Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Poster: Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van nieuwe inzichten over het effect van systemische antibiotica als toevoeging van de non-chirurgische parodontale therapie op de parodontale gezondheid van patiënten met parodontitis.

De aanleiding van dit onderzoek is tot stand gekomen door de veranderde visie op het ontstaan van parodontitis. Parodontitis wordt niet meer gezien als een infectieziekte, maar als een ontsteking waarbij de immuun-fitheid van de gastheer een belangrijke rol heeft ingenomen.

Methode

Er is een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd door twee onafhankelijke onderzoekers. Onder systematische antibiotica werd verstaan: Systemische antibiotica metronidazol, amoxicilline, doxycycline, penicilline, ampicilline, clindamycine, ciprofloxacine en azithromycine.

Er is gezocht naar randomized controlled trials, clinical controlled trials en observationele studies gepubliceerd tussen november 2010 en november 2020 in de databanken Medline-Pubmed en Dentistry & Oral Sciences. Studies die het effect van systematische antibiotica bij rokers of bij mensen met systemische aandoeningen of met peri-implantitis hebben onderzocht, werden uitgesloten.

De methodologische kwaliteit van de studies is beoordeeld aan de hand van de beoordelingsformulieren van het Johanna Briggs Institute (2017). De volgende uitkomstkomstmaten werden geanalyseerd: de reductie van pocketdiepte (PD) en bloeding na sonderen (BOP). Ook is er gekeken naar het effect van antibiotica als aanvulling op de non-chirurgische therapie op de parodontale gezondheid op korte en lange termijn.

Resultaat

In totaal zijn er 230 studies gevonden. In totaal zijn er vijf randomized controlled trials geïncludeerd (mate van bewijs A2). In alle vijf de studies is aangetoond dat het effect van systemische antibiotica meer reductie van BOP geeft. In vier studies is deze reductie ook statistisch significant bevonden.

Uit de vijf geïncludeerde studies bleek dat er tegenstrijdige resultaten zijn gevonden wat betreft de reductie van de pocketdiepte. In een aantal studies zorgde systemische antibiotica voor een licht verhoogde reductie van de pocketdiepte en in twee van de vijf studies is er meer reductie bij de controlegroep (SRP + placebo) opgetreden.

Het effect van systemische antibiotica als aanvulling van de non-chirurgische parodontale therapie

Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Systemische antibiotica als toevoeging van de non-chirurgische parodontale therapie hebben een positief effect op de klinische parameters zoals pocketdiepte en bloeding na sonderen tijdens de parodontale therapie. Maar het positieve effect is niet in alle studies statistisch significant bevonden.

Poster ontwikkeld door:

Sanne Donker & Laura Harrewijn, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Eiwit in tandcellen mogelijk sleutel tot aanpakken tandgevoeligheid

Wetenschappers hebben een eiwit in tandcellen ontdekt dat helpt om kou te detecteren. Dit eiwit is mogelijk een effectief doelwit om tandovergevoeligheid en inflammatoire tandpijn aan te pakken, volgens een studie gepubliceerd in Science Advances.

Mechanisme slecht begrepen

Hoewel veel mensen last hebben van tandgevoeligheid wordt het mechanisme achter de pijn niet goed begrepen. Een theorie is dat kleine kanaaltjes in de tanden een stof bevatten welke beweegt met temperatuursveranderingen. Sommige mensen hebben voorgesteld dat zenuwen de richting van die beweging kunnen aanvoelen, wat aangeeft of de tand warm of koud is.

Eiwit als kousensor

De onderzoekers ontdekten dat tandcellen genaamd odontoblasten het ion channel transient receptor potential channel (TRPC5) bevatten, een gespecialiseerd eiwit dat fungeert als een kousensor. Bovendien is er meer TRPC5 aanwezig in tanden met gaatjes.

Odontoblasten nodig voor waarnemen prikkels

Op basis van eerder onderzoek wisten de auteurs dat TRPC5 gevoelig was voor kou, maar niet waar het precies op temperatuur reageerde. Dit bracht hen ertoe odontoblasten te onderzoeken die zich in de buitenste zone van tandpulp bevinden en een natuurlijke barrière vormen tussen harde weefsels en zacht tandpulp. Ze ontdekten dat odontoblasten nodig zijn voor het waarnemen van koude prikkels.

Neurale activiteit bij muizen

De auteurs hadden een kaakzenuwpreparaat ontwikkeld dat neurale activiteit registreerde van intacte tanden bij muizen onder narcose. Toen de onderzoekers de tanden met een ijskoude oplossing aanraakten, veroorzaakte de temperatuurdaling neurale activiteit. Dit geeft aan dat de tand koud aanvoelt. Muizen zonder functionerende TRPC5 hadden echter niet dezelfde reactie.

Meer eiwit in tanden met verval

Ook werden geëxtraheerde menselijke tanden geanalyseerd om de rol te bepalen die tandbederf speelt bij gevoeligheid. Er was meer TRPC5 in tanden met verval en TRPC5 sensorische zenuwuitdrukking nam significant toe in tanden met pulpitis.

Doelwit om behandelingen te ontwikkelen

Daarnaast kan TRPC5 langdurige pijn signaleren en tijdens ontsteking werken als een oxidatieve stress-sensor. TRPC5 kan daarom het doelwit zijn dat nodig is om behandelingen te ontwikkelen voor ontstekingspijn en gevoeligheid van de tanden. Verder kan dit mechanisme volgens het artikel ook verklaren waarom kruidnagelolie al eeuwenlang wordt gebruikt als pijnstiller in de tandheelkunde: kruidnagelolie remt TRPC5.

Essentieel onderdeel koudetectiesysteem

Een beperking van de studie is dat TRPC5 niet kon worden geëvalueerd in reactie op kou in odontoblasten in levende, niet-verdoofde muizen. Desondanks zeggen de onderzoekers dat hun resultaten bewijs leveren voor een voorheen onbekend integraal onderdeel van het tandheelkundige koudetectiesysteem. En dat opent de deur naar nieuwe behandelingsopties, want “als je eenmaal een molecuul hebt om op te richten, is er een mogelijkheid tot behandeling”, aldus een van de auteurs.

Bron:
Science Advances

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Slijtage: Herkennen, oorzaken achterhalen en behandelen

Slijtage: Herkennen, oorzaken achterhalen en behandelen

Wanneer moet gebitsslijtage behandeld worden voordat er kronen, bruggen of implantaten in de zijdelingse delen gemaakt worden? En hoe ga je te werk bij behandeling van slijtage? Verslag van de Masterclass Gebitsslijtage door Hans van Pelt, Restauratief Tandarts (NVvRT) en EPA-erkend Prosthodontist

Fysiologische slijtage

De fysiologische slijtage van glazuur bedraagt gemiddeld 12-20 micron per jaar en de glazuurkap is gemiddeld 2 mm dik. Occlusale slijtage wordt grotendeels gecompenseerd door afzetting in de pulpa, mits deze vitaal is. Blootliggend dentine slijt veel sneller (ongeveer 8-10 keer!), namelijk 80-200 micron per jaar. Posterior composiet slijt gemiddeld net zo snel als glazuur, namelijk 12-20 micron per jaar.

Pathologische slijtage

Wanneer de slijtage niet past bij iemands leeftijd, dan spreken we van pathologische slijtage. Oorzaken kunnen van chemische aard (zuren), of van mechanische aard (o.a. bruxisme) zijn, maar het is bijna altijd een combinatie van beide. Chemische slijtage is pas goed te beoordelen bij inspectie van de occlusale vlakken, wanneer de patiënt de mond open doet. Ironisch genoeg komt deze variant vooral voor bij mensen die gezond leven, veel anti-oxidantenbevattende sappen zoals grapefruitsap/citroen drinken, veel en vaak hun tanden poetsen, maar ook jonge kinderen die veel en vaak zure snoep eten. Uit onderzoek blijkt dat 25% van de 11-jarige in Den Haag al tekenen van pathologische slijtage vertoont en 40% van 16-jarigen al erosieve slijtage.
Mechanische slijtage is vaak al snel zichtbaar bij glimlachen, omdat de incisale randen van het front korter worden. Een patiënt met forse mechanische slijtage zal zich meestal melden met esthetische klachten en zelden vanwege pijn.

Tijdig herkennen van slijtage en melden aan de patiënt is van groot belang, want er is sprake van ‘supervised neglect’ als de tandarts dit niet herkent met gevolgen voor aansprakelijkheid als gevolg. In het Verenigd Koninkrijk zijn tandartsen die in de NHS werken sinds de jaren 90 strafbaar, omdat niet tijdig behandelen leidt tot stijging van de kosten terwijl de prognose van de behandeling afneemt.

Behandeling slijtage

Slijtage wordt functioneel gecompenseerd door passieve eruptie/ uitgroei van het onder- en bovenfront; dit wordt dento-alveolaire compensatie genoemd. De ernst van de slijtage in het front kan worden uitgedrukt in een score op ACE-classificatie (ontwikkeld door Vailati en Belser in Zwitserland), welke loopt van I (palatinaal dunner wordend glazuur) tot en met ACE VI (vergevorderde buccale en incisale slijtage met pulpanecrose).

Afhankelijk van de score, wordt er een passende behandeling gestart. Het is zeer aan te raden de behandeling altijd te starten met en te parkeren in composiet. Dit mag ook indirect vervaardigd zijn. Er is internationaal consensus om geen (duurdere) indirecte voorzieningen zoals porseleinen veneers, volledige kronen en onlays te vervaardigen, maar om de vormgeving uit te testen en te kijken of de patiënt zijn ‘lifestyle’ heeft leren aanpassen.
Parkeren in composiet wordt ook wel ‘slow dentistry’ genoemd, omdat de patiënt kan wennen aan de beetverhoging en verandering in fonetiek. Daarnaast biedt composiet de mogelijkheid om dynamisch te werken door de ophogingen aan te passen en te repareren in geval van forse mechanische slijtage zoals bij bruxisten.

Oorzaak opsporen

Voorafgaande aan de daadwerkelijke behandeling, moet eerst de oorzaak van de slijtage worden achterhaald en de ernst per element gescoord worden. Ook hiervoor is een classificatie; de TWES-score die in Nederland door Wetselaar en Lobbezoo is ontwikkeld. Op dit moment wordt er hard gewerkt om binnen tandheelkundige programma’s zoals Exquise en Simplex, modellen in te bouwen om de score waarbij de ernst van de slijtage wordt aangeven te kunnen vastleggen, vergelijkbaar met een parodontiumstatus.
Daarnaast is het aan te raden om de patiënt een uitgebreide voedingsanamnese te laten invullen. Doel van dit is om de patiënt eigenaar van zijn probleem te maken. Wanneer de behandeling te complex is kan de patiënt verwezen worden naar een restauratief tandarts. In veel verwijspraktijken krijgt de patiënt naast een medische anamnese ook een vragenlijst opgestuurd met vragen over o.a. de manier van bijten, mondgewoontes en hoe de patiënt de esthetiek van het gebit ervaart. Dit is een begin van een uitgebreide risico-analyse: Patiëntgebonden risico, Biologisch risico, Structureel risico, Functioneel risico en Skeletaal risico. Al deze factoren hebben invloed op oorzaak, behandeling en prognose.

Herstel front-hoektandgeleiding en ‘Dahlen’

Wanneer de behandeling in composiet gestart wordt, worden als eerste de hoektanden opgebouwd, om weer ‘canine protection’ te verkrijgen. Bij redelijke tot forse slijtage is deze meestal overgegaan in groepsgeleiding, ook wel ‘groups destruction’ genoemd. Cuspidaten zijn gebouwd om “de klappen” op te kunnen vangen (dikkere glazuurkap en lange wortels). Omdat cuspidaten een groot worteloppervlakte hebben, is intrusie van deze elementen nagenoeg onmogelijk. Om de dento-alveolaire compensatie te keren, kun je gebruik maken van het Dahl-concept waarbij palatinaal de anatomie wordt hersteld en een vlak zogenaamd Dahl-platform wordt gemaakt. Daarmee wordt de beet gelicht en is er alleen contact in het front. Wanneer de cuspidaten en de tussenliggende incisieven in composiet zijn opgehoogd, zal er automatisch een open beet in de zijdelingse delen ontstaan. Met andere woorden; de patiënt krijgt de kiezen niet meer op elkaar.  Afhankelijk van onder meer de leeftijd van de patiënt, zal deze open beet zich in ongeveer 6 tot 9 maanden herstellen door uitgroei van de zijdelingse delen. Hierbij groeien niet de molaren uit, maar het gehele kaakbot. Bij jongeren zal het Dahlen sneller gaan, de P1’s zullen als laatste weer in occlusie komen. Dahlen is te beschouwen als “gratis” en onzichtbare orthodontie. De zijdelingse delen groeien uit en de incisieven intruderen. Incisieven intruderen sneller dan cuspidaten. Daarom is het belangrijk goed te kijken of de morfologie van de cuspidaten ook hersteld moet worden.

Quint van Hanau

De Quint van Hanau kent een vijftal factoren, welke zorgen voor een gebalanceerd occlusie- en articulatiepatroon en krachtenspel:

  1. Helling van de condylusbaan
  2. Incisiefbaan bij proale beweging
  3. Vlak van occlusie
  4. Knobbelhelling
  5. Compensatiecurve (van Spee)

 Video met uitleg over De Quint van Hanau

Gegeneraliseerde slijtage en orthodontie

Wanneer er in de zijdelingse delen geen disclusie (bescherming) meer ontstaat bij articulatie, zullen knobbels afslijaten en de knobbelhelling veranderen. Bij een (te) steile incisiefbaan ontwikkelt de patiënt vaak een ‘restricted envelop of function’.  Hierdoor zit de beet “op slot” en zal er meer slijtage in het front optreden met kans op breuk. In dit soort gevallen is het bijna altijd noodzakelijk om samen met de orthodontist eerst de beet te lichten en de curve te herstellen, alvorens restauratief te handelen.
Daarnaast kan een ‘restricted envelop of function’ ook zorgen voor TMD-klachten. In ernstige gevallen is een orthodontische behandeling in combinatie met chirurgie noodzakelijk, wanneer er sprake is van een skeletale klasse II. Door de beet te lichten zal een klasse II relatie namelijk verergeren

Hoe ga je te werk bij behandeling van slijtage?

Stappen:

  1. Registreren van CR (bij occlusale slijtage moet je niet de maximale occlusie registreren, maar de centrale relatie. Bij behandeling van de slijtage wordt de beet namelijk gelicht en spreekt men van ‘reorganized approach’ ;
  2. Modellen monteren in articulator mbv facebow-registratie en Condylushelling vastleggen met een proale beetregistratie
  3. Reconstrueren Incisiefbaan, Vlak van occlusie, Curve van Spee en Knobbelhelling;
  4. Diagnostische opwas laten vervaardigen;
  5. Opwas intra-oraal overbrengen m.b.v. dieptrekmallen.

Start met het opbouwen van de ondercuspidaten, en vervolgens de bovencuspidaten; houd dan een kwartiertje koffiepauze en vraag aan de patiënt waar het zwaarste contact zich bevindt. Dit kan je dan, (bij voorkeur palatinaal als de zichtbare anatomie al mooi is), iets inslijpen. Vervolgens worden de onder-incisieven en vervolgens de bovenincisieven opgebouwd. Dit kan allemaal uit de hand, waarbij vanaf palatinaal een wig ingebracht, bij voorkeur een dunne tandenstoker als. Belangrijk is om te onthouden dat slijtage-opbouw altijd start in het front, omdat het front als functie heeft de zijdelingse delen te beschermen en esthetiek en phonetiek (en de functie ervan) hersteld moeten worden. Daarna pas worden de zijdelingse delen opgebouwd. Dit kan door de opwas intra-oraal over te brengen met de dieptrekmallen. Wanneer er géén gebruik wordt gemaakt van dieptrekmallen, begin dan met de dragende knobbels van de premolaren en molaren onder en vervolgens de fossae in de boven (pre)molaren waar deze knobbel terecht in moeten komen (occlusale stops). Wanneer er na verloop van tijd stukjes composiet af breken, is het belangrijk om te achterhalen waarom op het op juist díe plek breekt. De knobbelhelling kan te steil zijn of de hoektandgeleiding te gering.
Hoe ernstiger de slijtage en hoe meer er moet worden opgebouwd, des te slechter is ook de prognose. Daarnaast speelt behoud van pulpa-vitaliteit een rol en daarom hebben gebruik van plastische materialen de voorkeur (additionele benadering), omdat dan minder gezond tandweefsel hoeft te worden afgenomen. Als laatste stap wordt de opbouw beschermd door middel van een harde occlusale beschermplaat, mét hoektandgeleiding, omdat daardoor de spieractiviteit blijkt af te nemen.

Op termijn kunnen de ophogingen in composiet worden vervangen door ‘tabletops’ van Lithiumdisilcaat (E.max), hybriede composiet (Vita Enamic), gegoten metalen kronen van hoogedelmetaal en/of FullZir-kronen op de molaren. De prognose van deze indirecte restauraties wordt beter op het moment dat de occlusie en articulatie in balans is volgens de Quint van Hanau. Als het articulatie-evenwicht correct is hersteld zal dit leiden tot duurzaam functieherstel.

T-scan

De occlusie en articulatie kan helder in kaart worden gebracht en vastgelegd met behulp van een druksensor zoals de T-scan. Op deze scan kan worden beoordeeld of de drukverdeling per element en links-rechts gelijkmatig is. Een digitale T-scan is veel betrouwbaarder dan het analoge en inmiddels echt ouderwetse rood of blauwe occlusiepapiertje (of artishimstock), omdat in ‘slow motion’ de opbouw van occlusale contacten kan worden geanalyseerd. Het duurt slechts 15/100e van een seconde van het allereerste contact naar maximale occlusie. In deze korte periode kunnen storende contacten (vooral bij knobbelhellingen) zijn die niet zichtbaar zijn met een occlusiepapiertje, omdat daar alleen het eindpunt (het contact in maximale occlusie) is te zien. Met een T-scan kan nog veel meer worden vastgelegd en geanalyseerd, zoals overbelasting van elementen en implantaten. Daarnaast is het mogelijk om intra-oraal premature contacten op te sporen, welke aanleiding kunnen geven tot onbegrepen pijnklachten. Deze pijnklachten omvatten hoofdpijn, en pulpitis-gelijkende klachten bij de molaren bij overbelasting. In een dergelijk geval is het verstandig de patiënt te verwijzen naar een gnatholoog mits deze een T-scan heeft uiteraard. Verwacht wordt dat deze nieuwe meetmethode de volgende ‘paradigm shift’ in de tandheelkunde zal zijn.

Dr. Hans van Pelt studeerde Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen van 1972 tot 1978. Van 1978-1985 was hij full time verbonden aan de vakgroep Prothetische Tandheelkunde. Daarna startte hij een algemene (groeps)praktijk in 1984 en werkte daar tot 1999. Van 1991 – 2011 was hij verbonden aan het Martiniziekenhuis in Groningen voor prothetische en restauratieve behandelingen in samenwerking met de afdeling Mond-Kaak en Aangezichtschirurgie. In 2004 heeft hij er een Afdeling Bijzondere en Restauratieve Tandheelkunde opgezet die in 2011 is overgegaan in een CBT. Sinds 2000 is hij weer verbonden aan het Centrum Tandheelkunde en Mondzorgkunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen, Sectie Orale Functie. Hij is er belast met onderwijs in ‘Fixed and Removable Prosthodontics’. Hij heeft in 2010 de verwijspraktijk PRO in Rotterdam die deel uitmaakt van Proclin en was van 2012 tot 2020 hoofdredacteur van het vakblad Tandartspraktijk.

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts in Den Haag, voor dental INFO, van de Masterclass Gebitsslijtage van dr. Hans van Pelt, mogelijk gemaakt door Dental Best Practice en georganiseerd DNTSTRY University.

Meer lezen en een boek kopen?
Atlas Gebitsslijtage, ISBN 9789036805377

Atlas Gebitsslijtage, ISBN 9789036805377

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Respect

Casus: samenwerking mondhygiënist per direct beëindigd na overname door keten

Indien ‘Mondzorg = Teamwerk’ het credo is, dan duidt het motto ‘Rest my Case’ kort en krachtig aan waar het in deze ‘samenwerking-casus’ om gaat:
“Hoe wil ik graag met anderen omgaan? Hoe wil ik dat anderen met mij omgaan?, Hoe werk ik graag samen met anderen? Én bovenal Welke uitstraling wil ik hebben op mijn werk-praktijk?”

Klachtenfunctionaris

Zoals bekend verondersteld, is 6 jaar geleden met de inwerkingtreding van de Wet klachten en geschillen zorg (Wkkgz) een klachtbehandeling in de zorg zodanig veranderd, dat de tussenkomst van een klachtenfunctionaris bij wet verplicht werd. Als klachten zich binnen de mondzorg voordoen, dan bemiddelt een klachtenfunctionaris tussen een patiënt en de zorgaanbieder, met de focusgedachte dat de mondzorgverlener en een patiënt er samen uit moeten (kunnen) komen.

In de praktijk had ik als klachtenfunctionaris de (wettelijke) taak om een ‘klager’ te ondersteunen in het voorleggen/bespreken van een klacht. Waarbij ik mijn expertise als sociaal-klinisch psycholoog en ervaren mondzorgverlener kon toepassen, om het conflict tussen de patiënt en de zorgverlener op te lossen. Als mediator cq. bemiddelaar zorgde ik er dus voor dat de ‘klager’ kon vertellen wat hem/haar dwars zat met als doel om er met de ‘beklaagde’ samen uit te komen. Ook probeerde ik samen met de andere partij tot een oplossing te komen. Een positieve grondhouding, professionaliteit en geheimhoudingsplicht bekrachtigden en waarborgden mijn objectieve en onafhankelijke houding in de behandeling van klachten, die ik oprecht en naar beste vermogen uitvoerde.

Issue tussen twee mondzorgaanbieders

In de mondzorgpraktijk van klachtopvang, bemiddeling en klachtenmanagement betreft het veelal een conflict tussen de ‘klager en de beklaagde’, in de zin van patiënt en tandarts en/of mondhygiënist (zorgverlener). Echter, hoe kan het in de werkelijkheid verkeren als een conflict of ‘issue’ zich voordoet tussen twee mondzorgaanbieders? Is de kerngedachte dan ook dat zij er samen uit moeten (kunnen) komen?

Na een periode van bijna 3 jaar, waarin ik als freelance klachtenfunctionaris voor tandartsen -met een menselijke maat en afgestemde begeleiding- meerdere bemiddelingswerkzaamheden heb uitgevoerd, hoorde ik onlangs over deze specifieke ‘samenwerking-casus’. Ik vond de casus zowel interessant als ook wel schokkend en schrijnend. En onder de noemer van ‘Sharing is Caring’ vond ik de casus vooral de moeite waard om op te reflecteren en om het te willen delen met andere beroepsbeoefenaren in het werkveld. Het sterke om bij de aanpak gebruik te maken van een reflectiemodel is dat er stapsgewijs én volgens een vaste structuur naar bepaalde aspecten van het handelen kan worden gekeken met als doel om ervan te leren. Kortom, voor buitenstaanders ter kennisgeving en voor betrokkenen ter lering en als vorm van emotieregulatie en herstel.

Vooropgesteld: “In de uiteenzetting van onderhavige casus wordt geheimhouding in acht genomen ten opzicht van al hetgeen dat als geheim is toevertrouwd, of wat daarbij als geheim te mijner kennis is gekomen of wat mij daarbij ter kennis is gekomen en waarvan ik het vertrouwelijke karakter begrijp.”

Reflectiemodel

Om helder te kunnen focussen wordt voor deze ‘samenwerking-casus’ gebruik gemaakt van een reflectiemodel, de SPV (Situatie, Prikkel en Vraag). Door een systematische reflectieaanpak wordt de ‘vraag’/’clue’ verhelderd. Eerst wordt de situatie kort beschreven en vervolgens wordt het deel verwoord wat er ‘prikkelde’ of waar het ‘haakte’.

Situatie

Vanuit een gedeeltelijk face-to-face, telefonische contacten en een schriftelijk interview volgt hieronder de geschetste Situatie:

“Naast het werken in mijn eigen mondhygiënistenpraktijk heb ik een zeer lange periode met veel plezier als zzp-mondhygiënist in een algemene tandartspraktijk gewerkt. Op een dag deelde de praktijkeigenaar tijdens een lunchpauze –en passant– mee, dat hij de praktijk had verkocht aan een mondzorgketen. Vanaf het moment van melding zou hij over 3 maanden dan niet meer de eigenaar zijn, maar hij ging wel verder werken als zzp’er in dezelfde praktijk. Het kwam zo onverwacht dat het hele team overvallen was door deze mededeling. Zelf heb ik nooit de ambitie gehad om te werken voor een keten. Ik ben daarover altijd transparant en open geweest en de tandarts wist hiervan. Voor mezelf sprekend, kies je als zzp’er voor een bepaalde werkcultuur, die aansluit hoe jezelf het vak met plezier en naar behoren wilt uitoefenen. Ik ben van mening dat je zodra je onderdeel bent van een keten, je een heel groot deel van je vrijheid dan kwijtraakt.

Na de schok te boven zijn gekomen, heb ik aangegeven dat ik zo snel mogelijk een gesprek met hem (de tandarts) wilde hebben en met de manager van de beoogde keten. Uiteindelijk heeft het nog zeker 7 weken geduurd, voordat het gesprek plaatsvond. Het gesprek verliep zeer stroef. En mijn besluit om niet voor deze keten te willen werken werd enkel bevestigd. Na het gesprek heb ik alles overwogen en heb ik mijn opdrachtgever (de tandarts) gebeld, en nadrukkelijk gezegd dat ik blijf werken in zijn praktijk én stop met werken als zzp-mondhygiënist als de praktijk is overgedragen aan de keten. Concreet hield dit in, dat ik nog 4 weken in de algemene tandartspraktijk zou blijven werken. De tandarts gaf aan dat hij dit wel als mijn (re)actie verwacht had.

Echter, wat schetste mijn verbazing: 5 dagen na het telefoongesprek kreeg ik ineens een Whatsappje van de tandarts, waarin stond dat ik niet tegen de patiënten mocht zeggen, dat ik stop met werken in de praktijk, én dat ik “gewoon” een nieuwe afspraak met de patiënten moest inplannen. Want dan had ik nog een leuke laatste maand!

Per mail heb ik naar aanleiding van het ontvangen Whatsapp bericht een reactie gegeven dat ik deze voorwaarden niet accepteer. Vervolgens kreeg ik van de tandarts meteen een reactie per Whatsapp, dat per direct de toegang tot de tandartspraktijk mij werd ontzegd. Mijn spullen kon ik ophalen, maar dan moest ik daarvoor een afspraak maken…”

‘Prikkel’; wat roept een dergelijke situatie op?

Voordat de zzp-mondhygiënist haar verhaal vervolgde, gaf ik haar terug dat ik me kon voorstellen dat deze situatie wel rauw op het dak valt en expliciet vroeg ik wat het opriep en welk effect het had? “Per Whatsapp aan de kant te worden gezet door een collega, waarmee ik jarenlang professioneel en met veel plezier heb samengewerkt, heeft mij veel gedaan en intens geraakt: Emoties van verdriet, boosheid, ongeloof et cetera passeerden de revue. Hoe kon hij, iemand die ik vertrouwde en waardeerde in z’n werk, maar ook als persoon, dit zomaar doen, en op deze manier? Slapeloze nachten volgden…”

‘Vraag’/ ‘clue’

Nadat de zzp-mondhygiënist zich gehoord en serieus genomen voelde, checkte ik of er transparantie was over wensen en verwachtingen. Of er ruimte was om te zeggen wat je wilt; te zeggen waarom je het wilt en te zeggen hoe je het (niet) wilt.

“Ik heb nog geprobeerd om mijn ‘gemiste’ omzet van de te werken periode, waarin me de toegang tot de praktijk is ontzegd, van hem te krijgen. En tot mijn grote verbazing wilde hij nota bene hetzelfde bedrag van mij ontvangen. Het laatste waar ik zin in had, was dit advocatenspelletje, en om die reden heb ik de procedure gestopt. Nooit heb ik nog iets van deze ex-collega-tandarts vernomen…”

“In de weken die volgden kreeg ik via mijn netwerk de mailing onder ogen die naar de patiënten, die dus nog een afspraak in mijn agenda met mij hadden staan, werd gestuurd: ‘Wegens het plotselinge vertrek van de mondhygiënist kan uw afspraak niet doorgaan!’ Welnu, mijn eigen Instagram- en LinkedIn account ontploften. Veel mensen vroegen zich af of er iets met mij aan de hand was. Ook kreeg ik een aantal boze berichten, bijvoorbeeld met de strekking hoe ik zomaar zonder iets te zeggen de praktijk kon verlaten?”

Tot slot, op mijn vraag: ”Welke zaken voor de zzp-mondhygiënist belangrijk zijn als het om (samen)werken in de mondzorgpraktijk gaat? En hoe nu verder?”, werden de volgende uitspraken gedaan:

“Als mondhygiënist bouw je een band met je patiënten op. De mensen achter de mond maken het werk voor mij nog interessanter en leuker. Veel mensen kwamen al jaren periodiek bij mij voor een behandeling én heb ik met hen een fijne en professionele ‘patiënt-zorgverlener’ relatie opgebouwd. Gelukkig weten veel mensen mij te vinden, en komen ze weer terug bij mij in de stoel. Dit doet mij erg goed. De assistentes in de overgenomen keten-praktijk zie ik nog regelmatig. Gelukkig voelen zij zich niet bezwaard om nog met mij om te gaan.”

“Al met al heeft deze nare ervaring er uiteindelijk voor gezorgd dat ik veel nieuwe kansen heb gekregen. Wel blijft voor mij het ongeloof en de vraag: Hoe het mogelijk is dat iemand waar je jaren lang mee hebt samengewerkt dit kan doen? Zelf vind ik het eigenlijk een onprofessionele en oncollegiale samenwerk-situatie waarin grensoverschrijdend gedrag en voorbij gaan aan menselijke normen en waarden de boventoon voerden. Bovendien hoop ik, dat ik met het delen van mijn ervaring andere collega’s, die een soortgelijke situatie hebben meegemaakt, tot steun ben of kan zijn. Steun en compassie in die zin, dat je weet dat je niet de enige bent die in een ogenschijnlijke goede werkrelatie bedrogen uitkomt. Want, mijn grootste verbazing zit in het feit dat iemand zo kan reageren, na zo’n lange tijd prettig samengewerkt te hebben.”

Nawoord Dr. Yvonne Buunk-Werkhoven: Allereerst wil ik zzp-mondhygiënist G.A.P-K. bedanken voor de openhartigheid, transparantie en het vertrouwen om deze casus nader te willen beschouwen, te analyseren en te delen. Zelf vind ik het erg prettig om met een reflectiemodel te kijken naar de werkelijkheid. En dus om samen met de zzp-mondhygiënist de zelf ervaren ‘samenwerking-casus’ op het niveau van ‘gevoel en beleving’ nader te exploreren en te reflecteren. De toepassing van een reflectiemodel gaf niet enkel duidelijkheid en houvast, het systematisch reflecteren bood vooral inzicht in wat jezelf of de ander al kan of wat je nog kunt verbeteren.

Door:
Dr. Yvonne Buunk-Werkhoven, onderzoeker-adviseur, voormalig klachtenfunctionaris en thans werkzaam als gedragswetenschappelijk docent bij Huisartsopleiding Amsterdam UMC, locatie VUmc, standplaats Hengelo en binnen de module Algemeen Militair Arts (AMA).

 

Gedicht over respect

Respect2all begint bij respect voor jezelf.

Respect voor jezelf is respect voor anderen
Respect voor anderen is respect voor `anders`.

Eigenlijk zijn we helemaal niet zo anders als we denken.
Diep van binnen willen we allemaal hetzelfde: respect.

En wat is respect?
Respect is anderen behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden.

-Francine Omen, juli 2005

Lees meer over: Management, Ondernemen, Thema A-Z, Werken met plezier
Een zelfstandig assistent een tegenstrijdigheid

Een zelfstandig assistent: een tegenstrijdigheid?

Zelfstandige assistenten in de mondzorg, vroeger ondenkbaar, maar nu komen we ze steeds vaker tegen. Levert dat vanuit arbeids- en gezondheidsrecht geen problemen op? En: zit er geen tegenstelling in: assistent en zelfstandig? Erik van Dam, senior consultant kennismanagement en zzp-specialist bij VvAA, beantwoordt deze vragen zonder twijfelen in een keer met ‘Jazeker!’. We vragen door…

Welke problemen gaat het om, waar wringt het?

Elementen die horen bij het werken als zzp’er ontbreken vaak bij assistenten. Denk bijvoorbeeld aan de eigen werktijd indelen of de uitvoeringswijze van het werk zelf bepalen. Ook ontbreken vaak een eigen aansprakelijkheidsverzekering en aansluiting bij een klachten- en geschillenregeling. Die blijken niet alleen lastig zelf te regelen voor de assistent, maar in veel gevallen ook onwenselijk: het kan onduidelijkheid opleveren voor de patiënt. Daarnaast wordt de praktijkhouder logischerwijs toch aangesproken als er iets misgaat in de ogen van de patiënt.
In een totaalafweging van alle relevante aspecten om een oordeel te geven over een dienstbetrekking zal een assistent negen van de tien keer tekort komen voor een oordeel werken buiten dienstbetrekking bij een controle van Belastingdienst of arbeidsinspectie. Het is ook niet voor niets dat er geen door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomsten (in het kader van de Wet dba) bestaan voor assistenten. Voor tandartsen, mondhygiënisten en tandprothetici bestaan die wel, al jaren.

En verder, zijn er nog andersoortige elementen?

De belangrijkste pijler van het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking is eigenlijk het gezagselement. Het is lastig een situatie voorstellen waarin de praktijkhouder geen gezag zou uitoefenen: geen aanwijzingen en instructie over hoe het werk uitgevoerd wordt. Sterker nog: dat gezag is vaak de basis van gezondheidsrechtelijke bepalingen om in de praktijk in gezamenlijkheid goede zorg te verlenen waarbij ieders rol helder is.

Levert deze ontwikkeling ook een financieel probleem op?

Ja, dat klopt, in de regel maken zelfstandige assistenten de zorg ook duurder, om een aantal redenen. Denk aan de hogere tarieven die zij op dit moment vaak vragen. Daar bovenop komen vaak nog omzetbelasting en bemiddelingskosten. Kosten die bij een vaste assistent niet aan de orde zijn. Een fikse extra kostenpost dus, met alle gevolgen van dien.

Waarom zien we dan toch steeds meer zzp-assistenten, als het niet goed past en duurder is?

Hiervoor zijn naar mijn beleving vier oorzaken te onderscheiden. Allereerst de onbekendheid met de regels bij de assistenten. En door het gebrek aan handhaving door de Belastingdienst is de grens wat wel en niet kan verder uit beeld geraakt. Zeker bij assistenten die voorheen zonder uitzondering in loondienst werkten. Het financiële voordeel voor de assistent noemde ik al. Denk naast het tariefsmatige element ook aan de fiscale voordelen: als zelfstandige maken zij aanspraak op extra aftrekposten. En tot slot, wellicht de belangrijkste: het huidige menskrachttekort in de zorg. Een praktijkhouder is vaak al lang blij een goede assistent in de praktijk te krijgen, de ‘zzp-pet’ wordt dan maar op de koop genomen. De vier genoemde elementen hangen onderling met elkaar samen en cumuleren de afgelopen jaren.

Zie je oplossingen?

Het vak in het algemeen en werken in loondienst in het bijzonder zou interessanter moeten worden. Dat zit minder in de uitoefening van het vak zelf, maar meer in de mix van minder onnodige regels, meer ontwikkelingsperspectief en een passende honorering. Het is belangrijk dat alle pijlers goed geladen worden. De dit jaar te verwachten hervatting van de handhaving van de Belastingdienst gaat ook helpen: dan wordt het duidelijker waar de grens tussen dienstverband en zzp-schap ligt.

Drs. ing. Erik M. van Dam is senior consultant VvAA

 

Lees meer over: Assisteren, Ondernemen, Personeel, Thema A-Z
Overweeg om derde molaren te verwijderen voor het begin van antiresorptieve behandelingen

Overweeg om derde molaren te verwijderen voor het begin van antiresorptieve behandelingen

Kaakchirurgen zouden moeten overwegen om de derde molaren van kinderen voortijdig te extraheren voordat er wordt begonnen met een antiresorptieve botziektebehandeling. Dit kan voorkomen dat ze medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak (MRONJ) ontwikkelen, volgens een artikel in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery.

Hoger risico op MRONJ door tandextracties

Antiresorptieve therapieën, zoals bisfosfaten en denosumab, worden vaak voorgeschreven om botziekten en kankergerelateerde aandoeningen te behandeling. Een belangrijke bijwerking hiervan is MRONJ, een progressieve dood van het kaakbot. Tandextracties verhogen het risico op deze aandoening, volgens de auteurs.

Ook bij kinderen

Clinici schrijven antiresorptieve therapieën vaker voor bij volwassenen dan bij kinderen. Volwassenen lopen een ongeveer 15% verhoogd risico op medicatiegerelateerde osteonecrose van de kaak na een traumatisch letsel tijdens het gebruik van bisfosfonaten. Deze medicijnen zijn recentelijk echter een gunstige behandelingsmethode geworden onder de pediatrische bevolking. Het is nog niet bekend hoe antiresorptieve behandelingen het optreden van MRONJ bij pediatrische patiënten beïnvloedt.

Extractie van derde molaren

Dit betekent volgens de auteurs niet dat tandheelkundigen het mogelijk voorkomen van deze bijwerking na tandextractie mogen negeren. Een veelvoorkomende procedure is de extractie van de derde molaren. Voortijdige extractie kan het noodzakelijk maken om overtollig bot te verwijderen. Extractie voor de wortels voor een derde tot twee derde zijn ontwikkeld is daarom niet ideaal, maar zorgt ook niet voor significante risico’s.

Grote kans op latere extractie bij kinderen

Het optimale verwijdermoment vindt meestal plaats in de late tienerjaren tot begin twintig. Wanneer kinderen een antiresorptieve behandeling ondergaan is de kans dus groot dat de derde molaren later nog moeten worden geëxtraheerd, met de daarbij behorende risico’s van dien. Het is wel mogelijk om tijdelijk met medicatie te stoppen, maar om verschillende redenen kan een medicijnvakantie leiden tot de progressie en verdere complicaties die verband houden met de botziekte van de patiënt.

Procedure uitvoeren voor therapie wordt gestart?

Dit roept de vraag op of deze procedure moet worden uitgevoerd voordat de medicijnen worden gestart, zelfs als de kiezen niet ideaal zijn ontwikkeld. De auteurs zijn van mening dat het uitvoeren van alle tandheelkundige behandelingen voor de antiresorptieve therapie begint inderdaad de meest ideale optie is om MRONJ te voorkomen: “we zijn van mening dat de voordelen exponentieel opwegen tegen de nadelen van deze profylactische extracties”, schrijven ze.

Pediatrische kinderarts en kaakchirurg

Alle pediatrische patiënten die met dergelijke behandelingen beginnen zouden moeten worden doorverwezen naar een pediatrische tandarts en een kaakchirurg “voor een volledige evaluatie van […] extracties, met name van derde molaren”. Ook zouden de tandheelkundigen en hun medische collega’s goed moeten communiceren over het begin van de behandeling en het belang van het verwijderen van de derde molaren bij hun patiënten.

Afweging van voordelen en risico’s

“De veiligheid en werkzaamheid van het uit voorzorg verwijderen van tanden moeten worden afgewogen tegen de risico’s die gepaard gaan met extractie na het starten van antiresorptieve therapie”, schrijven de auteurs.

Bron
Journal of Oral and Maxillofacial Surgery

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Vapen

Nieuw bewijs voor mogelijke rol van vapen bij tandvleesaandoeningen

Een onderzoek dat is gepubliceerd in mBio laat zien hoe e-sigaretten de mondgezondheid veranderen en mogelijk bijdragen aan tandvleesaandoeningen. Gebruikers van e-sigaretten blijken een uniek oraal microbioom te hebben dat minder gezond is dan niet-rokers, maar potentieel gezonder dan sigarettenrokers.

Roken bekende risicofactor

Tandvleesaandoeningen treffen bijna de helft van de Amerikaanse volwassenen ouder dan 30 jaar. Het roken van sigaretten is een bekende risicofactor voor het ontwikkelen van tandvleesaandoeningen. Hoewel er steeds meer onderzoek naar wordt gedaan is er minder bekend over de impact van e-sigaretten – die nicotine en andere chemicaliën verdampen – op de mondgezondheid, met name op de lange termijn.

Drie typen rokers

Onderzoekers van het New York University College of Dentistry bestudeerden daarom 84 volwassenen van 30 jaar of ouder in drie groepen: mensen die nooit hadden gerookt, sigarettenrokers en gebruikers van e-sigaretten.

Met behulp van tandplakmonsters analyseerden ze de aanwezige bacteriën om tandvleesaandoeningen te beoordelen. Er werden monsters genomen met een tussenpoos van zes maanden om meer tijd te geven voor ziekteprogressie. In totaal werden 168 monsters van 84 proefpersonen geanalyseerd in het laatste onderzoek.

Langetermijngevolgen

De studie toonde de langetermijngevolgen van het gebruik van e-sigaretten aan. Alle deelnemers hadden aan het begin van het onderzoek een tandvleesaandoening, waarbij sigarettenrokers de ernstigste ziekte hadden, gevolgd door gebruikers van e-sigaretten. Na zes maanden constateerden de onderzoekers dat tandvleesaandoeningen verergerd waren bij sommige deelnemers in elke groep, waaronder verschillende gebruikers van e-sigaretten.

Uniek oraal microbioom

Vervolgens analyseerden de onderzoekers de bacteriën die in de plaquemonsters werden aangetroffen. Er werd vastgesteld dat gebruikers van e-sigaretten een ander oraal microbioom hebben dan rokers en niet-rokers, en dat hun verschillende microbioom een sterke correlatie had met sommige maten van tandvleesaandoeningen.

Meer gemeen met sigarettenrokers

Hoewel alle groepen ongeveer een vijfde van de soorten bacteriën deelden, had de bacteriële samenstelling voor gebruikers van e-sigaretten opvallend meer gemeen met sigarettenrokers dan niet-rokers. Verschillende soorten bacteriën, waaronder Selenomonas, Leptotrichia en Saccharibacteria, waren dominant aanwezig in zowel rokers als vapers in vergelijking met niet-rokers. Andere bacteriën – waaronder Fusobacterium en Bacteroidales, waarvan bekend is dat ze geassocieerd zijn met tandvleesaandoeningen – waren bijzonder dominant in de monden van gebruikers van e-sigaretten.

Follow-up van zes maanden

Tijdens de follow-up zes maanden later vonden de onderzoekers een grotere diversiteit in bacteriën voor alle bestudeerde groepen. Elke groep behield echter zijn eigen specifieke microbioom.
De onderzoekers ontdekten ook dat het unieke microbioom van gebruikers van e-sigaretten gecorreleerd was met klinische metingen van tandvleesaandoeningen en veranderingen in de immuunomgeving van de gastheer.

Immuunregulerende cytokines

Vapers hadden verschillende niveaus van immuunregulerende cytokines – eiwitten die helpen bij het reguleren van het immuunsysteem. Bepaalde cytokines zijn gekoppeld aan een onbalans in orale bacteriën en kunnen tandvleesaandoeningen verergeren door mensen vatbaar te maken voor ontstekingen en infecties.

Gerelateerd aan ontsteking

Gebruikers van e-sigaretten hadden met name hogere niveaus van tumornecrosefactor-alfa (TNF-alfa), een cytokine gerelateerd aan ontsteking, en lagere niveaus van interleukine-4 (IL-4) en IL-1-beta, cytokines die de neiging hebben te verminderen bij mensen met onbehandelde tandvleesaandoeningen.

Vapen slecht voor mondgezondheid

De bevindingen suggereren dat de orale bacteriën bij gebruikers van e-sigaretten het immuunsysteem actief kunnen onderdrukken. Samen met klinische markers voor tandvleesaandoeningen illustreert dit hoe slecht vapen is voor de mondgezondheid.

Eerste longitudinale studie

“Voor zover wij weten, is dit de eerste longitudinale studie van de mondgezondheid en het gebruik van e-sigaretten. We beginnen nu te begrijpen hoe e-sigaretten en de chemicaliën die ze bevatten het orale microbioom veranderen en de balans van bacteriën verstoren”, zegt de hoofdauteur van het artikel.

Meer onderzoek nodig

“In tegenstelling tot roken, dat al tientallen jaren uitgebreid wordt bestudeerd, weten we weinig over de gevolgen voor de gezondheid van het gebruik van e-sigaretten en beginnen we net te begrijpen hoe het unieke microbioom dat door vapen wordt gepromoot de mondgezondheid en ziekte beïnvloedt”, aldus een van de auteurs. Meer toekomstig onderzoek naar de langetermijneffecten van vapen moet meer informatie hierover bieden.

Bron:
ScienceDaily

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Mensen vinden gele tanden onaantrekkelijk en minder gezond

Mensen vinden gele tanden onaantrekkelijk en minder gezond

Een meerderheid van de mensen vindt gele tanden minder aantrekkelijk dan witte tanden, volgens een recent onderzoek dat is uitgevoerd door marktonderzoeksorganisatie DentaVox. Dit komt mogelijk door het vooroordeel dat mensen met gele tanden ongezond zouden zijn.

Beperkte toegang tot mondzorg

Veel mensen in de VS hebben beperkte toegang tot mondzorg. Een groot aantal volwassenen slaat elk jaar de tandheelkundige zorg over, vaak vanwege de kosten. Onderzoek suggereert dat sociaaleconomische factoren, zoals een lager inkomen en opleidingsniveau, verband houden met de mondgezondheid, waaronder meer rotte tanden en een algehele slechte mondgezondheid, aldus DentaVox.

Witte tanden aantrekkelijker

In het onderzoek dat door DentaVox werd uitgevoerd onder bijna vijfduizend mensen beschreef 38% hun tanden als geel. Desondanks zei 80% van de respondenten dat gele tanden minder aantrekkelijk zijn dan witte tanden.

Potentiële partners aantrekken

Het bedrijf wees op een onderzoek van twee in het VK gevestigde wetenschappers, gepubliceerd in PLOS One in 2012, waaruit blijkt dat menselijke tanden in wezen fungeren als ornamenten die potentiële partners kunnen aantrekken. Tandkleur kan andere mensen basisinformatie geven over onze gezondheid en genetica, suggereert de PLOS One-studie. Daarom denken mensen misschien dat witte tanden hand in hand gaan met een goede gezondheid, wat uiteindelijk een grote rol speelt in iemands aantrekkelijkheid.

Vooroordeel

Van de respondenten met gele tanden noemde 33% inderdaad een slechte mondgezondheid als de belangrijkste oorzaak van hun niet witte tandkleur. 19% van de mensen zou hun tanden zelfs bleken “omdat ze geloven in het vooroordeel dat gele tanden ongezond zijn” , aldus DentaVox.
De perceptie dat gele tanden ongezond zijn, wordt echter niet ondersteund door enig wetenschappelijk bewijs, aldus DentaVox. Gegevens die in 2018 door Prairie Dental Group zijn gepubliceerd geven bijvoorbeeld aan dat sommige mensen van nature dunner glazuur hebben.

Geen zorgen maken

“Dus, tenzij je gele tanden te wijten zijn aan slechte mondgewoonten, hoef je je niet zo veel zorgen te maken. Als je er niet zeker van bent, kun je beter je mondzorgverlener raadplegen”, schreef DentaVox.
Bron:
DentaVox https://dentavox.dentacoin.com/blog/yellow-teeth-pride-and-prejudice/

Al eerder (27-02-2022) gedaan:

Keramische veneers mogelijk beter dan kroonrestauraties voor het herstellen van tanden met fluorose

Keramische veneers zijn minimaal invasief, behouden de tandstructuur en bieden langdurige esthetische rehabilitatie. Volgens een onderzoek dat is gepubliceerd in BMC Oral Health zouden keramische veneers een betere optie kunnen zijn dan kroonrestauraties bij het herstellen van de glimlach van patiënten met gevorderde fluorose.

Kleurafwijkingen in tanden

Fluorose is een van de kleurafwijkingen die in tanden worden gezien. Een milde vorm kan witte lijnen en wazige plekken op de tanden veroorzaken die nauwelijks merkbaar zijn; in een ernstigere vorm kunnen ernstigere vlekken en putjes worden waargenomen in het tandglazuuroppervlak. De behandeling van fluorose zorgt niet alleen voor esthetische en functionele correctie, maar helpt ook om het zelfvertrouwen van de patiënt te verbeteren.

Minimaal invasief

Bij de behandeling moet niet-ondersteund en ontpit glazuur of dentineweefsel worden verwijderd en vervolgens hersteld. Momenteel worden veneers voornamelijk gebruikt om de vorm en positie van tanden te verbeteren, tandverkleuring te verbergen of tanden met erosie of slijtage te herstellen. Facings zijn een goed alternatief voor kroonrestauraties omdat ze minimaal invasief zijn.

Goede optie

Al zo’n drie decennia zijn veneers van keramisch porselein een goede optie voor het herstellen van voortanden vanwege biocompatibiliteit, duurzaamheid en esthetische aantrekkingskracht. Onderzoekers van Suleyman Demirel University Faculty of Dentistry in Turkije evalueerden het slagingspercentage en de geschatte overleving van porseleinlaminaat veneers in tanden met anterieure fluorose.

Retrospectief onderzoek

Hiervoor voerden ze een retrospectief onderzoek uit met 358 veneers. De veneers bedekten de incisale rand en een deel van de palatinale/linguale zijde van de tand met een 1 mm hoge palatinale afschuining.

Keramische veneers

De clinici gebruikten met disilicaat versterkt glaskeramisch materiaal om de veneers te vervaardigen en evalueerden vervolgens de restauraties met behulp van de criteria van de Amerikaanse volksgezondheidsdienst. Overleving werd gedefinieerd als de tijd van cementeren tot falen van het facing. Breuk van het keramiek en verslechtering van de hechting werden ook beschouwd als falen van het veneer.

Geschatte overlevingskans van 0,997

Jaarlijks werden marginale adaptatie, kleurovereenkomst, marginale verkleuring, oppervlakteruwheid, restauratiefractuur, tandfractuur, restauratieslijtage, antagonistische gebitsslijtage, cariës en postoperatieve gevoeligheid van de facings geëvalueerd. De geschatte overlevingskans van de veneers in het onderzoek was 0,997 of meer gedurende 10 jaar. In de loop der jaren hadden sommige tanden met veneers breuken en secundaire cariës, merkten de auteurs op.

Alternatief voor kroonrestauraties

Veneers vermijden agressieve tandpreparaties die de tandstructuur beschadigen en maskeren verkleurde tanden dus gedurende een aanzienlijk aantal jaren. Hierdoor zijn ze een geldig alternatief voor restauraties zoals kronen, schreven de auteurs: “De resultaten van deze klinische studie zouden clinici moeten aanmoedigen om keramische veneers te overwegen boven kroonrestauraties bij het herstellen van de glimlach van patiënten met gevorderde fluorose.”

Bron: BMC Oral Health

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Mogelijk verband tussen bruxisme en vitamine D tekort ontdekt

Mogelijk verband tussen bruxisme en vitamine D-tekort ontdekt

De ernst van het op elkaar klemmen en knarsen van tanden die patiënten ervaren kan in verband worden gebracht met hun vitamine D-spiegels. Dit blijkt uit een onderzoek met honderd deelnemers met en zonder bruxisme dat is gepubliceerd in Clinical and Experimental Dental Research.

Orale aandoening

Bruxisme kan op elk moment van de dag optreden en kan verband houden met psychologische factoren, lokale factoren, persoonlijke kenmerken en verstoring van de slaap. Onderzoek heeft het bestaan van een centrale administratie in het mechanisme van bruxisme aan het licht gebracht. Door dit neurologische mechanisme heeft deze orale aandoening ook invloed op de slaapkwaliteit en psychologische toestand van de patiënt.

Vitamine D is belangrijk

Wereldwijd heeft naar schatting meer dan 50% van de bevolking een tekort aan vitamine D. Onder invloed van zonlicht kan in de huid vitamine D worden aangemaakt; dit is de belangrijkste bron van de essentiële vitamine. Het zit daarnaast ook in voedingsmiddelen, waaronder vette vis, zoals zalm, en eieren en zuivelproducten. Vitamine D is nodig om calcium uit voeding op te kunnen nemen en speelt een rol bij de werking van de spieren en het immuunsysteem.

Verband met slaapstoornissen

Lage concentraties vitamine D zijn in verband gebracht met een groter risico op hartaandoeningen, kanker, neurodegeneratieve ziekten en overlijden. Sommige onderzoekers vermoeden dat vitamine D ook een belangrijke rol speelt bij de controle van de hersenstam tijdens de slaap vanwege talrijke kernen die hoge niveaus van vitamine D-receptoren bevatten. Daarom kunnen vitamine D-spiegels verband houden met slaapstoornissen, zoals bruxisme.

Correlatie bruxisme en vitamine D

Wetenschappers van de University of Damascus in Syrië bestudeerden om deze reden de correlatie tussen bruxisme en vitamine D-spiegels. Bij honderd patiënten tussen de 18 en 40 jaar oud maten ze de bloedspiegels van 25-hydroxyvitamine D, de gemetaboliseerde vorm van vitamine D die wordt gebruikt om een tekort te beoordelen.
Van die deelnemers rapporteerden 76 bruxisme en 24 niet. Voor vitamine D-spiegels werden concentraties van minder dan 20 ng/ml als ontoereikend beschouwd, niveaus tussen 21 en 29 ng/ml werden als onvoldoende beschouwd en concentraties tussen 30 en 150 ng/ml werden als voldoende beschouwd, schreven de auteurs.

Ergere mate van bruxisme

43% van de patiënten had een vitamine D-tekort. Na analyse van de gegevens vonden de auteurs een verband tussen een tekort aan vitamine D en de ernst van tandenknarsen. Van de 43 mensen met een tekort aan de vitamine meldden 18 personen matige, 14 deelnemers ernstige en 4 patiënten zeer ernstige bruxisme. Een groot deel dat geen tekort had, had juist ook geen of slechts een lichte vorm van bruxisme.

Geen definitieve diagnoses

De studie had beperkingen, waaronder dat de diagnose van bruxisme was gebaseerd op klinische onderzoeken en zelfrapportages van deelnemers. Een definitieve diagnose moet worden ondersteund door instrumentele benaderingen, klinische kenmerken en onderzoeken, en zelfrapportages. Instrumentele benaderingen waren echter niet beschikbaar, schreven de auteurs.

Mogelijke associatie

Ze concluderen echter wel dat “binnen de beperkingen van de huidige studie kan worden geconcludeerd dat 25(OH)D-concentraties een mogelijke associatie hebben met variatie in bruxismeniveaus”.

Bron:
Clinical and Experimental Dental Research

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Coronapandemie heeft grote gevolgen voor het risico op orale kanker

Coronapandemie heeft grote gevolgen voor het risico op orale kanker

De COVID-19-pandemie heeft naast directe gezondheidsgevolgen ook een grote stijging van het risico op orale kanker veroorzaakt. Sommige leefstijl- en gedragsfactoren als roken en gewichtstoename zouden hieraan bij hebben gedragen. Tegelijkertijd beperkten praktijksluitingen de toegang tot mondzorg voor tijdige diagnose en behandeling, volgens een rapport in het Journal of the American Dental Association.

Veelvoorkomende kankersoort

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is mondkanker de zesde meest voorkomende vorm van kanker ter wereld, met naar schatting 657.000 nieuwe gevallen per jaar. Onder andere tabaks- en alcoholgebruik, slechte voeding, overgewicht, HPV-infecties en slechte mondhygiëne worden met dit type kanker in verband gebracht. Regelmatige tandartsbezoeken zijn een essentieel onderdeel van het behoud van de mondgezondheid en het minimaliseren van de risico’s die gepaard gaan met een vertraagde en ernstigere diagnose.

Toename risicofactoren

Tijdens de COVID-19-pandemie zijn volgens onderzoek bepaalde risicofactoren dramatisch toegenomen. Ook is de continuïteit van de zorg en preventieve bezoeken aan de gezondheidszorg onderbroken, vooral omdat praktijken tijdens lockdowns gesloten waren. Als deze trends zich voortzetten, verwachten de auteurs van het rapport van Harvard School of Dental Medicine een toename van het aantal orale kankers.

Roken tegen verveling

Van alle risicofactoren heeft tabaksgebruik in het bijzonder een van de sterkste verbanden met orale kanker. Het risico op mondkanker is drie keer hoger voor rokers dan bij mensen die niet roken. Tijdens de pandemie nam het gebruik van tabak en elektronische sigaretten toe omdat mensen manieren zochten om met angst, verveling en onregelmatige routines om te gaan. Tegelijkertijd daalde het aantal mensen dat probeerde te stoppen met roken met behulp van ondersteuningsprogramma’s.

Minder vaccinaties, meer alcohol

Daarnaast daalden de HPV-vaccinatiepercentages voor kinderen en tieners tijdens de pandemie met ongeveer 20%. Ook zijn veel patiënten met mondkanker zware drinkers. In een onderzoek onder Amerikaanse volwassenen tijdens de pandemie meldde ongeveer twee derde van de deelnemers een verhoogd alcoholgebruik in vergelijking met vóór de pandemie.

Slechtere voedingsgewoonten

Verder zijn slechte voeding en obesitas in verband gebracht met orale carcinogenese. Obesitas is ook gekoppeld aan een toename van het risico op overlijden door een vroeg stadium van plaveiselcelcarcinoom van de tong. Tijdens de COVID-19-pandemie hebben langdurige lockdowns, thuiswerkbeleid en sluitingen van sportscholen allemaal bijgedragen aan slechtere voedingsgewoonten en een verhoogd lichaamsgewicht.

Mogelijke toename in incidentie orale kanker

Al deze statistieken geven volgens de auteurs reden om aan te nemen dat de incidentie van orale kanker zal stijgen, vooral omdat de lockdown-trends aanhouden. Medische en tandheelkundige zorgverleners moeten begrijpen dat de impact van de pandemie op mondkanker tientallen jaren kan duren. Daarbovenop kan mondkanker verder gevorderd zijn op het moment van diagnose nu meer patiënten terugkeren naar tandheelkundige zorgverleners.

Waakzaam zijn

“Tandartsen moeten waakzaam zijn voor stijgingen van de risicofactoren voor mondkanker en moeten de screeningsmaatregelen voor alle demografieën verhogen”, schreven de auteurs. “We raden aan dat mondzorgverleners de samenwerking met hun medische tegenhangers vergroten om de HPV-vaccinatiepercentages te verhogen en medische gezondheidsbezoeken tijdens de pandemie aan te moedigen.”

Bron:
Journal of the American Dental Association

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Test met orale bacteriën in de strijd tegen kanker

Test met orale bacteriën in de strijd tegen kanker

Een onderzoeker van de Rutgers School of Dental Medicine gaat kankerpatiënten behandelen met een nieuw soort therapie op basis van een eiwit dat wordt geproduceerd door een orale bacterie.

Daarvoor heeft de Scott Kachlany, PhD, groen licht gekregen van de FDA (Food and Drug Administration), een soort Amerikaanse Voedsel- en Warenautoriteit. De universitair hoofddocent orale biologie, ontdekte dat een eiwit geproduceerd door een orale bacterie leukemie- en lymfoomcellen kan doden.

Zijn bedrijf, Actinobac Biomed, kan nu een fase I klinische studie starten bij patiënten met recidiverende of refractaire leukemie of lymfoom, aldus Rutgers University.

Leukothera

Het experimentele medicijn, Leukothera, doodt snel kankercellen, maar brengt het immuunsysteem niet in gevaar, aldus Kachlany. Leukothera is ook effectief bij de behandeling van auto-immuunziekten bij dieren. Daar wordt het door Actinobac ook voor ontwikkelt.

Klinische onderzoeken beginnen met 24 patiënten, maar kunnen worden uitgebreid met een extra cohort van 20 of meer als de respons positief is, zei Kachlany. De studie zal ongeveer twee jaar in beslag nemen en patiënten zullen Leukothera vier weken lang eenmaal per week krijgen. Rutgers is een van de drie locaties die deelnemen aan de proef.

Bron:
The Science Advisory Board

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Praktijk-gesloten

Inspectie sluit praktijk voor kaakchirurgie in Almere

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft vandaag bekend gemaakt dat IKC Almere, een praktijk voor kaakchirurgie, onmiddellijk haar deuren moet sluiten. Volgens de inspectie levert de praktijk al langere tijd geen goede mondzorg aan de patiënten. Ook het medisch tuchtcollege heeft eerder bepaald dat de zorgverlener, die werkzaam is binnen KC Almere en bestuurder is van de praktijk, niet zelfstandig voorbehouden handelingen mocht verrichten. Volgens de inspectie is dit oordeel genegeerd. De praktijk mag weer open wanneer de inspectie vindt dat de zorg veilig is.

De situatie

Volgens de inspectie voldoet de praktijk niet aan de normen van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, de Wkkgz.
“Zo voert hij voorbehouden handelingen uit, dit zijn handelingen die alleen een bevoegd tandarts of kaakchirurg mag doen. Omdat de zorgverlener van KC Almere eerder door het Medisch Tuchtcollege uit het BIG register is geschrapt, mag hij deze handelingen niet meer zelfstandig verrichten”, schrijft de IGJ.

Verbeterpunten

De praktijk is door de IGJ voor minstens één week gesloten. Na deze periode mag de praktijk haar deuren openen wanneer gewaarborgd is dat vanaf dat moment alle voorbehouden behandelingen door zelfstandig bevoegde zorgverleners worden gedaan. “Indien dit gebeurt door niet-zelfstandig bevoegde zorgverleners, moeten onder meer de patiënten hierover geïnformeerd zijn en toestemming hebben gegeven. Ook moet de opdracht van de bevoegde zorgverlener aan de geldende eisen voldoen”, zegt de IGJ.

Indien de praktijk zorg verleent voordat alle verbeteringen zijn doorgevoerd, zal de praktijk een last onder dwangsom moeten betalen van € 1.000 per dag, met een maximum van € 25.000.

Bron:
IGJ

Lees meer over: Inspectie, Thema A-Z
Orthodontie bij parodontitis stadium IV patiënten hoe behandelen vanuit het perspectief van de orthodontist

Orthodontie bij parodontitis stadium IV patiënten: hoe behandelen vanuit het perspectief van de orthodontist?

Wat zijn de gevolgen van orthodontie bij parodontitis stadium IV patiënten? Wat zijn neveneffecten van een orthodontische behandeling en welke mondhygiëne is hierbij gewenst? Dit gezien vanuit het perspectief van de orthodontist. Verslag van de lezing van universitair hoofddocent dr. Papageorgiou Spyridon tijdens de EuroPerio Series van de EFP.

Door parodontitis kunnen elementen migreren en uitwaaieren, wat een ingezakte beet tot gevolg kan hebben. Factoren die hier ook aan bijdragen zijn:

– De leeftijd: er is een continue eruptie tijdens het ouder worden van het volwassen gebit met een piek tussen de 45 en 55 jaar.
– Dit is meer anterior dan posterior.
– De mesiale drift = tertiaire crowding.
– Dit is meer bij mannen dan bij vrouwen.
– Migratie is onafhankelijk van de verstandskiezen.

Gevolgen van orthodontie

– Er treden bacteriële veranderingen op na het plaatsen van een beugel. Veranderingen zijn zichtbaar in de subgingivale mucosa en ook zijn er meer bacteriën in de sulcus. De voornaamste veranderingen vinden plaats in de eerste maand van de plaatsing van de beugel. Zodra de dagelijkse hygiëne weer op peil is, verandert de flora weer terug naar ‘normaal’.
– De meeste bacteriële veranderingen (supra/subgingivaal) lijken van korte duur.
– Er is marginaal bot verlies door orthodontie.
– Hoe meer we de elementen protruderen des te groter het marginale botverlies. + 0.2 mm marginaal bot verlies voor elke 10 graden proclinatie.
– Het klinisch aanhechting level (CAL) verandert niet veel door verplaatsing van de tanden, dit is veel stabieler dan het botverlies > 0.011mm.
– Er is een toegenomen tendens voor recessies bij parodontitis patiënten na orthodontische behandeling. Met name als de protrusie buiten de ‘bony envelope’ plaatsvindt.

Etiologie van gingiva recessies

– Leeftijd
– Ectopische eruptie.
– Anatomie van de symfyse.
– Het gingiva biotype.
– Roken
– Trauma/parafunctie
– Zwangerschap
– Piercing(s)
– Beweging door het corticale bot.
– Proclinatie

Preventie van recessie kan door middel van gecontroleerd en mild gebruik van krachten.
Chirurgische techniek kan recessies voorkomen.

Er is een genetische variatie op het risico op gingiva recessies en aanhechtingsverlies:
– Dit heeft te maken met het verticale groeipatroon.
– Er is een lager risico als de schedelbreedte groter is.
– Er is een hoger risico als de kaken meer hyperdivergent zijn.

Wat is de invloed van de parodontale en orthodontische behandeling op de parodontium status van pathologisch gemigreerde elementen bij parodontitis patiënten?

– GTR niet consistent (?) geassocieerd met klinisch relevante voordelen.
– Gedeeltelijk paro plan (afgerond na ortho plan) is mogelijk gunstig.
– Een korte (1 maand) paro-ortho interval, vergeleken met een langere (6 maanden), geeft vergelijkbare resultaten.
– Vaste apparatuur is vaak beter dan aligners (verschil PD = 1.6mm).
– Aanvullend gebruik van laser is gunstig (verschil CAL = 21%, verschil PD = 12%).
– Aanvullende fiberotomie is gunstig (verschil MBL = 1.0mm; verschil CAL = 0.6mm).
MBL = Marginaal botverlies

Uit single trial onderzoek is gebleken dat er bij een stadium I-IV parodontitis

– Geen significant effect van orthodontie zichtbaar is op:
– Tandverlies
– Wortel resorptie
– Mobiliteit
– Pijn tijdens orthodontische behandeling.
– Ontstaan van recessies.
-Geen grote verschillen met laser, Bite Wafer, GTR en gedeeltelijke parodontale behandeling.

Gecombineerde parodontale/orthodontische behandeling

Dit geeft verbetering in:
– CAL (Klinisch aanhechtingslevel)
– PD (pocket diepte)
– Aantal locaties met diepe pockets

Orthodontische behandeling na parodontale behandeling heeft weinig effect op de parodontium status, maar het minimale effect is gunstig.

Neveneffecten orthodontische behandeling

Meest voorkomende neveneffecten van orthodontische behandeling:
– Marginaal botverlies (MBL)
– Lichte wortel resorptie

– Paro-ortho behandelinterval: Minder pocket reductie bij langere interval (-0.25mm/week).

– Duur van orthodontie: Minder pocket reductie bij langere behandelduur (-0.25mm/week).

– Nazorg/behandel follow-up: Toegenomen pocketdiepte bij langere follow up (+0.28mm/10 jaar) > fysiologisch.

Mondhygiëne tijdens orthodontische behandeling

– Regelmatige parodontale reinigingen zijn nodig tijdens orthodontische behandeling.
– Betere orthodontische resultaten indien er tussen de 1-3 maanden gereinigd wordt t.o.v. halfjaarlijkse reiniging.

Aanpassen van orthodontische behandeling

– Zelfde kracht, maar grotere beweging is minder gecontroleerd en dus niet wenselijk.
– Nadelige effecten op het botsupport indien geen goede mondhygiëne.
– Goede mondhygiëne zorgt voor een betere adaptatie van de tanden.

Aligners – vaste retainers

Met aligners kan niet altijd het gestreefde orthodontische eindresultaat behaald worden en deze zijn hierdoor minder voorspelbaar.

Volgens de huidige beschikbare literatuur zorgen orthodontische vaste retainers voor retentie en gaan deze goed samen met een goede parodontale gezondheid zonder grote nadelige effecten aan het parodontium (ML. Arn, K. Dritsas, N .Pandis, D. Kloukos).

Orthodontische vaste retainers hebben invloed op de dempende eigenschappen van het parodontaal ligament (mobiliteit). Van invloed zijn het aantal vastgezette elementen.

Gevolgen van parodontale relapse

– Tand ontsteking.
– Tand verplaatsing.
– Veranderingen in de occlusale relaties:
– Na gecombineerde orthodontische en parodontale behandeling: 15% relapse
– Na parodontale behandeling: 33% relapse

Take home message

– Een orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis patiënt is mogelijk.
– Orthodontie heeft geen nadelig effect op parodontale gezondheid en mogelijk zelfs een positief effect.
– Initiële parodontale therapie
– Type parodontale behandeling niet duidelijk.
– GTR niet duidelijk.
– Wachttijd tussen parodontale en orthodontische behandeling is nog niet duidelijk.
– Selectie van geschikte orthodontische apparatuur is van belang.
– Aanpassing van het orthodontische behandelplan aan de biomechanische eigenschappen van het aanhechtingsverlies.
– Regelmatige controle/reiniging van het parodontium tijdens de orthodontische behandeling (met een interval van 1-3 maanden).
– Retentie/stabilisatie.

Wat moet er gedaan worden als er een parodontale relapse is als gevolg van complexe orthodontische bedrading?
Bekijk of dit kan worden aangepast door de orthodontist om beter reiniging mogelijk te maken. Voornaamste doel is parodontale gezondheid.

 

PD Dr. med. Dent. Papageorgiou Spyridon werkt op de faculteit bij de Clinic of Orthodontics and Pediatric Dentistry, Center of Dental Medicine of the University of Zurich in Zwitserland. Ook is hij hoofddocent bij King’s College London. Hij studeerde af aan de Dental School in the Aristotle University of Thessaloniki in Griekenland. Zijn orthodontiespecialisatie en promotie deed hij aan the University of Bonn in Duitsland. Hij heeft meer dan 130 wetenschappelijke artikelen gepubliceerd.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van dr. Elena Figuero tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen

Poster: De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen

Bij Molar-Incisor Hypomineralisation (MIH) is sprake van een glazuurafwijking, gediagnosticeerd na eruptie, wat een element meer poreus maakt. MIH verhoogt het cariësrisico wat voor kinderen psychisch en fysiek belastend is. In Nederland is onduidelijkheid over de prevalentie en de mogelijk geassocieerde factoren met MIH. Dit onderzoek wil inzicht krijgen in het MIH-prevalentiecijfer en tevens welke factoren geassocieerd zijn met MIH in de longitudinale cohortstudie.

Onderzoek door Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht.

Materiaal en methode

Van 4086 13-jarige kinderen zijn mondfoto’s verzameld waarvan 1072 kinderen willekeurig zijn geselecteerd voor dit dossieronderzoek. Het EAPD-scoresysteem (European Academy of Peadiatric Dentistry) werd gehanteerd om wel/geen MIH vast te stellen aan de hand van mondfoto’s door twee onderzoekers.

De mate van inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid overeenkomst tussen en binnen de onderzoekers werd uitgedrukt in Cohen’s Kappa. De Chi-kwadraat toets is gebruikt om na te gaan of MIH is geassocieerd met de volgende factoren:

Geslacht, etniciteit, DMFT-getal (decayed, missing, filled teeth), HSPM (Hypomineralised Second Primary Molar), luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren, roken, alcohol- en foliumzuurgebruik door de moeder tijdens de zwangerschap, tweeling zijn, vroeggeboorte, laag geboortegewicht, keizersnede en/of sociaaleconomische status.

Leeftijd werd getoetst met de Mann-Whitney U test. De analyses werden uitgevoerd in SPSS 25.0 met P< 0.05 als statistisch significant.

Resultaten

Bij 932/ 1072 kinderen, gemiddeld 13,6 jaar (SD± 0,37), kon wel/geen MIH worden vastgesteld. Van 140 kinderen waren de mondfoto’s niet te beoordelen. Bij 131/932 kinderen (14,1%) werd MIH vastgesteld, waarbij MHI bij element 16 de hoogste prevalentie had (5,7%). MIH kwam het meest voor bij molaren in de bovenkaak (10,5%).

Het DMFT-getal werd significant geassocieerd met MIH (p <0,001). De factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren konden niet worden getoetst door een gebrek aan data. De overige factoren bleken niet significant geassocieerd met MIH (p ≥ 0,108). De Cohen’s Kappa gaf met ≥0,81 een ‘bijna perfecte’ inter- en intrabeoordelaars betrouwbaarheid aan.

De prevalentie van Molar-Incisor Hypomineralisation in een groep 13-jarige Rotterdamse kinderen
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Het DMFT-getal is significant hoger bij kinderen met MIH dan bij kinderen zonder MIH. Het element 16 had de hoogste prevalentie (5,7%). Van de factoren luchtweginfecties en antibioticagebruik in de eerste levensjaren ontbraken data, dit verdient aanvullend onderzoek. De overige factoren bleken niet met MIH geassocieerd. De MIH-prevalentie was 14,1% in dit studiecohort. Meer onderzoek is nodig om achter geassocieerde factoren met MIH te komen dan wel combinaties van factoren. Zo kunnen zorgverleners kinderen en de ouders vroegtijdig informeren en adviseren om cariës te voorkomen.

Poster ontwikkeld door:

Eva Theeuwes en Daphne Verhagen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Cariës, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Beeldvorming helpt bij diagnose en behandeling van oogcellulitis veroorzaakt door tandabces

Casus: Beeldvorming helpt bij diagnose en behandeling van oogcellulitis veroorzaakt door tandabces

Beeldvorming heeft geholpen bij de diagnose en behandeling van een tweejarig meisje dat de levensbedreigende aandoening orbitale cellulitis ontwikkelde als gevolg van een tandabces. Deze casus, gepubliceerd in Cureus, benadrukt het belang van eerstelijnstandzorg bij kinderen: een gebrek aan zorg kan fatale complicaties tot gevolg hebben.

Mogelijk levensbedreigend

Pediatrische orbitale cellulitis is een mogelijke gezichts- en levensbedreigende aandoening. De ernstige infectie bij kinderen kan leiden tot aanzienlijke complicaties als blindheid, meningitis en hersenabces. Van de patiënten met deze aandoening stierf 17% aan meningitis en had 20% van de overlevenden permanent gezichtsverlies. Het is dus erg belangrijk om orbitale cellulitis snel vast te stellen en vroeg te behandelen.

Zeldzame complicatie van tandinfectie

Staphylococcus- en Streptococcus-soorten en Haemophilus influenzae zijn de meest voorkomende soorten bacteriën die verantwoordelijk zijn voor de aandoening, en sinusitis en trauma zijn de meest voorkomende risicofactoren ervoor. Het is echter ook een zeldzame complicatie van een tandinfectie.

Tweejarig meisje

Een groep artsen van de University of Science Malaysia School of Medical Sciences beschrijft het geval van een tweejarig meisje dat naar het ziekenhuis werd gebracht na lichte koorts en progressieve periorbitale zwelling aan de linkerkant gedurende drie dagen. De zwelling verscheen eerst in de linkerbovenhoek en strekte zich uit naar de wang en het linker onderooglid. Ze had geen geschiedenis van trauma en haar oog was niet rood of waterig.
Het meisje was actief en had stabiele vitale functies. Alle oogonderzoeken waren normaal en haar ooguitstrijkje en bloedkweken waren negatief. De patiënt werd opgenomen en behandeld voor preseptale cellulitis met intraveneuze antibiotica en een antibioticumcrème voor haar oog.

Beeldvorming toont abces

Op de derde dag na de opname verslechterde de toestand. Tandheelkundig onderzoek toonde volgens de auteurs meerdere tandcariës, zwelling van het tandvlees en een abces, en twee losse melktanden aan. Contrastversterkte computertomografie (CECT) van de oogkas, het paranasale gebied en de hersenen vertoonden een linker periostale abcescollectie aan die zich uitstrekte tot het inferomediale gebied van de oogkas.

Mogelijke bron van infectie

Onder algemene anesthesie werden vervolgens een tandheelkundig onderzoek en tandextractie uitgevoerd. Tijdens het onderzoek ontdekte de tandarts een abces in de linkerbovenhoek van het tandvlees, mogelijk de bron van de infectie die vervolgens naar haar oog en sinussen ging, volgens de auteurs. Na een week van intraveneuze antibiotica nam de zwelling van het meisje af en werd ze ontslagen.

Bewustwording mogelijke verspreiding infectie belangrijk

De casus toont aan dat beeldvorming cruciaal is voor het diagnosticeren en behandelen van orbitale ontsteking, vooral wanneer de aandoening verslechtert. Ook werpt het een licht op een zeldzame complicatie van een tandinfectie. “Bewustwording van de mogelijke verspreiding van odontogene infectie naar de oogkas is buitengewoon belangrijk, zodat een krachtige behandeling zo vroeg mogelijk kan beginnen”, schrijven de auteurs.

Eerstelijns tandzorg belangrijk bij kinderen

Tenslotte benadrukt dit geval het belang van eerstelijns tandzorg bij kinderen. Volgens de auteurs kan “een gebrek aan zorg leiden tot verspreiding op afstand van de infectie en daarmee samenhangende complicaties, zoals verlies van gezichtsvermogen en overlijden”.

Bron:
Cureus

Lees meer over: Casus, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Brush-Wash-Smile---400

Het Brush, Wash and Smile project van Stichting DHIN

Sinds 2018 heeft de stichting DHIN een compleet informatiepakket beschikbaar met preventiemateriaal onder de titel van “Brush Wash & Smile” voor gebruik in lage-inkomenslanden. Op de voorjaarsvergadering van het Nederlands Tandheelkundig Genootschap vertelde bestuurslid Ineke van Lent in een video over de achtergronden van dit project.

DHIN

De Stichting DHIN (Dental Health International Nederland) is bij tandartsen vooral bekend van de revisie van tandheelkundige units en instrumentarium, dat daarmee geschikt gemaakt wordt voor gebruik in lage-inkomenslanden. De verzending van tandheelkundige units is de afgelopen jaren iets minder geworden, omdat de huidige units veel elektronica bevatten, die moeilijker te onderhouden is in de betreffende landen.

Brush Wash & Smile programma

Het Brush Wash & Smile programma omvat flyers, preventiemateriaal en andere ondersteuning in een groot aantal talen. Het blijkt dat kinderen in lage-inkomenslanden vaker op school aanwezig zijn als ze hun tanden poetsen en hun handen wassen. Dat ze naar school gaan is belangrijk, want onderwijs vervult een cruciale rol in de toekomst van het kind. Het is doodzonde als een kind door een tandprobleem niet naar school kan. Door tanden poetsen en handen wassen vanzelfsprekend te maken, wordt dus niet alleen de gezondheid van de kinderen bevorderd maar de gehele ontwikkeling. Het Brush Wash & Smile programma vervult een belangrijke rol in het bewustmaken van het belang van handen wassen en tandenpoetsen bij deze kinderen.
Door het ontwikkelen en uitvoeren van dit programma vervult de stichting DHIN een belangrijke rol in landen waarin de tandheelkundige en medische zorg minder vanzelfsprekend is als bij ons.
Lees meer over het Brush Wash & Smile programma.
Hier leesje ook hoe je als individu of als praktijk mee kunt doen aan de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties voor een gezondere en betere wereld in 2030. Hiervoor heeft DHIN het Preventie Adoptie Plan opgesteld, waarin praktijken heel gemakkelijk een bijdrage kunnen leveren aan de belangrijke doelstellingen van het Brush Wash & Smile programma.

Bekijk de video DHIN zorgt voor de mond de wereld rond

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Mogelijk doelwit voor immunotherapie voor orale kankers ontdekt

Mogelijk doelwit voor immunotherapie voor orale kankers ontdekt

Onderzoekers geloven dat ze voor het eerst hebben vastgesteld hoe een omgevingsreceptor de immuunrespons onderdrukt bij patiënten met mondkanker. Het verwijderen van de aryl-koolwaterstofreceptor (AhR) uit kwaadaardige cellen droeg bij aan een gebrek aan tumorgroei bij muizen. Deze resultaten hebben belangrijke implicaties voor het begrijpen van de biologie van immunosuppressie bij kanker en voor het inzetten van de AhR voor immunotherapie bij kanker.

Belangrijke behandeling tegen kanker

Immuuncontrolepuntremmers zijn naar voren gekomen als belangrijke therapieën voor verschillende soorten kanker, waaronder oraal plaveiselcelcarcinoom (OSCC). Echter reageert momenteel slechts een minderheid van 30% van de patiënten op een dergelijke therapie. Daarom is het nodig om nieuwe immunotherapiedoelen te identificeren.

Geen kankergroei bij cellen zonder receptor

Onderzoekers van de Boston University School of Public Health hadden als hypothese dat AhR een centrale speler is in de regulatie van meerdere immuuncontrolepunten bij OSCC. Om dit idee te testen voerden ze een experiment uit met muizen die ongewijzigde orale kankercellen hadden of transplantatie van cellen zonder AhR. De tweede groep muizen vertoonde geen tumorgroei binnen zestig dagen terwijl dit wel het geval was bij de muizen met ongewijzigde tumorcellen, schreven de auteurs in Proceedings of the National Academy of Sciences.

Tumorspecifieke immuunrespons

Bovendien had de veranderde celgroep een tumorspecifieke immuunrespons die werd gekenmerkt door een afname van meerdere immuuncontrolepunten op kwaadaardige en/of immuuncellen. De onderzoekers ontdekten ook dat wanneer de muizen met AhR-negatieve cellen een quasivaccinprotocol kregen ze een zeer effectieve respons hadden op de kwaadaardige kankercellen.

Veelbelovend nieuw doelwit

De bevindingen bieden nieuw inzicht in de biologie van immunosuppressie bij kanker. Ook suggereren ze dat AhR een veelbelovend nieuw doelwit zou kunnen zijn voor immuuntherapie bij kanker, waardoor de resultaten voor patiënten met oraal plaveiselcelcarcinoom en andere kankers mogelijk verbeteren. “We kunnen zien hoe een dergelijk nieuw medicijn kan worden gebruikt bij de preventie, interceptie of behandeling van kanker”, aldus een van de onderzoekers in een persbericht.

Bron:
Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Bijna drie keer groter risico op overdosis na voorschrijven opioïden door tandarts

Bijna drie keer groter risico op overdosis na voorschrijven opioïden door tandarts

Het risico op een opioïdenoverdosis is bijna drie keer groter voor patiënten die opioïden krijgen voorgeschreven na een tandheelkundige ingreep vergeleken met patiënten die dit niet krijgen, volgens een studie gepubliceerd in het American Journal of Preventive Medicine. Daarnaast kan het risico op overdosis verdubbelen voor familieleden van die patiënten.

Opioïden nog steeds vaak voorgeschreven

Hoewel paracetamol en ibuprofen effectieve analgesie bieden voor de meeste tandheelkundig ingrepen is het voorschrijven van opioïden door Amerikaanse tandartsen nog steeds gebruikelijk. Het verminderen van het onnodig voorschijven van opioïden is cruciaal gezien de nadelen ervan, waaronder aanhoudend.

Onnodige voorschriften verminderen

Begrijpen of er een verband bestaat tussen het voorschrijven van opioïden in de tandheelkunde en een verhoogd risico op overdosis bij patiënten en hun families, die mogelijk toegang tot de medicijnen hebben, kan helpen om onnodige voorschriften te verminderen. Om dit te onderzoeken beoordeelden onderzoekers van de University of Michigan 8,5 miljoen tandheelkundige procedures die tussen 2011 en 2018 plaatsvonden. Voor zowel de patiënt- als familieanalyse werden gegevens van openbare en particuliere verzekeringen gebruikt.

Verband medicatie en overdosis

De onderzoekers analyseerden procedures waarbij een patiënt binnen drie dagen na een procedure ten minste één recept voor opioïden ontving. Met behulp van logistische regressie evalueerden ze het verband tussen blootstelling aan de medicatie en ten minste één overdosis binnen 90 dagen na een procedure. Vervolgens berekenden ze het gemiddelde marginale effect van de blootstelling. Dit geeft de verandering in waarschijnlijkheid van de uitkomst weer als iedereen versus niemand na de procedure minstens één recept kreeg.

Kwart van patiënten kreeg opioïden voorgeschreven

Van alle patiënten kreeg ongeveer een kwart opioïden voorgeschreven, waaronder oxycodon. De meest gebruikelijk procedure was een probleemgerichte beperkte mondelinge evaluatie, vaak een evaluatie van acute tandpijn. De volgende meest voorkomende procedures waren het trekken van tanden en endodontie.

Bijna drie keer zo groot risico

In totaal waren er 2.682 overdosisgevallen binnen 90 dagen na een tandheelkundige ingreep. Voor gevallen met en zonder opioïdenvoorschrift was dit risico achtereenvolgend 5,8 en 2,2 per 10.000 procedures.

Kinderen van patiënten

De familieanalyse omvatte bijna 3,5 miljoen procedures. Het 90-dagenrisico op overdosering bij een familielid was 1,7 per 10.000 procedures met een opioïdenvoorschrift, vergeleken met 1,0 per 10.000 voor degene zonder. Zo’n 42% van de familieleden die een overdosis kregen waren de kinderen van de patiënten, schreven de auteurs.

Meer studies nodig

Een beperking van de studie was dat er geen gegevens beschikbaar waren over ras, inkomen en niet-gediagnosticeerde stoornissen in het gebruik van verdovende middelen. Deze factoren kunnen allemaal de kans op het voorschrijven van opioïden en overdosering beïnvloeden. Volgens de auteurs zouden er meer studies moeten worden voltooid om te bepalen welke richting opioïde-initiatieven en -beleid moeten volgen om onnodig voorschijven te helpen verminderen.

Nadelen van opioïden

De “bevindingen onderstrepen verder het belang van het vermijden van onnodig voorschrijven van opioïden. […] Deze studie draagt bij aan de groeiende hoeveelheid literatuur die de nadelen van het voorschrijven van opioïden aantoon”, concluderen de onderzoekers.

Bron:
American Journal of Preventive Medicine 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Haaientanden zorgen voor onduidelijkheid over tandevolutie

Haaientanden zorgen voor onduidelijkheid over tandevolutie

Wetenschappers die onderzoek doen naar haaientanden hebben grote verschillen gevonden tussen het gebit van hedendaagse haaien en hun prehistorische voorouders. De vondst gaat in tegen de theorie dat tanden een universele ontwikkelingsmethode hebben. Het team Europese onderzoekers gebruikte ‘high-energy x-rays’ en andere ultramoderne onderzoeksmethoden om de tand- en kaakstructuur te onderzoeken van de prehistorische voorouders van haaien. Hun bevindingen publiceerde ze onlangs in Nature Ecology & Evolution.

Voorouders van haaien hadden een gebit dat was samengesteld uit meerdere opeenvolgende rijen tanden, terwijl moderne haaien tandkransen hebben. Het verschil in gebit deed de onderzoekers twijfelen aan de overtuiging dat gewervelde dieren een universele evolutionaire geschiedenis voor hun tanden hebben.

“Deze organisatie en het patroon van tanden danken haaien waarschijnlijk aan een universeel ontwikkelingsmechanisme, de tandlamina “, verklaarde coauteur Philip Donoghue, PhD, van de School of Earth Sciences van de University of Bristol in een persbericht. “Deze opeenvolgende rijen tanden kunnen niet worden verklaard door dit mechanisme.”

In plaats daarvan kan een complex gebit vele zijn verdwenen en teruggekeerd in de evolutionaire geschiedenis, denken de auteurs. Als gevolg hiervan zijn levende haaien en hun evolutionaire voorouders misschien het beste uitgangspunt om oplossingen te zoeken voor tandheelkundige ziekten bij de mens.

Bron:
Nature Ecology & Evolution

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Onbalans in orale bacteriën gelinkt aan belangrijke biomarker voor ziekte van Alzheimer

Onbalans in orale bacteriën gelinkt aan belangrijke biomarker voor ziekte van Alzheimer

Volwassenen met een goede cognitieve gezondheid maar met meer schadelijke orale bacteriën lopen mogelijk een groter risico op een belangrijke biomarker voor de ziekte van Alzheimer. Dit blijkt uit een onderzoek dat gepubliceerd is in Alzheimer’s & Dementia: Diagnosis, Assessment & Disease Monitoring.

Belangrijke biomarker

Bèta-amyloïde plaque is een van de twee belangrijkste biomarkers van de ziekte van Alzheimer. Alzheimerpatiënten vertonen lagere bèta-amyloïde 42-spiegels in cerebrospinale vloeistof, wat vertaalt naar hogere amyloïdespiegels in de hersenen. Er wordt verondersteld dat amyloïdeafzettingen in de hersenen het eerste pathologische kenmerk van Alzheimer is, decennia voor cognitieve disfunctie optreedt.

Oorzaak onbekend

De oorzaken van de ziekte worden nog niet volledig begrepen. Bewijs wijst erop dat ontstekingen, infecties en bacteriële dysbiose van de darm en mondholte een rol kunnen spelen. Bovendien is het algemeen bekend dat parodontale bacteriën, vooral bij orale ontstekingen, het hele lichaam kunnen beïnvloeden. Recent onderzoek suggereert dat ook de hersenen kunnen worden aangetast.

Onderzoek onder gezonde ouderen

Met behulp van een cross-sectionele studie onderzochten wetenschappers het verband tussen orale gezondheid en amyloïdeniveaus in de hersenen. 48 gezonde mensen van 65 jaar en ouder die geen tekenen van cognitieve stoornissen vertoonden werden geëvalueerd op parodontale bacteriën en bèta-amyloïdeniveaus in hun hersenvocht. De deelnemers ondergingen ook een reeks medische en psychologische tests, waaronder genotypering en MRI-onderzoeken.

Associatie tussen hersenamyloïde en orale bacteriën

Uit de resultaten bleek dat de aanwezigheid van hersenamyloïde werd geassocieerd met een toename in schadelijke orale bacteriën en verlaagde niveaus van gezonde bacteriën. Ook was een hogere subgingivale parodontale dysbiose geassocieerd met verlaagde bèta amyloïde 42-spiegels. Deelnemers met dergelijke spiegels van minder dan 571 pg/ml hadden hogere scores voor de orale dysbiose-index dan degenen met meer normale bèta-amyloïde 42-spiegels.

Vroege gebeurtenis

“Onze bevindingen toonden aan dat dysbiotische parodontale bacteriën geassocieerd waren met cerebrospinale-vloeistof (CSF)-biomarkers van amyloïdose maar niet met neurofibrillaire pathologie, wat leidde tot de hypothese dat parodontale dysbiotische effecten op [Alzheimerpathologie] een vroege gebeurtenis zijn”, schrijven de auteurs.

Groeiend bewijs

Aangenomen wordt dat dit de eerste studie is die het verband aantoont tussen bacteriën die aan de tandvleesrand worden aangetroffen en de biomarker bij cognitief gezonde ouderen. Het onderzoekt draagt bij aan het groeiende bewijs dat aangeeft dat parodontitis verband houdt met Alzheimer.

Schadelijke en nuttige bacteriën spelen rol

Hoewel het niet mogelijk was om oorzaak en gevolg te bepalen door de opzet van de studie, concludeerden de auteurs dat zowel schadelijke als nuttige bacteriën een rol spelen bij het moduleren van bèta-amyloïdeniveaus. Meerdere orale bacteriën lijken betrokken te zijn bij de expressie van amyloïdelaesies.

Onbalans voorkomen en behandelen

Aanvullende modellen zijn nodig om een directe link te leggen, maar het blijft essentieel om te onthouden dat een onbalans in bacteriën kan worden voorkomen en behandeld, schrijven de onderzoekers. “Parodontale dysbiose kan met behandeling worden veranderd, waardoor hoop wordt geboden dat de accumulatie [van bèta-amyloïde] kan woorden voorkomen, vertraagd of zelfs omgekeerd.”

Bron:
Alzheimer’s & Dementia: Diagnosis, Assessment & Disease Monitoring

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z