Ook e sigaretten leiden tot tandvleesaandoeningen

Ook e-sigaretten leiden tot tandvleesaandoeningen

E-sigaretten, ook wel ‘vapes’ genoemd, veranderen het microbioom in de mond van rokers. Daarmee zorgt het roken van e-sigaretten voor een reeks gezondheidsrisico’s, waaronder tandvleesaandoeningen. Dat blijkt uit onderzoek van het NYU College of Dentistry.

Het roken van sigaretten is een bekende risicofactor voor het ontwikkelen van tandvleesaandoeningen, maar er is minder bekend over de effecten van e-sigaretten, die nicotine en andere chemicaliën verdampen. Een reeks nieuwe onderzoeken door onderzoekers van het NYU College of Dentistry laat zien hoe e-sigaretten de mondgezondheid kunnen veranderen en bijdragen aan tandvleesaandoeningen.

De mondgezondheid van 84 volwassenen uit drie groepen werd onderzocht: sigarettenrokers, gebruikers van e-sigaretten en mensen die nooit hadden gerookt. Tandvleesaandoeningen werden beoordeeld door twee tandartsbezoeken met een tussenpoos van zes maanden. Tijdens de onderzoeken zijn plaquemonsters genomen om de aanwezige bacteriën te analyseren.

Veranderingen in het microbioom

Alle deelnemers hadden aan het begin van het onderzoek tandvleesaandoeningen, waarbij sigarettenrokers de ernstigste ziekte hadden, gevolgd door gebruikers van e-sigaretten. Na zes maanden ontdekten de onderzoekers dat tandvleesaandoeningen erger waren geworden bij sommige deelnemers in elke groep, waaronder verschillende gebruikers van e-sigaretten.

Bij analyse van de bacteriën in de plaquemonsters bleek dat gebruikers van e-sigaretten een ander oraal microbioom hebben dan rokers van normale sigaretten en niet-rokers. Bacteriën waarvan bekend is dat ze geassocieerd zijn met tandvleesaandoeningen, waaronder Fusobacterium en Bacteroidales, waren vooral dominant in de monden van gebruikers van e-sigaretten.

“Vapen lijkt unieke patronen in bacteriën te veroorzaken en de groei van sommige bacteriën te beïnvloeden op een manier die vergelijkbaar is met het roken van sigaretten, maar met zijn eigen profiel en mondgezondheidsrisico’s”, aldus onderzoeker Fangxi Xu.

Onderzoekers concludeerden dat het orale microbioom van rokers van e-sigaretten veranderde immuunreacties oproept die, samen met klinische markers van tandvleesaandoeningen, illustreren hoe vapen zijn eigen mondgezondheidsprobleem vormt.

Bron:
NYU

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Kunstmatige intelligentie kan krachtig hulpmiddel zijn bij tandverlies voorspellen

Kunstmatige intelligentie kan krachtig hulpmiddel zijn bij tandverlies voorspellen

Kunstmatige intelligentie (AI) kan een krachtig hulpmiddel zijn om tandverlies te voorspellen, volgens een studie die werd gepubliceerd in PLOS One. Machine-learning-algoritmes die niet alleen medische maar ook sociaaleconomische gegevens bevatten toonden veelbelovende resultaten bij het voorspellen van edentulisme, tandverlies en het ontbreken van een functioneel gebit.

Sociaaleconomische voorspellers van tandverlies

Er is weinig bekend over de sociaaleconomische voorspellers van tandverlies, een aandoening die de kwaliteit van leven van individuen negatief kan beïnvloeden. Volgens de auteurs komt dit vooral doordat de meeste eerdere analyses waren gebaseerd op beschrijvende onderzoeken met een beperkt aantal variabelen.

AI-modellen

Met behulp van machine learning kan informatie over een groot aantal kenmerken gebruikt worden om een uitkomst te voorspellen en de relevante variabelen te identificeren. Daarmee ontwikkelden de onderzoekers vijf AI-modellen om volledig en incrementeel tandverlies te voorspellen. De studie gebruikte gegevens van bijna 12.000 volwassenen die deelnamen aan de Amerikaanse National Health and Nutrition Examination Survey.

Tandverlies voorspellen

De algoritmen gebruikten sociaaleconomische kenmerken, mondgezondheidsgedrag en chronische medische aandoeningen om te voorspellen welke van de deelnemers tandverlies had. De auteurs rapporteerden hun resultaten met behulp van AUC-percentages (Area Under the Curve). De AUC is een maatstaf om de prestaties van de algoritmen te evalueren: hoe dichter de AUC bij de 100% ligt, hoe beter het algoritme kan voorspellen, in dit geval of de deelnemers wel tandverlies of geen tandverlies hadden.

Modellen presteren goed

Alle modellen presteerden goed in de analyse, met AUC’s van minstens 80% voor het identificeren van verschillende soorten tandverlies. Het beste algoritme voorspelde edentulisme met een AUC van 89%, gebrek aan een functioneel gebit met een AUC van 88% en een of meer ontbrekende tanden met een AUC van 83%.

Medische aandoeningen minder belangrijk

Ook werden patiëntkenmerken geïdentificeerd die het belangrijkst zijn voor het voorspellen van tandverlies. Sociaaleconomische factoren bleken veel sterkere voorspellers te zijn dan medische aandoeningen. Leeftijd was de sterkste voorspeller van tandverlies in de analyse. Andere belangrijke factoren waren opleiding, routinematige tandheelkundige zorg, werk, gezinsinkomen, ras/etniciteit en eigenwoningbezit.

Hoewel medische aandoeningen waaronder artritis, diabetes en hartaandoeningen ook tandverlies voorspelden, presteerden ze niet zo sterk als de sociaaleconomische kenmerken. Sommige medische aandoeningen zoals jicht hadden helemaal geen voorspellende kracht.

Met sociaaleconomische kenmerken beter

De modellen die sociaaleconomische kenmerken bevatten waren beter in het voorspellen van tandverlies dan degene die alleen op routinematige klinische tandheelkundige indicatoren vertrouwden, volgens een van de auteurs.

Hulpmiddel om risicopatiënten te identificeren

In de toekomst kunnen de algoritmen een nieuw hulpmiddel worden om patiënten te identificeren die risico lopen op tandverlies. Tot die tijd benadrukken de bevindingen het belang van de sociale determinanten van gezondheid. “Het kennen van het opleidingsniveau, de arbeidsstatus en het inkomen van de patiënt is net zo relevant voor het voorspellen van tandverlies als het beoordelen van hun klinische tandheelkundige status”, zeggen de onderzoekers.

Bron:
PLOS One

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Beeldvorming helpt bij identificeren en verwijderen van geaspireerde kroon

Beeldvorming helpt bij identificeren en verwijderen van geaspireerde kroon

Een thoraxfoto hielp bij het identificeren van een tandkroon van 9.5 mm die werd ontdekt in de long van een 81-jarige man die in het ziekenhuis was opgenomen voor meningitis. Volgens de auteurs van het artikel dat in Radiology Case Reports werd gepubliceerd is onderhoud van prothetische kronen van cruciaal belang bij oudere patiënten.

Oude, gezonde mond

Nu mensen steeds ouder worden is er een grote behoefte aan behandelingen om de mond heel en gezond te houden. Creatie, plaatsing, onderhoud en behoud van prothetische kronen zijn hiervoor van cruciaal belang.

Aspiratie van kroon is levensgevaarlijk

Hoewel het relatief ongebruikelijk is, kan aspiratie van een kroon leiden tot levensgevaarlijke situaties wanneer de prothese niet tijdig wordt verwijderd. Oudere patiënten kunnen een verslechtering van mondhygiëne ervaren, en tandbederf kan uiteindelijk resulteren in het breken of losraken van kronen. Ook cementsoorten, parodontitis en slechte prothetische planning zijn gekoppeld aan het losraken van tandkronen.

81-jarige man

Onderzoekers beschrijven in een casusrapport het geval van een 81-jarige man die werd opgenomen op een intensivecareafdeling voor meningitis. Hij ervoer een veranderde staat van bewustzijn en zijn zuurstofsaturatie nam af, waardoor hij een spoedintubatie via de orotrachea nodig had.

Thoraxfoto toont vreemd lichaam

Om zeker te zijn dat de buis op de juiste plaats zat werd een thoraxfoto gemaakt. De beeldvorming toonde echter ook een vreemd lichaam in de vorm van een tandkroon in de bronchus van de rechter onderkwab.

Vastpakken en verwijderen

Artsen beoordeelden vervolgens de situatie met behulp van een orotracheale intubatiecanule samen met een flexibele bronchoscoop en een klem. De klem werd gebruikt om de bovenste premolaire tandprothesekroon vast te pakken waarna de canule werd ingezet om deze te verwijderen.

Succesvol proces van een uur

Ze kozen voor deze methode omdat het een lager risico op morbiditeit en mortaliteit heeft, schrijven de auteurs. De procedure werd zonder complicaties voltooid en de patiënt werd opnieuw geïntubeerd. Het totale proces van ontdekking van het vreemde lichaam tot het opnieuw intuberen duurde ongeveer een uur.

Preventie beste methode

Voorzichtigheid is volgens de artsen geboden bij het uitvoeren van intubaties of andere soortgelijke procedure bij oudere patiënten. Hoewel het niet altijd haalbaar is om alle aanbevelingen op te volgen bij het omgaan met trauma- of noodpatiënten, is preventie de beste manier om onbedoelde ingestie of aspiratie van een tandprothese te voorkomen.

Beeldvorming is essentieel

Desalniettemin is beeldvorming essentieel bij patiënten met ademhalingsveranderingen of die gebitselementen lijken te missen na een ongeval of noodgeval. Zo kunnen mogelijk ernstige complicaties worden voorkomen, schrijven de auteurs. Dit geldt vooral voor oudere patiënten die vaak een verslechterde mondgezondheid hebben. Tandartsen moeten rekening houden met de behandelingsopties voor deze patiënten, merkten ze op.

Bron:
Radiology Case Reports

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Nieuwe richtlijn behandeling van parodontitis stage IV, van EFP

Nieuwe richtlijn behandeling van parodontitis stage IV, van EFP

Tijdens Europerio10 in Denemarken heeft de European Federation of Periodontology (EFP) een nieuwe richtlijn gelanceerd. Deze betreft de behandeling van parodontitis in stage IV. Dit is de meest voortgeschreden vorm. Hiermee worden de adviezen betreffende alle stages compleet.

Parodontitis Stage IV

Stage IV houdt in dat er in elk geval elementen verloren zijn gegaan waardoor er slechts nog 19 elementen of minder over zijn, dus minder dan 10 occluderende paren. Er is dus sprake van een bepaalde overbelasting dat vaak gepaard gaat met diastemen, migratie, protrusie en extrusie. De overgebleven elementen kunnen mobiliteit van 2 of meer vertonen.
Deze ernstige vorm van parodontitis kan veel gevolgen hebben, zoals kauwproblemen en verminderde esthetiek. Het kan doorwerken in de sociale contacten en heeft zo gevolgen voor de kwaliteit van leven. Ook kan het gevolgen hebben voor de algehele conditie en tevens in financiële zin.

Interprofessioneel samenwerken

Het managen van stage IV is volgens professor Herrera een uitdaging omdat enkel behandelen niet genoeg is. Er zal hierbij namelijk interprofessioneel samengewerkt moeten worden om de verloren functie te herstellen en de ziekte te bestrijden.
Dr Mario Aimetti en Dr Papageorgiou legden uit dat vaak een orthodontische benadering gevraagd is bij de behandeling van stage IV om migratie en de slechte occlusale belasting van de zijdelingse delen te ondervangen. Professor Zitzmann besprak spinttherapie of een behaalde vorm van beetverhoging bij spierdysfunctie, migratie en mobiliteit. Professor Gotfredsen haalde het belang van goede protheses aan en de diverse mogelijkheden hierbij.

Diagnostische paden

Er zijn vijf diagnostische paden:

  1. Evaluatie van het verlies aan ondersteunende weefsels in het parodontium, de evaluatie van de esthetiek en functie zoals kauwen en spreken.
  2. Tandvervanging.
  3. Prognose van de resterende dentitie.
  4. Assesment van alle factoren die retentie en/of implanteren zouden kunnen verhinderen.
  5. De algehele prognose van de patiënt zoals de waarschijnlijkheid van ziekteprogressie of terugkering waarbij risicofactoren zoals roken en diabetes worden meegenomen.

EFP-richtlijn-paro

Cases

Er zijn 4 beschreven cases:

  1. De patiënt met hypermobiliteit door secundair occlusaal trauma dat gecorrigeerd kan worden zonder tandvervanging.
    Tijdelijke splinttherapie kan tijdens stap 1 van de therapie ingezet worden om trauma en de impact van de mobiliteit op te vangen. Een oplossing voor de lange termijn kan na stap 2 en 3 bekeken worden.
  2.  De patiënt met pathologische migratie dat verholpen kan worden door een orthodontische benadering.
    Orthodontische therapie kan tijdens stap 2 (subgingivale reiniging) en in sommige gevallen tijdens stap 3 (opnieuw subgingivale instrumentatie en parodontale chirurgie) gepland worden maar niet worden geïmplementeerd voordat er een stabiele situatie is bereikt met slechts ondiepe pockets.
  3. Gedeeltelijke edentate patiënt waarbij een partiële prothetische voorziening geplaatst kan worden.
    Tijdelijke voorzieningen zullen niet voor stap 2 geplaatst kunnen worden. Liever na re-evaluatie van stap 2 en 3. Definitieve plaatsingen kunnen pas na een succesvolle complete parodontale therapie.
  4. Gedeeltelijke edentate patiënt waarbij een gehele kaak gerehabiliteerd zal moeten worden.
    Tijdelijke voorzieningen kunnen hierbij na succesvol afsluiten van stap 1 geplaatst worden. Stap 2 wordt dan uitgevoerd met de geplaatste voorziening op zijn plaats. Een definitieve restauratie volgt na succesvolle volledige parodontale behandeling waarbij ondiepe en rustige pockets zijn overgebleven.

Voor protheses op implantaten geldt dat de tanden geëxtraheerd kunnen worden en de implantaten geplaatst kunnen worden in een of beide kaken na succesvolle afronding van stap 1 als een kaak nog natuurlijke dentitie bevat.

Bekijk de gehele guideline op onlinelibrary.wiley.com

Bron:
EFP

Door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Hoofdpijn

Diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofdpijn in de tandartspraktijk

Hoofdpijn is een van de meest voorkomende pijnklachten en kan vele oorzaken hebben. Veel voorkomende vormen van hoofdpijn, zoals migraine en spanningshoofdpijn, kunnen interfereren met de tandheelkundige zorg. Wat zijn de praktische consequenties voor diagnostiek en behandeling van patiënten met hoofdpijn vanuit het perspectief van de tandheelkundige praktijk?

Graded Chronic Pain Scale

Geadviseerd wordt om patiënten met hoofdpijnklachten, net als patiënten met chronische pijnklachten, voorafgaand aan de intake de screeningsvragenlijst Graded Chronic Pain Scale in te laten vullen. Dit betreft acht vragen. Bij een eindscore van 0-2 is de patiënt geschikt voor de eerstelijns zorg, bij een score van 3-4 is er indicatie voor multidisciplinaire zorg.

Orofaciale pijn

Twaalf procent van de algemene populatie (1-jaarprevalentie) heeft last van dentale pijn en 5% heeft last van TMD-pijn. Dit zijn dus twee veel voorkomende pijnen van het aangezicht. Echter, hoofdpijn komt nog veel vaker voor, namelijk 47%-53%.

International Classification of Headache Disorders (ICHD-3)

De ICHD-3 laat zien dat er meer dan 100 verschillende soorten hoofdpijn zijn. Deze hoofdpijnen kunnen worden onderverdeeld in twee subgroepen: primaire en secundaire hoofdpijn. Primaire hoofdpijn is een aandoening op zichzelf, voorbeelden zijn migraine en spanningshoofdpijn. Secundaire hoofdpijn wordt veroorzaakt door een andere aandoening, voorbeelden hiervan zijn meningitis, trauma, overmatig gebruik van (pijn)medicatie en spierspanning.

Primaire hoofdpijn

De meest voorkomende vormen van hoofdpijn zijn spanningshoofdpijn en migraine.

Spanningshoofdpijn (tension-type headache)

  • Tweezijdig, strak of drukkende pijn, mild tot matig van aard, niet verergerend door lichamelijke activiteit.
  • De prevalentie (life-time) is 63%.

Migraine

  • Eenzijdig, kloppend of pulserend, matig tot ernstig van aard, neemt toe bij lichamelijke activiteit.
  • Migraine gaat vaak gepaard met misselijkheid of overgeven, ook is er vaak sprake van overgevoeligheid voor licht of geluid.
  • Soms is er sprake van aura (visueel of sensorisch).
  • De prevalentie (life-time) is 15%.

Screeningsvragenlijst voor migraine en spanningshoofdpijn

Het is soms lastig om migraine en spanningshoofdpijn te herkennen en daarom is er een screeningslijst ontwikkeld. De headache screening questionnaire bestaat uit tien vragen. Bij een eindscore van 8 of hoger is er een grote kans op aanwezigheid van spanningshoofdpijn of migraine. Bij een eindscore van 6 of 7 is er wel verdenking op deze vormen van hoofdpijn maar is de diagnose minder zeker. De headache screening questionnaire is geen middel om te diagnosticeren maar alleen om te screenen.

Primaire hoofdpijn en tandheelkundige problemen

  • Spanningshoofdpijn: geen orale symptomen, geen orale triggers.
  • Migraine: bij 10% is er sprake van pijn in aangezicht (soms zelfs alleen intra-oraal), aura kan zich uiten in spraakstoornissen, voorafgaand aan aanval is er soms sprake van overmatige speekselproductie, vermoeidheid/geeuwen en een versterkte smaakperceptie.

TMD-klachten en hoofdpijn

Er is veel literatuur over temporomandibulaire disfunctie (TMD) in combinatie met hoofdpijn. Een studie van Goncalves et al. (2009) liet zien dat het percentage van TMD veel hoger is bij patiënten met migraine, namelijk 46,9% (bij patiënten zonder hoofdpijnklachten is dit 14,2%). Bij spanningshoofdpijn was dit verband niet te zien. Er is dus een duidelijk verband tussen migraine en TMD-klachten. De vraag is echter of die hoofdpijn mogelijk eigenlijk een secundaire hoofdpijn is als gevolg van de TMD. Om hier achter te komen moet er een TMD diagnose zijn én moet de klacht daarnaast aan minimaal twee van de volgende criteria voldoen: hoofdpijn ontstaat in relatie met de TMD, hoofdpijn veranderd samen met de TMD, hoofdpijn neemt toe tijdens het TMD-functieonderzoek, er is sprake van hoofdpijn aan de ipsilaterale zijde van de TMD. Het functieonderzoek is dus belangrijk om hier achter te komen: neemt de hoofdpijn toe bij het uitvoeren van het functieonderzoek dan is de hoofdpijn waarschijnlijk secundair aan de TMD.

Rol hulpverlener mondzorg

Hoofdpijn als gevolg van TMD wordt vaak gemist. Hulpverleners in de mondzorg kunnen dus een belangrijke rol spelen in de diagnose hiervan.

Prevalentie

Schiffman et al. (2012) onderzocht 373 TMD patiënten met hoofdpijn in slaapregio. In 45% van de gevallen was er sprake van secundaire hoofdpijn als gevolg van TMD.
Van der Meer et al. (2017) deed onderzoek naar de prevalentie van secundaire hoofdpijn als gevolg van TMD. In totaal werden er op de Orofaciale Pijnkliniek van het ACTA 203 patiënten geïncludeerd:

  • 75% had geen TMD klachten, daarvan had 8,4% migraine en 21,7% spanningshoofdpijn.
  • 25% had wel TMD klachten, daarvan had 17,2% migraine, 22,4% spanningshoofdpijn en 19% hoofdpijn secundair aan TMD.
    Dit betekent dat erin Nederland 200.000 mensen zouden moeten zijn met TMD-gerelateerde hoofdpijn.

Consequenties voor de behandeling

  • Is er sprake van hoofdpijn en TMD:
    > Onderzoek of er sprake is van een secundaire hoofdpijn.
    > TMD behandeling is dan ook effectief voor de hoofdpijn.
  • Is er sprake van migraine en TMD dan moet de patiënt verwezen worden: migraine kun je niet zelf behandelen.

Concalves et al. (2013) onderzocht het effect van medicatie en het dragen ven aan splint bij patiënten met TMD-gerelateerde hoofdpijnklachten. Er waren 4 groepen:

  • Groep 1: medicijn voor hoofdpijn en splint
  • Groep 2: placebo medicijn en splint
  • Groep 3: medicijn voor hoofdpijn en placebo splint
  • Groep 4: placebo medicijn en placebo splint

Uit de resultaten bleek dat de patiënten in groep 1 het beter deden dan de patiënten in de andere drie groepen. Opvallender nog was dat groep 4 het net zo goed deed als groep 2 en 3; oftewel dat bij patiënten met comorbiditeit een monidisciplinaire behandeling niet effectiever is dan een placebo behandeling. Er kan dus geconcludeerd worden dat deze patiënten een multidisciplinaire behandeling nodig hebben.

Van der Meer et al. (2018) keek in haar studie naar het effect van de TMD-behandeling op verschillende soorten hoofdpijn. Patiënten werden 12 weken gevolgd. De resultaten lieten zien dat patiënten met migraine de meeste baat hadden bij een TMD-behandeling in vergelijking met patiënten met spanningshoofdpijn en hoofdpijn secundair aan TMD.

Take home message

Spanningshoofdpijn is de meest voorkomende vorm van hoofdpijn eninterfereert niet met mondzorg behandelingen.

  • De symptomen van migraine zijn bij de differentiaal diagnose van belang. Migraine is geassocieerd met TMD-pijn en daarom verdient de multidisciplinaire behandeling dan de voorkeur.
  • Hoofdpijn gerelateerd aan TMD wordt vaak gemist of geclassificeerd als spanningshoofdpijn. Deze hoofdpijn verdient een TMD-behandeling.

Prof. dr. Corine Visscher is orofaciaal fysiotherapeut en epidemioloog. In 2000 is zij gepromoveerd aan de UvA op een onderzoek naar TMD en nekklachten. Momenteel is zij als hoogleraar verbonden aan de sectie Orofaciale Pijn en Disfunctievan het ACTA en is zij opleidingsdirecteur van de master tandheelkunde van het ACTA. Haar wetenschappelijk onderzoek richt zich op patiënten met temporomandibulaire aandoeningen en hoofdpijn. Zij begeleidt verschillende promovendi, verzorgt onderwijs voor tandheelkunde studenten op het gebied van TMD en orofaciale pijn en is betrokken bij de patiëntenzorg binnen het multidisciplinaire team dat bestaat uit tandarts-gnathologen (in opleiding), orofaciaal fysiotherapeuten en een psycholoog. Zij is (co)-auteur van meer dan 70 internationale peer-reviewed publicaties, mede-auteur van het internationale classificatiesysteem voor TMD en bestuurslid van de Physical Therapy Board of Craniofacial and Cervical Therapeutics.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. dr. Corine Visscher tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

Dit artikel is voor het eerst in 2020 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor opnieuw onder de aandacht gebracht.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z
Kiezen tussen de verwarming aanzetten of mondzorg betalen

Kiezen tussen de verwarming aanzetten of mondzorg betalen

Mondzorg is duur, maar gelukkig kunnen de meeste Nederlanders het (met hulp van een verzekering) wel betalen. Maar wat als je moet kiezen tussen de verwarming aanzetten of mondzorg betalen? Het gebeurde een vrouw in Engeland, volgens de BBC.

Melanie Fudge-Horton zorgt samen met haar man fulltime voor hun twee kinderen. Hun zoon van 24 heeft het syndroom van Asperger en hun dochter van 6 heeft Autisme. Toen Melanie een wortelkanaalbehandeling en een kroon nodig had, liep ze tegen problemen aan. Ze had geen toegang tot een NHS tandarts (publieke gezondheidszorg in Engeland) en kwam achteraan een lange wachtrij te staan.

Toen Melanie – ondanks veel belletjes naar NHS tandartsen in de buurt – toch bij een commerciële tandarts terecht moest, kwam ze erachter dat de behandeling 1000 pond zou kosten. Op dat moment besloot ze voor de goedkopere optie te kiezen en de tand te laten trekken. Kosten: 50 pond.

Een oneerlijk systeem

“Met de kosten voor ons levensonderhoud kon ik het op geen enkele manier betalen”, zegt Melanie tegen de BBC. “Mijn familie en ik leven van een uitkering. Wij hebben niet zoveel besteedbaar inkomen. Het was een keuze tussen mondzorg of de verwarming aanlaten.” Ze vult aan dat ze zich verdrietig voelde door de hele situatie en een “slachtoffer van een oneerlijk systeem” is.

Tandartsen verlaten de NHS

Volgens nieuwe cijfers zijn in het afgelopen jaar ongeveer 2.000 tandartsen weggegaan uit de NHS-tandheelkunde. Het aantal tandartsen dat NHS-behandelingen verleent, is gedaald van 23.733 eind 2020 naar 21.544 eind januari 2022. Dit is het laagste niveau in tien jaar.

Het rapport, uitgegeven door de Association of Dental Groups (ADG) via Freedom of Information, markeert een nieuwe tegenslag in de toegang tot tandheelkundige zorg van de NHS in het VK. Het rapport noemt Brexit, Covid-19 en nieuwe manieren van werken als redenen voor tandheelkundige teams die zich afkeren van de gezondheidszorg. Met problemen voor mensen als Melanie als gevolg.

Verzoek om gezonde en goed behandelbare tanden te trekken is geen uitzondering

Onlangs verscheen in the Journal of the American Dental Association onderzoek van Dyonne Broers waarin zij concludeert dat tandartsen regelmatig een verzoek van een patiënt krijgen om gezonde of goed behandelbare kiezen te trekken.
Volgens het onderzoek zijn financiële en psychologische redenen voor een patiënt om zo’n verzoek te doen. Bij bijna de helft ging het om financiële redenen, bij ruim een kwart om psychologische redenen en bij ongeveer 20% ging het om een combinatie hiervan.

Bron:
BBC

 

 

Lees meer over: Tarieven, Thema A-Z
Hogere stralingsdosis hoofd-halsgebied bij kinderen gelinkt aan orale complicaties

Hogere stralingsdosis hoofd-halsgebied bij kinderen gelinkt aan orale complicaties

Overlevenden van hoofd- en nekkanker bij kinderen die hogere doses bestralingstherapie hebben ondergaan lopen een groter risico op het ontwikkelen van speeksel- en tandheelkundige complicaties, volgens een review in het International Journal of Radiation Oncology, Biology, Physics. De stralingsdoses voor de parotisklieren en in de mondholtes van kinderen zouden zo laag mogelijk moeten worden gehouden.

Bestralingstherapie veroorzaakt complicaties

Meer dan 350.000 kinderen over de hele wereld worden gediagnosticeerd met kinderkanker. Hoewel bestralingstherapie hun mogelijkheden aanzienlijk heeft verbeterd kan de behandeling ook complicaties veroorzaken die de gezondheid van kinderen op de lange termijn kunnen beïnvloeden.

Richtlijnen radiotherapie voor kinderen

Clinici ontwikkelen behandelplannen met de meest recente beschikbare informatie, maar er is geen enkele bron die evidence-based beslissingen schetst die specifiek betrekking hebben op kinderen die radiotherapie krijgen. Daarom heeft de Pediatric Normal Tissue Effects in the Clinic, een vrijwillige taskforce van specialisten, onderzoekreviews uitgevoerd om wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen te ontwikkelen voor de dosering van radiotherapie voor kinderen met het doel om bijwerkingen te minimaliseren.

Speekseldisfunctie en gebitsafwijkingen

In deze review werden veertig onderzoeken beoordeeld voor een kwalitatieve analyse en drie voor een kwantitatieve analyse om speekseldisfunctie en gebitsafwijkingen te bepalen bij kinderen die als kind bestralingstherapie kregen in het hoofd-halsgebied. Dergelijke tandheelkundige aandoeningen worden vaak pas jaren na radiotherapie ontdekt en zijn helaas permanent. Ze kunnen chirurgie of orthodontische corrigerende procedures vereisen.

Stralingsdosis parotisklieren

De onderzoekers keken specifiek naar de stralingsdosis die aan de parotisklieren werd afgegeven, uitgedrukt in eenheden van grey (Gy). Deze klier is verantwoordelijk voor de productie van speeksel, dat de mond bevochtigt om te helpen bij het kauwen, slikken, spreken en verteren. Ook functioneert het om tandbederf te voorkomen, aldus de review.

Xerostomie bij een derde van kinderen na dosis van 40 Gy

Uit de analyse bleek dat een gemiddelde parotisdosis van 35 Gy geassocieerd is met een risico op acute en chronische graad 2-xerostomie bij ongeveer 13% van de kinderen. Een gemiddelde dosis van 40 Gy gaat bij ongeveer 32% van de kinderen gepaard met een risico op dergelijke droge mond.

Gemiddelde dosis beperken

Hoewel het risico op speekseldisfunctie toeneemt bij hogere doses is er geen informatie over het risico bij lagere doses. Daarom beveelt de taskforce aan om de gemiddelde dosis te beperken tot niet meer dan 26 Gy, schreven de auteurs.

Toxische dosis onbekend

Tandontwikkelingsafwijkingen komen vaak voor na bestralingstherapie in de mondholte. Aangezien de minimale toxische dosis voor deze aandoeningen onbekend is, stelt de taskforce voor om de dosis op tanden zo laag mogelijk te houden. Bij patiënten onder de 4 jaar oud moeten speciale inspanningen worden geleverd om de doses onder de 20 Gy te houden. De reden hiervoor is dat de aard en ernst van tandheelkundige afwijkingen omgekeerd evenredig is met iemands leeftijd en tandontwikkelingsstadium op het moment van radiotherapie, schrijven de auteurs.

Risico’s tegen voordelen afwegen

De analyse had wel beperkingen. Zo waren de gegevens beperkt in wat betreft het mogelijke effect van submandibulaire- of kleine speekseldosis op het optreden van een droge mond. Desalniettemin zeggen de auteurs dat de risico’s van bestralingstherapie moeten worden afgewogen tegen de voordelen voor kinderen.
“Hogere doses voor de speekselklieren en de mondholte kunnen acceptabel zijn als ze nodig zijn voor een gunstig oncologisch resultaat”, concludeerden de onderzoekers.

Bron:
Radiation Oncology, Biology, Physics

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
bacteriën

Coronavaccinatie heeft mogelijk positief effect op de mondgezondheid

Gevaccineerd worden met een COVID-19 mRNA-vaccin kan een direct positief effect hebben op de mondgezondheid, volgens een recente studie gepubliceerd in BMC Oral Health. Een vaccinatie vergroot de diversiteit van orale bacteriën aanzienlijk en vermindert een bacteriesoort die opportunistische infecties kan veroorzaken.

Beheersen van de pandemie

De afgelopen maanden hebben vaccinaties geholpen bij het beheersen van de COVID-19-pandemie, maar de effecten van vaccins op het orale microbioom waren nog niet onderzocht. Verschillende rapporten suggereren dat de ernst van de coronaziekte geassocieerd is met een verminderde diversiteit van het orale en/of intestinale microbioom.

Orale en darmmicrobioom veranderen

Vaccins kunnen het orale en darmmicrobioom veranderen, wat nuttige informatie kan bieden om de gezondheidstoestand van individuen beter te begrijpen, schrijven de auteurs van het artikel van de Health Sciences University of Hokkaido in Japan. Daarom onderzochten ze de effecten van een mRNA-vaccin voor SARS-CoV-2 op het orale microbioom.

DNA uit speekselmonsters

Hiervoor verzamelden de onderzoekers vóór vaccinatie en na de eerste en tweede dosis van het vaccin speekselmonsters van 40 gezonde tandheelkundigen. Vervolgens werd genomisch DNA uit de monsters geëxtraheerd en werd next-generation sequencing gebruikt om een bepaald gen te analyseren. Ook werd er gekeken naar de microbiële diversiteit en samenstelling.

Minder bacteriën die infecties veroorzaken

De bacteriesoorten die het vaakst in de monsters voorkwamen waren Prevotella, gevolg door Neisseria, Veillonella en Streptococcus. Bacteroides waren overvloedig aanwezig in alle monsters, maar minder in het speeksel dat werd afgenomen na de eerste en tweede dosis van het vaccin. Dit is een geslacht van bacteriën die van nature in het lichaam voorkomen. Hoewel ze niet pathogeen zijn voor specifieke orale ziekten kunnen ze opportunistische infecties veroorzaken, waaronder longabcessen.

Gunstige effecten

De bacteriën Lachnoanaerobaculum, Moryella, Parvimonas en Peptostreptococcus waren juist meer aanwezig na vaccinatie. Mogelijk kan een vaccinatie dus gunstige effecten hebben op de mondgezondheid.

Verhoogde diversiteit

Bovendien onthulde een eerdere studie dat een meer divers oraal microbioom aanzienlijk lager was in de moderne versus de historische populatie. Dit geeft aan dat een lage diversiteit kan bijdragen aan chronische mondaandoeningen met een postindustriële levensstijl. Daarom kan worden afgeleid dat de “verhoogde diversiteit van de orale microbiota na vaccinatie de mondgezondheid ten goede zou kunnen komen”, schreven de auteurs.

Slechts op één moment

Een limitatie van de studie was dat de speekselmonsters vóór vaccinatie slechts op één moment werden geanalyseerd. Verschillende tijdstippen kunnen echter de exacte samenstelling van het orale microbioom veranderen.

Meer onderzoek nodig

Om die reden moeten er meer onderzoeken worden uitgevoerd met monsters die op verschillende tijdstippen vóór vaccinatie worden verzameld. Zo kunnen aanvullende potentiële effecten van COVID-19-vaccinatie op de samenstelling van de orale en darmmicrobiomen aan het licht worden gebracht. Verdere studies kunnen onderzoekers ook helpen om de onderliggende mechanismen beter te begrijpen.
“Deze informatie zou ons in staat kunnen stellen om nieuwe strategieën te ontwikkelen voor het onderhouden van de mondgezondheid om COVID-19 te bestrijden”, aldus de onderzoekers.

Bron:
BMC Oral Health

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Sealen van molaren van jonge kinderen houdt ze langer cariësvrij en bespaart geld

Sealen van molaren van jonge kinderen houdt ze langer cariësvrij en bespaart geld

Door de kiezen van jonge kinderen met sealant te behandelen kunnen ze langer cariësvrij blijven. Ook zou dit het Amerikaanse gezondheidssysteem mogelijk $149 miljoen per jaar kunnen besparen, volgens een studie gepubliceerd in het Journal of the American Dental Association.

Vermijdbare chronische ziekte

Wereldwijd is cariës in de vroege kinderjaren (ECC) een van de meest voorkomende vermijdbare chronische ziekten bij kinderen. In de VS loopt 59% van de kinderen tussen de 2 en 5 jaar een hoog risico op cariës en wordt 87% hiervan gedekt door Medicaid of het State Children’s Health Insurance Program. Ongeveer een vijfde van deze jonge kinderen krijgt daadwerkelijk cariës, met name minderheden en kinderen met een laag inkomen.

Tandheelkundige kosten verminderen

Ongeveer 57 miljoen kiezen bij kleuters zouden dus baat kunnen hebben bij fissuursealant (pit-and-fissure sealant, PFS), maar dit wordt meestal niet vergoed. De tandheelkundige kosten in 2010 bedroegen meer dan $1,55 miljard voor deze groep. Het ondersteunen van prikkels om de preventie van tandheelkundige aandoeningen bij kinderen aan te moedigen, zou deze kosten kunnen verminderen, schreven de auteurs.

Kosteneffectiviteit van PFS

Daarom onderzochten ze de kosteneffectiviteit van met licht gepolymeriseerde, op hars gebaseerde fluoride-afdichtmiddelen op primaire molaren bij kinderen jonger dan 6 jaar met een hoog risico op cariës. De onderzoekers vergeleken gesealde en niet-gesealde tanden die werden behandeld in poliklinieken of operatiekamers.

Regressiemodel en beslisboom

1884 primaire molaren werden gedurende 5 jaar gevolgd met behulp van data van de tandheelkundeafdeling van het Boston Children’s Hospital. Met een regressiemodel schatten ze de kans op cariësontwikkeling. Ook werd een beslisboom gebruikt om de incrementele kosteneffectiviteitsratio in te schatten met een distconteringsvoet van 3% om de toekomstige kosten en resultaten aan te passen aan de huidige waarde.

Lagere zorgkosten na sealen

Tijdens de periode van 5 jaar waren de zorgkosten voor een kind met niet-gesealde molaren $90, vergeleken met $75 voor kinderen met verzegelde kiezen. Ook was er een verschil in het aantal cariësvrije jaren: zonder sealen ontwikkelden de kinderen gedurende 4,32 jaar geen cariës in die tanden terwijl de andere groep 4,85 jaar cariësvrij bleef.

Jaarlijkse miljoenenbesparing

Eke behandeling met fissuursealant leidde tot een besparing van $25 voor elk gewonnen cariësvrije jaar. Dit resulteerde in een totale besparing van $742 miljoen voor het tandheelkundige zorgstelsel in de VS gedurende de periode van vijf jaar. Volgens de groep zou de besparing jaarlijks dus ongeveer $149 miljoen bedragen.

Meer voordelen dan besparingen

Daarnaast gaan de voordelen verder dan besparingen. Sealen kan bij deze jonge kinderen ook een restauratieve behandeling uitstellen en zorg onder sedatie of algemene anesthesie voorkomen. Van de preventieve behandeling kan worden verwacht dat het minder psychologisch trauma veroorzaakt bij de pediatrische patiënt dan een restauratieve behandeling. Dit helpt bij het verminderen van toekomstige angst in verband met tandheelkundige ervaringen.

Mogelijk niet generaliseerbaar

De studie had verschillende beperkingen; de resultaten zijn bijvoorbeeld mogelijk niet generaliseerbaar voor kinderen met een laag of matig risico op tandbederf. Hoewel de uitkomsten kunnen variëren voor deze groep, bieden de bevindingen mogelijk inzicht voor de meest kwetsbare bevolkingsgroep, merkten de auteurs op.

Behandeling vergoeden

“Deze waarnemingen benadrukken de belangrijke rol van PFS-behandeling bij populaties die het meest kwetsbaar zijn voor ECC”, concludeerden de onderzoekers. “Beleidsmakers zouden moeten overwegen om PFS-behandeling van primaire kiezen bij kinderen met een hoog cariësrisico te vergoeden.”

Bron:
Journal of the American Dental Assocication

 

 

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
Slaapapneu en boezemfibrilleren

Slaapapneu en boezemfibrilleren

Boezemfibrilleren is de meest voorkomende hartritmestoornis in Nederland, met ruim 3% van de bevolking die hier last van ervaart. Boezemfibrilleren neemt toe gedurende de leeftijd, wat een enorme belasting geeft op de zorg.

Anatomie en diagnose

Het hart bestaat grofweg uit twee boezems (atria), twee kamers (ventrikels) en vier hartkleppen. De samentrekking van het hart wordt aangestuurd door middel van elektrische signalen. Bij boezemfibrilleren is die electrische activatie in de boezems verstoord. De diagnose boezemfibrillatie wordt door middel van een elektrocardiogram (ECG) gesteld. Bij iemand met boezemfibrillatie zie je dat de basislijn van het ECG chaotisch verloopt, en dat de kamers onregelmatig en frequenter worden geactiveerd.

Boezemfibrilleren is geen acuut bedreigende ritmestoornis. Sommige mensen ervaren geen klachten. Dit zorgt ervoor dat er veel mensen kunnen zijn die niet doorhebben dat zij last hebben van boezemfibrilleren. Er zijn mensen die wel klachten ervaren. Voorbeelden hiervan zijn: vermoeidheid, kortademigheid, hartkloppingen en duizeligheid. Een complicatie van boezemfibrilleren kan zijn dat het hart begint te falen, zoals bij tachycardiomyopathie. Hierbij neemt de pompkracht van de hartspier af door de voortdurend te hoge hartfrequentie. Het bloed pompt dan dus minder goed rond. Het voordeel is dat tachycardiomyopathie volledig reversibel is. Een ander belangrijke consequentie van boezemfibrilleren is het fors verhoogde risico op een beroerte. Dit verhoogde risico kan goede behandeld worden met de juiste bloedverdunners. Tenslotte kan boezemfibrilleren ook worden gezien als een mogelijk symptoom van een onderliggend hartprobleem. Dit wordt beoordeeld met een echo van het hart.

Modificerende factoren

Modificerende factoren voor boezemfibrilleren zijn onder andere hypertensie, overgewicht, alcoholconsumptie en extreme duursport. In het geval van hypertensie is het RAAS-systeem geactiveerd wat resulteert in vochtretentie en een hogere kans op boezemfibrilleren. Daarnaast kan een verdikking van de hartspier ontstaan door hypertensie, resulterend in verhoogde druk in het hart met als gevolg weer een grotere kans op boezemfibrilleren. De volgende modificerende factor is overgewicht, waarbij er pericardiaal vet rondom de hartspier ontstaat. Hoewel dat een mechanisch effect heeft op het hart, waardoor het minder goed in staat is om te ontspannen, kan vet er ook voor zorgen dat er meer en andere hormonen worden aangemaakt waardoor er een hormonale disbalans dreigt. De consequentie is wederom, boezemfibrillatie. Daarnaast, zoals eerder genoemd, en al welbekend, geven alcohol en de “extremere” duursporten een grotere kans op boezemfibrillatie.

Slaapapneu

In 50-80% van de patiënten die bekend zijn met boezemfibrillatie, is slaapapneu aanwezig. Gemeenschappelijke factoren zoals overgewicht, hypertensie en alcoholgebruik geven daar ook aanwijzingen toe. Andersom beredeneert, hebben patiënten met obstructief slaapapneu (OSA) zo’n 5 keer hogere kans op het ontwikkelen van boezemfibrillatie dan mensen zonder OSA.

Wanneer ritmestoornissen worden onderzocht, worden twee onderdelen bekeken: het substraat en de trigger. Met het substraat wordt bedoeld of er risico’s a priori zijn om ritmestoornissen te veroorzaken. Oftewel, zijn er structurele veranderingen zoals een verminderde pompfunctie, ontspanningsfunctie en elektrische veranderingen. Daarnaast wordt er gekeken of er een trigger aanwezig is, om dat substraat ook daadwerkelijk aanleiding te geven om een ritmestoornis te worden. Dit kunnen zowel milde als extreme vormen van triggers zijn. Denk bijvoorbeeld aan apneu, hypoxie en hypercapnie.

Hypoxie (=tekort aan zuurstof in de weefsels) en hypercapnie (=overmaat van koolstofdioxide in de weefsels) geeft een activatie van het autonome zenuwstelsel. En dat geeft weer een verhoging van de bloeddruk. In combinatie met de verlaging van de druk van de thorax, die ontstaat door de inspiratie tegen een obstructie, ontstaat er een verwijding van de linkerboezem en fibrose. Daarnaast geeft datzelfde autonome zenuwstelsel én de hypoxie en hypercapnie een verandering van de elektrische eigenschappen van de atriale spiercel. De duur van de prikkel verlengt en de geleidingssnelheid vertraagd, door deze activatie. Dit zijn allemaal “substraten” voor het ontstaan van boezemfibrilleren. Ook geven hypoxie en hypercapnie, dus ook de activatie van het autonome zenuwstelsel, een toegenomen inflammatie in het lichaam.

Literatuuronderzoek

In 2015 is een systematisch literatuuronderzoek met meta-analyse uitgevoerd waarbij de effectiviteit van de CPAP werd onderzocht op het recidiefkans van boezemfibrillatie. Hieruit kwam naar voren dat er een gunstig effect is te zien van CPAP op recidieven. Wat belangrijk is om te vermelden, is dat deze patiëntengroepen niet alleen maar met CPAP zijn behandeld, maar ook vaak met medicatie. In 2016 is er een gerandomiseerd cohortonderzoek uitgevoerd (SAVE-trial) onder mensen met matig tot ernstige OSA. Deze mensen werden, at random, onderverdeeld in een groep die CPAP-therapie gebruikt of geen CPAP-therapie gebruikt. Uiteindelijk bleek uit de resultaten dat dit geen significant effect had op grote cardiale events (MACE).

Patiënten uit bij de polikliniek in het Tergooi ziekenhuis, krijgen een zogenaamde “Fibricheck” mee. Dit is een applicatie waarmee mensen zelf hun eigen hartritme kunnen registreren. Patiënten worden gevraagd om dit zo’n 2 tot 3 keer per dag te doen, zodat dit een goed beeld geeft van het uiteindelijke hartritme. Daarnaast worden mensen actief gescreend op het hebben van OSA: allereerst vullen mensen met boezemfibrilleren de STOP-BANG vragenlijst in. Dit is een vragenlijst die bestaat uit 8 vragen, die patiënten zelf kunnen invullen. De specificiteit (=terecht negatieve uitslagen) van de STOP-BANG vragenlijst neemt toe naarmate er hogere scores uit de vragenlijst komen, en dus er een grotere kans bestaat dat er apneu in het spel is. Op het moment dat mensen een score hoger dan 5 hebben, worden zij gelijk ingepland voor een polysomnografie en is er geen ander screeningsinstrument nodig. Echter, wanneer de uitslag lager is dan 5 zullen patiënten eerst nog gebruik gaan maken van de “OSA-sense”. Dit is een apparaat die zij zelf kunnen dragen en die nachtelijk een continue zuurstofsaturatiemeting uitvoert. Wanneer hier een negatieve uitslag uit volgt, is apneu voldoende uitgesloten. Wanneer de OSA-sense positief is, wordt er besloten om alsnog te verwijzen naar longarts of KNO-arts voor bevestiging van de diagnose met een poly(somno)grafie.

Zoals bekend kan slaapapneu in het spel zijn wanneer andere klachten eerder naar voren komen. Anderzijds is dus ook bekend dat mensen met apneu, een vijf keer zo hoge kans hebben op bijvoorbeeld het ontstaan van boezemfibrilleren. Het is belangrijk dat beide kanten in de gaten worden gehouden, zodat patiënten de juiste hulp krijgen.

Dr. Ward Jansen is cardioloog en electrofysioloog, en daarnaast initiator van hoofd en hoofd van de atriumfibrilleren polikliniek in het Tergooi ziekenhuis. Sinds 2009 is hij hier werkzaam als cardioloog in zowel Blaricum als Hilversum. Daarnaast is hij deels werkzaam in het Flevoziekenhuis Almere en het AUMC Amsterdam voor ICD- en pacemaker-implantaties. Zijn aandachtsgebieden zijn ritmestoornissen.

Verslag door Merel Verhoeff, tandarts en onderzoeker aan ACTA, voor dental INFO van de lezing van dr. Ward Jansen tijdens het NVTS-slaapcongres.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
Parodontale regeneratie en orthodontische behandeling

Parodontale regeneratie en orthodontische behandeling

Er is geen gouden standaard voor parodontale regeneratie en orthodontische behandeling. Een wetenschappelijk onderbouwd moment waarop orthodontie gestart moet worden na parodontale therapie ontbreekt. Lees het verslag van de lezing van Prof.dr. Søren Jepsen, hoofd afdeling Parodontologie van de University Medical Center Bonn, waarin hij ondanks het gelimiteerde bewijs aanbevelingen geeft.

Welke keuze bij parodontitis patiënten met stadium IV?

Behoud en parodontale behandeling of extractie en vervanging bij lokale parodontitis patiënten met stadium IV?

Indien behoud en behandeling:

  • Welke stappen zijn nodig in de parodontale behandeling?
  • Regeneratieve parodontale behandeling?
  • Type biomateriaal?
  • Timing van de orthodontische behandeling?

Gebrek aan gouden standaard

Er is een onderzoek gepubliceerd over orthodontische behandeling bij parodontitis patiënten: Orthodontic treatment in periodontal patients: The use of periodontal gold standards to overcome the ‘grey zone’. (Pino Prato & Chambrone 2019).

Conclusie van dit onderzoek: er is geen gouden standaard – een wetenschappelijk onderbouwd moment waarop orthodontie gestart moet worden na parodontale therapie. Dit onderzoek laat zien:

  1. Er blijft een grijs gebied van bewijs hiervoor.
  2. De kennis over de dynamiek van parodontale wondgenezing is mogelijk de beste ‘gouden standaard’ ofwel het biologische startpunt van orthodontische behandeling voor behandelde parodontitis patiënten.

Evidence from systematic review (Kloukos et al. 2021)

Effect of combined periodontal and orthodontic treatment of tilted molars and of teeth with intra-bony and furcation defects in stage-IV periodontitis patients: a systematic review.

Achtergrond:
Pathologische tandverplaatsing als gevolg van parodontitis en/of verlies van buurelementen heeft mogelijk nadelige gevolgen voor de kauwfunctie en bemoeilijkt de parodontale, orthodontische en prosthodontische behandeling.

Doel:
Het evalueren van het effect van gecombineerde parodontale en orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis patiënt.

Vragen waarop de focus ligt

  1. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de pocket diepte (PD) en het aanhechtingslevel (CAL) bij een behandelde stadium IV parodontitis met gekantelde molaren versus geen orthodontische behandeling?
  2. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de PD en het CAL bij een behandelde stadium IV parodontitis met ‘intrabony’ defecten versus geen orthodontische behandeling?
  3. Wat is het effect van orthodontie op de veranderingen in de PD en het CAL bij een behandelde stadium IV parodontitis met furactie problematiek versus geen orthodontie?

Geen eenduidige conclusies

Er is zeer gelimiteerd bewijs beschikbaar waardoor er geen eenduidige conclusies getrokken kunnen worden over een gecombineerde orthodontische behandeling bij een stadium IV parodontitis met gekantelde molaren, intrabony defecten en furcatie problemen.

  • Updated of systematic review (Kloukos et al 2021)
  • Large practice based Cohort study (Tietmann et all. 2021)
  • International Multi center RCT (K. Jepsen et al 2021)

Samenvatting

Gebaseerd op het huidige gelimiteerde bewijs van stadium IV parodontitis patiënten die orthodontie nodig hebben als gevolg van pathologische tandverplaatsing:

  • Orthodontie kan veilig worden uitgevoerd nadat stap 1-3 in parodontale therapie is gevolgd inclusief regeneratieve chirurgie van elementen met intrabony defecten.
  • Orthodontische behandeling van elementen met intrabony defecten kan veilig worden gestart vanaf 4 weken na de regeneratieve chirurgie. Met vergelijkbare CAL verbetering en PD vermindering 12 maanden post-chirurgie.
  • Orthodontie bij intrabony defecten kan worden uitgevoerd, ook als plaatsing van membranen, glazuur matrix derivaten en bot derived grafts onderdeel is geweest van de regeneratieve chirurgie.
  • Een evidence based paro-ortho behandelinterval algoritme zal verder moeten worden ontwikkeld/aangepast.
  • Conventionele vaste orthodontische apparatuur (zoals brackets) kunnen efficiënt gebruikt worden voor de opmaatgemaakt individuele mechanotherapie, aangepast aan ieder zijn unieke biomechanische benodigdheden/eisen.

Prof. Dr. Med. Dr. med. dent. Søren Jepsen is professor en hoofd van de afdeling Parodontologie, operatieve en preventieve tandheelkunde aan de University Medical Center Bonn in Duitsland. Eerder was hij Assistant Professor Department of Prosthodontics aan de University of Hamburg en Associate Professor in the Dept. of Conservative Dentistry and Periodontology aan de University of Kiel. Hij geeft veel lezingen en heeft veel wetenschappelijke artikelen gepubliceerd. Ook ontving hij verschillende awards, in 2018 ontving hij de AAP Special Citation Award en de IADR/PRG Award in Regenerative Periodontal Medicine in 2019. Hij is Associate Editor van de Journal of Clinical Periodontology en Editorial board member van Clinical Oral Implants Research, the International Journal of Oral Implantology en the Chinese Journal of Dental Research.

Verslag door Nika Koolwijk, tandarts, van de lezing van prof.dr. Søren Jepsen tijdens de EuroPerio Series van de European Federation of Periodontology (EFP).

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
stress

Hoe herken je stress?

Veel mondzorgverleners ervaren een hoge werkdruk en krijgen te maken met stress. Te veel stress kan leiden tot een burn-out en langdurig ziekteverzuim. Hoe kun je stress tijdig signaleren en wat zijn de effecten van stress? Charlotte van den Wall Bake sprak erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Veel mondzorgverleners ervaren een hoge werkdruk en krijgen te maken met stress. Te veel stress kan leiden tot een burn-out en langdurig ziekteverzuim. Hoe kun je stress tijdig signaleren en wat zijn de effecten van stress? Charlotte van den Wall Bake sprak erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Cijfers

De cijfers liegen er niet om: werkstress komt veel voor en kost veel geld. In ons land hebben 1,3 miljoen werknemers last van burn-outklachten. Van de werknemers noemt 37% werkdruk of werkstress als reden voor verzuim. 44% van alle werknemers vindt dat er maatregelen nodig zijn tegen stress.

Wat is stress?

Vroeger hadden wij als mens veel minder last van stress. In de tijd van jagers en verzamelaars had je alleen stress bij het schieten van een hert, daarna kon je je weer herstellen. Ons lichaam heeft zich inmiddels geëvolueerd, maar ons brein heeft zich niet aangepast. In de huidige 24-uurseconomie krijgen we de hele dag prikkels binnen, wat stress oplevert. Als je te weinig tijd hebt om daar van te herstellen, pleeg je roofbouw op je energiesysteem. Als de draaglast groter is dan de draagkracht, kun je daar last van krijgen. Er is dan sprake van overspanning. Als je op een gegeven moment niet meer helemaal herstelt na een stresssituatie, dan moet je je zorgen gaan maken.
Als je een burn-out hebt, is er sprake van een mentale en fysieke ontregeling. Sommige mensen herstellen hier weer snel van, bij andere kan dat jaren duren.

Signalen

Er zijn duidelijke signalen die er op wijzen dat je last hebt van stress. Fysieke klachten treden meestal als eerste op, zoals hoofdpijn, abnormale vermoeidheid en slaapproblemen. Daarnaast zijn er emotionele signalen (bijvoorbeeld prikkelbaarheid en angst) en cognitieve signalen (verminderde concentratie en geheugen). Ook kan stress van invloed zijn op je gedrag: je piekert bijvoorbeeld veel, werkt vaak thuis nog door of geeft toe aan een ongezonde leefstijl.

Gevolgen

Stress heeft gevolgen voor je hersens. Volgens neuropsychiater Theo Compernolle heb je een denkend en archiverend brein. Met je archiverend brein verwerk je alle indrukken. Het beste kun je na 45 minuten werken even pauze nemen om alle prikkels te verwerken. Als je de prikkels niet verwerkt, heb je minder ruimte in je denkend brein en dat denkend brein heb je nodig om een goede behandelaar te zijn.
Volgens de psycholoog Daniël Kahneman zijn er in je hersens twee systemen actief. Systeem 1 werkt automatisch en op basis van indrukken en gevoelens. Dit kost weinig inspanning. 95% van je reacties is impulsief en komt vanuit systeem 1. Systeem 2 kost wel energie en wordt gebruikt om de impulsen uit systeem 1 te onderdrukken. Hiermee neem je rationele beslissingen.
Als je te veel stress ervaart, gaat dat ten koste van systeem 2. Dat is niet wenselijk, want je hebt dan minder of geen ruimte om te reflecteren en neemt impulsieve besluiten.
Al met al zorgt stress voor een aantasting van het immuunsysteem en van het geheugen en zorgt voor versnelde slijtage van het lichaam. Alles gaat moeilijker en je bent minder leuk voor jezelf en je omgeving.

Interventie

Als leidinggevende kun je te maken krijgen met medewerkers die te veel stress ervaren. Wat is je rol hierin en wat voor interventie kun je doen?
Als leidinggevende heb je sowieso de verantwoordelijkheid om heel alert te zijn. Ook al heb je het zelf nog zo druk, maak tijd vrij om naar je teamleden te kijken. Stralen ze nog? Gaat het nog wel goed? Zorg ervoor dat je tijd hebt voor een goed gesprek. Vooral de nieuwe generatie Y heeft behoefte aan een continue dialoog, dus maak ook een praatje bij het koffiezetapparaat. Zorg dat teamleden het gevoel hebben, dat je ze ziet. Daarnaast moet je tijd maken voor het echte gesprek, zoals een functioneringsgesprek. Durf hierbij ook te vragen naar hoe jij als leidinggevende bent en hoe degene zijn ontwikkeling ziet. Als dit niet je ding is, kun je een praktijkmanager inzetten voor de officiële gesprekken. Je moet echter wel altijd zelf belangstelling tonen, jij bent immers ‘de baas’ en aandacht van jou heeft direct invloed op de motivatie van je teamleden en hun functioneren in de praktijk.
Geef daarnaast altijd duidelijkheid aan je teamleden over wat er in de praktijk speelt. Als bijvoorbeeld een medewerker vertrekt, laat dit dan tijdig weten. Vertel ook wat je niet weet en wat je doet om problemen op te lossen. Doe je dit niet, dan blijft het in het hoofd van medewerkers zitten, wat stress tot gevolg kan hebben.

Preventie

Om het risico op overspannenheid te voorkomen, is het belangrijk dat je jezelf uitdaagt. Het brein is van nature lui. Als je dat prikkelt, dan kun je jezelf verder ontwikkelen. Het is wel belangrijk dat het om een haalbare uitdaging gaat. Dit geldt ook voor je medewerkers. Als iemand zich verder wil ontwikkelen, bijvoorbeeld door een bijscholing, geef hem of haar dan die kans. Maak er afspraken over en laat je waardering zien.

Stressoren en energiebronnen

Voor je welzijn is het van belang dat je stressoren in evenwicht zijn met je energiebronnen.
Stressoren kosten je energie en kunnen leiden tot stress. Voorbeelden van stressoren zijn financiële onzekerheid, personeelstekort, een ontevreden patiënt en disharmonie in het team. Op sommige stressbronnen heb je totaal geen invloed, deze moet je accepteren. Je kunt beter je energie geven aan stressoren waar je wel invloed op hebt.
Je energiebronnen zorgen ervoor dat je weer oplaadt. Je kunt hierin onderscheid maken in:
• werk-energiebronnen, zoals waardering, steun van collega’s en leidinggevende, duidelijkheid en autonomie;
• eigen energiebronnen, zoals emotionele stabiliteit, veerkracht, zelfkennis en optimisme.
• leefstijl-energiebronnen, zoals ontspanning, nachtrust, pauzes, voeding en bewegen.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Signalen van stress en de gevolgen van stress’ tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu door Charlotte van den Wall Bake van Van den Wall Bake Coaching & Consultancy.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Thema A-Z, Werken met plezier
Het nocebo-effect in de tandheelkunde verdient meer aandacht

Het nocebo-effect in de tandheelkunde verdient meer aandacht

Het nocebo-effect bestaat echt en kan verergering van tandheelkundige symptomen en andere bijwerkingen veroorzaken. Negatieve verwachtingen van de patiënt kunnen volgens een review in het Journal of Oral Rehabilitation ook in de tandheelkunde tot slechtere behandelresultaten kan leiden – hoewel er tot op heden weinig aandacht aan is besteed.

Negatieve verwachtingen

De negatieve verwachtingen van een patiënt over een behandeling kunnen leiden tot een behandeling die als suboptimaal wordt ervaren, verergering van symptomen, of bijwerkingen. Dit fenomeen wordt het nocebo-effect genoemd. Volgens een groep onderzoekers uit Japan, Denemarken en Zweden is het effect al in een groot aantal experimentele en klinische settings aangetoond.

Niet negeren

Dit suggereert dat de implicaties van negatieve patiëntverwachtingen enorm zijn en niet mogen worden genegeerd. Volgens de auteurs is weinig aandacht besteed aan het mogelijke effect van negatieve patiëntverwachtingen in de tandheelkunde – ondanks onderzoeken die aantonen dat patiëntfactoren zoals angst voor de tandarts van invloed kunnen zijn op tandpijn en behandelresultaten.

Geen systematische reviews

Omdat er steeds meer aandacht aan het nocebo-effect wordt besteed hebben de onderzoekers een verhalende review uitgevoerd in de hoop een overzicht te geven van het fenomeen in relatie tot de tandheelkunde en om gebieden voor toekomstig onderzoek te identificeren.
De auteurs gebruikten de PubMed database om artikelen over het onderwerp te vinden. Er zijn geen systematische reviews die de gepoolde snelheid van bijwerkingen bij met placebo behandelde deelnemers in gerandomiseerde klinische onderzoeken op tandheelkundig gebied hebben onderzocht. Individuele onderzoeken suggereren echter indirect dat de verwachtingen van een patiënt de resultaten kunnen beïnvloeden, schreven ze.

Overgevoeligheid na placebo

Patiënten die met placebo werden behandeld, ondervonden bijvoorbeeld overgevoeligheid en irritatie van het tandvlees in onderzoeken naar de veiligheid en effectiviteit van waterstofperoxide bij het bleken van tanden. Bovendien suggereert bewijs dat patiënten met sterke tandartsangst de neiging hebben om hogere niveaus van pijn te ervaren en herinneren na tandextractie.

Het nocebo-effect bestaat

Bovendien hadden patiënten die met een placebo werden behandeld in klinische onderzoeken naar pijnmedicatie na verwijdering van verstandskies geneesmiddelspecifieke bijwerkingen. Voorbeelden hiervan zijn duizeligheid, hoofdpijn en misselijkheid. Het voorkomen van deze bijwerkingen bij patiënten die geen medicatie kregen duiden erop dat het nocebo-effect bestaat in tandheelkundige klinische onderzoeken.

Angst, verwachtingen spelen rol

“Hoewel het onderzoek naar het nocebo-effect in de tandheelkunde beperkt is, toont het beschikbare huidige bewijs aan dat verbale suggesties, patiënt-kliniekrelaties, verwachtingen van patiënten en angst factoren zijn die waarschijnlijk een rol spelen in de tandartspraktijk, net als in andere klinische settings”, schreven de auteurs.

Behandelingen verbeteren na erkenning

De nieuwe review benadrukt de noodzaak om het nocebo-effect in de tandheelkunde verder te onderzoeken. Clinici zouden het mogelijke bestaan van het nocebo-effect moeten erkennen. Een beter begrip van het fenomeen kan volgens de auteurs tandheelkundige behandelingen verbeteren.

Verder onderzoek nodig

Een systematische review van bijwerkingen bij met placebo behandelde patiënten in gerandomiseerde tandheelkundige onderzoeken zou de rol van het effect binnen de tandheelkunde kunnen verduidelijken. “Uiteindelijk zal dit onderzoek helpen om […] de mogelijke implicaties voor de tandheelkundige praktijk te benadrukken en hints te geven over hoe het nocebo-effect kan worden verminderd”, concludeerden de onderzoekers.

Bron:
Journal of Oral Rehabilitation

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Thema A-Z
tandenknarsen

Casus: parodontitis apicalis ontstaan na ernstige bruxisme

Een intense periode van bruxisme bleek op basis van de anamnese uiteindelijk de oorzaak van parodontitis apicalis aan twee gave ondermolaren van een gezonde 28-jarige man. Volgens het casusverslag uit BMC Oral Health is dit het eerste klinische geval van parodontitis apicalis dat uitsluitend wordt veroorzaakt door bruxisme.

Veelvoorkomende aandoening

6-20% van de bevolking vertoont gedurende het leven bruxisme. Dit kan leiden tot tandfracturen, spierpijn, occlusaal trauma en zelfs beschadiging van de pulpa. Talloze factoren, waaronder stress, genetica, alcohol- en/of cafeïneconsumptie en drugsgebruik, kunnen een rol spelen bij het ontstaan van bruxisme. Eerdere literatuur beschreef al de gevolgen van occlusaal trauma voor de pulpa, maar nog nooit zo drastisch als in dit specifieke geval.

Onbekende oorzaak

Het casusrapport beschrijft een man met parodontitis apicalis parodontitis aan de elementen #36 en #46. Hij was door zijn primaire tandarts doorverwezen naar de tandheelkundekliniek van Saarland University in Duitsland. Hoewel de endodontische behandeling al was begonnen, nam volgens het verslag de periapicale botafbraak toe aan beide kiezen.
De primaire tandarts van de patiënt kon de oorzaak van de parodontitis apicalis niet vaststellen. De kiezen hadden geen vullingen of cariës, noch had de patiënt trauma of een ongeval meegemaakt. De tandarts constateerde wel een verhoogde tandmobiliteit en bifurcatie bij een sondeerdiepte van 4 mm. Bij de 36 en 46 werden pockets van 10mm gemeten, terwijl in de rest van de mond geen enkele sprake was van parodontale afbraak. Ook was er wat uitpuilende elastische zwelling bij het vestibulum. Andere testen en beeldvorming brachten geen problemen aan het licht.

Antibioticabehandelingen zonder diagnose

De man meldde dat hij anderhalf jaar voor het eerste bezoek de pijn voor het eerst had gevoeld aan de rechterkant ter hoogte van de 46. De pijn was uitstralend, trekkend , moeilijk te lokaliseren. en  kloppend bij het slapen gaan. Verder ervoer de man oorpijn en pijn in het kaakgewricht. Twee dagen voordat de pijn verdween was sprake van percussiepijn. De door zijn eigen tandarts uitgevoerde percussietest was negatief en sensibiliteitstest gaf een verminderde reactie. Na doorverwijzing naar een KNO-arts kreeg de patiënt zonder diagnose een week lang antibiotica voorgeschreven. De medicatie loste zijn pijn volledig op.
Zo’n anderhalve maand later ervoer de patiënt opnieuw dezelfde pijn. Na het maken van röntgenfoto’s kon de geraadpleegde spoedtandarts geen diagnose stellen. Een antibioticabehandeling loste het probleem echter weer op.

Diagnose van parodontitis apicalis

Toen twee en een halve maand later de pijn van de patiënt weer terugkeerde liet zijn eigen tandarts een nieuwe röntgenfoto maken. Deze tandarts stelde de parodontitis apicalis aan de 36 en de 46. De kiezen leken avitaal en de tandarts startte een endodontische behandeling.

Tandenknarsen

Toen de behandelend tandarts van het academisch ziekenhuis de patiënt expliciet vroeg hoe zijn leven was tijdens de periodes van pijn, meldde de patiënt veel stress te ervaren door het afronden van zijn studie en ‘s nachts te knarsetanden , aldus het verslag.
Gedurende een korte periode (1,5 jaar na de eerste aanval van pijn en 2 weken voor de endodontische behandeling) droeg de man een bijtspalk. Zijn eigen tandarts kon het bestaande bruxisme echter niet in verband brengen met de klachten van de patiënt over de kiezen #36 en #46. De diagnose parodontitis apicalis ten gevolge van occlusaal trauma werd gesteld door de behandelend tandarts van het academisch ziekenhuis.

Endodontische behandeling

Na de wortelkanaalbehandeling is de patiënt klachtenvrij gebleven en gebruikt hij regelmatig een splint. Een jaar na de wortelkanaalbehandeling zullen röntgenfoto’s worden gemaakt ter controle.

Het belang van medische geschiedenissen

Volgens de auteurs moeten tandartsen in gevallen van onbegrepen tandpijn denken aan bruxisme. Bovendien benadrukt deze casus het belang van afnemen van een volledige anamnese en van het routinematig maken van röntgenfoto’s bij patiënten, schreven ze. Door middel van een correcte anamnese kan mogelijk bruxisme aan het licht komen, in dit geval als mogelijke/waarschijnlijke oorzaak van parodontitis apicalis. Meer onderzoek is nodig om het verband tussen bruxisme en parodontitis apicalis definitief aan te tonen.

Diagnose van uitsluiting

In dit geval “werd de etiopathogenese van de parodontitis apicalis verklaard door een diagnose ‘bij uitsluiting’, aangezien geen van beide gebitselementen cariës, vullingen of trauma had ondergaan”, schreven de auteurs.

Bron:
BMC Oral Health

 

Lees meer over: Casus, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Gen voor craniofaciale afwijkingen ontdekt

Gen voor craniofaciale afwijkingen ontdekt

Onderzoekers hebben de functie geïdentificeerd van een gen dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van craniofaciale afwijkingen. Het gen, ALX3 genaamd, regelt hoe het gebied tussen de ogen en boven de lip eruit ziet en kan hopelijk inzicht geven in craniofaciale afwijkingen bij mensen, wordt beschreven in Developments.

Functie bij zebravis

Het duurde liefst acht jaar, maar onderzoekers van de University of Colorado School of Dental Medicine begrijpen nu hoe genen een cruciale component in onze gezichtsstructuren beïnvloeden. “De functie die we bij de zebravis hebben ontdekt is mogelijk behouden bij mensen, wat een wereld van mogelijkheden opent om de cellulaire en moleculaire basis te begrijpen van de misvormingen die we bij menselijk patiënten zien”, zegt een van de onderzoekers.

Verschillende kraakbeen- en botvormende cellen

Tijdens de craniofaciale ontwikkeling ontwikkelen verschillende populaties kraakbeen- en botvormende cellen zich op specifieke locaties in het hoofd. De meeste van deze cellen zijn afgeleid van pluripotente craniale neurale-lijstscellen en differentiëren op verschillende momenten en met verschillende morfologieën. De mechanismen die deze cellen in populaties verdelen zijn niet volledig begrepen.

Zebravissen ideaal

De onderzoekers gebruikten eencellige RNA-sequencing om verschillende populaties van craniale neurale-lijstcellen transcriptomisch te definiëren. Zebravissen worden uitwendig bevrucht, dus de ontwikkeling van het skelet vindt buiten de moeder plaats. Op deze manier is het gemakkelijker om kraakbeen en botvormende cellen die zien bewegen, dus zebravissen zijn ideaal voor dit soort onderzoek.

Genen manipuleren

Eerst onderzocht het team de genen die actief zijn in de cellen achter de neusgaten van de vis. Vervolgens manipuleerden ze de gensequenties die uiteindelijk veranderingen in de craniofaciale skeletstructuren van de vis veroorzaakten.

ALX3 verandert craniofaciale uiterlijk

Ze ontdekten dat de genfamilie die de ALX-transcriptiefactoren codeert is verrijkt in de frontonasale populatie van neurale-lijstcellen. Van alle mutaties die werden gegenereerd produceerden alleen die in ALX3 craniofaciale fenotypes. Genetische mutantanalyses geven aan dat ALX3 de verschillende differentiatietiming en cellulaire morfologieën onder subpopulaties van frontonasale neurale topcellen reguleert.

Reden voor natuurlijke selectie

“Het was interessant dat het veranderen van dit gen de vorm van het craniofaciale skelet veranderde zonder enige duidelijke schade aan te brengen bij de vissen. Ze kunnen zwemmen en eten en ademen, ook al heeft hun gezichtsskelet verschillend gevormde kraakbeenderen en botten”, aldus een onderzoeker. De auteurs denken dat dergelijke genetische veranderingen mogelijk reden geven voor natuurlijke selectie om tijdens de evolutie nieuwe gezichtsvormen en -structuren te produceren.

Interacties met andere genen

Met een nieuwe beurs willen de onderzoekers ook kijken naar genetische interacties met andere genen buiten de ALX-familie. Mogelijk kunnen ze deel uitmaken van een genetisch netwerk dat verantwoordelijk is voor het vormgeven van belangrijke elementen van het gezicht – bij vissen en mensen.

Bron:
Development

CU Anschutz

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
fietsen

E-bikes leiden niet tot meer maxillofaciale fracturen dan conventionele fietsen

In Nederland neemt het gebruik van zowel normale fietsen als e-bikes toe, en zo ook het aandeel fietsgerelateerd letsel. Ondanks het verschil in snelheid tussen beide types, suggereert een artikel in het Journal of Oral and Maxillofacial Surgery dat niet het type fiets maar patiëntkenmerken als leeftijd een cruciale rol spelen bij maxillofaciale fracturen na een fietsongeval.

Vaak maxillofaciaal letsel

Fietsongevallen worden vaak geassocieerd met hoofd- en aangezichtsletsel. Met de toename aan patiënten die zich na fietsongevallen op de spoedeisende hulp melden, wordt onderzoek gericht op de epidemiologische factoren van het opgelopen maxillofaciale letsel steeds belangrijker.

Belangrijk in Nederland

E-bikes hebben een elektromotor waardoor het makkelijker is om met hogere snelheden te reizen. Het is echter niet bekend of e-bikes inherent gevaarlijker zijn dan conventionele fietsen, wat met name in Nederland een belangrijke vraag is. Nederlandse onderzoekers beoordeelden daarom verschillen in de frequentie en ernst van maxillofaciale fracturen tussen e-bike en conventionele fietsgerelateerde ongevallen in een Nederlandse populatie.

Patiënten op spoedeisende hulp

Hiervoor analyseerden ze gegevens uit elektronische patiëntendossiers en de Nederlandse Trauma Registratie. Tussen mei 2018 en oktober 2019 werden in Nederland 311 patiënten op de spoedeisende hulp onderzocht met maxillofaciale letsels als gevolg van fietsongevallen. Onderzoekers analyseerden factoren die van invloed zijn op het risico bij e-bike- en conventionele fietsongevallen, waaronder leeftijd, alcoholgebruik en comorbiditeiten.

Verschillen in letsel

Van de 311 patiënten met maxillofaciale verwondingen als gevolg van fietsongevallen reed 77% op een gewone fiets en 23% op een e-bike. De e-bikegroep had meer comorbiditeiten was gemiddeld ouder, met een mediane leeftijd van 66 versus 53 jaar. Het alcoholgebruik was juist hoger in de andere groep. Breuken in het midden van het gezicht kwamen vaker voor bij e-bike-ongevallen, terwijl mandibulaire fracturen vaker voorkwamen bij conventionele fietsongevallen.

De maxillofaciale fracturen van de e-bikers waren minder ernstig maar kwamen vaker voor. Conventionele fietsers liepen minder vaak maxillofaciale fracturen op, maar als ze dat wel deden, waren de fracturen ernstiger. Echter, na correctie voor relevante patiëntkenmerken, vonden de auteurs geen significant verband tussen het type fiets en het risico op verschillende maxillofaciale fracturen of tandletsel. De auteurs van het onderzoek concludeerden dat maxillofaciale schade over het algemeen vergelijkbaar was tussen de twee groepen.

Discussie over helmgebruik

De auteurs hopen dat de nieuwe data kunnen helpen om het diagnostisch proces op spoedeisende hulpafdelingen zo goed mogelijk te begeleiden en input te geven in discussies over het gebruik van helmen.

Patiëntkenmerken

Toekomstig onderzoek zou meer aandacht moeten besteden op specifieke factoren die fietsongelukken beïnvloeden, zoals helmgebruik en het kwantificeren van alcoholgebruik: “Het is niet het type fiets dat wordt bereden, maar de patiëntkenmerken die een cruciale rol spelen bij maxillofaciale fracturen na een fietsongeval”, aldus een van de auteurs.

Bron:
Journal of Oral and Maxillofacial Surgery

 

 

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z
Oproep aan preventieassistenten

Oproep aan (paro)preventieassistenten

Er wordt veel gepraat over (paro)preventieassistenten. Bijvoorbeeld over de opleiding, over invulling van het werk en over wetten of regels. Er lijkt een stuk minder met de (paro)preventieassistent zelf gepraat te worden. De gesprekken worden namelijk vaak op hoger niveau gevoerd door beroepsverenigingen met instanties zoals de inspectie. Ook cursusbureaus praten mee. Elk van deze instanties hebben hun eigen belangen. Maar wat is het belang van de (paro)preventieassistent zelf?

(Paro)Preventieassistent

Op diverse socials blijkt er in elk geval behoefte te zijn aan een CAO voor de assistent. Na al die jaren is deze nog steeds niet geregeld. Het beroep is nog steeds geen officieel beroep en geeft daarmee vrij spel aan de markt. Hoe blij zijn de (paro)preventieassistenten met de invulling van hun beroep? Wat vinden zij van de ontwikkelingen die plaatsvinden? De (paro)preventieassistent heeft geen eigen AGB-code en daarmee is het moeilijk te achterhalen wat een (paro)preventieassistent nu daadwerkelijk op de werkvloer doet en welk effect dit heeft. Hiermee kan de (paro)preventieassistent eenvoudig onderschat of overschat worden en dit kan flinke gevolgen hebben. Je kan hier als (paro)preventieassistent behoorlijk ongelukkig van worden.

Enquête

Hoe kan er in het werkveld goed samengewerkt worden als de (paro)preventieassistent geen specifieke eigen afvaardiging kent? Wie spreekt er vanuit het hart van de (paro)preventieassistent? Er zijn zoveel vragen en wie geeft hier antwoord op? Om een beginnend antwoord te krijgen op deze vragen is er een enquête gemaakt door MondzorgForum. Wellicht wordt hiermee een zaadje geplant en wie weet komt hier een hele mooie bloem uit. Help je mee de (paro)preventieassistent een stem te geven? Let op: vul de enquête enkel in als je als (paro)preventieassistent wordt ingezet.
Vul hier de enquête in

Bron:
MondzorgForum

 

 

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
vast, depressie, hersenen

Chronische gingivitis zorgt mogelijk voor verhoogd risico op toekomstige depressie

Een recente studie heeft een verband aangetoond tussen chronische gingivitis en daaropvolgende depressie. Patiënten met chronische gingivitis hadden bijna het dubbele risico op het ontwikkelen van een depressie vergeleken met mensen met gezond tandvlees, staat in het Journal of Psychiatric Research.

Omgekeerde associatie

Onderzoeken hebben al aangetoond dat depressie parodontitis beïnvloedt. Zo is het aangetoond dat geestelijke gezondheid een negatieve invloed kan hebben op de mondgezondheid en dat biologische componenten en gedragsmechanismen die verband houden met depressie een negatief effect kunnen hebben op parodontale gezondheid. Er is echter weinig bekend over de omgekeerde associatie.

Studie in het Verenigd Koninkrijk

Europese onderzoekers heeft daarom onderzocht of er een verband bestaat tussen chronische gingivitis en daaropvolgende depressie bij een groep patiënten uit het Verenigd Koninkrijk die gedurende tien jaar werd geobserveerd. Patiënten met andere soorten psychische aandoeningen waren uitgesloten van de studie.

Match tussen patiënten met en zonder gingivitis

6544 patiënten met chronische gingivitis werden gematcht met 6544 patiënten zonder tandvleesaandoeningen. Om de incidentie van depressie bij beide groepen te vergelijken, gebruikten de onderzoekers een database met informatie over medicijnvoorschriften en diagnoses en medische en demografische basisgegevens.

Twee keer zo veel depressies

Na 10 jaar follow-up had 16,3% van degenen met chronische gingivitis en 8,8% zonder chronische gingivitis een eerste diagnose van depressie. Over het algemeen was er een positieve en significante associatie tussen beide aandoeningen, met een hazard ratio van 1,82. De bevindingen waren waar voor zowel vrouwen als mannen voor alle leeftijdsgroepen jonger dan 65 jaar. De relatie was bijzonder sterk voor patiënten tussen de 21 en 50 jaar.

Immuno-inflammatoire reactie mogelijke trigger

Een immuno-inflammatoire reactie zou de trigger kunnen zijn tussen gingivitis en depressie. Ontsteking is gekoppeld aan neuro-inflammatie en verminderde serotoninesynthese. “Beperkingen in mondhygiëne en het dragen van prothesen, evenals pijn en halitose kunnen in verband worden gebracht met depressieve symptomen”, schrijven de auteurs.

Onderwerp verdient meer aandacht

De onderzoekers geloven dat dit de enige studie is die onderzoekt hoe gingivitis een risicofactor is voor depressie in het VK. Ze vinden dat het verband tussen beide onderwerpen meer aandacht van artsen verdient, en dat het belangrijk is om te beseffen dat beide elkaar kunnen beïnvloeden. Verdere studies zijn nodig om een beter begrip te krijgen van de relatie tussen tandaandoeningen en depressie.

Niet zonder beperkingen

Deze studie was niet zonder beperkingen. Als er meer informatie over de ernst van de aandoeningen van de patiënten en over gedrags- en sociale factoren beschikbaar was, hadden ze mogelijk een meer gedetailleerde analyse kunnen maken, schrijven de onderzoekers.

Bron:
Journal of Psychiatric Research

 

 

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z

Een gezonde huid onder je mondmasker: 9 tips voor mondzorgprofessionals

Mondneusmaskers zijn sinds de coronapandemie nog noodzakelijker geworden voor mondzorgprofessionals. Maar het langdurig dragen van een masker kan slecht zijn voor je huid. Daarom moet je goed voor je huid blijven zorgen.

Het dragen van een masker wordt in verband gebracht met huidirritaties en huidproblemen, die worden samengevat onder de term ‘maskerdermatitis’. Iedereen die om professionele redenen permanent een masker moet dragen, doet er goed aan enkele aanbevelingen op te volgen: milde reiniging, milde crèmes en maskeronderbrekingen. Op alcohol gebaseerde desinfectie van het gezicht moet worden vermeden. Deze aanbevelingen zijn dus ook voor mondzorgprofessionals van waarde.

Maskers verstoren het huidmileu

Voor professor dr. Peter Elsner, vertegenwoordiger voor public relations van de Duitse Dermatologische Vereniging (DDG), lijdt het geen twijfel dat het dragen van een masker onmisbaar zal blijven op sommige gebieden, waaronder tijdens het werken in de zorgsector. “Voor de coronapandemie hadden we al enig inzicht in hoe de gezichtshuid reageert op het dragen van een masker: die is soms geïrriteerd en reageert met ontstekingen of jeuk”.

Onder het masker wordt het vochtgehalte van de hoornlaag en het vochtverlies door de huid verhoogd. De huidbarrière wordt aangetast. Huidtemperatuur, talgproductie en de pH-waarde stijgen. Door de afsluitende werking van het masker wordt het huidmilieu verstoord. De wrijving van het masker op de huid van het gezicht verslechtert de problemen, vooral als je al last hebt van bestaande huidziekten, zoals acne of rosacea.

9 tips voor het voorkomen en behandelen van maskerdermatitis:

Professor Elsner voegt toe: “We zijn ons ervan bewust dat sommige mensen zich zorgen maken over hun gezichtshuid. Met de juiste preventiemaatregelen en behandeling is het echter slechts zeer zelden nodig om volledig af te zien van het dragen van een masker.”

De Deutsche Dermatologische Gesellschaft (DDG) geeft 9 tips voor mondzorgprofessionals om maskerdermatitis te kunnen voorkomen en behandelen:

1. Draag maskers met de juiste maat om wrijving met de huid te voorkomen.
2. Was je gezicht dagelijks met mild reinigingsschuim of reinigingscrèmes zonder alcohol.
3. Was opgebouwd zweet onder je masker af met lauw water.
4. Neem af en toe een draagpauze: 75 minuten draagtijd gevolgd door 30 minuten draagpauze (in een veilige omgeving waar geen masker nodig is).
5. Gebruik verzorgingsmiddelen zoals crème om je huid gehydrateerd, gezond, fris en soepel te houden.
6. Haal regelmatig een frisse neus, bijvoorbeeld tijdens je draagpauze.
7. Maak gebruik van tijdelijke, lokale, ontstekingsremmende middelen om maceratie (verweking van de huid) tegen te gaan.
8. Doe hetzelfde om eventuele allergische reacties tegen te gaan.
9. Heb je al last van een droge, ruwe of ontstoken huid? Blijf dan gebruik maken van je verzorgingsmiddelen en medicatie.

Bron:
Deutsche Dermatologische Gesellschaft (DDG)

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
SEDENTEX rechtvaardiging bij CBCT

SEDENTEX rechtvaardiging bij CBCT

CBCT-opnamen geven een hogere stralingsbelasting dan conventionele opnamen. Hiervoor zijn door SEDENTEXCT-richtlijnen opgesteld, welke deels expert opinion zijn. Hierin staat o.a. informatie over rechtvaardiging van blootstelling van patiënten aan ioniserende straling en de optimalisatie.

Rechtvaardiging

CBCT moet potentieel nieuwe informatie opleveren, en deze informatie moet niet met conventionele röntgenopnames kunnen worden verkregen. Een CBCT-opname mag nooit routinematig worden gemaakt of herhaald.
Belangrijk: Heeft 3D informatie uit de CBCT meerwaarde voor de diagnostiek en meerwaarde voor de behandeling?

Optimalisatie / ALARA

Er bestaat geen veilige stralingsdosis, omdat er geen drempelwaarde bestaat voor mutatie aan het DNA (à latentietijd à maligniteit). Het is verplicht vooraf alle informatie en geschiedenis van de patiënt door te nemen, en een klinisch onderzoek uit te voeren ter rechtvaardiging van de opname, omdat dit bijdraagt aan de reductie van de stralingsbelasting van de patiënt.

  1. Afschermingshulpmiddelen

    Loodkraag en loodschort zijn niet effectief, wél loodglaswand of betonnen of gipsen muur. Afscherming moet 1,5mm lood equivalent zijn.

  2. Diagnostic Reference levels

    “zuinig” apparaat kiezen.

  3. Dosislimieten

    Geldt voor bescherming van de behandelaar en publiek, niet voor patiënten.

  4. Leeftijd

    Stralingsrisico is sterk leeftijdsafhankelijk, bij patiënten < 10 jaar weegt dit risico 3x zo zwaar.

  5. Field of View

    Hoe groter het volume hoe meer weefsel wordt bestraald. Kleine FOV ligt zo rond de 5 bij 5 cm. Speekselklieren en de schildklier zijn gevoelige organen voor ioniserende straling.

  6. Resolutie

    Een kleinere voxel geeft meer detailweergave maar ook hogere stralingsdosis voor de patiënt. Goed bepalen of dit daadwerkelijk nodig is.

  7. Positionering

    Patiënt fixeren om bewegingsonscherpte te voorkomen.

  8. Scout view en dry run

    Scout-view is met lage röntgenstraling om met name bij klein FOV de positie controleren. Het onderwerp moet altijd in het centrum van het FOV staan, omdat daar de meeste informatie en hoogste beeldkwaliteit is. Een dry run is een “opname” zonder straling, om te kijken of apparaat niet “vast” loopt bij corpulente patiënten, en om kinderen te laten wennen aan een ronddraaiend apparaat. Zo voorkom je dat opnamen opnieuw moeten worden gemaakt. Als richtlijn geldt dat maximaal 5% van de CBCT-opnamen als onacceptabel mag worden beoordeeld.

Beoordeling CBCT

De gehele CBCT/data-set moet systematisch worden beoordeeld, om geen afwijkingen te missen. Deze beoordeling moet verplicht worden vastgelegd in een verslag. Vooraf aan de systematische beoordeling dient het contrast van de opname, de helderheid en Threshold Volume Rendering (software reconstructie van anatomische structuren) te worden geoptimaliseerd.
Het belangrijkste is dat wanneer er een abnormaliteit wordt gezien op de opname, er wordt doorgestuurd naar de desbetreffende specialist (MKA, KNO, radioloog).

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor dental INFO van de lezing van C.M. Suttorp, orthodontist, tijdens de PAOT-cursus Toezichthoudend medewerker Stralingsbescherming Tandheelkunde voor de Conebeam CT.

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z