paro-meets-endo

Endo meets paro: paro of endo probleem?

Het valt niet altijd mee om vast te stellen of een pocket een paro- of een endo-probleem is. Beide hebben met bacteriën te maken. Aan de hand van enkele casussen vertelde endodontoloog Joerd van der Meer over zijn ervaringen hiermee tijdens het congres PARO: Multidisciplinair.

Beluister als podcast of lees de tekst hieronder.

Antibiotica bij bacteriën rondom de apex

In de eerste casus heeft een patiënt ondanks vele bezoekjes aan de tandarts steeds terugkerende pijn. In een filmpje is te zien dat pus op de hartslag van de patiënt uit het kanaal naar boven komt. Wat was het probleem? Van der Meer heeft de pus gekweekt en uit de lab-resultaten bleek dat er allemaal paro-gerelateerde bacteriën in zaten. En toch was het geen paro-probleem. Dat kwam doordat er niet alleen bacteriën in het kanaal zaten. Zij hadden zich een weg gebaand naar het worteloppervlak en hebben zich opgehoopt rond de apex. Door de kweek kon er gericht antibiotica gegeven worden en zo was de patiënt eindelijk echt geholpen. Heel vaak komt er Fusobacterium Nucleatum uit zo’n kweek. Bij een andere patiënt bleek voornamelijk Porphyromonas Gingivalis in de kweek aanwezig. Een paar weken na de gerichte kuur, kwam de ontsteking tot rust en uiteindelijk trad genezing op en herstelde het bot zich weer volledig. Van der Meer had toen net een krantenbericht over de relatie tussen P.g. en Alzheimer gelezen en kreeg zodoende een goed gevoel dat hij hier misschien meer had kunnen doen dan alleen een tandheelkundig probleem verhelpen.

Gele vla en een extra-radiculaire infectie

Hierna volgde nog een voorbeeld van een persisterende fistel. Hier kwam volgens de spreker ‘heerlijke gele vla’ uit. Ook werd er een foto getoond van een geëxtraheerd element met een endo-probleem waarop de bacteriën echt terug te vinden zijn als een soort gitzwart tandsteen rondom de apex.

Kip of ei?

Een paro-behandeling heeft een verwaarloosbaar effect op de pulpa. Dus als er louter een paro-probleem is en deze wordt behandeld, dan resulteert dit niet in endo-problematiek. Op het moment dat er botverlies bij of voorbij de apex is, kan de paro op zichzelf wel de pulpa schaden. Andersom kan een necrotisch geïnfecteerde pulpa een risicofactor vormen voor parodontale aandoeningen. Gezien de overeenkomsten tussen paro- en endo-microflora zou kruisbesmetting mogelijk kunnen zijn.

Furcatie

In een volgende casus leek aanvankelijk sprake te zijn van een enorm paro-probleem, waarbij de furcatiesonde een behoorlijk eind onder het element strandde. De patiënt was klachtenloos. Dit was een anatomische variatie met een soort extra wortelkanaal. Deze draineerde via een lateraal kanaaltje in de furcatie. Als je hierbij de bacteriële prikkel vanuit het kanaal wegneemt, dan treedt mooie genezing op met bot-ingroei.

Smalle pocket

Als je een smalle pocket ontdekt, hoeft dat niet per se een paro-probleem te zijn. Als je het als zodanig gaat behandelen, kunnen de vezels van het parodontaal ligament beschadigd raken. Een smalle pocket kan wijzen op:

  • Een parodontaal probleem
  • Een verticale fractuur
  • Een ontwikkelingsgroeve
  • Een endo-paro probleem

Fractuur

Meerdere fistels zijn een duidelijke hint voor een verticale fractuur. Er ontstaat echter niet altijd een fistel bij een fractuur. Een verticale fractuur betekent helaas dat het element verloren is.

Ontwikkelingsgroeve

Als je de vitaliteit test, het element positief reageert en je iets ziet wat op een fractuur lijkt, kan het een ontwikkelingsgroeve zijn. Met name bij de laterale bovenincisieven komt dit regelmatig voor. Chirurgisch behandelen en bijvoorbeeld MTA restaureren kan een optie zijn, maar dan heb je nog steeds een probleem. Er vormt zich namelijk geen aanhechting tussen het MTA en de gingiva. Op dat moment kan je de hulp inschakelen van de parodontoloog.

Gecombineerd probleem

Is er sprake van gecombineerde problematiek: endo-paro of paro-endo? Laat dan het worteloppervlak eerst met rust. Behandel altijd eerst de endodontische component en evalueer na 6 tot 12 weken. Op die manier raken de vezels in het parodontale ligament niet onnodig beschadigd. Aanvullend kan er na die tijd nog een paro-behandeling nodig zijn, maar dat is niet altijd het geval. Zeker niet als het een endo-paro is. Deze is te herkennen als solitaire pocket.

Joerd van der Meer deed in 1989 tandartsexamen aan de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Na de militaire dienst als tandarts bij de Koninklijke Marine, werkte hij enkele jaren in een groepspraktijk in Drenthe. In 1996 begon hij als docent voor de disciplinegroep Tandheelkunde/Mondhygiëne van de RuG. Vanaf 1998 tot januari 2002 was hij werkzaam als docent en onderzoeker bij de afdeling “Endodontologie” van de KUN onder leiding van dr. Werner Willemsen. Sinds 1998 heeft hij een verwijspraktijk voor endodontologie gedurende 2 dagen in de week en werkt hij als onderzoeker bij het UMCG. Tevens is hij sinds 2009 “Honorary Research Associate” bij het “University College of London Eastman Dental Institute”.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna van de lezing van Joerd van der Meer tijdens het congres PARO: multidisciplinair.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Endodontische herbehandeling van gekroonde elementen, hoe pakken we dat aan

Endodontische herbehandeling van gekroonde elementen, hoe pakken we dat aan?

Een endodontische herbehandeling is meer dan alleen gutta percha verwijderen. In veel gevallen betreft het een herbehandeling van een gekroond element. Niet zelden is er ook een metalen stiftopbouw of vezelversterkte composietopbouw aanwezig die de toegang tot de kanalen belemmert.

 

Om de kroon te sparen en te voorkomen dat er een nieuwe coronale restauratie gemaakt moet worden, wordt er in veel gevallen voor chirurgie gekozen. Maar ook met een niet-chirurgische benadering kan in veel gevallen de kroon behouden blijven. Eén van deze mogelijkheden is een kronentikker, die gebruikt kan worden om de oude kroon te verwijderen. In een enkel geval kan het zijn dat bij het verwijderen van de kroon ook de gegoten stiftopbouw meekomt.

Het is van groot belang dat gezond tandweefsel behouden blijft. Na het verwijderen van de kroon is het eerste waar je naar kijkt: hoeveel tandmateriaal is er nog? Voor een goede restauratieve prognose is het belangrijk om te beoordelen hoeveel resterend tandweefsel er nog is.

Wat is de oorzaak van de klachten/symptomen?

  • Endodontische oorzaak
    Gemist kanaal?
    Onvoldoende kanaalvulling?
  • Restauratieve component
    Coronale lekkage?
    Cariës?
  • Parodontaal probleem?
    Pockets? Aanhechtingsverlies?
  • Crack of fractuur?

Bekijk de video met een interview met Marga Ree

Eénzitting versus meerdere zittingen

Heeft het te behandelen element een dubieuze prognose, dan is het advies van Marga Ree om de behandeling in meerdere zittingen te doen. Dat stelt je namelijk in staat de behandeling te evalueren voordat de definitieve kanaalvulling wordt aangebracht. In de literatuur wordt geen uitsluitsel gegeven of een éénzittings- of meerdere zittingen endodontische behandeling een hoger succespercentage oplevert. Bij een endodontische behandeling in meerdere zittingen bestaat de eerste zitting veelal uit het verwijderen van de kanaalvulling en het reinigen, gevolgd door het afsluiten met calciumhydroxide. Na ongeveer 4 weken is dan een check of er genezing heeft plaats gevonden. Door antwoord te krijgen op onder andere de volgende vragen is het mogelijk om elementen met een dubieuze prognose tijdig te identificeren, voordat er met de prothetische vervolgbehandeling wordt begonnen.

  • Is de patiënt klachtenvrij?
  • Is de fistel verdwenen?
  • Is de zwelling verdwenen?
  • Zijn de pockets afgenomen?

Als het verbeterd is, dan is de volgende stap het vullen van de kanalen.

Wat is de kwaliteit van de coronale restauratie?

Kroon kan worden behouden vs. Kroon moet vervangen worden

Kroon kan behouden blijven, geen wortelstift aanwezig

  • Endodontische opening door kroon
  • Kleurenkaart van dentine, gemist kanaal ligt op overgang donker licht dentine

Anatomische wetten van Krasner & Rankow 2004
1. De pulpabodem is altijd donkerder dan de opstaande dentinewanden
2. De kanaalingangen zijn altijd gelokaliseerd op de grens van de wand en de bodem

Kroon moet worden vervangen

Pre-endodontische opbouw

Je kunt alleen hechten aan schoon dentine. Marge Ree gebruikt veelvoudig de zandstraler om een goede hechting te krijgen naast de gebruikelijke adhesieven. De opbouw wordt veelal gemaakt van het materiaal Luxacore Z. Tijdens het rmaken van de pre-endodontische opbouw worden de kanaalingangen afgedekt met gutta percha of teflon tape, zodat deze later eenvoudig weer te lokaliseren zijn.

Demontage

  • Beoordelen of de bestaande kroon wordt behouden of vervangen
  • Identificeren van het soort wortelstift (in verband met verschillende methodes en procedures)
  • Beoordelen restaureerbaarheid
  • Benodigd instrumentarium en klinische procedure
  • Tijdelijke restauratie

Op de röntgenfoto kun je nagaan met welk type wortelstift je te maken hebt.
Soorten stiften:

  • Metalen stiften
    o Schroefstiften
    o Parallelle of tapse stiften
  • Keramische stiften en zirkoniumoxide stiften
  • Vezelversterkte composietstiften

Röntgencontrast

  • Gegoten opbouw van metaal (zeer radiopaak)
  • Zirkoniumoxide stift (iets minder radiopaak dan metaal, zeer lastig te verwijderen)
  • Stift met zelfde röntgencontrast als gutta percha is titanium stift
  • Glasvezelstiften (zeer radiolucent)

Instrumentarium voor het verwijderen van stiften

Afhankelijk van de soort stift zijn er verschillende manieren om wortelstiften te verwijderen. Instrumentarium dat hiervoor gebruikt kan worden:

  • Ultrasone apparatuur
  • Stiftentrekkers
  • Boren
  • Prepanen
  • Combinatie van bovengenoemde

Kroon moet worden vervangen, wortelstift aanwezig

  • Slijp de kroon eraf, beoordeel restdentine voor de restauratieve prognose, verwijder wortelstift en maak pre-endodontische opbouw.
  • Gebruik kroonafnemer/kronentikker, beoordeel restdentine voor de restauratieve prognose, verwijder wortelstift en gebruik eigen kroon dan later weer als tijdelijke voorziening.

Kroon kan behouden blijven, wortelstift aanwezig

  • Maak een endodontische opening, maak gebruik van een post puller (stiftentrekker) voor het verwijderen van de wortelstift. Je slijpt de stift op de juiste diameter, bevestigt dan het hulpstukje dat aan de kop van de stift vast gezet wordt (tubular tap). Dan kun je met de stiftentrekker de stift verwijderen.
  • Een andere optie is de Metalift voor het verwijderen van de kronen, er wordt dan een gaatje occlusaal gemaakt om zo dan de kroon te kunnen verwijderen.

Marga Ree adviseert om de stift vrij te leggen 1-2 mm onder de kanaalingang. Door gebruik te maken van ultrasone trillingen tegen de stift ontstaan barstjes in het cement. Zo kan de stift verwijderd worden. Een schroefstift kun je verwijderen met ultrasoon trillen en daarna de stift tegen de klok in draaien. Bij het verwijderen van gegoten opbouwen, is het belangrijk om zo min mogelijk van het dentine weg te slijpen. Hiervoor kunnen EndoGuide Burs worden gebruikt, dit zijn hele dunne boortjes, ideaal om een dun groefje rondom de stift te maken. Daarna ultrasoon trillen om de stift te verwijderen.

Zirkonium en keramische stift kun je behandelen als een metalen stift dus met ultrasoon en/of stiftentrekker, maar kan echt heel erg lastig zijn! De stiften zijn namelijk zeer hard en lastig om te beslijpen.

Instrumentarium om vezelversterkte composietstiften te verwijderen

Vezelversterkte stiften zijn vaak lastig te zien vanwege de kleur. Tip van Marga Ree: in nat oppervlak zie je het verschil tussen stift en vulling beter.

  • Boren om stiften weg te slijpen
    o Diamant boren
    o Munce discovery boren
    o Speciaal ontworpen ‘removal kits’
    Houdt de richting in de gaten, je wilt een perforatie voorkomen.
  • Ultrasone tips
    o Tips met diamant coating
    o Gladde tips

Gebruik de bestaande kroon als mal voor de nieuwe opbouw.

Mogelijke complicaties bij een endodontische behandeling door een kroon

  • Beschadiging/loskomen kroon
  • Aanwezigheid stift en gegoten of plastische opbouw
  • Beperkt zich
  • Openingspreparatie in verkeerde richting
  • Opofferen van gezond dentine door zoeken naar kanaalingangen

Innovaties om de richting te bepalen bij het openen

Een techniek om complicaties te voorkomen is Guided Endodontics (GE), kanaal lokalisatie met behulp van CBCT. Uit recent onderzoek blijkt dat kanaal lokalisatie 40% succesvol is bij de conventionele techniek en 90% bij GE. Verder is de tijd om kanalen te lokaliseren twee keer zo lang bij de conventionele techniek (21 min vs 11 min). Daarnaast is weefselverlies bij de conventionele techniek vijf maal groter.

Hoe doe je dat dan bij een patiënt? Je hebt een CBCT nodig en een oppervlakte scan, deze moet je uploaden naar specifieke software met deze data wordt een virtuele planning gemaakt en een boormal.
Nadeel van de techniek is dat deze alleen nog te gebruiken is tot de premolaren, vanwege de lengte van de (lange) boren.
Nog geavanceerder is de Dynamic CT Guided Endodontics. Er wordt geen gebruik gemaakt van een boormal, maar een camera, en bij deze techniek kijkt de tandarts niet naar de tand tijdens het prepareren, maar naar een scherm, waarbij de software aangeeft welke richting de boor moet aanhouden. Geavanceerde apparatuur is dus nodig, daarnaast heeft de techniek een hoge learning curve. Wellicht iets voor de toekomst?

 

Marga Ree studeerde in 1979 af als tandarts aan de UvA. Daarna was zij, naast haar algemene praktijk, vijf jaar als part-time staflid verbonden aan de afdeling Cariologie, Endodontologie en Kindertandheelkunde. In 2001 behaalde zij haar Master of Science titel aan de postgraduate opleiding endodontie van ACTA. Zij is een veelgevraagd spreker en heeft meer dan 200 lezingen en hands-on trainingen gegeven in zeker 30 verschillende landen. Zij is de primaire auteur van een groot aantal artikelen in (inter-)nationale tijdschriften en boeken. Zij voert sinds 1980 een eigen praktijk in Purmerend, waarvan de laatste 19 jaar een verwijspraktijk voor endodontie.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Marga Ree tijdens het congres Endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
endodontologie

Occlusale aanpassingen kunnen pulpitisachtige klachten verhelpen

Studie naar behandeling van overbelasting bij patiënten met persisterende en onverklaarbare pulpitisklachten, na een endodontische behandeling uitgevoerd door een zeer ervaren endodontoloog. Hiervoor is gebruikgemaakt van een digitale occlusie-analyse waarmee overbelasting werd geanalyseerd, en op geleide hiervan werd de occlusale vormgeving hier en daar ‘afgestoft’. Uit deze studie blijkt dat een occlusale aanpassing op geleide van een digitale occlusie-analyse uitkomst kan bieden bij onbegrepen pijnklachten na een uitstekend uitgevoerde endodontische behandeling. Door deze techniek toe te passen in de diagnostische fase kunnen onnodige endodontische behandelingen wellicht voorkomen worden.

Verslag van de lezing van dr. Hans van Pelt tijdens het NVvE-congres.

Pulpitisachtige klachten zijn klachten die lijken op pulpitis, maar niet daadwerkelijk van pulpitis afkomstig zijn. Belangrijk voor het begrijpen van deze klachten is niet per element kijken, maar wat meer afstand nemen. Hierdoor zien we ineens andere zaken.

We moeten er rekening mee houden dat occlusie en articulatie een optelsom van elkaar zijn. Op het moment dat we een metaal-porselein kroon maken en er chipt een stuk porselein af dan kan dit de zwakke schakel in het geheel zijn geweest.
Tegenwoordig maken we vaker volledige zirkonium kronen. Het probleem met deze kronen is dat door het monolitische materiaal hier geen stuk vanaf kan chippen. Daardoor zal overbelasting leiden tot klachten elders in het kauwstelsel, naar dan de zwakste schakel, bv. de spieren of het dento-alveolaire complex.

Digitale occlusie analyse systemen

Er zijn nu een aantal digitale occlusie analyse systemen. Hierbij moeten we met een aantal dingen rekening houden:

  • Occlusie is meer dan alleen de maximale occlusie (MO).
  • Occlusie beschermt en dat noemen we “mutual protected”.
  • Dit wil zeggen dat het front de zijdelingse delen beschermt door disclusie en de zijdelingse delen het front door een correcte beethoogte.
  • Tegenwoordig is dit objectiveerbaar, omdat we nu kunnen kwantificeren en analyseren van de drukopbouw in stapjes van 0,003 sec. Daardoor is het ook mogelijk om veranderingen te evalueren.

Binnen de occlusie zijn er altijd drukverschillen

Vóór de digitale meetmethodes konden we niet waarnemen welke kies de meeste druk opving. Hierdoor was het geven van onderwijs over occlusie en articulatie moeilijk te geven, want waar kijk je naar en hoe? Tegenwoordig kunnen we het meten en visualiseren. Dat maakt onderwijs geven van de biomechanica tussen boven- en onderkaak een stuk leuker.
Binnen de occlusie zijn er altijd drukverschillen en met de T-scan kan je op 256 verschillende niveaus de druk meten. De achterste kiezen zullen eerder meer druk opvangen omdat deze zich het dichtst in de buurt van het kaakkopje bevindt en overbelasting zal eerder tot klachten leiden (“notekrakereffect”), omdat net als bij het kraken van een noot de hoogste kracht dicht bij het scharnier zit.

Hoe werkt nu deze digitale occlusie methode?

In de sensor, die 100 micron dik is zitten kleine druksensoren waar piezostroom doorheen gaat. Deze sensoren meten de weerstand. Het verschil in weerstand kun je analyseren. De stapjes kun je opdelen in 0,003 seconden. Hierdoor kun je heel exact meten hoelang de patiënt over bepaalde trajecten doet.

Een traject welke als eerste geanalyseerd wordt, is het traject van het eerste contact (A), tot de maximale occlusie (B). Dit wordt de occlusietijd genoemd.
Wanneer je binnen dit traject ziet dat er hele hoge krachten op één element uitgeoefend worden, hoeft dat lang niet altijd te betekenen dat deze patiënt ook pijnklachten heeft of krijgt. Als de patiënt namelijk niet klemt (=parafunctie), zal deze overbelasting ook niet optreden. Geen occlusie is immers geen druk.

Binnen het onderzoek gedaan naar de digitale occlusie meting, gingen ze met name op zoek naar pijn en de relatie met overbelasting. Hierbij onderzochten ze traject A naar B (de occlusietijd). Als er binnen dit traject een kies uitspringt die erg belast wordt dan zijn er vaak twee opties om deze te ontlasten: het ontlasten van dit element door selectief corrigeren van restauratie of knobbelhelling, of het opbouwen van één of meer cuspidaten om bij articulatie weer disclusie te krijgen in de zijdelingse delen. Hierbij kiezen ze bij voorkeur voor het opbouwen van de cuspidaat, tenzij er van de restauratie kan worden afgenomen.

Middels deze digitale occlusiemeting kunnen we niet-visueel waarneembare (micro) malocclusies opsporen. Maar voor de betrouwbaarheid is het ook belangrijk om te onderzoeken hoe reproduceerbaar een scan is. Om betrouwbaar te zijn, moet de scan er steeds hetzelfde uitzien.
Hierbij werd wederom met name gekeken naar het totale traject van A naar B, hier ook wel het Centrum of Force Trajectory genoemd (COF) waarbij gekeken wordt hoe Max. Occlusie tot stand is gekomen.

Wat bleek: patiënten met pulpitis klachten bijten vaak om de pijn heen. Zij kunnen niet goed de druk van de maximale occlusie vasthouden en het schema gaat er dan uitzien als een zaagbeweging. Dit is typisch een uitkomst voor patiënten met pijn.

De conclusie die nu verbonden wordt aan het onderzoek over de T-scan, is dat deze bij onbegrepen of persisterende pijnklachten mogelijk iets kan betekenen. Na behandeling bleken dat de occlusietijd significant korter was. Van gemiddeld 0,19 sec. Naar 0,09 sec.

Effect van een occlusale aanpassing op geleide van een digitale occlusie analyse op persisterende pulpitisachtige klachten

Bovenstaande bevindingen komen uit een scriptie waarin de resultaten van een kritische analyse zijn bescheven. De vraag die beantwoord werd luidde: wat is het effect van een occlusale aanpassing op geleide van een digitale occlusie analyse op persisterende pulpitisachtige klachten?

Er werd een retrospectief onderzoek uitgevoerd bij patiënten die behandeld werden in verband met warmte of koude gevoeligheid mogelijk ook met een positieve reactie op percussie, waarbij geen duidelijke endodontische oorzaak gevonden werd.

Bij deze patiënten werden metingen gedaan met een T-scan die goed reproduceerbaar bleken te zijn, waarbij met name gekeken werd naar de “force outliers” (piekbelasting die de software analyseert op basis van de gemaakte scans) en de tijd die de patiënt nodig had om van punt A naar punt B te komen (de occlusietijd).

Als interventie werden de cuspidaten opgebouwd, de restauratie- of knobbelhellingen afgestoft (op micrometer niveau) of er werd een combinatie van beide gedaan.

De patiënt werd voor en na de behandeling gevraagd naar de klachten op een schaal van 0 tot 10.

De patiëntengroep werd opgedeeld in twee delen. Bij de eerste groep hadden de patiënten klachten aan elementen waarbij al een endodontische behandeling was uitgevoerd. In de tweede groep werden alleen patiënten opgenomen met klachten aan vitale elementen. Opvallend was dat in de tweede groep alleen klachten waren bij molaren.

De eerste groep gaf als pijnscore voor de behandeling gemiddeld een zeven en na de behandeling een twee. Ook de tijd tussen punt A en punt B was flink gezakt.

Bij de tweede groep zakte de gemiddelde score van 7,4 naar 2,4.

Als beide groepen weer samen geanalyseerd worden, blijkt dat twee patiënten totaal geen verandering in klachtenintensiteit meldden. Toch is de totale pijnscore met 68% gezakt. Het effect van de behandeling is in de eerste en tweede groep even groot.

De verdeling van de “forceoutliers” waren bij de vitale groep met name bij de molaren. Bij de eerste groep met ook avitale elementen, zagen ze deze ook op te premolaren.

Pulpitisachtige klachten in een element, zonder dat er echt zenuwweefsel aanwezig is

Maar hoe is het mogelijk dat iemand pulpitisachtige klachten ervaart in een element, zonder dat er echt zenuwweefsel aanwezig is?
Daarvoor hebben ze een theorie ontwikkeld die als volgt is: door het premature contact ontstaat er compressie in het parodontaal ligament. Hierover wordt feedback gestuurd naar het centrale zenuwstelsel. Deze registreert dit en de kauwspieren worden dusdanig aangestuurd dat ze om de pijn heen gaan bewegen, waardoor een steriele neurogene ontsteking ontstaat.

Mogelijkerwijs kan ook nog “referred pain” een rol spelen. Waarbij de pijn vanuit het kaakgewricht of de spieren uitstraalt naar de molaren in de bovenkaak. Hierbij zou eventueel fysiotherapie nog een behandeloptie kunnen zijn.

De conclusies die uit deze scriptie getrokken konden worden waren:

  • Het is mogelijk dat elementen met een endodontische behandeling pulpitisachtige klachten geven
  • De meeste van dit soort klachten komen tot uiting in het molaargebied
  • Occlusale aanpassingen kunnen deze klachten verminderen
  • Als je het gevoel hebt dat een patiënt tijdens een scan om de klachten heen beweegt, kan het een mogelijkheid zijn om anesthesie te geven om zo de scan beter reproduceerbaar te maken

Dr. Hans van Pelt studeerde tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Van 1978-1985 was hij verbonden aan de afdeling Prothetische Tandheelkunde en promoveerde in 1985. Van 1984 tot 1999 werkte hij in een algemene (groeps)praktijk. En van 1991-2011 was hij verbonden aan het Martini Ziekenhuis in Groningen voor prothetische en restauratieve behandelingen in samenwerking met de afdeling Mond-Kaak en Aangezichtschirurgie. In 2004 zette hij er een Afdeling Bijzondere en Restauratieve Tandheelkunde op, die in 2011 is overgegaan in een CBT. Sinds 2000 is hij weer verbonden aan het Centrum Tandheelkunde en Mondzorg van het Universitair Medisch Centrum Groningen en verzorgt hij onderwijs in Restauratieve en Reconstructieve Tandheelkunde. Zijn huidige werkzaamheden verdeelt hij over het UMC Groningen en (sinds juli 2011) de verwijspraktijk Proclin in Rotterdam. In december 2010 is hij door de EPA erkend als prosthodontist en in 2015 als restauratief tandarts door de NVVRT (opgericht in 1998) waarvan hij medeoprichter en erelid is. Hij is 25 jaar gastdocent geweest voor ACTA Quality Practice en is sinds 1986 actief als docent in het PostAcademisch Onderwijs in Nederland en voor het NiVVT in België. Van 2012 tot 2019 was hij hoofdredacteur van het vaktijdschrift Tandartspraktijk.

Mariëlle Peuchen studeerde Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit in Groningen van 2013 tot 2019. Na het behalen van haar tandartsenbul is ze aan het Centrum Tandheelkunde Mondzorgkunde in het Universitair Medisch Centrum Groningen verbonden gebleven als tandarts docent en trainee restauratief. Tevens is ze werkzaam in een algemene groepspraktijk te Drachten.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Hans van Pelt en Marielle Peuchen tijdens het NVvE-congres De endo start.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Scholing
artificial-intelligence-in-de-zorg

Artificial Intelligence in de medische diagnostiek

Henk Marquering, van oorsprong geofysicus en gepromoveerd binnen de seismische tomografie, ontwikkelde vanuit de geofysica belangstelling voor computermodellen. Na te hebben gewerkt aan beeldbewerking bij Canon werd de stap naar de medische sector gemaakt waar hij zich tot op heden binnen de afdeling radiologie bezighoudt met A.I. in de medische diagnostiek. Op het wintersymposium van de NVDMFR gaf hij een lezing over zijn werkgebied.

Start digitalisering in radiologie

Radiologie is een van de medische gebieden waar digitalisering als eerste plaatsvond. Volume-rendering is hier een goed voorbeeld van waarbij er een 3D volume wordt gemaakt van meerdere 2D afbeeldingen, bij onder andere computertomografie (CT) en magnetische resonantie imaging (MRI). Segmentatie is een ander voorbeeld waarbij men dankzij digitalisering, specifieke organen uit een afbeelding kan extrapoleren. Maar ook kwantificatie van ziektes is hedendaags mogelijk middels complexe analyse van databases door modellen en algoritmes die zich met zogenoemde Deep Learning bezighouden. Een goed voorbeeld van kwantificatie is een CT-beeld van een hart. Door volume rendering en extrapolatie is het coronaire systeem te visualiseren, te kwantificeren en te classificeren, waarbij de ernst van gecalcificeerde plaques en stenoses in kaart kan worden gebracht.

Reeds vanaf 1956 tot 1974 probeerde men door analyse van het brein inzicht te krijgen in de werking van een neuron. Dit resulteerde in 1958 in de eerste computersimulatie van neurale activiteit. A.I. heeft in de jaren daarna een wisselende aandacht gekregen. Door episodes van gebrek aan financiële middelen en computerrekenkracht heeft de ontwikkeling van A.I. lange tijd stilgelegen, waarbij in 1980 en 2010 er 2 maal een “booming wave” heeft plaatsgevonden. In de loop der tijd is de Artificial Intelligence (A.I.) doorontwikkeld van Machine Learning, waarbij bijvoorbeeld beelden automatisch worden geanalyseerd door middel van rendering en segmenteren, naar Deep Learning.

Deep Learning technologie

Deep Learning is niet het stimuleren van een enkel neuron, maar de interactie tussen verschillende neuronen en het effect op bijvoorbeeld gedachten, acties en reacties in het menselijk brein. De introductie van meerdere lagen, oftewel Deep Learning, in de A.I. zal resulteren in het beter uitvoeren van opdrachten. De computer zal dus in staat zijn om beelden te interpreteren zoals de mens ze ook kan interpreteren door meerdere lagen aan informatie te combineren. Ga je verschillende kenmerken per laag aan elkaar koppelen dan kunnen objecten worden herkend. In het humane brein gebeurt dit bij het herkennen van bijvoorbeeld een neus of een oog. Gezichtsherkenning en autonome auto’s, zoals Tesla deze op de markt heeft gebracht, zijn hedendaagse voorbeelden van Deep Learning technologie.

Stroomversnelling

Door de financieel lucratieve en groeiende computergame industrie en dankzij de komst van volume rendering-games, waar sterke grafische kaarten voor nodig zijn, is de A.I. in de medische wereld ook in een stroomversnelling geraakt. Dankzij deze krachtige grafische kaarten en in combinatie met nieuwe algoritmes, kunnen we nu ook complexe berekeningen uitvoeren in de medische beeldvorming. A.I. is in de radiologie met name geschikt vanwege grote hoeveelheden aanwezige digitale datasetsheets waarbij het analyseren vaak repetitief is en makkelijk uit handen kan worden genomen door computers. A.I kan worden ingezet bij het screenen van patiënten, tijdens de reconstructie van beelden en het verbeteren van de kwaliteit, maar ook het segmenteren en kwantificeren van beeldmateriaal en ten slotte het classificeren ervan om vervolgens een prognose te geven behoren tot de mogelijkheden.

Voorbeelden van A.I.

Een techniek om MRI-beelden sneller te reconstrueren door niet alle frequenties te analyseren maar enkel de frequenties waarin de structuren c.q. weefsels van belang worden afgebeeld wordt inmiddels mogelijk gemaakt door A.I.

Een ander voorbeeld is CT-beeld synthese tijdens een Calciumscore scan in het kader van coronaire aderverkalking. Door het toepassen van dosisreductie en zodoende minder stralingsbelasting is er sprake van een toename van ruis in de beeldvorming waardoor het kwantificeren van kalkafzetting in de coronaire arteriën niet meer mogelijk is. A.I. zorgt ervoor dat er wordt geleerd hoe het beeld eruit had moeten zien als er met een hogere dosering zou zijn gescand. Met een lage dosering straling simuleer je vervolgens het beeld waarbij een hogere stralingsbelasting werd toegepast. Zodoende is de beeldkwaliteit net zo goed om een goede coronaire calcium score te bepalen met minder stralingsbelasting voor de patiënt.

Bij andere patiëntengroep met bijvoorbeeld een cerebrale tumor wordt vaak zowel een MRI als een CT-scan gemaakt. MRI brengt voornamelijk de weke delen goed in kaart en de CT-scan wordt vaak gemaakt om een planningen voor radiatie therapie te bepalen. A.I kan worden ingezet om vanuit MRI-beelden te leren hoe de CT-beelden eruit moeten komen te zien; wederom CT-beeld synthese. De CT-scan is zodoende niet meer nodig bij deze categorie patiënten.
Op het gebied van beroertes, de ischemische- en hemorragische CVA, heeft Henk Marquering ook veel onderzoek verricht. De hoeveelheid bloed in een brein na een subarachnoïdale bloeding (SAB) op een CT-scan wordt onder andere bepaald aan de hand van de Fischer Grade (1-4), waarbij graad 1 geen bloed en graad 4 bloed in de ventrikels weergeeft. De mate van de hoeveelheid bloed in een CT-scan na subarachnoïdale bloeding valt mogelijk beter te kwantificeren. Bloed is echter niet makkelijk te herkennen door een computer middels segmentatie. Dankzij een Deep Learning algoritme leert een computer zelf of een voxel (3D pixel) bloed of geen bloed is. Dit resulteerde reeds binnen 48 uur in een algoritme dat even goed functionerende als de ‘’ouderwetse’’ GOFAI (Good Old Fashion A.I.) die voor de segmentatie werd gebruikt. Aan de hand van de hoeveelheid subarachnoïdaal bloed, zichtbaar op CT-beelden, is er een goede voorspelling te doen met betrekking tot de prognose van de patiënt. Het bepalen van het infarct volume, zeker een paar dagen na beroerte, is lastiger. Deep Learning is hier van toegevoegde waarde om een goede segmentatie te bewerkstellingen die tevens snel, accuraat, objectief en kwantitatief is.

Voorspellen

Nog complexer wordt het om te voorspellen of de patiënten op later tijdstip een infarct zal krijgen, de zogenoemde Delayed Cerebral Infarction (DCI). Dit geeft de mogelijkheid om het beleid na een beroerte te voorspellen en of een patiënt Intensive Care behoeftig wordt of met een betere prognose al dan niet naar huis zou kunnen gaan. Een patiënt zal voorlopig in de huidige medische wereld nog niet worden ontslagen enkel na analyse van computerbeelden.

Echter, Deep Learning technologie, waarbij de positieve en negatieve voorspellende factoren met betrekking tot de prognose worden weergegeven, brengt de specialist een stapje dichterbij in de interpretatie van de beeldvorming.

Naast de reeds bestaande trombolyse behandeling bij een ischemisch CVA, heeft de komst van endovasculaire trombectomie als therapie de prognose van de patiënt sterk verbeterd. De effectiviteit van trombectomie is echter afhankelijk van de trombus karakteristieken. Sommige trombi vallen makkelijk uit elkaar en andere trombi zijn juist heel stevig en elastisch, dit is onder andere afhankelijk van de mate van fibrine en/of hoeveelheid trombocyten. Het is echter niet eenvoudig om een trombus te vinden in CT-beelden omdat er nagenoeg geen contrast komt ter plaatse waar de trombus zich bevindt. Je kunt de trombus dus op CT-angio karakteriseren door afwezigheid van contrast op de plek van de trombus en in het achterliggende stroomgebied. Door gebruik te maken van anatomische symmetrie in de beeldvorming is het echter ook mogelijk om middels Deep Learning een trombus te visualiseren. A.I. kan daarbij bijdragen aan de beeldvorming van met het blote oog moeilijk definieerbare trombi.

Tot slot; nadere A.I.-detailanalyse van CT-angio beelden vertoonden min of meer als toevalsbevinding dat een trombus toch in zekere mate permeabel zou zijn voor contrastvloeistof. Dit was echter uit klassieke CT-angio beeldvorming nog niet eerder aangetoond. Deze zogenoemde ‘’thrombus perviousness’’ vertoonde een correlatie met de prognose van de patiënt. Uit kwantitatieve analyse van deze beelden bleek tevens dat patiënten met een voor contrastvloeistof permeabele trombus een drie keer zo gunstige prognose zouden hebben ten opzichte van patiënten met een niet-permeabele trombus.

Henk Marquering, Amsterdam UMC, locatie AMC, Universitair Hoofddocent afdeling Radiologie en Nucleaire Geneeskunde.

Verslag voor dental INFO door Joey de Boer, Thierry Roseboom en Hanneke den Uil, derdejaars masterstudenten tandheelkunde aan ACTA, van de lezing van Henk Marquering, tijdens het Wintersymposium van de Nederlandse Vereniging voor DentoMaxilloFaciale Radiologie (NVDMFR)

Lees ook: Artificial Intelligence in de maatschappij

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Kaak, skelet, schedel, bot

Welke afwijkingen van het kaakbot zijn er?

Bij vermoeden van een kaakbotafwijking, is het van belang te onderzoeken of de afwijking “binnen het normale” valt, of er sprake is van een mogelijk artefact, of daadwerkelijk een afwijking.

Een overzicht van de afwijkingen van het kaakbot uit de lezing van dr. Erik van der Meij, van de cursus Mond- en Kaakziekten.

Om een DD te kunnen vormen, is het noodzakelijk dat de gehele pathologie op de röntgenfoto staat afgebeeld. Indien een solo-foto niet alles omvat, is het soms noodzakelijke een OPT te vervaardigen.

Röntgendiagnostiek van kaakbotafwijkingen is een kwestie van theoretische kennis, ervaring, nauwkeurige beoordeling van de röntgenfoto en logisch (klinisch) redeneren. Het is van belang dat er een laagdrempelige verwijzing naar de MKA-chirurg bestaat en dat er geen afwachtend beleid wordt gevolgd zonder werkdiagnose of DD.

Peri-apicale radiolucentie

Wanneer er röntgenologisch peri-apicaal een afwijking  waarneembaar is, kan de DD bestaan uit:

  • Peri-apicaal granuloom
    (fistel à fisteltracing)
  • Peri-apicaal abces
  • Radiculaire cyste
    Rond/ovaal, radix hoeft niet centraal te zitten, want kan ook tpv lateraal kanaal zitten, necrotische pulpa. Een cyste is een pathologische holte die bekleed is met epitheel. De cyste-inhoud bestaat meestal uit vloeistof of debris. Een cyste kan expanderen.
  • Peri-apicaal litteken
    Kan grote zwarting zijn op x-ray
  • Overprojectie over de peri-apex
  • Cemento-osseuze dysplasie
    Dit wordt in beginstadium vaak verward met parodontitis apicalis, of een radiculaire cyste. Deze afwijking komt voornamelijk voor in de anterieure mandibula, en heeft multipele foci. De gebitselementen zijn vitaal. De man : vrouw = 1 : 10 en 70% betreft het negroïde ras. De afwijking verandert over tijd van radiolucent naar radiopaque, en behoeft géén behandeling.
  • Solitaire (simpele) botcyste
    Deze scherpbegrensde goedaardige radiolucentie komt bijna altijd in de onderkaak voor, bij jonge patiënten (pubertijd). Het betreft een lege holte, welke zich weer langzaam vult met bot. Hoewel er spontane genezing optreedt, is het raadzaam de patiënt in te sturen naar MKA voor exploratie, ter uitsluiting van een ameloblastoom of keratocyste.
  • Latente botcyste
    “Cyste van Stafne” bevindt zich in de mandibula, vóór de kaakhoek en onder de canalis mandibularis. Het is in feite geen cyste, maar een sterke impressie van het corticale bot. Rontgenologisch lijkt er een “hapje” of “deukje” in de kaak te zitten. De afwijking komt vaker bij mannen voor, en geeft geen klachten. Bij twijfel kan er een CBCT worden vervaardigd, behandeling is niet geïndiceerd.
  • Residuale cyste
    Dit neemt langzaam in omvang toe, komt vaak voor na extractie van een gebitselement als de radiculaire cyste achter blijft en gaat groeien. Als de cyste niet al te groot is, kan enucleatie plaatsvinden. Bij grotere cysten vindt er eerst marsupalisatie plaats van het cystedak. Na ongeveer een jaar kan dan de restcyste geënucleerd worden.
  • Folliculaire cyste
    Cyste welke ontstaat rondom de kroon van een geïmpacteerd gebitselement, vaak de M3 of een cuspidaat in de maxilla. De cyste dient geënucleerd te worden en het gebitselement vaak geëxtraheerd.
  • Keratocyste
    Potentieel agressief groeiende cyste, welke tussen 2 radices in kan zitten, waardoor deze langzaam kunnen oplossen of verplaatsen door druk. De afwijking heeft een hoge recidiefkans, wat behandeling lastig maakt.

Peri-apicale radiopaciteit

  • Focale chronische scleroserende osteomyelitis
    Condenserende ostitis (verdichting van het bot), rondom de peri-apex. Oorzaak is prikkeling van het bot, door pulpitis, necrotisch pulpaweefsel, caries profunda of diepe restauraties. De afwijking wordt vooral bij jonge patiënten gezien, in de (pre)molaarstreek van de mandibula. De afwijking heeft géén radiolucente rand. Wanneer het aangedane gebitselement avitaal is, is endodontische behandeling geïndiceerd. In 85% van de gevallen treedt hierna regressie van de afwijking op, soms blijft er een “bone scar” aanwezig. Bij vitale elementen is er geen behandeling geïndiceerd.
  • Idiopatische osteosclerose
    Duidelijk begrensde opaciteit, welke zich meestal peri-apicaal of interradiculair bevindt van de (pre)molaren en als toevalsbevinding op een x-ray wordt gezien. De parodontaalspleet blijft goed volgbaar. De afwijking komt in 90%  in de mandibula voor, meestal in de eerste molaarregio. In 20% van de gevallen is er geen relatie met een gebitselement. Er is geen behandeling geïndiceerd.

Weke delen opaciteiten

  • Heterotopische calcificaties
    Opake structuren die zich in de weke delen bevinden. Voorbeelden zijn verkalkte lymfeklieren, speekselsteentjes, tonsillolieten, arterosclerose.
  • Heterotopische ossificaties
    Osteoma cutis, ossificatie ligamentum stylohyoideum.
  • Corpora aliena

dr. Erik H. van der Meij, MKA chirurg – oncoloog

Erik van der Meij werd opgeleid tot MKA-chirurg aan het VU Medisch Centrum te Amsterdam en promoveerde in 2002 op het mogelijk premaligne karakter van lichen planus van het mondslijmvlies. Hij was van 2004 tot 2008 als staflid verbonden aan de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie van het Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Aldaar volgde hij een fellowship Hoofd-Hals Chirurgie/-Oncologie. Sinds 2008 is hij als MKA chirurg-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden. Zijn aandachtsgebieden betreffen de hoofd-hals oncologie, speekselklierpathologie en de pathologie van de mondholte.

 

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van dr. Erik H. van der Meij tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.

Lees meer over: Congresverslagen, Diagnostiek, Kennis, Thema A-Z

Artificial Intelligence in de maatschappij

Waar in onze maatschappij wordt A.I. al toegepast? Hoe werkt A.I. en welke invloed heeft A.I. op de toekomst van onze maatschappij? Welke manieren zijn er om een kunstmatige intelligentie te trainen? Hoe start je een project waarbij je A.I. gaat toepassen en waar moet je rekening mee houden? Verslag van de lezing van drs. Koen Klein Willink, innovation manager NN Group Finance, datascience expert, tijdens het wintersymposium van de NVDMFR.

The future is now

Artificial intelligence is overal te zien. Van SIRI op je smartphone tot zelfrijdende auto’s. Netflix weet welke filmgenres je leuk vindt op basis van je kijkgedrag en geeft suggesties voor nieuwe films of series die jij waarschijnlijk ook leuk vindt. Facebook past dit principe ook toe in vorm van reclame en mensen die je misschien kent. Er zijn robots gemaakt die d.m.v. A.I. met elkaar voetballen. Gezichtsherkenning wordt wereldwijd toegepast. In China zijn ze al zo ver hiermee dat bij elk gezicht direct de gegevens over die persoon worden weergegeven. Emoties worden afgelezen van de gezichten van vliegtuigpassagiers om mensen die zich verdacht gedragen uit de menigte te pikken voor controle op het smokkelen van verboden middelen. In Chinese basisscholen kunnen ze de hersenactiviteit meten bij de schoolkinderen tijdens de lessen en aan de hand daarvan kan A.I. detecteren of iemand wel of niet oplet. De snelle ontwikkeling van A.I. boezemt bij veel mensen angst in. Het biedt echter een toekomstperspectief waaruit veel te halen valt. Er zijn veel voorbeelden waarin de mens samen met de machine tot betere resultaten kan komen dan alleen de mens. De toekomst van A.I. is nu en het zal niet lang meer duren voordat het zijn intrede maakt in de tandheelkunde.

Data Science, machine learning en deep learning

Data is overal om ons heen. Wat is data science? Het is een vakgebied waar wiskunde en statistiek, computerwetenschappen en IT, en domein- en zakenkennis bij elkaar komen.

Er zijn vier niveaus voor het analyseren van data:
1. Beschrijvende analyse: wat is er gebeurd?
2. Diagnostische analyse: waarom is het gebeurd?
3. Voorspellende analyse: wat zal er gebeuren?
4. Voorschrijvende analyse: wat moet je doen zodat het gebeurd?
Deze analyses zijn in volgorde van toenemende moeilijkheid gerangschikt.

Voor de voorspellende en voorschrijvende analyse gebruiken data scientists artificial intelligence modellen. Artificial intelligence nam zijn intrede in de samenleving in de jaren 50. A.I. is een techniek die computers gebruikt menselijke intelligentie na te bootsen, gebruik makend van als-dan regels, beslisbomen en machine learning. Machine learning is een subgroep van A.I. Binnen deze categorie valt ook deep learning. Deep learning bestaat uit algoritmen die toestaan dat software zichzelf traint in het uitvoeren van taken, zoals spraak en beeldherkenning. Er wordt kort uitleg geven van de belangrijkste begrippen: machine learning vs deeplearning, supervised learning vs unsupervised learning and reinforcement learning.

Hoe start je een data science project?

Data science projecten zijn op te delen in een aantal deelvragen. Bij aanvang van een data science project is het raadzaam om een globaal beeld te vormen van de volgende vragen:
– Welk probleem wil je oplossen?
– Hoe wil je eventuele resultaten gebruiken/toepassen?
– Welke data heb je precies nodig om het probleem op te lossen?
– Hoe kun je de data verzamelen die je nodig hebt
– Wat zijn de modellen die je toe kan passen
– Hoe definieer je succes waarop kun je de resultaten evalueren

In data science is veel mogelijk. Dit kan zorgen voor juridisch en moreel ethische dilemma’s. Drie simpele vragen helpen om, voorafgaand aan een data science, hier grip op te krijgen. 1) Kan het vanuit de techniek 2) past het binnen het juridisch kader en 3) de belangrijkste vraag wil ik hier aan bijdragen?

Belang van de gouden standaard

Bij alle statische modellen en ook bij machine learning en deep learning is er een belangrijke regel: “garbage in = garbage out”

Een voorbeeld uit de medische praktijk: bij een onderzoek naar huidkanker hebben de onderzoekers gebruik gemaakt van deep learning om huidkanker te herkennen. Tijdens het testen van de tool bleek dat er geen enkel geval van huidkanker was geconstateerd. Wat bleek? De vlekken die huidkanker waren werden gefotografeerd met een optische geprojecteerd meetlat ernaast zodat te zien was hoe groot deze was. Bij alle vlekken die geen kanker waren was dit niet gedaan. De machine had dus geleerd dat een meetlat bij een vlekje betekent dat het huidkanker was. Om tot bruikbare en betrouwbare uitkomsten te komen moet er gebruik worden gemaakt van een correcte gouden standaard.

Is goed, goed genoeg?

Tot slot geeft de spreker aan dat succes van machine learning modellen nog lastig te bepalen is: wanneer is goed goed genoeg? Wanneer kunnen modellen in praktijk worden gebruikt? Moeten modellen hiervoor net zo goed kunnen voorspellen als (medische) professionals of moet dit veel beter zijn?

De worsteling met het vinden van de gouden standaard en de vraagstelling wanneer diagnostische voorspelmodellen “goed genoeg” zullen zijn, zal in de tandheelkunde zeker aan de orde komen. Voor nu geeft drs. Klein Willink mee aan de zaal om zelf te experimenteren met data science projecten om hier een beter beeld bij te kunnen vormen. De modellen zijn vrij beschikbaar, data is er te over dus: “go out and play!”

drs. Koen Klein Willink, innovation manager NN Group Finance, datascience expert.

Verslag voor dental INFO door Joey de Boer, Thierry Roseboom en Hanneke den Uil, derdejaars masterstudenten tandheelkunde aan ACTA, van de lezing van drs. Koen Klein Willink, tijdens het Wintersymposium van de Nederlandse Vereniging voor DentoMaxilloFaciale Radiologie (NVDMFR)

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
wet, hamer, weegschaal

Wet arbeidsmarkt in balans: nieuwe regels rond arbeidscontracten en ontslag

De regels rond arbeidscontracten en ontslag zijn vanaf 1 januari 2020 vastgelegd in de Wet arbeidsmarkt in balans. Tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelden Miechel Rooth (KNMT) en Heiko van Es (VvAA) wat er in de regels veranderd is voor praktijkhouders.

Wet arbeidsmarkt in balans

Door de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans is het arbeidsrecht per 1 januari 2020 ingrijpend gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op:
1. ketenregeling (aantal tijdelijk contracten)
2. oproepcontracten
3. premiestelsel WW
4. ontslagrecht
5. transitievergoeding
6. compensatieregelingen

1. Ketenregeling

De ketenregeling regelt het aantal contracten dat je kunt sluiten voordat er een vast contract ontstaat met een werknemer. Tot 1 januari 2020 mochten er maximaal drie tijdelijke contracten in twee jaar worden afgesloten. Deze keten begon opnieuw te lopen na een onderbreking van meer dan zes maanden. Sinds 1 januari 2020 geldt dat er maximaal drie tijdelijke contracten in drie jaar mogen worden afgesloten. De onderbreking van zes maanden voordat een nieuwe keten begint te lopen, is hetzelfde gebleven.

2. Oproepcontracten

Van een oproepovereenkomst is sprake als ‘de omvang van de arbeid niet is vastgelegd als één aantal uren per tijdseenheid van een maand (nul-urencontract of een min-maxcontract) of als er sprake is van een loonuitsluitingsbeding. Er staat dan bijvoorbeeld in het contract dat een werknemer de eerste zes maanden geen loon krijgt als er geen werk is.
Als er sprake is van een oproepovereenkomst gelden er sinds 1 januari 2020 strengere regels. Je moet nu iemand minimaal vier kalenderdagen van te voren schriftelijk of elektronisch oproepen. Als je dat niet doet en iemand binnen die vier kalenderdagen oproept, dan hoeft de oproepkracht hier geen gehoor aan te geven. Ook kun je de oproep niet meer intrekken of wijzigen zonder dat je loon bent verschuldigd. Als je bijvoorbeeld iemand niet meer nodig hebt omdat patiënten op de dag van de behandeling afbellen, dan ben je toch loon verschuldigd. Je kunt dan de oproepkracht beter ander, niet-patiëntgebonden werk laten doen.
Bij een oproepbijeenkomst die langer dan twaalf maanden duurt, ben je verplicht een aanbod te doen voor een vaste arbeidsomvang gebaseerd op het gemiddelde aantal uren in de twaalf maanden ervoor. Dit geldt ook voor contracten die al voor 1 januari 2020 zijn aangegaan. Als je dit aanbod niet doet, dan kan de oproepkracht loon vorderen over de gemiddelde arbeidsomvang. De werknemer is niet verplicht om het aanbod te accepteren.

Nul-urencontract

Bij een nul-urencontract wordt de opzegtermijn voor de werknemer gelijk aan de oproeptermijn, dus vier kalenderdagen. Dat kun je voorkomen door in een contract voor een bepaalde tijd geen tussentijds opzegbeding op te nemen. Je kunt dan als werkgever ook niet tussentijds van de werknemer af.

3. Premiestelsel WW

Er is een nieuwe WW-premiestelsel. Tot 1 januari 2020 was het zo dat alle werkgevers in Nederland ingedeeld waren in sectoren. De WW-premie die je moest betalen was gedeeltelijk afhankelijk van de instroom van de werknemers uit die sector in de WW.
Met de Wet arbeidsmarkt in balans is de premie afhankelijk geworden van de soort arbeidsovereenkomst die je bent aangegaan met de werknemer. Voor flex-contracten geldt daarbij een hoge premie en voor vaste contracten een lage premie. Zo krijg je als praktijkhouder veel meer grip op de WW-premie die je betaalt.
Een flex-contract kan een tijdelijk contract zijn of een vast contract met een wisselend aantal uren (nul-urencontract of min-maxcontract). Om in aanmerking te komen voor de lage WW-premie moet sprake zijn van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een brief waarin staat dat de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst is, is onvoldoende. Kortom, er moet sprake zijn van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (of een addendum) dat door beide partijen is ondertekend. Is daar geen sprake van, dan moet de hoge premie worden betaald.

Als je een parttimer (op jaarbasis) meer dan 30% laat werken dan de contracturen, dan moet je met terugwerkende kracht toch nog de hogere premie betalen. Pas dus op met overwerk.

4. Ontslagrecht

In 2015 is er een nieuw ontslagrecht ingevoerd, omdat er rechtsongelijkheid bestond. Voor 2015 stond namelijk de kantonrechter centraal die een ontslagvergoeding kon toekennen. Dit leidde tot verschillende vergoedingen in gelijke gevallen. Als het ontslag via het UWV werd aangevraagd, kreeg de werknemer zelfs helemaal geen vergoeding.
Per 1 juli 2015 is het ontslag formeler geworden. Er zijn een aantal gronden vastgelegd op basis waarvan de werknemer ontslagen kan worden, namelijk:
a. bedrijfseconomische redenen
b. langdurige arbeidsongeschiktheid
c. frequent ziekteverzuim
d. disfunctioneren
e. verwijtbaar handelen of nalaten
f. werkweigering wegens gewetensbezwaar
g. verstoorde arbeidsverhouding
h. andere omstandigheden (zeer beperkte restgrond)

Toevoeging ‘i-grond’

Elke grond moest hierbij 100% onderbouwd zijn. In de praktijk bleek dit lastig te zijn, waardoor ontslag vaak onmogelijk was. Daarom is er nu de ‘i-grond’ aan toegevoegd. Dit komt er op neer dat je verschillende gronden mag combineren. Als er bijvoorbeeld twee gronden voor75% onderbouwd kunnen worden, kan de rechter de arbeidsovereenkomst toch ontbinden.
Bij toepassing van de ‘i-grond’ moet wel meer transitievergoeding betaald worden (maximaal 50%).

5. Transitievergoeding

Vanaf 1 januari 2020 bedraagt de transitievergoeding vanaf het begin van het dienstverband een derde maandsalaris per dienstjaar (zonder afrondingen). Er wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen grote en kleine werkgevers en er zijn ook geen leeftijdstoeslagen meer.
Het maandsalaris hierbij is inclusief vaste loonbestanddelen (vakantiegeld, eindejaarsuitkering, vaste toeslagen, bonus). Bij korte flex-contracten moet je nu ook een transitievergoeding betalen.

6. Compensatieregelingen

Voor de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) was het zo dat je als werkgever na twee jaar ziekte van een werknemer ontslag kon aanvragen bij het UWV. Dan hoefde je geen ontslagvergoeding te betalen. Sinds 1 juli 2015 moest een werkgever in zo’n situatie wel een transitievergoeding betalen. Veel werkgevers vonden dit onrechtvaardig, omdat ze al twee jaar loon hadden doorbetaald en vaak ook reïntegratiekosten hadden betaald. Resultaat was dat ze zo’n medewerker vaak niet ontsloegen, maar slapend in dienst hielden. De Hoge Raad heeft bepaald dat goed werkgeverschap verplicht om medewerking te verlenen aan betaling van de transitievergoeding indien de werknemer daar om verzoekt.
Vanaf 1 april 2020 kan daarom de werkgever die een transitievergoeding heeft betaald na twee jaar ziekte deze transitievergoeding (gedeeltelijk) gecompenseerd krijgen. Deze regeling geldt ook met terugwerkende kracht: als na 1 juli 2015 voor een werknemer een transitievergoeding is betaald als deze twee jaar ziek was, kan deze vergoeding alsnog teruggevorderd worden. Dit moet dan wel voor 1 oktober 2020 worden aangevraagd.

Compensatie bij staking onderneming

Als je als werkgever je onderneming staakt, moet je je werknemers ontslaan en dus een transitievergoeding betalen. Vanaf 1 januari 2021 zullen kleine werkgevers (met minder dan 25 werknemers) waarschijnlijk gecompenseerd worden voor de transitievergoeding die zij moeten betalen als gevolg van bedrijfsbeëindiging door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, ziekte of overlijden. Hiervoor geldt geen terugwerkende kracht. Als je dus je bedrijf wilt beëindigen vanwege ziekte of het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, kan het handig zijn te wachten tot 1 januari 2021.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Bent u voorbereid op de nieuwe Wet arbeidsmarkt in balans?’ door Miechel Rooth (KNMT) en Heilo van Es (VvAA) tijdens Praktijk Anno Nu.

Lees ook:
Dental HR Toolkit: voorbeelden en tips voor personeelsmanagement

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Personeel
Welke-afwijkingen-van-het-mondslijmvlies-zijn-er

Welke afwijkingen van het mondslijmvlies zijn er?

Regelmatig wordt u in de tandheelkundige praktijk geconfronteerd met aandoeningen in de mond, het periorale gebied en de kaak. Soms is de diagnose duidelijk maar soms ook niet. Verslag van de lezing van Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog over mogelijke afwijkingen van het mondslijmvlies.

Afwijkingen die betrekking hebben op het mondslijmvlies, zijn onder te verdelen in rode plekken, witte plekken, bruin/zwarte plekken en zweertjes.

Laesie op de tong

Bij een laesie op de tong is het nuttig om te kijken of er op gebeten kan zijn. Daarnaast dient de behandelaar altijd contralateraal te kijken, of de laesie zich daar ook bevindt. De laesie wordt gepalpeerd, wanneer deze hard (geïndureerd) en stevig aanvoelt kan er sprake zijn van een plaveiselcelcarcinoom. Indien er een bloedvat aan het oppervlakte ligt, is deze te herkennen door een blauwe doorschemering.

Een witte lijn bilateraal wordt een linea alba genoemd en is onschuldig. Deze wordt veroorzaakt door de parafunctie tongzuigen/tongbijten.

Lingua geographica

Verder komt relatief vaak (bij 1-2% van de bevolking) de onschuldige afwijking lingua geographica voor, oftewel een landkaarttong. Er is sprake van een voortdurend veranderend migrerend slijmvliesoppervlak, welke zich binnen 2 weken verplaatst. De afwijking komt tweemaal zo vaak voor bij mannen en is niet leeftijdsgebonden, er zijn casussen bekend van zeer jonge patiënten waarbij de elementen nog niet in doorbraak waren. Een lingua geographica kan een irriterende sensatie geven, met name bij gebruik van citrusvruchten en sterk gekruid voedsel. De etiologie is onbekend, en er zijn geen behandelingsmogelijkheden, behalve voorlichting en geruststelling.

Mediane rhomboide glossitis

Mediane rhomboide glossitis is een rode afwijking met afwezigheid van papillen op het midden van de tong, welke vermoedelijk wordt veroorzaakt door C. albicans en vaak gezien wordt bij rokers. Deze afwijking wordt vaak klinisch gediagnosticeerd, het behoeft geen behandeling tenzij er klachten optreden.

Foliate papillitis

Bij foliate papillitis zijn de papillae foliatae ontstoken, vaak rood en gezwollen. Deze papillae bevinden zich achterin in de mondholte op beide zijkanten van de tongrand, en zijn onderdeel van het lymphoïde weefsel. Er is geen behandeling geïndiceerd, en de patiënt dient te worden gerust gesteld. Enkel bij twijfel kan er een biopsie plaats vinden.

Orale lichen planus

Lichen planus is een rood-witte afwijking op de slijmvliezen, welke niet-afstrijkbaar is. Het kenmerkt zich door witte lijnen (reticulaire striae) en rode ulceraties, vaak redelijk symmetrisch bilateraal. Het is een auto-immuunziekte, waardoor de patiënt de afwijking vaak langdurig of zelfs levenslang met zich mee draagt. Het komt bij 0,5-1 % van de bevolking voor en geeft vaak geen klachten. Indien de patiënt wel klachten ervaart, kan er aanpassing van mogelijk gerelateerde medicatie plaats vinden, vervanging van amalgaamrestauraties (m.n. buccale restauraties in de molaarstreek kunnen een trigger zijn), en kan er medicatie voorgeschreven worden (corticosteroïden, cyclosporine).
Behalve oraal kan lichen planus ook voorkomen op de rug, polsen en enkels. De afwijking kan premaligne zijn, waardoor jaarlijkse controle met lichtfoto’s is geïndiceerd.

Leukoplakie

“Het is een overwegend witte laesie, waarvan we niet weten wat het is.” Leukoplakie kenmerkt zich vaak als een platte witte laesie, welke niet-afstrijkbaar is. De laesie kan voor komen op de wang, tong, aangehechte gingiva en/of palatum.
Leukoplakie komt tweemaal zo vaak voor bij mannen, vaak boven de 55 jaar en heeft een prevalentie van <1%. De afwijking is premaligne, en 80% van de patiënten met leukoplakie rookt. Daarnaast kan C. albicans een rol spelen. Hetzelfde geldt voor het HPV-virus, maar bij een deel van de patiënten is de oorzaak onbekend (idiopatisch).

Leukoplakie kan zich klinisch presenteren als homogeen of niet-homogeen. De niet-homogene variant is onder te verdelen in erytro-leukoplakie (=erytroplakie), verrukeuze leukoplakie, ‘speckled’ leukoplakie en nodulaire leukoplakie.

Wanneer heeft een leukoplakie een statistisch verhoogde kans om maligne te ontaarden?

  • Niet-homogene variant
  • Vrouwen
  • Afwezigheid rookgewoonten
  • Epitheeldysplasie
  • Lokalisatie (mondbodem/tongrand)
  • Langdurige aanwezigheid
  • Grootte > 200 mm2

Bij vermoeden van een leukoplakie, met name de gevaarlijke rode variant (erytroplakie), dient de patiënt altijd direct te worden ingestuurd naar de kaakchirurg voor biopsie, vanwege het pre-maligne karakter.

Overige witte afwijkingen

  • Morsicatio
    Morsicatio
    geeft een wit en matrood schilferig aspect van de mucosa, welke veroorzaakt wordt door het bijten en zuigen op de wang/tong/lip uit nervositeit. Het komt voornamelijk voor bij jonge (vrouwelijke) patiënten. Soms gaat het samen met bruxisme. De behandeling bestaat uit voorlichting en bewustwording.
  • Hyperkeratose
    Hyperkeratose is vorming van extra eelt door frictie, bijvoorbeeld door (te) stevig poetsen. Behandeling bestaat uit voorlichting (o.a. advies zachtere tandenborstel), na wegnemen van de oorzakelijke prikkel kan het 4-5 maanden duren voor de hyperkeratose volledig verdwenen is.

Pigmentaties

  • Raciale fysiologische pigmentatie van de mucosa, deze bevindt zich voornamelijk gingivaal en soms op de lip of tong.
  • Amalgaam pigmentatie, oftewel “amalgaam-tatoo”, is een stukje amalgaam dat tijdens een tandheelkundige ingreep los komt en in de mucosa of alveole achterblijft. Dit manifesteert zich als een blauw-zwarte verkleuring van de gingiva. Bij twijfel kan de tandarts een x-ray maken ter bevestiging van de diagnose.
  • Rokersmelanose zijn (donker)bruine afwijkingen, veroorzaakt door verhoogde activiteit van melanocyten, welke vaak op de buccale gingiva, onderlip, tong of palatum voorkomen. De afwijking komt bij 5-10 % van de rokers voor, en is niet Vaak is de aandoening reversibel wanneer de patiënt het roken staakt.
  • (multi)-Focale melanose (= melanotische macula) is een pigmentatie welke meestal voorkomt bij patiënten op middelbare leeftijd. De afwijking kan overal in de mond voorkomen, maar wordt voornamelijk gezien op de onderlip, palatum, gingiva of wang en kan solitair of multipel zijn. De afwijking kan klinisch niet worden onderscheiden van een voorstadium van een maligne melanoom, en dient om die reden binnen enkele dagen gezien te worden door een kaakchirurg voor excisie en p.a. Het is aan te raden dat de tandarts zelf belt naar kaakchirurgie voor het inplannen van een spoed-afspraak, omdat de 1-jaarsoverleving van orale melanomen ongeveer 5% is.
    Uitzonderingen hierop zijn pigmentaties welke samenhangen met systemische ziektes waarmee patiënt bekend is (o.a. ziekte van Allisson), roken of medicatie-gerelateerde pigmentaties (anti-malariamiddel hydroxychloroquine, welke ook voorgeschreven wordt bij reumatoïde artritis).  In deze gevallen zal er zeer waarschijnlijk worden afgezien van excisie.
  • Melasma is een (licht)bruine pigmentatie, vaak bóven de bovenlip (“snor”) bij vaak donkerharige vrouwen die orale anticonceptie gebruiken. De aandoening is goedaardig, maar kan door patiënten als esthetisch zeer storend worden ervaren.

Ulceraties

Jaarlijks krijgen gemiddeld 110.000 mensen kanker, ongeveer 1% is mondkanker (1000 nieuwe gevallen per jaar). 90% van deze orale tumoren is een plaveiselcelcarcinoom van het mondslijmvlies.

Wanneer een tandarts een ulcus op het mondslijmvlies vermoedt, zijn de volgende zaken van belang:

  • Anamnese à bestaansduur/last, eerder gehad of elders in de mond, mogelijke oorzaak, andere afwijkingen op huid of slijmvliezen, medicatie.
  • Inspectie à solitair of multipele laesies, locatie (bilateraal??), aspect, palpatie.
  • Voorlopige diagnose à lokale of systemische aandoening, medicatie.
  • Beleid
  • Ulcus na 2 weken niet verdwenen à verwijzen MKA, maligne?

Veel voorkomende ulceraties

  • Aften
    Aften (recurrent aphthous stomatitis = RAS), zijn zeer pijnlijke maar onschuldige ulceraties op de wang, lip of tong. Meestal zijn de ulceraties vrij klein (0,5 cm), maar er bestaat ook een majeure versie (>1 cm). De ulceratie kenmerkt zich als een ronde tot ovale gelige afwijking, met een erymateuze “halo” eromheen. Een afte wordt, in tegenstelling tot een herpeslaesie, niet vooraf gegaan door een stadium met blaasjes, en bevindt zich op de niet-gekeratiniseerde gingiva (wangen, lip). De patiënt voelt zich vaak ziek en slap, en het kan, afhankelijk van de grootte van de afte, 6 weken duren voordat de afte verdwijnt. De majeure versie geneest altijd met een litteken. Behandeling bestaat uit pijnbestrijding met het lokaal appliceren van analgetica, en eventueel het voorschrijven van corticosteroïden (lokaal of systemisch) bij veelvuldig recidief.
  • Herpes simplex-virus 1
    Herpes simplex-virus 1 (HSV-1) is een veel voorkomende infectie bij kinderen (< 10 jaar), welke vaak subklinisch verloopt. Het virus wordt overgebracht door speeksel. Een eerste (primaire) infectie uit zich in de mond als gingivostomatitis herpetica, voornamelijk op de gekeratiniseerde gingiva. Het lichaam beschikt dan nog niet over anti-lichamen. Deze aandoening behoeft, naast geruststelling, geen behandeling.
    Bij een secundaire (recidiverende) infectie bevindt de ulceratie zich soms op het palatum durum of gingiva, maar meestal op de mucocutane overgang van de lip, de welbekende herpes labialis of “koortslip”. De infectie is zeer besmettelijk en wordt vooraf gegaan aan een kort stadium van tintelingen en een branderig gevoel, en daarna blaasjesvorming. Medicatie (Zovirax) is alleen zinvol om te gebruiken vóórdat er blaasjesvorming heeft opgetreden. Diagnose berust meestal op klinische aspecten en het voorschrijven van anti-virale middelen is vooral zinvol bij immuun-gecompromitteerde patiënten.

 Take-home-message bij (vermoeden van) een afwijking van het mondslijmvlies

  1. Inspecteer de andere zijde, zit de afwijking bilateraal?
  2. Is het afstrijkbaar?
  3. Hoe voelt het, geïndureerd?

 

Prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher, MKA chirurg – oncoloog

​Jan de Visscher is sinds 1982 als MKA-chirurg/hoofdhals-oncoloog werkzaam in het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) en sinds 2014 in VUmc. In het MCL is hij tevens perifeer opleider voor de opleiding tot  MKA-chirurg in het UMC Groningen. Het tandartsexamen werd in 1977 behaald, het artsexamen in 1991. Hij werd opgeleid tot MKA-chirurg in het Radboud universitair medisch centrum te Nijmegen. In 1999 promoveerde De Visscher op diverse aspecten van de diagnostiek en de behandeling van het plaveiselcelcarcinoom van de lip. Jan de Visscher is een veel gevraagde spreker zowel in binnen- als buitenland.

Daarnaast organiseert en verzorgt hij regelmatig postacademisch onderwijs op het gebied van de mondpathologie en de hoofdhals-oncologie. Verder heeft hij zowel nationaal als internationaal meerdere bestuurlijke functies  bekleed. 

Van 2006 tot 2008 was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA).

 

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. dr. Jan G.A.M. de Visscher tijdens de cursus Mond- en Kaakziekten.

Lees meer over: Congresverslagen, Diagnostiek, Kennis, Thema A-Z
Chirurgische paro-behandeling: de puntjes op de i?

Chirurgische paro-behandeling: de puntjes op de i?

In de voorbije decennia is de rol van de chirurgie veranderd van flapoperaties bij elke parodontale behandeling tot een meer beperkte rol voor deze ingrepen in een tweede fase na de niet-chirurgische behandeling. Chirurgie heeft daarmee een specifieke plaats in de parodontale behandeling. De afweging tot inzet ervan hoort dan ook onlosmakelijk bij het bepalen van de beste behandelstrategie.

Parodontale behandeling – spelregels, uitgangspunten en risicofactoren

Bij het uitvoeren van een parodontale behandeling gelden de volgende spelregels, uitgangspunten en risicofactoren.

Spelregels

  • Behandelen van parodontitis: vroege diagnostiek en secundaire preventie.
  • In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.
  • Blijvende monitoring op regelmatige basis blijft noodzakelijk.
  • Actie ondernemen als de metingen veranderingen aangeven.

Uitgangspunten

  • Beheersing van risicofactoren.
  • Onderhouds-/nazorgbehandeling zijn basis voor parodontale stabiliteit.
  • Her-initieel biedt geen garantie voor herstel.
  • Het is lastig om de toekomst voor een parodontitispatiënt te voorspellen.
  • Soms (verantwoord) risico nemen om tot een goed resultaat te komen.
  • Compliance met betrekking tot (interdentale) mondhygiëne is essentieel.
  • Grondige supra- en subgingivale gebitsreiniging is het belangrijkste wapen.
  • Doordacht extraheren is een sterke ondersteuning bij het verkrijgen van een stabiel resultaat.
  • Flapchirurgie heeft belangrijke, maar niet doorslaggevende rol.
  • Soms kan deskundige(!), aanvullende inzet van antibiotica zeer effectief en minder ingrijpend zijn dan parodontale chirurgie.

Risicofactoren

  • Plaque.
  • Bloeden na sonderen.
  • Restpockets ≥5 mm.
  • Aantal verloren gebitselementen/ botverlies in relatie tot leeftijd.
  • Omgevingsfactoren: roken/stress.
  • Genetische factoren/systemische factoren (diabetes).
  • Dieet.
  • Overbelasting van gebitselementen.

Parodontale behandeling – de tools

Om parodontitis te behandelen kunnen de volgende ‘tools’ ingezet worden:

  •  Consequente interdentale reiniging.
  • Professionele gebitsreiniging.
  • Extracties.
  • Parodontale chirurgie.
  • Ondersteuning met systemische antibiotica.
  • Onderhoud met (regelmatige) nazorg.
  • Combinaties van het bovenstaande.

Parodontale (in-)stabiliteit

Bij het uitvoeren van parodontale behandeling wordt er gestreefd naar:

  • Geen pockets >4mm
  • Bloeding <10%
  • Plaque < 15%

Dit heeft als voordeel dat er een overzichtelijke hoeveelheid werk uitgevoerd moet worden tijdens de recall én dat er een nauwkeurigere monitoring kan plaatsvinden van de pocketdiepte aangezien deze ondiep zijn.
Soms lukt het echter niet om de pockets te reduceren tot 4 mm of minder. Uit onderzoek blijkt dat het opnieuw initieel behandelen van patiënten niet helpt om pockets te reduceren (Badersten et al. 1984) . In die gevallen is het dus goed om parodontale chirurgie te overwegen (Graziane et al. 2018). Onderzoek heeft laten zien dat het chirurgisch elimineren van restpockets gunstig is voor het uiteindelijke behandelresultaat (Serino et al. 2001; Heitz-mayfield et al. 2002).

Parodontale chirurgie

Parodontale chirurgie biedt de beste kansen op succes bij een goede indicatie, goede mondhygiëne, het spreken van dezelfde taal, goede voorbereiding, goede operateur en goede monitoring.

  1. Een goede indicatie
    Indicaties zijn:
    – Diepe pockets.
    – Angulaire botverlies/verticaal defect.
    – Toegang tot furcaties – daarbij dient er wel rekening mee gehouden te worden dat furcaties niet altijd verbeteren door het uitvoeren van chirurgie.
    – Restauratief – bijvoorbeeld ontsteking ten gevolge van putcorrosie (t.g.v. metaal).
  2. Een goede mondhygiëne
    Wanneer de mondhygiëne niet goed is, kun je slechter af zijn met chirurgie (Nyman et al. 1977).
  3. Het spreken van dezelfde taal
    Het is van belang dat er uitgebreid informatie wordt verschaft aan de patiënt. De patiënt moet snappen wat (rest-)pockets zijn en waarom deze moeten worden behandeld. Daarnaast moeten impliciete afspraken, expliciet gemaakt worden. De behandeling is een basis voor het investeren in gezondheid.
  4. Goede voorbereiding
  5. Routine van de operateur
  6. Monitoring van het resultaat
  7. Goede organisatie van de nazorg

Parodontale chirurgie – de doelen

Bij het uitvoeren van parodontale chirurgie worden de volgende doelen nagestreefd:

  • Werken met direct zicht.
  • Toegang tot aangedane gebied.
  • Correctie van botdefecten.
  • Regeneratie van parodontaal weefsel.
  • Directe pocketeliminatie.
  • Reinigbaarheid bevorderen.

Parodontale chirurgie – de spullen

De volgende stappen worden uitgevoerd:

  • Met een scalpel wordt een sulculaire of gebevelde vincisie gemaakt waarbij men zicht creëert op het worteloppervlakte en het bot.
  • Met ultrasone apparatuur wordt het tandoppervlakte gereinigd.
  • Met een perioseptboortje worden de element gepolijst.
  • Met hechtmateriaal wordt de gingiva weer gesloten (doorlopende lushechting)

Parodontale chirurgie – preoperatieve informatie

Informatie over de parodontale operatieve behandelingen (flapoperatie):

  • Voor de operatie
  • Receptuur
  • Wat gebeurt er tijdens een flapoperatie?
  • Na de operatie
  • Gevoelige tandhalzen
  • Losstaan van tanden en kiezen
  • Mondhygiëne na de operatie
  • Bereikbaarheid

Parodontale chirurgie – de prijs

Nadelige gevolgen van parodontale chirurgie zijn:

  • Aanhechtingsverlies
  • Minimale hoeveelheid bot nodig
  • Aanhechtingsverlies van de buurelementen
  • Grotere mobiliteit
  • Groter cariësrisico
  • Ongemak voor de patiënt
  • Kosten

Parodontale chirurgie – de puntjes op de i?

Het volgende kan geconcludeerd worden:

  • Een situatie zonder diepe pockets geeft de grootste kans op parodontale stabiliteit.
  • Parodontale chirurgie is een krachtige tool om het aantal restpockets te reduceren.
  • Parodontale chirurgie heeft daarmee een belangrijke, maar niet doorslaggevende rol in de parodontale behandeling.
  • Strategisch extraheren kan helpen om parodontale stabiliteit te bereiken.
  • Succesvol uitvoeren van parodontale chirurgie kent zijn vereisten.

“Residual pockets are associated with progression of periodontal disease and tooth loss.
Nonsurgical retreatment of these sites rarely proved to be effective in closing the pockets.
Thus, surgical treatment of residual pockets is a treatment option that should not be underestimated by the clinican” – Graziani et al 2018.

Dr. Mark Timmerman combineerde als tandarts ruim 20 jaar algemene praktijk en Paro Praktijk Utrecht met werk als docent en onderzoeker bij de afdeling Parodontologie van ACTA. Naast zijn promotie (2001, ‘Prevalence and Progression of Periodontal Disease in a Young Indonesian Population’) leverde hij een bijdrage aan vele onderzoeken en de inhoud van de opleiding parodontologie. In 2008 kwam hij bij de Praktijk voor Parodontologie en Implantologie Nijmegen. Mark is Parodontoloog NVvP en Implantoloog NVOI. Hij is tegenwoordig ook als docent werkzaam bij de vakgroep I&P, Tandheelkunde Radboud UMC te Nijmegen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van dr. Mark Timmerman tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z

Shared decision making: een continu proces

Binnen de WGBO wordt ‘informed consent’ aangescherpt tot door ‘shared decision making’. Agatha Hielkema van de VvAA legde op Mondzorgpraktijk Anno Nu uit wat dit inhoudt en wat de gevolgen hiervan zijn voor mondzorgverleners.

Veranderingen binnen WGBO

Per 1 januari 2020 vinden er veranderingen plaats binnen de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Een van deze veranderingen is dat de eis van ‘informed consent’ wordt aangescherpt tot ‘shared decision making’. Deze verandering geldt voor de hele gezondheidszorg. Eigenlijk wilden politiek en veldpartijen verschillende wetten met betrekking tot de gezondheidszorg samentrekken tot één mammoetwet. Omdat dit op veel bezwaren stuitte, is uiteindelijk besloten om dit niet te doen, maar om wel bestaande wetgeving uit te breiden en aan te passen, waaronder de WGBO. Alle doorgevoerde veranderingen zijn gericht op versterking van de positie van de patiënt.

Behandelingsovereenkomst

De behandelingsovereenkomst is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Uitgangspunt hierbij is dat twee partijen met elkaar een overeenkomst aangaan. De zwakkere partij wordt hierin een bepaalde mate van bescherming geboden. Bij een behandelingsbijeenkomst is die zwakkere partij de patiënt.
Een overeenkomst komt tot stand door wilsovereenstemming. Het is daarbij niet alleen van belang wat er op papier staat, maar ook wat de bedoeling is geweest van beide partijen. Dit geldt voor algemene overeenkomsten. Voor de behandelingsovereenkomst zijn veel verplichtingen dwingend vastgelegd in de wet.

Van informed consent naar shared decision making

Bij informed consent kwam de hulpverlener met een behandelplan, dat hij voorlegde aan de patiënt. De patiënt moest ook worden geïnformeerd over risico’s, alternatieven en alles wat de patiënt over de behandeling moest weten, maar ten opzichte van de nieuwe regeling lag het voorstel en initiatief meer bij de zorgverlener.
Daar zit echter een wat ongelijke verhouding in. Daarom wordt de wilsovereenstemming nu verder uitgewerkt in shared decision making. In essentie gaat het daarbij nog steeds over die wilsovereenstemming, maar wat er tussen de zorgverlener en de patiënt besproken moet worden is aangevuld. De tekst van de wet is op dat punt nu uitgebreider en aangescherpt.

Passend bij bevattingsvermogen

De hulpverlener moet informatie verstrekken die passend is bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Je moet hiermee rekening houden bij kinderen, oudere mensen en mensen met een beperking, maar ook bij mensen die ‘compos mentis’ zijn. Omdat voor volwassenen tandzorg geen verzekerde zorg is onder de zorgverzekeringswet, speelt de factor geld ook een rol. Ook mensen met een smalle beurs moeten kunnen overzien wat de voor- en nadelen zijn van de keuze die zij moeten maken over hun eigen mondgezondheid.
De zorgverlener heeft een verplichting om er voor te zorgen dat de informatie passend is. Je moet het gevoel hebben dat je boodschap overkomt. Folders en patiënteninformatie kunnen ter ondersteuning worden meegegeven of digitaal worden aangeboden.

Dialoogmodel

Je moet zo veel mogelijk met elkaar in gesprek zijn op basis van wederzijds vertrouwen, zodat de patiënt zijn medewerking aan de behandeling kan en durft te verlenen.
Wat echter vaak voorkomt is dat een patiënt de behandeling niet voortzet, soms zonder de tandarts hiervan bericht te geven. Patiënten die de behandeling niet voortzetten moeten zijn geïnformeerd wat dat voor hun mondgezondheid kan betekenen.

Checklisten

Wat moet er aan de orde komen bij shared decision making? Er zijn verschillende checklisten die een hulpverlener kunnen helpen om te kijken of je alle onderdelen goed in beeld hebt, onder andere van de KNMT. De volgende zes punten moeten aan de orde komen.

1. Hulpvraag vaststellen

Welke situatie geeft aanleiding tot de behandeling, wat is de initiële hulpvraag? Een hulpvraag is als een patiënt een afspraak maakt of terugkomt voor een reguliere controle. Het is onvoldoende om te zeggen dat wat de patiënt vraagt, de hulpvraag is. Er kan altijd al een historie zijn. Ook kun je er tijdens je onderzoek achter komen dat er iets aan de hand is waar de patiënt nog geen weet van heeft. De hulpvraag kan en moet zo nodig dus aangevuld worden door de mondzorgverlener.

2. Welke scenario’s zijn er?

Je moet altijd bespreken welke scenario’s er zijn. De beste oplossing voor de mondgezondheid kan bijvoorbeeld te duur zijn of lastig uit te voeren bij angstige patiënten. Hier is veel informatie over uit te wisselen. Vertel duidelijk wat de verschillende stappen in de behandeling zijn. Je moet je afvragen in hoeverre een patiënt de verschillende mogelijkheden kan overzien, terwijl hij zich afvraagt wat het allemaal gaat kosten. Omdat de patiënt het zelf moet betalen, speelt geld een belangrijke rol. Je moet je afvragen waar hij meer aan heeft: de perfecte, maar erg dure oplossing of de ‘second best’ oplossing die hij wel kan betalen.

3. Schriftelijke of elektronische informatie

De patiënt moet schriftelijke informatie kunnen krijgen. Volgens de nieuwe WGBO mag dit ook elektronische informatie zijn; je mag dus ook een folder per e-mail naar de patiënt sturen.

4. Schriftelijke informatie op verzoek

De patiënt moet geïnformeerd worden over de tarieven. Bij een behandeling die meer kost dan 250 euro, moet hij een begroting krijgen.

5. Alles begrepen?

Je moet zo veel mogelijk aansluiten bij het bevattingsvermogen van de persoon in kwestie. Als dat niet mogelijk is, dan moet de wettelijk vertegenwoordiger toestemming geven.
Een jongere van 16 jaar of ouder die wilsbekwaam is, mag zelfstandig de behandelingsovereenkomst aangaan, ook als de ouders de behandeling moeten betalen. Die jongere moet ook toestemming geven als er iemand bij de behandeling aanwezig is en ook als je in het dossier een contactpersoon wilt noteren. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar gelden specifieke regels voor toestemming voor de behandeling.

6. Gezamenlijke besluitvorming en toestemming

Een patiënt mag zijn toestemming voor een behandeling later weer intrekken. Bij een behandeling in delen waarbij al kosten gemaakt zijn, moet de patiënt de gemaakte kosten dan wel betalen. Als je denkt dat een patiënt mogelijk wil afhaken, doe je er goed aan hem hier op te wijzen.
Bij kinderen onder de 16 jaar is toestemming van beide met gezag belaste ouders nodig.

Conclusie

Shared decision making is een continu proces. Je moet goede zorg blijven aanbieden, ook als de patiënt de behandeling niet afmaakt of niet goed nakomt. Als bijvoorbeeld een patiënt niet goed poetst, moet je hierover steeds opnieuw in gesprek gaan.
Je moet je ook steeds afvragen of je nog toestemming voor een behandeling hebt. Je moet telkens opnieuw de situatie bespreken, benoemen wat je aantreft en dat noteren. Die continuïteit is de belangrijkste wijziging die uit de wetswijziging voortvloeit.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Shared decision making, de nieuwe WGBO-eis’ door Agatha Hielkema tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Agatha Hielkema is senior jurist Gezondheidsrecht bij VvAA Juridisch Advies en Rechtsbijstand.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Wet- en regelgeving
endodontische

Endodontische radiologie 2D vs 3D, regelgeving en indicaties

Onmisbaar voor het stellen van een diagnose voorafgaand aan het plannen van de endo-start is röntgenologische informatie. Vaak kan men, na klinisch onderzoek, met behulp van de beginsolo al veel vertellen over de anatomie van het element, de diagnose en eventueel te verwachten complicaties. Wat is de meerwaarde en wat zijn de beperkingen van de Cone Beam CT (CBCT) in de endodontologie? Wanneer zet je CBCT niet of juist wel in? Wat zeggen de richtlijnen hierover?

Verslag van de lezing van Frédérique San Giorgi en Reinier Hogeveen tijdens het NVvE-congres.

Aan de zaal wordt de vraag gesteld of de lengtefoto bij een endodontische behandeling nog nodig is. Dan blijkt dat de meeste tandartsen toch vertrouwen op de elektronische lengtebepaler.

Indien je ervoor kiest om foto’s te maken, is het belangrijk om gebruik te maken van een rechthoekige en geen ronde collimator/diafragma. De straling met een rechthoekige collimator/diafragma is een factor vier kleiner dan bij een ronde buis. Dit betekent dat je drie foute foto’s zou kunnen maken met een rechthoekige conus, voordat je aan de hoeveelheid straling zit die een ronde geeft.

2D-foto’s

Belangrijk bij het maken van 2D-foto’s is het gebruikt van richtmiddelen. Dit zorgt ervoor dat de foto’s een betere kwaliteit hebben en een grotere diagnostische waarde. Daarnaast zijn de foto’s in de tijd veel beter te vergelijken.

Röntgenfoto’s kunnen gemaakt worden met fosforplaatjes of met een sensor. Technisch gezien geeft de sensor een iets hogere beeldkwaliteit voor endodontische doeleinden dan de fosforplaatjes. Daarnaast is de belichtingstijd belangrijk voor de stralingsdosis die de patiënt krijgt . Deze tijd verschilt per element. Je merkt er weinig van als je de verkeerde belichtingstijd gebruikt, omdat de digitale systemen tegenwoordig de foto’s softwarematig aanpassen waardoor een goed beeld ontstaat. Maar bij het kiezen van steeds dezelfde belichtingstijd, overbelicht je bepaalde elementen (bijvoorbeeld onderincisieven). Dit is in strijd met het ALARA -principe. Het is daarom van belang om altijd een belichtingstabel te gebruiken.

Om de foto’s zo goed mogelijk te kunnen beoordelen kunnen nog een aantal maatregelen getroffen worden. Zo is het beter om de foto’s te bekijken in een donkere ruimte en kunnen de kwaliteit en de instellingen van de monitor van de PC ook nog van belang zijn.

CBCT

Voordat men na gaat denken over het maken van een 3D-foto is allereerst gedegen klinisch onderzoek van belang. Daarnaast een goede solo en eventueel nog een extra solo -opname gemaakt onder een hoek. Geeft dit alles bij elkaar nog niet voldoende diagnostische informatie om een gedegen behandelbesluit te nemen dan kan een CBCT soms een goede uitkomst bieden.

Ook CBCT’s zijn niet zaligmakend en hierbij kunnen we te maken krijgen met bepaalde artefacten. Ze ontstaan door nabijgelegen (metalen) restauraties of endodontische vulmaterialen. Deze kunnen zich uiten als de witte strepen en donkere gebieden die rondom het (metalen) materiaal ontstaan. Daarnaast duurt het maken van een CBCT-scan langer dan een 2D opname, waardoor de kans op bewegingsonscherpte groter is.

Er moet altijd nagedacht worden over de rechtvaardiging van het maken van een CBCT scan. Hierbij worden de diagnostische/therapeutisch voordelen voor de patiënt afgewogen tegen de potentiële risico’s of schade. Bij schade kun je denken aan de straling, maar ook aan eventuele vals positieve of vals negatieve diagnoses of de kosten voor de patiënt.

Wanneer is er een indicatie voor een CBCT scan?

Er is een indicatie voor een CBCT-scan wanneer wordt voldaan aan alle onderstaande criteria:

  • Als anamnese, klinisch onderzoek en een 2D-röntgenfoto niet voldoende zijn om tot een diagnose en/of behandelingsplanning te komen
  • Als het maken van een CBCT-scan in dit geval bewezen effectief is om wel de juiste diagnose te stellen
  • Als het potentiële voordeel voor de patiënt opweegt tegen de risico’s en mogelijke schade

Het risico bij het maken van een CBCT hangt deels als van de grootte van het veld en de resolutie. Hoe groter het veld en de resolutie, hoe groter ook de stralingsdosis.

Er zijn grofweg ongeveer acht redenen waarvoor een CBCT gebruikt zou kunnen worden binnen de endodontische diagnostiek.

  1. De diagnose van peri-apicale pathologie als er niet specifieke of tegenstrijdige symptomen en tekenen zijn
    Een element geeft klachten, maar op de solo is geen duidelijke afwijking zichtbaar. De CBCT kan dan zorgen voor betere peri-apicale diagnostiek.
  2. Bevestiging van non-dentogene oorzaken of pathologie
    Hierbij is het wederom belangrijk dat eerst een conventionele opname gemaakt wordt onder een hoek. Geeft deze nog geen uitsluiting, dan is een CBCT geïndiceerd.
  3. Beoordeling en/of management van dento-alveolair trauma
  4. Beoordeling van extreem complexe wortelkanaalsystemen zoals bijvoorbeeld een dens invaginatus
    Dit kan ervoor zorgen dat het behandelresultaat voorspelbaarder wordt.
  5. Beoordeling van extreme wortelkanaalanatomie voorafgaande aan een niet chirurgische behandeling
  6. Beoordeling van complicaties van de endodontische behandeling (bijvoorbeeld perforaties) voor behandelplanning als bestaande conventionele opnamen niet voldoende informatie geven
  7. Beoordeling en management van resorptiedefecten die klinisch gezien mogelijk nog behandelbaar zijn
    Zo kan beoordeeld worden wat de uitgebreidheid van het defect is en of de pulpa betrokken is.
  8. Pre-chirurgische beoordeling voorafgaande aan complexe peri-apicale chirurgie (bijvoorbeeld bij de achterste molaren
    Zo kan de ligging van onder andere de canalis mandibularis en sinus maxillaris bepaald worden.

Het moet duidelijk zijn dan een CBCT niet geïndiceerd is als standaard beeldvorming voor de endodontische behandeling.

Voor het maken van de CBCT zijn meerdere opties

Bij de verschillende opties horen verschillende verantwoordelijkheden.

1. De tandarts heeft zelf een CBCT en maakt hem zelf

Bij deze optie moet de tandarts de juiste scholing hebben in de vorm van een certificaat en er ook zorg voor dragen dat hij voldoende radiologie nascholing volgt (namelijk acht uur in vijf jaar). Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. De tandarts draagt er zorg voor dat de rechtvaardiging in het patiëntendossier wordt vastgelegd. De kosten worden met de patiënt besproken. Het kleinste mogelijke veld wordt gekozen met een adequate resolutie. Daarna beoordeelt de tandarts de hele scan en noteert ook eventuele toevalsbevindingen. De uitkomsten worden met de patiënt besproken en het beleid wordt hierop aangepast. Belangrijk voor het goed kunnen beoordelen van een CBCT is het hebben van voldoende kennis over de anatomie.

2. De tandarts verwijst naar een collega om de CBCT te maken

De verwijzend tandarts moet voldoende scholing hebben gehad om de patiënt te kunnen verwijzen naar een collega. Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. De verwijzer levert de in de verwijsbrief de benodigde informatie aan: zowel klinische symptomen, historie en reeds gemaakte opnames en de diagnostische vraag. De collega die de CBCT maakt is uiteindelijk verantwoordelijk voor de rechtvaardiging en heeft daarvoor al deze gegevens nodig. Vervolgens wordt de terugkoppeling door de verwijzer in het patiëntendossier genoteerd en bespreekt deze de uitkomsten met de patiënt.

3. De tandarts maakt op verwijzing van een collega de CBCT

De tandarts die de CBCT maakt moet de juiste scholing en nascholing hebben bijgehouden. Deze informatie is opgeslagen in het KEW-dossier. Hij/zij is ook verantwoordelijk voor de rechtvaardiging en voor het maken van het verslag en terugkoppeling naar de verwijzer.

Richtlijn tandheelkundige radiologie

Deze regels zijn allemaal opgenomen in de richtlijn tandheelkundige radiologie van de KNMT. Hierin staat exact gespecificeerd wie precies waarvoor verantwoordelijk is. Zo is de ondernemer verantwoordelijk voor het scheppen van omstandigheden waarbij stralingsbehandelingen veilig uitgevoerd kunnen worden op advies van de stralingsbeschermingsdeskundige (SBD). De SBD oefent toezicht uit op de stralingsbescherming in de praktijk bijvoorbeeld door het beoordelen van de stralingsrisicoanalyse.
Daarnaast moet er in iedere praktijk ook een Toezichthoudend Medewerker Stralingsbescherming (TMS) zijn. Deze persoon geeft instructies om stralingshandeling veilig uit te kunnen voeren en houdt hierbij toezicht of voert de handelingen zelf uit.
Als laatste is er nog de (blootgestelde) werknemer. Deze voert de daadwerkelijk opname uit volgens de instructie van de TMS. Deze werknemer moet hiervoor wel de juiste scholing gehad hebben.

De TMS moet tenminste vier uur in de vijf jaar besteden aan radiologienascholing. De blootgestelde werknemer één uur in vijf jaar.mits de TMS ook een certificaat heeft voor het beoordelen en maken van CBCT’s dan geldt de regel acht uur radiologienascholing in vijf jaar.

In de richtlijnen staan daarnaast de voorwaarden waaraan de apparatuur moet voldoen. Zo moeten de normale röntgenopname apparatuur en de OPT geregistreerd worden. Voor de CBCT is een vergunning nodig. De apparatuur moet jaarlijks gekeurd worden. Hierbij wordt het apparaat gekalibreerd en wordt er een service rapport toegevoegd in het KEW. De vergunning voor de CBCT moet voor februari 2020 rond zijn.

Bij het maken van de CBCT moet een keuze gemaakt worden voor de veldgrootte. Over het algemeen geldt dat de CBCT-apparaten met een grote veldgrootte beter geschikt zijn voor implantologie. Een kleine veldgrootte is beter geschikt voor endodontische diagnose. Bij de CBCT’s met een klein veld is de sensor vaak beter.

De kernboodschap

  • De CBCT is een waardevol aanvullend diagnostisch hulpmiddel in specifieke gevallen. Belangrijk hierbij is de dossiervorming.
  • Er is op dit moment nog maar een magere ‘evidence base’. Er moet beter gerandomiseerd onderzoek gedaan worden. Zo zou het een optie kunnen zijn om de ene patiënt die een endo nodig heeft te behandelen met een CBCT en de andere zonder. Na tien jaar worden de resultaten geëvalueerd.
  • Kies het juiste apparaat met de juiste instellingen voor het diagnostische doel rekening houdend met het ALARA (as low as reasonably practicable) principe.
  • Lees de KNMT richtlijn radiologie 2018 goed door.

Frédérique San Giorgi is tandarts en docent bij de sectie Orale Radiologie van ACTA. Daar zijn haar kerntaken CBCT-diagnostiek en verslaglegging en het geven van onderwijs. Frederique geeft radiologiecursussen voor assisterenden en mondhygiënisten door het hele land. Ze is werkzaam als tandarts-algemeen practicus in Voorhout. Daarnaast is ze actief als bestuurslid van de Nederlandse Vereniging van DentoMaxilloFaciale Radiologie (NVDMFR).

Dr. Reinier Hoogeveen is tandarts en universitair docent bij de sectie Orale Radiologie van ACTA. Reinier is stralingsdeskundige Niveau 3. Hij is betrokken bij het onderwijs en bij cursussen (onder andere de CBCT-cursus), de patiëntenzorg (CBCT-diagnostiek en verslaglegging voor verwijzers) en het onderzoek van de afdeling (dosisreductie). Daarnaast is hij werkzaam in zijn eigen praktijk, waar hij zich toegelegd heeft op radiologie en orthodontie.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Frédérique San Giorgi en Reinier Hogeveen tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Hoe help je ouders het poetsgedrag van hun kinderen te verbeteren?

Hoe kun je als mondzorgprofessional ouders helpen gezond gedrag vol te houden bij kinderen waarmee gaatjes worden voorkomen? Dr. Maddelon de Jong, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker, vertelden tijdens Quality Practice hoe zij met de Uitblinkers-methodiek ouders motiveren om het poetsgedrag bij hun kinderen te verbeteren.

Cariës voorkomen

Wanneer zijn we tevreden over onze inzet rondom preventie bij kinderen? Is dat als we een van de vijf gaatjes voorkomen of als we vrijwel alle gaatjes kunnen tegenhouden? De verwachting is wel dat we 100% scoren. Dus dan hebben we nog een hoop te doen…
Hoe kunnen we cariës voorkomen? Sealen? Fluoride? Dat is effectief, maar alles begint natuurlijk bij goede zelfzorg. Enkel adviezen geven, werkt hierbij niet. Het is niet zo dat als je zegt ‘je moet beter poetsen’, dat het dan direct gebeurt. Je zal teleurgesteld zijn, dat je voorlichting niet resulteert in gedragsverandering en daar zal je patiënt ook niet vrolijk van worden. Wij weten zelf ook allemaal wel dat dagelijks twee stuks fruit en twee ons groente goed voor ons is, maar wie doet dit ook werkelijk? Als kennisoverdracht voldoende zou zijn om gezond te leven, zou niemand meer roken of alcohol drinken. Dit blijkt ook uit systematic reviews: de kennis is vaak wel aanwezig, maar er speelt vaak meer. Er zijn factoren tot ver buiten de persoon zelf die invloed hebben op wel/niet gezond gedrag vertonen. Tot aan de Haagse politiek aan toe.

Tegensputterende kinderen

In een getoonde video weet een cabaretier fijntjes uit te beelden hoe ingewikkeld iets simpels kan zijn als je kinderen hebt. Zo kan poetsen ook een enorme klus zijn om uit te voeren bij je kinderen, zeker als ze tegensputteren. Een ouder kan na een heel gevecht het uiteindelijk gered hebben om toch nog twee seconden te poetsen. De volgende dag ligt dit kindje bij jou in de stoel. En jij zegt tegen de ouder: “Dat ziet er niet zo goed uit, hè?”. Alle moed zakt dan bij de ouder in de schoenen. Ouders zeggen vaak dat tandenpoetsen best lukt, maar als je doorvraagt zal je merken dat zij tegen dingen aanlopen. Ouders vinden het lastig als er met een belerende toon tegen ze wordt gesproken: als het nooit goed is, werkt dat niet motiverend en dus averechts. Dat is goed om in je achterhoofd te houden.

Ouder- en gezinsfactoren

De ouder- en gezinsfactoren werden onderzocht door interviews af te nemen bij diverse gezinnen. Het bleek dat iedereen wist dat er twee maal daags gepoetst moet worden. Er liggen echter vele hobbels in de gezinsomgeving waardoor er niet twee keer daags gepoetst wordt.
Er zijn drie hoofdfactoren die meespelen: factoren rondom de ouder zelf (stress, vermoeienis, zelf niet de verwachting hebben dat het lukt), kind-gerelateerde factoren en factoren rondom het gezinsfunctioneren (structuur, organisatie en routine). Op al deze niveaus kunnen er hobbels zijn waardoor het poetsen niet lukt of niet goed gaat.

Uitblinkers-gespreksmethodiek

Hoe geef je dan jouw adviezen vorm? Je zal meer in gesprek moeten gaan, op zoek moeten gaan naar waar het wringt. Je moet als het ware een kijkje achter de voordeur kunnen krijgen. De passende adviezen kunnen heel eenvoudig zijn, als je ze maar bespreekbaar maakt. Hiervoor is de Uitblinkers-gespreksmethodiek ontwikkeld. Deze is geschikt voor 2- tot 10-jarige kinderen en kan in de dagelijkse praktijk gebruikt worden om poetsgedrag te verbeteren. Het is een semigestructureerde gespreksmethodiek bestaande uit tools en een script om het gesprek te leiden. Hierbij wordt achterhaald waar de ouder tegenaan loopt, waarna de aansluitende oplossingen worden besproken. Hierbij worden opvoedkundige principes toegepast.

Motivational interviewing

Motivational interviewing is een van de gesprekstechnieken die in deze methode verweven zit, naast alle andere technieken om een gelijkwaardig gesprek te krijgen. De sprekers geven het advies om niet alleen te zenden, want dat is eenrichtingsverkeer. “Hou het positief en stel veel vragen. Geef de ouder veel complimenten. Toon begrip en betrek de ouder bij de aanpak. Het belangrijkste is, dat je je focust op het positieve. Wat gaat er al goed? Zet de ouder eerst in zijn kracht en vraag daarna pas naar moeilijke momenten.”

Hobbels

Bij de Uitblinkers-methodiek horen negen kaarten met hobbels. Deze hobbels zijn tijdens het onderzoek geïdentificeerd. Daar komen de drie factoren ook aan bod. Op de kaarten is een tekening te zien van een hobbel. Een van de hobbels is de vermoeide of gestreste ouder. Tandenpoetsen heeft dan niet de prioriteit, doordat er al zo veel speelt. Een niet-meewerkend kind kan ook een hobbel zijn of de ouder die het kind niet wil dwingen. Of het kind dat te vermoeid is of dat het poetsen pijn doet. Ook drukte in de ochtend of juist in de avond kan een hobbel vormen.

Uitblinkers-gesprek

De sprekers doen voor hoe zo’n Uitblinkers-gesprek zou kunnen lopen. De tandarts of mondhygiënist: “Wat gaat er goed bij het tandenpoetsen?” De ouder: “Er wordt twee keer daags gepoetst. Ik doe het in de ochtend en mijn man in de avond.” “De taken zijn goed verdeeld in elk geval. Dat klinkt goed georganiseerd. Zijn er momenten waar je van denkt, dit is toch wat moeilijker?” “Wel eens, als hij in de avond niet goed wil meewerken. Dan is het wel een strijd.” “Maar dan lukt het wel?” “Meestal wel, maar als hij dan moe is, dan sla ik het even over en dan denk ik, dat komt morgen wel.” “Wil je eens kijken in de kaarten of je iets herkent?” Uiteindelijk moet er één kaart gekozen worden met de hoofdreden waarom het niet altijd soepel loopt. Ouders vinden de kaarten heel herkenbaar en fijn.
Daarna ga je samen kijken naar de mogelijke aanpak. Er bestaan hierbij twee theorieën: stimuluscontrole en operante conditionering.

Stimuluscontrole

Bij stimuluscontrole staat het creëren van een stabiele omgeving centraal, het structuren van tijd bijvoorbeeld. Structureer niet alleen de tijd, maar ook de ruimte. Je moet er even achter komen hoe het nu bij hen werkt thuis. Het is bij stimuluscontrole belangrijk dat dingen op een vaste tijd en in een bepaalde volgorde gebeuren. Het mooie is dat kinderen er dan op een gegeven moment zelf om gaan vragen: “Mama, je vergeet te tandenpoetsen.” Grenzen stellen is ook belangrijk. Echt consequent zijn: zo gaan we het doen en niet anders. Maak een afspraak en hou je eraan. Dat is stimuluscontrole . Dit kan je toepassen bij de kaart ‘poetsen is moeilijk in de ochtend’. Wat is voor de ouder nu het beste moment om het tandenpoetsen te doen? Denk mee! Stel bijvoorbeeld voor dat de tandenborstel in de keuken komt, zodat niet iedereen na het ontbijt weer helemaal naar boven moet. Ouders kunnen dit soms echt niet goed zelf verzinnen. Of bedenk dat je in de avond bepaalde dingen al klaar zet (de ontbijttafel), zodat het in de ochtend minder druk is. Als de ouder aangeeft dat het kind vaak te moe is om te poetsen, stel dan voor om het tandenpoetsen te doen voordat het moe is. Bijvoorbeeld door meteen na het eten te poetsen en daarna pas tv te kijken. Leg hierbij ook uit dat kinderen als ze moe zijn niet moe en sloom worden, maar vaak juist hyperactief en vervelend.

Operante conditionering

Bij operante conditionering hoort de vraag: hoe reageer je op negatief gedrag? Zorg dat tandenpoetsen met regelmaat en standaard gebeurt door met kleine stapjes en complimenten te werken. Positief gedrag moet beloond worden in plaats van negatief gedrag. Door af en toe te belonen blijft positief gedrag in stand. Maar dit geldt ook bij negatief gedrag! Dus wees consequent, maak geen uitzonderingen. Beloon een kind dus niet met het overslaan van tandenpoetsen als het tegensputtert, want dan beloon je slecht gedrag. Bij een kind dat weerstand biedt, dus toch altijd tandenpoetsen. Probeer tijdens het poetsen positieve aandacht te geven. Beloon bijvoorbeeld als het kind het toelaat om twee tanden te poetsen. Een sticker als beloning kan heel goed werken.

Samenvattend kun je het als volgt aanpakken:
• Ga positief in gesprek met ouders.
• Identificeer waar hobbels liggen – stel open vragen.
• Laat ouders meedenken in de oplossing – sta niet alleen op zenden.
• Probeer passende oplossingen aan te reiken.
• Complimenteer en toon begrip.

Bij de toolkit met kaarten van Uitblinkers hoort een training. Deze wordt gegeven vanuit de stichting die Denise en Maddelon hebben opgericht: stichting Blinkers. Tijdens het volgen van deze training worden de kaarten uitgegeven. Komende trainingsdagen zijn 14 mei en 19 juni 2020. Kijk voor meer informatie op www.stichtingblinkers.nl/nascholing

Maddelon de Jong-Lenters is tandarts-pedodontoloog en eigenaar van een verwijspraktijk voor kindertandheelkunde in Noordwijk en Leiden. De uitdaging daar is om échte gedragsverandering te bewerkstelligen. In 2016 is zij gepromoveerd op onderzoek over de rol van opvoeding en gedragsproblemen in relatie tot het ontstaan van cariës. Nieuw onderzoek richt zich op cariëspreventieve interventies die laagdrempelig zijn uit te voeren in de tandheelkundige praktijk.

Denise Duijster is universitair docent op de sectie Sociale Tandheelkunde van het ACTA. Ze heeft de Masteropleiding ‘Dental Public Health’ gevolgd aan University College London. Begin 2015 is zij gepromoveerd op de rol van het gezin bij de preventie van cariës bij kinderen. Ze doet onderzoek naar sociaaleconomische gezondheidsverschillen, kwaliteit van mondzorg en de preventie van mondziekten in zowel hoge als lage inkomenslanden.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna van een lezing door dr. Maddelon de Jong-Lenters, tandarts-pedodontoloog, en dr. Denise Duijster, onderzoeker aan ACTA , tijdens Quality Practice.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
e-sigaret

De impact van e-sigaretten op parodontale zorg

Europa is het continent met het hoogste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 28%. Daarnaast gebruiken steeds meer mensen een e-sigaret. Dit is echt een booming business. Achtergrondinformatie over tabak en e-sigaret met vergelijking van de effecten hiervan op parodontaal gebied.

Verslag van de lezing van dr. Christoph Ramseier, parodontoloog en wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Bern in Zwitserland, tijdens het NVvP-congres Dentech.

Tabak-gebruik

Europa is het continent met het hoogste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 28%. Afrika heeft het laagste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 15%. Het globale gemiddelde is 22%, wat neerkomt op meer dan 1 miljard rokers wereldwijd. Hiervan overlijdt 50% vroegtijdig, aan de gevolgen van roken.

Na inhaleren van een sigaret, bereiken de nicotine-deeltjes na ongeveer 7 seconden de hersenen, waarna er dopamine vrij komt. Er is na verloop van tijd steeds meer nicotine nodig om dezelfde hoeveelheid dopamine vrij te maken. Tabakafhankelijkheid ontstaat door een steeds verder toenemende lichamelijke behoefte aan nicotine, in combinatie met psychische gewoonte.

Naast het roken van sigaretten, zijn er meer manieren om tabak te consumeren:

  1. Sisha
    Waterpijp roken is schadelijker dan het roken van sigaretten, omdat het tabak minder heet wordt waardoor het niet volledig fermenteert. Sisha wordt vaak door de gebruikers gecombineerd met “gewoon roken”.
  2. Snus
    Tabak in poedervorm wat onder de bovenlip wordt geplaatst, deze wordt via de mucosa opgenomen in het bloed. Dit kan leiden tot lokale leukoplakie.
  3. Pruimtabak
    Het kauwen op grofgesneden tabak kan intra-oraal en in de keel tumoren veroorzaken.
  4. Snuff
    Snuiftabak, via de neus opgesnoven en opgenomen in het bloed.

E-sigaret

In 2003 is de eerste e-sigaret uitgevonden door de Chinese apotheker Hon-Lik. De e-sigaret bestaat uit nicotine, smaakje (liquids), water,  glycerine en prophylene glycol. Na de e-sigaret werden er ook e-pipes, e-shisha’s en e-joints ontwikkeld. Van de mensen die “gewoon” roken, rookt 43% (soms) daarnaast een e-sigaret, 4% van de rokers rookt alléén maar e-sigaretten.

E-sigaretten zijn een booming business, en zijn zichzelf steeds aan het vernieuwen. Op dit moment bestaat de vierde generatie. Hierbij kan de gebruiker van de e-sigaret zelf de warmte instellen, de hoeveelheid rook en de smaak door middel van een app op de smartphone.
Gevaar hierbij is dat de gebruiker de e-sigaret illegaal  kan opvoeren, waardoor deze te heet wordt. Er is al meerdere keren een e-sigaret tijdens het inhaleren in het gezicht van een gebruiker geëxplodeerd, wat zorgt voor zeer ernstige verwondingen intra-oraal en brandwonden in het gelaat.

Er zijn 466 verschillende merken, en er zijn 7764 verschillende smaken te verkrijgen. De meeste e-sigaretten worden geproduceerd door de traditionele tabaksfabrikanten. In 2014 bedroeg de omzet in e-sigaretten wereldwijd 3 miljard dollar, er wordt verwacht dat dit in 2030 zal stijgen naar 51 miljard dollar. De E.U. hanteert wet- en regelgeving met betrekking tot de e-sigaretten, maar door het groeiende aantal merken is het lastig te controleren of de regels daadwerkelijk worden nageleefd.

Verhitting tabak

Er bestaan meerdere manieren om tabak te verhitten:

  1. Verbranding (combustion) > 800 – 1100 graden
  2. Pyrolyse > tot 800 graden
  3. Carbonisatie > 30 – 350 graden

Hoe minder heet de tabak wordt verhit, des te onvollediger de carcinogenen verbrand worden, dus hoe schadelijker de tabak is.

Vergelijking effect e-sigaret versus sigaret op parodontaal gebied

PARODONTITIS E-sigaret Sigaret
Pathogenese + +
Verdiepte pockets + +
Alveolair botverlies + +
Aanhechtingsverlies + +
Tandverlies + +
Peri-implantitis + +
Parodontale wondgenezing + +

 

MONDHYGIËNE E-sigaret           Sigaret
Plaque-index + ++
Bleeding on probing
Droge mond + +
Gevoeligheid gingiva + +

 

ORALE PATHOLOGIE E-sigaret Sigaret
Hairy tong ++ +
Leukoplakie + +
Submuceuze fibrose + +
“Smokers Palate” ++ +
Rokers’ hyperpigmentatie + +
Lichen planus + +
Hyperplastische candidosis ++ +
Eramyteuze candidosis + +
Glossitis rhombidea mediana + +

Voordelen en nadelen van e-sigaretten (ten opzichte van sigaretten)

VOORDELEN NADELEN
Geen pyrosis Lange-termijn-onderzoek ontbreekt
9 – 450 x lagere hoeveelheden toxines Klein aantal toxines is verhoogd
Tot 800 x minder toxisch Klein aantal smaken kan cytotoxisch zijn
Patiënten stoppen met roken van sigaretten Patiënten starten met roken van e-sigaretten
Aerosolen kunnen oxidatieve stress, apoptosis en DNA beschadiging veroorzaken

 

Het is belangrijk dat de tandarts, ongeacht in welke fase van de parodontale behandeling een patiënt zich vindt, beschikt over up-to-date informatie over het rookgedrag van de patiënt.

Stoppen met roken

Er is een aantal manieren om te stoppen met roken:

  1. Spontaan
  2. Begeleiding
  3. Behandeling met nicotine-vervangers (nicotin replacement therapy, NRT)
  4. Begeleiding i.c.m. farmaco-therapie > dit heeft de hoogste succes-rate.

Probeer een conversatie aan te gaan met de patiënt over stoppen met roken, en probeer de patiënt te begeleiden door een stopdatum af te spreken en NRT te adviseren.

Volgens recent onderzoek is het gebruik van e-sigaret minder schadelijk dat het gebruik van sigaretten. Het is daarom een optie e-sigaretten aan te raden als NRT bij patiënten die volledig willen stoppen met conventioneel roken, mits de patiënt goed begrijpt hoe de e-sigaret werkt én goed weet welke dosis nicotine gebruikt moet worden.

Dr. Christoph Ramseier is parodontoloog en wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Bern in Zwitserland. Hij heeft veel publicaties op zijn naam staan en is een veelgevraagde internationale spreker.

 

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor Dental INFO van de lezing van dr Christoph Ramseier, tijdens het congres Dentech, innovatie in de parodontologie van de NVVP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Nazorg bij parodontitis: the grand finale en een nieuw begin

Nazorg bij parodontitis: the grand finale en een nieuw begin

Het doel van de parodontale nazorg is het handhaven van de bereikte resultaten. Tijdens elke nazorgzitting maak je als behandelaar een risicoanalyse, die mede de tijdsduur tot de volgende afspraak bepaalt. Als je de motivatie van de patiënt goed zou kunnen inschatten, zou je daarmee dan het succes van de behandeling kunnen voorspellen?

Als de initiële parodontale behandeling, eventueel gevolgd door chirurgie, succesvol is afgerond is de parodontale ontsteking onder controle. Het doel van de parodontale nazorg is het handhaven van de bereikte resultaten. Het succes van de nazorg hangt enerzijds af van een gestructureerde werkwijze van de behandelaar en anderzijds van de therapietrouw (compliance) van de patiënt. Tijdens elke nazorgzitting maak je als behandelaar een risicoanalyse, die mede de tijdsduur tot de volgende afspraak bepaalt. Als je de motivatie van de patiënt goed zou kunnen inschatten, zou je daarmee dan het succes van de behandeling kunnen voorspellen?

Heb je de infectie onder controle, dan is het tijd voor de nazorg!

DIAGNOSE —> INFECTIECONTROLE —> RECONSTRUCTIE

Infectiecontrole geeft groen licht voor reconstructie, onder andere orthodontische behandeling, kroon- en brugwerk, implantologie.

Wat zijn factoren die succes bij een parodontale behandeling bepalen:

  • Goede samenwerking met de patiënt
  • Grondige subgingivale gebitsreiniging
  • Goede immunologische respons

Structuur van een nazorg-afspraak

Deze cirkel geeft een overzicht van de structuur van de nazorg afspraak. Negentien jaar geleden heeft Miranda Belder deze met dr. Dick Barendregt gemaakt. In de afgelopen 19 jaar is de basis nog altijd hetzelfde maar is er wat betreft diagnostiek en risico-bepaling wel wat veranderd.

 Nazorg bij parodontitis the grand finale en een nieuw begin. Structuur van een nazorg afspraak

Diagnose

Belangrijk bij de nazorg is om altijd de medische anamnese te updaten. Met de app van Farmaceutische Kompas op je telefoon is het mogelijk om snel bijwerkingen van medicatie in de mond te checken. Als voorbeeld Amlodipine; deze medicatie heeft de zeer zeldzame bijwerking gingivahyperplasie. Na staken amlodipine was de gingivahyperplasie volledig verdwenen. Tip van Miranda Belder:‘’Maak foto’s’’. tijdens intra-oraal onderzoek van wat je ziet in de mond. Zodat je in een volgende zitting vergelijkingsmateriaal hebt.
Na het vragen naar veranderingen in de medische anamnese en het intra-oraalonderzoek meet je de meest recente parodontiumstatus na.

Risicofactor voor een succesvolle parodontale behandeling zijn furcaties

Furcaties geven een grotere kans op aanhechtingsverlies in de toekomst. En een grotere kans op het ontstaan van wortelcariës.

Wist je dat?

Roken bevordert de incidentie van furcatieslaesies. Daarnaast kan het geassocieerd worden met pulpaproblematiek. En komt het meer voor bij mannen dan bij vrouwen. De hoogste prevalentie bij de distale furcatie van eerste bovenmolaren. De laagste prevalentie bij de mesiale furcatie van de tweede bovenmolaren en molaren met glazuurprojecties hebben grote kans op furcatieproblemen.

Onderzoek van Claffey et al.(1990);

  • Diepe initiële pockets en furcaties geven de grootste kans op aanhechtingsverlies in de toekomst.
  • Toename in pocketdiepte gecombineerd met bloedingsneiging geeft grootst voorspellende waarde.

Je moet implantaten meten, bij voorkeur met een plastic sonde om de contour van de supra-structuur goed te kunnen volgen. Bijvoorbeeld met een clickprobe die ook de juiste sonderdruk van 25N geeft.

Naast de parodontiumstatus heb je ook recent röntgenmateriaal nodig om de parodontale situatie te monitoren. Voor vrijgevestigde mondhygiënisten is het soms lastig om goed aan röntgenfoto’s te komen.

Risk-level

Het risk-level wordt beïnvloed door:

  • Aanvalfactoren <> afweerfactoren
  • Microbiële aanval <> immuunrespons
    Als de aanval en de afweer in balans zijn is er sprake van infectie-controle. Als er een disbalans ontstaat is er geen infectie-controle meer. De behandelaar doet dan onderzoek naar welke factor of factoren verantwoordelijk zijn voor de verstoring van het evenwicht.

Interval

Intervalbepaling

Aan de hand van risicofactoren. Dus nooit hetzelfde! Iedereen die nazorg doet, is een riskmanager die de risicofactoren analyseert en evalueert.

Herinstructie

Er is een enorme keuze uit middelen. “Jullie als behandelaars moeten de patiënten (juist) begeleiden bij het zoeken naar het juiste mondhygiëne-middel. Probeer eens iets nieuws, wees er creatief in”, zei Belder. Gebruik van disclosing is vaak heel illustratief.

Stuur tussen twee intervallen een appje naar de patiënt. Hoe kan je het op een leuke manier doen?
App bijvoorbeeld een foto waarop je de disclosing ziet, zodat de patiënt het kan terugzien. Of app informatie over de te gebruiken materialen.

De boodschap is: (WEES)DENK CREATIEF! Gebruik nieuwe media zoals Whatsapp.

Gebitsreiniging

Onderzoeken laten niet echt zien wat het beste is, handinstrumentarium of ultrasone apparatuur. Gebruik wat jou past als behandelaar en wat bij de patiënt past. Ga er niet te star mee om. Wees je ervan bewust dat je in de nazorg niet altijd met een scherpe set aan de slag moet gaan. Als je dit jaren achtereen doet kan er slijtage ontstaan aan met name de worteloppervlakken.

Verslaglegging

Leg na elke behandeling gestructureerd vast wat je hebt gedaan en wat er is besproken.

Doel van de nazorg is handhaven van de infectiecontrole
—>
Doel kan bereikt worden door een goede en gestructureerde kwalitatieve nazorg
—>
Samen met compliance van de patiënt

Structuur van nazorg op lange termijn: individuele benadering!

Individuele benadering is erg belangrijk. Je moet een samenwerkingsverband aangaan met de patiënt. Er zijn veel factoren die compliance beïnvloeden. Over het onderwerp therapietrouw zou Belder middagen kunnen praten, helaas was daar de tijd niet voor.

Angst

Tijdens haar lezing stipte ze de factoren Angst en de Benadering van de zorgverlener aan.

Er zijn verschillende soorten angst

  • Angst die voort komt uit model-leren
  • Informatie van anderen
  • Traumatische ervaringen
  • Genetische aanleg

Waar zijn mensen bang voor?

  • Machteloosheid/controleverlies. Meeste mensen vinden het daarom prettig om informatie (van) over de behandeling te krijgen
  • Pijn/fysieke beschadiging
  • Naalden
  • Geluid van de boor
  • Het haakje
  • Ultrasoon geluid
  • Het gedrag van de behandelaar
    • Autoritair
    • Onbegrip
    • Geen of weinig informatie geven
    • Hardhandig

Wat te doen als behandelaar?

  • Toon begrip voor de angst
  • Neem de tijd
  • Straal uit dat je iemand er doorheen sleept
  • Verdoof
  • Spreek een stopteken af
  • Geef voldoende informatie
  • Afleidingstechniek bijvoorbeeld buikademhaling, radio

* bron: Dyonne Broers, tandarts en directeur zorg bij ACTA.

Patiënten met een hoge angstbeleving ervaren meer pijn.

Benadering van de zorgverlener

Hoe bewerkstellig je als behandelaar een gedragsverandering bij je patiënt. Prochaska e.a. 1992 ontwikkelden een model wat laat zien hoe je via de precomtemplatie-fase, de comtemplatie-fase en de preparatie-fase in actie kan komen. Welke rol wij als behandelaar spelen in het behoud van de gedragsverandering en wat te doen bij terugval.Compliance vs. non-compliance: De rol van mondhygiënist is om de patiënt weer te motiveren. Voel je twijfel bij je patiënt, benoem dat dan ook.

Een voorbeeld van een motivatietechniek is Motivational Interviewing (MI)
Motivational interviewing:

  • Op gelijkmatige basis communiceren
  • Empathisch luisteren
  • De informatie structureren
  • Ambivalentie benoemen
  • Door bewustwording van de ambivalentie kan er daadwerkelijk gedragsverandering plaatsvinden

Motivatie van patiënten is een dynamisch proces dat afhankelijk is van omgevingsfactoren.

Inschatting Motivatie patiënt & risicofactoren = voorspeller therapeutisch succes

“In Nederland houden we heel erg van richtlijnen en protocollen. Blijf nadenken en blijf kijken naar de situatie op dat moment. Zorg voor een individueel plan en maak gebruik van nieuwe media.”

Miranda Belder heeft haar opleiding tot mondhygiënist gevolgd van 1986-1988 aan de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Utrecht. Zij was van 1988 tot 1993 werkzaam in diverse algemene praktijken in het Gooi. Vanaf 1993 tot en met 2013 is zij werkzaam geweest in de Kliniek voor Parodontologie te Amsterdam. Tevens is zij vanaf 2004 werkzaam als vrijgevestigd mondhygiënist in de Groepspraktijk voor Mondhygiëne in Alphen a/d Rijn, nu samen met drie collega-mondhygiënisten. Na haar afstuderen heeft zij diverse cursussen gevolgd o.a. Parodontale diagnostiek en behandelingsplanning, Initiële parodontale behandeling (Paro A/B/C) maar ook Psychodiagnostiek voor tandheelkundig specialismen en mondziekten. Zij geeft regelmatig lezingen en workshops over parodontale nazorg, richtlijnen peri-implantitis,factoren die compliance beïnvloeden en wat is je succesrate?

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Miranda Belder tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Wortelkanalen opnieuw reinigen en vullen - obstakels en hindernissen

Wortelkanalen opnieuw reinigen en vullen: obstakels en hindernissen  

De endodontische revisie behelst in verreweg de meeste gevallen het opnieuw reinigen en vullen van het wortelkanaal. Met geduld, het juiste instrumentarium en vooral creativiteit is voor ieder probleem wel een passende oplossing te vinden.

Apicale chirurgie (apexresectie)

Materiaalkeuze

In een studie van Safi et al. (2019) werden de vulmaterialen MTA en ERRM (biokeramische putty) met elkaar vergeleken. Alle elementen werden ultrasoon geprepareerd onder de microscoop. Na twee jaar bleek dat in 93,3% van de elementen de behandeling succesvol was. De keuze van het materiaal maakte significant niet uit.

Apicale preparatie

Tsesis et al. (2006) vergeleek verschillende preparatie methodes: de moderne methode en de traditionele methode. Bij de moderne methode wordt er een loodrechte apexresectie uitgevoerd en wordt er retrograad geprepareerd met ultrasone instrumentarium. Bij de traditionele methode wordt er een schuine bevel geprepareerd en wordt, in plaats van ultrasoon instrumentarium, de boor gebruikt. De resultaten lieten zien dat er sprake is van meer mislukking bij de traditionele behandeling.

Oorzaken niet-genezen na chirurgie

Het kan zijn dat er na de apexresectie geen sprake is van een duurzaam gezond resultaat. Hier kunnen verschillende oorzaken ten grondslag aan liggen (Saunders 2005):

  • Persisterende infectie
  • Re-infectie door lekkage
  • Extraradiculaire infectie – 6%
  • Onvolkomenheden in apicale afsluiting
  • Anatomische aspecten (isthmus)
  • Slechte technische uitvoering
  • Fracturen/cracks -9,5%
  • Het ontbreken parodontale aanhechting. Een blijvende verbinding tussen de sulcusbodem en de peri-apex heeft een negatieve invloed op de prognose.

De twee hoofdoorzaken van het mislukken van een apexresectie zijn:

  1. Persisterende infectie: er zit nog steeds viezigheid.
  2. Re-infectie door lekkage: deze viezigheid is onvoldoende geëlimineerd/ afgesloten.

Song et al. (2011) deed onderzoek naar de oorzaken van het falen van de apicale chirurgie. Van de 54 gebitselementen die faalden, was in de meeste gevallen een onjuiste retrograde preparatie (n=20) de oorzaak. Andere oorzaken waren: afwezigheid retrograde vulling (n=24), gemist kanaal (n=4), lekkend kanaal (n=3), aanwezigheid van een istmus (n=3).

Behandelopties na falen apicale chirurgie

 Er zijn vier oplossingen wanneer er sprake is van een slecht behandelresultaat na apicale chirurgie (Hülsmann 2016):

  1. Extractie
  2. Chirurgische herbehandeling
  3. Niet-chirurgische herbehandeling
  4. Niet-chirurgische herbehandeling + chirurgische herbehandeling

Hierbij is de vraag waarop je als behandelaar je keuze baseert. Bij het maken van de keuze spelen vier factoren een rol:

  • Wetenschappelijk bewijs
  • Klinische aspecten + patiëntgebonden factoren
  • Wens van de patiënt
  • Kennis, kunde en ervaring van de behandelaar

Chirurgische herbehandeling

Peterson en Gutman (2001) keken in hun systematic review naar de kans op genezing na het opnieuw uitvoeren van een apexresectie. In een derde van de gevallen was er geen sprake van genezing en daarom werd er geconcludeerd dat het opnieuw uitvoeren van een apexresectie niet zo succesvol is. Wat echter opvallend is aan de studie, is dat alle studies erg gedateerd zijn (1970 – 1997). In die tijd werd er nog geen microscoop en/of CBCT gebruikt.

Gagliani et al. (2005) keek in zijn studie naar het verschil in slagingspercentage tussen chirurgische behandeling en de chirurgische herbehandeling (uitgevoerd onder de microscoop, ultrasoon retrograad geprepareerd, SuperEBA als vulmateriaal). De resultaten lieten zien dat de eerste chirurgische behandeling (86%) succesvoller is dan een hernieuwde apexresectie (59%). In deze studie werd er dus geconcludeerd dat de eerste kans het meest succesvol is.

Song et al. (2011) evalueerde 54 chirurgisch herbehandelde elementen (microscoop, ultrasone retrograde preparatie, MTA of SuperEBA vulling). De resultaten lieten zien dat er bij 92,9% sprake was van succes. Zijn conclusie was dan ook dat het chirurgisch herbehandelen heel succesvol kan zijn.

Ook Kim et al. (2018) analyseerde de chirurgische herbehandeling (microscoop, ultrasone retrograde preparatie, MTA of superEBA vulling). Zijn conclusie was dat de eerste chirurgische behandeling zeer succesvol is (91,6%), maar chirurgische herbehandeling daar niet of nauwelijks aan onder doet (87,6%). De herbehandeling dus zeker kansrijk.

Aan de hand van de resultaten van de hierboven genoemde studies kan dus gesteld worden dat de keuze van het uitvoeren van chirurgische herbehandeling absoluut afhankelijk is van de patiënt- en element factoren.

Niet-chirurgische herbehandeling

Afsluiting van open apex met MTA

Wanneer er een endodontische herbehandeling uitgevoerd moet worden na een apexresectie dan is er altijd sprake van een open apex. De meeste wetenschappelijke resultaten over dit onderwerp komen uit de traumatologie. Simon et al. (2007) bestudeerde 57 gebitselementen met open apex waarbij gelijk een orthograde apicale plug van MTA werd aangebracht in de eerste zitting, dus zonder eerst calciumhydroxide aan te brengen. De resultaten lieten zien dat er bij 81% sprake was van genezing. Het blijkt dat de keuze voor het soort MTA (of andere hydrofiele producten) niet uitmaakt, met alle materialen kunnen goede resultaten worden behaald.

In een retrospectieve studie van Mente et al. (2015) werden 25 elementen geanalyseerd waarbij een niet-chirurgische herbehandeling was uitgevoerd nadat apicale chirurgie niet succesvol was gebleken. Alle behandelingen waren uitgevoerd onder de microscoop en er werd bij alle elementen een orthograde apicale plug van MTA aangebracht. De resultaten lieten zien dat er in 87% sprake was van genezing.

Tulus et al. (2016) concludeerde in zijn retrospectieve studie dat een niet-chirurgische herbehandeling na het uitvoeren van een apexresectie bij 69,5% van de gebitselementen succesvol is.

Vierde kanaal

Een veelvoorkomende oorzaak van het niet slagen van een apexresectie in een bovenmolaar is het missen van het vierde kanaal. Buhrley et al. (2002) deed onderzoek naar het gebruik van vergroting bij het vinden van het vierde kanaal in een bovenmolaar. Het bleek: hoe groter de vergroting waarmee er gewerkt werd, hoe groter de kans was dat het vierde kanaal gevonden wordt. Men kan zich dus afvragen of je een bovenmolaar nog wel moet behandelen zonder gebruik te maken van vergroting en of je een patiënt met een zwarting aan de mesiale radix nog wel moet verwijzen naar de kaakchirurg zonder eerst te kijken of het vierde kanaal niet gemist is. Daarnaast geldt ook dat hoe meer ervaring de behandelaar heeft, hoe makkelijker het vierde kanaal wordt gevonden (Corcocan et al. 2007).

Verwijderen van oude retrograde vulling

Pannkuk (2011) bestudeerde gebitselementen waarbij de retrograde oude (amalgaam-) vulling met ultrasone apparatuur verwijderd werd. Uit zijn resultaten bleek dat dit het beste lukt aan de vestibulaire zijde. Wanneer dit namelijk aan de linguale zijde wordt gedaan dan is het risico groot dat het restje retrograde vulling naar buiten, in de peri-apex, geduwd wordt. Wanneer dit gebeurd dan bestaat de kans dat het stukje via een fistel naar buiten komt. Mocht het stukje in de peri-apex blijven dan moet dit meestal verwijderd worden om het geïnfecteerd is en daarom de kans groot is dat de ontsteking anders persisteert.

Conclusie

Er zijn verschillende behandelopties na het falen van apicale chirurgie.

Voor de verschillende behandelopties geldt het volgende:

  1. Extractie – deze optie moet altijd genoemd worden.
  2. Chirurgische herbehandeling – bij een goede indicatie kan het goed worden toegepast.
  3. Niet-chirurgische herbehandeling – bij goede indicatie, vooral bij meerwortelige elementen, kan het goed toegepast worden.
  4. Niet-chirurgische herbehandeling + chirurgische herbehandeling – bij een goede indicatie kan het goed worden toegepast.

De keuze moet dus altijd gemaakt worden aan de hand van de verschillende factoren: wetenschappelijk bewijs, klinische aspecten + patiëntgebonden factoren, wens van de patiënt, kennis/ kunde/ ervaring van de behandelaar.

 

Michiel de Cleen studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert nu 20 jaar een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.

 

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres De endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Hoe kun je het beste omgaan met patiënten met een vermijdende persoonlijkheid?

In je mondzorgpraktijk kun je te maken krijgen met verschillende typen patiënten. Hoe je het beste kunt reageren op patiënten met een vermijdende persoonlijkheid vertelde dr. Thunnissen tijdens het congres ‘Bijzondere patiënten in de praktijk’.

Vermijdende persoonlijkheid

Iemand met een vermijdende persoonlijkheid is het type patiënt dat vaak niet komt. Hij belt vaak af, maakt behandelingen niet af en zal irritatie bij je opwekken. Als je meer over de achtergrond van zo’n iemand weet, zal je je minder snel ergeren, compassie krijgen en er mee weten om te gaan.

Persoonlijkheidsstoornis

Vermijden van conflicten kennen we allemaal. We schamen ons allemaal wel eens en kwetsbaar opstellen is niet eenvoudig. Het is pas een persoonlijkheidsstoornis als het leidt tot schadelijke en rigide patronen in denken, voelen en gedrag die negatieve gevolgen hebben voor werk en relaties. Een vermijdend persoon is een inflexibel persoon. Veel trekken van een persoonlijkheidsstoornis of -probleem herken je vaak eerder bij een van je collega’s of bij een familielid, maar minder bij jezelf. Het gedrag van een vermijdend persoon kan tot veel klachten voor de persoon zelf leiden maar is vaak minder opvallend en heftig dan het gedrag van iemand met narcisme of borderline.

Als kind

Mensen die vermijdend gedrag vertonen, kunnen een aangeboren angstig temperament hebben. Zij waren als kind al angstig, wat zich uitte in het hebben van heimwee en in het schoolreisje niet leuk vinden. Hoe de ouder hierop reageert, is van essentieel belang. De ouder kan te beschermend optreden of juist de emotie niet opvangen en dus het kind verwaarlozen. Als ouders zeggen: “Stel je niet aan!”, dan kan de angst juist groter worden. Er moet dus een middenweg in gevonden worden. Kinderen waarvan de ouder vaak weg is, hebben meer kans op een persoonlijkheidsstoornis dan bij diegenen met een sterk sociaal netwerk zoals in een dorp.

Combinatie

Mensen kunnen al heel jong besluiten dat ze continu op hun hoede moeten zijn en steeds maar de kat uit de boom kijken. Mensen met vermijdend gedrag hebben vaak trauma’s opgelopen. Zij besluiten dat conflicten vermeden moeten worden, dat ze niet aantrekkelijk zijn en minder zijn dan anderen. Je kan zien dat de combinatie tussen aangeboren temperament, matching met de ouders en ervaringen in de jeugd en daarna, mensen naar het negatieve pad kan trekken. Als een kind bijvoorbeeld niet gekozen wordt bij gym, wordt de (angstige of onzekere ) persoonlijke aanleg versterkt. “Zie je wel”, denkt men dan.
Dit gebeurt ook bij volwassenen: als iemand met een vermijdende persoonlijkheid een kamer binnenkomt en de mensen lachen, denkt deze persoon algauw dat hij uitgelachen wordt, terwijl iemand anders denkt dat er net een leuke mop is verteld.
Daarnaast speelt de factor toeval ook een rol in het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis: welke gebeurtenissen en mensen komen er op je levenspad? Wat maak je mee in liefde en werk?

Arrogant

Herken je een patiënt die deze patronen heeft? Wat roept dit op? Roept het zorg op of irritatie? Soms kan arrogantie een overdekking zijn van iets anders. Zo’n persoon kan juist heel kwetsbaar en onzeker zijn. Probeer dus niet vanuit je eerste emotie te reageren als je iemand arrogant vindt. Professionele distantie is belangrijk bij een dergelijke patiënt, maar ook betrokkenheid. Probeer hierin de balans vinden.

Accepterende houding

Een positieve bevestiging doet het altijd goed. Zeg bijvoorbeeld: “Fijn dat je er bent.” Vermijdende mensen zijn vaak heel precies. Die willen alles weten, tot in detail. Laat weten dat dit oké is. Zie het als een kwaliteit en laat de regie bij de patiënt. Probeer vermijdende patiënten te zien als een uitdaging en niet als mensen die jou bewust het leven moeilijk maken. Ga na wat er onder ‘moeilijk gedrag’ zit en probeer daar op in te gaan. Wees zelf de baas over je eigen communicatie. Gebruik hierbij effectieve transacties.

Transactionele analyse

De ander reageert op wat hij denkt dat jij bedoelt. Vaak denk jij dat jij wel duidelijk bent, maar dat de ander het niet snapt. Steek hand in eigen boezem, als er problemen optreden in de communicatie, want dan kan je de communicatie sturen. Wat er met effectieve transacties wordt bedoeld, wordt aan de hand van het model ‘transactionele analyse’ uitgelegd. Daarmee deel je persoonlijkheden in:

  • Volwassenen;
  • Ouder;
  • Kind.
    (omdat het niet om daadwerkelijke volwassenen, ouders of kinderen gaat maar om concepten waarmee we de persoonlijkheid kunnen begrijpen, schrijven we ze met een hoofdletter)

‘Kind’ is op te delen in ‘het aangepaste Kind’ en ‘het natuurlijke Kind’. Het ‘aangepaste Kind’ is coöperatief en gehoorzaam en het ‘natuurlijke Kind’ is spontaan en creatief. De ‘structurende Ouder’ kan grenzen stellen. De voedende kant van de Ouder is meer zorgzaamheid. De Volwassene reageert adequaat in het hier en nu.

Zorgzaam en begrenzen

Stel je stelt de vraag: “Hoe vaak poetst u?”, dan is dat een volwassen vraag waarbij je om informatie vraagt. De patiënt kan hier echter kritiek in horen, zoals een kind. Hij ziet dan een ouder in je en kan dan in angst schieten. Als je zegt: “Ik vroeg gewoon, hoe poetst u?“, dan wordt de angst groter. Dus je moet eerst even geruststellen in je ouderrol. “Geen zorgen, het is echt puur een vraag ter informatie. Ik vraag dit aan iedereen.” De vermijdende patiënt kan ook denken: “Het is het weer niet goed!” en reageert zodoende met boosheid. Op dat moment voel jij je als behandelaar misschien bekritiseerd en raak je uit je professionele rol. Je wordt misschien timide en slikt je vraag in of je reageert geïrriteerd met: “Je hoeft niet zo boos te doen, ik vroeg gewoon…” De patiënt kan dan weglopen en voelt zich niet begrepen. Dan heb je helemaal de poppen aan het dansen. Begrens dan: “Ik stop even, want het lijkt alsof u allemaal dingen in uw hoofd haalt. Ik ga u eerst even van informatie voorzien, want ik merk dat u angstig wordt.” Zorgzaam zijn is goed, maar begrenzen is ook belangrijk. Dus je wisselt van zorgzaam naar begrenzend en naar volwassen.

Naar volwassen

Als jij volwassen doet en de ander reageert volwassen, dan zit je op hetzelfde level en kan je informatie blijven geven. Als je merkt dat de patiënt naar een andere emotie wisselt, bijvoorbeeld door er om heen te draaien en angstig wordt, dan moet je naar ‘Ouder’ wisselen. Ook als iemand boos wordt, dan is het goed om te begrenzen. “Ho wacht, dat is niet wat we gaan doen. Ik wil u vragen of het u gaat lukken om even te luisteren.” Als dat niet lukt, blijf dan afwisselend begrenzen en ondersteunen, totdat je merkt dat iemand weer aanhaakt om het gesprek vanuit de posities Volwassene-Volwassene voort te zetten.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing van Moniek Thunnissen tijdens het congres ‘Bijzondere patiënten in de praktijk’ van Lemion.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis
Mondmicroben: steeds meer aandacht voor link parodontitis en systemische ziekten

Mondmicroben: steeds meer aandacht voor link parodontitis en systemische ziekten

De mogelijk relatie tussen parodontitis en systemische ziekten krijgt steeds meer aandacht. Zo kan bijvoorbeeld de associatie tussen reumatoïde artritis en parodontitis mogelijk worden verklaard door unieke eigenschappen van de ‘klassieke’ mond-pathogeen Porphyromonas gingivalis. Het belang van goede mondgezondheid en de rol van de tandheelkundige professional neemt steeds verder toe.

Onderzoek

Nieuwe DNA technieken

Vele factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van parodontitis. Microben spelen echter een essentiële rol in het ontstaan van parodontitis, immers: zonder bacteriën, geen parodontitis. Veel onderzoek richt zich dan ook op deze bacteriën en met de nieuwe DNA-technieken is er steeds meer mogelijk. Jørn et al. (2005) gebruikte een nieuwe DNA-techniek voor bacterieonderzoek van de mondflora, namelijk de 16S rRNA sequencing. Het doel van het onderzoek was om de samenstelling van de normale bacterieflora van de mond vast te stellen . De biofilm van vijf gezonde personen werd bestudeerd aan de hand van 16S rRNA sequencing. Plaque werd verzameld op verschillende plekken in de mond: tong, wangslijmvlies, palatum, tonsillen, supragingivale plaque en subgingivale plaque. Het bleek dat bij geen enkele proefpersoon en/of plaats in de mond de samenstelling hetzelfde was. Daarnaast waren er per persoon 20-30 verschillende bacteriën aanwezig. Een belangrijke bevinding was dat er bij geen van de proefpersonen bacteriën gevonden werden die geassocieerd worden met parodontitis of cariës.

Ook werd deze nieuwe techniek toegepast bij patiënten met parodontitis. Hiervoor werd de subgingivale plaque onderzocht. Uit de resultaten bleek dat de meeste bacteriën die door middel van deze techniek werden geassocieerd met parodontitis al wel bekend waren, behalve de Filifactor alocis en TM7. Deze nieuwe DNA-technieken laten dus zien dat de bacteriën die we jaren geleden klinisch relevant achtten, nog steeds als belangrijke pathogenen kunnen worden beschouwd.

Samenvattend hebben de nieuwe DNA technieken ons laten zien dat het microbioom complex is en dat het uit vele honderden bacteriesoorten bestaat, waarvan we een deel niet kunnen kweken. Doordat niet-kweekbare bacteriën nauwelijks onderzocht kunnen worden in het laboratorium, stagneert de praktische toepassing van de nieuwe kennis. We weten bijvoorbeeld nog te weinig over de eigenschappen van de biofilm, de interacties tussen bacteriën, virulentie factoren, pathogeniteit en antibioticumgevoeligheid.

Klinische parodontale microbiologie

Men kan zich dus afvragen of alle informatie die we hebben op basis van kweektechnieken obsoleet is, aangezien we een aantal bacteriën niet kunnen kweken. Toch geven deze studies sterke tot matige bewijzen over de rol van bacteriën voor de progressie van parodontitis (Zambom 1996).  Zo zijn er vele studies waarvan de conclusies nog steeds kloppen. Hier volgt een opsomming.

Socransky (1977)

In de postulaten van Socranski werd onder andere beschreven dat het onderdrukken of elimineren van bacteriën effect heeft op de parodontitis.

Griffen et al. (1998)

Porphyromonas gingivalis behoort niet tot de mondflora van gezonde mensen en speelt een rol bij het ontstaan van parodontitis.

Van der Weijden (2018)

Niet alle paro-pathogenen komen bij iedere parodontitis patiënt voor. Bij slechts een kwart is  Aggregatibacter actinomycetemcomitans aanwezig.

Eick et al. (2017)

Het behandelresultaat na parodontale behandeling is afhankelijk van de mate waarin Porphyromonas gingivalis onderdrukt wordt. Aanwezigheid van deze bacterie na behandeling is een negatieve voorspeller voor de toekomst.

Fine et al. (2013)

Ook wordt sinds jaren de aanwezigheid van Aggregatibacter actinomycetemcomitans (Aa)gezien als de sterkste indicator voor het ontstaan van parodontitis. Nieuw onderzoek toont aan dat dit nog steeds zo is (Fine et al. 2013). Vijfentwintig procent van de jonge patiënten met Aa ontwikkelde lokale parodontitis.

Niet orale effecten van orale bacteriën

Parodontitis en andere ziektes

Parodontitis is geassocieerd met andere ziektes zoals hart- en vaatziekten, reumatoïde artritis, vroeggeboortes, diabetes mellitus, focale infecties, obesitas en chronische inflammatoire darmziekten/colitis ulcerosa. Daarnaast heeft parodontitis ook associaties met de fertiliteit van vrouw, kanker, prostatitis en sperma-problemen. Belangrijk om te beseffen is dat het om een associatie gaat en er dus geen causaal verband aangetoond is. Ook zijn er studies gepubliceerd die aantonen dat er mondbacteriën versleept kunnen worden naar andere plekken van het lichaam, zoals het oog of de hersenen.

Parodontitis en reumatoïde artritis

Zowel parodontitis als reumatoïde artritis zijn chronische multifactoriële destructieve ziektes die te maken hebben met bot. Daarnaast lijken de risicofactoren ook op elkaar, zoals geslacht, leeftijd, roken, genetische aanleg en dieet. Parodontitis komt vaker voor bij mensen met reumatoïde artritis en parodontale behandeling reduceert de ernst van reumatoïde artritis. Daarnaast is het bekend dat medicatie behorend bij de behandeling van reumatoïde artritis een (negatieve) invloed kan hebben op parodontale ontsteking. De Smit et al. (2012) liet in haar onderzoek zien dat het aandeel ernstige parodontitis twee keer zo groot is bij patiënten met reumatoïde artritis in vergelijking met de controlegroep.

Bij aanwezigheid van reumatoïde artritis zorgt het menselijke PAD- enzym (peptidylarginine deiminase) ervoor dat arginine omgezet wordt in citrulline. Dit citrulline-eiwit kan aanleiding geven voor een auto-immuunreactie (auto-antigenen zorgen voor ACPA antistoffen). Het is bekend dat er bij de mens maar één bacteriesoort voorkomt die ook een PAD-enzym aanmaakt, namelijk Porphyromonas gingivalis. De associatie tussen reumatoïde artritis en parodontitis kan dus mogelijk verklaard worden door de unieke eigenschappen van deze klassieke mondpathogeen. Daarnaast kan Aggreagtibacter actinomycetemcomitans als enige hypercitrullination in humane leukocyten induceren en er dus voor zorgen dat dit proces gestimuleerd wordt. Ook dit draagt mogelijk bij aan de etiologie van reumatoide artritis

Parodontitis en alzheimer

Ook is er onlangs een artikel verschenen over een mogelijke relatie tussen parodontitis en het ontstaan van Alzheimer. Wetenschappers troffen DNA van  Porphyromonas gingivalis aan in de hersenen van alzheimerpatiënten. Ook zagen de onderzoekers bij overleden alzheimerpatiënten meer gingipaïne in de hersenen dan bij mensen zonder deze ziekte. Gingipaïne is een enzym dat de P. gingivalis-bacterie aanmaakt en dat ontstekingen veroorzaak.

Parodontitis en hoge bloeddruk

Het is goed om te beseffen dat het behandelen van parodontitis niet alleen om het tandvlees en de tanden gaat. Bij het uitvoeren van een parodontale behandeling wordt bijgedragen aan de algemene gezondheid van de patiënt. Vidal et al. (2013) voerde onderzoek uit bij 26 patiënten met refractaire hoge bloeddruk en ernstige chronische parodontitis. Alle patiënten werden (niet-chirurgisch) parodontaal behandeld.

De gemeten ontstekingsmarkers van het plasma (C-Reactieve Proteine, interleukine 6, fibrogeen) daalden significant na parodontale behandeling. Ook lieten de resultaten zien dat de dikte van de hartspier van de linkerhartkamer significant afnam ten gevolge van een afname van de systolische bloeddruk.

 

Prof. dr. Arie Jan van Winkelhoff studeerde medische biologie aan de Rijks Universiteit te Utrecht en de University of Florida, USA. Zijn promotieonderzoek (1982-1986) voerde hij uit op de VU en betrof onderzoek naar de rol van anaërobe bacteriën bij endodontale en parodontale infecties. Na zijn promotie kreeg hij een vaste aanstelling als universitair docent bij de Vakgroep Orale Microbiologie van de VU. In 1989 volgde een aanstelling als universitair hoofddocent. In 2003 werd hij aangesteld als hoogleraar en hoofd van de sectie Orale Microbiologie bij het ACTA. Op dit moment is Van Winkelhoff verbonden aan het UMCG als hoogleraar Medische en Orale Microbiologie. Zijn huidige onderzoek richt zich op de microbiologie van parodontitis en peri-implantaire infecties, antibioticum resistentie en de relatie tussen parodontitis en reumatoïde artritis. Hij publiceerde meer dan 250 wetenschappelijke artikelen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. dr. Arie Jan van Winkelhoff tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Casussen: orthodontie niet nodig

Casussen: orthodontie niet nodig

Verslag van de lezing van dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over haar manier van werken. Zij werkt samen met orthodontist dr. Domingo Martin. In haar lezing bespreekt zij twee casussen waarbij het niet nodig was om orthodontie uit te voeren.

Casus 1: Carlos

De casus wordt als volgt benaderd:
Er worden allereerst foto’s (extra-oraal en intra-oraal) gemaakt en deze worden beoordeeld. Bij Carlos is sprake van een geroteerde en geïnclineerde positie van het hoofd. Zijn lach is deficiënt en er is erg veel slijtage zichtbaar. Ook in de rustpositie is er gebrek aan zichtbaar tandmateriaal. Daarnaast is het duidelijk dat de slijtage aan de ene kant uitgebreider is dan aan de andere kant.
Er is verder gebrek aan ondersteuning van de bovenlip, waardoor Carlos er vervroegd verouderd uitziet. Door de slijtage is er veel verloren van de verticale dimensie. Er is sprake van een verlaagde beethoogte en daardoor erg dunne lippen. Bij lachen zijn er bijna geen elementen zichtbaar. Het is duidelijk dat er veel volume aan tandmateriaal verloren is.

Eerst goede verticale dimensie creëren

Op het moment dat de elementen in deze positie opgebouwd worden, zal er altijd sprake zijn van een instabiele condylus positie. Daarnaast is de positie waarin Carlos kauwt ook niet ideaal. Er is een verschil aanwezig tussen de MO en CR. Daardoor is het lastig om te bepalen waar je moet beginnen. Daarom is het van belang om eerst een goede verticale dimensie te creëren en te stabiliseren.
Vervolgens kan er gekozen worden voor het opbouwen van de slijtage middels composiet of middels kroon en brugwerk.

Op het moment dat er veel tandmateriaal verloren is gegaan, wordt composiet een steeds onzekerdere keuze. Echter is Carlos nog jong (rond de 40) en door de grote mate van slijtage is er al veel glazuur verloren gegaan. Indien er gekozen zou worden voor indirecte restauraties zou er nog meer glazuur weg gehaald moeten worden, waardoor de prognose van de restauraties minder wordt. Daarom is bij Carlos gekozen voor composiet, met in het achterhoofd dat het altijd nog mogelijk is om voor kronen te gaan.

Wax-up

Belangrijk is weer om eerst te denken aan de functie. Alle 28 aanwezige elementen zullen opgebouwd moeten worden. Stap 1 is terug te gaan naar de juiste condylus positie. De positie waarin de musculatuur zo ontspannen mogelijk is.
Uit de modellen van Carlos die middels een facebow registratie in de articulator gezet zijn, blijkt dat er bij protrusie sprake is van posterieure interferenties, net als bij het articuleren naar links en rechts. Vervolgens wordt een wax-up gemaakt om te beoordelen wat er ongeveer nodig is qua restauraties. Middels de wax-up moet de originele vorm van de elementen terug gebracht worden met daarbij de functie in het achterhoofd. Dr. Provedo maakt altijd zelf de wax up. Bij een casus zoals die van Carlos gaat het herstellen van de functie en esthetiek hand in hand. Door de opbouw zal het hele gezicht van de patiënt veranderen. Er wordt verticale dimensie toegevoegd en daardoor ook extra lipsupport. Door de veranderde vorm van de elementen, verandert de positie van de lippen. Dr. Provedo haalt aan dat veel patiënten die botox gebruiken, beter af zouden zijn als ze de elementen op de juiste plek zouden zetten.

Splint- en fysiotherapie

Bij Carlos is gestart met splint- en fysiotherapie. De splint wordt in dit geval gemaakt op de positie van de opgebouwde elementen. Dit omdat patiënten vaak klagen dat ze vinden dat de elementen te lang zijn, omdat ze gewend zijn aan de korte elementen die ze nu hebben. Tijdens het dragen van de splint wennen ze nu al aan de veranderde verhoudingen van de elementen. Door de splint verandert de positie van de onderkaak.

De modellen worden altijd middels een facebow registratie in de articulator geplaatst. Het is belangrijk om de werkelijke verticale dimensie te weten met de daarbij behorende parameters. De inclinatie van de maxilla is belangrijk.  Hierop wordt de positie van de onderkaak aangepast. De registratie is altijd in CR.

Beetbepaling

Om de functie goed terug te brengen is het belangrijk dat de oorspronkelijke anatomie terug gebracht wordt. Om er zeker van te zijn dat de registratie in de articulator gelijk is als de situatie in de mond wordt er nog een extra beetbepaling gedaan om dit te controleren. Op het moment dat blijkt dat er een verschil is, zal de facebow registratie opnieuw gedaan moeten worden.

Opbouwen

Bij het opbouwen begint dr. Provedo met het front en verplaatst zo naar de posterieure elementen. Hierbij is het palatinale vlak van de bovenincisieven erg belangrijk. Deze zijn erg belangrijk voor de functie. Omdat we zo min mogelijk glazuur weg willen halen, gebruikt dr. Provedo zandstralen. De buurelementen worden bedekt met teflon en een palatinale mal wordt gebruikt . Op het moment dat de lengte hersteld is, gebruiken ze een doorzichtige mal om een exacte kopie van de wax up over te brengen. Het  verwijderen van de overmaat gebeurt vervolgens middels een scalpel. Zo is het mogelijk om dit zo precies mogelijk te doen. De occlusie is erg belangrijk. De volgende dag komt de patiënt terug voor de eventuele fine tuning. Het polijsten van de composieten is een erg belangrijk onderdeel van de behandeling, omdat hiermee voorkomen wordt dat er porositeiten zijn. Daardoor wordt de levensduur van de composieten vergroot.

Bij Carlos wordt ook een status na tien jaar getoond. De composieten zijn allemaal nog intact, er is inmiddels wel een noodzaak om de gehele opbouw opnieuw te polijsten. Na behandeling gebruiken de patiënten geen splint meer. Door de juiste en stabiele positie van de condyli zijn de spieren ontspannen en is dit niet nodig. De patiënt hebben wel voor de behandeling de splint dag en nacht gedragen. Zij doen hem zelfs niet uit voor eten.

Casus 2: Pedro

De volgende casus gaat over Pedro. Bij Pedro wordt ook een opbouw gedaan alleen wordt hierbij voor een ander materiaal gekozen.

De foto’s worden wederom gemaakt en geanalyseerd. Pedro’s hoofd staat geroteerd en geïnclineerd. Zijn ene schouder staat hoger dan de andere. Pedro’s hulpvraag is het esthetisch verfraaien van zijn tanden. Hij stoort zich met name aan de diastemen die aanwezig zijn. Zijn wens is puur dentaal.
Daarnaast heeft hij al meerdere fysiotherapeuten bezocht in verband met klachten aan zijn nek en schouders, maar is het nog niet gelukt om lange termijn resultaten te behalen. Bij Pedro hebben ze een foto van zijn hoofd gespiegeld in de mediaanlijn. Dit is een mooie manier om voor de patiënt de asymmetrie duidelijk te maken.
Er blijkt uit de analyse dat zijn nek wervel geroteerd is en zijn hoofd de andere kant op geinclineerd. Ook staat zijn hoofd naar voren ten opzichte van het sternum. Zijn profiel is recht.
Er is slijtage aanwezig op de onderincisieven en het slijtage patroon is voornamelijk naar links. Het lijkt erop dat hij met functie meer naar links beweegt. Het brein is ingesteld om interferenties te vermijden. Hierdoor ontstaat waarschijnlijk dit slijtage patroon. Aan de linkerkant is de beet ook dieper dan rechts. Door de slijtage is er een gebrek aan anterieure geleiding. Daarnaast is er geen cuspdiaat geleiding door een wat vlakke anatomie van de cuspidaten. De slijtage is eigenlijk beperkt tot het bovenfront.

CBCT

Ook is op de CBCT een verschil zichtbaar tussen de vertebra C1 en C2. Hierdoor vindt vaak een compressie plaats in de ligamenten en dit kan gerelateerd zijn aan hoofdpijn. Door het veranderen van zijn postuur kan de hoofdpijn vaak verminderd worden.
Ook de C3 en C4 vertebra zijn geroteerd. Dit is de reden dat er ook osteopaten en fysiotherapeuten in het team zitten. Er is een afwijking zichtbaar in het neustussenschot, wat kan zorgen voor een mindere goede neusademhaling.

De linker condylus is naar lateraal verplaatst en er is een verschil tussen CO en CR. Om de juiste occlusie te vinden moet zijn onderkaak naar links schuiven. Hierdoor ontstaat een grotere ruimte tussen de condylus en de kom.
In Pedro’s geval is de splint wederom van groot belang. De hersenen vermijden interferenties tijdens het kauwen en veranderen hierdoor de stand wat ten kosten gaat van de juiste positie van de condylus.

Wax-up

Voor het starten van de behandeling wordt wederom een wax-up gemaakt. Deze wordt gebruikt om de patiënt uit te leggen dat het noodzakelijk is om de proporties van de elementen te veranderen en dat het ook noodzakelijk is de posterieure elementen te behandelen. Bij het maken van de mock-up zien de patiënten ook wat voor veranderingen er in het gelaat op zullen treden.
Als de patiënt kiest voor behandeling is de eerste stap wederom de splint en de fysiotherapie.
In het geval van Pedro is het nodig om de onderincisieven tijdelijk op te  bouwen om contact te krijgen met de splint.
Het is lastig om exact te bepalen of de CR bereikt is. Het is mogelijk om wat composiet aan te brengen op de contact punt en dan dicht te laten bijten. Zo is het makkelijker om te bepalen of CR bereikt is. Echter ze weten het nooit zeker. Tekenen die erop wijzen dat CR bereikt is zijn: ontspannen spieren, pijn vermindering en makkelijke manipulatie van de onderkaak. Eventueel kan een extra CBCT gemaakt worden om te controleren of de condylus goed staat. Dit wordt echter alleen gedaan voor onderwijs doeleinden.

Facebow

De facebow registratie wordt uitgevoerd. De verticale dimensie wordt gemeten met de splint en de occlusie zonder splint wordt bepaald. De relatie bepaling wordt naar de tandtechnieker gestuurd en er wordt gecontroleerd of de registratie gelijk is aan de positie in de mond.
Bij het eerste contact is de verticale dimensie in dit geval 18 mm. Terwijl we naar 17 mm toe willen. Daarom worden de posterieure elementen minimaal ingeslepen.
Alle preparaties worden onder microscoop gemaakt. De tijdelijke restauraties worden gemaakt middels de waxup. De kleur wordt bepaald en dan gaat alles naar het lab. In dit geval was het ook nodig om palatinaal op te bouwen omdat de patiënt palatinaal massa miste. Alle kronen zijn lihtiumdisilicaat en worden gecementeerd onder rubberdam. Bij het cementeren onder rubberdam wordt een model van de tegenoverliggende kaak gebruikt om voldoende kracht uit te oefenen.

Belangrijk is dan ongeacht het materiaal het protocol altijd hetzelfde is. De posterieure elementen krijgen net zoveel aandacht als de anterieure elementen. Want functie en esthetiek gaan altijd hand in hand.

 

Dr. Maria Jesus Prevedo is restauratief tandarts.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van dr. Maria Jesus Prevedo tijdens het NVVRT-congres Resto meets ortho.

 

Lees meer over: Casus, Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Implementatie van ‘Gewoon Gaaf’ loont

Implementatie van ‘Gewoon Gaaf’ loont

Mondhygiënist Marit Verschuuren-Kuijer studeerde in 2015 af op het onderwerp ‘Implementatie van NOCTP’, ook wel bekend als het Nexø-model en onder de naam ‘Gewoon Gaaf’. Hierbij wordt uitgegaan van preventie in plaats van curatie Inmiddels heeft ze dit model ook geïmplementeerd in een mondzorgpraktijk. Op het NVM-congres vertelde ze hierover.

Verschillende namen

Toen Marit zich in Non Operative Caries Treatment and Prevention (NOCTP) verdiepte, kwam ze hierbij allerlei namen tegen, zoals Giga Gaaf, Johnny Joker, Gezonde Peutermonden, Glansje, Trammelant in de Tandenland, OralB-app en Philips-app.

Deze namen kun je onderverdelen in methodes en materialen. Nexø , NOCTP en Gewoon Gaaf zijn verschillende namen die dezelfde methode betekenen. Giga Gaaf en Gezonde Peutermonden zijn eigenlijk ook volgens het Gewoon Gaaf principe, maar dan op het consultatiebureau. De andere zijn materialen of tools die je kunt inzetten. Dit zullen je patiënten leuk vinden en het zal ze inspireren en motiveren. Het kan een leidraad zijn voor je behandelingen. Bij Johnny Joker kunnen er data worden verzameld voor onderzoek van het ACTA, waarbij de effectiviteit wordt gemeten.

Mondrapport

Marit werkt met een mondrapport dat ze bij een eerder NVM-congres (De Jeugd Niet Vergeten) heeft gezien en heeft aangepast. Dit wordt altijd meegegeven aan de kinderen. Hierop staat het plakpercentage. Er wordt gestreefd naar een plakpercentage van onder de 10%. In dat geval scoren de kinderen een 0 en bij meer een 1. Bij wisselen of andere zaken die goed poetsen belemmeren scoren zij een 1. Bij actieve cariës wordt er ook een 1 gescoord. Hieruit komt voort hoe vaak zij terug zouden moeten komen naar de praktijk. Deze risicocriteria zijn conform de NOCTP-methode vastgesteld.

Alle kinderen kunnen hiermee gemotiveerd?  worden, ook die uit de lage sociaaleconomische klasse. Ook de ouders kunnen worden bereikt.

Attitudes ouders

Uit onderzoek van Vermaire blijkt dat ouders vijf verschillende attitudes kunnen hebben. Zo zijn de volgende typen ouders te onderscheiden:

  • bewuste en verantwoordelijke ouders;
  • bagatelliserende ouders;
  • uiterlijk georiënteerde ouders;
  • bewuste, maar drukke ouders;
  • bewuste, maar bezorgde ouders.

80% van de ouders is bereid om te investeren in Gewoon Gaaf. 20% van de ouders gaat niet mee in de NOCTP-methode. Elk type ouder heeft zijn eigen benaderingswijze nodig. Met de positieve aanpak kwamen zelfs uiteindelijk alle vijf typen ouders aan boord.

Wat is de gezondheidswinst?

Bij het cariëspreventieprogramma in Nexø was er een lage Sociaal Economische Status (SES) en een hele hoge cariës-incidentie. In plaats van alle cariës te gaan behandelen, hebben ze daar gekozen voor preventie met een individuele aanpak. Hierbij werd ook het cariësrisico inzichtelijk gemaakt. Van de 18-jarigen met een lage SES was 55% cariësvrij tegen 24-39% over alle ES-groepen in Denemarken. In Rusland is er ook een studie geweest over 3 jaar met verschillende leeftijden. Daarbij bleek dat er over alle groepen significant minder cariës was. Na 18 jaar was er nog steeds minder cariës in de interventiegroepen.

Ook Vermaire vond in Den Bosch in de groep 6-9 jarigen een cariësreductie tot 70%. Het voorkomen van 1 caviteit kost slechts 108 euro, een behandeling met fluoride en sealants 977 euro. Krijg je een caviteit in de kinderjaren, dan kost dit in een leven 2000 euro.

Waar begin je?

Marit heeft de afgelopen drie jaar NOCTP geïmplementeerd in een grote praktijk met tandartsen, mondhygiënisten en preventieassistenten en acht behandelstoelen.

Ze overtuigde eerst haar collega-mondhygiënisten en kreeg hen al snel mee. Daarna volgden de tandartsen… De tandartsen vonden het in eerste instantie erg spannend om de fluoride en de sealants los te laten. Bovendien ga je de financiële prikkel als praktijk hiervan missen. Ook van de receptie vraagt het een goede planning.

Om het zo goed mogelijk allemaal uit te kunnen rollen, kan je het stappenplan van het Ivoren Kruis erbij pakken. Om het team op de werkvloer echt alles goed te laten uitvoeren, maak je het behapbaar en simpel.

Om patiënten mee te krijgen is goed gekeken naar wat patiënten motiveert. Er is een bord opgehangen in de wachtkamer, waarop de namen staan van de patiënten die een 0-score hebben. Ze worden dus helemaal de hemel in geprezen.

Administratie

Er komt veel administratie bij kijken om alles goed te kunnen monitoren. Bij elke behandeling wordt er een sjabloon ingevuld. Daarbij wordt ook genoteerd welke hobby en andere interesses en voorkeuren de patiënten hebben. Er kan nog een grote slag gemaakt worden door de makers van software.

Naar de verzekeraars werd vooraf een brief gestuurd met de melding dat de declaraties anders zouden worden. Het is gelukkig nooit een probleem geweest. CZ heeft gekozen om Gewoon Gaaf-praktijken 10% meer vergoeding te geven.

Vier je successen

Afgelopen week bleek dat in 2013, voorafgaand aan Gewoon Gaaf, 26 caviteiten werden behandeld op de 100 kinderen. In 2017 waren dat er nog maar 22. Deze cijfers werden met het team gedeeld en dat motiveerde het team enorm.

Teamwork

Denk goed na wat verschillende mensen binnen het team kunnen doen. De mondhygiënist is de aangewezen persoon om motivational interviewing te doen. Kinderen met een hoog cariësrisico moeten in de praktijk waar Marit werkt hier echt naar toe. Maar als het allemaal minder ingewikkeld is, kan de preventieassistent dit prima doen. Daarbij beslis je wel wat zij precies moet doen en hoe. Zo kan iedereen gezien worden. Als mondhygiënist kan je dit niet allemaal op je schouders nemen. Je hebt de steun van de tandarts en de preventieassistent nodig, wil je Gewoon Gaaf echt tot een succes maken.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing van Marit Verschuuren-Kuijer, tijdens het NVM-najaarscongres ‘Innovatief denken en doen’.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z
Hoe ga je om met een narcist?

Hoe ga je om met een narcist?

Mensen met een narcistische stoornis hebben behoefte aan aandacht en kunnen buitenproportioneel reageren. Als je een narcist als patiënt, collega of baas hebt, hoe ga je dan met hem om? Dr. Martin Appelo, psycholoog en cognitief gedragstherapeut, vertelde erover tijdens het congres ‘Bijzondere patiënten in de praktijk’.

Het verschil tussen een narcist en een psychopaat

Als we het over narcisme hebben, dan hebben we het automatisch ook over Freud. Freud vond narcisme een typisch vrouwelijke stoornis. Narcisten waren volgens hem vrouwen die mannen letterlijk en figuurlijk leegzuigen voor hun eigen belang. Het icoon van de narcistische stoornis zou dan Cleopatra zijn. Inmiddels geldt dit natuurlijk niet meer. Cleopatra was continu bezig om alle Romeinse hoofdmannen te versieren, niet omdat ze van hen hield, maar om aan de macht te komen. Dit zou de kern zijn van narcisme: een ander gebruiken voor je eigen voordeel. Nu is dit het kernsymptoom van een psychopaat. Een psychopaat manipuleert een ander om er beter van te worden. Een narcist ontploft zelf en beschadigt jou met de brokstukken. Een psychopaat laat jou ontploffen en geniet van de brokstukken. Een psychopaat doet het bewust, is geniepig en vindt het prettig om jou kwaad te maken. Die wordt daar rustig van. Een narcist wordt juist onrustig als je kwaad wordt.

Even leek narcisme uit de boeken te worden geschrapt, omdat er op een gegeven moment wel 350 symptomen onder geschaard werden. Je kon al haast niet meer géén narcist zijn. Toch bleef het erin. Een narcistische stoornis neemt een specifiek domein in de psychologie in, omdat het in een relatie zoveel destructieve gevolgen heeft. De symptomen zijn daarna geclusterd.

Griekse mythe

De Griekse mythe over Narcissus gaat als volgt. De moeder van Narcissus is een nimf en wordt verkracht in de rivier waarin ze woont. Ze raakt zwanger en baart een zoon. Ze noemt hem Narcissus. Ze vraagt zich af of het wel goed komt met haar kindje en gaat dan naar een blinde ziener. Hij stelt haar gerust, het zal goed met hem gaan als hij zichzelf maar niet onder ogen komt. Het wordt een aantrekkelijke jongen en alle jongens en meisjes willen verkering en seks met hem. Maar Narcissus  wil geen contact met anderen en leidt een solistisch bestaan. Zeus de oppergod is druk bezig met vreemdgaan en raakt uitgekeken op zijn vrouw Hera. Hij gaat vooral vreemd met nimfen. De nimf Echo wordt door Zeus ingezet om met Hera te gaan praten als afleiding. Uiteindelijk komt Hera erachter dat Echo wordt ingezet, zodat Zeus zijn gang kan gaan en wordt heel boos. Ze straft Echo door haar spraakvermogen af te nemen en zij kan dan alleen de laatste zin die iemand anders uitspreekt herhalen. Echo raakt zeer verliefd op Narcissus, maar zij kan haar liefde niet uiten. Narcissus zegt bovendien niks, dus ze kan hem ook niet napraten. Dat gaat zo een tijdje door….Op een gegeven moment werpt Echo zich op Narcissus en hij duwt haar weg. Echo verteert door verdriet. Niks blijft van haar over, behalve haar stem. Aphrodite wordt gewaarschuwd door de nimfen en ze straft Narcissus met het meest verschrikkelijke waarmee je gestraft kunt worden: eigen liefde. Op een gegeven moment krijgt Narcissus dorst en vindt een beekje, dat volkomen glad is. Hij buigt zich voorover en ziet zichzelf en raakt op slag verliefd. Hij probeert zijn gezicht te omarmen. Hij stopt daarmee en blijft naar zichzelf kijken. Drinken kan niet meer, want dan raakt direct het beeld vertroebeld. Hij sterft een hongerdood. Op deze plek wordt een voorovergebogen bloem geplaatst: de narcis.

Hechtingsprobleem

Narcisme wordt altijd geassocieerd met de buitenkant: zie mij eens geweldig zijn. Bijvoorbeeld met Gordon en Gerard. Maar narcisme zit aan de binnenkant. De kern van narcisme is het onvermogen om je intiem te verhouden tot een ander. Aan de basis van narcisme ligt een hechtingsprobleem. Het gaat om mensen die in een ‘oersoep-omgeving’ opgroeien en niet van hun primaire zorg aankunnen. Als je dat combineert met een ‘fight-reactie’ bij verhoogd cortisol, dan heb je een verhoogde kans op narcisme. Het zijn mensen die in de basis van hun psychologie de ander wantrouwen. Als kinderen niet onvoorwaardelijk worden geaccepteerd, ontstaat er een hechtingsprobleem. Soms zijn de opvoeders er wel en soms niet. Het is volstrekt onvoorspelbaar en als zij er wel zijn, dan is dit vaak op een agressieve manier.

Vechtmodus

Narcisten zijn continu alert of ze wel veilig zijn. Zij gaan in de aanval omdat zij een diep wantrouwen hebben in de ander. Dat is een heftig en naar gevoel. Narcisten raken ook niet goed gehecht aan mensen die wel echt van hen houden. Ze staan continu in een vechtreactie, ook als het helemaal niet nodig is. Dit uit zich in heel hard werken, hard sporten, op een podium staan (“Kijk mij eens…”). Dit gebeurt niet met het doel om anderen te imponeren, maar om van het nare gevoel van wantrouwen in zichzelf weg te blijven.

De narcistische cirkel

Narcisten ontnemen daarmee de ruimte van anderen en die vinden dat irritant. Dus de omgeving raakt geïrriteerd over het opgeblazen gedrag en gaat kritiek leveren. Maar dan denkt de narcist “Zie je wel, ook zij doen onaardig” en “Ik moet hen afstoten”. Zij zijn dan bevestigd in het idee dat de ander niet goed op hem afstemt. Dit is de narcistische cirkel. Het is een overlevingsstrategie die veroorzaakt waardoor hij is ontstaan. De energie die normaal in de relatie wordt gestoken, gaat nu naar zichzelf. “Als jij er niet voor mij bent, dan doe ik het wel alleen en ook nog beter,” denkt de narcist.

Zelfbescherming

Egocentrisme is hierbij zelfbescherming, die voortkomt uit een vroeger opgelopen trauma. De narcist leeft noodgedwongen op een eenrichtingsweg. De ander is altijd een tegenligger of een aanduwer. Nooit gaan ze samen op. Narcisten kiezen vaak voor de aanval, omdat ze daarmee hun eigen veiligheid garanderen. In het opblazen van zichzelf zit vaak iets waarvoor anderen applaus geven. Dat betekent dat het opblazen af toe wordt beloond en af en toe niet. Doordat het wordt beloond, wordt het gedrag in stand gehouden.

Kinderlijke reactie

De reactie op een bepaalde situatie is van een narcist buiten proportie, kinderlijk. Veel wordt opgevat als kritiek, terwijl het zo niet wordt bedoeld. Daarbij wordt een situatie als kind herbeleefd en dan ontstaat er boosheid. De buitenproportionele reactie stoot de ander af. De ander wordt bang voor de narcist.

Hoe herken je een narcist?

Een narcist:

  • heeft behoefte aan aandacht, roem, bevestiging en bewondering;
  • is op het eerste gezicht charmant en vol zelfvertrouwen;
  • gebruikt manipulatie om de eigen wensen te realiseren;
  • heeft moeite met liefde geven, maar wil deze wel ontvangen;
  • heeft vaak een jaloers gevoel;
  • vertoont opschepperig gedrag;
  • heeft een onzeker gevoel, een laag zelfbeeld;
  • heeft last van depressiviteit bij tegenslag.

Daarnaast wil een narcist graag anderen helpen, vaak mensen die kwetsbaar zijn. Dit is een hulpverlenerssyndroom: je gaat een ander geven wat je zelf hebt gemist.

Van de narcisten is 75% man. Bij vrouwen gaat het vaak verhuld achter iets anders, bijvoorbeeld achter een eetstoornis. “Vrouwen auto-mutileren en mannen mutileren auto’s.” Het afstoten is bij vrouwen op zichzelf gericht. Zoals Cleopatra en de koningin uit Sneeuwwitje uiteindelijk zelfmoord plegen, zo richten vrouwen met narcisme de agressie vaak naar zichzelf. Bijvoorbeeld door een eetstoornis zoals Anorexia Nervosa

Casus

Iemand uit de zaal die heeft samengewerkt met een collega, waarvan ze het idee heeft dat hij narcist is. Hij verbood haar om een behandeling uit te voeren, terwijl dit juridisch gewoon wel zou moeten kunnen. Hij heeft alle trucs uit de kast gehaald om te zorgen dat zij deze behandeling niet kon doen. Als ze hem er op aansprak, dan werd hij heel erg kwaad. Deze collega vond dat hij altijd gelijk had en een ander kon geen gelijk hebben. De spreker reageerde dat een narcist niet tegen iemand is, maar bang is dat hij zelf gekwetst wordt. Hij adviseerde haar het volgende: “Je probeert eigenlijk het als dwerg tegen een reus op te nemen en dit ga je nooit winnen. Dus je moet een andere strategie toepassen. Zeg bijvoorbeeld dat je bang voor hem wordt of dat je geïmponeerd raakt. Zo laat je weten dat hij veilig is.” De persoon in de zaal liet weten dit ook te hebben gezegd, maar daarop kreeg ze de reactie dat hij de macht over haar had. Dit klinkt niet meer narcistisch, maar meer als een psychopaat. Een narcist zou zeggen dat het niet zijn bedoeling was. Een narcist doet het namelijk niet om de ander pijn te doen, maar om zichzelf te beschermen. Op het moment dat een narcist ziet dat er niks te vrezen valt, houdt hij op met zich op te blazen.

Omgaan met narcisten

Als een narcist in je stoel zit, vraag dan aan hem hoe hij zou willen dat jij het doet. Geef hem het idee dat hij de controle heeft. ‘Regels’ voor het omgaan met narcisten zijn:

  • Luister niet naar je reptielenbrein, maar gebruik je verstand.
  • Laat de narcist merken dat hij veilig is, ga ‘down’.
  • Benoem je emotie/arousal.
  • Geef de narcist de regie.


Dr. Martin Appelo is vrijgevestigd psycholoog, cognitief gedragstherapeut en publicist te Barneveld en Den Andel. Hij schreef o.a. de boeken Een Spiegel voor Narcisten. (2013) en Wij-Zij. Gaat de wereld aan Narcisme ten onder? (2017), Uitgeverij Boom.

 Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing van dr. Martin Appelo tijdens het congres ‘Bijzondere patiënten in de praktijk’ van Lemion.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis