slecht ontwikkelde executieve functies

Wil een patiënt uw raad niet opvolgen of heeft hij slecht ontwikkelde executieve functies?

Iedereen komt in de praktijk wel eens patiënten tegen die anders reageren dan anderen. Het lijkt soms alsof deze patiënten niet gediend zijn van goede raad en hun gewoonten niet willen aanpassen. Wellicht is er bij zo’n patiënt sprake van slecht ontwikkelde executieve functies.

Motivational interviewing

Mondhygiënisten leren tijdens hun opleiding om met de gesprekstechniek Motivational Interviewing patiënten er toe aan te zetten zelf oplossingen te bedenken. Soms echter krijgen mondhygiënisten van hun patiënten niet echt een antwoord. Er kan dan het advies worden gegeven om er over na te denken, maar een enkele keer kunnen mensen simpelweg niet zelf verzinnen op welk moment van de dag ze een tandenstoker zouden kunnen gebruiken. Of reageren ze overmatig boos als er op resterende plak wordt gewezen. Of vinden zij zelf dat hun poetsgedrag helemaal prima is, terwijl de plakkleurtest totaal iets anders aangeeft. Houdt de patiënt u voor de gek? Waarschijnlijk niet, het kan alles te maken hebben met slecht ontwikkelde executieve functies.

Executieve functies

Executieve functies zijn de cognitieve processen die nodig zijn voor doelgericht, efficiënt en sociaal aangepast gedrag. Executieve functiestoornissen komen voor bij uiteenlopende neurologische, psychologische en psychiatrische aandoeningen, zoals leerstoornissen, niet-aangeboren hersenletsel, AD(H)D, autismespectrumstoornissen, dementie en schizofrenie. Maar ook tussen mensen zonder klinische diagnose bestaan grote verschillen in het niveau van executief functioneren. Bovendien komen executieve functiestoornissen onder hoogbegaafden veelvuldig voor.

Executieve functies zijn van invloed op gedragsregulatie en metacognitie.

Gedragsregulatie

Het vermogen om op een passende wijze gedrag te reguleren is essentieel voor het oplossen van problemen. Gedragsregulatie bestaat uit inhibitie (remming van impulsen), flexibiliteit, emotieregulatie en zelfevaluatie.

Inhibitie

Inhibitie is het vermogen om impulsen af te remmen, te weerstaan of op het juiste moment te staken. Problemen met impulscontrole kunnen nadelige gevolgen hebben voor het sociaal functioneren. Zo hebben impulsieve mensen vaak de neiging groepsactiviteiten te verstoren door ongepaste opmerkingen of door anderen te onderbreken. Daarnaast hebben personen met inhibitieproblemen vaak moeite met het onderdrukken van fysieke impulsen, waardoor zij soms ongepast fysiek reageren op anderen. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval als een patiënt pijn ervaart en zich niet kan inhouden om u een mep te verkopen of op uw vinger te bijten. Maar ook patiënten die geen maat weten te houden met snoepen, kunnen hier last van hebben. Zij kunnen zich voornemen om minder te snoepen, maar als er een bak snoep voor hun neus staat, zijn ze niet te houden.

Flexibiliteit

Stoornissen op het gebied van flexibiliteit bemoeilijken het bedenken van alternatieve oplossingen voor een probleem of het veranderen van gedrag in een veranderde situatie. Dit kan ertoe leiden dat een verkeerde aanpak steeds herhaald wordt, zelfs als duidelijk is dat het niet werkt. Mensen met dergelijke problemen worden vaak gezien als rigide of star. Een verandering in de dagelijkse routine kan er toe leiden dat deze personen van slag raken. Een voorbeeld van de dagelijkse routine is het tandenpoetsen. Het kan voor iemand met een lage flexibiliteit bijvoorbeeld moeilijk zijn om van een handtandenborstel over te stappen op een elektrische tandenborstel. Het inbouwen van een nieuwe activiteit op een dag, zoals het spoelen met fluoride of het rageren, kan problematisch verlopen. De patiënt kan u dan niet vertellen waarom dit niet lukt. Een patiënt kan soms zelfs in paniek raken als hij zijn normale activiteiten moet onderbreken voor een bezoek aan uw praktijk.

Metacognitie

Metacognitieve functies zeggen iets over het vermogen om zelfstandig taken uit te voeren, problemen op te lossen en te denken over het eigen denken. Metacognitie is van invloed op initiatief nemen, werkgeheugen, plannen en organiseren, taakevaluatie en ordelijkheid. Iemand met een laag IQ kan toch zaken tot een goed resultaat brengen, omdat hij kan volhouden, nieuwsgierig is, goed kan samenwerken en leert van de eigen fouten. Iemand met een hoog IQ presteert echter een stuk minder als de metacognitie onderontwikkeld is. Dit zijn de zogenaamde ‘vergeetachtige professors’. Onderschat daarom niet te gauw het IQ van uw patiënt.

Werkgeheugen

In het werkgeheugen kan informatie worden vastgehouden en bewerkt, waarbij de doelstelling voor het volbrengen van de taak in acht gehouden wordt. Patiënten met een gering werkgeheugen beweren vaak dat ze nooit een instructie hebben ontvangen of dat u bepaalde informatie niet gegeven heeft.

Plannen en organiseren

Bij plannen en organiseren gaat het om het vermogen om vooruit te denken, doelen te stellen en te voldoen aan de taakeisen. Iemand die hierin niet bekwaam is, zal zichzelf niet zo gauw het doel stellen om een zo gezond mogelijk mond te krijgen. Ook zal hij niet inzien dat tanden en kiezen verloren kunnen gaan en hoe onaangenaam dit kan zijn.

Ordelijkheid en netheid

Ordelijkheid en netheid komen tot uiting in het opruimen en ordenen van spullen. U kent vast die patiënt die steeds vraagt om nieuwe ragers, omdat die van hem kwijt zijn.

Uw rol als mondhygiënist 

U hoeft als mondhygiënist niet de illusie te hebben dat u bij iemand de executieve functies kunt verbeteren. Daar zijn speciale coaches en boeken voor. Maar wellicht kunt u voor iemand iets betekenen door te werken met pictogrammen en afvinklijstjes om goede gewoontes in de dag in te bouwen. Bovendien kunt u er rekening mee houden en uw benadering aanpassen. In bovengenoemde voorbeelden hoeft overigens niet per definitie sprake te zijn van een patiënt met slecht ontwikkelde executieve functies. De diagnose kan alleen door een deskundige zoals een orthopedagoog gesteld worden.

Bronnen:
Peg Dawson & Richard Guare (2009). Slim maar….. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers bv
www.hogrefe.nl
www.bijzonderzelf.nl

Door: Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
TP Congres 2018 – Gebitsslijtage: diagnose, behandeling en prognose

TP Congres 2018 – Gebitsslijtage: diagnose, behandeling en prognose

Dit event is voorbij

Tijdens het TP Congres 2018 wordt een grote diversiteit aan behandelingen van het ‘gesleten’ gebit behandeld. De wens van de patiënt om een leven lang het eigen gebit te behouden, is een grote uitdaging voor de tandheelkunde. Vrijdag 30 november 2018 – Prodentfabriek Amersfoort.

www.tpcongres.nl

In de tandheelkunde is niet meer weg te denken om een leven lang uw eigen gebit te behouden tegen lage onderhoudskosten. De wens van de patiënt is een grote uitdaging voor de tandheelkunde: het gebit duurzaam conserveren door tijdig minimaal invasief te restaureren.

Wanneer gebitsslijtage niet tijdig wordt gediagnosticeerd of restauratief wordt behandeld, kunnen gebitsmutilaties complexer worden. Hierdoor zal een orthodontische behandeling, het vervaardigen van kronen en bruggen, het plaatsen van implantaten en/of het herstel van de beethoogte moeten plaatsvinden.

Tijdens deze dag wordt een grote diversiteit aan behandelingen van het ‘gesleten’ gebit behandeld.

TP Congres 2018: in één dag leert u:

  • Patiënten met gebitsslijtage te herkennen die om hulp vragen.
  • Hoe de zorgverzekeraar aankijkt tegen gebitsslijtage.
  • Gebitsslijtage in de dagelijkse praktijk eenduidig te benaderen.
  • Wat de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van behandeling met composiet zijn.
  • Het vooraf bepalen van de moeilijkheidsgraad van gebitsslijtage.

Meer informatie TP Congres 2018 – Gebitsslijtage: diagnose, behandeling en prognose

Lees meer over: Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Scholing
Campus SMART Guide: voor computergestuurde chirurgie en driedimensionale implantologie planning

Campus SMART Guide: voor computergestuurde chirurgie en driedimensionale implantologie planning

Dit event is voorbij

SMART Guide is een gebruiksvriendelijk en universeel product voor de computergestuurde chirurgie en driedimensionale implantologie planning. Ervaar tijdens deze campusavond hoe u deze digitale werkwijze in de implantologie ook in uw algemene praktijk kunt integreren. 11 sep: Alphen aan den Rijn of 12 sep: Amsterdam.

SMART Guide is toepasbaar op alle gangbare implantologie systemen. Hierdoor behoudt u voor u en uw patiënt de vrije behandelkeuze van elk willekeurig implantaatsysteem.

Datum en locatie Smart Guide campus

11 september Elysee Dental, Alphen aan den Rijn
12 september Novotel, Amsterdam

De voordelen van SMART Guide

• Uitgebreide diagnose na CT-beelden
• Minimaliseert het risico op mogelijke complicaties
• Perfecte positionering van de implantaten door het individuele (optionele) boorsjabloon
• Beperking van pijnklachten door minimum invasieve behandeling
• Vermindering van het aantal stappen in het behandelproces
• Is compatibel met alle gangbare implantaatsystemen
• Voordeliger in prijs dan reguliere systemen

Dr.-Endre-Varga

Dr. Varga is tandarts en kaakchirurg, gespecialiseerd in computergestuurde implantologie.
Na zijn studie aan het AO Research Institute in Davos, Zwitserland, promoveerde hij in computergestuurde planning en chirurgie in het kaak- en aangezicht gebied. Endre is oprichter en CEO van DicomLab en ontwikkelaar van SMART Guide. Hij heeft uitgebreide kennis en ervaring met de professionalisering, wetenschappelijke en technische aspecten van computergestuurde chirurgie.

Endre zijn visie is: door het aanbieden van een werkproces dat in elke algemene praktijk te integreren is, kan computergestuurde chirurgie een standaard worden in het implantologie proces.

“SMART Guide software is het beste digitale platform voor implantologie behandelplanning”. Dr. Endre Varga

Programma Smart Guide

18.00 uur Ontvangst met een lichte maaltijd
19.00 uur Start presentatie
21.00 uur Afsluiting en borrel

Meer informatie en inschrijven Campus SMART Guide

Heeft u vragen? Dan kunt u contact opnemen met de afdeling marketing, bereikbaar op telefoonnummer: 0172-653300 of via e-mail: marketing@elysee-dental.nl

Lees meer over: Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Scholing
StandbyDag 2018

StandbyDag 2018

Dit event is voorbij

Het jaarlijkse evenement voor de tandarts-, preventie- en orthodontieassistent. “De StandbyDag is een gezellige dag met je collega’s waar je ondertussen ook nog wat van opsteekt!” Compleet vernieuwd! Een unieke dag uit voor jou en je collega’s. Fred van Leer neemt je mee in een compleet nieuw programma en nodigt jou uit om zijn unieke fashionles te volgen. 3 november 2018, Bussum.

www.standbyDag.nl

Deze dag is bedoeld voor de tandarts-, preventie-, orthodontie- en balieassistent, officemanager, docent opleiding tandartsassistent, onderwijsinstructeur en receptioniste.

Nieuw in het programma: verdiepende workshops met thema “Jong en Oud”

Per workshopronde volg je één workshop. Je kunt zelf kiezen waarin jij je wilt verdiepen. Een overzicht van thema’s en praktische oplossingen.

Sprekers

  • Fred van Leer | stylist en presentator
  • Mr. Joan M. van der Ven | hoofd juridische zaken | KNMT
  • Wenda Linthorst | Founder & Co-owner | Consumatics
  • Prof. dr. Edwin G. Winkel | Halitoloog | Kliniek voor Parodontologie Amsterdam
  • Anna Beeftink | tandarts, psycholoog
  • Nynke Tymstra | tandarts
  • Hanneke de Valk | directeur

Expo

De Expo maakt onderdeel uit van de StandbyDag. Diverse bedrijven en organisaties op het gebied van de tandheelkunde en aanverwante bedrijfsvoering presenteren zich op de Expo. De exposanten bieden je uitgebreide informatie en staan je graag te woord over de nieuwste producten, diensten en tandheelkundige ontwikkelingen. Tijdens het evenement is er ruim de gelegenheid om de expo te bezoeken in één van de pauzes.

Kortom: een inspirerende dag die je niet mag missen!

Lees meer over de StandbyDag 2018

Lees meer over: Bij- en nascholing, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Producten, Scholing
Prijs - beker

Oproep inzending: VMTI wetenschapsprijzen en stipendium 2018

Ieder jaar reikt de Vereniging Medisch Tandheelkundige Interactie een tweetal wetenschapsprijzen uit (een publicatie- en een proefschriftprijs) en een stipendium. Wilt u meedingen naar deze prijzen? Stuur dan uw inzending in vóór 14 september.

De VMTI streeft ernaar de wederzijdse kennis van geneeskunde en tandheelkunde te vergroten. De wetenschapsprijzen en het stipendium hebben een aanmoedigend karakter om onderzoek op het terrein van de medisch-tandheelkundige interactie te verrichten of te continueren.

Aan de publicatieprijs is een geldbedrag van € 1000 verbonden, aan de proefschriftprijs een bedrag van € 1500 en aan het stipendium een bedrag van € 500.

Inzending VMTI prijzen

Inzendingen dienen voor 14 september 2018 te worden verstuurd aan: info@vmti.nl Graag voorzien van enkele persoonlijke gegevens en een korte toelichting waarin wordt aangegeven voor welke prijs de inzending is bedoeld. De jury zal binnen 2 weken de winnaars persoonlijk berichten.

De uitreiking van de prijzen zal plaatsvinden tijdens het VMTI- congres op 5 oktober 2018 in het Nationaal Militair Museum te Soest. Het thema van dit congres is “ O Wee O Wee”.

Lees meer over: Kennis, Scholing
radiologie

Richtlijn Tandheelkundige Radiologie KNMT – 2018

De herziene richtlijn Tandheelkundige radiologie is geautoriseerd door de KNMT. Tandartsen kunnen de richtlijn nu dus implementeren in de praktijk.

Bekijk hier de KNMT richtlijn Tandheelkundige radiologie

Waarom een actualisatie richtlijn Tandheelkundige radiologie?

De stralingswetgeving is per 6 februari 2018 op onderdelen aangepast. Het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) vervangt het Besluit stralingsbescherming (Bs). Tevens zijn diverse ministeriele regelingen aangepast en samengevoegd.

De richtlijn Tandheelkundige radiologie uit 2015 is nu vervallen.

Lees ook Regelgeving stralingsbescherming: wat er is veranderd

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Afgebroken instrumenten: Laten zitten of verwijderen?

Afgebroken instrumenten: Laten zitten of verwijderen?

Een afgebroken vijl is één van de meest stressvolle dingen die u tijdens de wortelkanaalbehandeling kan overkomen. Vaak kan de tandarts nog precies zeggen hoe vaak het in zijn carrière is gebeurd. En met de komst van roterende instrumenten heeft de tandarts er nog een moeilijkheid bij. Endodontoloog Michiel de Cleen besprak in zijn lezing de factoren die het risico beperken. Dat een afgebroken instrument een gevaar is voor het uiteindelijk behandelresultaat, geldt zeker niet altijd.

Frequentie afgebroken instrumenten

De percentages van afgebroken instrumenten lopen in wetenschappelijk onderzoeken erg uiteen: van 0.25% tot 15%. In een onderzoek van Eqbal et al. waren bij 4.865 wortelkanaalbehandelingen 81 afgebroken instrumenten. Iets meer bij NiTi (1,68%), dan bij RVS (0,25%).

De meeste vijlen breken af in ondermolaren, meestal in het apicale 1/3 deel in het mesiovestibulaire wortelkanaal.

De reden voor een afgebroken instrument:

  • Techniek?
  • Materiaal?
  • Type-merk ruimer?

Torque control blijkt niet veel uit te maken. De Cleen adviseert eerst brede vijlen te gebruiken, en daarna smalle. En daarnaast wat de IGZ richtlijn zegt: gebruik vijlen maximaal één keer.

De meeste tandartsen kennen het wel: je bent klaar, maar je wilt nog even vijlen. De breuk die dan ontstaat, komt vaak door een te dikke vijl.

Afbreken instrument heeft geen invloed op de uitkomst van de wotelkanaalbehandeling

Uit een systematic review en meta-analyse van panitvisai et al., blijkt dat een afgebroken instrument geen invloed heeft op de uitkomst van de wortelkanaalbehandeling.

Zonder microscoop is het onbegonnen werk om een afgebroken vijl te verwijderen. Gebruik daarbij veel licht en een hoge vergroting. Daarnaast is geduld betrachten onmisbaar om de afgebroken vijl uit het kanaal te krijgen.

Technieken

  • Staging platform en ultrasone tips
  • Speciale instrumenten: Instrument removal systems
  • Spuittips en composiet

Staging platform (rechter afbeelding)

Staging platform  Staging platform  Staging platform

Met behulp van gates glidden wordt er meer ruimte om de vijl gemaakt, met ultrasoon van langs te vijl om deze los te krijgen. De tip van De Cleen: gebruik een lage frequentie om breuk te voorkomen. Is het afgebroken fragment langer dan 5 mm, dan wordt een andere techniek geadviseerd, omdat er anders een grote kans bestaat op secundaire fracturen.

Spuittips en composiet

Spuittips en composiet  Spuittips en composiet

Door in een smalle tip chemisch uithardend composiet te plaatsen kan de vijl verwijderd worden.

Afname van succes is gerelateerd aan de toename van de behandeltijd. Uit onderzoek van Cleen wordt 75% van alle afgebroken instrumenten succesvol verwijderd. Bij de technieken is de vraag: Tot waar ga je om de vijl eruit te krijgen, wanneer stop je? Er moet veel dentine opgeofferd worden, je kunt de vijl eruit krijgen, maar tegen welke prijs?

 

Locatie Procedure
Coronale 1/3 deel
Alle gevallen Verwijderen en vervolgens herbehandelen
Middelste 1/3 deel      
1.     Verwijderen mogelijk Verwijderen en vervolgens herbehandelen
2.     Verwijderen niet mogelijk, passeren wel Passeren, herbehandelen en opnemen in kanaalvulling
3.     Passeren niet mogelijk Herbehandelen tot obstructie en vervolgen (chirurgie?)

 

Apicale 1/3 deel
1.     Verwijderen mogelijk Verwijderen en vervolgens herbehandelen
2.     Verwijderen niet mogelijk, passeren wel Passeren, herbehandelen en opnemen in kanaalvulling
3.     Passeren niet mogelijk Herbehandelen tot obstructie en vervolgen (chirurgie?)

Take home message

Ondermolaren zijn lastig, bij drie vierde is het de ondermolaar in het mesio-buccale kanaal waarbij een instrument afbreekt. Dit is te verklaren door een kromming richting linguaal.

Michiel de Cleen studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert thans een fulltime endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij de cursusdocent op het gebied van endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.

Verslag door Joanne de Roos, tandarts, voor dental INFO van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres Endodontische complicaties van Bureau Kalker

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Implantologie

Nieuwe ontwikkelingen op gebied van implantologie

Gecodeerde healing abutments, ti-bases en Angulated Screw Channel: drie nieuwe ontwikkelingen in de implantologie. Wat houden ze in? Restauratief tandarts Alwin van Daelen sprak erover in de workshop Implantologie,
de bovenbouw.

Gecodeerde healing abutment

Een van de nieuwe ontwikkelingen bij implantologie is de gecodeerde healing abutment. Wanneer deze afgedrukt of gescand wordt, heeft het lab automatisch alle informatie. Dit bespaart tijd bij het plaatsen van de afdrukstift. Daarnaast hoeven de healing abutments niet een aantal keer vast en los gemaakt te worden.
Deze gecodeerde abutments zijn eigenlijk een soort scanbodies. Iedere implantaat firma heeft zijn eigen scanbody ontwikkeld en deze geeft alle informatie over de diameter van het implantaat, de diepte, de inclinatie enz. door aan het lab. Het lab kan dan een 3D-model printen of de kronen geheel digitaal vervaardigen.

Ti-Bases

Een andere nieuwe ontwikkeling zijn de ti-bases. Dit zijn titaniumschoteltjes verlijmd met een zirkoniumkap. Het nadeel hiervan is dat er een soort tafeltje met een lijmlaag zit op implantaatniveau, net onder de biologische breedte. Daarnaast wordt een hele grote kroon gemaakt op een heel klein tafeltje. Het risico is dat de kroon loskomt van de ti-base.

Angulated Screw Channel

Daarnaast is er recent het Angulated Screw Channel ontwikkeld. Dit is voornamelijk ontwikkeld voor kronen in het front, waarbij in het originele ontwerp het schroefgat incisaal of buccaal zou komen te liggen. Dan zou verschroeven niet mogelijk zijn, tenzij de schroef onder een hoek geplaatst zou kunnen worden. Middels dit systeem is dat mogelijk en kan er nog wel met voldoende torquekracht getorqued worden.

Alwin van Daelen is restauratief tandarts, NVVRT.

Verslag door Paulien Buijs, voor dental INFO, van de lezing van Alwin van Daelen tijdens de NSOI-workshop Implantologie, de bovenbouw

 

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Thema A-Z
Tandenpoetsen en rappen tijdens Kidsfabriek

Tandenpoetsen en rappen tijdens Kidsfabriek

Voor het vijfde jaar is De Mondhoek aanwezig op Kidsfabriek dat op 25 augustus in de SSP-hal in Ulft plaatsvindt. Vrijwillige professionals en studenten in de mondzorg zorgen er zo voor dat kinderen enthousiast worden over mondgezondheid. Dit is belangrijk, want veel kinderen hebben op jonge leeftijd al problemen in hun mond. Vaak zonder dat ouders het weten.

Om de workshops nog leuker te maken, worden er niet alleen cadeautassen weggegeven, maar ook maken de kinderen kans op een elektrische tandenborstel. Hiervoor plaatsen zij een foto op social media.

Compleet team

Dit keer neemt de Silvoldse Mondhygiënist Lieneke Steverink-Jorna 14 collega’s mee. “Ik had nooit kunnen bedenken dat de Mondhoek zo populair zou worden. Het eerste jaar was ik slechts met een enkele collega en werd overspoeld door kinderen die graag een poetsworkshop wilden.” Elk jaar bracht ze meer collega’s mee. Studenten gingen meedoen waardoor Lieneke gastles Kidsfabriek ging geven aan de HBO-Mondzorgkunde. Dit jaar is zelfs een tandarts van de partij. “En ook komt een assistent ons bijstaan. Echt top, want samenwerken is belangrijk en zo vormen we een echt team.”

Rap voor tandenpoetsen

In de mondzorgpraktijk zal je niet zo snel een rapper vinden. Op Kidsfabriek wel. Yvonne Buunk-Werkhoven, gepromoveerd psycholoog, onderzoeker en mondhygiënist, bracht tijdens de presentatie van haar boekje Wiwi Wit een rap uit die kinderen laat onthouden op welke plekken ze in de mond moeten poetsen. De rap zal op Kidsfabriek worden gezongen.

Winactie

Dit jaar kunnen kinderen naast rappen ook leren poetsen met een app. In de app zit Kidszone waarbij kinderen punten kunnen verdienen door dagelijks minimaal 2 keer 2 minuten te poetsen. Hoe meer punten, hoe gekker de filtertjes. “Kinderen zeggen me in de praktijk poetsen vaak saai te vinden. Tijdens Kidsfabriek maken we poetsen echt leuk. Niet alleen daar, maar ook thuis. Een app kan kinderen stimuleren. Kinderen kunnen dit tijdens Kidsfabriek uitproberen en een foto op Facebook posten. Onder de posters verloten we elektrische tandenborstels.”

Lees ook: 300 kindergebitten gepoetst tijdens Kidsfabriek 2017

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
Het Dahl-principe als behandeling van tandslijtage

Het Dahl-principe als behandeling van tandslijtage

Het Dahl-principe wordt sinds 1975 toegepast en is inmiddels doorontwikkeld naar de zevende versie. Dahl behandelt gelokaliseerde anterior tandslijtage. Een overzicht van het concept, de voordelen en mogelijke problemen.

Verslag van de lezing van professor Jeremy Rees tijdens het NWVT-congres Dahlen, wanneer en hoe?

Het Dahl-principe is bedacht om gelokaliseerde anterior tandslijtage te behandelen.

Slijtage in de UK is een steeds groter probleem aan het worden. 77% van de volwassenen heeft slijtage en bij 15% is deze slijtage tot in het dentine. 2% heeft te maken met ernstige slijtage. Het is leeftijd gerelateerd: 80% van de mensen ouder dan 50 jaar heeft slijtage (UK ADH Survey 2009).

Anterior slijtage is het gevolg van onder andere

– Gebrek aan dorsale steun

– Frisdrank gebruik en de manier waarop het geconsumeerd wordt

– Gastro Oesophageal Reflux Disease (GORD) 40%

– Eetdisorders 0,1 %

Over het algemeen zijn er zijn twee slijtage categorieën waarbij ook overlap zichtbaar is tussen de groepen:

  1. Jonge groep (tieners en twintigers) waarbij slijtage vaak het gevolg van erosie is.
  2. Ouderen waarbij de slijtage vaak het gevolg van bruxisme is.

Tandslijtage is progressief

Het probleem met tandslijtage is dat tanden bewegen als gevolg van de slijtage en dat het progressief is. Als er bijvoorbeeld bij boulimia patiënten lokale palatinale slijtage optreedt, zal in veel gevallen het onderfront als reactie hierop uitgroeien, zodat het onderfront in contact blijft met het palatinale vlak in de bovenkaak. Dit is een dynamisch geheel.

Aanpassen Occlusal Vertical Dimension (OVD)

Om opnieuw ruimte te creëren die is verloren gegaan als gevolg van de slijtage moet de Occlusal Vertical Dimension (OVD) aangepast worden. Er zijn een aantal manieren om dit te bereiken.

  1. Posterior kronen plaatsen. Hiermee creëert u een toename van de OVD in het front.
  2. Orthodontie toepassen. Nadat u orthodontie heeft uitgevoerd kunt u elementen prepareren.
  3. Kroonverlenging. Dit is de minst toegepaste optie. Nadelen hiervan zijn dat er bot verwijderd moet worden en dat er black triangles kunnen ontstaan. Ook moet u minimaal zes maanden wachten voordat weefsels zijn hersteld en uiteindelijke kroonpreparaties gemaakt kunnen worden.

Kroonpreparaties geven biologische- en financiële kosten. 10-15% van de voor een kroon geprepareerde elementen verliest de vitaliteit. Ook een probleem is dat hoe eerder u start in iemands levensloop, des te eerder u de behandeling opnieuw zal moeten uitvoeren. Daarom is het altijd beter om zo lang mogelijk uit de restauratieve cyclus te blijven.

Voordelen van Dahl

Het Dahl-principe werd geïntroduceerd in 1975. De voordelen van Dahl zijn:
– De patiënt zal zijn nieuwe lach fantastisch vinden.

– Het is eenvoudig, kosteneffectief.

– De methode werkt.

– Het behoud tandstructuur.

Levensloop Dahl

Dahl I concept
Anterior bijtplatform dat met ankers op de plaats werd gehouden en hiermee uitneembaar was. De patiënt diende dit elke dag te dragen gedurende een jaar en het bijplatform mocht alleen uitgedaan worden tijdens het eten. Het probleem hierbij was de patiënten compliance.

Het Dahl-principe berust op disclussie van de molaren en premolaren, 40% intrusie van het front en een achterwaartse verplaatsing van de mandibula. Dit wordt bewerkstelligd door het dragen van een anterior bijtplaat voor 6 tot 12 maanden. De molaren in de onderkaak en bovenkaak extruderen (60%) waarbij er uiteindelijk opnieuw contact ontstaat en ruimte in het front.

Het verschil tussen de centrale relatie en maximale occlusie is ongeveer 1mm.

Dahl II concept
Het probleem van de beperkte compliance bij het eerste Dahl concept werd opgelost in het Dahl II concept waarbij de bijtplaat in mond wordt vast gecementeerd. Het nadeel hiervan is dat dit na 6 tot 9 maanden verwijderd dient te worden en dat dit een vrij agressieve aanpak is. Daarom wordt dit niet vaak meer toegepast.

Dahl III concept
Vervolgens is het Dahl III concept ontwikkeld waarbij er palatinale restauraties worden geplaatst ter vervanging van de vast gecementeerde bijtplaat. Dit kan in keramiek, nikkel-chroom of geoxideerd goud en het wordt met Panavia gehecht. Een nadeel hiervan is dat de palatinale restauraties vaak donker doorschemeren.

Deze restauraties hebben een overleving van 75% als er gecementeerd wordt met Panavia. Dit percentage is aanzienlijk lager als er gecementeerd wordt met glasionomeercement (GIC).

Dahl IV concept
In het Dahl IV concept werd voor het eerst composiet toegepast. Het palatinale vlak wordt hier volledig mee bedekt. Dit is een directe methode in plaats van een indirecte methode. De contacten tussen boven en onder moeten hierbij overal gelijk zijn als het gebit in maximale occlusie is. Meestal wordt hier een aanpassing van ongeveer 2mm gedaan in toename van de OVD. Vervolgens wordt dit gemonitord. Dit kan ook met indirect composiet uitgevoerd worden. Hiermee zullen er hogere techniekkosten ontstaan.

Dahl V concept
Het Dahl V concept wordt uitgevoerd als er een combinatie is van palatinale en incisale slijtage. Hierbij wordt er eerst een diagnostische wax up gemaakt waarna er een silicone putty sleutel gemaakt kan worden. Hierbij wordt eerst het palatinale vlak opgebouwd en daarna wordt incisaal opgebouwd. Daarna volgt hetzelfde concept als bij Dahl IV waarbij er gezorgd wordt dat er overal gelijke contacten aanwezig zijn en vervolgens wordt het gemonitord.

Belangrijk bij het maken van een wax-up is dat er altijd vanuit gegaan wordt dat een centrale incisief ongeveer 10-11 mm lang hoort te zijn.

Dahl VI concept
Het Dahl VI concept is een uitbreiding op het al bestaande Dahl concept. Alleen wordt er hierbij ook slijtage in het onderfront behandeld en wordt hiervoor een linguale putty sleutel gebruikt.

Dahl VII concept
Als ook posterieur slijtage aanwezig is naast de anterieure slijtage dan wordt het Dahl VII concept toegepast. Dit wordt ook wel het dubbel Dahl concept genoemd. Dit wordt sinds vijf jaar toegepast. Hierbij wordt de conservatieve aanpak gebruikt, waarbij eerst het front in de bovenkaak wordt opgebouwd. Dan wordt 3 tot 6 maanden gewacht tot er occlusale stabiliteit is en vervolgens wordt dit herhaald met opbouw van het onderfront waarna er weer 3 tot 6 maanden wordt gewacht tot er stabiliteit is ontstaan.

Belangrijk uitgangspunt voor slijtage is altijd eerst preventief werken. Eerst duidelijk krijgen waardoor de slijtage wordt veroorzaakt en wat hiertegen te doen is voordat er behandeld kan worden.

Minder schadelijk
Mogelijke oorzaken zoals drinken van zure dranken en de drinkgewoontes kunnen bijvoorbeeld minder schadelijk worden gemaakt door extra fluoride gebruik, het gebruik van een rietje zo ver mogelijk achter in de mond en de frisdrank zo koud mogelijk te drinken. Als de temperatuur met 10 graden omlaag gaat is de erosieve kracht de helft zo groot.

Voorlichting patiënt over Dahl

Meestal moet de patiënt wennen na toepassing van Dahl. Dit duurt meestal een dag en daarna past de patiënt zich hieraan aan. Het is belangrijk om de patiënt goed uitleg te geven en te vertellen dat de kiezen eerst geen contact zullen hebben, maar dat dit na 3 tot 6 maanden wel zal ontstaan. Bij patiënten rond de 20 jaar duurt het meestal 3 tot 6 maanden tot de kiezen weer in contact komen. Bij oudere patiënten waarbij de bot turnover veel lager ligt duur dit meestal langer. Gemiddeld 6 tot 12 maanden.

Ook is het belangrijk de patiënt goed in te lichten over het onderhoud van het gebit na afronding van het Dahlen. Er is mogelijk onderhoud nodig voor herstel van chipping of scheurtjes. Ook is het belangrijk de kleur te bepalen voordat er geprepareerd gaat worden en is het beter om eerst oude restauraties te verwijderen. Het geeft een betere bonding als er nieuw composiet aan nieuw composiet wordt gehecht dan aan oud composiet.

Het is belangrijk dat composiet palatinaal een minimale dikte van 1,5 mm heeft. Als het dunner is, is de kans op chipping veel groter. Belangrijk dat er even contacten aanwezig zijn tussen het boven- en onderfront.

Dahl neemt 6-12 maanden in beslag bij composiet aanpak.

Follow up: 1 maand, 3 maanden, 6 maanden, 12 maanden, 24 maanden.

Wat te doen als Dahl niet aanslaat

– Langer wachten

– Molaren opbouwen

– Niks doen? Rees weet niet of dit een opties is.

Problemen die mogelijk kunnen optreden

– Pulpa trauma’s: Dit gebeurt zelden omdat tandslijtage een langzaam proces is waarbij de tanden de tijd hebben zich aan te passen aan de veranderde situatie.

– Wortelresorptie: niet aangetoond.

– TMD: 2% mild en 4% gemiddeld, maar is alleen aangetoond bij de chroom kobalt bijtplaat.

– Parodontale problemen: Dit kan gebeuren als u niet zorgt dat er even contacten aanwezig zijn tussen de frontelementen. Als een element overbelast wordt, kan dit leiden tot lokaal acute paro-problematiek. Wanneer u zorgt dat er weer even contacten aanwezig zijn zal het probleem ook verdwijnen.

Failures

Uit de studie van Gulamali et al, 2011 blijkt een 50% survival van composiet Dahl over 7 jaar, waarbij 90% van de composiet Dahl kleine of grotere failures liet zien over 10 jaar.

– Kleine failures: chipping, kleine cracks

– Grotere failures: hoekjes die afbreken

Veelvoorkomende failures

  • Slijtage, verkleuringen, fractuur in het composiet

Risico factoren voor failures

– Klasse I incisale relatie

– Abrasie

– Antagonerend oppervlak van Keramiek

Parafunctie is geen tandheelkundig maar een neurologisch probleem. De tandarts heeft hierdoor wel te maken met de tandheelkundige bijwerkingen. Deze groep mensen heeft een opbeetplaat nodig na volledige opbouw van het gebit.

Het Dahl principe is toe te passen met partiële kronen in het front niet-posterior.

Punten waar nog geen antwoorden op zijn en meer onderzoek voor nodig is

– Of klinische kroonlengte een voorspelbare factor is.

– Of het van invloed is als er endo’s aanwezig zijn in frontelementen, of ze een betere of slechtere prognose hebben.

– Niet duidelijk wat de lange termijn resultaten van dubbel Dahl zijn als front elementen allemaal tegelijk worden opgebouwd.

– Wat de repositie van de mandibula doet op lange termijn.

– Waarom sommige tanden bewegen en andere niet. Molaren groeien sneller uit dan de premolaren. Als het Dahl-concept niet volledig is gelukt dan blijkt vaak dat de premolaren geen contact hebben gemaakt.

Conclusie

– Composiet is een goede keuze voor lokale slijtage in het front.

– Gemakkelijk te repareren.

– Groter failure bij attritie en bij gebrek aan dorsale steun.

 

Professor Jeremy Rees graduated from Cardiff University in 1984 and was awarded his MSc in Conservative Dentistry and his FDSRCS (Ed) in 1988. He gained his PhD and completed his higher training in Restorative Dentistry in 1996. He was appointed to a Chair in Restorative Dentistry at Cardiff University in 2004. He is currently the Director of the M Clin Dent Prosthodontics programme at Cardiff His research interests include biomechanics, tooth wear and dentine sensitivity and he has published over 100 per reviewed articles in these areas.

 

Verslag door Nika van Koolwijk, tandarts, voor dental INFO van de lezing van prof. Jeremy Rees tijdens het NWVT-congres Dahlen, wanneer en hoe?

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Restaureren, Thema A-Z
Patiënten met problemen met sensomotorische integratie

Patiënten met problemen met sensomotorische integratie

Waarschijnlijk heeft u nog nooit van problemen met sensomotorische integratie gehoord. Toch komt u het waarschijnlijk met regelmaat tegen. U komt het tegen bij patiënten waar u zich stiekem rot aan ergert of waarbij u niet begrijpt waar de slijtage op het gebit toch vandaan komt.

Met dit artikel kunt u inzicht krijgen in het wel en wee bij problemen met sensomotorische integratie. Voor zover bekend is de problematiek van sensomotorische integratie en de behandeling ervan nog niet voldoende wetenschappelijk onderzocht. Dit artikel geeft u een beeld van het bestaan van sensomotorische problemen zodat u vragen van patiënten hierover kunt beantwoorden.

Sensomotorische integratie: wat is het?

Bij problemen met de sensomotorische integratie (SI) is het signaal van het tast- en evenwichtsgevoel te sterk of te zwak. Hierdoor reageert iemand met SI alsof hij in gevaar verkeert, terwijl dat niet zo is, of hij geeft deze zintuigprikkels te weinig aandacht. SI komt vaker voor bij hoogbegaafden, zwakbegaafden en autisten.

Tactiele overgevoeligheid

Zo kan het tastgevoel te snel waarschuwen voor gevaar, ook wel tactiele overgevoeligheid genoemd. Kinderen met tactiele overgevoeligheid zijn gevoelig voor aanraken. Op schoot zitten, aangeraakt worden en knuffelen vinden deze kinderen niet prettig. Daarnaast zijn ze vaak heel kieskeurig met eten en hun kleren, die ze al gauw ervaren als ‘kriebelig’. Tandenpoetsen is voor deze kinderen verre van prettig. Alles wat wij als tandheelkundigen in de mond stoppen, ligt al onder een vergrootglas, maar bij deze kinderen is het nog een stuk erger. Onze handschoenen en watjes voelen naar en zelfs polijsten geeft een flinke sensorische prikkel.

Veel patiënten met tactiele overgevoeligheid spannen hun lippen, tong en wangen sterk waardoor instrumenten moeilijk gebruikt kunnen worden. Soms is het zo erg dat ze het hiervan benauwd krijgen waardoor de paniek nog meer toeslaat. Het kan helpen om een handspiegel te geven zodat ze zelf zien wat er gebeurt. Ze kunnen dan zien dat hun lip of wang te veel in de weg zit bij de behandeling. Het is belangrijk om voorspelbaar te handelen: vertel wat je gaat doen, waarmee en hoe het ongeveer voelt. Begeleiding van de patiënt bij buikademhaling kan heel waardevol zijn.

Tactiele ondergevoeligheid

Maar het tastgevoel kan ook juist te weinig waarschuwen. Dit wordt ook wel tactiele ondergevoeligheid genoemd. Hierbij merkt het kind nauwelijks dat het wordt aangeraakt of dat het zelf iets aanraakt. De zintuigprikkels geven te weinig informatie door. Hierdoor ‘bestuurt’ zo’n kind zijn eigen lichaam minder goed, waardoor het onhandig is en zich bijvoorbeeld gauw stoot. Je kunt bedenken dat de kauwkracht dan ook minder goed gereguleerd wordt of dat tandenpoetsen veel te ruw gebeurt. Het kan ook zijn dat speeksel wat uit de mond lekt niet wordt opgemerkt.

Vestibulaire over- of ondergevoeligheid

Verder kan het evenwichtsgevoel te snel of te weinig waarschuwen voor gevaar. Dit wordt ook wel vestibulaire over- respectievelijk ondergevoeligheid genoemd. Een dergelijk kind is heel gevoelig voor bewogen worden of juist niet. Bij de overgevoeligheid reageren zintuigprikkels bij de geringste beweging of verandering van houding. Het achterover gebracht worden in de behandelstoel kan dus een heel angstig moment zijn.

Auditieve overgevoeligheid

SI kan ook leiden tot auditieve overgevoeligheid. Het is een afweerreactie die wordt veroorzaakt door een geluid, een auditieve prikkel, die op zich geen afweerreactie zou moeten uitlokken. Door het te sterk ervaren van de geluidsprikkels kunnen kinderen zich bijvoorbeeld in de klas of op het dagverblijf moeilijk concentreren omdat zij alles uit hun omgeving horen en niet kunnen selecteren wat voor hen belangrijk is en wat niet.

In de mondzorgpraktijk zijn vaak veel geluiden die mensen zonder SI al bijzonder vervelend of bedreigend ervaren. Door het verminderen en mogelijk reguleren van deze afweerreacties wordt de alertheid verbeterd. De afweerreactie op een geluid kan bestaan uit vermijden, een andere prikkel zoeken, angst en zelfs agressie. Het kan leiden tot het volgende gedrag:

  • De handen tegen de oren houden bij het horen van het geluid dat als vervelend wordt ervaren.
  • Zelf voortdurend aan het woord blijven of geluid maken.
  • Bij het horen van het geluid dat als vervelend wordt ervaren ‘op zoek’ gaan naar een andere zintuigprikkel om de geluidsprikkel minder alarmerend te maken. Bijvoorbeeld door te wrijven over het lichaam, voorwerpen vast pakken en er aan te gaan voelen of door te gaan bewegen.
  • Zelf veel geluid maken.
  • Zichzelf slaan
  • Met voorwerpen gooien of dingen stukmaken
  • Anderen agressief benaderen

Reageren mondzorgprofessional op auditieve overgevoeligheid

Wat kun je als mondzorgprofessional doen aan auditieve overgevoeligheid?

  • Van te voren waarschuwen voor het geluid. Het komt dan niet onverwacht en het is daardoor gemakkelijker te verdragen.
  • Andere zintuigprikkels van de patiënt gebruiken om de geluidsprikkels minder overheersend te laten worden, zoals iets vast laten pakken.
  • Een activiteit met twee handen laten uitvoeren waarbij ook nog kracht moet worden gezet zodat het geluid beter kan worden verdragen. Bijvoorbeeld de patiënt stevig in de handen laten wrijven, de handen in elkaar laten duwen of uit elkaar laten trekken.

Slijtage door voorwerpen in de mond

Het in de mond stoppen van voorwerpen of zelfs opeten is ook een uiting van SI. De persoon zelf ervaart dit gedrag vaak niet als probleem, maar z’n omgeving wel. Het is een vies gezicht, het hoort niet en het is gevaarlijk, vooral bij het opeten van niet-eetbare voorwerpen. Een tandheelkundige zal vreemde slijtage kunnen opmerken.
Als er een sterke behoefte is om prikkels in en rondom het mondgebied te voelen, kunnen de volgende oplossingen worden aangeboden:

  • Verplaatsend aanraken van de buitenkant van de mond.
  • Gevarieerd eten aanbieden.
  • Voelspelletjes.
  • Andere zintuigprikkels aanbieden.
  • Materiaal geven dat wel in de mond gestopt mag worden. Bijvoorbeeld babyspeelgoed, speciale kauwstaafjes en kauwkettingen.

Speciale bijt- en kauwmaterialen

De speciale bijt- en kauwmaterialen komen tegemoet aan de behoefte om ergens op te kauwen of voorwerpen in de mond te stoppen. Ze zijn een geschikt hygiënisch alternatief. Het gifvrije plastic kan eenvoudig schoongemaakt worden met warm water. De materialen zijn extra sterk en daardoor ook geschikt voor grotere kinderen en volwassenen met een verstandelijke handicap of mensen met dementie.

kauwmaterialen

Eten

De specialist in SI adviseert gevarieerd eten waar iets aan te proeven is en waar goed op moet worden gekauwd, voor extra stimulatie in de mond. Kauwgom kan hiervoor geschikt zijn maar bijvoorbeeld ook een appel of wortel. Daarnaast wordt regelmatig gekruid eten aanbevolen en – helaas – ook zure snoepjes of vruchtensap. Bovendien kan de structuur van het eten extra stimulatie geven, bijvoorbeeld ‘knapperig’ eten zoals rauwkost, toastjes en chips.

Waarom stoppen ze dingen in hun mond?

Bij het zien van de dingen om ons heen, weten we al hoe ze voelen zonder ze eerst aan te hoeven raken. Dat komt, doordat we als baby en klein kind de voorwerpen al onderzocht hebben door ze eerst in onze mond te stoppen en later met onze handen af te tasten. We weten daardoor hoe de voorwerpen voelen als we ze zien. Het kan zijn dat een kind of een volwassene voorwerpen in zijn mond blijft stoppen omdat hij ze nog steeds wil onderzoeken, hij wil extra informatie over die voorwerpen opdoen.
Bij het voortdurend in de mond stoppen van voorwerpen is de gerichtheid op de omgeving meestal sterk verminderd. Door het in de mond stoppen van voorwerpen sluit iemand zich af voor z’n omgeving en vermindert de alertheid. We zien ook dat kleine kinderen, als ze moe zijn, hun duim in de mond steken en op die manier gemakkelijk in slaap vallen. Het kan ook zijn dat de omgeving te onoverzichtelijk of onveilig is. Er zijn dan te hoge eisen aan het kind of de volwassene gesteld. Een andere mogelijkheid is dat er eigenlijk te weinig eisen aan iemand worden gesteld of dat iemand niets of te weinig te doen heeft wat binnen zijn mogelijkheden past. Dit laatste komt veel voor bij mensen met een verstandelijke beperking. Het kind of de volwassenen verveelt zich dan eigenlijk en ‘vult’ de tijd met dingen in de mond stopen.

Behandeling

Een behandeling bij een ergotherapeut of kinderfysiotherapeut kan bij veel kinderen en bij volwassenen met problemen met de sensomotorische integratie tot succes leiden. Hiervoor is het noodzakelijk om het kind zodanig aan te raken en te bewegen dat hij die aanrakingen en bewegingen gaat gebruiken en het leuk gaat vinden. Het gebruik van deze prikkels zal dan tot veranderingen leiden.

Handel voorspelbaar; vertel wat je gaat doen, waarmee en hoe het ongeveer voelt. Begeleiding de patiënt bij de ademhaling kan heel waardevol zijn; door de neus en buik.

Bron:
hb-kind-forum.nl
Sensomotorische-intergratie.nl
Kinderfysio de Tuimelaar in Utrecht

Door:
Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
“Bezuinigen in de mondzorg leidt tot eenheidsworst”

“Bezuinigen in de mondzorg leidt tot eenheidsworst”

Er vindt verschraling plaats van de Nederlandse mondzorg. De overheid richt zich vooral op het beheersen van kosten van zorg. Maar goedkoop is uiteindelijk duurkoop, voor zowel de patiënt als de overheid. Het leverde interessante discussies op.

Dragen richtlijnen wel bij aan kwaliteit? Werkt marktwerking in de zorg eigenlijk wel? En waarom hebben patiënten amper keuzemogelijkheden?

Verslag van het Indent-congres.
Indent is de de vereniging die de belangen van fabrikanten van tandheelkundige producten en apparaten behartigt.

 Dagvoorzitter op het Indent-congres was Rob Barnasconi en sprekers waren:

  • Industrie – Indent: Martin Polman
  • Overheid – Ministerie van VWS: Paul Boom
  • Beroepsorganisatie – ANT: Jan Willem Vaartjes
  • Medische hulpmiddelen Europees – Medical Device Project: Robert van Boxtel
  • Professional – Endodontoloog : Joerd van der Meer
  • Europese tandarts – Council of European dentists: Alexander Tolmeijer
  • Beroepsorganisatie – KNMT: Wolter Brands
  • Patiënten: Jaco de Ruiter

“De Nederlandse consument heeft recht op de beste mondzorg, innovaties en kwaliteitsverbeteringen.”

Het was misschien inderdaad een open deur die Martin Polman namens Indent intrapte, maar het was wel precies waar het congres om draaide. Natuurlijk, iedereen gunt de Nederlandse consument de beste zorg, maar krijgt die deze momenteel ook? Volgens organisator Indent, de vereniging die de belangen van fabrikanten van tandheelkundige producten en apparaten behartigt, valt dat te betwijfelen. Kostenbeheersing lijkt de leidende kracht van de overheid, legde Polman uit, waarbij zorgverzekeraars het beleid uitvoeren. Het maximeren van tarieven leidt tot verschraling van zorg en tot verminderde toegang tot innovaties.

Tijd voor actie dus, vindt Indent. De vereniging bestaat al veertig jaar, maar heeft in 2017 haar strategie bijgesteld. Indent ziet dat de technologie zich steeds meer ontwikkelt en wil dat die ook volop beschikbaar komt voor de cliënt. De vereniging wil onder meer keuzevrijheid in de mondzorg stimuleren en objectieve kwaliteitskenmerken van dentale producten vaststellen. Indent heeft besloten meer op de voorgrond te treden en organiseerde daarom het congres op 8 juni.

Dagvoorzitter Rob Barnasconi, tandarts en ex-voorzitter van de KNMT, juichte dat toe. “Een erg interessant en belangrijk thema”, noemde Barnasconi de kwaliteit van de mondzorg en hij deed een oproep aan de deelnemers om vooral mee te discussiëren. Aan die oproep werd volop voldaan.

Objectieve normen

Wat is ‘kwaliteit’ eigenlijk? Iedereen heeft er wel een idee bij, maar wat houdt het begrip nu precies in? Kwaliteit is op dit moment slecht te meten, zo kwam in meerdere lezingen naar voren, en dat moet veranderen. De consument let op drie zaken, zei Jaco de Ruiter, die afgelopen jaren onder

meer voorzitter was van het Consumenten Platform Mondzorg. De consument let op technische kwaliteit, functionele kwaliteit en relationele kwaliteit. Die laatste kwaliteit is het vertrouwen dat hij heeft in de tandarts. Maar hoe meet je technische en functionele kwaliteit? Objectieve kwaliteitstoetsing is nodig, aldus De Ruiter. Immers: als je kwaliteit kunt meten, kun je als consument kiezen of en waar je je geld aan wil uitgeven.

“Consumenten zijn net mensen. Als de kwaliteit in een winkel onvoldoende is, kopen mensen daar niks meer.”

Er moeten dus objectieve kwaliteitsnormen komen, niet alleen voor de tandarts en tandartspraktijk, maar ook voor dentale producten, zoals Martin Polman bepleitte. Daar wordt momenteel hard aan gewerkt. Vanaf 2017 is de Medical Device Directive (MDD) vervangen door de strengere Medical Device Regulation (MDR). Naast de fabrikanten krijgen nu ook distributeurs, importeurs en gemachtigden een aantal wettelijke verplichtingen opgelegd om medische hulpmiddelen veiliger op de markt te brengen. De zogenaamde Notified Bodies, keuringsinstituten, worden in de nieuwe wetgeving ook harder beoordeeld.

Behandelvariatie mondzorg

Het objectief vaststellen van kwaliteit is vooral belangrijk om de consument keuzemogelijkheden te geven. Daar ontbreekt het nu aan, daar waren alle sprekers op het congres het min of meer over eens. “Kwaliteit is de juiste keuze maken en die verschilt per mens”, meende tandarts en ondernemer Alexander Tolmeijer.

“Ik vind het bijna schofterig als we patiënten niet alle keuzemogelijkheden vertellen. Patiënten kunnen prima zelf keuzes maken, maar dan moeten we als tandartsen alle opties geven en de keuze die de patiënt maakt respecteren.”

Ook ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes vindt keuzemogelijkheid een groot goed; niet alleen voor patiënten, maar ook voor tandartsen. Hij hield een pleidooi voor praktijkvariatie, voor maatwerk. In tegenstelling tot de overheid, die richtlijnen ziet als een ‘houvast in wat een goede behandeling is’, heeft Vaartjes zijn twijfels over het belang van richtlijnen als kwaliteit. Hij wees op de definitie die de World Health Federation geeft aan een richtlijn, die een richtlijn als advies of keuzehulp ziet voor de verschillende opties van een behandeldoel. “In Nederland denken we daar anders over”, meent Vaartjes. “Hier moet een richtlijn gelden voor een meerderheid van de patiënten. Bovendien wordt deze in Nederland bedoeld voor het terugdringen van behandelvariatie en koppelen we doelmatigheid aan een richtlijn. Zo is deze helemaal niet bedoeld!”

Vaartjes plaatste ook kanttekeningen bij het gebruik van epidemiologisch bewijs als norm. Dit bewijs is er vaak niet, of klopt niet, is zelden direct vertaalbaar naar de patiënt en is niet doorslaggevend voor goede zorg, liet Vaartjes zien aan de hand van een presentatie van hoogleraar interne geneeskunde Yvo Smulders.

“Borg de kwaliteit liever met visitatie en intervisie dan met richtlijnen”, meende Vaartjes.

In 2012 bracht de Gezondheidsraad het rapport ‘De mondzorg van morgen’ uit.

Daarin schreef de raad ‘onthutst’ te zijn door het gebrek aan evidence based richtlijnen en de ‘signalen voor onverklaarbare behandelvariatie’. Maar, zegt Vaartjes: die variatie is juist goed. Richtlijnen zouden het aantal behandelmogelijkheden niet moeten beperken, aldus de ANT-voorzitter.

Eenheidsworst

Het huidige tariefsysteem zit keuzemogelijkheden momenteel echter nog vaak in de weg, meenden meerdere sprekers. Tachtig procent van de uitgaven in de mondzorg gaat om niet-en bijverzekerde zorg, gaf Polman van Indent aan. “Dat zou een zaak moeten zijn van de patiënt en de zorgverlener.” De marktwerking in de zorg lijkt echter aan de tandheelkunde voorbij te gaan. Met de huidige gemaximeerde prijzen heeft de patiënt weinig keuzemogelijkheden meer. Wil hij een betere, maar daardoor wellicht duurdere oplossing, en is hij bereid daar zelf voor te betalen? Dan is daar op dit moment geen mogelijkheid voor.

“Bezuinigen leidt tot eenheidsworst en mensen zijn geen eenheidsworst,” aldus Polman.

De vrije prijsvorming, waar in 2012 een experiment mee werd gehouden, zou kunnen bijdragen aan die keuzemogelijkheid. Polman: “Betere zorg – betere beloning. Dat is transparant.” Dat aan het experiment met vrije prijzen voortijdig een einde aan kwam, blijft dan ook steken bij meerdere partijen. Ook bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), zo bleek.

“Vrije prijzen verruimen de mogelijkheid van innovaties en de keuzemogelijkheden van de patiënt”

gaf senior beleidsmedewerker bij de directie Curatieve Zorg van VWS Paul Boom aan. De bekostiging van tandzorg blijft voor de overheid leiden tot discussies, aldus Boom. Moet jeugdzorg nog wel in het basispakket, als cariës en veel andere mondproblemen te voorkomen zijn? Moeten controles terug in het basispakket, als dit ruim 2 miljard euro zou kosten en de patiënt ook zelf verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn gebit? Hoe kunnen we het best omgaan met het spanningsveld tussen de publieke verantwoordelijkheid en het ondernemerschap van de tandarts? “Laten we huldigen dat we jeugd tot 18 jaar en bijzondere tandheelkunde in het basispakket hebben en met elkaar nadenken over de verschillende verantwoordelijkheden die we hebben”, meende Boom.

Prachtig vak

Misschien ligt de oplossing van de hele kwaliteitsdiscussie wel bij de insteek die KNMT-voorzitter Wolter Brands had in zijn lezing: in vertrouwen. De regelgeving is momenteel gebaseerd op wantrouwen, meent Brands. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), de Algemene verordening gegevensbescherming (AGV), de MDR: de regels zijn de laatste tijd erg aangescherpt. Nog een voorbeeld: hoewel de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd aangeeft dat je wel van

richtlijnen mag afwijken als je hier een gegronde reden voor hebt, blijkt deze in principe bindend te zijn. Verkeerd gebruik wordt gestraft.

De overheid handelt kortom vanuit wantrouwen, meent Brands, terwijl het vertrouwen in de tandarts door consumenten, in tegenstelling tot het vertrouwen dat de consument heeft in de overheid, al jaren erg hoog is. Brands liet zien dat het vertrouwen dat consumenten in zorgverzekeraars met 30% het laagst is. Ook de overheid scoort met 40% niet hoog. Het vertrouwen in de wetenschap is 70% en in de tandarts is dat al jaren boven de 80%.

Brands: “De patiënt vertrouwt de tandarts als zijn adviseur over de kwaliteit van tandheelkundige zorg. De overheid zou dan ook alles moeten doen om die vertrouwensrelatie te bevorderen.”

Volgens Brands betekent wantrouwen óf een lagere kwaliteit, óf minder tandartsen (omdat buitenlandse tandartsen niet meer in Nederland met al zijn regels willen werken) óf hogere kosten (omdat het hele apparaat van toezicht kosten met zich meeneemt). “De overheid bijt zich op een gegeven moment in zijn eigen staart”, aldus Brands.

Wellicht heeft de mondzorg wel zelf de sleutel in handen om dat vertrouwen nog verder te vergroten, opperden enkele deelnemers: laat publiek en overheid zien wat voor moois de tandheelkunde te bieden heeft. “We worden momenteel geketend, maar we hebben een prachtig vak”, aldus een van de deelnemers. “Laten we al die mooie dingen van ons vak laten zien en uitdragen.”

Tandarts Joerd van der Meer, die in 2016 promoveerde op 3D-technologie en digitale workflows, sloot de dag positief af. Hij heeft veel vertrouwen in de toekomst van het vak, door de ontwikkelingen in de technologie.

“Er gaat de komende tien jaar veel veranderen. De tandheelkunde wordt snel digitaal, goedkoper en de kwaliteit van werkstukken zal nog hoger en voorspelbaarder worden”, aldus Van der Meer. “Dat is niet eng, maar gewoon een verandering. Laten we de technologie omarmen.

Verslag door Indent van het Indent-congres van 8 juni 2018.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Tarieven, Thema A-Z
Toelatingsexamen tandheelkunde in Vlaanderen vernieuwd

Toelatingsexamen tandheelkunde in Vlaanderen vernieuwd

Het toelatingsexamen voor de opleiding tandheelkunde aan een Vlaamse universiteit is vernieuwd. De 135 beste van de 1227 kandidaten zullen worden toegelaten. Niet alleen exacte kennis wordt getoetst, maar ook sociale vaardigheden.

Numerus fixus

In Brussels Expo namen 1227 kandidaat-studenten deel aan het toelatingsexamen voor de studie tandheelkunde aan een van de Vlaamse universiteiten. Dit jaar gaat het er anders aan toe dan in voorgaande jaren. Tot nu toe werd iedereen aangenomen die voor het examen slaagde. Omdat er steeds meer leerlingen zich voor de studie inschreven, werd het examen steeds moeilijker gemaakt zodat er niet te veel studenten moesten worden toegelaten. Dit jaar is een ‘numerus fixus’ ingesteld: het aantal studenten dat wordt toegelaten is van te voren bepaald op 135. De 135 kandidaten met de beste resultaten mogen dus aan de studie beginnen.

Inhoud examen

Ook de inhoud van het examen is veranderd. In deel 1 wordt nog steeds exacte kennis getoetst, maar in deel 2 gaat het om sociale vaardigheden, zoals conflicthantering, luistervaardigheid, empathie en analyseren en redeneren.

Nederlandse deelnemers

Niet alleen Belgen hebben zich aangemeld voor het examen. Van de 1227 deelnemers komen er 166 uit het buitenland, waaronder 119 uit Nederland. Een van de Nederlandse deelnemers noemde als motief om mee te doen aan het examen, dat het voor haar financieel aantrekkelijker is om in België te studeren dan in Nederland.

Bron:
Demorgen.be
HLN.be

Lees meer over: Kennis, Scholing
Deel uw bijzondere casussen met uw collega’s!

Deel uw bijzondere casussen met uw collega’s!

Als tandarts, mondhygiënist of orthodontist krijgt u heel wat patiënten in uw behandelstoel. Vaak voor een routinebehandeling, maar soms is er meer aan de hand. dental INFO is benieuwd naar uw bijzondere casussen. Deel ze met ons en uw collega’s!

Wat moet u doen?

Mail uw casus naar info@dentalinfo.nl. Vertel wat het probleem was, wat u heeft gedaan en wat het resultaat was. Graag vergezeld van foto’s. Vergeet niet uw naam te vermelden. Uw casus wordt geplaatst op onze website.

Lees meer over: Casus, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws
Kaakchirurgen zien gevolgen tandartsentekort

Kaakchirurgen zien gevolgen tandartsentekort

In de media zijn berichten verschenen over het snel toenemende tekort aan tandartsen. De Nederlandse kaakchirurgen ondervinden de gevolgen van dit tandartsentekort in hun dagelijkse praktijk en maken zich zorgen. Wanneer geen maatregelen worden genomen, kan dit de publieke mondgezondheid schaden.

Doorverwijzing naar kaakchirurg

Volgens de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (NVMKA) worden patiënten steeds vaker doorverwezen naar de kaakchirurg, vaak via de huisarts, met ernstige problemen, omdat ze niet tijdig bij een tandarts terecht kunnen óf omdat sprake is van slecht onderhoud en verwaarlozing van het gebit.  Voor deze patiënten is de reguliere tandartsbehandeling geen oplossing meer. Een belangrijke oorzaak van dit probleem is het tandartsentekort.

Binnen de mondzorg vormen de kaakchirurgen het vangnet en behandelen zij onder andere de patiënt die niet door de tandarts behandeld kan worden vanwege de aard van de problematiek of de complexiteit van de ingreep. De vraag naar deze gespecialiseerde zorg neemt toe. Bij steeds meer ziekenhuizen lopen de wachttijden voor kaakchirurgische zorg snel op.

NVMKA

De NVMKA wil aandacht voor het tandartsentekort hetgeen leidt tot een toenemende vraag naar kaakchirurgische zorg die vermeden had kunnen worden als er op tijd was ingegrepen door goed gekwalificeerde tandartsen. Niet alleen tandartsen verwijzen patiënten, maar ook huisartsen die geen andere oplossing meer zien voor de mondproblemen van hun patiënten.

Kaakchirurgen hebben een dubbele vooropleiding (tandarts en arts) en volgen daarna de opleiding tot kaakchirurg. Een tekort aan tandartsen zal ook uiteindelijk kunnen leiden tot een tekort aan kaakchirurgen, temeer omdat met de verwachte vergrijzing ook de vraag naar kaakchirurgische zorg zal toenemen. Volgens de NVMKA moeten vermijdbare verwijzingen naar de kaakchirurg dan ook voorkomen worden.

De NVMKA sluit zich aan bij de oproep van de KNMT en ANT om de opleidingsplekken voor tandartsen in Nederland snel uit te breiden. 

Lees meer over: Kennis, Markttrends, Scholing, Thema A-Z
inspectie

De inspectie op bezoek, wat nu?

Weet u wat u kunt verwachten als de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugdzorg bij u langs komt? Welke bevoegdheden heeft de inspectie en hoe bereidt u uw praktijk er op voor? Joan van der Ven, senior adviseur gezondheidsrecht bij de KNMT, vertelde erover tijdens Praktijk Anno Nu.

Wat cijfers

Uit het jaarverslag Jaarbeeld 2016 van de IGZ blijkt dat de Inspectie in 2016 340 meldingen over mondzorg heeft ontvangen, waarvan 10 over calamiteiten gingen. Afgelopen jaar heeft de inspectie 23 rapporten over mondzorg uitgebracht.

In totaal (dus niet alleen in de mondzorg) heeft de inspectie in 2016 530 volledig aangekondigde bezoeken afgelegd, 1183 volledig onaangekondigde en 1002 met onaangekondigde elementen.

Bij het Landelijk Meldpunt Zorg zijn in 2016 31 meldingen van burgers over mondzorg binnengekomen. Ongeveer een op de vijf meldingen wordt doorgegeven aan de inspectie om te onderzoeken. Een klacht van een burger kan dus bij de inspectie terechtkomen. Als er over een praktijk verschillende meldingen binnenkomen, wordt dit vaak als signaal doorgegeven aan de inspectie.

Waarom komt de inspecties langs?

De inspectie kan om verschillende redenen aangekondigd of niet aangekondigd langskomen. Bij risicotoezicht gaat het om het pro-actief en periodiek verzamelen van in- en externe informatie om zicht te krijgen op risico’s die patiënten lopen. De inspectie heeft een database met allerlei cijfers die verzameld worden op grond van signalen en bezoeken. Uit analyse van deze gegevens bleek bijvoorbeeld dat het KEW-dossier vaak niet op orde is. Dat vindt ze dan een risico en dan wordt het betrokken bij het toezicht.

Bij incidententoezicht is er altijd een concrete aanleiding of melding naar aanleiding waarvan de inspectie langskomt.

Verplichte melding

Als er zich een calamiteit voordoet in uw praktijk, ben u verplicht dat bij de inspectie te melden.

Ook als er meldingen van patiënten binnenkomen, moet de inspectie dat onderzoeken. Niet alle meldingen leiden tot een bezoek. De meeste bezoeken van de inspectie leiden ook niet tot een bericht in de media.

Wat mag de inspectie?

De inspectie mag zonder toestemming van de praktijkhouder de praktijk betreden. De inspectie mag ook zonder toestemming van de patiënt het patiëntendossier inzien. Iemand die geen medewerking verleent aan de inspectie is mogelijk strafbaar.

Opsporingsambtenaren in dienst bij de IGJ i.o. hebben meer bevoegdheden dan een inspecteur. Deze opsporingsambtenaren worden vooral bij economische delicten ingezet, zoals fraude met declaraties.

Wettelijke basis

De bevoegdheden van de inspectie zijn vastgelegd in verschillende wetten. In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is opgenomen dat de met toezicht belaste ambtenaren bevoegd zijn tot inzage van de patiëntendossiers. De inspecteur heeft vervolgens dezelfde geheimhoudingsplicht als de tandarts. De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) geeft aan dat in geval van een praktijk aan huis, de inspecteur wel de praktijk mag betreden, maar niet het deel dat als woning dient. Ook in deze wet staat dat een inspecteur patiëntendossiers mag inzien en verplicht is tot geheimhouding.

In de Gezondheidswet (Gzw) staat eveneens vermeld dat ambtenaren bevoegd zijn tot inzage van de dossiers, onder geheimhouding. Tenslotte is in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vastgelegd dat een inspecteur plaatsen en gebouwen mag betreden, informatie mag opvragen en onderzoek mag doen.

Bij bezoek door de inspectie

Het is goed om op een bezoek door de inspectie voorbereid te zijn. Zorg ervoor dat er een protocol is, dat door het (balie)personeel te raadplegen is. Hierin moet zeker ook een noodnummer staan dat gebeld kan worden als de praktijkhouder niet aanwezig is.

Als een inspecteur zich meldt, is het raadzaam om een identificatiebewijs en de reden voor het bezoek te vragen. Als er van te voren wordt gebeld, kunt u het beste het telefoonnummer en de naam van degene die belt vragen en dan terugbellen naar het algemene nummer van de inspectie om er zeker van te zijn dat het echt om de inspectie gaat.

Werk altijd mee aan het bezoek. Ga met de inspecteur in een ruimte zitten waar geen patiëntendossiers op tafel liggen of iets anders waar hij iets van kan vinden.

Als er sprake is van een strafbaar feit, krijg je ‘cautie’: er is sprake van verdenking van een strafbaar feit. In dat geval doet u er verstandig aan juridisch advies in te winnen bij de beroepsorganisatie of een advocaat.

Instellingsrapport

Tijdens het bezoek kijkt de inspectie door de bril van de patiënt, want de patiënt verdient goede zorg. De inspecteur loopt rond en stelt vragen aan zorgverleners en bestuurders. Het verslag van een bezoek is te lezen in het zogenaamde instellingsrapport, dat altijd een vaste opbouw heeft.

Aan de hand van de geconstateerde risico’s wordt een conclusie opgenomen. Op grond hiervan kan een maatregel of bevel worden vastgesteld, variërend in zwaarte.

Als praktijk heeft u de mogelijkheid op het instellingsrapport te reageren, u heeft ook mogelijkheden om bezwaar te maken of verbetermaatregelen te nemen om een gegeven bevel op te heffen.

Toetsingskader

De KNMT krijgt vaak de vraag of ze een checklist kan maken met de punten waaraan een praktijk moet voldoen. De KNMT kan tandartspraktijken echter niet helpen om 100% ‘inspectieproof’ te worden, want de inspectie vertelt aan niemand wat ze allemaal bekijkt. Wat de KNMT wel kan doen, is vertellen waar de inspectie op kán letten, welke toetsingskaders er zijn.

Een toetsingskader wordt gevormd door de wet- en regelgeving, richtlijnen, (beroeps)normen en standaarden: de regels waarvan de inspectie vindt dat de tandarts zich aan moet houden.

De inspectie haalt ook informatie uit de richtlijnen voor de mondzorg. Als een beroepsgroep onvoldoende heeft geregeld, kijkt de inspectie in een vergelijkbare beroepsgroep en maakt zelf een toetsingskader.

Mr. Joan van der Ven is senior adviseur gezondheidsrecht bij de KNMT. Daarnaast geeft ze gastcolleges gezondheidsrecht en kwaliteitsbeleid aan de drie opleidingen Tandheelkunde en is ze coauteur van de artikelserie ‘Tandheelkunde en gezondheidsrecht’ in het Nederlandse Tijdschrift voor Tandheelkunde.

Verslag door Yvette in ’t Velt van de lezing door Mr. Joan van der Ven ‘De IGZ op bezoek, wat nu?’ op Praktijk Anno Nu. Op 8 december 2018 vindt de vijfde editie van Praktijk Anno Nu plaats.

Lees meer over: Congresverslagen, Inspectie, Kennis, Thema A-Z
Kamerbrief minister Bruins: verhoog aantal opleidingsplaatsen Tandheelkunde

Kamerbrief minister Bruins: verhoog aantal opleidingsplaatsen Tandheelkunde

Het aantal opleidingsplaatsen voor Tandheelkunde moet worden uitgebreid van 259 naar 390 opleidingsplaatsen – een stijging van 50%. Dit is de conclusie van onderzoeksbureau Panteia naar de capaciteit in de mondzorg, schrijft minister Bruins in zijn kamerbrief van 29 juni.

Belangrijke scenario’s gemist

De minister ontving eind januari een conceptrapport van het onderzoeksbureau. De ANT twijfelde aan de kwaliteit van dit rapport. Het onderzoeksbureau legde het conceptrapport voor aan het CBS en het Capaciteitsorgaan /  Nivel.
Het Capaciteitsorgaan en Nivel “zien het als een gemiste kans dat er door het onderzoeksbureau niet meerdere scenario’s zijn opgesteld waarin rekening kon worden gehouden met bandbreedtes en onzekerheden”, volgens de kamerbrief. Zij concluderen dat beleidmakers “belangrijke scenario’s missen en daarmee opties om hun keuzes op te baseren.”

Nader onderzoek Capaciteitsorgaan

De minister schrijft in zijn kamerbrief dat hij gezien deze kritische kanttekeningen samen met zijn collega van OCW nader onderzoek wil laten doen door het Capaciteitsorgaan.

De ANT is blij met de aanbevelingen en hoopt dat VWS niet opnieuw gaat vertragen met weer een nieuw onderzoek. Vaartjes: “Ook in 2010 en 2013 heeft onderzoek uitgewezen dat we meer tandartsen moeten opleiden. Het kost 7 jaar voordat een tandarts klaar is met de opleiding. De boodschap is dan ook: laten we geen tijd verliezen met nieuwe studies en nu heel pragmatisch kijken hoeveel extra tandartsen we op korte termijn extra kunnen gaan opleiden.”

Ook de KNMT schrijft op haar website dat zij er bij de minister op aan zal dringen “dat dit niet opnieuw mag leiden tot uitstel van verruiming van de broodnodige opleidingscapaciteit.”

Mondzorgkunde opleidingsplaatsen gelijk

Voor Mondzorgkunde adviseert het onderzoeksbureau het aantal opleidingsplaatsen gelijk te houden op 326 (aantal in 2017).

Bron:
Rijksoverheid.nl
Onderzoeksrapport Panteia

 

Lees meer over: Kennis, Scholing
Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen in de maak

Richtlijn Mondzorg voor jeugdigen in de maak

Mondzorg voor jeugdigen staat volop in de belangstelling. ‘Die zorg kan altijd beter, ook wat betreft de diagnostiek,’ zegt Cor van Loveren, voorzitter van de richtlijn Mondzorg voor jeugdigen en emeritus hoogleraar preventieve tandheelkunde aan het ACTA. “Later dit jaar moet de nieuwe richtlijn klaar zijn.”

Hart van de tandheelkunde

De richtlijnenontwikkelcommissie Mondzorg voor jeugdigen kwam onlangs voor de derde keer bijeen. De nieuwe richtlijn vervangt de huidige richtlijn uit 2012. Cor van Loveren: ‘Het is een spannend proces, ook al omdat het over een thema gaat met een groot maatschappelijk belang. Je zou kunnen zeggen dat het hier gaat om het hart van de tandheelkunde. We hechten er allemaal aan dat de mondzorg voor jeugdigen van hoge kwaliteit is, en de richtlijn moet daar een impuls aan geven.’

Inmiddels is de ROC een aardig eind op weg. Cor van Loveren verwacht binnen enkele maanden een concepttekst te kunnen presenteren. ‘Dan moeten we er toch in slagen om alles af te ronden voor het einde van het jaar,’ verwacht hij. ‘De samenleving vraagt erom, en dan kun je geen antwoord schuldig blijven.’

Bron:
KiMo

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen
Masters of Masters in Esthetic Dentistry 2018

Masters of Masters in Esthetic Dentistry 2018

Dit event is voorbij

Het jaarlijkse DAED-congres ‘Masters of Masters in Esthetic Dentistry’ vindt dit jaar plaats op 23 & 24 november. Ook deze editie belooft weer een mooi 2-daags congres te worden op een prachtige locatie met internationale sprekers. Traditiegetrouw kunt u zich tevens voor een hands-on workshop inschrijven en deelnemen aan het bekende galadiner op vrijdagavond. Vorig jaar was het congres volledig uitverkocht. Zorg dat u zeker bent van een plaats en schrijf u in voor hét esthetische congres van het jaar!

Sprekers

Thomas Taha, Anoop Maini & Eric van Dooren

Thomas Taha: Jonge inspirerende spreker die op dit moment naam maakt als esthetisch tandarts en zijn collega’s graag inspireert door zijn werk actief online te delen. Thomas geeft u echte tips om uw efficiëntie, ergonomie en esthetiek te vergroten in verschillende restauratieve behandelsituaties. Op donderdag verzorgt Thomas tevens een hands-on workshop.

Anoop Maini: Anoop gaat in op de groeiende behoefte van een orthodontische behandeling bij volwassenen en bijbehorende behandelmethoden die haalbaar zijn om uit te voeren voor de dagelijkse tandarts. Hij laat zien hoe het corrigeren van de anterior elementen met de Inman Aligner in combinatie met o.a. bleken als onderdeel van het behandelplan, zorgt dat de lach van een patiënt sneller en minimaal invasief kan worden gerealiseerd.

Eric van Dooren: Eén van Europa’s beste specialisten op het gebied van het succesvol combineren van periodontie, prosthodontics en implantologie. Als ervaren spreker en met ruime kennis van verschillende vakgebieden zal hij u zeker inspireren.

Locatie

De Ruwenberg

Ruwenbergstraat 7 | 5271 AG Sint-Michielsgestel

Lees meer over: Bij- en nascholing, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Producten, Scholing
Implantologie: een samenspel tussen prothetiek en chirurgie

Implantologie: een samenspel tussen prothetiek en chirurgie

Veel tandartsen implanteren niet maar willen wel zelf de kronen op implantaten maken. Verslag van de NSOI workshop Implantologie, de bovenbouw over succespercentages, de procedure bij implanteren en in welke situaties implantaten mogelijk zijn.

Verslag van de lezing van Ronnie Goenée, implantoloog NVOI, tijdens de workshop Implantologie, de bovenbouw.

Dagelijkse praktijk

De dagelijkse praktijk is niet meer voor te stellen zonder implantaten. In Nederland worden zo’n 150.000 implantaten per jaar geplaatst en er zijn 800.000 Nederlanders met een of meerdere implantaten. Door het verzekeringsstelsel is ongeveer de helft van de implantaten in Nederland gerelateerd aan protheses. Maar implantaten worden ook op steeds meer andere manieren ingezet bij partieel betande situaties. Ook nemen de indicaties voor het plaatsen van implantaten alleen maar toe. Naast overkappingsprotheses worden implantaten het meest toegepast voor het vervangen van frontelementen. Het is de nummer één keuze voor het herstel van de functie en esthetiek, maar het blijft een prothetisch hulpmiddel en nooit een doel op zich.

Stabiliteit implantaat

Het implantaat krijgt zijn stabiliteit door de osseointegratie. Dit is een directe en structurele verbinding tussen levend bot en het oppervlak van een krachtdragend implantaat. In de eerste paar weken zorgt de schroefdraad voor de stabiliteit, zodat de botcellen de mogelijkheid krijgen tegen het implantaat aan te groeien. Na de eerste 6 weken heeft de schroefdraad geen nut meer.

Per-Ingvar Brånemark

Per-Ingvar Brånemark vond uit dat titanium biocompatibel is en dat bot er tegenaan groeit. Dit ontdekte hij als toevalstreffer. In 1965 werden voor het eerst implantaten geplaatst bij edentate patiënten. Daaroverheen werd een verschroefde metalen structuur vervaardigd, waarop de prothese werd geperst.

Tijdens dit onderzoek werden aan aantal aannames gedaan. Zo werd er vanuit gegaan dat osseointegratie alleen plaats vond als de implantaten niet belast werden tijden het inhelen. Dit is ook de reden dat ze gebruik maakten van de tweefasen-chirurgie. Hierbij werd het tandvlees weer gesloten na plaatsen om zo de bacteriële invloed van de mondholte uit te sluiten. De implantaten moesten in de onderkaak drie maanden inhelen en in de bovenkaak zes maanden, gebaseerd op het verschil in botdichtheid.

Succespercentages

In 1977 werd hierover voor het eerst gepubliceerd en eigenlijk was het helemaal niet zo’n succes. Er moest gedurende het onderzoek nog erg veel aangepast worden. Op dit moment heeft iedere implantaatfirma het oppervlak bewerkt, wat geresulteerd heeft in meer en sneller ingroei van het kaakbot. Daardoor gingen de succespercentages met sprongen omhoog. Nu liggen deze zelfs boven de 95%. Daarnaast is het verschil tussen boven- en onderkaak verdwenen en is de inhelingstijd naar 6-8 weken gegaan. Verder is in het merendeel van de gevallen één fase-chirurgie toereikend en kan meteen een abutment geplaatst worden. Daarnaast is het nu ook mogelijk om kortere implantaten te plaatsen (5-6 mm als ondergrens), zodat eventuele extra chirurgie zoals een sinusbodemelevatie niet meer nodig is.  

Tegenwoordig is het steeds populairder om direct na extractie te implanteren en direct een tijdelijke kroon te plaatsen. Deze tijdelijke kroon hoeft na een aantal maanden dan alleen nog vervangen te worden voor de definitieve kroon.

Absolute en relatieve contra-indicaties

Voor het plaatsen van implantaten zijn absolute en relatieve contra-indicaties. Globaal geldt: als een kies getrokken kan worden, kan ook een implantaat geplaatst worden.

Implantaten bij rokers

Bij rokers is de kans op mislukken van de behandeling twee keer zo groot. Let op: dit is de kans. Daarnaast is het altijd de vraag: hoeveel wordt er gerookt Wanneer bij rokende patiënten ook nog een botaugmentatie gedaan moet worden, is de kans op mislukken nog iets groter (3,61). Vervolgens is ook het risico op het ontwikkelen van peri-implantitis groter.  Daarom moeten implantaten bij rokende patiënten  extra goed onder controle gehouden worden.  

Goené doet in zijn praktijk geen uitgebreide botopbouw bij rokende patiënten. Als het nodig is, dan gaat hij het gesprek aan met de patiënt. Hij geeft aan dat deze regel wel erg arbitrair is.

Geen implantaat bij parodontitis

Heel duidelijk is wel dat er niet geïmplanteerd moet worden als een patiënt parodontitis heeft. Eerst moet de restdentitie behandeld zijn, voordat besloten wordt om te implanteren. De paro-pathogenen moeten eerst verwijderd zijn.

Vanaf welke leeftijd?

Ook is bekend dat kinderen niet geïmplanteerd worden, omdat het skelet nog niet volgroeid is en het implantaat zich gedraagt als een ankylotisch element. Daardoor blijven het gebitselement en het bijbehorende bot en parodontium achter.

De regel is dat vrouwen ongeveer vanaf 17 jaar en jongens vanaf 19 jaar geïmplanteerd kunnen worden.

Per 1 januari komt er een regel dat bij patiënten met missende elementen in het front (van de 14-24), welke agenetisch is of verloren is gegaan door trauma, de implantologische behandeling tot het 23e levensjaar uit de basisverzekering wordt vergoed.

Hoe ziet de procedure van implanteren eruit?

  • Iedereen krijgt premedicatie : 3gr amoxicilline  1 uur voor de ingreep
  • Daarnaast neemt de patiënt een uur van tevoren ibuprofen als ontstekingsremmer en moet een uur van te voren gespoeld worden met chloorhexidine. De patiënt blijft spoelen  tot 14 dagen na chirurgie: bij het implantaat mag niet gepoetst worden.
  • Lokale anesthesie wordt gegeven.
  • Er wordt een intrasulculaire incisie gemaakt. De mucosa wordt naar beide kanten opgeklapt zonder ontspanningsincisie.
  • Vervolgens wordt er middels een serie boortjes gewerkt. De eerste bepaalt de positie en gaat alleen door de cortex. De tweede bepaalt de asrichting en diepte. De volgende twee verbreden alleen. Middels een richtstiftje wordt gecontroleerd of de juiste diepte en stabiliteit bereikt is.
  • Daarna wordt het implantaat erin gedraaid met lage toeren en zonder water, zodat er direct contact is tussen bloed en implantaat en de snelste ingroei bewerkstelligd wordt.
  • Het healing abutment wordt erop gedraaid en de mucosa gesloten.
  • Postoperatief bij een standaard implantaat behandeling zijn er vaak totaal geen klachten. Het trekken van de kies is vaak vervelender dan de implantologische behandeling.
  • 6-8 weken later wordt afgedrukt voor de definitieve kroon.

Platform switching

De healing abutments zijn een fractie kleiner dan het platform van het implantaat. Dit noemen we  platform switching. Daardoor is er 360 graden in de rondte iets minder botafbraak rondom het implantaat. Het gaat om 30-50% minder botafbraak, maar absoluut gezien is dit 0,7-1,5 mm minder.

Dit is extra belangrijk met hele korte implantaten, maar ook in de esthetische zone, want waar bot aanwezig is, blijft ook het tandvlees. Hierdoor is er minder kans op recessie.

Extraheren

Is het element nog in situ, dan moet er eerst geëxtraheerd worden, en wordt er 12 weken gewacht. Vervolgens wordt een foto gemaakt voor de controle van de bot ingroei. Er kan gewoon in één fase geïmplanteerd worden. Bij een implantaat in de niet-esthetische zone kan de tandarts gewoon zelf extraheren, uiteraard zo atraumatisch mogelijk. Na extractie ontstaat er altijd buccaal een inkeping over dwars. De tandarts moet aan de chirurg aangeven of het nodig is om de kaakwal te reconstrueren of dat kroonontwerp zo is, dat dit niet nodig is.

Midden van kaakwal

De chirurg plaatst het implantaat standaard in het midden van de resterende kaakwal. Vaak is dit te ver naar linguaal. Om dit te corrigeren wordt de kroon buccaal vormgegeven als een soort balkon. Daardoor krijgt de patiënt veel last van voedselimpactie. Een hulpmiddel om dit te voorkomen is het maken van een richtplaatje. Dit dicteert de locatie van implanteren. De implantoloog ziet zo of het nodig is om een botopbouw te doen.  De tandarts moet duidelijk dicteren hoe hij/zij de behandeling gedaan wil hebben en wat het behandelplan is. Dit plan moet ook duidelijk in de verwijsbrief staan. De implantoloog bepaalt vervolgens of het voorgestelde plan ook mogelijk is. Daarbij wordt ook gekeken naar de antagonistische kant en beoordeeld hoeveel ruimte er is.

Esthetische zone

Bij implanteren in de esthetische zone is een boormalletje extra belangrijk, zodat duidelijk is wat de situatie is waar je na behandeling uit wilt komen. Na extractie ontstaat in het bovenfront altijd nog meer uitholling dan in de zijdelingse delen. Daarom wordt bij voortanden bijna altijd een reconstructie gedaan. In 98% van de gevallen moet er bot bijgeplaatst worden. Het is niet mogelijk in één fase te werken als er een botopbouw gedaan moet worden. Hierdoor is het gehele behandeltraject langer.

Om functionele en esthetische reden is hier de botopbouw nodig, anders liggen na plaatsing windingen van het implantaat bloot. Er wordt altijd veel extra bot aangebracht en dit wordt afgedekt met een membraan. Dat is een barrière om sneller groeiende fibroblasten weg te houden bij de trager groeiende botcellen. Bij het opbouwen met autoloog bot, wordt er eerst geaugmenteerd en daarna pas geïmplanteerd. Dit gebeurt als de processus van incisaal naar craniaal smal is en smal blijft. In zo’n geval is het niet mogelijk om de botopbouw en het implanteren samen te doen, omdat het implantaat dan niet voldoende primaire stabiliteit heeft. Middels een CBCT wordt beoordeeld of de kaak breder wordt richting de neusbodem. Wanneer er apicaal voldoende stevigheid is voor het plaatsen van een implantaat kan tegelijkertijd geïmplanteerd en opgebouwd worden.

Wanneer de tand nog aanwezig is, is het in sommige gevallen een mogelijkheid om te extraheren en implanteren in één zitting. Vervolgens kan meteen een tijdelijke kroon vervaardigd worden.

”Erg belangrijk is het gehele traject is goede communicatie tussen tandarts, implantoloog en tandtechnieker!”

Ronnie Goené is implantoloog, NVOI.

Verslag door Paulien Buijs, voor dental INFO, van de lezing van Ronnie Goené tijdens de NSOI-workshop Implantologie, de bovenbouw.

Lees meer over: Congresverslagen, Implantologie, Kennis, Tandprothese | techniek, Thema A-Z