Wat betekent de invoering van het UBO-register voor mijn praktijk?

Vanaf 1 oktober 2020 moeten meer dan 1,5 miljoen Nederlandse organisaties hun UBO’s inschrijven in het UBO-register. Maar wat is het UBO-register? En wat betekent het voor jouw praktijk?

UBO staat voor Ultimate Beneficial Owner. Het is een uiteindelijk belanghebbende van een organisatie. Dit kan bijvoorbeeld iemand zijn die meer dan 25% van de aandelen van een bv in bezit heeft. Of iemand met meer dan 25% eigendomsbelang in een vof. Zij moeten worden ingeschreven in het UBO-register. Wie de UBO’s van jouw organisatie zijn, bepaal je zelf.

Maar niet alle organisaties hebben een opgaveplicht. Misschien hoef je dus helemaal geen UBO’s te registreren. Of jij een opgaveplicht hebt, hangt af van de rechtsvorm van jouw organisatie. Eenmanszaken hebben bijvoorbeeld geen registratieplicht. Op de website van de KVK vind je hier meer informatie over.

De reden van het UBO-register

Het UBO-register is ingevoerd om de transparantie van de Nederlandse markt te verbeteren. Dat komt voort uit Europese wetgeving. Door de belanghebbenden achter grote en kleine organisaties openbaar te maken ontstaat er een beter beeld van de machtshebbers en invloedrijken achter Nederlandse organisaties.

Dit maakt financiële misdaad lastiger. Zo kunnen witwaspraktijken beter voorkomen worden als de UBO’s van een organisatie openbaar zijn. Ook de financiering van zaken als kinderarbeid, terrorisme, wapenhandel en fossiele energie kunnen zo makkelijker worden opgespoord.

Dat is handig voor de Nederlandse recherche, maar ook voor de Nederlandse ondernemer en consument. Door het UBO-register in te zien, kun je je beter informeren over de partijen waarmee je in zee gaat. Bovendien kunnen consumenten zo zien waar hun uitgaven naartoe gaan.

Privacy

In theorie moet iedereen het UBO-register kunnen inzien. Dat kan door online een uittreksel UBO-register te bestellen bij de KVK. Daarmee kan je de volgende gegevens van UBO’s inzien:

  • Voor- en achternaam
  • Geboortemaand en -jaar
  • Nationaliteit
  • Woonland
  • De aard en omvang van het belang

In het UBO-register liggen nog veel meer gegevens opgeslagen, maar hier kun je geen toegang tot krijgen. Deze gegeven zijn alleen beschikbaar voor bevoegde autoriteiten, zoals de recherche en het Openbaar Ministerie. Zij kunnen deze gegevens gebruiken om criminelen en verdachte praktijken op te sporen.

Bron:
KVK

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Tuchtrecht: waarschuwing na te laat verwijzen bij implantaatproblemen

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag heeft een tandarts een waarschuwing opgelegd nadat deze niet alert genoeg was tijdens de controles van de klaagster. Hierdoor werden implantaatproblemen laat opgemerkt en was parodontale chirurgie nodig die mogelijk voorkomen had kunnen worden.

Situatie

De klaagster heeft ongeveer tien jaar een implantaat in haar kaak en is sinds 2012 patiënt bij de praktijk waar de beklaagde tandarts werkt. Hier komt ze ieder half jaar op controle bij de tandarts en iedere drie maanden bij de mondhygiëniste.

In april 2015 merkte de mondhygiëniste op dat er rond het implantaat sprake was van bloeding en pus. Vier maanden later werd in medisch dossier genoteerd dat de pockets rondom implantaat 46 te diep waren en dat er bop was. Hier werd niks mee gedaan.

Tijdens de controle in december 2018 uitte de beklaagde zijn twijfels over de toestand van het tandvlees en kaakbot rondom het implantaat waarna de klaagster werd doorverwezen naar de tandarts-parodontoloog. Vervolgens werd in februari 2019 peri-implantitis rondom het implantaat vastgesteld. Een maand later werd parodontale chirurgie uitgevoerd bij de klaagster. De patiënt heeft in april dat jaar meerdere e-mails gestuurd en uiteindelijk hebben de klager en beklaagde telefonisch gesproken over de behandeling en doorverwijzing.

Klacht

De tandarts wordt verweten dat hij medisch onzorgvuldig heeft gehandeld door de implantaatproblemen te laat op te merken. Hierdoor heeft de patiënt een gat onder de kroon van haar implantaat. Daarnaast vindt de klaagster dat de tandarts daarna naast het telefoontje niets heeft geprobeerd om het op te lossen, wat ze onprofessioneel vindt.

Beoordeling

De beklaagde is van mening dat hij juist heeft gehandeld omdat de toestand van het tandvlees rondom het implantaat regelmatig door tandarts en mondhygiënist is beoordeeld. Tot het moment van doorverwijzen was er volgens hem geen sprake van duidelijke botafbraak.

Het College constateert echter dat op röntgenfoto’s uit 2012 en 2015 is te zien dat er (progressief) botverlies is bij de patiënt. Dit had de beklaagde toen al op moeten vallen. Ondanks dat hij zegt dat hij uitging van het beeld in de mond tijdens de controles had de tandarts moeten zien dat het implantaat op de beelden boven het bot uitstak. Ook worden in het medisch dossier geen DPSI-metingen beschreven of meldingen gemaakt over dat kroonvorm en implantaatpositie metingen zouden bemoeilijken.

Verder duidde het bloeden en de pus als beschreven in het medisch dossier in 2015 op een ontsteking, waar niks mee is gedaan. Samen met de eerdere röntgenfoto’s had dit aanleiding moeten zijn om de mond verder te onderzoeken. Dit zou kunnen hebben leiden tot een eerdere doorverwijzing van de klaagster. Het College oordeelt dat de tandarts “niet zorgvuldig heeft gehandeld en daardoor niet binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven” en oordeelt dit klachtonderdeel gegrond.

Wat betreft de geboden nazorg is het College het ermee eens dat de beklaagde beter eerder contact had kunnen opnemen met de patiënt, helemaal gelet op de e-mails van de klaagsters aan (de praktijk van) de tandarts. Dit is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Uitspraak

Het College heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts een waarschuwing opgelegd.

Bron:
overheid.nl

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Geld

Waardebepaling van een tandartspraktijk: welke factoren wegen mee?

Als tandarts is het overnemen van een praktijk of het verkopen van een eigen vertrouwde tandartspraktijk een grote stap. Het uitvoeren van een waardebepaling om daarmee een reële vraag- of overnameprijs vast te stellen is daarbij een essentieel onderdeel. Welke factoren zijn hierbij van belang?

Begrippen waarde en prijs

Voordat verder ingegaan wordt op de waardering van een tandartspraktijk is het goed om eerst de begrippen waarde en prijs onder de loep te nemen. Waarde is per definitie subjectief en afhankelijk van de positie van degene die waardeert (bijvoorbeeld de koper of verkoper) en de situatie waarin deze verkeert. De uiteindelijke prijs komt tot stand na onderhandelingen en kan afhankelijk zijn van andere voorwaarden die op een transactie van toepassing zijn. Als de verkopende partij zich bijvoorbeeld nog een bepaalde periode inzet voor de onderneming, heeft dit vaak invloed op de prijs. Hetzelfde geldt voor specifieke afspraken over bijvoorbeeld huur van de praktijkruimte, een concurrentiebeding, et cetera. Dit is tevens de reden dat men voorzichtig moet zijn met het hanteren van zogenaamde ‘Multiples’ of ‘vuistregels’ om de waarde te bepalen. Ondernemingen en markten waarin ondernemingen opereren zijn immers aan veranderingen onderhevig. Het vasthouden aan vuistregels in alle omstandigheden kan zowel de koper als de verkoper uiteindelijk duur komen te staan.

Afhankelijk van de methode of van degene die waardeert?

Het waarderen van tandartspraktijken is, net als bij andere ondernemingen, maatwerk dat uitgevoerd dient te worden door een specialist. Het uitvoeren van een tandheelkundige behandeling op basis van een correcte methode kan in de handen van een leek tot grote problemen leiden. Datzelfde geldt voor het correct uitvoeren van een waarderingsmethode. Ook hierbij is het cruciaal dat de persoon die deze berekening uitvoert een specialist is op het gebied van waardebepaling.

Liquideren of voortzetten onderneming

Voor het bepalen van de waarde van een onderneming of een activiteit is het allereerst van belang om vast te stellen onder welke veronderstelling wordt gewaardeerd: liquideren van de onderneming (directe opbrengstwaarde) of voortzetten van de onderneming (indirecte opbrengstwaarde). Over het algemeen kiest men bij verkoop van de onderneming voor een waardebepaling op basis van voortzetting van de onderneming.

Berekening indirecte opbrengstwaarde

Verschillende methoden zijn beschikbaar voor het berekenen van de indirecte opbrengstwaarde. De meest bekende is wellicht de Discounted Cash Flow (DCF) methode. Bij deze methode wordt de waarde bepaald door verwachte vrije geldstromen contant te maken tegen de gemiddelde gewogen vermogenkostenvoet van de onderneming. Verwachte vrije geldstromen worden in de waarderingspraktijk beschouwd als de meest juiste maatstaf voor het bepalen van de waarde. Een voordeel van deze methode is dat vrije geldstromen niet afhankelijk zijn van boekhoudkundige principes. Daarnaast dwingt de DCF methode tot nadenken over de verwachtingen en de risico’s van de onderneming. Tevens wordt bij deze methode rekening gehouden met de tijdswaarde van geld. Het laatste impliceert dat geld dat in de toekomst wordt ontvangen, op dit moment een lagere waarde vertegenwoordigt.

Minder geschikt

Nog te vaak wordt aangegeven dat er methoden zijn die minder geschikt zijn,  omdat deze bijvoorbeeld leiden tot een “te hoge waarde”. Een dergelijke opmerking impliceert dat niet de variabelen de uitkomst beïnvloeden, maar de methode.

Geen uniforme waarderingsmethode

De waarde van een onderneming is echter niet afhankelijk van de waarderingsmethode en er bestaat geen uniforme waarderingsmethode die geschikt is om de waarde van elke onderneming te bepalen. Als echter dezelfde uitgangspunten en veronderstellingen worden gehanteerd, zullen alle waarderingsmethoden leiden tot exact dezelfde uitkomst. Een “te hoge” of “verkeerde” waarde is het resultaat van een van de twee onderstaande oorzaken:

  1. Het onjuist toepassen van de waarderingsmethode door degene die waardeert.
  2. De onjuiste variabelen invoeren waardoor de uitkomst niet betrouwbaar is.

Verwacht rendement en risico

Een waarderingsspecialist weet dat andere aspecten wel relevant zijn voor de waarde van een onderneming. Waarde van een onderneming is in essentie afhankelijk van het rendement dat naar verwachting kan worden gerealiseerd in de toekomst. Aangezien het hier een verwachting betreft, zal degene die waardeert altijd rekening houden met risico’s en onzekerheden die samenhangen met de betreffende verwachtingen.

Analyse markt en onderneming

Voor een deugdelijke waardebepaling is het daarom relevant dat een analyse plaatsvindt naar de onderneming en de markt waarin de onderneming opereert. Deze analyse is voor elke onderneming weer anders en leidt voor elke onderneming tot andere verwachtingen en een ander risicoprofiel.

Waarderen patiëntenbestand

Bij het waarderen van een tandartspraktijk is het allereerst van belang dat het huidige patiëntenbestand geanalyseerd wordt en dat verwachtingen ten aanzien van het patiëntenbestand (na overname) worden geformuleerd. Hierbij spelen soms hele specifieke omstandigheden een rol, zoals de binding van patiënten met de huidige tandarts of een verheviging of verzwakking van concurrerende praktijken in de omgeving. Daarnaast dienen meer algemene aspecten van het patiëntenbestand te worden onderzocht, zoals aantal actieve patiënten, leeftijdsopbouw, geografische spreiding, omzet per patiënt, soort behandelingen en dergelijke.

Waarderen overige aspecten

Vervolgens dienen de overige aspecten die van belang zijn voor het toekomstige rendement te worden onderzocht. Hierbij valt te denken aan de technische staat van het pand of de aanwezige inventaris, maar ook aan het huidige personeelsbestand. Is er bijvoorbeeld voldoende capaciteit om de verwachte rendementen te realiseren? En welke investeringen zijn noodzakelijk en wanneer dienen deze plaats te vinden?

De verschillende analyses leiden uiteindelijk tot een realistische schatting van de verwachte rendementen en het bijbehorende risicoprofiel. Op basis van deze twee variabelen kan vervolgens bepaald worden wat een realistische waarde van de onderneming is.

Additionele analyse als gevolg van de coronacrisis

De impact die de coronacrisis heeft op de economie in het algemeen en op de gezondheidszorg in het bijzonder wordt meer en meer duidelijk. Bij het uitvoeren van een waardebepaling, het arrangeren van een financiering bij overname en bij het opstellen van verkoopdocumentatie is het van belang een analyse uit te voeren naar de eventuele effecten van corona op korte, middellange en lange termijn.

Door:  de heer drs. G. Slopsema RV, register valuator en eigenaar van Promonde: een adviesbureau op het gebied van overnames in de mondzorg. Daarnaast is hij ingeschreven als gerechtelijk deskundige op het gebied van Business Valuation en wordt hij ingeschakeld bij gerechtelijke procedures.

Update artikel oktober 2020

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
online - communicatie

5 marketingtips voor praktijken voor tijdens de tweede coronagolf

Tijdens deze tweede coronagolf is het belangrijk om je patiënten te blijven bereiken. Hoe doe je dat? Wij zetten 5 marketingtips voor je op een rij.

Of we het nu leuk vinden of niet, de tweede golf is een feit. Zoals de overheidscommunicatie zegt: “wij zijn allemaal klaar met corona, maar corona is nog niet klaar met ons.” Wanneer het sociale leven weer verder op slot gaat, is het belangrijk om je patiënten te blijven bereiken. Deze 5 marketingtips kunnen je helpen in the picture te blijven bij jouw patiënten.

1. Blijf communiceren

Het klinkt misschien als een open deur, maar tijdens een crisis is het belangrijk om te blijven communiceren. Er is veel onduidelijkheid, zeker nu de officiële maatregelen zo snel en vaak veranderen. Aan jou de taak om wel duidelijk te zijn. Blijf communiceren wat er wel en niet mogelijk is. Wees open en duidelijk over de uitdagingen die je ziet, de maatregelen die je neemt en de oplossingen die je biedt. Dan weten je patiënten waar ze aan toe zijn.

2. Gebruik digitale media

Door de coronacrisis zitten we meer dan ooit achter onze telefoon en computer. Niet zo gek, nu zowel ons sociale als professionele leven zich online afspelen. Wil jij je patiënten blijven bereiken? Dan moet jouw boodschap ook online te vinden zijn. Posters, flyers en mond-tot-mond reclame zijn simpelweg minder effectief als mensen binnen blijven.

3. Zet verschillende kanalen in

Een boodschap blijft pas echt goed hangen als deze meerdere keren in verschillende contexten gecommuniceerd wordt. Dat herhaling werkt wist je waarschijnlijk al. Maar je moet je boodschap dus op verschillende manieren en plekken herhalen. Een Instagram verhaal, nieuwsbrief, Facebook bericht, je eigen website: variëren wordt aangemoedigd.

4. Blijf persoonlijk contact hebben

Als er iets is wat we tijdens de eerste coronagolf hebben gemist, dan is het wel persoonlijk contact. Pak daarom nu je kans om dat persoonlijke contact te behouden. Dat hoeft echt niet altijd fysiek in de praktijk. Bel je patiënten eens op, of las een wekelijks videobel-uur in. Misschien dat je zelfs sommige werkzaamheden via videobellen kan doen, zoals een consult.

5. Houd de vinger aan de pols

Elke doorgewinterde marketeer weet dat je altijd de vinger aan de pols moet houden. Het is belangrijk om de effectiviteit van je marketing te meten. Zo kom je er achter welke kanalen goed werken, naar welke informatie je patiënten op zoek zijn, of op welke manier je patiënten aangesproken willen worden.

De behoeften van je patiënten zullen waarschijnlijk veranderen wanneer de tweede golf toeslaat. Als jij weet wat de behoeften van je patiënten zijn, kun je pas echt effectief communiceren. Hopelijk helpen deze 5 tips je daarmee op weg.

 

 

Lees meer over: Communicatie, Communicatie patiënt, Kennis, Ondernemen
aantekeningen - leren

Wat we kunnen leren van de ketens

In Nederland maken steeds meer tandartspraktijken deel uit van ketens. Ketens bieden grote voordelen voor de bedrijfsvoering. Wat kunnen tandartsen die niet aangesloten zijn bij een keten hiervan leren?

Cijfers

Eerst wat cijfers. In Nederland zijn er volgens de KNMT 8719 tandartsen. Hiervan werkt 30% alleen in een solopraktijk. Er zijn 4600 tandartspraktijken. Daarvan zijn er 330 aangesloten bij een keten, dat is zo’n 7 procent. Volgens Alexander Tolmeijer is de invloed van ketens beperkt. De enige die zich misschien zorgen zou moeten maken is een zzp’er die een praktijk wil overnemen, omdat hij daarbij sterke concurrentie ondervindt van de ketens.

Kracht van ketens

De grote kracht van ketens zit er vooral in dat ze alles heel gestructureerd aanpakken. Praktijkhouders kunnen vooral van ketens leren op het gebied van:
• inkoop;
• zorg;
• protocollering;
• patiëntbestand bijhouden;
• inwerken nieuwe mensen.

Inkoop

Binnen ketens wordt veel aandacht besteed aan het beheersen van kosten en het slim inkopen. Toch zit daar niet het grootste voordeel van een keten. Ook tandartsen die niet aangesloten zijn bij een keten kunnen kosten besparen door zich bijvoorbeeld aan te sluiten bij inkoopcombinaties.
Het inkopen van materiaal beslaat echter gemiddeld maar 6% van de kosten van een tandartspraktijk. Daarbij hangt het er wel van af of je bijvoorbeeld aan implantologie doet (hoge materiaalkosten) of vooral aan preventie (lage materiaalkosten). De grootste kosten van een praktijk zitten in de mensen: behandelaars (40-45%) en personeel (25%).
Het is verstandig om eens in de twee jaar te kijken naar je kostenposten en wat je echt nodig hebt. Het duurste apparaat in een praktijk is iets wat niet gebruikt wordt.

Zorg

Ketens hebben over het algemeen een goede agendaplanning, zodat er geen gaten in de agenda zitten. Gaten in de agenda kosten erg veel geld. Tandartsen zouden ook meer aandacht moeten besteden aan het gebruiken van de juiste codes. Hierin zitten grote verschillen. De ene praktijk heeft veel T-codes en in een andere praktijk vooral M-codes. Als je veel aan preventie doet zouden de T- en M-codes bij elkaar opgeteld ongeveer 30% van je omzet kunnen zijn.
Het is ook goed om te kijken naar de motivatie van patiënten. Hoe komt het dat in de ene praktijk patiënten veel gemakkelijker een behandelplan accepteren dan in de andere praktijk?

Protocollering

Ketens werken meestal met strakkere protocollen. Ze kunnen gemakkelijker een functionaris vrijmaken om protocollen op te stellen. Voordeel hiervan is dat je dan gelijk ‘inspectieproof’ bent.
Ook het werken volgens de nieuwe richtlijnen van het KIMO is bij een keten eenvoudiger. Eén medewerker kan zich hierin verdiepen en zijn kennis overdragen aan zijn collega’s.
Om te voldoen aan de eisen uit de WGBO over shared decision making moet je heel veel informatie over de communicatie met de patiënt vastleggen. Je moet kijken hoe je dit op een snelle en slimme manier kunt doen.

Patiëntenbestand bijhouden

Ketens zijn meestal beter in het bijhouden van hun patiëntenbestand dan niet-aangesloten tandartsen. Het is zonde als 20% van je patiënten al een jaar of langer niet is geweest. Je moet regelmatig kijken of er nog mensen zijn die je al een jaar niet gezien hebt. Ketens hebben daar software voor en hebben vaak iemand beschikbaar die patiënten kan nabellen.

Inwerken nieuwe mensen

Je team is je grootste goed. Daarom moet je nieuwe medewerkers goed inwerken. Je moet ze welkom heten en hun komst bij de andere medewerkers aankondigen. Het hebben van een goed inwerkprotocol is erg belangrijk. Je hoeft niet altijd zelf een inwerkprotocol op te stellen. Je kunt bijvoorbeeld ook aan je assistente vragen of ze op wil schrijven wat zij allemaal moest leren in het eerste half jaar en dit als basis gebruiken voor een inwerkprotocol voor nieuwe assistentes.

Alexander Tolmeijer is tandarts en directeur van adviesbureau Dentiva.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ’Wat we kunnen leren van de ketens’ door Alexander Tolmeijer tijdens Praktijk Anno Nu.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Management, Ondernemen

Actief ondernemerschap – De ervaringen van Moniek Hamerslag

 Praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen en tips van mondhygiënist en praktijkhouder Moniek Hamerslag-Tooten over de uitdagingen en valkuilen van het praktijkhouderschap.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouder wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van mondhygiënist en praktijkhouder Moniek Hamerslag over het combineren van de zorg voor haar patiënten met het praktijkhouderschap.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Moniek Hamerslag-Tooten

Praktijk:           Mondzorg 2Gether4Dental in Houten

Opzet:              Maatschap met één collega

Situatie:           Zelfstandig praktijkhouder van een mondhygiëne praktijk aan huis sinds 2006
Sinds 2010 een praktijk op een externe locatie met meer behandelkamers en meer personeel

Onderwerp: Actief ondernemen

Ik wil je onderstaande vragenlijst voorleggen, omdat ik denk dat jouw ervaringen omtrent het ondernemerschap van toegevoegde waarde kunnen zijn voor collega’s.

Aanleiding

Moniek heeft al langer een eigen praktijk voor mondhygiëne in Houten. Deze praktijk heeft zij zelf opgezet en uitgebouwd tot een bloeiende praktijk met drie behandelkamers. Sinds januari 2020 is Moniek een maatschap aangegaan om haar praktijk verder uit te kunnen bouwen.

Zorgverlener vs. Ondernemer

Voor praktijkhouders zal er altijd een spanningsveld bestaan tussen de rol van zorgverlener en het praktijkhouderschap. In het begin van haar ondernemerschap voelde Moniek zich vooral zorgverlener. Zij moest nog groeien in haar rol als praktijkhouder en ook als zelfstandige. Door ‘het’ gewoon te doen en aan te pakken, heeft zij veel geleerd op het gebied van het ondernemen. “Gaandeweg ging het ondernemerschap mij ook gemakkelijker af. Zo leer je ook hoe je met personeel om moet gaan. Daarnaast heb ik ook actief cursussen gevolgd voor praktijkmanagement en leidinggeven.”

Het feit – dat zij zelf gegroeid is in haar rol van praktijkhouder – neemt niet weg, dat dit op sommige momenten lastig blijft. Moniek heeft daarvoor ook een netwerk van adviseurs opgebouwd. “Ik heb geleerd als ik het zelf niet weet om direct hulp in te schakelen en inmiddels heb ik een mooi netwerk van externe adviseurs opgebouwd. Hierdoor voel ik mij een stuk zekerder.”

De kunst van delegeren

Naast de 3,5 dagen dat Moniek werkzaam is aan de stoel als mondhygiënist / kindertandverzorgende, moet zij de lopende zaken managen, is zij bezig de praktijk uit te breiden en heeft ze de zorg voor twee kinderen. Moniek geeft aan, dat zij gemiddeld 4,5 dag per week aan het werk is. Om haar privé en werk goed in balans te houden, delegeert zij een deel van de administratie aan twee assistentes, zoals het declareren en het scannen van de facturen voor de boekhouding.

Wat maakt ondernemen leuk?

Het ondernemerschap houdt voor Moniek in, dat zij zoveel mogelijk haar eigen keuzes kan maken en niet afhankelijk is van anderen. Die vrijheid is haar heel veel waard. Ondernemen betekent voor haar om nieuwe ideeën te ontwikkelen en om vernieuwend bezig te zijn.

“Ik hou ervan om nieuwe dingen uit te proberen en te kijken naar hoe dingen efficiënter en makkelijker kunnen. Ook ben ik een perfectionist, wil ik er altijd het beste uithalen en kijk ik heel kritisch naar mezelf en anderen. Patiënten verdienen goede zorg en ik wil die ook absoluut leveren.”

Welke kwaliteiten heb je nodig?

 Moniek vindt dat je als praktijkhouder zeker over een aantal eigenschappen moet beschikken. Zo geeft zij aan: “Als ondernemer moet je niet bang zijn om risico’s te lopen, geen beren op de weg zien en altijd doorgaan. Denken in mogelijkheden en niet in problemen. Je moet ertegen kunnen dat een dag niet van 9 tot 17 uur duurt, maar flexibel zijn. Tot slot, moet je jezelf doelen durven stellen en een plan maken hoe dit te gaan behalen.”

Zelf leert Moniek het snelste door gewoon te doen en niet bang te zijn om fouten te maken. Zij geeft aan zeker fouten te hebben gemaakt. “Daar heb ik ook het meeste van geleerd. Vallen en opstaan en vooral doorgaan en niet opgeven.” Tot slot, vindt Moniek het belangrijk een persoonlijke ‘drive’ te hebben zich altijd te blijven ontwikkelen.

En als alle zaken uiteindelijk goed uit de verf komen, geeft dat een hoop energie. “Ik ben dan vooral trots op mezelf.”

Wat zijn ‘energie vreters’?

Naast het feit dat ondernemen haar veel positieve energie geeft, zijn er ook een aantal ‘energie vreters’. Vooral het bijhouden van de administratie kost Moniek veel tijd en energie. Ondanks dat het niet altijd leuk is om te doen, vindt Moniek het belangrijk dit wel goed bij te houden. “Financieel is het fijn om regelmatig met je accountant/ boekhouder te overleggen en te kijken hoe je ervoor staat en welke keuzes je dan kunt maken. Dit geeft rust.”

Ook het personeel kost veel energie, zoals met functioneringsgesprekken, evaluaties en vergaderingen. En daarnaast stelt Moniek elke zes weken een intern memo op voor de interne communicatie. Ondanks dat dit veel tijd kost, levert het haar ook veel op. “Ik heb gemerkt dat als iedereen goed op de hoogte is van wat er speelt en wat er gaat komen, dat men dan beter tegen komende veranderingen aankijkt.”

Tips van Moniek

1. Regelmatig evalueren

Moniek merkt op dat zij in het verleden problemen soms met het personeel besprak, maar niet regelmatig genoeg evalueerde. Sinds zij zich hier meer van bewust is, gaat dit beter.

Toevoeging: De algemene cyclus voor verbetermanagement is de PDCA-cyclus, dat staat voor Plan – Do – Check – Act. Ervaring leert dat binnen praktijken goede ideeën (= Plan) ook vaak snel tot actie leiden (= Do). Regelmatig zie je dergelijke initiatieven echter ‘doodbloeden’. Oorzaak is vaak het niet doorlopen van de genoemde cyclus door het niet uitvoeren van de ‘Check’-fase. Deze fase betekent concreet het evalueren van de voorgaande stappen en waar nodig bijsturen (= Act). Tip is om bij het inzetten van veranderingen ook direct een ‘check-moment’ in je agenda vast te leggen om te voorkomen dat goede ideeën en ingezette veranderingen ‘doodbloeden’.

2. Formuleer een visie

Moniek geeft aan het erg lastig te vinden ten tijde van de start van haar praktijkhouderschap een duidelijke visie uit te werken. Gaandeweg is zij erachter gekomen wat haar sterke punten zijn, wat zij leuk vindt om te doen én welke kant zij op wil met de praktijk. Ze vindt het belangrijk om een visie te hebben en geeft tegelijkertijd aan dat het ook goed is deze in de jaren steeds verder te ontwikkelen en scherper te formuleren.

Toevoeging: Hoe moeilijk het ook is een scherpe visie te formuleren, neemt dit niet weg dat een visie jou richting geeft en jouw uitgangspunten verwoordt. Een visie bekijk je niet dagelijks, maar als deze scherp is geformuleerd heb je wel een helder uitgangspunt bij het nemen van belangrijke beslissingen voor de praktijk. Daarnaast is het belangrijk de visie binnen de praktijk en het team kenbaar te maken.

3. Houd investeringen overzichtelijk

Tijdens de gesprekken, die Moniek voert met haar accountant bespreekt zij regelmatig wat de consequenties zijn van bepaalde beslissingen. Het is belangrijke zaken goed door te rekenen, zodat je weet waar je aan begint. En goed weet hoe lang je bezig bent de investeringen terug te verdienen. Hoe langer je als ondernemer bezig bent, hoe meer inzicht je krijgt in de consequenties van je investeringen op de financiële gezondheid.

4. Durf vervelende beslissingen te nemen

Het ondernemerschap houdt – helaas – ook in, dat je als praktijkhouder soms vervelende beslissingen moet nemen. “Ik merk dat ik vervelende besluiten van contracten niet verlengen altijd lastig vind. Dan komt het ‘stukje mens’ ook om de hoek kijken bij de ondernemer. Ik heb mij in die tijd vaak afgevraagd of ik dingen anders had kunnen doen. Je blijft daar dan lang over nadenken. Gelukkig zijn er adviseurs, die je dan bij kunnen staan en met je meedenken en zaken inzichtelijk kunnen maken voor je. Echter, terugkijkend kan ik concluderen dat ik destijds de juiste beslissingen heb genomen.”

Toevoeging: De uitdaging voor praktijkhouders is om bij het nemen van beslissingen vooral de volgende twee factoren leidend te laten zijn. Neem beslissingen vooral op basis van de ratio (1) – het verstand of de rede – en in het lange termijn belang van de praktijk (2). Oftewel, probeer persoonlijke emoties uit te schakelen en laat je zo min mogelijk verleiden tot korte termijn beslissingen.

5. Laat je goed adviseren

Een tip van Moniek aan collega praktijkhouders is vooral om je hart te volgen en die dingen te doen waar je gelukkig van wordt. Daarnaast is haar advies je goed te laten adviseren. Vooral door kritisch naar je eigen kwaliteiten te kijken en te zien op welke gebieden je aanvullend hulp nodig hebt. Indirect geeft Moniek hiermee ook het advies vooral een ‘growth mindset’ te hebben als praktijkhouder.

Toevoeging: Iemand met een ‘fixed mindset’ benadert uitdagingen met vragen als ‘Zal ik slagen of niet? Zal ik succesvol zijn of niet? Zal ik een winnaar zijn of een verliezer?’. Deze mindset gaat uit van het feit of je wel of niet bepaalde kwaliteiten hebt. Een ‘growth mindset’ daarentegen is gebaseerd op het geloof, dat je bepaalde basis kwaliteiten hebt en je door inspanning, tijd en strategie deze altijd verder kunt ontwikkelen. Vooral door te willen leren. Oftewel, zie je het praktijkhouderschap als het risico om niet succesvol te zijn, of toch vooral als een uitdaging jezelf verder te ontwikkelen?

 6. Neem de tijd

En tot slot, neem de tijd om het ondernemerschap je eigen te maken. Zie het als een uitdaging je hierin te ontwikkelen. En stapje voor stapje kom je er wel. Zoals Moniek dit verwoordt: “Regelmatig vooruitkijken naar waar je naartoe wilt en regelmatig terugkijken naar wat je allemaal al hebt bereikt.”

Door: Sjoerd Kuiken
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Wil je graag ondersteuning hierbij, dan kan dat via ‘Think Forward’ persoonlijke training als tandarts-praktijkhouder

Lees ook:

Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
Tuchtrechter

Tuchtrecht: doorhaling BIG-inschrijving na onzorgvuldig handelen bij eindigen tandartspraktijk

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft een tandarts veroordeeld voor het eindigen van zijn praktijk zonder de patiënten te informeren. Ook werden klachten met betrekking tot patiëntendossiers en onttrekken aan toezicht van de inspectie gegrond verklaard.

Situatie

In de loop van 2018 beëindigde de verweerder de tandartspraktijk waar hij de enige tandarts was. Een patiënt meldde aan de inspectie dat de eigenaar was gestopt zonder de patiënt te informeren of duidelijk te maken wat er met de overdracht van patiëntendossiers zou gebeuren.
Na nog 22 meldingen hierover besloot de inspectie onderzoek te doen maar ze konden niet in contact komen met de verweerder. Wel werd contact opgenomen met de melders die bevestigden dat ze geen bericht hadden gehad over het sluiten van de praktijk. Ook kregen ze geen informatie over tandheelkundige (spoed)zorg en toegang tot hun patiëntendossier, en patiënten werden niet overgedragen.

Klacht

De verweerder wordt verweten dat hij zijn praktijk heeft gesloten zonder patiënten te berichten of over te dragen en zonder informatie te voorzien over de spoedgevallendienst. Daarnaast zou er geen mogelijkheid zijn geweest voor patiënten voor inzage in en afschrift van hun patiëntendossiers. Tot slot was de verweerder niet bereikbaar voor de inspectie, op welke manier dan ook.

Beoordeling

De verweerder geeft toe dat hij bij het beëindigen van zijn praktijk de patiënten niet heeft geïnformeerd en geen patiënten heeft overgedragen. Als reden voor zijn onbereikbaarheid zegt hij dat hij was verhuisd en door ziekte niet geestelijk en fysiek normaal kon functioneren. De rechtbank erkent de lastige situatie maar vindt het geen excuus voor het extreem onzorgvuldige handelen.
Verder zegt de ex-eigenaar dat hij de patiëntendossiers heeft bewaard en dat de gegevens zo nodig beschikbaar zijn, maar dat doet volgens de rechtbank niks af aan het feit dat hij zijn patiënten in de steek heeft gelaten. Het college oordeelt daarom dat de verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de zorg die hij had moeten aanbieden.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam oordeelde op beide onderdelen dat de klacht gegrond is. De inschrijving van de verweerder in het BIG-register wordt doorgehaald en geschorst. De verweerder mag ook niet opnieuw worden ingeschreven.

Bron:
overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
lenen-bij-uw-eigen-BV

Pas op met (excessief) lenen bij uw eigen BV

In juni 2020 is het wetsvoorstel ‘Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel dwingt aanmerkelijkbelanghouders om hun schuldposities aan de eigen B.V. af te bouwen tot beneden de € 500.000.

Onderneemt u in de rechtsvorm Besloten Vennootschap (BV), dan bent u als aandeelhouder in loondienst werkzaam bij uw BV. De BV betaalt uw salaris uit, waarbij u rekening houdt met de gebruikelijkloonregeling. Eventueel vult u jaarlijks uw privé inkomen aan middels een dividenduitkering. Een dividenduitkering kost geld, aangezien het belastingtarief in box 2 momenteel 26,25% bedraagt. Dit tarief zal in de toekomst verder stijgen (26,90% in 2021). Indien u als aandeelhouder besluit om in privé bijvoorbeeld een beleggingsobject te kopen, dan komt het in de praktijk vaak voor dat wordt besloten om de benodigde gelden van de BV te lenen in plaats van de gelden door middel van een belaste dividenduitkering naar privé te halen. En daar is niets mis mee zolang er maar zakelijk wordt gehandeld tussen u en uw BV. Er wordt een geldleningsovereenkomst opgemaakt tussen u en uw BV waarin een aflossingsschema, een zakelijke rentevergoeding en eventuele zekerheden worden opgenomen. Helaas zal dit lenen bij de eigen BV vanaf 2023 nog slechts beperkt mogelijk zijn zonder fiscale sanctie.

Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap

Op Prinsjesdag 2018 werd naar buiten gebracht dat een wetsvoorstel in de maak is met als doel het terugdringen van leningen tussen aanmerkelijkbelanghouders en hun BV (‘s). In maart 2019 werd het concept wetsvoorstel ‘Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap’ gepubliceerd middels een internetconsultatie. In juni 2020 is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. De geplande ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2023.

Het doel van dit wetsvoorstel is het terugdringen van de schuldpositie van aanmerkelijkbelanghouders aan hun BV. Een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) is onder andere de persoon, die samen met een eventueel fiscaal partner, direct of indirect minimaal 5% van de aandelen in een BV bezit.

Inhoud Wet excessief Lenen

Heeft een ab-houder meer dan € 500.000 schuld aan de BV, dan wordt op basis van het wetsvoorstel het gedeelte van de schuld boven de € 500.000 aangemerkt als een ‘bovenmatige schuld’. Deze bovenmatige schuld wordt fiscaal aangemerkt als een zogenoemd “fictief regulier voordeel” uit aanmerkelijk belang en daarmee belast met inkomstenbelasting in box 2 tegen het op dat moment geldende tarief. Het bovenmatig deel van een schuld, dat als fictief voordeel in aanmerking is genomen, verhoogd in een volgend jaar vervolgens de drempel van € 500.000, zodat niet nogmaals wordt afgerekend over dit bedrag. Vindt op enig moment een aflossing plaats op het bovenmatig deel van de schuld, dan wordt er in dat jaar een negatief fictief regulier voordeel in box 2 in aanmerking genomen. Aan de hand van een voorbeeld wordt de werking duidelijk.

Voorbeeldberekening

Stel u als ab-houder heeft op 31 december 2023 een schuld aan uw BV van € 700.000. Rekening houdend met de drempel van € 500.000 is er sprake van een bovenmatige schuld van € 200.000. Het bedrag van € 200.000 wordt in de aangifte inkomstenbelasting 2023 verwerkt als box 2 inkomen en wordt belast tegen het in 2023 geldende box 2 tarief (waarschijnlijk 26,9%). Kortom, uw lening kost u in 2023 waarschijnlijk € 53.800 extra aan inkomstenbelasting.

In het jaar 2024 heeft u de rente over de schuld van € 700.000 betaald aan uw BV, maar er wordt in 2024 nog niet afgelost. Uw schuld aan de B.V. per 31 december 2024 bedraagt nog steeds € 700.000.
Zoals hiervoor reeds genoemd wordt de drempel van € 500.000 verhoogd met het fictief regulier voordeel van € 200.000 uit het jaar 2023. De maximale schuld mag ultimo 2024 dan € 700.000 bedragen. In dit voorbeeld is de schuld per 31 december 2024 niet hoger dan € 700.000, waardoor er in 2024 geen box 2 voordeel in aanmerking wordt genomen.

In het jaar 2025 betaalt u naast de rente tevens € 200.000 aflossing aan de BV, waardoor de schuld per 31 december 2025 daalt van € 700.000 naar € 500.000. De maximale schuld ultimo 2025 mag nog steeds € 700.000 bedragen. De daadwerkelijke schuld bedraagt € 500.000. In het jaar 2025 is er in de inkomstenbelasting dan sprake van een negatief box 2 inkomen van € 200.000. Vanaf 2026 bedraagt de maximale schuld vervolgens weer € 500.000.

In het voorbeeld is het voordeel in 2023 positief en in 2025 negatief. Negatieve inkomsten kunnen in box 2 worden verrekend met positief inkomen uit het voorafgaande jaar en met positieve inkomsten in de toekomstige 6 jaren. Het negatief box 2 inkomen uit 2025 kan in het voorbeeld niet worden verrekend met het positief inkomen uit 2023. Indien in de 6 jaren na 2025 geen positieve box 2 inkomsten worden genoten zoals bijvoorbeeld een ‘echte’ dividenduitkering, dan is sprake van een permanent fiscaal nadeel. Er is immers fiscaal afgerekend over € 200.000, terwijl de ab-houder dit bedrag niet feitelijk heeft genoten.

Financiering van de eigen woning telt niet mee

Schulden die u bij uw BV bent aangegaan voor de financiering van de eigen woning kwalificeren niet als schuld in de zin van deze regeling en tellen niet mee bij de beoordeling of het drempelbedrag wordt overschreden. Voor nieuwe eigenwoningschulden die bij de BV worden afgesloten na 31 december 2022 komt de aanvullende eis dat er ten gunste van de BV een hypothecair zekerheidsrecht dient te worden gevestigd. Wordt dit nagelaten, dan kwalificeert de desbetreffende schuld weliswaar als eigenwoningschuld in box 1, maar moet de schuld tevens worden meegeteld bij de toets of het drempelbedrag wordt overschreden.

Schulden fiscaal partner worden meegeteld

Heeft u als ab-houder een fiscaal partner, dan worden de schulden van u en uw fiscaal partner aan de BV bij elkaar opgeteld voor toepassing van de regeling. Het drempelbedrag blijft echter € 500.000. Lenen u en uw fiscaal partner dus ieder € 400.000 van de B.V. dan is er sprake van een bovenmatige schuld van € 300.000, namelijk € 800.000 minus het drempelbedrag van € 500.000. Leningen ontvangen van meerdere BV’s waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden worden ook bij elkaar opgeteld, waarbij slechts eenmaal het drempelbedrag van € 500.000 van toepassing is.

Leningen aan verbonden personen

Voor leningen die uw BV heeft verstrekt aan verbonden personen zoals bijvoorbeeld uw kind, geldt een aparte drempel van € 500.000 bij het kind. De bovenmatige schuld van het kind wordt toegerekend aan u als ab-houder. Indien de schulden van u en uw partner, inclusief de bovenmatige schuld van uw kind, uw eigen drempelbedrag overschrijden, dan zal er een box 2 voordeel in aanmerking worden genomen, voorzover uw eigen drempelbedrag wordt overschreden. De toerekening van het kind aan de ouder in dit voorbeeld, is niet van toepassing indien het kind zelf ook ab-houder is in de betreffende BV waarvan is geleend. In dat geval vindt belastingheffing over een bovenmatige schuld van het kind plaats bij het kind zelf.

Beoogde ingangsdatum

De beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2023. Het toetsmoment om te beoordelen of er sprake is van een bovenmatige schuld is steeds 31 december. Op basis van de beoogde ingangsdatum zal het eerste toetsmoment 31 december 2023 zijn. Verwacht u op basis van de huidige situatie getroffen te worden door deze maatregel, ga dan tijdig op zoek naar mogelijkheden om uw schuldpositie aan de BV terug te brengen. Verwacht u de schuldpositie niet tot beneden het drempelbedrag te kunnen reduceren, kijk dan ook naar alternatieven zoals bijvoorbeeld het in privé aangeschafte beleggingsvastgoed te verkopen aan de BV. Voor dit soort situaties is gepleit voor een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting, maar daar zal naar verwachting geen gehoor aan worden gegeven door de wetgever. Rekening houdend met de voorgestelde verhogingen van de overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 kan het dan ook verstandig zijn om reeds dit jaar actie te ondernemen.

Door:
Ruud Bongers RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Tuchtrecht mondzorg

Tuchtrecht: berisping na gebrek aan onderzoek bij parodontologie

Een tandarts heeft door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag een berisping opgelegd gekregen nadat een patiënt onherstelbare gebitsschade heeft opgelopen door een onjuiste diagnostisering en behandeling van parodontitis.

Situatie

De patiënt liet zijn mondgezondheid van halverwege 1996 tot begin 2019 controleren en schoonmaken door een tandarts. Vanaf 2010 werden tijdens verschillende controles tanden gerestaureerd, het gebit gereinigd en bitewingfoto’s gemaakt. In augustus 2018 kwam hierbij een toename van botafbraak en gingivitis naar parodontitis aan het licht.
De klager werd hierna doorverwezen naar de mondhygiënist die parodontitis constateerde en de gebruikelijke initiële behandeling startte. In een expertiserapport van behandelingen schreef de mondhygiënist onder meer dat de patiënt “enorm veel tandsteen 1e kwadrant” en “diepe tot zeer diepe pockets bij de kiezen” had. Nadat ze in april 2019 geen verdere verbetering zag werd de klager doorverwezen naar de parodontoloog. Deze constateerde multipele gingiva recessies, lokaal diepe tot zeer diepe pockets en plaatselijk botverlies. De prognose voor verschillende kiezen werd als slecht of zeer dubieus beoordeeld.

Klacht

De klager verwijt de tandarts vijf punten. Drie klachten hebben betrekking tot tekortschieten in de onderzoeksplicht waardoor uiteindelijk gevorderde parodontitis te laat is opgemerkt. De patiënt is van mening dat onherstelbare gebitsschade is ontstaan doordat hij naar aanleiding van een foto niet naar een parodontoloog maar naar een mondhygiënist werd doorverwezen. Daarnaast zou de beklaagde zelf verantwoordelijk zijn geweest voor het reinigen van het gebit en was dit dus niet goed uitgevoerd volgens de patiënt. Tot slot wordt de tandarts verweten dat hij geen medisch dossier heeft vastgelegd en bijgehouden.

Beoordeling

Klachten over behandelingen ouder dan tien jaar zijn verjaard en worden niet beoordeeld. Het College beoordeelt in de andere gevallen of de tandarts binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuiting is gebleven. Het Paro-protocol is hierbij van belang omdat hiermee het parodontale proces kan worden gediagnosticeerd en gevolgd zodat op tijd kan worden ingegrepen. Ook wordt meegenomen dat de beklaagde niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld is en naar de klager spijt heeft betuigd.

De beklaagde heeft het Paro-protocol niet gevolgd en had, naar het oordeel van het College, al in november 2016 de parodontitissignalen moeten opmerken. Toen waren er al aanzienlijke pockets en was botafbraak zichtbaar. De beklaagde wordt hierom tuchtrechtelijk verwijtbaar bevonden wegens tekortschieten in de zorgplicht naar de patiënt. Het verwijzen naar een mondhygiënist in plaats van een parodontoloog is echter niet ongebruikelijk.

Met betrekking tot de verweten slechte gebitsreiniging heeft het College niet kunnen vaststellen dat het reinigen (jarenlang) onjuist is gebeurd. Tot slot is er geconstateerd dat het medisch dossier summier is en dat er geen gegevens over de parodontologische diagnostiek zijn vastgelegd. Dit voldoet niet aan de richtlijnen en de klacht is dan ook gegrond verklaard.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag heeft de klachten gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts een berisping opgelegd.

Bron:
overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Certificering - afstuderen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Matthijs Genders over het opzetten van ISO 9001 kwaliteitsmanagementsysteem binnen zijn praktijk.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouder wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Matthijs Genders over het opzetten van ISO 9001 kwaliteitsmanagementsysteem binnen zijn praktijk. Met zijn persoonlijke verhaal maakt hij duidelijk, dat een kwaliteitssysteem veel kan opleveren maar het niet voor iedereen zal werken.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Matthijs Genders
Praktijk:           Tandartsenpraktijk Genders in Landgraaf
Sinds:              Praktijkhouder sinds 2012
Opzet:              Zelfstandig praktijkhouder
Situatie:           Praktijk met 4 behandelkamers

Aanleiding

Een aantal jaren geleden heeft Matthijs ervoor gekozen om een volwaardig kwaliteitssysteem op te zetten en daarmee een volwaardige ISO 9001 certificering te behalen. Een geaccrediteerd ISO 9001 kwaliteitssysteem houdt overigens in dat de praktijk jaarlijks wordt geaudit door een geaccrediteerde instelling – in zijn geval Dekra – wat resulteert in een onafhankelijk en objectief oordeel over het kwaliteitssysteem. In de tussentijd is de praktijk verhuisd naar een groter pand, waarmee de praktijk is gegroeid van 2 naar 4 behandelkamers. Tevens is de praktijk in die tijd gegroeid van 3 medewerkers naar het huidige team van 14 medewerkers.

Waarom een ISO-certificering?

Matthijs geeft aan, dat er voor hem als praktijkhouder veel facetten zijn die naast het primaire proces – het verlenen van tandheelkundige zorg – geregeld moeten worden. Hij zag in, dat deze ondersteunende processen hem in de eerste jaren van zijn praktijkhouderschap veel tijd kostten en bij de groei van zijn praktijk steeds méér tijd gingen opeisen. Hierdoor ontstond voor hem een disbalans in de verhouding privé en werk, terwijl hij aangeeft het heel belangrijk te vinden deze balans goed te bewaken. Dit is dan ook voor hem de belangrijkste reden geweest meer structuur in zijn praktijk te willen brengen. En wel in de vorm van een ISO 9001 kwaliteitssysteem, wat hem structuur en uiteindelijk ook rust heeft opgeleverd.

Toen zijn praktijk nog kleiner was, had Matthijs al dezelfde ‘drive’ om alles zo goed mogelijk te doen. “Maar zo goed mogelijk is op een gegeven moment niet meer genoeg. Ook zijn er anderen die dingen beter kunnen dan jijzelf.” Het kwaliteitssysteem is meegegroeid met de groei van zijn praktijk. Daarbij heeft hij steeds meer taken overgedragen aan medewerkers, die daar beter in zijn of meer tijd voor hebben of krijgen.

Toelichting:

Voor een ISO 9001 certificering dient de praktijk een zogenaamd kwaliteitsmanagementsysteem op te zetten. Een dergelijk systeem houdt globaal in, dat je als praktijk niet alleen aantoonbaar voldoet aan geldende wet- en regelgeving, maar daarnaast ook aantoonbaar bezig bent met ‘continu verbeteren’. Een voorbeeld is de PDCA-cyclus als verbetermethode om de praktijk stap voor stap te verbeteren. Deze PDCA-cyclus kent de stappen Plan – Do – Check – Act en deze cyclus doorloop je continu, wat zorgt voor een proces van continu verbeteren.

Voor– en nadelen

Het opzetten, hebben en onderhouden van het kwaliteitssysteem heeft voor- en nadelen. Matthijs somt de volgende voordelen op:

  • Het kwaliteitssysteem biedt structuur.
  • Het zorgt voor transparantie en duidelijkheid.
  • Het creëert overzicht.
  • Het heeft geleid tot het delegeren van taken.

Daarnaast heeft een kwaliteitssysteem ook nadelen – of uitdagingen – namelijk:

  • Het vergt moed om taken uit handen te geven.
  • Sommige taken worden niet altijd op een manier uitgevoerd, zoals je graag ziet.
    Matthijs geeft hierop direct aan, dat bijsturing nodig blijft maar het loslaten voor veel tandartsen – waaronder hijzelf – niet gemakkelijk is.
  • Het onderhouden (/ bijhouden) van het kwaliteitssysteem kost veel tijd.
    “Een systeem opzetten betekent vervolgens niet dat je klaar bent. Het vergt onderhoud in de vorm van tijd en geld. Maar die keuze maak je om jouw praktijk en medewerkers te maken als beste versie van zichzelf.”

Papieren tijger?

Matthijs benadrukt diverse keren, dat het opzetten van het kwaliteitssysteem veel tijd en energie kost. Maar dat deze investeringen hem en zijn praktijk vooral meer hebben opgeleverd en dit duidelijk een goede keuze is geweest. Wel is het binnen de praktijk een doelstelling om de papieren tijger – wat het dus wel enigszins is – zo veel mogelijk af te slanken naar een systeem dat meer ‘to-the-point’ is om de kostbare tijd zo efficiënt mogelijk te benutten. Zo geeft Matthijs wel aan, dat hij inmiddels van een aantal zaken binnen het oorspronkelijke kwaliteitssysteem afscheid heeft genomen. Deze onderdelen kostten namelijk te veel energie, tijd en geld, terwijl het resultaat hiervan te minimaal was.

Balans tussen kwaliteit en kosten

Het opzetten van het kwaliteitssysteem heeft Matthijs dus duidelijk meer structuur gegeven, wat ertoe heeft bijgedragen dat er meer taken gedelegeerd zijn en hij zodoende meer rust heeft gekregen. Om zover te komen heeft het wel veel tijd, geld en inspanning gekost. Daarnaast zag Matthijs ook in, dat het steeds meer kosten met zich meebracht het gehele kwaliteitssysteem te blijven onderhouden om te voorzien in een optimale kwaliteit. Hierdoor ging de verhouding tussen kwaliteit en kosten ook gedeeltelijk uit de pas lopen.

Zo geeft Matthijs aan: “Ondanks dat het doel van een kwalitatieve praktijk niet ‘money driven’ moet zijn, moet je wel waken voor een gezond financieel bedrijf. Er werken genoeg mensen waar je verantwoordelijkheid voor draagt en neemt. En alle risico’s die je neemt hoeven natuurlijk ook niet voor niets te zijn. Een goede balans houden – tussen kwaliteit en kosten – is de uitdaging.”

Certificering gestopt

Het onderhouden van het volledige kwaliteitssysteem plus de jaarlijkse audit door Dekra heeft erin geresulteerd, dat de toegevoegde waarde van een volwaardig en geaccrediteerd systeem in verhouding tot bijbehorende kosten een scheve balans opleverde voor Matthijs. “We waren op het punt gekomen dat het liep, gecontinueerd werd en voor ons zodanig werkte om te kunnen blijven verbeteren. Op dat moment gaat de kosten-baten analyse langzaam kantelen en heb ik gekozen om wel het kwaliteitssysteem te blijven hanteren, maar niet meer in een geaccrediteerde variant.”

Aanvullend merkt Matthijs op, dat het kwaliteitssysteem door externe partijen nergens wordt ‘gewaardeerd’, waardoor je het geld dan beter kunt gaan inzetten voor andere zaken als investeringen in materialen en middelen en opleidingen voor het personeel.

Tips van Matthijs

Op basis van zijn ervaringen heeft Matthijs de volgende tips voor collega’s die overwegen of momenteel bezig zijn een kwaliteitssysteem op te zetten.

  1. Delegeren is ‘win-win’
    Het opzetten van het kwaliteitssysteem betekent ook om alle taken inzichtelijk te maken. Tip is kritisch naar je eigen kwaliteiten en zwaktes te kijken. Bepaal vervolgens welke taken door anderen gedaan kunnen worden. “De dingen die je niet goed kunt, kosten je ook meer energie. Waarom dan niet overlaten aan een ander, die het leuk vindt en er beter in is? Dat is toch ‘win-win’.”
  2. Doe het voor jezelf
    Een kwaliteitssysteem opzetten doe je uiteindelijk alleen voor jezelf en het team en niet voor patiënten of voor externe partijen. “Er zijn slechts een paar patiënten, die het opmerken. En je kunt wel 40 certificeringen hebben en titels in lijstjes ophangen, maar patiënten beoordelen meestal op hele andere punten dan die jij als praktijkhouder belangrijk vindt. Ben je aardig, kunnen ze op tijd terecht, etc.” Als tandarts-praktijkhouder wordt de praktijk gevormd door het gehele team en is het advies de keuze voor een kwaliteitssysteem ook alleen te maken op basis van persoonlijke en interne afwegingen. Het moet wel werken voor jouw praktijk en je hebt hierbij een draagvlak nodig van alle teamleden, anders werkt het niet.
  3. Niet voor kleine praktijken
    In een kleinere praktijk kun je – volgens Matthijs – als tandarts-praktijkhouder nog veel meer alleen je eigen gevoel laten gelden. Hoewel een bepaalde vorm van kwaliteitsbeleid zeker zal moeten voor alle praktijken,
  4. adviseert Matthijs voor kleinere praktijken niet zomaar over te gaan op een geaccrediteerd kwaliteitssysteem. Een niet gecertificeerde vorm is zeker ook voldoende.
  5. Denk goed na over missie en visie
    In het beginstadium is het belangrijk goed na te denken over je missie en visie. “Ik gaf hier allereerst te snel een algemene invulling aan. Later als je keuzes hebt gemaakt merk je, dat je dingen hebt gedaan die je eigenlijk niet had gewild. Dit komt mede doordat je missie en visie te ruim en niet specifiek genoeg was. Door hier specifieker in te zijn, worden keuzes later makkelijker. En wel, omdat je dan beter de koers voor ogen hebt wat je uiteindelijk leidt naar de juiste keuzes.”

Tot slot sluit Matthijs af met de opmerking, dat elke tandarts-praktijkhouder voor zichzelf moet uitmaken of een kwaliteitssysteem wel of niet van toegevoegde waarde is. “Wel denk ik persoonlijk dat we linksom of rechtsom hier uiteindelijk in welke vorm dan ook naar toe zullen moeten gaan. De eisen en verplichtingen vanuit intern en extern worden steeds hoger en je kunt op deze manier hier meer gestructureerd mee omgaan om dit te blijven verbeteren.”

Door:
Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag.

 

Lees ook de andere artikelen in deze serie:
Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

Lees meer over: Management, Ondernemen
thermodesinfector

Productvergelijking: Thermodesinfector

Op zoek naar een nieuwe thermodesinfector, maar weet u niet waar u moet beginnen? dental INFO vergeleek de relevante specificaties van thermodesinfectoren van verschillende fabrikanten.

Bekijk de productvergelijking thermodesinfectoren

 

Lees meer over: Infectiepreventie, Praktijkinrichting, Producten, Productvergelijking
behandelkamer

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder An Nguyen over het delegeren van het praktijkmanagement.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouder wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder An Nguyen over het delegeren van het praktijkmanagement. Met zijn persoonlijke verhaal maakt hij duidelijk, dat de rollen van zorgverlener en praktijkhouder heel goed samen kunnen gaan. En vooral ook hoe dit aan te pakken.

Persoonlijke gegevens

Praktijk:           Ardent Tandheelkunde in Hardenberg

Opzet:              Zelfstandig praktijkhouder

Omvang:          Praktijk met 4 behandelkamers

Team:              3 tandartsen, 2 mondhygiënisten, 5 (preventie) assistenten, 1 praktijkmanager

Aanleiding

In het afgelopen half jaar is An Nguyen erachter gekomen, dat zijn werk als tandarts te veel van zijn tijd en energie kostte. Daarbij heeft hij nog andere ambities buiten de tandheelkunde, welke hij ook graag wilt realiseren. Echter, het hebben van een eigen praktijk heeft voor hem heel lang betekent dat hij er ook altijd moet zijn. Zowel letterlijk – door fulltime te werken als tandarts – als ook figuurlijk. Recentelijk ervaart hij echter, dat de praktijk net zo goed kan lopen ook als je minder aanwezig bent.

Meer is niet altijd beter

An Nguyen heeft zijn praktijk Ardent opgericht in oktober 2012 anderhalf jaar na zijn afstuderen. De eerste twee jaar stonden in het teken van het ontdekken van zijn management stijl, zijn ontwikkeling als clinicus en het ontdekken van de ondernemerswereld.

Onlangs is hij van 4,5 dagen aan de stoel teruggegaan naar 4 halve dagen klinisch werk. Dit is niet geheel een vrije keuze geweest. In de afgelopen 7 jaar heeft hij zijn praktijk elk jaar weten te laten groeien in resultaat en in kapitaal. Jaarlijks heeft hij een plan opgesteld voor verdere groei. Hij was zodoende – naast zijn werk aan de stoel – ook druk bezig met de strategische planning en uitvoering. Daarnaast heeft hij buiten praktijkuren nog twee ondernemingen opgericht en onder andere een carrière als internationaal spreker opgebouwd. Zijn overtuiging was, dat meer ook altijd beter is.

Onlangs werd hij echter geconfronteerd met zijn eigen grenzen. Door zijn persoonlijke ambitie in combinatie met zijn keuze om de afgelopen jaren alles op te geven voor zakelijk succes. Nu heeft hij zich gerealiseerd en ervaren, dat het negeren van fysieke en mentale signalen uiteindelijk bij jezelf ‘terugkomen’. Zo ook bij hem, toen hij de ‘man met de hamer’ tegenkwam.

Inmiddels heeft An ervoor gekozen zijn fysieke en mentale gezondheid op de eerste plaats te zetten. Om zichzelf een leven te gunnen waarbij fysieke pijn niet ‘normaal’ is. Waarbij hij nu voor zichzelf kan kiezen door ook minder te werken.

Voorkom micro-management

Als 28-jarige startende praktijkhouder was zijn overtuiging, dat het succesvol runnen van een praktijk gelijk staat aan het weten van alles in en rondom de praktijk. Hierdoor was An vooral bezig met micro-management. Van de interne processen, het personeel, de administratie en alle andere aspecten die te maken hebben met het hebben van een eigen onderneming. En daarnaast was hij uiteraard ook 4,5 dagen per week als tandarts actief aan de stoel. En bovenop de normale druk als tandarts en praktijkhouder ervaarde hij vanaf het begin ook een enorme financiële druk voor het aflossen van zijn financiering.

 

“If you are the best at everything, you will do everything.”

 

Belemmerende overtuiging

Het dagelijks nemen van de juiste beslissingen was voor An een vereiste om de beginnende onderneming overeind te houden en te laten doorgroeien. Dit resulteerde erin, dat alle beslissingen ook via hem moesten lopen zodat hij controle hield over de processen en over de dagelijkse logistiek. Alles werd top-down geregeld.

Achteraf concludeert An echter, dat zijn overtuiging – dat hij de enige persoon zou zijn die de juiste beslissingen kon nemen voor het belang van de praktijk – hem erg heeft belemmerd. In die tijd zorgde deze overtuiging er namelijk voor dat ‘loslaten en delegeren’ voor hem geen optie was.

Business operator vs. Business owner

Tijdens een seminar van Tony Robbins werd hem pijnlijk duidelijk, dat het systeem dat hij had opgezet ervoor had gezorgd dat de praktijk ook om hem draaide. In zijn eigen praktijk was hij vooral de ‘business operator’ in plaats van de ‘business owner’. Dit onderscheid heeft An aan het denken gezet over zijn overtuiging dat hij de enige persoon zou zijn die de juiste beslissingen kon nemen. En nadat hij deze overtuiging heeft losgelaten, is hij aan de slag gegaan met het creëren van een duidelijke structuur en workflow binnen de praktijk en wel zodanig dat hij zelf afwezig kan zijn.

Concrete veranderingen

In de periode erna is An hard aan het werk gegaan zijn praktijkorganisatie en team te veranderen. Concreet heeft hij de volgende veranderingen doorgevoerd:

  • Werk aan een goed team
    Om vooral ‘business owner’ te kunnen zijn, is het samenstellen van een goed team heel belangrijk. Een goed team betekent voor An dat de sterktes van iedere medewerker daadwerkelijk worden benut. Door de juiste mensen te zoeken en te ‘empoweren’ in hun rol. En onderling vertrouwen op te bouwen door ze verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid te geven over hun beslissingen.
  • Stel een praktijkmanager aan
    Voor An was het wenselijk een manager aan te stellen, die hij zodanig kon vertrouwen voor de dagelijkse uitvoering. De praktijkmanager heeft daarbij een duidelijk takenpakket gekregen inclusief beslissingsbevoegdheid, zodat An daadwerkelijk afwezig kan zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de praktijkmanager volledig bekend is met An’s kernwaarden en bijbehorend kernwaardengedrag.
  • ‘Hands-off’ beleid
    “If you are the best at everything, you will do everything.” Dit heeft An doen inzien om zijn persoonlijke beleid te veranderen. Van ‘hands-on’ is hij nu veel meer ‘hands-off’. Doordat hij er nu van overtuigd is, dat hij alle beslissingen niet zelf moet nemen is het ook niet meer nodig om zelf alles te weten.
  • Neem de tijd
    De acceptatie door het team van de nieuwe praktijkmanager heeft tijd nodig. Men moest wennen aan het feit, dat de dagelijkse leiding niet meer bij An lag. Het ontstane vacuüm – zoals An dit verwoordt – heeft zich na ruim een jaar vanzelf weer ‘opgevuld’. En wel zodanig, dat An aangeeft de doorgevoerde veranderingen nooit meer terug te willen draaien.
  • Alles kan worden opgelost
    Door de jaren heen heeft An ervaren en het vertrouwen opgebouwd, dat alle situaties kunnen worden opgelost. Zo ook de praktijkmanagement issues. Volgens hem is ook hier het Pareto-effect van toepassing, doordat 80% van de beslissingen kan worden opgelost door zijn medewerkers. De overige 20% is voor An om in samenwerking met zijn praktijkmanager op te lossen. Dit zorgt ervoor, dat het hem steeds beter lukt de praktijk en bijbehorende verantwoordelijkheden los te laten. Wat ook de stress wegneemt.
  • Kom met oplossingen, niet met problemen
    An heeft het hele team geïnstrueerd om verantwoordelijkheid te nemen en mee te denken. Dit komt concreet erop neer, dat problemen niet meer bij hem ‘over de schutting’ mogen worden gegooid. Hij stimuleert zijn medewerkers eerst zelf na te denken en vervolgens vooral met oplossingen te komen.

 Wat levert het op?

Bovenstaande veranderingen hebben An meer rust in zijn hoofd gegeven. Maar naast mentale rust heeft het hem ook fysieke rust opgeleverd door de gereduceerde stress en werkdruk. Doordat hij zich minder met het praktijkmanagement hoeft bezig te houden, kan hij zich beter richten op zijn patiënten en de behandelingen. Daarnaast levert het hem ook meer tijd en energie op om vooral met de strategie van de praktijk bezig te zijn, waardoor het ondernemerschap ook leuker is geworden.

Tips van An

Terugkijkend op de afgelopen jaren geeft An aan veel zaken nu anders aan te pakken. Zo heeft hij ook enkele duidelijke tips voor collega’s die dezelfde problemen ervaren of dit willen voorkomen.

  1. Bepaal vooraf je eigen motivatie
    Als je overweegt om meer te delegeren en los te laten, dan geeft An als advies om jezelf allereerst af te vragen waarom je dit zou willen. Gaat het erom dat je geen zin meer hebt in management? Wil je af van personeelszaken? Of wil je je meer concentreren op andere zaken buiten de tandheelkunde? Het antwoord hierop schept een duidelijke verwachting naar jezelf.
  2. Durf afscheid te nemen
    Het team is allesbepalend voor de mate van succes voor je onderneming en je persoonlijke leven. Terugkijkend zou An veel eerder afscheid hebben genomen van medewerkers, die niet in het team pasten.
  3. Niet zelf het wiel uitvinden
    Met de wetenschap van nu zou An direct een praktijkmanager aannemen om alle processen vanaf het begin goed in te richten. Zelf heeft hij daarentegen eerst zelf het wiel willen uitvinden. Inmiddels is hij echter van mening, dat er ook anderen zijn die veel betere ‘wielen’ al paraat hebben. Waarom hier dan niet je voordeel mee doen?
  4. Vertrouw je medewerkers
    Zoek de juiste mensen en geef ze vertrouwen. Daarbij is het volgens An heel belangrijk om jouw persoonlijke waarden goed kenbaar te maken in plaats van afgebakende regels op te leggen. Vervolgens is het een kwestie van geloof en vertrouwen leggen in het team. Door vooral ook de gedachte los te laten, dat niet iedereen erop uit is om misbruik te maken van jou of de situatie. Dat niet iedereen uit is op persoonlijk gewin en er echt mensen bestaan die het beste met jou en jouw praktijk voor hebben. Op die manier ontstaat er een zelfsturend en ondersteunend team.

 

Door: Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag.

Lees ook:
Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

Lees meer over: Management, Ondernemen
Nieuwe fotomethode beoordelen wortelpositie beoordelen kan stralingsdosis verlagen

Nieuwe fotomethode beoordelen wortelpositie beoordelen kan stralingsdosis verlagen

Een nieuwe fotomethode zou de straling waar patiënten aan blootgesteld worden tijdens orthodontische behandelingen kunnen verminderen. Dat blijkt uit onderzoek aan de Universiteit van Californië, San Francisco.

De nieuwe fotomethode belooft niet alleen van nut te zijn tijdens orthodontistische behandelingen, maar ook bij andere soorten behandelingen waar de wortelpositie moet worden beoordeeld.

ERP-setup

De nieuwe methode wordt Expected Root Positioning Setup, ofwel ERP-setup, genoemd. Deze techniek legt een digitaal model over de bestaande Cone-Beam CT scan (CBCT scan) heen. In hun publicatie in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics (2019) vertellen de onderzoekers uitgebreid hoe de methode gebruikt kan worden voor orthodontische en andere tandheelkundige behandelingen.

Het bepalen van de wortelpositie is essentieel voor een succesvolle orthodontistische behandeling. Clinici maken daarom vaak gebruik van een CBCT-scan voor het plannen van een voorbehandeling of tussentijdse behandeling. Dit stelt de patiënt echter bloot aan straling, iets wat natuurlijk zo veel mogelijk voorkomen moet worden. Een ERP-setup geeft minder straling af, daarom wilden de onderzoekers kijken of hun nieuwe methode even betrouwbaar is als de bekende CBCT-scan.

“Het doel van deze studie was om te bepalen of de ERP-setup nauwkeurig en betrouwbaar kon worden gebruikt om klinische aanbevelingen te doen voor beugel-herpositionering op basis van de wortelpositie bij een afspraak voor tussentijdse behandeling”, aldus de onderzoekers.

Even betrouwbaar als CBCT

Tijdens hun onderzoek namen de onderzoekers een kleine steekproef van tien patiënten die de tandarts op de Universiteit van Californië bezochten. Naast dat zij allemaal CBCT-scans kregen tijdens hun voorbehandeling en tussentijdse behandeling, werd van hen ook een digitaal model gemaakt met behulp van de ERP-setup. Vervolgens werd aan vier clinici gevraagd naar zowel de CBCT-scans als de ERP-setup van de tussentijdse behandeling te kijken en hun advies te geven betreffende de beugels die ze zouden herpositioneren.

Na een reeks analyses kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat de ERP-setup en CBCT-scans dezelfde resultaten opleverden. Dat wil zeggen: de clinici gaven hetzelfde of een vergelijkbaar advies op basis van de verschillende foto’s. Over de uitkomst zeggen de onderzoekers het volgende:

“De intermethodische-betrouwbaarheidstest tussen de CBCT-scan en de ERP-setup heeft een substantiële overeenstemming opgeleverd, wat aangeeft dat de ERP-setup een betrouwbaarheid heeft die vergelijkbaar is met de CBCT-scan bij het nemen van klinische beslissingen over de wortelpositie.”

Nog niet klaar voor implementatie

De ERP-setup lijkt dus een veelbelovend alternatief te zijn voor de CBCT-scan. Het is even betrouwbaar, maar de patiënt wordt een stuk minder blootgesteld aan straling. De nieuwe methode is echter nog niet klaar voor implementatie. De technologie heeft momenteel een lange insteltijd, hoewel het al beter is dan toen de onderzoekers het in deze studie testten. Bovendien is het afhankelijk van een nauwkeurige kroon-positionering en werkt het dus niet voor patiënten met veel restauratief werk.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Tandarts, durf hulp te vragen bij het managen van je praktijk

Als je als tandarts een eigen praktijk begint, wil dat niet zeggen dat je ook gelijk een goede ondernemer bent. Aan de stoel werken is iets anders dan een praktijk managen. Hoe ontwikkel je ondernemerschap? We spraken hierover met Mariëtte Ham, businesscoach en auteur van het boek ‘Word wakker tandarts, het is een bedrijf!’

Kun je jezelf voorstellen?

“Ik ben businesscoach voor de ondernemende tandarts en mede-eigenaar van Ordentall. Dat is een kliniek voor parodontologie, implantologie, endodontologie en restauratieve tandheelkunde. Mijn man en ik zijn deze kliniek in 1989 gestart. Ik stuur hier in de kliniek zaken aan en daarnaast help ik andere tandartsen. Ik geef trainingen en coach tandartsen.
Wat ik beschrijf in mijn boek is de reis die ik tot zover heb gemaakt als niet-tandarts in tandheelkundeland.”

Wat is je achtergrond?

“Ik kom uit de kapperswereld. Daar heb ik veel ervaring opgedaan met verandertrajecten. Daarna heb ik veel businesstrainingen in het buitenland gedaan op het gebied van coachen en counselen. Het trainen en opleiden van mensen heb ik in de loop der jaren verder ontwikkeld.
Ik heb inmiddels dertig jaar ervaring in de tandheelkunde. We zijn gestart met twee praktijken en daar was het gelijk heel druk. Ik had een andere baan en had het daar naar mijn zin. Maar mijn man stond aan de stoel en er moest een soort cashflow gegenereerd worden. Je moet dan allerlei systemen opzetten en zorgen dat de boel draaiende blijft. Toen heb ik mijn baan opgezegd en ben ik de rol van manager in de praktijken gaan vervullen. Na vijf jaar hebben we de ene praktijk verkocht en zijn we doorgegaan met de kliniek. Toen hadden we vijf behandelkamers, nu vijftien met meer dan veertig medewerkers.”

Waar gaat je boek over?

“In mijn boek heb ik mijn dertig jaar ervaring opgeschreven. Het gaat om het hele traject van startende ondernemer, dat je niet weet waaraan je begint, naar nu. Wat je tegenkomt met je team bijvoorbeeld en het vallen en opstaan als je systemen implementeert. Ik gebruik veel eigen voorbeelden in het boek, maar reik ook tools aan die tandartsen kunnen gebruiken.
Ik belicht in het boek een aantal aspecten die een tandarts tegenkomt, bijvoorbeeld zijn rol in het team. Is hij de zwakste of de sterkste schakel? Een tandarts heeft er meestal voor gekozen om patiënten te behandelen. Als hij groter wil worden, dan komt het ondernemerschap om de hoek kijken. Dan moet je allerlei dingen doen en weten waarvoor je als tandarts niet wordt opgeleid.”

Kun je daar voorbeelden van noemen?

“Ik belicht in het boek bijvoorbeeld de werkomgeving. Is die werkomgeving inspirerend voor de medewerkers? Wil je dat je medewerkers zich ontwikkelen? Of is het een werkomgeving waar alleen maar gewerkt wordt? Is het team zelfsturend of een ongeleid projectiel? Is de visie van de organisatie duidelijk voor het team? En hoe zorg je ervoor dat een patiënt reclame voor je maakt? Als elke patiënt ervoor zorgt dat je er vier nieuwe patiënten bij krijgt, dan kun je je praktijk verder uitbreiden. En is er een leven buiten de praktijk? Zorg ervoor dat je je werk niet mee naar huis neemt en thuis niet mee naar je werk. Door de verschillende rollen die je vervult gescheiden te houden, kun je werk en privé in balans houden.”

Is je boek vooral bedoeld voor tandartsen die net beginnen of voor tandartsen die voelen dat ze vastlopen?

“Eigenlijk is het boek voor alle tandartsen. Ik wil inspireren en tandartsen uitnodigen om stappen te zetten naar een praktijk waar het mogelijk is om meer omzet te genereren, autonomie te bewaren en vrijheid te creëren. Dat wil niet zeggen dat je niet meer hoeft te werken. Waar het om gaat is: hoe ga je met je team om en hoe zorg je ervoor dat je medewerkers ook bepaalde verantwoordelijkheden krijgen. Je moet kaders kunnen stellen. En je moet ook naar jezelf kijken, hoe jij zelf werkt in de organisatie. Welke energie straal je uit en welk effect heeft dat op je mensen? Daar ben ik ook als businesscoach mee bezig.”

Wat is er voor een tandarts anders dan voor een andere ondernemer?

“Een andere ondernemer heeft er meestal voor gekozen om te ondernemen en ziet overal kansen in de markt. De tandarts heeft er voor gekozen om mensen te helpen om hun mond gezond te krijgen. Vaak is ondernemen dan bijzaak. Een tandarts weet niet altijd wat ondernemen precies inhoudt. Als je echt een ondernemer bent, dan is dat je passie, dan wil je ook dingen opzetten en uitproberen en neem je risico’s.
De jongere generatie tandartsen gaat er al heel anders mee om. Als een jonge tandarts nu een praktijk opzet, dan doet hij onder andere marktonderzoek.”

Welke problemen kom je in de praktijk vaak tegen bij tandartsen?

“Dat een tandarts vaak zijn eigen obstakel is! Hij wordt nogal eens geleid door de omstandigheden en maakt niet de keuze wat hij nu echt wil. Mijn ervaring is dat een team vaak geen koers heeft, omdat de missie en visie niet helder zijn. Er is dan weinig of geen structuur in alle lagen van de organisatie. Er moet heel veel gebeuren in een organisatie om er voor te zorgen dat alles in een flow loopt. Als er bijvoorbeeld niet op de goede manier gecommuniceerd wordt, ontstaat er onrust in het team.
Wat ik ook ervaren heb, is dat tandartsen de neiging hebben om achterover te leunen en te wachten totdat de storm voorbij is. Een bedrijf heeft ook een levenscyclus. Daar moet je als ondernemer rekening mee houden. Als je begint met een bedrijf, dan gebeurt er heel veel, je moet zorgen dat je cashflow krijgt. Op een gegeven moment krijg je meer mensen en dan moet je management opgezet worden. Er moeten andere mensen ingeschakeld worden die jou gaan helpen, zodat je bedrijf kan groeien op allerlei vlakken. Dat kan binnen het team zijn, maar dat kan ook extern zijn.”

Heb je tips voor praktijkeigenaren?

“De belangrijkste tip is: durf hulp te vragen. Tandartsen vragen liever geen hulp. Ze zoeken naar de meest simpele oplossing en die is er niet. Als een tandarts bij mij aanklopt, is hij vaak al over zijn eigen grens gegaan.
Nog een tip: denk in oplossingen, er is meer mogelijk dan je denkt. Als je bijvoorbeeld het regelwerk niet wilt doen, dan moet je iemand aannemen die dat wel goed kan. Het slurpt energie als je steeds dingen moet doen die je niet liggen. Je moet heel goed bedenken welke werkzaamheden je graag wilt doen en hoe je daar invulling aan gaat geven. Er zijn bijvoorbeeld tandartsen die zich graag in een bepaalde richting willen ontwikkelen, maar zich tegen laten houden omdat het zo druk is in de praktijk. Als jij heel graag kroon- en brugwerk doet, plan dit dan een aantal keer in de week in en laat via je website of social media weten dat dit je specialisme is. Neem dan bijvoorbeeld iemand aan die de controles kan doen.”

Interview door Yvette in ’t Velt met Mariëtte Ham, businesscoach en auteur van het boek ‘Word wakker tandarts, het is een bedrijf! Je praktijk als onderdeel van je ideale leven’.

Lees meer over: Management, Ondernemen, Opinie, Thema A-Z

Nieuw in de tandheelkundige zorg: taxi haalt patiënt op

Patiënten die de reis naar de kaakchirurg een grote drempel vinden? In Schiedam heeft de MKA Groep van vier kaakchirurgen een oplossing: de patiënten worden gratis opgehaald en teruggereden door Rinus Schaefer, een van de bekendste taxichauffeurs van die regio.

De Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie Groep zit pas sinds begin dit jaar in Schiedam en biedt uitgebreide zorg aan. Maar wat heeft een patiënt aan een afspraak om een kaakbreuk te herstellen of het gebit te laten reinigen als hij er niet kan komen?

Taxi als oplossing in coronatijd

Charles Versluijs, directeur van MKA Groep, zegt dat “kwetsbare patiënten en mensen op hoge leeftijd wordt geadviseerd om extra voorzichtig te zijn, maar in het openbaar vervoer is dat extra ingewikkeld”. Ze zijn een samenwerking zijn aangegaan met Taxi Rinus “om [hun] patiënten veilig en makkelijk naar hun afspraak te brengen en weer terug”. Gedurende een proefperiode in juli is de service gratis, wat in deze rare coronatijd natuurlijk erg fijn is.

Ervaring brengt rust

Taxichauffeur Rinus is met twintig jaar ervaring een bekende in Schiedam en Rotterdam. Hij heeft al veel meegemaakt en helpt de patiënten graag om met een geruster hart de behandeling in te gaan.

“Mensen kunnen zich soms onnodig druk maken om dingen. Ik heb weleens iemand weggebracht die heel ongerust was. Ik heb zelf ook wel het één en ander moeten ondergaan, dus ik ben ervaringsdeskundige, haha. Ik zei: joh, daar merk je niks van. Je wordt verdoofd, voor je het weet ben je klaar. Na afloop gaf hij me gelijk. Hij had er bijna niets van gemerkt. De werkelijkheid is altijd minder erg,” zegt de taxichauffeur.

Moppentap of stilte

“Doordat ik dit werk al zo lang doe, weet ik hoe ik met mensen om moet gaan. Heb je geen behoefte om te praten, of juist wel? Ik pas me volledig aan de ander aan. Ik zet echt niet uit mezelf de moppentap open. Ik ben nog van de oude stempel. Als ik bijvoorbeeld een ouder persoon wegbreng, blijf ik wachten tot de persoon veilig binnen is en de deur dicht is.”

Extra service

Door de extra service aan te bieden hoopt de groep kaakchirurgen hun patiënten de best mogelijke zorg te bieden en daarnaast het leven makkelijker te maken. Het is niet bekend wat er na de proefperiode gaat gebeuren met taxidienst.

Bron:
In de buurt Schiedam

 

 

Lees meer over: Communicatie, Ondernemen
Actuele  zzp-plaatsbepaling voor de mondzorgpraktijkhouder

Actuele zzp-plaatsbepaling voor de mondzorgpraktijkhouder

Kunt u het nog volgen? Sinds de afschaffing van de VAR, serveert Den Haag op zzp-gebied ongeveer evenveel af als het heeft  voorgesteld. Hierdoor ontstaat er voor zowel zzp’er als praktijkhouder een mistig speelveld. Ook voor VAR-opvolger DBA, het regime met de modelovereenkomsten, stond  alweer een opvolgend systeem klaar.  Ook dit bleek het eerder deze maand echter niet te halen: beide wetsonderdelen ervan zijn inmiddels van tafel.

Vanaf de herfst wordt slechts voorzichtig geëxperimenteerd met een nieuwe ‘opdrachtgeversverklaring’.  Is er dan de facto weinig veranderd sinds het VAR-tijdperk? Wel degelijk: de handhaving is sinds 1 januari dit jaar wat  opgeschroefd.

 Zelfstandig of niet?

Het belang voor de mondzorg is helder: in Nederland werken er totaal  zo’n kleine 5.000 tandartsen en mondhygiënisten als zzp’er. Praktijkhouder en zzp’er gaan er daarbij van uit dat laatstgenoemde als zelfstandige werkt. En dat hij dus, anders dan een werknemer, zelf verantwoordelijk is voor – bijvoorbeeld – de risico’s van arbeidsongeschiktheid en gebrek aan werk. Maar ook voor de opvang van klachten en aansprakelijkheid voor zijn handelen. Dat betekent dat de praktijkhouder geen loonheffingen (loonbelasting en sociale premies) inhoudt. Los van deze intentie van partijen is het uiteindelijk echter aan de belastingrechter, of de civiele rechter als het arbeidsrechtelijke zaken betreft, om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van zelfstandigheid van de zzp’er. Dat betekent dus bijvoorbeeld dat bij een mogelijke controle, de Belastingdienst op basis van feiten en omstandigheden kan vaststellen dat er wel degelijk sprake is van een dienstbetrekking en dus niet van zelfstandigheid. Met alle gevolgen van dien: denk aan naheffingen voor de werknemersverzekeringen voor onder meer werkloosheid en ziekte (WW en WIA) en mogelijke boetes.

In de papieren

Deze situatie levert onzekerheid op: het kan voor de praktijkhouder behoorlijk in de papieren lopen, omdat dan met terugwerkende kracht gecorrigeerd wordt. Maar ook voor de zzp’er: zijn ondernemerschap voor de inkomstenbelasting kan daardoor op het spel komen te staan. En daarmee ook de financieel aantrekkelijke belastingfaciliteiten, zoals zelfstandigenaftrek en mkb-winstvrijstelling. En in het meest vergaande geval ook de zakelijke kostenaftrek, denk aan de ‘auto op de zaak’.

Duidelijkheid vooraf

Partijen willen daarom graag vooraf duidelijkheid hebben over de status van de zzp’er: buiten dienstbetrekking, ofwel zelfstandig, of niet? Daarvoor heeft de overheid in Nederland de afgelopen decennia diverse regimes ontworpen. De eerste was in 2002 de VAR (Verklaring arbeidsrelatie): een opdrachtgever kon een zzp’er met de beschikking ‘VAR-Winst uit onderneming’ van de Belastingdienst op zak zonder risico in zijn praktijk verwelkomen. Dat hielp enorm: de praktijkhouder hoefde niet meer bang te zijn voor de gevolgen als de belastinginspecteur de situatie in de praktijk anders beoordeelde dan de contractspartijen.

 VAR in de ban door schijnzelfstandigheid

De positieve effecten van de VAR waren zeker na de toevoeging van de absolute vrijwaring voor naheffingen voor de opdrachtgever in 2005, evident. Het gaf de gewenste duidelijkheid vooraf aan opdrachtgevers en werkte prima voor een groot deel van de arbeidsmarkt. Door ongewenste effecten aan de ‘onderkant’ van de arbeidsmarkt wilde Den Haag echter af van de VAR. Post- en maaltijdbezorgers werden in een rol als (schijn)zelfstandige gedrukt en werkten tegen (te) lage tarieven, veelal zonder verzekering tegen de belangrijkste arbeidsrisico’s. De onwenselijkheid hiervan werd maatschappij-breed gedeeld. De Wet Deregulering arbeidsrelaties (DBA), in 2016 van kracht, moest dit gaan oplossen. De oude schoenen, en daarmee de positieve effecten van de VAR, werden daarmee al afgeschreven voordat er goed en wel zicht was op ‘het loopvermogen’ van de nieuwe.

Ook opvolger DBA al snel in onmin

Bij de DBA moest met de door de Belastingdienst beoordeelde modelovereenkomsten vooraf duidelijkheid komen over het werken buiten dienstbetrekking. Werken met én conform zo’n ‘goedgekeurde’ overeenkomst betekent zelfstandigheid. Maar de inspecteur kon wel weer een oordeel hebben of er daadwerkelijk conform de overeenkomst wordt gewerkt. Geen absolute vrijwaring meer dus en geen échte duidelijkheid meer vooraf. De praktijkhouder hing dus mogelijk weer een naheffing boven zijn hoofd. Met onzekerheid en terughoudendheid tot gevolg. In 2016, vóór de parlementaire goedkeuring van de DBA, uitte VvAA daarom stevig haar zorgen over de gevolgen van het voorgenomen nieuwe regime voor de smeeroliefunctie die zzp’ers vervullen in de gezondheidszorg. Zzp’ers zijn immers van groot belang om snel te kunnen voorzien in aanvullende of vervangende capaciteit. Belangrijk voor het borgen van de continuïteit en kwaliteit van de zorg.

Eerdere en bestaande regimes

Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Modelovereenkomst voor mondzorgverleners

Toen de DBA toch in werking trad, stelden VvAA, ANT, KNMT, NVM en ONT voor de betreffende beroepsgroep op maat gemaakte modellen op. Daarmee kunnen  praktijkhouder en mondzorg-zzp’er eenvoudig hun eigen samenwerking  vastleggen. Deze overeenkomsten zijn door de Belastingdienst positief beoordeeld voor het werken buiten dienstbetrekking. Ze zijn als zodanig beschikbaar op de site van de Belastingdienst

 Nieuw regime in aantocht

Al snel bleek ook de DBA geen Haarlemmerolie en vond Den Haag het tijd voor iets nieuws. In het regeerakkoord van 2017 waren daarom al de hoofdlijnen van een nieuw regime geschetst dat de DBA moest vervangen. De kern daarvan bestaat uit de Opdrachtgeversverklaring: een webmodule van de Belastingdienst die op basis van door de opdrachtgever beantwoorde vragen een uitspraak doet over het al dan niet werken buiten dienstbetrekking. Daarnaast zijn er twee wetsonderdelen. De eerste om de ‘bovenkant’ van de arbeidsmarkt, met een uurloon boven de €75,-, meer ruimte voor zelfstandigheid te geven (Wetsvoorstel zelfstandigenverklaring). De andere om de onderkant van de arbeidsmarkt, met een uurloon onder de €16,  meer bescherming te bieden (Wet minimumbeloning zelfstandigen). Over beide wetsonderdelen was inmiddels zoveel te doen dat minister Koolmees op 15 juni, in zijn vijfde voortgangsbrief aan de Tweede Kamer, aangaf de ontwikkeling ervan te stoppen.

Ook over de webmodule is veel discussie geweest. Deze wordt  waarschijnlijk na deze zomer als pilot in gebruik genomen. Hiervoor is geen goedkeuring van het parlement nodig. Of er ooit sprake zal zijn van een daadwerkelijke ingebruikname na de pilot is nog maar de vraag. Eind dit jaar wordt hierover meer duidelijk aan de hand van een evaluatie van de pilot.

Nieuwe regime
Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Modelovereenkomsten behouden waarde

VvAA en diverse andere beroepsorganisaties waaronder KNMT hebben er stevig op aangedrongen dat de bestaande modelovereenkomsten hun (fiscale) waarde blijven behouden, desnoods naast de opdrachtgeversverklaring. Dit is van groot belang: de webmodule houdt namelijk onvoldoende rekening met de zorgsector en is voor het zzp’en in de zorg nauwelijks  bruikbaar. In de modelovereenkomsten zijn de nuances van de uitoefening van de mondzorg, bijvoorbeeld op basis van specifieke zorgwetgeving, wél zorgvuldig verwerkt. Ook scheelt het administratieve lasten als de modelovereenkomst haar fiscale waarde behoudt. Een overeenkomst sluit men immers vaak toch al, puur om de onderlinge samenwerking op een goede wijze vast te leggen. Maar ook omdat de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) erin opgenomen is op een wijze die is afgestemd met de Belastingdienst en het ministerie van VWS. Het scheelt dan als niet ook nog eens een keer opdrachtgeversverklaring aangevraagd moet worden.

U vindt de overeenkomsten op Belastingdienst.nl . Onder ‘Gezondheids- en welzijnszorg’ zijn alle overeenkomsten te downloaden: de overeenkomsten van  praktijkwaarneming, voor tijdelijke vervanging van de praktijkhouder, en de overeenkomsten van praktijkmedewerking, voor tijdelijke extra capaciteit in de praktijk.


Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Handhaving opgevoerd

Verandert er dan per saldo niks, op de mogelijke toevoeging van de opdrachtgeversverklaring na? Jawel; sinds 1 januari 2020 heeft  de Belastingdienst de handhaving opgevoerd. De dienst krijgt nu de ruimte om in de praktijk te controleren op de zelfstandigheid van zzp’ers. Iets dat lang uitgesteld werd. Nu wordt het gebruik van en vooral het ‘werken conform’ de modelovereenkomst nog belangrijker. Welk oordeel velt de inspecteur bij een controle? Hoe beoordeelt hij de feiten en omstandigheden in de praktijk? Dat moet gaan blijken. Men kan nu daadwerkelijk praktijken bezoeken, heeft daarvoor ook extra handhavingscapaciteit. De eerste paar bezoeken hebben we in februari dit jaar, voor het uitbreken van de coronacrisis, gezien. Mogelijk volgen er meer na deze zomer.

Dit moet serieus genomen worden, uiteraard, maar is niet direct reden tot paniek. Het betreft namelijk geen reguliere handhaving en de Belastingdienst werkt met een getrapte opbouw. Dit jaar doet men eerst een oriënterend bedrijfsbezoek. Mocht er op basis daarvan reden toe zijn, dan volgt een zogenoemd boekenonderzoek. Als uit dat onderzoek blijkt dat er in dienstbetrekking wordt gewerkt, en de zzp’er dus niet zelfstandig is, dan krijgt de praktijkhouder een aanwijzing. Pas als hij de arbeidsrelatie niet binnen een redelijke termijn anders invult, dan volgt een correctie van loonheffingen en sanctionering. Op z’n vroegst is vanaf januari 2021 de reguliere handhaving aan de orde. In zijn voortgangsbrief aan de Tweede Kamer geeft Koolmees echter al aan dat dit mogelijk verder uitgesteld wordt.

Geen reden tot paniek dus, maar zeker goed om de overeenkomst eens op tafel te leggen en samen te zien of deze aansluit bij de daadwerkelijke werkwijze in de praktijk.

Ook praktijkhouders in de mondzorg gaan minder met zzp’ers  werken

Praktijkhouders in de mondzorg werkten, net als de meeste andere praktijkhouders in de eerstelijns zorg, in 2019 meer met zzp’ers dan in de jaren daarvoor. Voor de mondzorg 73% in 2019 tegen 60% daarvoor, voor de gehele eerstelijns zorg 63% tegen 58%. Dit percentage zal naar verwachting dalen: nog maar 46% van de praktijkhouders verwacht in 2020 met zzp’ers te werken. Dat blijkt uit VvAA-onderzoek in december 2019. In 2019 werd in de mondzorg dus ruim bovengemiddeld met zzp’ers gewerkt. Opvallend genoeg zagen we dat de verwachting om in 2020 met zzp’ers te werken juist láger lag dan bij de gehele eerstelijns zorg.

Praktijkhouder in 2020 minder vaak aan de slag met zzp'er
Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Praktijkimpact zzp-ontwikkelingen ongewis

De veronderstelling is dat mondzorgpraktijkhouders wat beter op de hoogte zijn van de recente zzp-ontwikkelingen dan de praktijkhouders in andere beroepsgroepen. Hun beroepsorganisaties zijn over het algemeen vrij actief in de communicatie hierover. Mogelijk speelt dat een rol in hun terughoudendheid over het werken met zzp’ers in dit jaar. Dat zien we overigens geenszins terug als we praktijkhouders zelf vragen in hoeverre ze het eens zijn met de stelling dat ze ‘een goed beeld hebben van wat de recente ontwikkelingen rondom het werken met zzp’ers betekenen voor hun praktijk.’ De mondzorg scoort daar, in lijn met de andere beroepsgroepen, erg zuinig: een kwart (25%) is het (helemaal) eens met de stelling. Waarvan slechts 3% helemaal eens.


Klik hier voor een grotere versie van de afbeeldingen.

Lastige tijd voor praktijkhouder én zzp’er bij uitbraak coronavirus

De uitbraak van het coronavirus zette ook de mondzorg volledig op z’n kop. Omdat er nauwelijks patiënten kwamen, stortte de praktijkomzet in. De ondersteuningsregelingen voor praktijkhouders zijn niet altijd voldoende voor de vaste praktijkkosten, laat staan dat er in zulke gevallen dan nog inkomensruimte is. Maar ook veel zzp’ers die voor hen werken, hebben sinds de uitbraak van het coronavirus een zware tijd. De grondslag van de honorering van een zzp’er is in de regel immers de omzet die hij voor de praktijk maakt. Zonder werk ontstaat al snel ook een acuut probleem voor zijn inkomen. Veel meer dan een beroep doen op eigen reserves en de speciale bijstandsregeling (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers, Tozo) is vaak niet mogelijk.

Bij lopende opdrachten is de honorering waar de zzp’er nog recht op heeft afhankelijk van wat daarover in de overeenkomst tussen zzp’er en praktijkhouder is geregeld. Maar los van wat er wettelijk geldt en wat er in de overeenkomst staat, is het heel belangrijk om samen te bespreken wat je als praktijkhouder en zzp’er voor elkaar kunt betekenen. Zeker als je nu de praktijkvoering weer op gang is gekomen verder wilt met elkaar en er enorm veel werk verzet moet worden. In dat perspectief is niet de korte termijn, maar de middellange termijn minstens zo belangrijk.

Het devies is dus: heb oog voor elkaars belangen, luister goed naar elkaar, kijk wat er mogelijk is om elkaar overeind te houden. Praat er samen over, in alle openheid en redelijkheid.

Inmiddels is ook bekend dat Zorgverzekeraars Nederland (ZN) verwacht dat praktijken die gebruik maken van de ZN-ondersteuningsregeling (de continuïteitsbijdrage) daaruit in beginsel ook de zzp’ers betalen, in geval van ‘structureel gebruik maken van zzp’ers’. Zie ook de beantwoording van de veel gestelde vraag daarover die ZN op hun Q&A-pagina heeft opgenomen. Ook dit geeft overigens geen eenduidig recept hoe dit exact in te vullen.

Door:
Drs. ing. Erik M. van Dam, senior consultant VvAA

Lees meer over: Ondernemen, Personeel, ZZP-er
Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Vincent Guicherit over het onderscheidend positioneren van de praktijk.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouders wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Vincent Guicherit uitgeschreven over het onderscheidend positioneren van de praktijk.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Vincent Guicherit

Praktijk:           Idente Mondzorg in Gorinchem

Opzet:              Enig praktijkhouder

Situatie:           Praktijk met 3 behandelkamers

Aanleiding

Vincent Guicherit besteedt veel aandacht aan het maken van video’s. Onder andere voor zijn patiënten na het intakegesprek, maar ook voor zijn praktijkwebsite ter promotie van zijn zorgverlening. Op die manier onderscheidt tandarts Guicherit zich duidelijk van andere tandartsen en praktijken. Een mooie aanleiding om hem te vragen naar zijn beweegredenen, ervaringen en tips.

Creëer een mening

Als startpunt voor het onderscheidend positioneren van jezelf als zorgverlener of jouw praktijk, vindt tandarts Guicherit het heel belangrijk om als tandarts een eigen mening te hebben. Hij verwoordt dit als volgt:

“Als je je onderscheidend wilt positioneren, dan moet je een mening hebben. Over de mondzorg en over hoe dingen beter kunnen. En moet je niet bang zijn ook je mening te laten blijken. Heb je geen mening, zorg dan dat je er één hebt.”

Het hebben – of creëren – van een eigen mening is wat hem betreft dus een must voor het onderscheidend positioneren van je praktijk. “Wil je geen mening hebben, vergeet dan het onderscheidend positioneren.”

Keuzevrijheid patiënt

Tandarts Guicherit benadrukt vervolgens, dat patiënten keuzevrijheid hebben. Deze keuze is volgens hem echter beperkt, doordat hij van mening is dat de gemiddelde, moderne tandartspraktijken allemaal op elkaar lijken. Zo zegt hij: “De marketing van deze praktijken is vooral gebaseerd op verleiding via de praktijkwebsite, wat terugkomt in foto’s van lachend personeel, mooie wachtkamers, gratis parkeren en een centrale ligging. Aanvullend doen sommige praktijken veel aan het verwerven van goede recensies en dat is het wel zo’n beetje.”

Kortom, er wordt veel gecommuniceerd vanuit praktijken over de uitstraling en etalage-informatie en er wordt maar weinig inhoudelijk gecommuniceerd over de zorgverlening. Met deze constatering is tandarts Guicherit van mening, dat patiënten maar weinig – en niet de juiste – ‘tools’ hebben om een goede keuze te kunnen maken voor hun zorgverlener.

Vandaar dat hij ervoor heeft gekozen op zijn praktijkwebsite – zie ook: – veel informatie te plaatsen over waar patiënten op moeten letten bij de keuze voor een tandarts. Dit uiteraard ook met als doel patiënten inhoudelijk beter te informeren over zijn zorgverlening, zodat zij wel de ‘tools’ in handen krijgen voor zichzelf een juiste keuze van zorgverlener te kunnen maken.

Nadelen

Door zich heel duidelijk te positioneren en uit te gaan van wie hij is, krijgt tandarts Guicherit vooral de patiënten die daarbij passen. Wat dus het resultaat is van het maximaal informeren van patiënten. Het verkondigen van je mening via uitgesproken teksten en video’s heeft echter ook nadelen, namelijk alle nadelen die je kunt ondervinden zodra je ‘je kop boven het maaiveld uitsteekt’.

Collegiale tips

Voor collega tandartsen, die zich ook graag onderscheidend willen positioneren heeft tandarts Guicherit de volgende tips:

  1. Wees niet bang je te onderscheiden van je collega’s. Wees niet bang om te zeggen dat je dingen anders doet. Wees niet bang voor scheve gezichten. Wil je met iedereen goed vrienden zijn, onderscheid je dan vooral niet.
  2. Profileer jezelf zo, dat je de patiënten trekt die bij jou en jouw praktijk passen. Stop met het behandelen van iedereen, als je geen ‘bulk’ praktijk wilt zijn.
  3. Houd je praktijk overzichtelijk. Niet meer dan vijf behandelkamers. Zo voorkom je massaliteit, vervreemding en heb je meer tijd voor je patiënten.
  4. Stop met het onnodig verwijzen van patiënten. Laat je niet wegzetten als ‘algemeen practicus’, maar doe de tandheelkunde in volle omvang. Patiënten houden er niet van verwezen te worden. En als het dan toch moet, ga je altijd mee met je patiënt en leer je ervan.
  5. Luid en duidelijk communiceren – bijvoorbeeld via video’s – waar je goed in bent. Hoe meer specialistische kennis je in huis hebt, hoe interessanter je bent voor patiënten. Als je niets kunt vinden waarin je je onderscheidt, volg dan scholing in met name het buitenland – bijvoorbeeld van John Kois – om je wel te kunnen onderscheiden.

Door: Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Ondersteuning kan via ‘Think Forward’ persoonlijke training als tandarts-praktijkhouder.

Lees ook:
Risicoanalyse voor tevreden patiënten. Verslag van lezing dr. John Kois

Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
baby

Langer geboorteverlof vanaf 1 juli 2020

De verlenging van het geboorteverlof, ook wel kraamverlof, vaderschapsverlof of partnerverlof genoemd, wordt mogelijk gemaakt door een aanvullende uitkering van het UWV. Partners die op of na 1 juli 2020 moeder of vader zijn geworden, kunnen namelijk maximaal vijf weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Het gaat hierbij om vijf maal het aantal werkuren per week. Als iemand in een week 32 uur werkt, kan er dus 5×32=160 uur opgenomen worden.

Deze uren kunnen naar eigen inzicht worden opgenomen, op voorwaarde dat de gebruikelijke week geboorteverlof al is opgenomen en de uren binnen 6 maanden na de geboorte van het kind worden opgenomen.

Huidige situatie

In de huidige situatie (sinds 1 januari 2019) krijgen partners slechts eenmaal het aantal werkuren per week als geboorteverlof. Ook deze uren kunnen naar eigen inzicht opgenomen worden, maar dit moet wel gebeuren binnen vier weken na de geboorte. Aan deze regeling veranderd dus niks. Het enige wat per 1 juli verandert, is dat partners de mogelijkheid krijgen om daar bovenop nog eens aanvullend geboorteverlof op te nemen.

UWV-uitkering in plaats van salaris

Wanneer er aanvullend geboorteverlof wordt aangevraagd, wordt er geen salaris uitbetaald aan de partner (zoals dat bij het ‘normale’ geboorteverlof wel gebeurd). In plaats daarvan moeten werkgevers voor hun werknemers bij het UWV een uitkering aanvragen over de verlofperiode.

Deze uitkering bedraagt maximaal 70% van het dagloon. Vervolgens heeft de werkgever de mogelijkheid om dit op te hogen tot het oorspronkelijke salaris.

 

Bron:
Rijksoverheid

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Continuiteitsbijdrage-corona---zorgverzekeraars

Continuïteitsbijdrage: aanvragen en bezwaarmogelijkheden

Het zal u niet zijn ontgaan: de zorgverzekeraars, verenigd in Zorgverzekeraars Nederland (ZN) hebben een corona-compensatieregeling gepubliceerd; de continuïteitsbijdrage-regeling (CB). Mondzorgaanbieders kunnen de CB vanaf 18 mei 2020 aanvragen. Aanvragen van de CB kan in ieder geval nog tot en met 30 juni 2020. Terwijl sommige mondzorgaanbieders de CB nog niet hebben aangevraagd en de afweging om de CB al dan niet aan te vragen nog moeten maken, denken andere mondzorgaanbieders al aan het maken van bezwaar tegen de CB. In welke situaties heeft het maken van bezwaar zin?

Juridische voorwaarden

Het aanvragen van de CB gaat gepaard met breed pakket juridische voorwaarden, onder meer over het rechtstreeks declareren bij de verzekeraar, een lagere vergoeding voor ‘inhaalzorg’ en het niet kunnen wijzigen van de juridische structuur gedurende de looptijd van de CB. Bij de afweging of mondzorgaanbieders de CB aanvragen, doen zij er verstandig aan zich goed te laten informeren over deze juridische en de financiële gevolgen van de CB. Dat kan bijvoorbeeld door kennis te nemen van de analyse die de mondzorgkoepels hebben gemaakt, waarin de belangrijkste elementen van de regeling op een rij zijn gezet.

Geschillenregeling

De CB is een generieke regeling. Dat betekent dat in de aanvraagprocedure weinig tot geen rekening gehouden kan worden met specifieke situaties van individuele zorgaanbieders. Dat kan betekenen dat de vaststelling van de CB voor bepaalde mondzorgaanbieders niet direct juist is en/of tot onredelijke gevolgen zou leiden. De verzekeraars hebben voor klachten over de vaststelling van de CB een Geschillenregeling ontworpen.

Bezwaar en termijnen

Mondzorgaanbieders krijgen per zorgverzekeraar een ‘bevestigingsbrief’, waarin de vaststelling van de CB staat vermeld. Zorgaanbieders die het niet eens zijn met de vaststelling van de CB of met de hoogte van de CB, kunnen daartegen schriftelijk bezwaar (laten) maken door een klacht in te dienen. Dat dient dan per zorgverzekeraar apart te gebeuren, binnen vier weken na dagtekening van de bevestigingsbrief waarin de CB aan u kenbaar is gemaakt. De zorgverzekeraar beslist vervolgens binnen vier weken op de klacht. De verzekeraar kan deze laatste beslistermijn met éénmaal vier weken verlengen.

Wanneer heeft bezwaar maken geen zin?

Het heeft geen zin bij de zorgverzekeraar te klagen over de juridische voorwaarden van de CB, zoals de omstandigheid dat een lagere vergoeding geldt voor inhaalzorg. Deze voorwaarden worden geaccepteerd bij het aangaan van de CB en maken dus deel uit van de compensatieregeling. Ook heeft het waarschijnlijk geen zin als de meegenomen omzet niet representatief is omdat net een praktijk is gestart of sprake is van een uitbreiding / groei van een praktijk. ZN heeft in de FAQ aangegeven dat de maatwerk-afspraken hierop niet van toepassing zijn.

Wanneer heeft bezwaar maken wel zin?

Bezwaar maken is voor mondzorgaanbieders met name relevant indien zij zich, gelet op hun specifieke situatie, niet kunnen vinden in de vaststelling van de hoogte van de CB. Dat kan bijvoorbeeld komen doordat de zorgverzekeraar de ‘normomzet’ van de zorgaanbieder niet juist vaststelt, of ten onrechte de specifieke situatie van de zorgaanbieder (zoals een gedane overname) niet meeneemt in de bepaling van de CB. Daarnaast kan bezwaar maken zin hebben indien een zorgaanbieder te horen krijgt géén CB te ontvangen (of een CB van € 0,-) om een bepaalde reden. Daarnaast is het zondermeer raadzaam goed na te gaan of de berekening van de CB wel klopt. Veel van de gegevens worden automatisch door Vektis gegenereerd en het is daardoor mogelijk dat – onbedoeld – bijvoorbeeld omzet die gerealiseerd is op een (andere) AGB niet is meegenomen ook indien daar bij de aanvraag om is gevraagd. Dit speelt niet alleen bij een overname, maar ook bij het doorvoeren van de wijziging in de juridische structuur in bijvoorbeeld 2019 waardoor de AGB-code is gewijzigd.

Tot slot

Of bezwaar maken en het indienen van een klacht bij de verzekeraar zinvol is, hangt dus af van de specifieke situatie van de mondzorgaanbieder en de reden van het bezwaar. Dat sommige zorgaanbieders bezwaar zullen maken is, gelet op het generiek karakter van de CB, niet onlogisch. De Geschillenregeling stelt verzekeraars in dat kader in staat waar nodig (meer) maatwerk te leveren en fouten die zijn ontstaan als gevolg van het geautomatiseerd vaststellen van de CB te herstellen.

Meer informatie over de Geschillenregeling en antwoord op veelgestelde vragen leest u op de website van Eldermans | Geerts.

Door:
Daniël Post & Karik van Berloo – Eldermans|Geerts Advocaten | Zorgmakelaars | Adviseurs in de zorg

Lees meer over: Corona, Financieel, Ondernemen, Thema A-Z, Zorgverzekeringen

Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Mieke Hogerbrug over het aangaan en samenwerken in een maatschap.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouders wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Mieke Hogerbrug uitgeschreven over het aangaan en samenwerking in een maatschap.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Mieke Hogerbrug

Praktijk:          Hogerbrug & Kloth Tandartsen in Oud-Beijerland

Sinds:               Heeft de praktijk overgenomen met een collega per 1 januari 2018

Opzet:              Vormt een maatschap met één collega tandarts

Situatie:          Praktijk met 3 behandelkamers en praktijkmanager voor 2 dagen per week

Aanleiding

Mieke heeft per 1 januari 2018 de praktijk overgenomen van een tandarts, die binnenkort met pensioen gaat. Zij heeft er bewust voor gekozen om de praktijk niet alleen over te nemen, maar met een collega tandarts. Deze collega kende zij wel (via de middelbare school en ACTA), maar er was niet sprake van een intensieve samenwerking voordat de samenwerking ontstond.

Momenteel zijn er al diverse veranderingen doorgevoerd in de praktijk en zijn er volop ideeën voor de toekomst. Een goed moment om Mieke eens te vragen naar haar ervaringen over het aangaan van een maatschap, het gezamenlijk overnemen van een praktijk en het starten van een intensieve samenwerking met een collega tandarts.

Waarom een samenwerking?

Mieke heeft zich in 2008 gedifferentieerd als tandarts gehandicaptenzorg en wilde in geen geval in haar eentje een algemene praktijk voeren. En wel, omdat zij het werken in de algemene praktijk graag wil blijven combineren met de ‘special care dentistry’. Mieke haalt ook heel veel werkplezier uit het werken met mensen met een beperking. Haar uitdaging is hierin om behandelingen tot een goed einde te brengen middels het combineren van haar kennis van allerlei facetten uit de geneeskunde, psychologie, orthopedagogiek en andere differentiaties binnen de tandheelkunde.

Daarnaast werkte zij al vele jaren in de praktijk in Oud-Beijerland, waarvan de praktijkhouder haar het aanbod deed deze over te nemen. Vervolgens is Mieke in gesprek gegaan met haar huidige maat vanuit het idee een maatschap te starten en de praktijk gezamenlijk over te nemen. Haar maat werkte destijds nog als ZZP-er in een grote groepspraktijk.

De weg naar een maatschap

Voordat de beslissing werd genomen om daadwerkelijk de praktijk gezamenlijk over te nemen, zijn Mieke en haar maat uitgebreid in gesprek gegaan. Zo geeft Mieke aan: “Mijn maat en ik zijn met elkaar gaan eten en zij had een brief geschreven met daarin onder andere informatie over hoe zij in elkaar zit, hoe haar leven eruit ziet en wat zij belangrijk vindt zowel privé als qua werk. Wij hadden elkaar al eerder ontmoet en duidelijk een goede klik, maar na deze avond raakten we niet uitgepraat. Ook onze ideeën over de praktijk en hoe deze verder te moderniseren kwamen zeer overeen.”

Uit dit voorbeeld kunnen de volgende belangrijke punten worden gefilterd:

  • Spreek duidelijk naar elkaar uit hoe je bent en wat je belangrijk vindt.
  • Bespreek niet alleen je werk situatie maar ook elkaars privé leven (want het werk is nu eenmaal onderdeel van de werk / privé balans).
  • Bespreek het heden maar zeker ook je ambities.

In de keuze om wel of niet een samenwerking aan te gaan, is het belangrijk een goede afweging te maken tussen ratio en gevoel. Naar aanleiding van dit eerste gesprek geeft Mieke ook aan: “Eigenlijk was het die avond al meteen beklonken. Die praktijk die gingen wij samen aanpakken!”

Zonder wrijving geen glans

Elke samenwerking komt zo af en toe onder druk te staan. Vooral dan zal blijken hoe sterk de samenwerking daadwerkelijk is. Ben je in staat om hier als maten sterker uit te komen of drijft het de maatschap uit elkaar. Mieke geeft aan dat er onderling nog geen conflicten zijn geweest. Wel zijn er meerdere problemen ‘langsgekomen’, waar zij als maatschap mee moesten zien te dealen. Denk aan een fulltimer die voor lange tijd arbeidsongeschikt werd, scheidingen onder het personeel, medewerkers die moesten wennen aan een andere manier van werken en nu dan COVID-19.

Om als maten op één lijn te blijven in dergelijke situaties hebben Mieke en haar maat ervoor gekozen om regelmatig buiten werkuren lange wandelingen te maken. Op deze manier kunnen ze beiden letterlijk afstand nemen van de praktijk om nieuwe plannen te bespreken of te bespreken hoe bepaalde zaken in de praktijk worden aangepakt. Daarnaast hebben de maten maandelijks een overleg met de officemanager om reguliere zaken te bespreken en voort te zetten.

Communicatie is een leerpunt

Op de vraag of er zich situaties hebben voorgedaan omtrent de samenwerking waar je van hebt geleerd en die je nu anders zou aanpakken, kan Mieke zich niet direct een voorbeeld herinneren. Wat zij wel aangeeft, is dat haar leerpunten veelal betrekking hebben op ‘communicatie’. Zo is ze zich ervan bewust om duidelijker te zijn naar haar maat en naar de officemanager – en misschien ook wel naar zichzelf – wanneer er bijvoorbeeld behoefte is om de praktijk even te kunnen loslaten. Bijvoorbeeld als er behoefte is om privé tijdelijk meer voorrang te willen geven boven de praktijk.

Tips van Mieke

Voor collega’s die overwegen – of die momenteel bezig zijn – een samenwerking aan te gaan in een maatschap heeft Mieke de volgende tips:

  • Maak vooraf een plan
    Zo geeft ze aan: “Bespreek en leg zaken vast als: Wat willen jullie? Wat zijn de wensen? En wat de toekomstplannen? Staan jullie voor hetzelfde qua tandheelkunde en kan ieder de tandarts zijn die hij of zij wil zijn? Liggen de visie en missie op één lijn en kunnen jullie ook nog een beetje lol met elkaar maken?”
  • Blijf met elkaar praten
    “Zowel qua bedrijfsvoering, maar ook om even je frustraties over praktijkzaken te uitten. Zo is het motto van mijn maat: Stoom afblazen en dan weer door!”

Door: Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Wil je graag ondersteuning hierbij, dan kan dat via ‘Think Forward’ persoonlijke training als tandarts-praktijkhouder

Lees ook de andere artikelen in deze serie:
Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen, Samenwerken, Thema A-Z