprake kan zijn van verdere recessie na een kroonverlenging-ingreep. Omgekeerd kan er ook sprake zijn van rebound. Dus mocht er een noodzaak zijn om de betreffende gebitselementen te restaureren dan is het verstandiger eerst een noodkroon te plaatsen en de maturatie van de gingiva af te wachten zodat de restauratierand op de juiste positie komt ten opzichte van de gingiva. Tegeltjes wijsheid: ‘alles komt op tijd, voor hij die wachten kan’.

Wanneer er sprake is van te weinig tandvlees is, een recessie, dan kan er tandvlees uit bijvoorbeeld het palatum worden geoogst om tandvlees aan te vullen. Onderzoek laat zien dat voor zowel het bedekken van een wortel als de toename in breedte van het gekeratiniseerde weefsel het gebruik van een subepitheliaal transplantaat de mooiste en voorspelbare resultaten geeft. Naast het uitvoeren van een dergelijke ingreep helpt het om de patiënt te leren om zo atraumatisch mogelijk te poetsen, zodat het resultaat van de ingreep ook op lange termijn goed blijft.

Niet elke recessie hoeft echter bedekt te worden. Om verdere progressie tegen te gaan moet wel de marginale gingiva gezond zijn. Omdat een recessie ten opzicht van de overige cervicale randen wat meer naar apicaal ligt en daardoor gemakkelijk kan worden overgeslagen is het instrueren met een single-tufted borstel vaak een succes.

Recessies onderfront

Recessie in het onderfront komt vaak voor. De hoofdoorzaken hiervan zijn:

  • langdurige low-level trauma
  • parodontale aandoeningen of parodontale behandelingen
  • occlusale krachten/ actieve of losgekomen draadspalkjes

Predisponerende factoren zijn:

  • dunne gingiva, dun bot of een dehiscentie van het bot
  • trekkrachten van een frenulumn
  • lip- en of tongpiercing

Van der Weijden liet een casus zien waarbij er een recessie bij de 31 aanwezig was. Nader onderzoek liet zien dat de asrichting van het element niet goed was. Het element stond met zijn apex te veel naar buiten toe. Het element stond buccaal bijna tot aan de apex buiten het bot. Met behulp van orthodontie is het element eerst goed gepositioneerd. Omdat daarmee de apex weer in het bot komt te staan, wordt ook de gingiva weer ondersteund. Onderzoek van jan Wennstrom heeft laten ziet dat hierdoor ook de recessie zal afnemen doordat de gingiva samen met het bot omhoog komt.

Wanneer bij de recessie ook sprake is van tractie van het frenulum zal het doorhalen van het frenulum de kans op verdere progressie verkleinen. Hierdoor blijkt de recessie soms ook af te nemen.

In het geval van een lippiercing is de incidentie van een gingivarecessie 50% en bij een tongpiercing 44%. Bij een tongpiercing kan de recessie zowel linguaal als buccaal zijn. Een buccale recessie ontstaat dan niet door direct contact met de piercing maar doordat de piercing druk op de tand uitoefent. Het gevolg is dat de tand naar proaal wordt verplaatst en de gingiva niet meer ondersteund wordt door buccaal bot.

Voor mensen die ondanks deze risico’s toch voor een tongpiercing kiezen heeft het Ivoren Kruis heeft een folder ‘mondpiercings en mondgezondheid’ uitgebracht. In de folder staan tips hoe de piercing het beste geplaatst kan worden en hoe je deze schoon moet houden. Bij de tong is plaatsing midden op de tong het beste. Zeker niet teveel op de punt zetten – wat vaak juist wel gebeurt omdat mensen door de pijn hun tong terugtrekken. Na genezing, moet als de zwelling is afgenomen, ook het staafje vervangen worden door een korter exemplaar en dan het liefst van kunststof.

Bij het constateren van een recessie is het altijd verstandig om de patiënt te vragen of hij/zij een lip- en/of tongpiercing heeft. Mensen doen die namelijk ook wel uit als ze naar de tandarts gaan. Verder navragen of de orthodontische draadspalk ooit is losgekomen en opnieuw is vastgezet. Door verbuiging van de losgekomen draad zorgt opnieuw vastzetten voor een actieve kracht wat de positie van onder incisieven ongunstig kan beïnvloeden.

Classificatie recessies

De Europese Federatie voor Parodontologie (EFP) heeft een nieuwe classificatie geïntroduceerd om recessies te beoordelen waarbij de hoogte van het approximale bot een bepalende factor is voor de verwachten kans op een succesvolle behandeling.

RT1

Recessie buccaal maar approximaal geen klinisch aanhechtingsverlies. Dit type recessie kan je met hoge voorspelbaarheid worden bedekt.

RT2

Recessie buccaal maar ook met approximaal aanhechtingsverlies. Het approximale aanhechtingsverlies is echter minder of gelijk aan het buccale klinische aanhechtingsverlies. Bij deze recessie kan een gedeeltelijke recessiebedekking verwacht worden.

RT3

Recessie buccaal maar met fors verlies van approximale aanhechting. Het approximale aanhechtingsverlies is groter dan het verlies aan buccaal aanhechtingsverlies. In zo’n een geval lukt het niet om bedekking te krijgen. De kans is groter dat je het alleen maar erger maakt als je het toch probeert.

Verdikken gingiva

Van der Weijden besprak naast het bedekken van recessies ook het dikker maken van de gingiva op bijvoorbeeld een plek van een extractie. Na een extractie van een tand volgt er een reductie in breedte van de alveole-randen van bijna 4 mm richting palatinaal. Hierdoor zal er een deuk in de processus ontstaan. Dit kan voorkomen worden door een ridge preservation te doen direct na extractie. Dit is een ingreep waar bij naast het aanbrengen van botkorrels in de extractie alveole deze wordt afgedekt met een membraan (Cytoplast®, een membraan van teflon gemaakt blijkt hier voor heel goed geschikt). Het membraan wordt na een paar weken weggehaald, waarbij op dat moment de botkorrels meestal goed doorbloed zijn en mooi opgenomen zijn in het weefsel.

Van der Weijden liet ook een casus zien waarbij twee implantaten op de plek van de 12 en 22 zijn gezet. De implantaten schemeren buccaal door omdat het buccale bot is verdwenen. Er is geen sprake van per-implantitis. Het verdwijnen van het bot is waarschijnlijk ontstaan doordat er nog groei heeft plaatsgevonden na plaatsing van de implantaten op een te jonge leeftijd. In deze casus zijn de oude kronen van de implantaten gehaald, zijn de implantaten na een opklap schoongemaakt met een airpolisher en natriumbicarbonaat poeder, zijn er botkorrels en een membraan met daaroverheen een bindweefseltransplantaat aangebracht om zo veel mogelijk dikte te krijgen en is na het mobiliseren van de lap door het klieven van het periost de wond primair gesloten. Na 4 maanden zijn de implantaten opgezocht en zijn de oude kronen teruggeplaatst. In een latere fase zijn er nieuwe kronen gemaakt.

In de diepte

Om begrip te hebben wat je als behandelaar kunt verwachten van het tandvlees is kennis van de normale anatomie van de gingiva en de reactie op een behandeling belangrijk. Om daar wat in te duiken werden in de lezing een aantal  handvatten hiervoor gepresenteerd

De marginale gingiva bestaat uit het orale epitheel, het orale sulcus epitheel en het aanhechtingsepitheel.

Je kunt je een voorstelling maken van het aanhechtingsepitheel als een soort plakbandje die het tandvlees aan de tand vastplakt zodat er een afsluiting is van het mondmilieu naar het onderliggende weefsel. Zo voorkomen dat bacteriën er tussen kunnen komen. De supra-alveolaire bindweefsel vezels bevinden zich in een gezonde situatie ongeveer 1 mm boven de alveolaire botrand tot aan de glazuur-cement grens.

Wanneer je de gingiva uitvergroot zie je collageenvezels in verschillende richtingen lopen in een 3D model. Dit is om de gingiva als een soort elastiekje strak om de tand te laten liggen.

De ’biologic width’ (NL: fysiologische hoogte) wordt gevormd door het aanhechtingsepitheel en het supra-alveolaire bindweefsel; bij elkaar ongeveer 2 mm hoog. Wanneer een restauratierand in de ’biologic width’ wordt gelegd zal het tandvlees ontstoken raken. Bij het prepareren moet daarom zorgvuldige parallel aan de contour van de glazuur-cementgrens worden geboord om de fysiologische hoogte overal te respecteren. Vaak gaat het mis in het front waar de glazuur-cementgrens approximaal vrij stijl omhoog gaat en de preparatie te vlak vanaf buccaal naar linguaal wordt gelegd. ‘Violoation of the biologic width’ met als gevolg ontstoken tandvlees na het plaatsen van een restauratie heeft daarom vaak zijn oorsprong aan de approximale zijde.

Papilhoogte

Het lichaam heeft een soort geheugen voor de anatamie van de gingiva. Als je tandvlees tot aan het bot verwijdert dan zal het teruggroeien met aan de buccale en linguale zijde zo’n 3 mm hoogte en approximaal 4,5 mm. Zoals eerder hierboven beschreven dicteert de approximale bothoogte de voorspelbaarheid voor herstel van een interdentale papil. De hoogte blijkt ook afhankelijk van de uitgangssituatie. Waar tussen twee natuurlijke gebitselementen de papil 4,5mm hoog is zal dat tussen twee implantaten 3-3,5mm zijn. Ervan uitgaande dat een implantaat ongeveer op de hoogte van het buccale bot van de buurelementen wordt geplaatst, zal een papil tussen twee implantaten altijd veel meer naar apicaal liggen dan bij een natuurlijk element. Ook heeft een papil tussen twee implantaten voldoende voeding vanuit het bot nodig zodat als minimale afstand ongeveer 3 mm aangehouden moet worden. Tussen een natuurlijk element en een implantaat is dat 1,5 mm. Deze getallen kunnen helpen bij het bepalen van de juiste positie van een implantaat en de minimale interdentale afstand die noodzakelijk is voor het plaatsen van een of meerdere implantaten.

In een mooi overzichtsartikel van Maurice Salama worden de volgende handvatten gegeven wat er qua papilhoogte verwacht kan worden afhankelijk van de uitgangssituatie.

  • Tand-tand
  • Tand-pontic
  • Pontic-pontic
  • Tand-implantaat
  • Implantaat-pontic
  • Implantaat-implantaat
  • 4,5- 5,0 mm
  • 6,5 mm
  • 6,0 mm
  • 4,5 mm
  • 5,5 mm
  • 3-3,5 mm

Dit in ogenschouw nemend kan het verstandiger zijn om in een esthetisch kritische situatie juist te kiezen voor een implantaatgedragen kroon met een dummy in plaats van twee implantaten naast elkaar te zetten. Dan is de kans groter dat er een mooie papil ontstaat. Bij twee implantaten naast elkaar houd je approximaal vaak een zwart driehoekje over of dit moet restauratie gecorrigeerd worden.

Kortom, het is belangrijk om voorafgaand aan het implanteren goed op de röntgenfoto te checken of het approximale bot op de goede hoogte is en dit ook te communiceren met de tandtechnieker zodat het contactpunt op de juiste hoogte wordt gelegd.

Gingivectomie

Tot slot besprak Fridus van der Weijden nog een aantal technieken om de klinische kroon te verlengen. Bij een gingivectomie is het belangrijk dat er buccaal meer dan 3 mm gingivahoogte is ten opzichte van de botrand. Want met het geheugen van het lichaam zou het anders gewoon terug groeien. Dus vooraf de bothoogte bepalen door met een pocketsonde onder anaesthesie te sonderen waar de botrand zich bevindt. Een gingivectomie kan noodzakelijk zijn wanneer er sprake is van onvoldoende passieve eruptie. Wanneer er onvoldoende ferrule is om een kroon te maken (een ferrule moet minimaal 1,5-2 mm zijn) is een chrirugische kroonverlenging geïndiceerd waarbij er ook bot verwijderd wordt. Omdat er soms toch behoorlijk wat bot (ook bij de buurelementen) weggehaald moet worden wanneer een element diep is afgebroken, is het wijs om vooraf wel te bepalen of restauratie zinvol is met een grote kans op succes. Het verwijderen van het approximale bot zal zonder restauratie van de buurlementen ook leiden tot ‘black triangles’. Daarom moet bij een kroonverlengingsingreep in het esthetisch gebied ook de buurelementen betrokken worden in het restauratieproces.

Prof. dr. Fridus van der Weijden studeerde in 1984 in Utrecht als tandarts af. Zijn erkenning tot tandarts-parodontoloog NVvP volgde in 1990. In 1993 promoveerde hij op zijn proefschrift met de titel ‘The use of models and indices in plaque and gingivitis trials’. In 2006 ontving hij zijn erkenning als tandarts-implantoloog door de NVOI. Sinds 1989 verdeelt hij zijn tijd tussen zijn gespecialiseerde praktijk in Utrecht en de vakgroep Parodontologie van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Begin 2010 werd hij benoemd tot hoogleraar ‘Preventie en Therapie van Parodontale Aandoeningen’.

Verslag door tandarts Ilse Bouma voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Fridus van der Weijden tijdens het congres Front2023 van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
tandarts-materiaal

Samenwerking tandarts/keramist: It’s all about (the) preparation – Deel 2

Door een teamapproach worden patiënten het beste geholpen. Het is afhankelijk van de behandeling welk team je nodig hebt. De behandeling door de parodontoloog, orthodontist, endodontoloog, implantoloog, mondhygiënist en/of tandtechnicus wordt idealiter gecoördineerd door de (restauratief) tandarts. Verslag van de lezing van Patrick Oosterwijk en Maarten Bekkers (deel 2).

Lees ook: Deel 1: Samenwerking tandarts/keramist: It’s all about (the) preparation

Diagnose en indicatie op elementniveau

Bevindingen (diagnose) en aanbevelingen (indicatie) leiden ertoe dat we patiënten kunnen gaan behandelen. Tanden moeten langer meegaan dan de patiënt zelf: dat is de uitdaging waar we als tandarts mee te dealen hebben. Hoe groter de restauratie, hoe groter de kans op falen, d.w.z. dat het betreffende element niet tot het eind van het leven van de patiënt mee gaat.
Vaak wordt gezegd dat een endodontische behandeling een element verzwakt. Er blijkt echter dat het niet de endodontische behandeling is die het element verzwakt, maar dat de combinatie met een grote restauratie de tandverzwakking veroorzaakt. Daarnaast is er ook sprake van een aanzienlijke tandverzwakking wanneer we te maken hebben met uitgebreide 3- of meervlaksrestauraties.

Falen van elementen en/of fracturen willen we sowieso voorkomen. Bij subgingivale fracturen is het element in veel gevallen niet meer te redden.
Om het element op lange termijn te behouden is het gebruik van keramiek voor elementen met tandverzwakkende restauraties raadzaam, liefst voor een fractuur optreedt. Een onlay (overkapping van de knobbels) geeft meer evenredige verdeling van de spanning en (dus) duurzaamheid bij endodontisch behandelde elementen.

Slijtage

Met gebitsscans of -modellen kun je goed in kaart brengen hoe de slijtage zich ontwikkelt. Maar wanneer nou ingrijpen?
Slijtage is de enige tandziekte die je niet zelf kunt voorkomen. Het proces kan fysiologisch of pathologisch zijn.

Tandslijtage:

1. Fysiologisch

  • Passend bij leeftijd patiënt
  • Geen expositie dentine
  • Klachten afwezig

→ Monitoren

2. Fysiologisch / pathologisch

  • Wel slijtage geen expositie dentine
  • Sensitiviteit
  • Ongewenste gewoontes
  • Verwachtingspatroon van pijnklachten

→ Preventief beleid

3. Pathologisch

  • Expositie dentine
  • Sensitiviteit / pijn
  • Esthetische problemen
  • Functionele problemen
  • Progressieve slijtage

→ Restauratief en preventief beleid

Keuze voor composiet of een partiële kroon wordt voornamelijk gemaakt op basis van verzwakking van het element en het risico dat daarmee gepaard gaat op vitaliteitsverlies of zelfs om verlies van het element te voorkomen.
De behandelindicatie is afhankelijk van:

  • Grootte van de restauratie
  • Endodontische behandeling
  • Mate van slijtage

Restauratief tandarts Maarten Bekkers adviseert om een indirecte restauratie te indiceren wanneer bij een element sprake is van aanzienlijk integriteitsverlies. Wanneer we pas in een laat stadium een kroon indiceren zal het vaak voorkomen dat we enkel een onmogelijke kroon met een matige prognose kunnen vervaardigen.
Het doel is de integriteit van het element zo veel mogelijk te herstellen door de fractuurweerstand te minimaliseren met behulp van adhesieve technieken en door op indicatie te overkappen. Als er sprake is van een endodontische behandeling in combinatie met een 3- of meervlaksrestauratie overkapt tandarts Maarten Bekkers altijd.

Gebitsniveau

Het is belangrijk om uit te zoomen, zo ga je van elementniveau naar gebitsniveau. Wanneer kies je voor een uitgebreid behandelplan?

Wanneer een uitgebreid behandelplan?

Redenen zijn:

Uitgebreide restauraties

  • >5 elementen met tandverzwakkende situaties
  • Een diepe beet (3 mm overbite)
  • Afwezigheid van anterior geleiding en/of instabiele occlusie in combinatie met TMD gerelateerde klachten

De behandelplanning voor een restauratief behandelplan bestaat voor Maarten Bekkers uit 4 stappen:

  1. Kennis maken
  2. Informatie verzamelen en analyseren
  3. Digital Smile Design, esthetische try-in
  4. Presentatie behandelplan

Het ontbreken van anterior geleiding en/of occlusale stabiliteit kan zorgen voor TMD klachten. De kauwmuscalatuur wordt dan mogelijk overbelast wat in verband gebracht kan worden met:

  • Chronische hoofd-, nek- en faciale pijn
  • Spanning in de kaak
  • Falende splinttherapie
  • Chronisch gebruik pijnstillers
  • Milde kaakgewrichtspijn
  • Bruxisme / klemmen

Door het terugbrengen van de occlusale stabiliteit en anterior geleiding wordt direct een lagere spieractiviteit gemeten en na enkele weken zijn er ook minder klachten. Dit wordt gedaan door het inslijpen van de occlusie en vervolgens de articulatie.

Bij een diepe beet is vaak sprake van een constricted (of restricted) envelope of function. Door het ontbreken van bewegingsvrijheid van de beet kan dit tot overmatige slijtage, kaakklachten of andere problematiek leiden.
In dit soort gevallen is het raadzaam om de problematiek in een behandelplan te onderzoeken en de noodzaak van behandeling te bepalen.

Het bovenstaande komt uit de lezing van Maarten Bekkers. Hieronder volgt het verslag van het deel van Patrick Oosterwijk.

Diagnostiek

Het is cruciaal om het juiste verwachtingspatroon bij uw patiënt te creëren. Het blijkt dat wanneer artsen hun patiënten volledig informeren en betrekken bij hun beslissingen, dit verschillende positieve effecten heeft. Zo leidt gezamenlijke besluitvorming bij patiënten tot actievere deelname aan het verdere behandelproces, een betere inschatting van risico’s en een algehele hogere tevredenheid. Creëer daarom het juiste verwachtingspatroon bij uw patiënt.

Fail to plan is plan to fail

Het kijken naar het totaalplaatje is belangrijk voor de diagnostiek. Patrick Oosterwijk merkte dat hij vroeger veel op aannames werkte. Hierdoor ontstaat in veel gevallen miscommunicatie. Het is belangrijk is om alles goed te documenten. Voor een goede samenwerking met het laboratorium zijn de onderstaande zaken voor de diagnostiek van uitgebreide casussen noodzakelijk:

  • Lichtfoto aangezicht
  • Kleurbepaling, ook van de stomp
  • Intra-orale foto(‘s)

Overige wenselijke informatie voor de diagnostiek:

  • Uiteindelijk doel behandeling
  • Is er nog glazuur aanwezig
  • Is er recent een endodontische behandeling gedaan?
  • Klemt of knarst de patiënt
  • Wensen van de patiënt
  • Modellen oude situatie
  • Facebow
  • Video
  • Gezichtsscan
  • Individuele articulatie registratie
  • Leeftijd
  • Geslacht

De lijst voor de wenselijke input is langer dan die voor de noodzakelijke. Belangrijk hierbij is dat het wel praktisch haalbaar moet zijn. Voor de diagnostiek is er altijd een ontwerp die goedgekeurd moet worden. Hiervoor wordt een digitale of analoge wax-up gebruikt. Na goedkeuring kan ervoor worden gekozen om een pasfase in de mond van de patiënt te doen, deze kan worden toegepast voor prepareren maar ook na prepareren als een tijdelijke pasfase.

Waardoor remake indirecte werkstukken?

De grootste remake van indirecte werkstukken komt door een onjuiste kleur of pasvorm. Onder andere de kwaliteit van het omliggende licht speelt hierbij een rol. Is er daglicht? Is het bewolkt? Is er geen direct zonlicht? De uitkomst is daarnaast ook afhankelijk van:

  • Occulaire fysiologie
  • Veroudering retina
  • Visueel onderwijs

De classic shade kleurring is voor veel behandelaars de standaard kleurenring. Er wordt een onderscheid gemaakt in verschillende kleurgroepen:
A: Rood-bruin
B: Rood-geel
C: Grijs
D: Rood-grijs
Elke kleurgroep heeft dezelfde hue en binnen de groep zie je een vermeerdering in chroma. Er is geen relatie value, wat de Vitaplan 3D wel heeft. Hierbij vertegenwoordigen 1-5 de value niveau’s.

De 3D-masterkleuring kijkt naar Hue en chroma en dekt het volledig spectrum af, deze kleurring heeft daarom de voorkeur. Er vindt bij iedereen een kleurverandering plaats van het gebit door glazuur dat verandert door de jaren heen: het wordt dunner er translucenter. En zorgt voor vermindering van value (lichtere kleuren naar donkerder kleuren).

Kleurbepalen

Het gebruiken van een fotospectrometer kan een toegevoegde waarde zijn voor het bepalen van kleur. De optishade gecombineerd met Matisse software is een techniek die gebruikt kan worden voor het creëren van een recept voor het opbakken. Hierbij wordt de ondergrond zowel als de beschikbare ruimte en het te gebruiken materiaal meegenomen.

Digitalisering komt steeds meer voor in de praktijk, een scanner is hiervoor onmisbaar. De technieken zijn zo ontwikkeld dat een intra orale scan gecombineerd kan worden met een aangezichtsscan en eventueel een CBCT, daarbij kunnen de individuele articulatietrajecten worden vastgelegd (en gecombineerd met de andere scans) om op deze manier niet alleen de occlusie goed vast te leggen maar ook de vormgeving van de restauratie past bij iedere individuele patiënt (een voorbeeld hiervan is de ModJaw). Een groot voordeel van deze technieken is dat er veel voorspelbaarder wordt gewerkt en de esthetische verwachtingen kloppen met de haalbaarheid hiervan.

Daarnaast werkt het om de patiënt te motiveren een bepaald behandeltraject in te gaan.
Een pasfase van de mock-up voor prepareren is een leidraad voor hoe je gaat prepareren. Na het prepareren kan ook worden gekozen voor een pasfase. Je zou hiervoor kunnen gebruiken:

  • Eggshell provisional
  • Pasbrug PMMa
  • Transparante pasbrug

Lees ook:

Deel 1: Samenwerking tandarts/keramist: It’s all about (the) preparation

Patrick Oosterwijk is tandtechnicus sinds 1985 en tot 2012 was hij eigenaar van een allround tandtechnisch laboratorium met vestigingen in Utrecht, Amersfoort en in ACTA. Sinds 2012 is hij voor Elysee Dental verantwoordelijk voor de kennisoverdracht van tandtechnische oplossingen en processen richting tandartsen en tandtechnici. Hij is de contactpersoon voor verschillende tandheelkunde universiteiten waarvoor Elysee Dental het techniekwerk verzorgd. Vanuit deze positie draagt Patrick bij aan gedegen kennisoverdracht richting de studenten van de tandheelkundige opleiding. Naast het geven van lezingen over uiteenlopende onderwerpen verzorgt Patrick ook lezingen voor een grote Europese laboratoriumgroep.

Maarten Bekkers is afgestudeerd in 2008 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Na zijn afstuderen werkte hij in verschillende praktijken en volgde hij congressen, cursussen en trainingen om zich te kunnen ontwikkelen op het gebied van de restauratieve en esthetische tandheelkunde. Begin 2015 werd Maarten erkend als specialist Restauratief Tandarts (NVVRT), in september 2015 werd hij tevens op Europees niveau erkend als Prosthodontist (EPA). In 2015 lanceerde hij zijn tandheelkundig behandelconcept ‘gaaf.care’ om complexe en/of esthetische cases op gestructureerde wijze voorspelbaar, tandweefselbesparend en duurzaam te kunnen plannen en uitvoeren. Maarten houdt zich in de praktijk voornamelijk bezig met de esthetische en restauratieve tandheelkunde. Tevens interesseert hij zich in implantologie en parodontale esthetische chirurgie.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Patrick Oosterwijk en Maarten Bekkers tijdens het congres Restauraties.nu van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
ACM wil ook kleine overnames toetsen

ACM wil ook kleine overnames toetsen

De Autoriteit Consument & Markt (ACM) wil ook kleinere fusies en overnames kunnen tegenhouden, als zij vermoeden dat er concurrentieproblemen ontstaan. “Kleine overnames kunnen wel degelijk tot problemen leiden, bijvoorbeeld wanneer de concurrentie zich afspeelt op lokaal of regionaal niveau of wanneer sprake is van nichemarkten. Denk bij de eerste groep aan bijvoorbeeld dierenartsen, huisartspraktijken”, zegt bestuursvoorzitter Martijn Snoep.

Hij schreef het blog Kleine overnames, grote problemen en dit is geplaatst op de ACM-website.

“Kleine overnames kunnen wel degelijk tot problemen leiden”

“De wetgever heeft er destijds voor gekozen dat alleen overnames hoeven te worden gemeld en kunnen worden getoetst waarbij zowel het overnemende als het overgenomen bedrijf een omzet heeft in Nederland van ten minste 30 miljoen euro. De gedachte achter deze omzetdrempel was dat overnames van bedrijven die onder deze drempel blijven niet snel tot problemen leiden. Een ACM-toets voor deze categorie overnames zou tot onnodige administratieve lasten leiden”, zegt Snoep. “Inmiddels zien we dat kleine overnames wel degelijk tot problemen kunnen leiden, bijvoorbeeld wanneer de concurrentie zich afspeelt op lokaal of regionaal niveau of wanneer sprake is van nichemarkten. Denk bij de eerste groep aan bijvoorbeeld dierenartsen, huisartspraktijken, kinderdagverblijven en autoreparatiebedrijven. En bij de tweede groep aan sectorspecifieke software of verzekeringen, bijzondere hobbyproducten en speciale levensmiddelen. Marktmacht op lokaal of regionaal niveau of in nichemarkten leidt tot hogere prijzen en lagere kwaliteit voor de gebruikers van deze producten en diensten.”

“Doelbewust kralen aan het rijgen”

Het overgrote deel van de kleine overnames leidt niet tot marktmacht, zegt hij. “Maar voor een klein deel ligt dat anders. Dat is zeker het geval wanneer de overnemende partij een grote partij is die op basis van een doelbewuste strategie kralen aan het rijgen is door één voor één kleine spelers over te nemen. Recente overnames door private equitybedrijven van praktijken van dierenartsen en huisartsen via zo’n ‘roll-upstrategie, leiden tot de nodige onrust en vragen, ook in de media en de politiek.”

De topman refereert hiermee aan de recente overnames van huisartsketen Co-Med, die nu ongeveer twintig praktijken bezit. De IGJ heeft relatief veel klachten over Co-Med ontvangen, onder meer omdat de Co-Med-praktijken soms slecht bereikbaar zijn voor patiënten of zelfs onverwacht gesloten blijken.

Ketenvorming in de mondzorg

In juli plaatsten wij een overzicht van de ketenvorming in de mondzorg.
Er zijn steeds meer investeringsmaatschappijen actief in de zorgsector, waarbij de mondzorg het grootste segment vormt. Van “doelbewust kralen rijgen”, zoals Snoep het noemde, is dus ook in de mondzorg sprake.

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
open mond - gebit

Op CRISPR gebaseerde technologie in de tandheelkunde

Volgens een onderzoek in the Journal of Oral Microbiology kan met behulp van een speekselmonster en op CRISPR gebaseerde technologie ‘Sherlock’ een scala aan orale en systemische ziekten worden beoordeeld. Onderzoek heeft aangetoond dat orale microbiële gemeenschappen een rol spelen bij orale ziekten zoals parodontitis en cariës.

Tandartsbezoek

Onderzoekers van het Forsyth Institute ontdekten dat CRISPR specifieke orale pathogenen en ziektes kan detecteren in 30 minuten via een speekselmonster. Stel dat wanneer je naar de tandarts gaat, dan kan er een monster van je speeksel worden genomen en daarbij uitgebreide informatie geven over je mondgezondheid, tandvleesaandoeningen, cariës en systemische ziekten zoals diabetes, hartaandoeningen en kanker.
Dit diagnostische hulpmiddel zou dus ideaal zijn om ziektes op te sporen zonder pijn, kosten en gedoe van een bloedonderzoek.

Mondziekten

Meer dan 3 miljard mensen wereldwijd hebben mondziekten en 65% van de oudere volwassenen in de VS hebben tandvleesaandoeningen volgens de onderzoekers. Specifieke bacteriën zoals Streptococcus mutans, Porphyromonas gingivalis en Fusobacterium nucleatum worden geassocieerd met mondziekten maar ook met systemische ziekten.
Omdat orale bacteriën een verband hebben met systemische ziekten heeft het onderzoeksteam van het Forsyth Institute onderzocht of CRISPR-Cas technologie een momentopname zou kunnen geven van iemand mondgezondheid. CRISPR-Cas richt zich op RNA- en DNA-moleculen die in speeksel kunnen worden aangetroffen. De groep richtte zich op vier bacteriën in de mond waarvan bekend is dat ze ziekten veroorzaken die verband houden met spijsverterings-, cardiovasculaire en neurodegeneratieve ziekten en kanker.

Specifieke bacteriën

Het team was in staat om zich op specifieke bacteriën in het speeksel te richten en te detecteren zonder het speekselmonster extra hoeven te verwerken. Dit houdt in dat het niveau van gevoeligheid en specificiteit al bereikt is in onverwerkt speeksel. Deze bevindingen zouden kunnen leiden tot een nieuwe tool in de mondgezondheid. Volgens Shi van het onderzoekteam ‘’kan de tandarts met deze nieuwe ontwikkeling u voorzien van alle biologische informatie met betrekking tot uw mond- en algehele gezondheid, terwijl de tanden worden schoongemaakt’’.

Bron:
Journal of Oral Microbiology
Forsyth

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z