Ketenvorming

Hoe beïnvloeden schaalvergroting, taakdifferentiatie en ketenvorming uw vak? Geef uw mening

Hoe beïnvloeden ontwikkelingen als schaalvergroting, taakdifferentiatie en ketenvorming de wijze waarop u uw vak uitoefent? De VvAA onderzoekt dit om hierover het maatschappelijk en politieke debat te faciliteren. Graag horen we van u de gevolgen die u al dan niet ervaart door de verandering in het zorgveld. Doe mee aan een korte enquête

Vanuit de politiek (hoofdlijnenakkoord) bestaat de wens om de zorg goedkoper, toegankelijker en doelmatiger te organiseren. Er is sprake van een duidelijke ontwikkeling naar steeds grotere organisatieverbanden in de zorg. VvAA ontvangt in toenemende mate verontrustende signalen van leden over de gevolgen van het gewijzigde evenwicht in het zorglandschap, tussen aanbieders, zorgverzekeraars en patiënten.

Kleinschalig georganiseerde zorgverleners hebben steeds minder ruimte om hun praktijk en zorgverlening naar eigen inzicht in te richten en kunnen steeds minder tijd besteden aan de patiënt . We zien oudere, vrijgevestigde zorgverleners die hun praktijk vervroegd overdragen aan een keten of een grotere zorgaanbieder en jonge zorgverleners die steeds vaker afzien van het praktijkhouderschap.

Resultaten brede verkenning

Op basis van de onderzoeksresultaten bereiden we na de zomer vervolgacties voor waarmee de VvAA het maatschappelijk en politiek debat faciliteert over het belang van een zorglandschap waar zowel zorgverleners en patiënten een keuze hebben en waarmee we zorgverleners met stem en steun bijstaan in huidige ontwikkelingen.

Doet u mee aan een korte enquête?

Bent u werkzaam als tandarts of mondhygiënist en wilt u uw ervaring delen? Vul de enquête in Dit duurt maximaal tien minuten.

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?

Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?

Steeds vaker krijgen mondzorgprofessionals te maken met kinderen met gescheiden ouders. In het gunstige geval kunnen de ouders goed met elkaar overweg en zijn er goede afspraken gemaakt, die worden nageleefd. Maar het kan ook weleens anders zijn, waarbij conflicten over de hoofden van de kinderen worden uitgevochten. En soms is toestemming voor een behandeling de inzet. Het kan ook voorkomen dat er een acute situatie ontstaat, waarbij de toestemming niet gevraagd kan worden. Hoe hiermee om te gaan? En hoe kijkt de tuchtrechter hier tegenaan?

Gezag

Het ouderlijk gezag houdt de zeggenschap over minderjarigen in. Dat gezag ziet ook op behandelingen in de zorg. Ouders met gezag moeten namelijk beiden toestemming geven voor een behandeling. Vanaf 16 jaar mag een jongere zelf beslissen en is de toestemming niet meer nodig.

Vragen wie het gezag heeft

Maar hoe weet de mondzorgprofessional dan wie het gezag heeft? Er simpelweg van uitgaan dat de ouder die het kind begeleidt ook gezag heeft is niet voldoende. Er zal bezien moeten worden hoe de gezagsverhouding in elkaar steekt. Dat kan aan de ouder gevraagd worden die de jeugdige begeleidt, waarna de mondzorgprofessional daarvan aantekening kan maken in het dossier.
Als er reden is om twijfelen aan de juistheid, dan moet er gevraagd worden naar een bewijs van het gezag. Dat kan een bestaand huwelijk zijn, een uittreksel uit het gezagsregister of een uitspraak van een rechter bijvoorbeeld. Als er sprake is van gescheiden ouders, dan dient doorgevraagd te worden naar de afspraken over het gezag. In de meeste gevallen ligt dit vast in een ouderschapsplan.

Toestemming voor inschrijving en uitschrijving?

Bij het inschrijven van een kind in de praktijk wordt een nieuwe behandelrelatie gestart. Zeker in die situatie is het van belang dat helder is wie het gezag heeft en als dat beide ouders betreft, dat zij allebei toestemming geven voor de inschrijving.

Maar geldt dat ook voor de uitschrijving uit de praktijk? Op 4 mei 2021 is gebleken in een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Den Haag dat ook in het geval van uitschrijving geïnformeerd moet worden naar de gezagsrelatie. Er was sprake van een uitschrijving omdat de moeder met de dochters met de dochters verhuisde, waarvoor een gerechtelijke procedure nodig was geweest omdat de vader daar niet mee instemde. De arts ging ervan uit dat de vader ervan op de hoogte was en dat de uitschrijving in lijn was met de uitspraak van de rechtbank, en schreef de dochters dus uit. De klacht van de vader werd echter gegrond bevonden, omdat de arts had moeten informeren naar de toestemming van de vader.

En is altijd toestemming nodig, ook in geval van een vechtscheiding?

Het uitgangspunt is dat er toestemming van beide gezagdragende ouders moet zijn, maar het kan voorkomen dat dit in strijd is met de belangen van het kind zelf. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) heeft daar een uitzondering voor gemaakt: als het niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener, kan hiervan afgeweken worden.

Een situatie waar het Regionaal Tuchtcollege Zwolle zich over gebogen heeft in 2016 laat zien dat er inderdaad soms van het uitgangspunt afgeweken kan worden. Een moeder zat in een Blijf-van-mijn-lijf huis en kwam met haar dochter op het spreekuur van een fysiotherapeut. Er was geen contact met de vader. Er is op enig moment voor gekozen geen toestemming te vragen van de vader, vanwege de situatie. Het college geeft aan dat ook in vechtscheidingen de toestemming van beide ouders in beginsel voorop staat, maar dat dat complex kan zijn. De afweging om in dit geval geen toestemming van de vader te vragen, kan het college, in het belang van de minderjarige, billijken, zo wordt aangegeven. Wel wijst het college wederom op het belang van het controleren van de juridische gezagsverhouding bij aanvang van de behandelrelatie.

Toestemming voor een second opinion?

En hoe zit het bij een verzoek om een second opinion uit te voeren? Dat is over het algemeen een korte exercitie, met een duidelijk doel. Maar ook in dat geval gelden de regels voor de toestemming van beide gezagdragende ouders, als het gaat om een minderjarige. Ook een second opinion is namelijk een behandeling. Dit is op 4 mei 2021 door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag verduidelijkt. Er is dus ook voor een second opinion toestemming nodig van beide ouders met gezag.

Wat te doen bij acute situaties?

Voorgaande voorbeelden gaan uit van de situatie dat voor de behandeling de toestemming van de ouder(s) kan worden afgewacht. Maar er kunnen zich ook situaties voordoen waarbij dat niet zo is: acute situaties. De wet geeft hier een uitzondering voor, namelijk in het geval de tijd voor het vragen van toestemming ontbreekt aangezien de behandeling kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen. Gedacht kan worden aan een verkeersongeval of andere situatie waarbij direct ingegrepen moet worden. Ook kan het voorkomen dat één ouder met gezag niet te traceren is, maar de behandeling wel nodig is. Ook in dat geval kan het op enig moment de behandeling zonder toestemming van die ouder toch uitgevoerd worden.

Tot slot

Complexe situaties in de praktijk kunnen wat minder ingewikkeld worden als de juridische verhoudingen helder zijn. Daarom is het in de eerste plaats van belang bij aanvang van de behandelrelatie met een minderjarige kort maar grondig na te gaan en vast te leggen wat de gezagsverhoudingen zijn. Verder is het goed voor ogen te houden dat toestemming voor de behandeling van beide ouders met gezag het uitgangspunt is, maar dat zich situaties kunnen voordoen waarbij daar (in het belang van het kind) anders mee omgegaan moet worden.

Door: Daniël Post & Élize Breugem – www.eldermans-geerts.nl. Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Musici in de mondzorgpraktijk

Musici in de mondzorgpraktijk

In elke mondzorgpraktijk doet zo’n vijf procent van de patiënten in de mondzorgkunde iets met muziek (blazen). Problemen in het orofaciale gebied komen regelmatig voor. Vraagt u er niet naar, dan zullen die u voor een groot deel ontgaan.

Wat doet u met een puber die naar het conservatorium als hout/koperblazer wil en een beugel nodig heeft? Wat doet u als uw patiënt een overbeet heeft en klarinet speelt? Of als zich een koperblazer meldt met gingivitis en/of pijnklachten in de mond? Slechts enkele van de veelheid aan vragen die op u af kunnen komen.

Blazers en (alt)violisten komen nogal eens in de problemen op mond-, gebits- of kaakgewricht gebied. Of het nu pubers, bejaarden, amateur- of professionele musici betreft; zowel de musicus als behandelaar weet vaak niet dat er hulp voor mogelijk en nodig is. Eenieder die zelfstandig of in een tand-/mondheelkundig team werkt, krijgt vroeg of laat met deze specifieke problematiek te maken. Wat doet u met een puber die naar het conservatorium als hout/koperblazer wil en een beugel nodig heeft? Wat doet u als uw patiënt een overbeet heeft en klarinet speelt? Of als zich een koperblazer meldt met gingivitis en/of pijnklachten in de mond? Slechts enkele van de veelheid aan vragen die op u af kunnen komen.

Stressfactoren

Bij musici komen veel lichamelijke en psychosociale problemen voor; tot zeventig procent van de professionele musici kan twee weken per jaar niet musiceren vanwege de klachten. Dat is ook niet verwonderlijk als gekeken wordt naar alle stressfactoren in en rond de musicus. Het zijn met name blazers die bij klachten aan hun gebit met specifieke vragen komen. Wat te denken van de klarinettist die acht uur per dag met het mondstuk letterlijk en figuurlijk een wig drijft tussen zijn onder- en bovengebit. Vaak speelt men al vanaf jonge leeftijd en heeft het zich ontwikkelende gebit, tot en met het kaakgewricht, een uitweg moeten vinden in deze situatie. Bij welke inclinatiehoek van de snijtanden adviseert u dat er een reconstructie dient plaats te vinden?

Ook (alt)violisten die hun instrument vele uren asymmetrisch onder de kaak klemmen, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van klachten. Daarbij komt nog dat veel beroepsmusici een onregelmatig bestaan hebben, slechter eten, soms verslavingsgedrag vertonen, minder structurele tandhygiëne uitvoeren en vaak ook financieel beperkte mogelijkheden hebben voor goede tandheelkundige zorg. In de diagnostiek en behandeling is het nodig om op de hoogte te zijn van de specifieke factoren die bij het individu een medeoorzaak van de klachten zouden kunnen zijn.

Transdisciplinair denken

(Para)medici buiten de tand/mondheelkunde worden ook regelmatig geconfronteerd met klachten die uiteindelijk terug te voeren zijn op problemen in het mond-, gebits- of kaak(gewricht)gebied. In de revalidatiegeneeskunde en orthopedie betreft dit vaak pijnklachten in het nek/schouder gebied, bij de neuroloog hoofdpijnklachten, bij de KNO arts de bijholteproblematiek; u kunt zich hier nog wel wat bij voorstellen, alhoewel u waarschijnlijk nog nooit met een revalidatiearts heeft overlegd. Omgekeerd komt het waarschijnlijk ook weinig voor dat de revalidatiearts gericht met u overlegt, aangezien de mond- en tandheelkunde bij de gemiddelde arts een ’niemandsland’ is. En onbekend maakt onbemind.

Onduidelijker wordt het bijvoorbeeld bij ademhalings- en darmproblemen. Er blijkt een directe en complexe relatie te zijn tussen onder andere de tongmusculatuur en het middenrif. De tong heeft weer een directe relatie met de rest van het mondgebied. Zeker bij blazers en zangers die de gehele mondholte inzetten bij de toonvorming en articulatie, heeft dit alles verstrekkende gevolgen.

Bij blazers met klachten in het mondgebied kan deskundig advies worden gevraagd, bijvoorbeeld bij de Nederlandse Vereniging voor Dans en Muziekgeneeskunde of het Revalidatie Expertise Centrum voor Muziek & Dans, Revalidatie Friesland. Dit geldt met name als de klachten steeds terugkeren, langer dan zes weken duren of als de patiënt niet goed reageert op de ingezette behandeling.

Mondstukken

In dit kader voert een uitgebreide opsomming van alle specifieke problematiek te ver. Een aantal highlights zullen hier worden aangestipt over bijvoorbeeld de directe interactie tussen de mondstukken van blaasinstrumenten en de orofaciale structuren. Hiervoor is de indeling van Strayer (fig.1) erg verhelderend. Klasse A betreft dan de koperblaasinstrumenten met een onderverdeling in hoge (bijv. trompet) en lage instrumenten (tuba, trombone); bij de eerste worden kleine mondstukken gebruikt, bij de laatste groep grote. U kunt zich voorstellen dat langdurige druk van een groter mondstuk een andere invloed (en op een andere plek ten opzichte van het gebit) heeft, dan een klein mondstuk.

Afbeelding: De indeling van hout en koperblaasinstrumenten volgens Strayer waarbij de verschillende invloed op het mondgebied goed te zien is. (Bron: E. Grammatopoulos: Effects of playing a wind instrument on the occlusion. American Journal of Orthodontics & Dentofacial Orthopedics; 2012: 141, 138-145).

De druk die het mondstuk uitoefent op de lipspieren en het gebit is zeer verschillend. Toch kan men zich snel vergissen hoe dit in de binnenkant van de mond gaat. De dwarsfluit veroorzaakt relatief weinig druk, de hobo en andere hoogklinkende koperinstrumenten (trompet) zorgen echter voor zeer hoge druk tot in het zachte gehemelte. In een recente masterscriptie vond de Groningse tandheelkunde studente Merel Woldendorp inderdaad een relatie bij trompettisten tussen een hoge mondstukdruk op de lippen en tandheelkundige- en embouchureproblemen. Komt daar nog een correctieneiging bij in verband met een aanwezige over-, of in mindere mate, onderbeetstand (vergelijk bruxisme), dan is het wachten op verstoring van de stabiliteit en coördinatie van de intraorale spiertjes. Instabiliteit en ongunstige belasting van het craniomandibulaire gewricht met dysplasie kan het vervolg zijn.

Over- of onderbeet

Omdat de positie van de verschillende blaasinstrumenten ten opzichte van het gebit anders is, kan het zijn dat sommige instrumenten een over- of onderbeet juist stimuleren. Gespecialiseerd kaakchirurg Berndt Lapatki heeft hiervoor een verhelderend overzicht ontwikkeld. Hiermee is het direct duidelijk of bepaalde combinaties van soort instrument en kaakstand gunstig dan wel ongunstig zijn. Soms kan een blaasinstrument juist worden ingezet om een ongunstige stand van de snijtanden te verbeteren. Meest bekende voorbeelden hiervan zijn het bespelen van de klarinet of saxofoon bij een Angle-klasse II-2 of het bespelen van de dwarsfluit bij Angle-klasse II-1 (de tegengestelde stand van de bovensnijtanden ten opzichte van de ondertanden).

Het stoten of langdurige druk van het mondstuk tegen lippen, tandvlees of gebitselementen kan ook veel problemen geven. Een goede analyse kan worden gemaakt door de tandarts of kaakchirurg, maar ook mondhygiënisten en tandartsassistenten zijn uitstekend in staat om dit soort oorzaken op te sporen. Het is van belang om de patiënt het instrument mee te laten brengen en te kijken wat de blazer feitelijk doet. Met een nuchtere blik komt men dan een heel eind. Waar staat het mondstuk ten opzichte van de mond? Zijn er opvallende zaken te zien in het algemeen of als de blazer hoog dan wel laag speelt? Elke blazer verandert dan een beetje zijn/haar embouchure.

Model

Bij een afwijkende stand van gebitselementen of asymmetrieën in het gebit kunnen snel problemen ontstaan. Grotere problemen kunnen zich echter voordoen als bij een goed functionerende blazer gebitselementen qua stand worden aangepast. Het is dan van belang om een model te hebben van de uitgangssituatie, zodat altijd kan worden teruggewerkt naar deze situatie, mocht er, bijvoorbeeld traumatisch, een gebitselement verloren gaan, Ook hier geldt dat een nuchtere blik op de combinatie van blaasinstrument en blazer veel informatie kan opleveren.

Voor wat betreft het belang van de inclinatiestand van de snijtanden op het blazen wordt hier volstaan met de melding dat deze stand bepalend is voor de richting van de luchtstroom in de mondholte naar de lippen toe. Onder invloed van beugels maar met name de ouderdom verandert de inclinatie en kan orthodontisch ingrijpen soms genoodzaakt zijn ten behoeve van in ieder geval het musiceren.

Praktische tips

Musici kosten tijd. Eén keer meer tijd nemen levert veel resultaat op.

CODE of embouchure

Om gestructureerd naar de voor een koperblazer relevante orofaciale structuren te kijken, kan inmiddels gebruik gemaakt worden van ‘de CODE of Embouchure’ (zie youtube), een gevalideerde testbatterij met relevante items voor embouchure- en tandheelkundige problemen bij koperblazers. Dit meetinstrument bestaat uit 4 delen waarbij enerzijds naar de vorm en stand van orofaciale structuren wordt gekeken, en anderzijds naar het functioneren van deze structuren met/zonder koperblaasinstrument. Uiteindelijk komen de verschillende facetten van het koperblazen aan de orde.

Behandel zonder kennis van zaken nooit een hout- of koperblazer met standscorrigerende ingrepen tenzij vooraf deskundig advies is ingewonnen. Bij (semi)professionele blazers is het zeer raadzaam om een uitgangsbasis van het gebit in gips vast te leggen.

Indien klachten langer dan zes weken bestaan of gedeeltelijk therapieresistent zijn, kan verwijzing naar een collega-specialist, ander specialisme of transdisciplinair werkend team een overweging zijn. Denk bij nekklachten bijvoorbeeld eens aan de revalidatiearts.

Bij het Revalidatie Expertise Centrum voor Muziek & Dans, van Revalidatie Friesland is een specifiek spreekuur voor musici (zoals ook elders een aantal van deze multidisciplinaire spreekuren zijn).

Door:
dr. Kees Hein Woldendorp, Revalidatiearts en coördinator van het Revalidatie Expertise Centrum voor Muziek & Dans bij Revalidatie Friesland.

 

Update artikel juni 2021

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
CT scan

CBCT toont zeldzame implantaatdislocatie

Met behulp van Cone-Beam CT (CBCT) is een zeldzaam geval van een implantaatverplaatsing geïdentificeerd waarbij het tandheelkundige implantaat in de rechter ethmoïdale sinus van een man terecht was gekomen. Waarschijnlijk vertoonde de man door een anatomische variant geen symptomen die verband houden met het ontwrichte implantaat.

Kaakholteontsteking

Wanneer tandheelkundige implantaten en endodontische materialen de maxillaire sinus raken kan dat kaakholteontsteking veroorzaken. Dit kan leiden tot hoofdpijn, een stinkende neus- of koortsafscheiding en koorts of zwakte.

In zeldzame gevallen verplaatsen endodontische materialen volledig naar de kaakholte, wat kan leiden tot sinusitis als gevolg van een obstructie van de kaakholte. Volgens onder andere Filippo Cascio van de afdeling otorhinolaryngologie van het Papardo Hospital in Messina (Italië) zijn de effecten van paranasale sinusvariaties op de dislocatie van tandimplantaten niet beschreven.

Casus

Hij beschrijft in een casusreport het geval van een 63-jarige man die naar het ziekenhuis ging met klachten aan zijn rechter kaakholte. Ook had de man moeite met het herkennen van geuren. De symptomen begonnen nadat hij 20 dagen voor het ziekenhuisbezoek een osseo-geïntegreerd tandheelkundig implantaat in zijn 1.5 rechter bovenmolaar had gekregen. Er waren geen aanduidingen dat hij implantaatdislocatie had die verband hield met maxillaire sinitus.

Implantaat verplaatst naar ethmoïdale infundibulum

Omdat er niks werd gevonden tijdens een klinisch onderzoek en de symptomen verergerden, onderging de patiënt een 3D CBCT-scan. Dit toonde aan dat een 10 x 15 mm tandheelkundig implantaat was verplaatst naar het rechter ethmoïdale infundibulum van zijn rechter maxillaire sinus. Het werd geassocieerd met een slijmretentiecyste daar en een mucosale hyperplasie op de bodem van de linker kaakholte. Nadat het implantaat onder narcose werd verwijderd had de man na drie dagen geen verschijnselen meer.

Variant van maxillair ostium

De auteurs denken dat deze specifieke variant van een bilateraal accessoire maxillair ostium “een extra manier geeft voor de afvoer van slijm in de maxillaire sinus”. Hierdoor kon het implantaat naar de ethmoïdale sinus verplaatsen, “zonder slijmstagnatie en daaruit voortvloeiend sinusitis te veroorzaken”.

CT-scans na operaties

Dit zou kunnen worden voorkomen door CT-scans te maken na implantaatoperaties. “We […] stellen voor om in alle gevallen een 3D CT-scan uit te voeren na een tandheelkundige implantatie, om de juiste plaatsing van het implantaat bloot te leggen en om te zoeken naar anatomische varianten van de sinus bij licht symptomatische patiënten.

Overweeg altijd implantaatdislocaties

Daarnaast adviseren ze om een implantaatdislocatie altijd te overwegen, “zelfs zonder duidelijke symptomen van rhinosinusitus, omdat er anatomische varianten kunnen zijn die de ophoping van slijm in de sinus kunnen voorkomen”.

Bron:
Heliyon

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
tips die direct kunnen helpen bij nekpijn

3 tips die direct kunnen helpen bij nekpijn

Heb jij wel eens last van nekpijn tijdens het werk? Daar hoef je niet mee te blijven zitten. Deze drie tips kunnen direct verlichting bieden bij een zere of stijve nek.

Een slechte werkhouding zorgt bij veel tandartsen en mondhygiënisten voor nekpijn. En de stress, werkdruk, en onrust die veel mondzorgprofessionals het afgelopen jaar hebben ervaren, helpen daar niet aan mee. Gelukkig zijn er dingen die je nu kunt doen om je nek wat verlichting te bieden. Drie tips:

1. Zorg voor ontspanning

Spanning en stress wegen zwaar op je nek (en andere spieren). Ontspanning is dan ook een effectief medicijn tegen nekpijn. Kijk eens kritisch naar je agenda. Plan je wel genoeg rustmomenten in tussen de behandelingen door? Gun jij jezelf een korte wandelpauze, of even een momentje om een praatje met collega’s te maken? Dit soort kleine momenten van ontspanning en rust kunnen een groot verschil maken.

Maar meer ontspanning betekent niet altijd minder werken. Een duidelijke planning en takenverdeling in de praktijk zorgen ook voor ontspanning. Als je weet waar je aan toe bent, krijg je rust in hoofd. En daar wordt je nek uiteindelijk ook blij van.

2. Let op je werkhouding

De meest voorkomende oorzaak voor spierpijn tijdens het werken, is een slechte werkhouding. Veel mensen hebben niet eens door dat ze een slecht postuur hebben, terwijl ze wel met een gebogen rug en gedraaide nek aan het behandelen zijn. (Tip: laat een collega eens een foto van jou maken terwijl je aan het werk bent, dan kan je zien hoe jouw natuurlijk werkhouding er uit ziet.)

Hoe los je dit op? Als tandarts of mondhygiënist moet je nu eenmaal af en toe draaien en buigen om in de juiste positie te komen. De beste tip: Maak effectiever gebruik van de tools om je heen. Gebruik bijvoorbeeld de hoofdsteun van de stoel van de patiënt om zijn of haar hoofd anders te positioneren. Dan hoef jij jouw nek niet onnodig te belasten. Weten hoe je de hoofdsteun goed instelt? Lees dan dit artikel van BBO Ergo.

3. Doe wat bewegingsoefeningen

Voldoende beweging helpt bij het voorkomen en verminderen van spierpijn (de spierpijn na het sporten uitgesloten, natuurlijk). Regelmatig sporten en wat vaker de fiets pakken, kunnen al het verschil maken tussen veel of weinig nekpijn. Maar ook kleinere oefeningen die je tijdens je werk of tussen behandelingen door kan doen, kunnen helpen. Afwisselende bewegingen zorgen namelijk voor doorbloeding en herstel van spieren die zwaar belast worden.

Strek je lichaam bijvoorbeeld meerdere keren per dag uit. Zwaai en draai met je armen. Hol je rug. En rek je nekspieren door je hoofd vijf tellen zo ver mogelijk naar links en rechts te kantelen en dit voor beide kanten minimaal drie keer te herhalen. Elke vorm van beweging is winst, als je tijdens je werk een statische, belastende houding hebt.

Nekklachten verminderen en voorkomen voor meer werkplezier

Een zere nek kan het plezier uit je werk halen. Daarom is het belangrijk om goed op deze tips te blijven letten. Zorg voor voldoende ontspanning en beweging, en let op je werkhouding. Daarmee kom jij stap voor stap dichterbij het verminderen en voorkomen van nekklachten. En nu je klaar bent met dit artikel heb je een goed moment om wat rek- en strekoefeningen te doen.

Bron:
BBO Ergo

 

 

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z
Video’s Carbamide peroxide vs. waterstofperoxide voor bleken tanden

Video’s: Carbamide peroxide vs. waterstofperoxide voor bleken tanden

In de eerste video wordt intern en extern bleken besproken. Er wordt uitgelegd hoe bleek gels werken en hoe nadelige effecten voorkomen kunnen worden.
In de tweede video worden carbamide peroxide en waterstofperoxide vergeleken met elkaar.

Een product dat 10% waterstofperoxide bevat is vergelijkbaar met een product dat 30% carbamide peroxide bevat. In een studie uitgevoerd door de American Dental Association is aangetoond dat carbamide peroxide in eerste instantie meer uitgesproken resultaten laat zien, maar uiteindelijk zullen producten met zelfde hoeveelheden carbamide peroxide en waterstofperoxide tot hetzelfde resultaat leidden.

Video: intern en extern bleken

Video: vergelijking carbamide peroxide en waterstofperoxide

 

 

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Thema A-Z, Video
tandenborstels

NVM-mondhygiënisten: eerste jaar experiment zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist een succes

Het experiment tijdelijke zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist loopt nu een jaar. NVM-mondhygiënisten is tevreden met de positieve resultaten tot nu toe. De professionaliteit van het werk van de mondhygiënist wordt door het experiment, met het toekennen van een volledige zelfstandigheid, en de ervaringen van het afgelopen jaar bevestigd, zegt de beroepsorganisatie.

Op dit moment zijn er 427 mondhygiënisten (tijdelijk) geregistreerd in het BIG-register, meldde NVM-mondhygiënisten op social media.

Geregistreerd-mondhygiënisten, mondhygiënisten die meedoen aan het experiment en in het BIG-register geregistreerd staan, hebben voor het vullen van kleine gaatjes, het verdoven en het maken van röntgenfoto’s geen opdracht van de tandarts meer nodig. En dat heeft voordelen volgens NVM-voorzitter Manon van Splunter-Schneider: “De patiënt komt centraal te staan en niet het administratieve systeem, wat de continuïteit, beschikbaarheid en kwaliteit van de mondzorg ten goede komt. Simpel gezegd betekent dit dat de patiënt gelijk geholpen kan worden en niet een vervolgafspraak hoeft te maken omdat er bijvoorbeeld eerst een röntgenfoto gemaakt moet worden bij de tandarts of op een opdracht gewacht dient te worden.”

Bron:
NVM-mondhygiënisten

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z
Gespleten tand

Gespleten tand: niet verwijderen maar sealen

Momenteel bestaat de behandeling van gespleten tanden uit het trekken van de tand in kwestie. Clinici hebben nu echter een gespleten tand behouden door de breuklijn wijder te maken en te sealen met mineraal trioxide-aggregaat (MTA) en composiet, zonder te hoeven extraheren.

In theorie niet onbehandelbaar

In het algemeen wordt een gespleten tand als onbehandelbaar beschouwd maar in theorie zou de tand kunnen worden behouden. Tandheelkundige specialisten van University Hospital Heidelberg hebben in een studie een niet-chirurgische aanpak ontwikkeld en getest om gespleten tanden te behouden.

Nieuwe aanpak testen

De nieuwe aanpak werd getest op een 48-jarige man die latente pijn in zijn tand ervoer. Pulpatesten veroorzaakten een onmiddellijke maar langdurige reactie en onderzoek met een parodontale sonde toonde een geïsoleerd defect van 11 mm. Verder had de patiënt goede mondgezondheid.

Verschillende fases

De man koos voor niet-chirurgische behandeling die in drie fasen plaatsvond. Eerst werd de breukopening verbreed en het apicale deel van de wortelkanalen geobtureerd met een MTA-plug. De breukspleet werd vervolgens afgedicht met MTA waarna occlusale aanpassingen werden gemaakt. De auteurs schreven dat calciumhydroxide moet worden aangebracht op de spleet indien hevig bloeden het herstelproces onmogelijk maakt.

Secundair fractuurherstel

De tweede fase bestond uit secundair fractuurherstel en interne stabilisatie van de tand en gebeurde binnen 48 uur na het eerste deel. De MTA-laag werd gereduceerd tot minimale dikte om het droog aanbrengen van composiethars mogelijk te maken. Dit werd direct gevolgd door het bedekken van het cement en resterende breukopening met het hars. Ook werd het composiethars gelaagd aangebracht om het wortelkanaalsysteem te vullen voor interne stabilisatie en reconstructie.

Restauratie

Tijdens zijn derde bezoek werd de patiënt voorbereid voor de restauratie. Het laatste deel bestond uit het voltooien van de adhesieve cementering van een lithiumdisilicaat met dubbeluithardende composiethars. Tot slot kreeg de patiënt training in mondhygiëne.

Behandeling succesvol

Gedurende drie jaar aan halfjaarlijkse follow-ups toonden klinische en radiologische beoordelingen dat de behandeling succesvol was. De auteurs merkten op dat dit deels toe te schrijven was aan het behoud van goede mondhygiëne door de patiënt.

Niet altijd geschikt

De beschreven methode is minder geschikt voor tanden met fracturen in de lengte waarvoor andere procedures beter zijn, zeggen auteurs van een artikel in het Journal of Endodonctics. Aanvullende studies zijn nodig om de haalbaarheid en het succespercentage op de lange termijn van deze nieuwe aanpak te bevestigen. Desalniettemin is “de methode om gespleten tanden te herstellen met MTA en composiet […] een behandeling die het overwegen waard is”.

Bron:

Journal of Endodontics 

Lees meer over: Endodontie, Thema A-Z
Ivoren Kruis vraagt informateur om aandacht voor mondzorg

Ivoren Kruis vraagt informateur om aandacht voor mondzorg

In een brief aan informateur Mariëtte Hamer heeft het Ivoren Kruis aandacht gevraagd voor de mondzorg. De vereniging roept op tot een integrale benadering van gezondheid en onafhankelijke commissie.

“Het gaat niet goed met de mondgezondheid van de Nederlandse bevolking en wij maken ons daar grote zorgen over.” De openingszin van de brief die het Ivoren Kruis naar informateur Hamer stuurde, is veelzeggend. De politiek moet ingrijpen om de mondzorg te verbeteren.

Lees hier de brief die het Ivoren Kruis schreef voor informateur Hamer.

Problemen in de mondzorg

In de brief uit het Ivoren een reeks zorgen over de mondzorg en mondgezondheid in Nederland. Zo is de mondgezondheid van kinderen verslechterd en is de mondzorg steeds ontoegankelijker voor kwetsbare groepen zoals armen en ouderen. Ook moeten steeds meer mensen van de beste vervolgbehandeling afzien vanwege de hoge kosten en dreigt er een nijpend tekort aan mondzorgprofessionals.

Bovendien schrijft het Ivoren Kruis dat “er teveel vanuit ‘ziekte en genezing’ wordt gedacht en teveel vanuit de mondzorg als aparte entiteit” in de gezondheidszorg. “Een integrale benadering vanuit gezondheid is dan ook dringend nodig”, schrijft het Ivoren Kruis in dikgedrukte letters.

Mogelijke oplossingen

De vereniging stelt “van harte” voor om “een brede onafhankelijke commissie in te stellen die een voorstel ontwikkelt voor een integrale aanpassing van de systematiek in de mondzorg.” De coronacrisis heeft zorgprofessionals wakker geschud waardoor er een momentum is ontstaan waarvan volgens het Ivoren Kruis gebruik gemaakt zou moeten worden.

Het Ivoren Kruis besluit de brief aan de informateur met het voornemen haar verantwoordelijkheid te nemen:

“Graag zou het bestuur van het Ivoren Kruis haar verantwoordelijkheid willen nemen door bij te dragen aan het ontwikkelen van een werkelijk innoverend én gezondheid bevorderend mondzorgsysteem, waarbij zowel patiënt als mondzorgverlener op basis van wetenschappelijk handelen tot een voor beide partijen aantrekkelijk mondzorgmodel kunnen komen. Een model dat ook crisisbestendig is zodat de mondzorg niet meer zo in de problemen zal komen als de reguliere zorg tijdelijk niet kan worden uitgevoerd. Een model ook dat meer en eerlijker gezondheidskansen creëert voor mensen met een kwetsbare maatschappelijke positie.”

Stroeve formatie

De brief is op 14 mei 2021 naar de informateur gestuurd. Hamer heeft haar taak als informateur inmiddels voltooid. Na maanden vol schandalen, hakken in het zand, en stroeve gesprekken leverde zij 22 juni haar eindverslag in. Daarin is te lezen dat VVD en D66 een ‘proeve van regeerakkoord’ zullen schrijven.

De verwachting is dat de daadwerkelijke formatie – op basis van het proeve van regeerakkoord – pas half augustus begint. Na het zomerreces in Den Haag. Welk effect de brief van het Ivoren Kruis zal hebben, blijft dus nog even een vraag.

Bron
Ivoren Kruis

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

3D-foto van gezicht kan slaapapneu voorspellen

Een analyse van gezichtskenmerken uit 3D-fotos zou de kans op obstructieve slaapapneu (OSA) kunnen voorspellen. In de toekomst kan deze methode worden gebruikt in combinatie met goedkope 3D-fotografiesystemen om eenvoudiger patiënten te kunnen diagnosticeren.

Vaak ongediagnosticeerde aandoening

Obstructief slaapapneu is een veelvoorkomende en potentieel dodelijke aandoening die vaak verholpen kan worden. Dan moet het alleen wel gediagnosticeerd worden, wat vaak niet gebeurt. “Daarom zijn er eenvoudige, accurate screeningstools nodig om te voorspellen wie OSA hebben,” zei hoofdauteur Peter Eastwood van het Centre for Sleep Science aan de University of Western Australia.

Slaaponderzoeken en 3D-foto’s

Bij de studie waren 300 personen betrokken met verschillende ernstniveaus van slaapapneu en 100 mensen zonder slaapapneu. Allen ondergingen ’s nachts slaaponderzoeken en 3D-foto’s met een craniofaciaal scannersysteem. Met behulp van vooraf bepaalde oriëntatiepunten werden allerlei afstanden en rondingen van het gezicht gemeten. De onderzoekers wisten dat de breedte van het midden- en ondergedeelte van het gezicht correleert met de ernst van OSA en gebruikten dit om de mate van slaapapneu te voorspellen.

Algoritme voorspelt slaapapneu

Een algoritme werd getraind op de patiënten en getest op een andere set patiënten. In 89 procent van de controlegroep werd slaapapneu juist voorspeld. Wanneer het algoritme werd getraind op 2D-foto’s was dit 86 procent. Een combinatie van beide metingen gaf het beste resultaat met 91 procent.

Nekbreedte en retrusie belangrijke indicatoren

De data identificeerden nekbreedte en de mate van retrusie van de onderkaak als de gelaatstrekken die het meeste worden geassocieerd met slaapapneu. “De gegevens van de huidige studie geven aan dat andere metingen zoals de breedte en lengte van de onderkaak, de breedte van het gezicht en de afstand tussen de ogen ook bijdragen aan het onderscheiden van individuen met en zonder OSA,” zei een van de wetenschappers.

Goede screeningtool

In de toekomst is 3D-fotografie een goede screeningtool, denken de onderzoeker. Dit kan gecombineerd worden met data van een digitale gezondheidstracker en -geschiedenis van een patiënt. Hoewel deze studie gebruik maakte van een duur cranofaciaal scannersysteem is het misschien mogelijk om een dergelijke methoden in te bedden in bestaande, goedkope 3D-fotografiesystemen.

Bron:
Journal of Clinical Sleep Medicine
Science Daily (American Academy of Sleep Medicine)

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
lachen, tanden

De verschillen tussen de glimlach van een beroemdheid en de gewone mens

Het blijkt dat de glimlach van beroemdheden nogal verschilt van die van ons gewone volk. Lachende beroemdheden toonden onder andere vaak een groter aantal tanden en geen kanteling van de maxillaire middellijn, schrijven Spaanse onderzoekers in het Journal of Prosthetic Dentistry.

Beroemdheden versus tandheelkundestudenten

De studie probeerde erachter te komen wat de verschillen zijn tussen 58 foto’s van beroemdheden met de beste esthetische glimlach en een controlegroep bestaande uit 144 tandheelkundestudenten. Hoewel geen namen werden genoemd, onthulde een snelle zoekopdracht op het internet bekende namen als Kate Middleton, Beyoncé en George Clooney als sterren die vaak voorkomen op ‘best smile’-lijstjes.

Verschillende variabelen

Foto’s die van voren waren genomen werden vergeleken en verschillende variabelen werden gemeten. Zo keken de auteurs bijvoorbeeld naar de glimlachlijn, -boog en breedte, de kanteling van de middellijn van de tanden en incisale randen en onderliprelatie.

Lachboog belangrijke esthetische factor

Uit de resultaten bleek dat er significante verschillen zijn tussen een perfecte en normale lach. De boog van de glimlach was een van de belangrijkste verschillen. Beroemdheden hadden vaker een parallelle lachboog en zelden een omgekeerde boog. “Sommige auteurs beschouwen dit als de belangrijkste esthetische factor, waardoor een glimlach van acceptabel in onaantrekkelijk verandert”, schreven de auteurs.

Mooiere glimlach toont meer tanden

Daarnaast hadden beroemdheden vaker een afwijkende middellijn, maar veel lagere graden van kanteling van de middellijn (0,25° tegenover 1,03°). Ze vertoonden ook meer tanden: geen beroemdheid liet minder dan acht tanden zien terwijl maar 4% van de tandheelkundestudenten wel acht of meer tanden wel toonde.

Meer verschillen

Verder hadden beroemdheden vaker parallelle interpupillaire relaties met de commissurale lijn en het occlusale vlak. Beroemdheden hadden een gemiddelde discrepantie van 0,22° voor de commissurale lijn en 0,40° voor het occlusale vlak, vergeleken met 1,06° en 0,96° voor studenten. Tenslotte was de mate van kantelafwijking veel lager voor beroemdheden dan voor de controlegroep.

Patiënttevredenheid

Door de glimlach te analyseren hopen de auteurs een meer bevredigende glimlach voor patiënten te kunnen creëren door middel van prothetische orthodontie. “Door de glimlach te analyseren van degenen die als mooi of aantrekkelijk worden beschouwd en te weten welke parameters van de glimlach door de algemene bevolking als de meest invloedrijke in de esthetiek worden beschouwd, zal de patiënttevredenheid toenemen”, schrijven de onderzoekers.

Bron:
Journal of Prosthetic Dentistry

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Betere gezondheid bij 75-plussers met eigen gebit

Betere gezondheid bij 75-plussers met eigen gebit

75-plussers die hun eigen gebit nog hebben, hebben doorgaans een betere gezondheid dan leeftijdgenoten zonder eigen gebit. Ze gebruiken minder medicijnen, hebben minder ziektes en worden minder vaak opgenomen in een verpleeghuis. Dit blijkt uit onderzoek van tandarts Mieke Bakker van het UMCG. Zij promoveerde op woensdag 9 juni op de resultaten van haar proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Ouderen behouden tegenwoordig steeds vaker hun eigen gebit of worden voorzien van een klikgebit.  Met het ouder worden neemt het vermogen om goed voor jezelf te zorgen af door bijvoorbeeld lichamelijke- en/of geheugen-problemen. Ook het tandartsbezoek neemt in deze groep af. Dit alles heeft veel impact op hun mondgezondheid, en een slechte mondgezondheid kan weer gevolgen hebben voor hun algemene gezondheid. In haar onderzoek keek Mieke Bakker vooral naar het verband tussen de gezondheidssituatie in de mond en de algemene gezondheid. Zij richtte zich in haar onderzoek vooral op ouderen van 75 jaar en ouder.

Ouderen 8 jaar gevolgd

Bakker werkte voor haar onderzoek met de gegevens van een groot aantal ouderen in Nederland. Deze was verdeeld in drie groepen:  143.199 ouderen met een eigen gebit, 24.923 ouderen met een kunstgebit en 6.503 ouderen met een klikgebit. Deze groepen zijn acht jaar lang gevolgd. Jaarlijks werd bij hen gemeten hoe vaak zij een bezoek aan zorgverleners brachten, hoeveel medicatie zij kregen voorgeschreven, hoeveel medicijnen zij in totaal gebruikten, of ze chronische ziekten hebben en wat hun zorgkosten waren.

Betere gezondheid ouderen met eigen gebit

Uit de studie van Bakker blijkt dat de onderzochte ouderen met een eigen gebit doorgaans een betere gezondheid hebben dan ouderen zonder eigen gebit. Zij gebruiken minder medicijnen en  hebben minder ziektes. Ook worden ze minder vaak opgenomen in een verpleeghuis en hebben ze minder vaak medische zorg nodig. Hun zorgkosten zijn lager, zowel de tandheelkundige als de  algemene zorgkosten.

Gezondheid ouderen met klikgebit gaat achteruit

Ouderen met een klikgebit hebben op het moment dat ze de implantaten krijgen vaak een relatief goede gezondheid. Deze is  vergelijkbaar met de algemene gezondheid van ouderen met een eigen gebit. Alleen treden in de loop van de tijd veranderingen in hun gezondheid op: na een paar jaar is hun gezondheid achteruit gegaan en steeds meer vergelijkbaar met de gezondheid van ouderen met een kunstgebit van dezelfde leeftijd.

Tandartsbezoek alle 75-plussers afgenomen

Daarnaast komt uit het onderzoek naar voren dat over een periode van 8 jaar het tandartsbezoek van alle ouderen was afgenomen. Vergeleken met het begin van die periode, ging na 8 jaar 67% van de ouderen met eigen gebit nog naar de tandarts. Voor  ouderen met kunstgebit was dat  10% en  ouderen met klikgebit  25% .

Curriculum vitae

Mieke Bakker (Coevorden, 1991)  behaalde haar bachelor-diploma Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit van Utrecht. Daarna stapte ze over naar de opleiding Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit in Groningen, waar ze het verkorte opleidingsprogramma voor zij-instromers heeft gevolgd en in 2016 afstudeerde. Zij deed haar onderzoek bij het Kolff Instituut van het UMCG, bij het onderzoeksprogramma: MOHOF: Maintaining Oral Health and Oral Function onder leiding van prof. dr. A. Visser, prof. dr. A. Vissink en prof. dr. G.M. Raghoebar. De titel van haar proefschrift is: Impact of oral status on general health of elderly.

 

 

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

Neuropathische pijn: oorzaken en behandeling

Verwijzing van de endodontoloog: ‘’Ik ga de wortelkanaalbehandeling afmaken, maar volgens mij is er een andere reden voor de klachten mogelijk…..’’ Naast de wortelkanaalbehandeling heeft de endodontoloog het vermoeden van een andere oorzaak. Hoe zit dat precies? Is kiespijn niet gewoon kiespijn? Lost de wortelkanaalbehandeling de pijn niet altijd op? Michail Koutris liet in zijn lezing zien dat er ook andere oorzaken zijn die zich kunnen presenteren als kiespijn.

Wat is je differentiële diagnostiek bij kiespijn?

In de meeste gevallen betreft een dentale pijn. Maar denk ook aan gerefereerde TMD of neuropathische pijn.

Definitie neuropathische pijn

Wat is neuropathische pijn (NP)? Neuropathische pijn is pijn die veroorzaakt wordt door een beschadiging of een functiestoornis van de zenuwen of het ruggenmerg en de hersenen (oftewel het perifere of centrale zenuwstelsel).

Epidemiologie

6000 patiënten uit een huisartsenpraktijk in Engeland zijn getest, waarvan 48% chronische pijn heeft en 8% neuropathische pijn. 120 patiënten hebben verschillende chronische pijn condities, bij 18% betreft het een neuropathische pijn.
Epidemiologie (op basis van een klein aantal studies):

  • 2-3% na endodontische chirurgie
  • 7% na een niet-chirurgische wortelkanaalbehandeling
  • 3% na zenuwtrauma

Etiologie

  • Zenuwbeschadiging
  • Systemische aandoeningen oa. diabetes mellitus, herpes zoster
  • Tumor
  • Idiopathisch

Patiënten met NP kunnen zich presenteren met symptomen zoals een verhoogde gevoeligheid voor pijn (hyperalgesie) of een verminderde gevoeligheid voor pijn (hypo-esthesie).De klachten die patiënten vertellen zijn bij een NP:

  • Brandend en verdoofd gevoel
  • Elektrische schok, en ook
  • Paresthesie

Classificatie en behandeling

De ‘‘’International Classification of Orofacial Pain’’, ook wel ICOP is een document dat gaat over de classificatie van alle mogelijk aangezichtspijn diagnoses, waarvan hoofdstuk 4 over NP van het hoofd en aangezicht.

De definitie van trigeminus neuralgie (primair): pijn is nooit continue. Er is sprake van kortdurende pijnaanvallen die 1 seconde tot 2 minuten kan duren. Kenmerkend is dat de pijn intens, scherp, oppervlakkig of stekend is. Er is een triggergebied of triggerfactor, bijvoorbeeld aanrakingen, temperatuurverschil, wind/airconditioning, bepaalde bewegingen. Het ontstaat door lokale demyelinisatie van het zenuwweefsel of compressie van de nervus trigeminus door een bloedvat.

Bij het vermoeden van NP is het belangrijk om eerst andere pathologie uit te sluiten. Diagnostische testen zijn: diagnostiek richting medische oorzaken, kwalitatief/kwantitatief somatosensorisch onderzoek en beeldvormend onderzoek (CT/MRI).

Het advies voor behandeling van NP is altijd medicamenteus starten. Medicijnen worden voorgeschreven door de huisarts of medisch specialist. Eventueel kan worden overgaan tot chirurgie.

Naast een primaire trigeminus neuralgie kan er ook sprake zijn van een secundaire trigeminus neuralgie. Naast de kenmerken van een primaire trigeminus neuralgie wordt er bij secundaire trigeminus neuralgie een oorzakelijke afwijking aangetoond aan de fossa posterior. Oorzaken kunnen zijn: multiple sclerose, postherpetisch, diabetes mellitus, tumoren. De diagnostiek is hetzelfde als omschreven bij trigeminus neuralgie primair. Echter de behandeling verschilt. Voor secundaire trigeminus neuralgie bestaat de behandeling uit het behandelen van onderliggende pathologie. Het is noodzakelijk om te verwijzen voor behandeling hiervan. Een multi-disciplinaire aanpak door samenwerking van specialisten (oa. neuroloog, neurochirurg, MKA-specialist) is cruciaal.

Take home messsage

– Herken de klachten
– Kwalitatief somatosensorisch onderzoek
– Denk aan neuropathische pijn bij het diagnostisch onderzoek. Bij twijfel verwijzen.

Dr. Michail Koutris is tandarts-gnatholoog en universitair docent bij de afdeling Orale Kinesiologie van het ACTA. Hij verzorgt onderwijs op het gebied van orofaciale pijn voor studenten tandheelkunde en tandartsen in de post-initiële opleiding Oral Health Science. Hij is actief in onderzoek en in patiëntenzorg van de Kliniek voor Orofaciale Pijn en Disfunctie van het ACTA. Ook werkt hij als tandarts-gnatholoog bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde en bij de Ziekenhuistandheelkunde-kliniek van de MKA-chirurgie-afdeling van het AUMC/locatie AMC. Hij is hoofd van de Onderzoekscommissie van de “European Academy of Orofacial Pain and Dysfunction-EAOPD” en Secretaris/Penningmeester van de “International Network for Orofacial Pain and Related Disorders Methodology-INfORM” van de IADR.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Michail Koutris tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Corrie-Jongbloed

“Eén mondhygiënist kan een enorm verschil maken”

Op 26 juni 2021 organiseert de International Federation of Dental Hygienists (IFDH) online de ‘Global Oral Health Summit’. Aanleiding voor een gesprek met de Nederlandse president van de IFDH Corrie Jongbloed-Zoet over de IFDH, de summit en de rol van de mondhygiënist in Nederland en de rest van de wereld.

Kun je je voorstellen?

“Sinds 1978 ben ik mondhygiënist. In het begin van mijn carrière heb ik in een algemene praktijk gewerkt, voor een deel in combinatie met het voorzitterschap van de NVM-Mondhygiënisten. In die tijd werd de opleiding tot mondhygiënist uitgebreid van twee naar drie jaar, de bevoegdheden uitgebreid en werd vrije vestiging van mondhygiënisten gelegaliseerd. Na deze bestuursperiode heb ik de overstap gemaakt naar het onderwijs om daarna opnieuw een aantal jaren de functie van voorzitter van de NVM te bekleden. In deze periode werd de opleiding vierjarig en de bevoegdheden van mondhygiënisten opnieuw uitgebreid. Ik combineerde dit met een bestuursfunctie bij de IFDH. Van vicepresident werd ik president-elect en sinds 2019 ben ik president van de organisatie.”

Wat doet de IFDH?

“De IFDH verenigt mondhygiënistenverenigingen van over de hele wereld met als oorspronkelijk doel dat we van elkaar kunnen leren en elkaar helpen. De Federatie in de huidige vorm is opgericht in 1986; op dit moment zijn er verenigingen uit 36 landen lid van. Samen vertegenwoordigen we ongeveer 90.000 mondhygiënisten. Het hoofdkantoor is gevestigd in de Verenigde Staten, Washington, waar een directeur en zijn staf de dagelijkse leiding van de Federatie heeft. Het vijfkoppige bestuur bestaat uit vertegenwoordigers uit Canada, Groot Brittannië, Ierland, Australië en dus Nederland. De aangesloten landen hebben allemaal twee vertegenwoordigers in het zogenaamde ‘House of Delegates’ en bepalen, samen met het bestuur, het beleid. De visie en de missie van de IFDH zijn nu vooral gebaseerd op het promoten van mondgezondheid en het bestrijden van mondziekten, waarbij we opleiding, onderzoek en praktijk betrekken. De IFDH ziet de mondhygiënist als de ‘preventiespecialist’ op het gebied van de mondzorg (key provider van preventieve mondzorg) en draagt dat uit in internationale bijeenkomsten, bij andere mondzorgorganisaties en bij politici en beleidsmakers. Daarnaast hebben we een aantal programma’s op het terrein van maatschappelijke verantwoordelijkheid, op het gebied van bij- en nascholing en onderzoek. Ook organiseren we een tweejaarlijks internationaal ‘Symposium on Dental Hygiene’ (de eerstvolgende in augustus in Dublin, Ierland). Meer informatie over de federatie en haar programma’s en activiteiten is te vinden op de website van de IFDH.”

Wat is het doel van de ‘Global Oral Health Summit’?

“Het doel van de summit is aandacht vragen voor preventieve mondzorg en de rol die de mondhygiënist daar in speelt en kan spelen. Al jarenlang verschijnen er talrijke onderzoeken en publicaties over het belang van een goede mondgezondheid en het belang en de effecten van preventieve mondzorg. Maar de cariësprevalentie blijft wereldwijd onverminderd hoog, net zoals de kosten die daarmee gemoeid zijn. Mij viel op dat in internationale publicaties zoals bijvoorbeeld in The Lancet of van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) of de internationale federatie van tandartsen (FDI) het woord mondhygiënist niet of nauwelijks voorkomt, terwijl wij degenen zijn die de preventieve zorg het meest uitoefenen. Na een lezing in het Europese Parlement over dit onderwerp bedacht ik, dat dat zou moeten veranderen. We hebben toen besloten alle partijen die bij mondgezondheid betrokken zijn, uit te nodigen om hierover van gedachten te wisselen. De vraag was: hoe kunnen mondhygiënisten meer bijdragen om het wereldwijde, grote probleem van mondongezondheid op te lossen? De conferentie zou eerst afgelopen maart in Barcelona hebben plaatsgevonden, maar uiteraard moesten ook wij overgaan op een digitale variant. Tot ons grote plezier hebben inmiddels álle uitgenodigde internationale organisaties bijdragen geleverd. Dit zijn onder andere WHO, FDI, ACFF (Alliance for a Cavity-free Future), EOHP (Platform for better Oral Health in Europe), IADR (International Association for Dental Research) en EDHF (European Dental Hygienists Federation). Hun bijdragen zijn online te zien en beluisteren. Op 26 juni vindt ter afsluiting een live rondetafelgesprek plaats. We hopen dat in de toekomst de mondhygiënist meer en beter betrokken is bij het beleid op het gebied van preventieve mondzorg en dat we meer kunnen bijdragen. Voor de summit kun je je nog inschrijven.”

Jij bent een van de sprekers op het congres. Waar ga je het over hebben?

“Als eerste over de omvang van het probleem. Volgens de WHO hebben wereldwijd 3,5 miljard mensen een aandoening aan het gebit of de omringende weefsels – dat is ongeveer de helft van de wereldbevolking – en sterven er jaarlijks 180.000 mensen ten gevolge van mondkanker. Nog een paar schrikbarende getallen: wereldwijd hebben 530 miljoen kinderen cariës in het melkgebit en 10% van de volwassen wereldbevolking lijdt aan ernstige parodontale aandoeningen (cijfers uit 2017). Ook de ACFF komt met vergelijkbare cijfers: 2,3 miljard volwassenen hebben onbehandelde caviteiten in hun gebit. Geschat wordt dat er aan het behandelen van caviteiten wereldwijd in een jaar 160 miljard US dollars is besteed, terwijl productiviteitsverlies nog eens een kostenpost van 84 miljard zou bedragen (cijfers uit 2015). In Europa is het al niet veel beter: EOHP schat dat in de EU jaarlijks 100 miljard wordt besteed aan mondzorg met een productiviteitsverlies van 57 miljard. En dat terwijl 90% van alle aandoeningen in de mond te voorkomen is… Mijn pleidooi is er dus op gericht dat nu ook werkelijk te gaan doen. Op scholen, in gezondheidscentra en samen met andere werkers in de gezondheidszorg. Want de dentale professie kan het niet alleen. Daarnaast vraag ik me af – en ik hoop dat die vraag tijdens de rondetafelbijeenkomst beantwoord gaat worden – waarom ondanks al het beschikbare en onomstreden bewijs dat preventie loont, we er tot nu toe niet in geslaagd zijn de mondgezondheid te verbeteren en de kosten te reduceren.”

Is er overal in wereld al een rol weggelegd in de mondzorg voor mondhygiënisten?

“Er is overal in de wereld behoefte aan preventieve mondzorg en in een groot aantal landen wordt die geleverd door mondhygiënisten. Koplopers zijn de Verenigde Staten, Canada, Japan, Korea en voor Europa de Scandinavische landen, Groot Brittannië en Nederland. In een groot aantal landen zijn naast mondhygiënisten ook zogenaamde ‘dental therapists’ werkzaam of alleen maar dental therapists (onder andere in Indonesië, Maleisië, Thailand, Singapore). Een dental therapist voert naast primaire en secundaire preventie ook restauratieve taken uit en is wel enigszins te vergelijken met de in Nederland opgeleide mondhygiënist. In grote delen van Afrika, Zuid-Amerika en in China zijn helaas nog geen opleidingen voor mondhygiënisten en/of dental therapists. Maar dat geldt ook voor delen van Europa: Duitsland, Frankrijk, Griekenland…”

Een thema van het congres is de vraag wat er nodig is om in 2030 een goede mondgezondheid voor iedereen mogelijk te maken. Denk je dat mondzorg in 2030 voor iedereen toegankelijk is? En hoe kunnen mondhygiënisten daaraan bijdragen?

“De ambitie is groot en de lat ligt hoog. Afgelopen week is er door de World Health Assembly (WHO) een resolutie aanvaard waarin het belang van een goede mondgezond onderschreven wordt. Het ligt in de lijn der verwachting dat dat voor veel beleidsmakers een extra stimulans zal zijn om het onderwerp ook daadwerkelijk op de nationale gezondheidszorg-agenda’s te krijgen. Een enorme stap in de goede richting! Ook de FDI heeft in haar visiedocument 2020-2030 een aantal gerichte voorstellen gedaan om de mondzorg voor iedereen toegankelijk te maken. Zoals ik hiervoor al zei: zelf denk ik dat de uitvoering niet alleen bij de dentale professie kan liggen, maar geïncorporeerd moet worden in nationale gezondheidszorgvoorzieningen en -systemen en het onderwijs. Een goed format daarvoor zou het systeem van ‘train de trainer’ zijn, zoals mijn Nederlandse collega invoerde in de zorg in verpleeghuizen en waarmee ze een prijs won van de IFDH. Door als mondhygiënist een aantal zorgverleners te trainen in het geven van voorlichting die op hun beurt weer andere zorgverleners trainen, kan één mondhygiënist een enorm verschil maken. Daarmee is de zorg niet toegankelijk voor iedereen, maar de primaire preventie wel voor veel meer mensen bereikbaar dan nu het geval is. Ik zie daar een grote rol weggelegd voor de mondhygiëneprofessie.”

Hoe zie je de rol van de mondhygiënist in de Nederlandse mondzorg?

“Het beroep heeft in Nederland natuurlijk een grote ontwikkeling doorgemaakt: van een tweejarige opleiding naar een vierjarige, uitbreiding van de bevoegdheden en een volledig zelfstandige beroepsuitoefening. Voor een aantal voorbehouden handelingen weliswaar nog in de experimentele fase, maar ik twijfel er niet aan dat deze ontwikkeling een blijvende is. In die zin verschilt Nederland wel van de landen om ons heen, maar internationaal gezien niet van de landen waar dental therapists werkzaam zijn. In Nederland werken mondhygiënisten veelal in de algemene praktijk of hebben zelf een mondhygiënepraktijk. Om werkelijk verschil te maken zouden naar mijn mening mondhygiënisten zich meer bezig moeten houden met primaire preventie. De vroegere schooltandverzorging zou in mijn beleving daarvoor het ideale instrument zijn, al was het maar in bepaalde wijken of op plaatsen in Nederland waar de reguliere zorg de kinderen en hun ouders niet bereikt. Daarnaast zouden zij zich meer kunnen richten op het voorlichten van andere zorgverleners, zoals huisartsen, praktijkondersteuners, verpleegkundigen en verloskundigen zodat die op hun beurt weer meer aandacht voor mondzorg en preventie kunnen uitdragen. En als laatste denk ik dat in Nederland, dankzij de goede opleiding en de uitgebreide bevoegdheden, mondhygiënisten nog meer de reguliere mondzorg op zich kunnen nemen dan nu het geval is. Waardoor de tandartsen zich kunnen richten op hoogwaardige en meer gespecialiseerd mondzorg.”

Denk je dat in de nabije toekomst er een verdere integratie van mondzorg en gezondheidszorg zal plaatsvinden?

“Eerlijk gezegd niet in de nabije toekomst en niet op grote schaal. Zoals alle veranderingen zal ook deze verandering ‘aan de basis’ moeten beginnen, dat wil zeggen tijdens opleidingen. In kleinere verbanden zijn er wel ontwikkelingen (in zorginstellingen, huisartsenpraktijken, ziekenhuizen), maar internationaal gezien heb ik hier geen zicht op.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Corrie Jongbloed-Zoet, president van de International Federation of Dental Hygienists (IFDH)

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Poster Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang

Poster: Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang

Maud Meijers en Lisa Mohebbi, studenten Mondzorgkunde aan de Hogeschool Utrecht, richtten zich in hun afstudeeronderzoek op de kennis, attitude en aandacht van pedagogische medewerkers in de kinderopvang ten aanzien van cariës en cariëspreventie.

Met hun onderzoek wilden Meijers en Mohebbi inzicht in de kennis van pedagogische medewerkers over cariës en cariëspreventie verkrijgen. Ook hun attitude ten opzichte van cariës en cariëspreventie en de aandacht die zij hieraan besteden in hun werk bij kinderen van 0 tot 4 jaar, werden onderzocht. Er is tevens onderzocht of er een verschil is in de kennis, attitude en aandacht op basis van ouderlijke status, werkervaring en nascholing.

Online enquête

Dit kwantitatief beschrijvend onderzoek had een observationeel, cross-sectioneel ontwerp. De populatie bestond uit pedagogische medewerkers werkzaam in Utrecht. De onderzochte variabelen zijn gemeten op één moment aan de hand van een online vragenlijst. De vragenlijst was samengesteld op basis van eerder gebruikte enquêtes uit wetenschappelijke artikelen. De vragenlijst bestond uit 37 vragen die in vier onderdelen verdeeld waren: demografische kenmerken, de kennis over, attitude ten aanzien van, en aandacht voor cariës en cariëspreventie bij kinderen van 0 tot 4 jaar.

De expert- en face validiteit van de vragenlijst is onderzocht. De vragenlijst is verzonden naar 141 kinderopvangcentra in Utrecht. De vragenlijst was opgesteld in Microsoft Forms en de antwoorden zijn in SPSS geïmporteerd. Er is gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek en verklarende statistiek, namelijk de Mann-Whitney U toets, de Chi-kwadraat toets en de Fisher’s Exact toets.

Ervaring loont

De respons bestond uit 160 pedagogische medewerkers. 65% van de respondenten had voldoende kennis over cariës en cariëspreventie. Uit de Mann-Whitney toets bleek dat respondenten met meer dan tien jaar werkervaring significant meer kennis hebben dan de respondenten met minder dan tien jaar werkervaring (Z = -3.470; p < 0,01). De respondenten die kinderen van 0 tot 4 jaar hebben of verzorgen hadden significant meer kennis dan de respondenten die geen kinderen in deze leeftijdscategorie hebben of verzorgen (Z = -2.945; p < 0,03).

Er kon geen vergelijking gemaakt worden van de groep met nascholing versus de groep zonder nascholing door gebrek aan voldoende data. De meerderheid van de respondenten had een positieve attitude ten opzichte van cariës en cariëspreventie. Er is geen significant verschil gevonden tussen de subgroepen, omdat beide groepen een positieve attitude hadden. Er wordt tot op zekere hoogte aandacht besteed aan cariës en cariëspreventie: wel wat betreft voeding, niet wat betreft tandenpoetsen en voorlichting geven.

Respondenten die zelf ouders of verzorgers zijn van kinderen 0 tot 4 jaar en/of meer dan tien jaar werkervaring hebben, blijken een significant positievere aandacht voor cariëspreventie te hebben dan respondenten die geen ouders of verzorgers zijn en/of minder dan tien jaar werkervaring hebben.

Poster Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang
Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat de meerderheid van de pedagogische medewerkers voldoende kennis heeft over cariës en cariëspreventie, een positieve attitude heeft ten opzichte van cariëspreventie en er deels voldoende aandacht aan besteedt. Respondenten die ouders en/of verzorgers zijn van kinderen van 0 tot 4 jaar en/of met meer dan tien jaar werkervaring hebben betere kennis en besteden meer aandacht aan cariës en cariëspreventie dan respondenten zonder kinderen en/of met minder dan tien jaar werkervaring.

Poster ontwikkeld door:
Maud Meijers en Lisa Mohebbi, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
Mondgezondheid vanaf nu een van de wereldwijde gezondheidsprioriteiten

Mondgezondheid vanaf nu een van de wereldwijde gezondheidsprioriteiten

Mondgezondheid staat vanaf nu hoog op de lijst van wereldwijde gezondheidsprioriteiten. Tijdens een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 27 mei hebben ministeries van volksgezondheid over de hele wereld een resolutie goedgekeurd die er bij lidstaten op aandringt om de belangrijkste risicofactoren van mondziekten aan te pakken.

Niet-overdraagbare ziekten

Het gaat om de risicofactoren die worden gedeeld met andere niet-overdraagbare ziekten, zoals een hoge inname van suikers, tabaksgebruik en schadelijk alcoholgebruik. Ook moet de capaciteit van mondzorgprofessionals worden vergroot, staat in de resolutie.

Kostbare, voorkombare ziekten

Momenteel lijden meer dan 3,5 miljard mensen aan mondziekten die grotendeels te voorkomen zijn – meestal in arme en sociaal achtergestelde bevolkingsgroepen. Veel van deze ziekten zijn in verband gebracht met andere niet-overdraagbare ziekten zoals hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. Deze gezondheidsproblemen zijn dus niet alleen van invloed op de kwaliteit van leven, maar ze zijn ook kostbaar en een belasting voor de gezondheidsstelsels.

Verschuiving naar preventieve benadering

Een groot probleem is dat de mondgezondheid niet wordt gedekt door veel universele ziektekostenverzekeringen. De resolutie beveelt daarom een verschuiving aan van traditionele curatieve behandeling naar een preventieve benadering. Dit omvat zowel de bevordering van de mondgezondheid in het gezin, op school en op werk, als inclusieve zorg binnen de eerstelijnsgezondheidszorg.

Universele dekking van de gezondheidszorg

De mondgezondheid moet stevig worden ingebed in de agenda voor niet-overdraagbare ziekten en de zorg ervoor moet worden opgenomen in programma’s voor universele dekking van de gezondheidszorg, aldus de afgevaardigden. Tenslotte worden de lidstaten opgeroepen om mondzorgprofessionals beter te helpen bij het opsporen en melden van gevallen van verwaarlozing en misbruik.

Mondgezondheidsstrategie en actieplan

De komende twee jaar moeten een wereldwijde mondgezondheidsstrategie worden opgesteld die manieren schetst om mondziekten tegen 2022 aan te pakken. Een jaar later moet het ontwerp zijn vertaald in een actieplan, inclusief kader voor het volgen van de voortgang en het beschrijven van meetbare doelstellingen. Ook moeten richtlijnen worden verstrekt voor milieuvriendelijke en minder invasieve tandheelkunde. Het uiteindelijk doel is om met deze veranderingen een positieve invloed te hebben op de mondiale mondgezondheid.

Bron:
WHO

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
faalangst

Hersengebied gevonden dat pijn uit kan zetten

Onderzoekers hebben een gebied in de hersenen van muizen ontdekt dat hun gevoel van pijn kan controleren. Dit kan uiteindelijk leiden tot nieuwe pijnstillende medicijnen voor mensen.

Tandartsen schrijven vaak opioïden voor

Tandartsen staan op de tweede plek wat betreft het voorschrijven van opioïden met 12% van alle recepten in Amerika. Deze medicijnen zijn echter erg verslavend en worden vaak misbruikt. Onderzoekers blijven daarom zoeken naar alternatieven.

Pijnverlies zonder bewustzijnsverlies

Algemene anesthesie kan pijnverlies veroorzaken onafhankelijk van bewustzijnsverlies, maar de onderliggende mechanismen zijn nog onduidelijk. Senior auteur Fan Wang, professor neurobiologie, zegt dat mensen echt geloven “dat er een centrale plek is om pijn te verlichten” en dat het de vraag is waar dit precies is.

Regio’s schakelen pijn in en uit

“De meeste van de eerdere onderzoeken ware gericht op welke regio’s door pijn zijn ingeschakeld” zei Wang. “Maar er zijn zoveel regio’s die pijn verwerken, dat je ze allemaal moet uitschakelen om pijn te stoppen.”

De amygdala schakelt pijn uit

Een onderzoeksteam van Duke University heeft een hersengebied in muizen gevonden dat pijn uitschakelt. Het bevindt zich in de amygdala, de thuisbasis van negatieve emoties en reacties als de vecht- of vluchtreactie en algemene angst. Algemene anesthesie activeert een specifiek subset van remmende neuronen in dit deel van de hersenen.

Onderzoek met muizen

Voor de studie kregen muizen een milde pijnstimulus zodat de door pijn geactiveerde hersengebieden in kaart konden worden gebracht. De wetenschappers ontdekten dat minstens 16 hersencentra die sensorische of emotionele aspecten van pijn verwerken remmende input kregen van de centrale amygdala neuronen die geactiveerd worden door algemene anesthesie (CeAGA).

Optogenetica zet zelfverzorgende gedrag uit

Ook activeerden ze met licht een kleine populatie cellen in de hersenen met behulp van een technologie genaamd optogenetica. De onderzoekers ontdekten dat ze hiermee het zelfverzorgende gedrag van een muis dat ze laten zien wanneer ze zich ongemakkelijk voelen ineens kunnen uitschakelen door de CeAGA-neuronen te activeren.

“Het is zo ingrijpend”, zei Wang. “Ze stoppen gewoon onmiddellijk met likken en wrijven.” Zodra de neuronen niet meer werden geactiveerd reageerden de muizen alsof ze werden getroffen door iets hevig of dat de pijn was teruggekeerd.

Verlichten van chronische pijn

Dit toont aan dat de CeAGA mogelijk een “potentieel krachtig therapeutisch doelwit voor het verlichten van chronische pijn” is, aldus de onderzoekers. Ze gaan nu op zoek naar medicijnen die alleen deze cellen kunnen activeren om pijn te onderdrukken als toekomstige pijnstillers.

Verder onderzoek nodig

Het is echter nog niet duidelijk hoe het precies werkt en of het aanhoudende activeren van CeAGA-neuronen verslavend is. Verder onderzoek is nodig om dit uit te vinden en om moleculen te vinden die selectief deze neuronen kunnen activeren zonder het bewustzijnsverlies van algemene anesthesie te veroorzaken.

Bron:
Nature Neuroscience
Science Daily

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Naald

Alternatieven voor recappen om prikaccidenten te voorkomen

Om prikaccidenten te voorkomen is het recappen van injectienaalden (het na gebruik terugzetten van de dop op de naald) al jaren geleden verboden. In de praktijk blijkt echter recappen nog gebruikt te worden. Wat is het risico van prikaccidenten en welke alternatieven zijn er inmiddels voor het recappen?

Wet- en regelgeving

Het verbod op recappen is in Nederland vastgelegd in het Arbobesluit (artikel 4.97, lid d). Opmerkelijk is dat het Arbobesluit alleen van toepassing is op medewerkers in loondienst. Zelfstandigen vallen niet onder het Arbobesluit en mogen dus wel recappen. Dit terwijl het recappen volgens de Europese Richtlijn duidelijk verboden is. In de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken van de KNMT is ook opgenomen dat recappen door mondzorgverleners in loondienst niet is toegestaan.

Prikaccidenten

Er vinden nog altijd veel prikaccidenten plaats. In de eerste helft van 2019 zijn door tandartspraktijken 316 prikaccidenten gemeld bij Prikpunt, het meldpunt voor prikaccidenten waarbij de KNMT is aangesloten. Hiervan was in 127 gevallen sprake van een verdovingsnaald. De meeste ongevallen hangen samen met recappen. De hoes laat los bij het verwijderen van de naald of wordt doorboord door de naald.

Risico’s bij prikaccidenten

Als je je prikt aan een gebruikte naald, moet je dit altijd serieus nemen. Door het bloedcontact loop je kans op besmetting met een ziekteverwekker. Het kan dan gaan om ernstige ziekten zoals hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) of het humaan immunodeficiëntievirus (hiv).

Hoe hoog het risico is, hangt ervan af of er bloed zichtbaar is. Is er geen zichtbaar bloed, dan is er sprake van een accident met een laag risico. Er is dan overigens wel nog kans op besmetting met hepatitis B. Als er wel zichtbaar bloed is, dan wordt er gesproken van een prikaccident met een hoog risico. Je kunt besmet raken met hepatitis B, hepatitis C en hiv.

Vaccinatie tegen hepatitis B

Om te voorkomen dat je hepatitis B oploopt, kun je je laten vaccineren. Kinderen die geboren zijn na 1 augustus 2011 krijgen een vaccinatie tegen hepatitis B aangeboden via het Rijksvaccinatieprogramma. Tegen hepatitis C en hiv is geen vaccin beschikbaar.
Als je in de mondzorg werkt en risicohandelingen uitvoert, moet je gevaccineerd zijn tegen hepatitis B, zodat je zelf beschermd bent en het virus ook niet kan overdragen op patiënten. Het vaccineren gebeurt via de werkgever. Van elke medewerker die risicohandelingen uitvoert moet in de praktijk een kopie van het vaccinatiebewijs aanwezig zijn en de titerbepaling waaruit blijkt dat er voldoende antistoffen tegen hepatitis B in het bloed zitten. Iemand is beschermd als de titerbepaling meer dan 100 IE/l bedraagt. In 2018 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een onderzoek onder mondzorgpraktijken gedaan om te zien of medewerkers die risicohandelingen uitvoeren voldoende beschermd zijn tegen hepatitis B. Daaruit bleek dat een groot deel van de praktijken niet kon aantonen dat de titerbepaling van alle medewerkers voldoende was. Totdat aangetoond was dat de titerbepaling in orde was, mochten zij geen risicohandelingen meer uitvoeren.

Accidenten voorkomen

Prikaccidenten kunnen vaak voorkomen worden door geconcentreerd te werken en goed op te letten bij het toedienen van injecties en het schoonmaken van scherpe instrumenten.

Ook als je bij een plaatselijke verdoving wil kunnen bijspuiten, is recappen niet toegestaan. Leg in dat geval de injectiespuit op veilige afstand, het liefst in een tray met een doorzichtig deksel.

Alternatieven voor recappen

Volgens het Arbobesluit moet op plaatsen waar prikaccidenten substantieel voorkomen gebruik gemaakt worden van veilige naaldsystemen, waarbij de naald bijvoorbeeld met een verschuifbare hoes kan worden afgeschermd. Daarnaast kan door het gebruik van naaldcontainers de kans op accidenten verkleind worden. Deze containers moeten zo veel mogelijk binnen handbereik geplaatst worden. Op de markt zijn verschillende alternatieven voor recappen verkrijgbaar die de veiligheid in belangrijke mate vergroten, zoals:

  • Ultra Safety Plus Twist

Septodont-Ultra-safety-Plus-TwistSeptodont Ultra Safety Plus Twist beschermt zowel de tandarts, het personeel als de patiënt tegen onnodige prikaccidenten en voldoet aan de nieuwste voorschriften, opgesteld door onder ander het WHO. Daarnaast is deze upgrade voorzien van een gepatenteerd intuïtief vergrendelsysteem. Beschikbaar met steriele handvatten voor eenmalig gebruik of met steriliseerbare handvatten, conform de meest recente wetgeving en zonder ingewikkelde leerprocedure.

  • Safe-Point naaldenverwijderaar

Bij de Safe-Point naaldenverwijderaar wordt de gebruikte spuit in de naaldinvoer gestoken, waarna door een intern mechanisme de naald wordt vastgegrepen en van de spuit wordt losgeschroefd. De naald wordt vervolgens automatisch in de naaldcontainer gedeponeerd.

  • Miramatic holder

De miramatic holder is een veiligheidshouder waarin de naald verticaal geplaatst kan worden. Zowel het plaatsen als het er weer uitnemen kan met één hand gedaan worden, waardoor er minder risico op prikaccidenten is. Met dit hulpmiddel is recappen veiliger, maar er wordt dus nog wel gerecapt.

  • Wegwerpspuiten

Tenslotte is het ook mogelijk om met wegwerpspuiten te werpen, waardoor je het probleem van wel of niet recappen helemaal niet hebt. Dit is echter geen duurzame methode en levert veel extra afval op.

  • NeedleOff

NeedleOffHet Nederlandse NeedleOff biedt een universele, praktische oplossing voor het verbod op recappen. Het invoeren van de gebruikte naald en het vasthouden van de spuit is voldoende. NeedleOff omklemt naald en draait die gemotoriseerd af. Na het uitnemen van de spuit valt de naald veilig in de geïntegreerde Sharptainer. NeedleOff werkt met alle dentale schroefnaalden, en alle injectiespuiten met bereikbare naaldhub en een rechte aansluiting.

Wat te doen na een prikaccident?

Als je je ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch prikt, dan moet je het volgende doen.

  • Laat het wondje goed bloeden door het uit te knijpen.
  • Spoel het wondje uit met water en desinfecteer het.
  • Neem zo snel mogelijk contact op met een (arbo)arts (bij voorkeur binnen 2 uur, maar uiterlijk binnen 72 uur).
  • Noteer zoveel mogelijk gegevens van de ‘bron’ van het bloed.
  • Geef het accident door aan je werkgever, die het vervolgens bij de Arbeidsinspectie moet melden.

Richtlijn prikaccidenten

De RIVM heeft een Richtlijn prikaccidenten opgesteld, waarmee op gestructureerde wijze kan worden ingeschat wat het risico is op infectie met hepatitis B, hepatitis C en hiv na het accident. Aan de hand van het geconstateerde risico worden hierin vervolgens maatregelen geadviseerd om je tegen de infectie te beschermen.

Update juni 2021

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Partnernieuws, Partnernieuws, Praktijkhygiëne, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
genezing

Is genezing na revascularisatie in de endodontie voorspelbaar?

Door systematisch documenteren van verrichtingen, is er een goed beeld ontstaan van de manier waarop het revascularisatieproces na een transalveolaire transplantatie van gebitselementen met een open apex idealiter kan verlopen. Verslag van de lezing van Edwin Eggink over revascularisatie: casussen en procedure.

Leren van indicaties, het behandelproces en resultaat

Met het aanbreken van het AVG-tijdperk lijkt het administreren en documenteren van de patiëntenbehandeling meer een last dan een lust geworden. Maar door ons handelen netjes vast te leggen, kunnen we leren van de indicaties, het behandelproces en het resultaat op de lange termijn. Revascularisatie is van de huidige behandelmodaliteiten een lastig te doorgronden proces in de endodontologie. Door bij de verwijspraktijk Proclin Rotterdam de verrichtingen systematisch te documenteren, is er een grote bron aan informatie opgebouwd. Op basis hiervan is er inmiddels een goed beeld ontstaan van de manier waarop het revascularisatieproces na een transalveolaire transplantatie van gebitselementen met een open apex idealiter kan verlopen. Dat helpt ons om afwijkingen in het verloop van een revascularisatie sneller te onderkennen en maatregelen te nemen, zodat de kans op een positieve uitkomst uiteindelijk voorspelbaar wordt.

Hans Genet was een belangrijke man voor de ontwikkeling van de endodontologie.
Hij stond voor drie hoofdzaken:

  • Het verbeteren van de kwaliteit van de endodontische behandeling in de algemene praktijk. Dit deed hij door het bedenken van een simpel behandelprotocol wat op de universiteiten onderwezen werd.
  • Goed (postacademisch) onderwijs.
  • Toepasbare en goed uitgevoerde klinische studies.

Hans Genet overleed toen Edwin Eggink zijn tandheelkundestudie begon. Hij zorgde ervoor dat de endo ‘van hocuspocus gedoe met rare chemicaliën’ een frisse en efficiënte behandeling werd. Genet was voorstander van practice based research: onderzoek wat we direct in de praktijk kunnen toepassen.

Bij Proclin Rotterdam, waar Eggink werkzaam is, wordt ook aan practice based research gedaan. Zij proberen zo veel mogelijk data te verzamelen van patiënten en dit te gebruiken om hier conclusies aan te verbinden. Bij iedere patiënt wordt in de kaart middels een # en een steekwoord, bijvoorbeeld #autotransplantatie, aangegeven om wat voor behandeling het gaat . Zo kan in het systeem makkelijk gezocht worden en zijn de patiënten wat meer gestructureerd in beeld. Het bestand bestaat nu uit ongeveer 60.000 patiënten.

Eén van de onderwerpen waar zij gegevens over verzamelen is de revascularisatie. Binnen de praktijk komen ze dit op twee manieren tegen:

  • Na een trauma
  • Bij autotransplantatie

Casussen trauma en revitalisatie

Een casus over trauma en revitalisatie wordt besproken.

Casus

Afbeelding1

Een jongen die gevallen is. Er was sprake van een ongecompliceerde kroonfractuur van de 21. De tandarts heeft het afgebroken stukje weer teruggezet en de tijd daarna bleef de 21 erg gevoelig bij koude. De tandarts heeft een afwachtend beleid aangehouden. De koude gevoeligheid nam af, maar werd vervangen door gevoeligheid bij bijten. De patiënt werd verwezen voor een endodontische behandeling van de 21.
Op de solo is een zwarting te zien en een onafgevormde radix van de 21. De diagnose die gesteld werd, was een pijnlijke parodontitis apicalis. De therapie die gekozen werd, was de revascularisatie.

Het element werd geopend, gespoeld met natriumhypochloriet (NaOCl), vervolgens met EDTA en daarna werd het afgesloten met cavit en glasionomeer.
Zes maanden later werd een nieuwe solo gemaakt waarop te zien was dat de radiolucentie verdwenen was en dat de apex verder af werd gevormd. Daarnaast is obliteratie van het kanaal zichtbaar. Op de controle na twee jaar is het volledige element geoblitereerd.
De revasculatisatie is nu een ‘hot topic’ waar de tijdschriften mee vol staan, maar de eerste artikelen hierover zijn al uit de jaren 60. Een voorbeeld is het artikel van Nygaard Ostby uit 1961. Zij verzamelden een aantal niet afgevormde elementen met een parodontitis apicalis. Deze werden intern gereinigd, gespoeld met EDTA, een apicale bloeding werd geïnduceerd en daarna werden ze afgesloten.
De verschillende elementen werden op verschillende tijdstippen geëxtraheerd. Bij de elementen die relatief snel getrokken werden, zagen zij dat de bloedprop werd vervangen door granulatieweefsel. Later werd dit omgezet in fibreus bindweefsel en bij de elementen die jaren gefunctioneerd hadden, werd zelfs tertiair dentine gevonden.

Afbeelding2
Na 2 maanden

Afbeelding3

Na 6 maanden

Afbeelding 4

Na 12 maanden

Afbeelding5

Na 24 maanden

Het element werd geopend, gespoeld met natriumhypochloriet (NaOCl), vervolgens met EDTA en daarna werd het afgesloten met cavit en glasionomeer.

Zes maanden later werd een nieuwe solo gemaakt waarop te zien was dat de radiolucentie verdwenen was en dat de apex verder af werd gevormd. Daarnaast is obliteratie van het kanaal zichtbaar. Op de controle na twee jaar is het volledige element geoblitereerd.

Afbeelding6

Geen obliteratie ingroei bot, 0 maanden

Afbeelding7

Geen obliteratie ingroei bot, 36 maanden

De revasculatisatie is nu een ‘hot topic’ waar de tijdschriften mee vol staan, maar de eerste artikelen hierover zijn al uit de jaren 60. Een voorbeeld is het artikel van Nygaard Ostby uit 1961. Zij verzamelden een aantal niet afgevormde elementen met een parodontitis apicalis. Deze werden intern gereinigd, gespoeld met EDTA, een apicale bloeding werd geïnduceerd en daarna werden ze afgesloten.

De verschillende elementen werden op verschillende tijdstippen geëxtraheerd. Bij de elementen die relatief snel getrokken werden, zagen zij dat de bloedprop werd vervangen door granulatieweefsel. Later werd dit omgezet in fibreus bindweefsel en bij de elementen die jaren gefunctioneerd hadden, werd zelfs tertiair dentine gevonden.

Wat is revascularisatie nu precies?

Er is vaak verwarring over wat revascularisatie nu precies is. Er zijn dan ook meerdere termen die door elkaar gebruikt worden, maar die wel andere betekenissen hebben.

  • Regeneratie is een procedure om op een biologische manier beschadigde tandstructuren (waaronder dentine en de pulpa) te vervangen
  • Revascularisatie is het opnieuw laten ontstaan van de bloedvoorziening in (onafgevormde) elementen
  • Revitalisatie is de ingroei van weefsel wat niet hetzelfde hoeft te zijn als het weefsel wat verloren is gegaan

De European Society of Endodontologie (ESE) heeft in haar ‘position statement’ ervoor gekozen om de term ‘revitalisatie’ te gebruiken en dit te zien als een alternatief voor de apexifikatie van onafgevormde elementen.

Bij het uitvoeren van de revitalisatiebehandeling kunnen verschillende uitkomsten gevonden worden. Zo wordt in 90% van de gevallen apicale genezing gezien. Dit wil zeggen het verdwijnen van een eventuele zwarting aan de apex met bijbehorende klachten. In ongeveer 80% van de gevallen wordt apicale afvorming gezien en bij 75% wordt enige mate van obliteratie gevonden.

Procedure revitalisatie

De procedure van de revitalisatie in stapjes doorgenomen:

– Het element openen zonder anesthesie

Dit omdat je een apicale bloeding wilt creëren en de vasoconstrictie als gevolg van de verdoving niet wenselijk is. Daarnaast wordt het makkelijker om zo de juiste lengte te bepalen en kan rekening gehouden worden met vitaal weefsel wat apicaal nog aanwezig kan zijn.

– Op werklengte spoelen met NaOCl (minder dan 3% oplossing)

Deze concentratie zorgt voor het behoud van stamcellen en heeft voldoende desinfecterende werking om bacteriën aan te pakken.

– Bij een element met symptomen (fistel of pusafvloed) wordt calciumhydroxide (Ca(OH)2) ingesloten

Dit wordt met name ingesloten als de infectie al langer bestaat. Belangrijk is dat de Ca(OH)2 op waterbasis is, omdat siliconenbasis heel lastig uit het kanaal te verwijderen is.

– Tijdelijke afsluiting (voor drie weken) met cavit en glasionomeer

– Opnieuw openen en uitgebreid de Ca(OH)2 wegspoelen met steriele zoutoplossing of EDTA 17%

Kies hiervoor geen NaOCl omdat dit toxischer is voor de eventuele stamcellen die apicaal aanwezig zijn. De laatste spoeling moet altijd met EDTA gebeuren. Dit heeft namelijk de eigenschap om door decalcificatie van het dentine collageen vezels bloot te leggen en groeifactoren te stimuleren, waardoor nieuwe cellen zich tot odontoblast-achtigen kunnen differentiëren.

– Creëren van een apicale bloeding

Hierdoor vult het kanaal zich met een bloedstolsel. Dit dient als matrix voor de ingroei van nieuw weefsel.

– Afsluiten van het element

Dit kan met Biodentine of MTA , maar deze twee willen nog wel eens verkleuring geven. Daarom als alternatief cavit en glasionomeer.

– Controle na 3 maanden

Als het goed is, is nu een start van de apicale genezing zichtbaar. De zwarting moet in ieder geval weg zijn.

– Ieder half jaar opvolgen

Laten slagen revascularisatie

Om de behandeling te laten slagen zijn twee effecten van belang:

  • Desinfectie van het kanaal.
  • Demineralisatie van het dentine en daardoor het vrijkomen van eiwitten die stamcellen helpen te differentiëren.

In Amerika wordt in plaats van Ca(OH)2 triple antibiotic paste (TAP) in het wortelkanaal aangebracht. Dit wordt middels een medium en een lentulo naald in het kanaal aangebracht. Het voordeel van Ca(OH)2 is dat het ook zorgt voor demineralisatie, wat TAP niet doet. Daarnaast is Ca(OH)2 veel makkelijker weg te spoelen uit het kanaal. Van de TAP blijft 80% achter in het kanaal aangezien één van de gebruikte antibiotica met het dentine bindt.

Niet alle elementen komen in aanmerking voor revascularisatie.
Een aantal spelregels:

  • Elementen die dusdanig beschadigd zijn waarbij een stiftopbouw nodig is, zijn ongeschikt.
  • Hoe groter de apicale diameter, hoe groter de kans op succes.
    Hier zijn stamcellen in grotere mate aanwezig.
  • Hoe langer de infectie bestaat, hoe kleiner de kans op succes.
    Het resultaat is het beste in de eerste paar weken na het trauma. Wanneer weken maanden worden, wordt de kans steeds kleiner.

Het kan zijn dat, ondanks een zwarting, apicaal en nog wel vitaal weefsel in het element aanwezig is. Daarnaast bevinden de meeste stamcellen zich in de apicale papilla.

Door Lovelace werd aangetoond dat de stamcellen uit deze papilla zich ook bevinden in het bloedstolsel apicaal wat gecreëerd wordt tijdens revascularisatie. Hij behandelde een aantal kinderen met een apicaal probleem. Hij maakte de elementen intern schoon en behandelde deze vervolgens met TAP. Dit werd in de tweede zitting verwijderd met fysiologisch zout en hij creëerde de apicale bloeding. Vervolgens nam hij samples van het fysiologische zout waarmee gespoeld was, van de bloeding apicaal en hij nam bloed af uit de arm. Hij testte vervolgens of er celmarkers aanwezig waren die kenmerkend waren voor de stamcellen uit de apicale papilla. Hij vond deze in het fysiologische zout, maar nog veel meer in de apicale bloeding. Hiermee toonde hij aan dat de cellen het wortelkanaal in bewegen.

Afbeelding 8

Revascularisatie bij autotransplantaten

Revascularisatie speelt niet alleen bij trauma een rol, maar ook bij het uitvoeren van autotransplantaten. In 1990 werden hier al onderzoeken naar uitgevoerd door Andreasen en hieruit weten we dat deze het beste slagen als de apex 2/3 tot ¾ afgevormd is.

Zo werd er een onderzoek gedaan bij apen waarbij een aantal elementen werden getransplanteerd. Er werd een onderscheid gemaakt tussen niet afgevormde, afgevormde en volwassen elementen. Ze werden allemaal ongeveer 18 minuten buiten de mond bewaard en daarna terug geplaatst. Na acht weken werden de elementen geëxtraheerd. Bij de onafgevormde elementen zagen ze vervolgens zeven tot acht millimeter ingroei van pulpaweefsel. Bij de volwassen elementen zagen ze geen ingroei.

Laureys bedacht toen dat bij afgevormde elementen een deel van de apex weg gehaald kon worden, zodat opnieuw een open apex ontstaat. Uit dit onderzoek bleek dat als de apex groter was dan drie millimeter er al sprake was van weefsel ingroei. Dit bleek in de praktijk toch niet helemaal te kloppen. Veel van deze elementen vertoonden klinisch apicale zwartingen.

Skoglund en Tronstad deden een onderzoek waarbij 65 onafgevormde eenkanalige elementen werden geëxtraheerd en getransplanteerd.
Zij vonden na vier dagen bij het foramen gevasculariseerd weefsel, na tien dagen in het onderste 2/3 deel, na 30 dagen was het hele wortelkanaal gerevasculariseerd en na 180 dagen vonden ze ook ingroei van alveolair bot. Bijzonderheid was dat wanneer de bloedvoorziening na vier dagen hersteld was, het element zich identiek gedroeg als de controle elementen. De apex werd normaal afgevormd alsof er nooit iets gebeurd was.

Afbeelding9

Obliteratie volledig, 0 maanden

Afbeelding10

Obliteratie volledig, 6 maanden

Afbeelding11

Obliteratie volledig, 12 maanden

Afbeelding 12

Obliteratie volledig, 28 maanden

Als het mis gaat

Het gaat ook wel eens mis. Eén van de dingen die mis kan gaan is het optreden van externe ontstekingsresorptie. Daarom is opvolging ook zo belangrijk. Bij het zien van deze resorptie zal direct ingegrepen moet worden middels een endodontische behandeling.

Edwin en zijn collega’s hebben inmiddels een database opgericht met daarin alle gevallen van autotransplantatie. Daarin houden zij bij wat de indicatie was en registreren ze onder andere de obliteratiegraad.

In totaal zitten er nu 145 bovenpremolaren in deze database met een transplantatiedatum van meer dan twee jaar geleden. Dit waren allemaal onafgevormde elementen.
Hiervan hadden zij van 92 gevallen ook een opvolging na twee jaar.
De obliteratie verdeelden zij in meerdere categorieën:

  • tot 1/3
  • 1/3 tot 2/3
  • meer dan 2/3
  • volledig geoblitereerd

In de meeste gevallen zien zij een volledig geoblitereerd element.
In een enkel geval is er zelfs kaakbot in het element gegroeid. Er zit daarbij een parodontaal ligament aan de binnenkant van het element tussen het ingegroeide kaakbot en het dentine. Deze elementen zijn niet ankylotisch en kunnen nog normaal orthodontisch verplaatst worden.

Afbeelding13

Grafiek: obliteratie premolaren database

Op het moment dat een autotransplantaat niet slaagt, zal er een zwarting apicaal ontstaan. Er wordt dan alsnog geprobeerd apexcificatie te krijgen door revascularisatie. Mocht ook dit niet lukken dan wordt de Ca(OH)2 in het kanaal vervangen voor MTA.

Conclusie: is revascularisatie voorspelbaar?

Ja, als je je houdt aan de juiste spelregels:

  • Het moet een onafgevormd element zijn
  • Het element moet restauratief goed te behouden zijn
  • De procedure moet op de juiste manier gevolgd worden
  • Er moeten adequate controlemomenten plaats vinden:
    – na drie tot zes weken treedt de eerste eerste genezing op
    – na drie maanden is meestal de eerste afvorming zichtbaar
    – na één jaar

 

Edwin Eggink rondde in 1994 zijn studie tandheelkunde af om vervolgens in 1997 af te studeren als tandarts-endodontoloog, beide aan het ACTA in Amsterdam. Tot 2009 heeft hij zijn verwijspraktijk voor endodontologie gecombineerd met een algemene praktijk. In maart 2009 startte hij EndoRotterdam, een verwijspraktijk voor endodontologie waar zowel tandarts-endodontologen als tandartsen met een specifieke affiniteit voor de endodontologie werken. Daarnaast ontstond er een nauwe samenwerking met de Kliniek voor Parodontologie Rotterdam en PRO-Rotterdam, wat heeft geleid tot de oprichting van Proclin Rotterdam. In de loop der jaren verzorgde Edwin diverse lezingen, cursussen en publicaties, gezamenlijk met zijn collega’s Dick Barendregt, Manfred Leunisse en Marcel Linssen, helemaal gewijd aan het autotransplanteren.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Edwin Eggink tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Casus, Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Abnormale tandontwikkeling: Wat normaal is voor de één, is afwijkend voor de ander

De ‘COVID-19 geschiedenis’ en alle voortdurende ontwikkelingen heeft ervoor gezorgd dat een gepland symposium ‘Deep dive abnormale tandontwikkeling’ van maart 2020 op de langere termijn is verschoven. SCEM wilde de doelgroep van o.a. preventieassistenten toch van relevante beroepsinformatie voorzien en organiseerde begin van het jaar, op donderdag 7 januari 2021 een webinar.

Als gepromoveerd psycholoog met paramedische kennis als praktizerend mondhygiënist mocht ik nader ingaan op de psychische gevolgen van abnormale tandontwikkeling voor het kind en zijn of haar omgeving.

Voor wie is het een probleem en wat is de impact?

Bij een probleembenadering, in dit geval abnormale tandontwikkeling en psychische effecten, rijst de vraag: “Voor wie is het een probleem en wat is de impact?

In eerste instantie is het van belang om zowel de door anderen geobserveerde als de door het kind zelf ervaren gebitssituatie inzichtelijk te maken. De volgende vraag is dan welke reacties dit oproept en hoe dit van invloed kan zijn op het kind en de omgeving. Een kort interactief reflectie-moment volgde, waarbij enkele deelnemers via de chat hun gedachten verwoorden over welke problemen of impact een kind dat een abnormale tandontwikkeling heeft volgens hen zou kunnen ervaren. ‘Een teruggetrokken houding’, ‘stilletjes of verlegen zijn’, ‘verdrietig of licht depressief’, ‘angstig’ en ‘pesten’ passeerden de revue. En op de vraag wat zij dan zouden doen of reageren als een kind met een afwijkende mondsituatie in de praktijk komt, werden ‘vragen naar het kind’, ‘luisteren’ en vooral ‘positief benaderen en complimenteren’ genoemd.

Buiten-gewoon gebit casus

Om een kijkje te geven in een bijzondere ervaring uit de praktijk van tandarts Khee Hian Phoa, deelde hij deze buiten-gewoon gebit casus via een video-boodschap.

tandarts Khee Hian Phoa

Een jongetje met zijn ouders meldde zich bij mij op het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde met de vraag of ik iets aan zijn haaientanden kon doen. Hij was 11 jaar oud en zou binnenkort naar een nieuwe middelbare school gaan en hij kreeg nu toch best wel vaak opmerkingen over zijn tandjes.

Jongen haaientandenhaaientanden röntgen

Hij bleek Ectodermale Dysplasie te hebben, dat is een syndroom wat in 1:100.000 gevallen voorkomt. Het gaat gepaard met missende gebitselementen en de gebitselementen die er wel zijn hebben ook een conische vorm, er is een kleinere zweet functie, er is vlassig haar, de nagels zijn ook anders en er is vaak een puilend voorhoofd.

We besloten – mede gezien zijn leeftijd – met zo min mogelijk slijpen “normalere” tanden te gaan maken door middel van het aan brengen van composiet vulmateriaal.

Intussen zijn er meerdere mooie minimaal invasieve behandel technieken gekomen.

Abnormale tandontwikkeling: Wat normaal is voor de één, is afwijkend voor de ander

Op latere leeftijd (vanaf 18 jaar) kan dan eventueel een definitiever plan gemaakt worden met implantaten en veneers.

Beter gebit

Brief tandarts

Dat hij er blij mee was, was erg fijn, maar in een gesprek gaf hij aan, dat hij een ander jongetje geworden was. Op de vraag wat hij daarmee bedoelde zei hij: “Ik ben een beter jongetje geworden.” Dat emotioneerde mij enorm, want daarmee zei hij dat hij vóór de behandeling feitelijk een slechter jongetje was, wat er zeker op zou kunnen duiden, dat hij met zijn haaientandjes behoorlijk gepest was.

Je hoeft geen psycholoog te zijn voor begeleiding

De casuïstiek liet zien dat je als tandarts, mondhygiënist of als preventieassistent bij de begeleiding van kinderen die een abnormale tandontwikkeling hebben, geen psycholoog hoeft te zijn.

Vanuit een persoonlijke ervaring lichtte ik toe waarom ik een ‘mondzorgpsycholoog’ ben geworden:
Mijn fascinatie voor het gebit begon toen ik als jong meisje op mijn tanden was gevallen. Een voortand ging dood, werd pikzwart en uiteindelijk kreeg ik als puber een kroon. Dankzij de vele pijnlijke behandelingen en de schaamte die ik toen ervoer, weet ik nu hoe belangrijk een mooi en gezond gebit is voor iemands welbevinden.” (https://www.psynip.nl/uw-beroep/werken-als-psycholoog/de-psycholoog-in-de-spotlight/maak-kennis-mondzorgpsycholoog/)

“De mond straalt uit wat je denkt, hoe je je voelt en wie je bent”

foto galerij

Er zijn verschillende soorten psychologen

  • Een sociaal psycholoog kijkt naar het gedrag van het individu; hoe een mens in de wereld staat; hoe een persoon anderen waarneemt en met hen omgaat, én kijkt ook naar het gedrag in en van groepen.
  • Een klinisch psycholoog kijkt naar de geestelijke/mentale gezondheid (psychopathologie) van de mens.
  • Een ontwikkelingspsycholoog kijkt naar de psychologische veranderingen bij toenemende leeftijd; ‘levenslooppsychologie’

Wat te doen bij kinderen met abnormale tandontwikkeling in de praktijk?

Wanneer er kinderen met een abnormale tandontwikkeling in de praktijk komen, dan zijn vaardigheden als ‘bejegening, observeren, luisteren, steunen en motiveren’ de meest belangrijke competenties voor passende zorg en begeleiding.

Maak contact en bouw een vertrouwensrelatie op. Volgens de contacttheorie is meer contact, kennismaking en communicatie tussen mensen of groepen goed voor wederzijds begrip én naarmate men elkaar beter leert kennen vooral ‘negatieve’ houdingen en vooroordelen uitblijven danwel verminderen.

Observeer, luister en stel vragen die nodig zijn om te achterhalen in hoeverre er een echte hulpvraag is:

  • Wat is het probleem?
  • Waarom is het een probleem?
  • voor Wie is het een probleem?

Er zijn verschillende vormen van steunen, en afhankelijk van wat een persoon nodig heeft pas je sociale steun toe:

  • Emotionele steun: liefde, emotionele zorg, empathie en vertrouwen geven.
  • Waarderingssteun: informatie verstrekken waarmee iemand zichzelf kan waarderen.
  • Informatieve steun: informatie verstrekken die persoonlijke of omgevingsproblemen oplost.
  • Instrumentele steun: helpen met taken, voor iemand zorgen.

Een centraal en veelgebruikt begrip in de gezondheidszorg is ‘motiveren’. Meestal is er zonder motivatie geen hulpvraag, behandelplan, interventie, actie en resultaat. Bovendien is het lastig een antwoord te geven op de vraag hoe je kunt ‘motiveren’. Veelal klinkt het vriendelijk, maar in de praktijk wordt het door de patiënt/cliënt meestal ervaren als ‘overhalen’ of ‘bekeren’. ‘Motiverende gespreksvoering’ wordt dan eerder als aversief beleefd.

Enkele tips

  • Je eigen levensverhaal bepaalt je kijk op het leven en op het leven van anderen.
  • Durf te vragen en geef Waardering en Feedback.
  • Heb een Luisterend oor of bied een arm om de schouder.
  • Geef Praktische steun en hanteer een Positieve benadering.
  • Geef Feitelijke informatie, heb Vertrouwen, Geduld en Kalmte.
  • Pas Sociale vaardigheden toe en ben Bereidheid om te leren.
  • Leer ‘Lezen’: …kijk en luister naar subtiele aanwijzingen over de huidige stemming en de persoonlijkheid.
  • Het is de kunst om te relativeren…, een filmtip hiervoor is de film Wonder: August “Auggie” Pullman is een jongen van 9 jaar, die geboren werd met een misvormd gezicht en zijn draai probeert te vinden in een nieuwe school Film-trailer hieronder

Door:
Yvonne Buunk-Werkhoven, gepromoveerd sociaal psycholoog en mondhygiënist, en Khee Hian Phoa, tandarts-MFP (NVGPT), Restauratief tandarts (NVVRT).

 

 

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z