Zoetstoffen

Suikervervangers veroorzaken langdurige problemen bij ratten

Suikervervangers, kunnen langdurige effecten hebben op de hersenen en de darmen. Dat blijkt uit onderzoek dat recentelijk werd gepubliceerd in British Medical Journal.

Het nieuwe onderzoek wees uit dat bij ratten met in utero blootstelling aan caloriearme zoetstoffen de insulinegevoeligheid, darmbacteriën, lichaamsgewicht en zelfs dopamine-routes hadden veranderd.

De bevindingen roepen enige bezorgdheid op, aangezien suikervervangers steeds populairder worden als reactie op de obesitas-epidemie. Hoewel veel suikeralternatieven als veilig worden beschouwd tijdens de zwangerschap en borstvoeding, toont dit onderzoek aan dat caloriearme zoetstoffen negatieve gevolgen voor de gezondheid kunnen hebben.

“Consumptie van caloriearme zoetstof door zwangere en zogende ratten met obesitas verandert de darmmicrobiota van nakomelingen, wat verminderde adipositas en glucosetolerantie veroorzaakte op jonge leeftijd, ondanks dat er geen directe consumptie van zoetstoffen door nakomelingen was”, schreven de auteurs, geleid door Jodi Nettleton van de afdeling kinesiologie van de Universiteit van Calgary in Alberta.

Onderzoeksresultaten

De onderzoekers testten het verband tussen suikeralternatieven en gezondheid op lange termijn met 60 drachtige ratten en hun nakomelingen. In het bijzonder hadden mannelijke nakomelingen van moeders die aspartaam ​​gebruikten na 6 weken en 12 weken een grotere gewichtstoename dan nakomelingen die alleen aan water werden blootgesteld. Ze hadden ook een hogere snellere insuline en hogere bloedsuikerspiegels één tot twee uur na de geboorte.

Ondertussen hadden vrouwelijke nakomelingen van moeders die aspartaam ​​gebruikten na 12 tot 18 weken een grotere gewichtstoename dan nakomelingen die werden blootgesteld aan water en stevia. Ze hadden ook een hoger lichaamsgewicht na 6 tot 15 weken.

Niet alleen ervoeren de ratten veranderingen in de gewichtstoename in hun eerste levensweken, maar velen ervoeren ook veranderingen in hun dopamine-beloningsroute. Alle ratten die in utero en in de vroege kinderjaren aan aspartaam ​​en stevia werden blootgesteld, vertoonden een gewijzigde genexpressie voor dopaminereceptorniveaus.

Beperkingen van het onderzoek

Het is belangrijk op te merken dat de onderzoekers geen groep moederratten omvatten die pure suiker consumeerden, noch konden ze bepalen of de effecten van suikeralternatieven belangrijker waren tijdens zwangerschap of borstvoeding. De onderzoekers hopen dat er meer studies over dit onderwerp worden uitgevoerd.

“Toekomstige studies zouden onafhankelijke effecten van zwangerschap en lactatieblootstelling aan caloriearme zoetstoffen moeten onderzoeken en een paar-gevoed ontwerp moeten gebruiken om de effecten van het obesogene dieet te isoleren”, concludeerden de auteurs. “Deze studie ondersteunt niet alleen de bevindingen dat caloriearme zoetstoffen mogelijk niet metabolisch inert zijn, maar dat indirecte blootstelling ook langdurige gevolgen kan hebben voor de nakomelingen en de ontwikkeling van centrale voedingscircuits.”

 

Bron:
BMJ

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Nieuwe behandeling zou parodontale ziekteverwekkers volledig kunnen uitroeien

E. gingivalis onderschatte bron van parodontitis

Entamoeba gingivalis, een parasiet die in de mond wordt aangetroffen, kan een onderschatte bron van ontsteking en parodontitis zijn, volgens een studie gepubliceerd in het Journal of Dental Research.

Het elimineren van de parasiet, die het tandvlees binnendringt en zich voedt met gastheercellen, kan volgens de auteurs de effectiviteit van de behandeling en de resultaten op lange termijn verbeteren bij patiënten met tandvleesaandoeningen.

“Onze resultaten vergroten de bekendheid van Entamoeba gingivalis als een potentiële en tot op heden onderschatte microbiële aanjager van destructieve vormen van parodontitis “, schreef de groep onder leiding van Arne Schäfer, PhD, hoofd van de afdeling parodontologie van het Charité Institute of Dental and Craniofacial Sciences in Berlijn.

Parodontitis

Parodontitis is een van de meest voorkomende chronische ziekten ter wereld. Het succes van de behandeling is vaak van korte duur en een gebrek aan behandeling kan tandverlies veroorzaken. Bovendien is de ziekte in verband gebracht met een groter risico op artritis, hart- en vaatziekten, en kanker.

Patiënten met parodontitis vertonen een afname in de diversiteit van het orale microbioom, wat overeenkomt met een stijging van de frequentie van E. gingivalis. De parasiet dringt het mondslijmvlies binnen en vernietigt tandvleesweefsel, waardoor een groter aantal bacteriën het weefsel kan binnendringen. Deze positive feedback loop verergert ontstekingen en weefselvernietiging, aldus de auteurs.

Nieuwe bevindingen

E. gingivalis werd gevonden op 77% van de ontstoken parodontale plaatsen en 22% van de gezonde plaatsen bij patiënten met parodontitis (51 van de 158 deelnemers), wat een verband aantoont tussen orale ontsteking en kolonisatie, aldus Schäfer en collega’s.

De parasiet werd gevonden in de mondholte van 15% van de 107 deelnemers die geen tandvleesaandoening hadden, merkten de auteurs op. Het directe contact van E. gingivalis met gingivale epitheelcellen remde de celgroei en leidde uiteindelijk tot celdood, schreven ze.

Bekend destructief genoom

Wetenschappers waren al bekend met het virale potentieel van dit genoom van amoeben. Zo veroorzaakt de gastro-intestinale parasiet E. histolytica een ziekte die bekend staat als amebiasis, een van de meest voorkomende doodsoorzaken door parasitaire ziekten wereldwijd. De huidige studie toont parallellen tussen E. gingivalis en E. histolytica; beide vertonen vergelijkbare mechanismen van weefselinvasie en wekken vergelijkbare immuunreacties op bij de gastheer.

Huidige parodontale behandelingen houden geen rekening met het potentieel van infectie door E. gingivalis. De studie, die geen beperkingen had, zou clinici moeten laten nadenken over de manier waarop ze tandvleesaandoeningen behandelen, schreven de auteurs. “Uitvoerend tandartsen moeten ervoor zorgen dat ontstoken parodontale zones en weefsel van deze protozoa worden ontdaan”, concludeerden ze.

Bron:
Journal of Dental Research

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Antibiotica

Antibioticagebruik verhoogt kans op opioïdeproblemen

Het gebruik van antibiotica naast opioïden kan het risico op misbruik van opioïden vergroten en de werking van darm-hersenverbinding veranderen. Dit blijkt uit onderzoek bij ratten uitgevoerd door een team van University of California in San Diego.

Combinatie antibiotica en opioïden komt vaak voor

Na een operatie worden vaak opioïden en antibiotica voorgeschreven maar dat is niet zonder gevolgen. Meer dan twee miljoen Amerikanen lijden momenteel aan stoornissen die verband houden met opioïde pijnstillers, soms met dodelijke gevolgen. Er zijn veel factoren die een rol spelen bij de opioïdecrisis, en een ervan speelt misschien een grotere rol dan gedacht: het microbioom van de darm.

Geïnspireerd op levenservaring van hoofdauteur

Het onderzoek is geïnspireerd op de ervaringen van hoofdauteur Sierra Simpson, die merkte dat haar angst toenam na een voorgeschreven antibioticakuur. Ze was overtuigd dat dit veroorzaakt werd door een directe verbinding tussen het darmmicrobioom en de hersenen en testte haar hypothese in de hersenen van ratten.

Ratten met en zonder antibioticakuur

Voor de studie werden gezonde ratten met een normaal darmmicrobioom gebruikt en ratten die antibiotica hadden gekregen om 80% van hun darmmicroben uit te putten. Alle ratten waren afhankelijk van de opioïde oxycodon. De onderzoekers selecteerden enkele ratten om terug te trekken uit het opioïderegime om de ontwenningsverschijnselen te bestuderen.

Geen verschil in gedrag

Op het eerste gezicht leken beide sets ratten hetzelfde qua gedrag en uiterlijke symptomen. De ratten met een verarmd microbioom vertoonden echter diepgaande veranderingen in hoe hun hersenen reageerden op opioïden vergeleken met de andere ratten.

Verarmd microbioom verzwakt ontwenningseffecten

Tijdens de intoxicatie hadden de antibioticaratten meer geactiveerde neuronen in delen van de hersenen die verantwoordelijk zijn voor stress en pijn, en in regio’s die verband houden met intoxicatie en ontwenning van opioïden. Tijdens ontwenning hadden ze juist minder geactiveerde neuronen. Met andere woorden, het verarmde microbioom verergerde de effecten van intoxicatie en verzwakte de effecten van ontwenning.

Darmmicrobioom beïnvloedt de hersenen

Bacteriën in de darmen beïnvloeden de hersenen en het was al bekend dat dit een rol speelt bij een hele reeks hersenstoornissen, waaronder verslaving. Deze resultaten laten zien dat het darmmicrobioom bij ratten ook een rol kan spelen bij het gebruik en de afhankelijkheid van opioïden.
Als dit ook bij personen zo blijkt te zijn, kan het artsen twee keer doen nadenken over het gelijktijdig voorschijven van antibiotica en opioïden. Verder onderzoek is nodig om de effecten van uitputting van microbiomen op verslavingsgedrag beter te begrijpen.

Bron:
eNeuro

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Parodontitispathogeen-veroorzaakt-Alzheimerverschijnselen-in-hersenen

Parodontitispathogeen veroorzaakt Alzheimerverschijnselen in hersenen

Porphyromonas gingivalis, het belangrijkste pathogeen dat chronische parodontitis veroorzaakt, is geïdentificeerd in de hersenen van patiënten met de ziekte van Alzheimer (AD) en kan symptomen van de ziekte veroorzaken. Onderzoekers denken dat deze informatie kan worden gebruikt om nieuwe behandelingen tegen de ziekte te ontwikkelen.

Gingipains aanwezig in hersenen

Parodontitis wordt veroorzaakt door onevenwichtigheden in het microbioom van de mond. Een belangrijke aanjager hiervan is P. gingivalis en gebruikt gingipains om eiwitten af te breken, dit is de primaire energiebron van de bacterie. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat deze enzymen aanwezig waren in meer dan 90% van de postmortale hersenen van patiënten met de ziekte van Alzheimer.

Potentiële rol bij ziekte

Gingipains zijn dan ook lang onderzocht op hun potentiële rol bij de ziekte. Een recente studie die werd gepubliceerd in het Journal of Alzheimer’s Disease had als doel om het effect van de bacterie en bijbehorend enzym op neuronen te bestuderen.

Neuronen geïnfecteerd met P. gingivalis

Neuronen afkomstig van door mensen geïnduceerde pluripotente stamcellen werden in vitro geïnfecteerd met P. gingivalis en gingipains. De bacteriën kunnen namelijk infiltreren en blijven bestaan in volwassen menselijke neuronen die actieve gingipains tot expressie brengen. De resultaten werden na 24, 48 en 72 uur verzameld.

Tekenen van Alzheimer na twee dagen

Na 48 uur vertoonden de neuronen verschillende tekenen van de ziekte van Alzheimer. “Geïnfecteerde neuronen vertonen tekenen van AD-achtige neuropathologie, waaronder de accumulatie van autofagische vacuolen en multivesiculaire lichamen, verstoring van het cytoskelet, een toename van de fosfotau/tau-verhouding en synapsverlies”, schreef de groep onder leiding van Ursula Haditsch, PhD, een senior wetenschapper bij het biofarmaceutische bedrijf Cortexyme.

Onderzoek naar behandelingen

Synapsverlies veroorzaakt sensorische, motorische en cognitieve stoornissen en is volgens de groep een van de vroegst bekende indicatoren van de ziekte van Alzheimer. De resultaten van dit onderzoek benadrukken de noodzaak om P. gingivalis te bestuderen en de mogelijkheid om deze ziekteverwekker te gebruiken bij het ontwikkelen van behandelingen. De beschreven in vitro-methode geeft een nieuwe, goede optie om hier onderzoek naar te doen.

Bron:
Journal of Alzheimer’s Disease

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Ketenvorming

Hoe beïnvloeden schaalvergroting, taakdifferentiatie en ketenvorming uw vak? Geef uw mening

Hoe beïnvloeden ontwikkelingen als schaalvergroting, taakdifferentiatie en ketenvorming de wijze waarop u uw vak uitoefent? De VvAA onderzoekt dit om hierover het maatschappelijk en politieke debat te faciliteren. Graag horen we van u de gevolgen die u al dan niet ervaart door de verandering in het zorgveld. Doe mee aan een korte enquête

Vanuit de politiek (hoofdlijnenakkoord) bestaat de wens om de zorg goedkoper, toegankelijker en doelmatiger te organiseren. Er is sprake van een duidelijke ontwikkeling naar steeds grotere organisatieverbanden in de zorg. VvAA ontvangt in toenemende mate verontrustende signalen van leden over de gevolgen van het gewijzigde evenwicht in het zorglandschap, tussen aanbieders, zorgverzekeraars en patiënten.

Kleinschalig georganiseerde zorgverleners hebben steeds minder ruimte om hun praktijk en zorgverlening naar eigen inzicht in te richten en kunnen steeds minder tijd besteden aan de patiënt . We zien oudere, vrijgevestigde zorgverleners die hun praktijk vervroegd overdragen aan een keten of een grotere zorgaanbieder en jonge zorgverleners die steeds vaker afzien van het praktijkhouderschap.

Resultaten brede verkenning

Op basis van de onderzoeksresultaten bereiden we na de zomer vervolgacties voor waarmee de VvAA het maatschappelijk en politiek debat faciliteert over het belang van een zorglandschap waar zowel zorgverleners en patiënten een keuze hebben en waarmee we zorgverleners met stem en steun bijstaan in huidige ontwikkelingen.

Doet u mee aan een korte enquête?

Bent u werkzaam als tandarts of mondhygiënist en wilt u uw ervaring delen? Vul de enquête in Dit duurt maximaal tien minuten.

Lees meer over: Markttrends, Thema A-Z
Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?

Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?

Steeds vaker krijgen mondzorgprofessionals te maken met kinderen met gescheiden ouders. In het gunstige geval kunnen de ouders goed met elkaar overweg en zijn er goede afspraken gemaakt, die worden nageleefd. Maar het kan ook weleens anders zijn, waarbij conflicten over de hoofden van de kinderen worden uitgevochten. En soms is toestemming voor een behandeling de inzet. Het kan ook voorkomen dat er een acute situatie ontstaat, waarbij de toestemming niet gevraagd kan worden. Hoe hiermee om te gaan? En hoe kijkt de tuchtrechter hier tegenaan?

Gezag

Het ouderlijk gezag houdt de zeggenschap over minderjarigen in. Dat gezag ziet ook op behandelingen in de zorg. Ouders met gezag moeten namelijk beiden toestemming geven voor een behandeling. Vanaf 16 jaar mag een jongere zelf beslissen en is de toestemming niet meer nodig.

Vragen wie het gezag heeft

Maar hoe weet de mondzorgprofessional dan wie het gezag heeft? Er simpelweg van uitgaan dat de ouder die het kind begeleidt ook gezag heeft is niet voldoende. Er zal bezien moeten worden hoe de gezagsverhouding in elkaar steekt. Dat kan aan de ouder gevraagd worden die de jeugdige begeleidt, waarna de mondzorgprofessional daarvan aantekening kan maken in het dossier.
Als er reden is om twijfelen aan de juistheid, dan moet er gevraagd worden naar een bewijs van het gezag. Dat kan een bestaand huwelijk zijn, een uittreksel uit het gezagsregister of een uitspraak van een rechter bijvoorbeeld. Als er sprake is van gescheiden ouders, dan dient doorgevraagd te worden naar de afspraken over het gezag. In de meeste gevallen ligt dit vast in een ouderschapsplan.

Toestemming voor inschrijving en uitschrijving?

Bij het inschrijven van een kind in de praktijk wordt een nieuwe behandelrelatie gestart. Zeker in die situatie is het van belang dat helder is wie het gezag heeft en als dat beide ouders betreft, dat zij allebei toestemming geven voor de inschrijving.

Maar geldt dat ook voor de uitschrijving uit de praktijk? Op 4 mei 2021 is gebleken in een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Den Haag dat ook in het geval van uitschrijving geïnformeerd moet worden naar de gezagsrelatie. Er was sprake van een uitschrijving omdat de moeder met de dochters met de dochters verhuisde, waarvoor een gerechtelijke procedure nodig was geweest omdat de vader daar niet mee instemde. De arts ging ervan uit dat de vader ervan op de hoogte was en dat de uitschrijving in lijn was met de uitspraak van de rechtbank, en schreef de dochters dus uit. De klacht van de vader werd echter gegrond bevonden, omdat de arts had moeten informeren naar de toestemming van de vader.

En is altijd toestemming nodig, ook in geval van een vechtscheiding?

Het uitgangspunt is dat er toestemming van beide gezagdragende ouders moet zijn, maar het kan voorkomen dat dit in strijd is met de belangen van het kind zelf. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) heeft daar een uitzondering voor gemaakt: als het niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener, kan hiervan afgeweken worden.

Een situatie waar het Regionaal Tuchtcollege Zwolle zich over gebogen heeft in 2016 laat zien dat er inderdaad soms van het uitgangspunt afgeweken kan worden. Een moeder zat in een Blijf-van-mijn-lijf huis en kwam met haar dochter op het spreekuur van een fysiotherapeut. Er was geen contact met de vader. Er is op enig moment voor gekozen geen toestemming te vragen van de vader, vanwege de situatie. Het college geeft aan dat ook in vechtscheidingen de toestemming van beide ouders in beginsel voorop staat, maar dat dat complex kan zijn. De afweging om in dit geval geen toestemming van de vader te vragen, kan het college, in het belang van de minderjarige, billijken, zo wordt aangegeven. Wel wijst het college wederom op het belang van het controleren van de juridische gezagsverhouding bij aanvang van de behandelrelatie.

Toestemming voor een second opinion?

En hoe zit het bij een verzoek om een second opinion uit te voeren? Dat is over het algemeen een korte exercitie, met een duidelijk doel. Maar ook in dat geval gelden de regels voor de toestemming van beide gezagdragende ouders, als het gaat om een minderjarige. Ook een second opinion is namelijk een behandeling. Dit is op 4 mei 2021 door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag verduidelijkt. Er is dus ook voor een second opinion toestemming nodig van beide ouders met gezag.

Wat te doen bij acute situaties?

Voorgaande voorbeelden gaan uit van de situatie dat voor de behandeling de toestemming van de ouder(s) kan worden afgewacht. Maar er kunnen zich ook situaties voordoen waarbij dat niet zo is: acute situaties. De wet geeft hier een uitzondering voor, namelijk in het geval de tijd voor het vragen van toestemming ontbreekt aangezien de behandeling kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen. Gedacht kan worden aan een verkeersongeval of andere situatie waarbij direct ingegrepen moet worden. Ook kan het voorkomen dat één ouder met gezag niet te traceren is, maar de behandeling wel nodig is. Ook in dat geval kan het op enig moment de behandeling zonder toestemming van die ouder toch uitgevoerd worden.

Tot slot

Complexe situaties in de praktijk kunnen wat minder ingewikkeld worden als de juridische verhoudingen helder zijn. Daarom is het in de eerste plaats van belang bij aanvang van de behandelrelatie met een minderjarige kort maar grondig na te gaan en vast te leggen wat de gezagsverhoudingen zijn. Verder is het goed voor ogen te houden dat toestemming voor de behandeling van beide ouders met gezag het uitgangspunt is, maar dat zich situaties kunnen voordoen waarbij daar (in het belang van het kind) anders mee omgegaan moet worden.

Door: Daniël Post & Élize Breugem – www.eldermans-geerts.nl. Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Musici in de mondzorgpraktijk

Musici in de mondzorgpraktijk

In elke mondzorgpraktijk doet zo’n vijf procent van de patiënten in de mondzorgkunde iets met muziek (blazen). Problemen in het orofaciale gebied komen regelmatig voor. Vraagt u er niet naar, dan zullen die u voor een groot deel ontgaan.

Wat doet u met een puber die naar het conservatorium als hout/koperblazer wil en een beugel nodig heeft? Wat doet u als uw patiënt een overbeet heeft en klarinet speelt? Of als zich een koperblazer meldt met gingivitis en/of pijnklachten in de mond? Slechts enkele van de veelheid aan vragen die op u af kunnen komen.

Blazers en (alt)violisten komen nogal eens in de problemen op mond-, gebits- of kaakgewricht gebied. Of het nu pubers, bejaarden, amateur- of professionele musici betreft; zowel de musicus als behandelaar weet vaak niet dat er hulp voor mogelijk en nodig is. Eenieder die zelfstandig of in een tand-/mondheelkundig team werkt, krijgt vroeg of laat met deze specifieke problematiek te maken. Wat doet u met een puber die naar het conservatorium als hout/koperblazer wil en een beugel nodig heeft? Wat doet u als uw patiënt een overbeet heeft en klarinet speelt? Of als zich een koperblazer meldt met gingivitis en/of pijnklachten in de mond? Slechts enkele van de veelheid aan vragen die op u af kunnen komen.

Stressfactoren

Bij musici komen veel lichamelijke en psychosociale problemen voor; tot zeventig procent van de professionele musici kan twee weken per jaar niet musiceren vanwege de klachten. Dat is ook niet verwonderlijk als gekeken wordt naar alle stressfactoren in en rond de musicus. Het zijn met name blazers die bij klachten aan hun gebit met specifieke vragen komen. Wat te denken van de klarinettist die acht uur per dag met het mondstuk letterlijk en figuurlijk een wig drijft tussen zijn onder- en bovengebit. Vaak speelt men al vanaf jonge leeftijd en heeft het zich ontwikkelende gebit, tot en met het kaakgewricht, een uitweg moeten vinden in deze situatie. Bij welke inclinatiehoek van de snijtanden adviseert u dat er een reconstructie dient plaats te vinden?

Ook (alt)violisten die hun instrument vele uren asymmetrisch onder de kaak klemmen, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van klachten. Daarbij komt nog dat veel beroepsmusici een onregelmatig bestaan hebben, slechter eten, soms verslavingsgedrag vertonen, minder structurele tandhygiëne uitvoeren en vaak ook financieel beperkte mogelijkheden hebben voor goede tandheelkundige zorg. In de diagnostiek en behandeling is het nodig om op de hoogte te zijn van de specifieke factoren die bij het individu een medeoorzaak van de klachten zouden kunnen zijn.

Transdisciplinair denken

(Para)medici buiten de tand/mondheelkunde worden ook regelmatig geconfronteerd met klachten die uiteindelijk terug te voeren zijn op problemen in het mond-, gebits- of kaak(gewricht)gebied. In de revalidatiegeneeskunde en orthopedie betreft dit vaak pijnklachten in het nek/schouder gebied, bij de neuroloog hoofdpijnklachten, bij de KNO arts de bijholteproblematiek; u kunt zich hier nog wel wat bij voorstellen, alhoewel u waarschijnlijk nog nooit met een revalidatiearts heeft overlegd. Omgekeerd komt het waarschijnlijk ook weinig voor dat de revalidatiearts gericht met u overlegt, aangezien de mond- en tandheelkunde bij de gemiddelde arts een ’niemandsland’ is. En onbekend maakt onbemind.

Onduidelijker wordt het bijvoorbeeld bij ademhalings- en darmproblemen. Er blijkt een directe en complexe relatie te zijn tussen onder andere de tongmusculatuur en het middenrif. De tong heeft weer een directe relatie met de rest van het mondgebied. Zeker bij blazers en zangers die de gehele mondholte inzetten bij de toonvorming en articulatie, heeft dit alles verstrekkende gevolgen.

Bij blazers met klachten in het mondgebied kan deskundig advies worden gevraagd, bijvoorbeeld bij de Nederlandse Vereniging voor Dans en Muziekgeneeskunde of het Revalidatie Expertise Centrum voor Muziek & Dans, Revalidatie Friesland. Dit geldt met name als de klachten steeds terugkeren, langer dan zes weken duren of als de patiënt niet goed reageert op de ingezette behandeling.

Mondstukken

In dit kader voert een uitgebreide opsomming van alle specifieke problematiek te ver. Een aantal highlights zullen hier worden aangestipt over bijvoorbeeld de directe interactie tussen de mondstukken van blaasinstrumenten en de orofaciale structuren. Hiervoor is de indeling van Strayer (fig.1) erg verhelderend. Klasse A betreft dan de koperblaasinstrumenten met een onderverdeling in hoge (bijv. trompet) en lage instrumenten (tuba, trombone); bij de eerste worden kleine mondstukken gebruikt, bij de laatste groep grote. U kunt zich voorstellen dat langdurige druk van een groter mondstuk een andere invloed (en op een andere plek ten opzichte van het gebit) heeft, dan een klein mondstuk.

Afbeelding: De indeling van hout en koperblaasinstrumenten volgens Strayer waarbij de verschillende invloed op het mondgebied goed te zien is. (Bron: E. Grammatopoulos: Effects of playing a wind instrument on the occlusion. American Journal of Orthodontics & Dentofacial Orthopedics; 2012: 141, 138-145).

De druk die het mondstuk uitoefent op de lipspieren en het gebit is zeer verschillend. Toch kan men zich snel vergissen hoe dit in de binnenkant van de mond gaat. De dwarsfluit veroorzaakt relatief weinig druk, de hobo en andere hoogklinkende koperinstrumenten (trompet) zorgen echter voor zeer hoge druk tot in het zachte gehemelte. In een recente masterscriptie vond de Groningse tandheelkunde studente Merel Woldendorp inderdaad een relatie bij trompettisten tussen een hoge mondstukdruk op de lippen en tandheelkundige- en embouchureproblemen. Komt daar nog een correctieneiging bij in verband met een aanwezige over-, of in mindere mate, onderbeetstand (vergelijk bruxisme), dan is het wachten op verstoring van de stabiliteit en coördinatie van de intraorale spiertjes. Instabiliteit en ongunstige belasting van het craniomandibulaire gewricht met dysplasie kan het vervolg zijn.

Over- of onderbeet

Omdat de positie van de verschillende blaasinstrumenten ten opzichte van het gebit anders is, kan het zijn dat sommige instrumenten een over- of onderbeet juist stimuleren. Gespecialiseerd kaakchirurg Berndt Lapatki heeft hiervoor een verhelderend overzicht ontwikkeld. Hiermee is het direct duidelijk of bepaalde combinaties van soort instrument en kaakstand gunstig dan wel ongunstig zijn. Soms kan een blaasinstrument juist worden ingezet om een ongunstige stand van de snijtanden te verbeteren. Meest bekende voorbeelden hiervan zijn het bespelen van de klarinet of saxofoon bij een Angle-klasse II-2 of het bespelen van de dwarsfluit bij Angle-klasse II-1 (de tegengestelde stand van de bovensnijtanden ten opzichte van de ondertanden).

Het stoten of langdurige druk van het mondstuk tegen lippen, tandvlees of gebitselementen kan ook veel problemen geven. Een goede analyse kan worden gemaakt door de tandarts of kaakchirurg, maar ook mondhygiënisten en tandartsassistenten zijn uitstekend in staat om dit soort oorzaken op te sporen. Het is van belang om de patiënt het instrument mee te laten brengen en te kijken wat de blazer feitelijk doet. Met een nuchtere blik komt men dan een heel eind. Waar staat het mondstuk ten opzichte van de mond? Zijn er opvallende zaken te zien in het algemeen of als de blazer hoog dan wel laag speelt? Elke blazer verandert dan een beetje zijn/haar embouchure.

Model

Bij een afwijkende stand van gebitselementen of asymmetrieën in het gebit kunnen snel problemen ontstaan. Grotere problemen kunnen zich echter voordoen als bij een goed functionerende blazer gebitselementen qua stand worden aangepast. Het is dan van belang om een model te hebben van de uitgangssituatie, zodat altijd kan worden teruggewerkt naar deze situatie, mocht er, bijvoorbeeld traumatisch, een gebitselement verloren gaan, Ook hier geldt dat een nuchtere blik op de combinatie van blaasinstrument en blazer veel informatie kan opleveren.

Voor wat betreft het belang van de inclinatiestand van de snijtanden op het blazen wordt hier volstaan met de melding dat deze stand bepalend is voor de richting van de luchtstroom in de mondholte naar de lippen toe. Onder invloed van beugels maar met name de ouderdom verandert de inclinatie en kan orthodontisch ingrijpen soms genoodzaakt zijn ten behoeve van in ieder geval het musiceren.

Praktische tips

Musici kosten tijd. Eén keer meer tijd nemen levert veel resultaat op.

CODE of embouchure

Om gestructureerd naar de voor een koperblazer relevante orofaciale structuren te kijken, kan inmiddels gebruik gemaakt worden van ‘de CODE of Embouchure’ (zie youtube), een gevalideerde testbatterij met relevante items voor embouchure- en tandheelkundige problemen bij koperblazers. Dit meetinstrument bestaat uit 4 delen waarbij enerzijds naar de vorm en stand van orofaciale structuren wordt gekeken, en anderzijds naar het functioneren van deze structuren met/zonder koperblaasinstrument. Uiteindelijk komen de verschillende facetten van het koperblazen aan de orde.

Behandel zonder kennis van zaken nooit een hout- of koperblazer met standscorrigerende ingrepen tenzij vooraf deskundig advies is ingewonnen. Bij (semi)professionele blazers is het zeer raadzaam om een uitgangsbasis van het gebit in gips vast te leggen.

Indien klachten langer dan zes weken bestaan of gedeeltelijk therapieresistent zijn, kan verwijzing naar een collega-specialist, ander specialisme of transdisciplinair werkend team een overweging zijn. Denk bij nekklachten bijvoorbeeld eens aan de revalidatiearts.

Bij het Revalidatie Expertise Centrum voor Muziek & Dans, van Revalidatie Friesland is een specifiek spreekuur voor musici (zoals ook elders een aantal van deze multidisciplinaire spreekuren zijn).

Door:
dr. Kees Hein Woldendorp, Revalidatiearts en coördinator van het Revalidatie Expertise Centrum voor Muziek & Dans bij Revalidatie Friesland.

 

Update artikel juni 2021

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
CT scan

CBCT toont zeldzame implantaatdislocatie

Met behulp van Cone-Beam CT (CBCT) is een zeldzaam geval van een implantaatverplaatsing geïdentificeerd waarbij het tandheelkundige implantaat in de rechter ethmoïdale sinus van een man terecht was gekomen. Waarschijnlijk vertoonde de man door een anatomische variant geen symptomen die verband houden met het ontwrichte implantaat.

Kaakholteontsteking

Wanneer tandheelkundige implantaten en endodontische materialen de maxillaire sinus raken kan dat kaakholteontsteking veroorzaken. Dit kan leiden tot hoofdpijn, een stinkende neus- of koortsafscheiding en koorts of zwakte.

In zeldzame gevallen verplaatsen endodontische materialen volledig naar de kaakholte, wat kan leiden tot sinusitis als gevolg van een obstructie van de kaakholte. Volgens onder andere Filippo Cascio van de afdeling otorhinolaryngologie van het Papardo Hospital in Messina (Italië) zijn de effecten van paranasale sinusvariaties op de dislocatie van tandimplantaten niet beschreven.

Casus

Hij beschrijft in een casusreport het geval van een 63-jarige man die naar het ziekenhuis ging met klachten aan zijn rechter kaakholte. Ook had de man moeite met het herkennen van geuren. De symptomen begonnen nadat hij 20 dagen voor het ziekenhuisbezoek een osseo-geïntegreerd tandheelkundig implantaat in zijn 1.5 rechter bovenmolaar had gekregen. Er waren geen aanduidingen dat hij implantaatdislocatie had die verband hield met maxillaire sinitus.

Implantaat verplaatst naar ethmoïdale infundibulum

Omdat er niks werd gevonden tijdens een klinisch onderzoek en de symptomen verergerden, onderging de patiënt een 3D CBCT-scan. Dit toonde aan dat een 10 x 15 mm tandheelkundig implantaat was verplaatst naar het rechter ethmoïdale infundibulum van zijn rechter maxillaire sinus. Het werd geassocieerd met een slijmretentiecyste daar en een mucosale hyperplasie op de bodem van de linker kaakholte. Nadat het implantaat onder narcose werd verwijderd had de man na drie dagen geen verschijnselen meer.

Variant van maxillair ostium

De auteurs denken dat deze specifieke variant van een bilateraal accessoire maxillair ostium “een extra manier geeft voor de afvoer van slijm in de maxillaire sinus”. Hierdoor kon het implantaat naar de ethmoïdale sinus verplaatsen, “zonder slijmstagnatie en daaruit voortvloeiend sinusitis te veroorzaken”.

CT-scans na operaties

Dit zou kunnen worden voorkomen door CT-scans te maken na implantaatoperaties. “We […] stellen voor om in alle gevallen een 3D CT-scan uit te voeren na een tandheelkundige implantatie, om de juiste plaatsing van het implantaat bloot te leggen en om te zoeken naar anatomische varianten van de sinus bij licht symptomatische patiënten.

Overweeg altijd implantaatdislocaties

Daarnaast adviseren ze om een implantaatdislocatie altijd te overwegen, “zelfs zonder duidelijke symptomen van rhinosinusitus, omdat er anatomische varianten kunnen zijn die de ophoping van slijm in de sinus kunnen voorkomen”.

Bron:
Heliyon

Lees meer over: Implantologie, Thema A-Z
tips die direct kunnen helpen bij nekpijn

3 tips die direct kunnen helpen bij nekpijn

Heb jij wel eens last van nekpijn tijdens het werk? Daar hoef je niet mee te blijven zitten. Deze drie tips kunnen direct verlichting bieden bij een zere of stijve nek.

Een slechte werkhouding zorgt bij veel tandartsen en mondhygiënisten voor nekpijn. En de stress, werkdruk, en onrust die veel mondzorgprofessionals het afgelopen jaar hebben ervaren, helpen daar niet aan mee. Gelukkig zijn er dingen die je nu kunt doen om je nek wat verlichting te bieden. Drie tips:

1. Zorg voor ontspanning

Spanning en stress wegen zwaar op je nek (en andere spieren). Ontspanning is dan ook een effectief medicijn tegen nekpijn. Kijk eens kritisch naar je agenda. Plan je wel genoeg rustmomenten in tussen de behandelingen door? Gun jij jezelf een korte wandelpauze, of even een momentje om een praatje met collega’s te maken? Dit soort kleine momenten van ontspanning en rust kunnen een groot verschil maken.

Maar meer ontspanning betekent niet altijd minder werken. Een duidelijke planning en takenverdeling in de praktijk zorgen ook voor ontspanning. Als je weet waar je aan toe bent, krijg je rust in hoofd. En daar wordt je nek uiteindelijk ook blij van.

2. Let op je werkhouding

De meest voorkomende oorzaak voor spierpijn tijdens het werken, is een slechte werkhouding. Veel mensen hebben niet eens door dat ze een slecht postuur hebben, terwijl ze wel met een gebogen rug en gedraaide nek aan het behandelen zijn. (Tip: laat een collega eens een foto van jou maken terwijl je aan het werk bent, dan kan je zien hoe jouw natuurlijk werkhouding er uit ziet.)

Hoe los je dit op? Als tandarts of mondhygiënist moet je nu eenmaal af en toe draaien en buigen om in de juiste positie te komen. De beste tip: Maak effectiever gebruik van de tools om je heen. Gebruik bijvoorbeeld de hoofdsteun van de stoel van de patiënt om zijn of haar hoofd anders te positioneren. Dan hoef jij jouw nek niet onnodig te belasten. Weten hoe je de hoofdsteun goed instelt? Lees dan dit artikel van BBO Ergo.

3. Doe wat bewegingsoefeningen

Voldoende beweging helpt bij het voorkomen en verminderen van spierpijn (de spierpijn na het sporten uitgesloten, natuurlijk). Regelmatig sporten en wat vaker de fiets pakken, kunnen al het verschil maken tussen veel of weinig nekpijn. Maar ook kleinere oefeningen die je tijdens je werk of tussen behandelingen door kan doen, kunnen helpen. Afwisselende bewegingen zorgen namelijk voor doorbloeding en herstel van spieren die zwaar belast worden.

Strek je lichaam bijvoorbeeld meerdere keren per dag uit. Zwaai en draai met je armen. Hol je rug. En rek je nekspieren door je hoofd vijf tellen zo ver mogelijk naar links en rechts te kantelen en dit voor beide kanten minimaal drie keer te herhalen. Elke vorm van beweging is winst, als je tijdens je werk een statische, belastende houding hebt.

Nekklachten verminderen en voorkomen voor meer werkplezier

Een zere nek kan het plezier uit je werk halen. Daarom is het belangrijk om goed op deze tips te blijven letten. Zorg voor voldoende ontspanning en beweging, en let op je werkhouding. Daarmee kom jij stap voor stap dichterbij het verminderen en voorkomen van nekklachten. En nu je klaar bent met dit artikel heb je een goed moment om wat rek- en strekoefeningen te doen.

Bron:
BBO Ergo

 

 

Lees meer over: Ergonomie, Thema A-Z
Video’s Carbamide peroxide vs. waterstofperoxide voor bleken tanden

Video’s: Carbamide peroxide vs. waterstofperoxide voor bleken tanden

In de eerste video wordt intern en extern bleken besproken. Er wordt uitgelegd hoe bleek gels werken en hoe nadelige effecten voorkomen kunnen worden.
In de tweede video worden carbamide peroxide en waterstofperoxide vergeleken met elkaar.

Een product dat 10% waterstofperoxide bevat is vergelijkbaar met een product dat 30% carbamide peroxide bevat. In een studie uitgevoerd door de American Dental Association is aangetoond dat carbamide peroxide in eerste instantie meer uitgesproken resultaten laat zien, maar uiteindelijk zullen producten met zelfde hoeveelheden carbamide peroxide en waterstofperoxide tot hetzelfde resultaat leidden.

Video: intern en extern bleken

Video: vergelijking carbamide peroxide en waterstofperoxide

 

 

Lees meer over: Cosmetische tandheelkunde, Thema A-Z, Video
tandenborstels

NVM-mondhygiënisten: eerste jaar experiment zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist een succes

Het experiment tijdelijke zelfstandige bevoegdheid mondhygiënist loopt nu een jaar. NVM-mondhygiënisten is tevreden met de positieve resultaten tot nu toe. De professionaliteit van het werk van de mondhygiënist wordt door het experiment, met het toekennen van een volledige zelfstandigheid, en de ervaringen van het afgelopen jaar bevestigd, zegt de beroepsorganisatie.

Op dit moment zijn er 427 mondhygiënisten (tijdelijk) geregistreerd in het BIG-register, meldde NVM-mondhygiënisten op social media.

Geregistreerd-mondhygiënisten, mondhygiënisten die meedoen aan het experiment en in het BIG-register geregistreerd staan, hebben voor het vullen van kleine gaatjes, het verdoven en het maken van röntgenfoto’s geen opdracht van de tandarts meer nodig. En dat heeft voordelen volgens NVM-voorzitter Manon van Splunter-Schneider: “De patiënt komt centraal te staan en niet het administratieve systeem, wat de continuïteit, beschikbaarheid en kwaliteit van de mondzorg ten goede komt. Simpel gezegd betekent dit dat de patiënt gelijk geholpen kan worden en niet een vervolgafspraak hoeft te maken omdat er bijvoorbeeld eerst een röntgenfoto gemaakt moet worden bij de tandarts of op een opdracht gewacht dient te worden.”

Bron:
NVM-mondhygiënisten

Lees meer over: Taakdelegatie | Taakherschikking, Thema A-Z
Gespleten tand

Gespleten tand: niet verwijderen maar sealen

Momenteel bestaat de behandeling van gespleten tanden uit het trekken van de tand in kwestie. Clinici hebben nu echter een gespleten tand behouden door de breuklijn wijder te maken en te sealen met mineraal trioxide-aggregaat (MTA) en composiet, zonder te hoeven extraheren.

In theorie niet onbehandelbaar

In het algemeen wordt een gespleten tand als onbehandelbaar beschouwd maar in theorie zou de tand kunnen worden behouden. Tandheelkundige specialisten van University Hospital Heidelberg hebben in een studie een niet-chirurgische aanpak ontwikkeld en getest om gespleten tanden te behouden.

Nieuwe aanpak testen

De nieuwe aanpak werd getest op een 48-jarige man die latente pijn in zijn tand ervoer. Pulpatesten veroorzaakten een onmiddellijke maar langdurige reactie en onderzoek met een parodontale sonde toonde een geïsoleerd defect van 11 mm. Verder had de patiënt goede mondgezondheid.

Verschillende fases

De man koos voor niet-chirurgische behandeling die in drie fasen plaatsvond. Eerst werd de breukopening verbreed en het apicale deel van de wortelkanalen geobtureerd met een MTA-plug. De breukspleet werd vervolgens afgedicht met MTA waarna occlusale aanpassingen werden gemaakt. De auteurs schreven dat calciumhydroxide moet worden aangebracht op de spleet indien hevig bloeden het herstelproces onmogelijk maakt.

Secundair fractuurherstel

De tweede fase bestond uit secundair fractuurherstel en interne stabilisatie van de tand en gebeurde binnen 48 uur na het eerste deel. De MTA-laag werd gereduceerd tot minimale dikte om het droog aanbrengen van composiethars mogelijk te maken. Dit werd direct gevolgd door het bedekken van het cement en resterende breukopening met het hars. Ook werd het composiethars gelaagd aangebracht om het wortelkanaalsysteem te vullen voor interne stabilisatie en reconstructie.

Restauratie

Tijdens zijn derde bezoek werd de patiënt voorbereid voor de restauratie. Het laatste deel bestond uit het voltooien van de adhesieve cementering van een lithiumdisilicaat met dubbeluithardende composiethars. Tot slot kreeg de patiënt training in mondhygiëne.

Behandeling succesvol

Gedurende drie jaar aan halfjaarlijkse follow-ups toonden klinische en radiologische beoordelingen dat de behandeling succesvol was. De auteurs merkten op dat dit deels toe te schrijven was aan het behoud van goede mondhygiëne door de patiënt.

Niet altijd geschikt

De beschreven methode is minder geschikt voor tanden met fracturen in de lengte waarvoor andere procedures beter zijn, zeggen auteurs van een artikel in het Journal of Endodonctics. Aanvullende studies zijn nodig om de haalbaarheid en het succespercentage op de lange termijn van deze nieuwe aanpak te bevestigen. Desalniettemin is “de methode om gespleten tanden te herstellen met MTA en composiet […] een behandeling die het overwegen waard is”.

Bron:

Journal of Endodontics 

Lees meer over: Endodontie, Thema A-Z
Ivoren Kruis vraagt informateur om aandacht voor mondzorg

Ivoren Kruis vraagt informateur om aandacht voor mondzorg

In een brief aan informateur Mariëtte Hamer heeft het Ivoren Kruis aandacht gevraagd voor de mondzorg. De vereniging roept op tot een integrale benadering van gezondheid en onafhankelijke commissie.

“Het gaat niet goed met de mondgezondheid van de Nederlandse bevolking en wij maken ons daar grote zorgen over.” De openingszin van de brief die het Ivoren Kruis naar informateur Hamer stuurde, is veelzeggend. De politiek moet ingrijpen om de mondzorg te verbeteren.

Lees hier de brief die het Ivoren Kruis schreef voor informateur Hamer.

Problemen in de mondzorg

In de brief uit het Ivoren een reeks zorgen over de mondzorg en mondgezondheid in Nederland. Zo is de mondgezondheid van kinderen verslechterd en is de mondzorg steeds ontoegankelijker voor kwetsbare groepen zoals armen en ouderen. Ook moeten steeds meer mensen van de beste vervolgbehandeling afzien vanwege de hoge kosten en dreigt er een nijpend tekort aan mondzorgprofessionals.

Bovendien schrijft het Ivoren Kruis dat “er teveel vanuit ‘ziekte en genezing’ wordt gedacht en teveel vanuit de mondzorg als aparte entiteit” in de gezondheidszorg. “Een integrale benadering vanuit gezondheid is dan ook dringend nodig”, schrijft het Ivoren Kruis in dikgedrukte letters.

Mogelijke oplossingen

De vereniging stelt “van harte” voor om “een brede onafhankelijke commissie in te stellen die een voorstel ontwikkelt voor een integrale aanpassing van de systematiek in de mondzorg.” De coronacrisis heeft zorgprofessionals wakker geschud waardoor er een momentum is ontstaan waarvan volgens het Ivoren Kruis gebruik gemaakt zou moeten worden.

Het Ivoren Kruis besluit de brief aan de informateur met het voornemen haar verantwoordelijkheid te nemen:

“Graag zou het bestuur van het Ivoren Kruis haar verantwoordelijkheid willen nemen door bij te dragen aan het ontwikkelen van een werkelijk innoverend én gezondheid bevorderend mondzorgsysteem, waarbij zowel patiënt als mondzorgverlener op basis van wetenschappelijk handelen tot een voor beide partijen aantrekkelijk mondzorgmodel kunnen komen. Een model dat ook crisisbestendig is zodat de mondzorg niet meer zo in de problemen zal komen als de reguliere zorg tijdelijk niet kan worden uitgevoerd. Een model ook dat meer en eerlijker gezondheidskansen creëert voor mensen met een kwetsbare maatschappelijke positie.”

Stroeve formatie

De brief is op 14 mei 2021 naar de informateur gestuurd. Hamer heeft haar taak als informateur inmiddels voltooid. Na maanden vol schandalen, hakken in het zand, en stroeve gesprekken leverde zij 22 juni haar eindverslag in. Daarin is te lezen dat VVD en D66 een ‘proeve van regeerakkoord’ zullen schrijven.

De verwachting is dat de daadwerkelijke formatie – op basis van het proeve van regeerakkoord – pas half augustus begint. Na het zomerreces in Den Haag. Welk effect de brief van het Ivoren Kruis zal hebben, blijft dus nog even een vraag.

Bron
Ivoren Kruis

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z

3D-foto van gezicht kan slaapapneu voorspellen

Een analyse van gezichtskenmerken uit 3D-fotos zou de kans op obstructieve slaapapneu (OSA) kunnen voorspellen. In de toekomst kan deze methode worden gebruikt in combinatie met goedkope 3D-fotografiesystemen om eenvoudiger patiënten te kunnen diagnosticeren.

Vaak ongediagnosticeerde aandoening

Obstructief slaapapneu is een veelvoorkomende en potentieel dodelijke aandoening die vaak verholpen kan worden. Dan moet het alleen wel gediagnosticeerd worden, wat vaak niet gebeurt. “Daarom zijn er eenvoudige, accurate screeningstools nodig om te voorspellen wie OSA hebben,” zei hoofdauteur Peter Eastwood van het Centre for Sleep Science aan de University of Western Australia.

Slaaponderzoeken en 3D-foto’s

Bij de studie waren 300 personen betrokken met verschillende ernstniveaus van slaapapneu en 100 mensen zonder slaapapneu. Allen ondergingen ’s nachts slaaponderzoeken en 3D-foto’s met een craniofaciaal scannersysteem. Met behulp van vooraf bepaalde oriëntatiepunten werden allerlei afstanden en rondingen van het gezicht gemeten. De onderzoekers wisten dat de breedte van het midden- en ondergedeelte van het gezicht correleert met de ernst van OSA en gebruikten dit om de mate van slaapapneu te voorspellen.

Algoritme voorspelt slaapapneu

Een algoritme werd getraind op de patiënten en getest op een andere set patiënten. In 89 procent van de controlegroep werd slaapapneu juist voorspeld. Wanneer het algoritme werd getraind op 2D-foto’s was dit 86 procent. Een combinatie van beide metingen gaf het beste resultaat met 91 procent.

Nekbreedte en retrusie belangrijke indicatoren

De data identificeerden nekbreedte en de mate van retrusie van de onderkaak als de gelaatstrekken die het meeste worden geassocieerd met slaapapneu. “De gegevens van de huidige studie geven aan dat andere metingen zoals de breedte en lengte van de onderkaak, de breedte van het gezicht en de afstand tussen de ogen ook bijdragen aan het onderscheiden van individuen met en zonder OSA,” zei een van de wetenschappers.

Goede screeningtool

In de toekomst is 3D-fotografie een goede screeningtool, denken de onderzoeker. Dit kan gecombineerd worden met data van een digitale gezondheidstracker en -geschiedenis van een patiënt. Hoewel deze studie gebruik maakte van een duur cranofaciaal scannersysteem is het misschien mogelijk om een dergelijke methoden in te bedden in bestaande, goedkope 3D-fotografiesystemen.

Bron:
Journal of Clinical Sleep Medicine
Science Daily (American Academy of Sleep Medicine)

Lees meer over: Slaapgeneeskunde, Thema A-Z
lachen, tanden

De verschillen tussen de glimlach van een beroemdheid en de gewone mens

Het blijkt dat de glimlach van beroemdheden nogal verschilt van die van ons gewone volk. Lachende beroemdheden toonden onder andere vaak een groter aantal tanden en geen kanteling van de maxillaire middellijn, schrijven Spaanse onderzoekers in het Journal of Prosthetic Dentistry.

Beroemdheden versus tandheelkundestudenten

De studie probeerde erachter te komen wat de verschillen zijn tussen 58 foto’s van beroemdheden met de beste esthetische glimlach en een controlegroep bestaande uit 144 tandheelkundestudenten. Hoewel geen namen werden genoemd, onthulde een snelle zoekopdracht op het internet bekende namen als Kate Middleton, Beyoncé en George Clooney als sterren die vaak voorkomen op ‘best smile’-lijstjes.

Verschillende variabelen

Foto’s die van voren waren genomen werden vergeleken en verschillende variabelen werden gemeten. Zo keken de auteurs bijvoorbeeld naar de glimlachlijn, -boog en breedte, de kanteling van de middellijn van de tanden en incisale randen en onderliprelatie.

Lachboog belangrijke esthetische factor

Uit de resultaten bleek dat er significante verschillen zijn tussen een perfecte en normale lach. De boog van de glimlach was een van de belangrijkste verschillen. Beroemdheden hadden vaker een parallelle lachboog en zelden een omgekeerde boog. “Sommige auteurs beschouwen dit als de belangrijkste esthetische factor, waardoor een glimlach van acceptabel in onaantrekkelijk verandert”, schreven de auteurs.

Mooiere glimlach toont meer tanden

Daarnaast hadden beroemdheden vaker een afwijkende middellijn, maar veel lagere graden van kanteling van de middellijn (0,25° tegenover 1,03°). Ze vertoonden ook meer tanden: geen beroemdheid liet minder dan acht tanden zien terwijl maar 4% van de tandheelkundestudenten wel acht of meer tanden wel toonde.

Meer verschillen

Verder hadden beroemdheden vaker parallelle interpupillaire relaties met de commissurale lijn en het occlusale vlak. Beroemdheden hadden een gemiddelde discrepantie van 0,22° voor de commissurale lijn en 0,40° voor het occlusale vlak, vergeleken met 1,06° en 0,96° voor studenten. Tenslotte was de mate van kantelafwijking veel lager voor beroemdheden dan voor de controlegroep.

Patiënttevredenheid

Door de glimlach te analyseren hopen de auteurs een meer bevredigende glimlach voor patiënten te kunnen creëren door middel van prothetische orthodontie. “Door de glimlach te analyseren van degenen die als mooi of aantrekkelijk worden beschouwd en te weten welke parameters van de glimlach door de algemene bevolking als de meest invloedrijke in de esthetiek worden beschouwd, zal de patiënttevredenheid toenemen”, schrijven de onderzoekers.

Bron:
Journal of Prosthetic Dentistry

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Betere gezondheid bij 75-plussers met eigen gebit

Betere gezondheid bij 75-plussers met eigen gebit

75-plussers die hun eigen gebit nog hebben, hebben doorgaans een betere gezondheid dan leeftijdgenoten zonder eigen gebit. Ze gebruiken minder medicijnen, hebben minder ziektes en worden minder vaak opgenomen in een verpleeghuis. Dit blijkt uit onderzoek van tandarts Mieke Bakker van het UMCG. Zij promoveerde op woensdag 9 juni op de resultaten van haar proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Ouderen behouden tegenwoordig steeds vaker hun eigen gebit of worden voorzien van een klikgebit.  Met het ouder worden neemt het vermogen om goed voor jezelf te zorgen af door bijvoorbeeld lichamelijke- en/of geheugen-problemen. Ook het tandartsbezoek neemt in deze groep af. Dit alles heeft veel impact op hun mondgezondheid, en een slechte mondgezondheid kan weer gevolgen hebben voor hun algemene gezondheid. In haar onderzoek keek Mieke Bakker vooral naar het verband tussen de gezondheidssituatie in de mond en de algemene gezondheid. Zij richtte zich in haar onderzoek vooral op ouderen van 75 jaar en ouder.

Ouderen 8 jaar gevolgd

Bakker werkte voor haar onderzoek met de gegevens van een groot aantal ouderen in Nederland. Deze was verdeeld in drie groepen:  143.199 ouderen met een eigen gebit, 24.923 ouderen met een kunstgebit en 6.503 ouderen met een klikgebit. Deze groepen zijn acht jaar lang gevolgd. Jaarlijks werd bij hen gemeten hoe vaak zij een bezoek aan zorgverleners brachten, hoeveel medicatie zij kregen voorgeschreven, hoeveel medicijnen zij in totaal gebruikten, of ze chronische ziekten hebben en wat hun zorgkosten waren.

Betere gezondheid ouderen met eigen gebit

Uit de studie van Bakker blijkt dat de onderzochte ouderen met een eigen gebit doorgaans een betere gezondheid hebben dan ouderen zonder eigen gebit. Zij gebruiken minder medicijnen en  hebben minder ziektes. Ook worden ze minder vaak opgenomen in een verpleeghuis en hebben ze minder vaak medische zorg nodig. Hun zorgkosten zijn lager, zowel de tandheelkundige als de  algemene zorgkosten.

Gezondheid ouderen met klikgebit gaat achteruit

Ouderen met een klikgebit hebben op het moment dat ze de implantaten krijgen vaak een relatief goede gezondheid. Deze is  vergelijkbaar met de algemene gezondheid van ouderen met een eigen gebit. Alleen treden in de loop van de tijd veranderingen in hun gezondheid op: na een paar jaar is hun gezondheid achteruit gegaan en steeds meer vergelijkbaar met de gezondheid van ouderen met een kunstgebit van dezelfde leeftijd.

Tandartsbezoek alle 75-plussers afgenomen

Daarnaast komt uit het onderzoek naar voren dat over een periode van 8 jaar het tandartsbezoek van alle ouderen was afgenomen. Vergeleken met het begin van die periode, ging na 8 jaar 67% van de ouderen met eigen gebit nog naar de tandarts. Voor  ouderen met kunstgebit was dat  10% en  ouderen met klikgebit  25% .

Curriculum vitae

Mieke Bakker (Coevorden, 1991)  behaalde haar bachelor-diploma Biomedische Wetenschappen aan de Universiteit van Utrecht. Daarna stapte ze over naar de opleiding Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit in Groningen, waar ze het verkorte opleidingsprogramma voor zij-instromers heeft gevolgd en in 2016 afstudeerde. Zij deed haar onderzoek bij het Kolff Instituut van het UMCG, bij het onderzoeksprogramma: MOHOF: Maintaining Oral Health and Oral Function onder leiding van prof. dr. A. Visser, prof. dr. A. Vissink en prof. dr. G.M. Raghoebar. De titel van haar proefschrift is: Impact of oral status on general health of elderly.

 

 

Lees meer over: Ouderentandheelkunde, Thema A-Z

Neuropathische pijn: oorzaken en behandeling

Verwijzing van de endodontoloog: ‘’Ik ga de wortelkanaalbehandeling afmaken, maar volgens mij is er een andere reden voor de klachten mogelijk…..’’ Naast de wortelkanaalbehandeling heeft de endodontoloog het vermoeden van een andere oorzaak. Hoe zit dat precies? Is kiespijn niet gewoon kiespijn? Lost de wortelkanaalbehandeling de pijn niet altijd op? Michail Koutris liet in zijn lezing zien dat er ook andere oorzaken zijn die zich kunnen presenteren als kiespijn.

Wat is je differentiële diagnostiek bij kiespijn?

In de meeste gevallen betreft een dentale pijn. Maar denk ook aan gerefereerde TMD of neuropathische pijn.

Definitie neuropathische pijn

Wat is neuropathische pijn (NP)? Neuropathische pijn is pijn die veroorzaakt wordt door een beschadiging of een functiestoornis van de zenuwen of het ruggenmerg en de hersenen (oftewel het perifere of centrale zenuwstelsel).

Epidemiologie

6000 patiënten uit een huisartsenpraktijk in Engeland zijn getest, waarvan 48% chronische pijn heeft en 8% neuropathische pijn. 120 patiënten hebben verschillende chronische pijn condities, bij 18% betreft het een neuropathische pijn.
Epidemiologie (op basis van een klein aantal studies):

  • 2-3% na endodontische chirurgie
  • 7% na een niet-chirurgische wortelkanaalbehandeling
  • 3% na zenuwtrauma

Etiologie

  • Zenuwbeschadiging
  • Systemische aandoeningen oa. diabetes mellitus, herpes zoster
  • Tumor
  • Idiopathisch

Patiënten met NP kunnen zich presenteren met symptomen zoals een verhoogde gevoeligheid voor pijn (hyperalgesie) of een verminderde gevoeligheid voor pijn (hypo-esthesie).De klachten die patiënten vertellen zijn bij een NP:

  • Brandend en verdoofd gevoel
  • Elektrische schok, en ook
  • Paresthesie

Classificatie en behandeling

De ‘‘’International Classification of Orofacial Pain’’, ook wel ICOP is een document dat gaat over de classificatie van alle mogelijk aangezichtspijn diagnoses, waarvan hoofdstuk 4 over NP van het hoofd en aangezicht.

De definitie van trigeminus neuralgie (primair): pijn is nooit continue. Er is sprake van kortdurende pijnaanvallen die 1 seconde tot 2 minuten kan duren. Kenmerkend is dat de pijn intens, scherp, oppervlakkig of stekend is. Er is een triggergebied of triggerfactor, bijvoorbeeld aanrakingen, temperatuurverschil, wind/airconditioning, bepaalde bewegingen. Het ontstaat door lokale demyelinisatie van het zenuwweefsel of compressie van de nervus trigeminus door een bloedvat.

Bij het vermoeden van NP is het belangrijk om eerst andere pathologie uit te sluiten. Diagnostische testen zijn: diagnostiek richting medische oorzaken, kwalitatief/kwantitatief somatosensorisch onderzoek en beeldvormend onderzoek (CT/MRI).

Het advies voor behandeling van NP is altijd medicamenteus starten. Medicijnen worden voorgeschreven door de huisarts of medisch specialist. Eventueel kan worden overgaan tot chirurgie.

Naast een primaire trigeminus neuralgie kan er ook sprake zijn van een secundaire trigeminus neuralgie. Naast de kenmerken van een primaire trigeminus neuralgie wordt er bij secundaire trigeminus neuralgie een oorzakelijke afwijking aangetoond aan de fossa posterior. Oorzaken kunnen zijn: multiple sclerose, postherpetisch, diabetes mellitus, tumoren. De diagnostiek is hetzelfde als omschreven bij trigeminus neuralgie primair. Echter de behandeling verschilt. Voor secundaire trigeminus neuralgie bestaat de behandeling uit het behandelen van onderliggende pathologie. Het is noodzakelijk om te verwijzen voor behandeling hiervan. Een multi-disciplinaire aanpak door samenwerking van specialisten (oa. neuroloog, neurochirurg, MKA-specialist) is cruciaal.

Take home messsage

– Herken de klachten
– Kwalitatief somatosensorisch onderzoek
– Denk aan neuropathische pijn bij het diagnostisch onderzoek. Bij twijfel verwijzen.

Dr. Michail Koutris is tandarts-gnatholoog en universitair docent bij de afdeling Orale Kinesiologie van het ACTA. Hij verzorgt onderwijs op het gebied van orofaciale pijn voor studenten tandheelkunde en tandartsen in de post-initiële opleiding Oral Health Science. Hij is actief in onderzoek en in patiëntenzorg van de Kliniek voor Orofaciale Pijn en Disfunctie van het ACTA. Ook werkt hij als tandarts-gnatholoog bij de Stichting Bijzondere Tandheelkunde en bij de Ziekenhuistandheelkunde-kliniek van de MKA-chirurgie-afdeling van het AUMC/locatie AMC. Hij is hoofd van de Onderzoekscommissie van de “European Academy of Orofacial Pain and Dysfunction-EAOPD” en Secretaris/Penningmeester van de “International Network for Orofacial Pain and Related Disorders Methodology-INfORM” van de IADR.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Michail Koutris tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Corrie-Jongbloed

“Eén mondhygiënist kan een enorm verschil maken”

Op 26 juni 2021 organiseert de International Federation of Dental Hygienists (IFDH) online de ‘Global Oral Health Summit’. Aanleiding voor een gesprek met de Nederlandse president van de IFDH Corrie Jongbloed-Zoet over de IFDH, de summit en de rol van de mondhygiënist in Nederland en de rest van de wereld.

Kun je je voorstellen?

“Sinds 1978 ben ik mondhygiënist. In het begin van mijn carrière heb ik in een algemene praktijk gewerkt, voor een deel in combinatie met het voorzitterschap van de NVM-Mondhygiënisten. In die tijd werd de opleiding tot mondhygiënist uitgebreid van twee naar drie jaar, de bevoegdheden uitgebreid en werd vrije vestiging van mondhygiënisten gelegaliseerd. Na deze bestuursperiode heb ik de overstap gemaakt naar het onderwijs om daarna opnieuw een aantal jaren de functie van voorzitter van de NVM te bekleden. In deze periode werd de opleiding vierjarig en de bevoegdheden van mondhygiënisten opnieuw uitgebreid. Ik combineerde dit met een bestuursfunctie bij de IFDH. Van vicepresident werd ik president-elect en sinds 2019 ben ik president van de organisatie.”

Wat doet de IFDH?

“De IFDH verenigt mondhygiënistenverenigingen van over de hele wereld met als oorspronkelijk doel dat we van elkaar kunnen leren en elkaar helpen. De Federatie in de huidige vorm is opgericht in 1986; op dit moment zijn er verenigingen uit 36 landen lid van. Samen vertegenwoordigen we ongeveer 90.000 mondhygiënisten. Het hoofdkantoor is gevestigd in de Verenigde Staten, Washington, waar een directeur en zijn staf de dagelijkse leiding van de Federatie heeft. Het vijfkoppige bestuur bestaat uit vertegenwoordigers uit Canada, Groot Brittannië, Ierland, Australië en dus Nederland. De aangesloten landen hebben allemaal twee vertegenwoordigers in het zogenaamde ‘House of Delegates’ en bepalen, samen met het bestuur, het beleid. De visie en de missie van de IFDH zijn nu vooral gebaseerd op het promoten van mondgezondheid en het bestrijden van mondziekten, waarbij we opleiding, onderzoek en praktijk betrekken. De IFDH ziet de mondhygiënist als de ‘preventiespecialist’ op het gebied van de mondzorg (key provider van preventieve mondzorg) en draagt dat uit in internationale bijeenkomsten, bij andere mondzorgorganisaties en bij politici en beleidsmakers. Daarnaast hebben we een aantal programma’s op het terrein van maatschappelijke verantwoordelijkheid, op het gebied van bij- en nascholing en onderzoek. Ook organiseren we een tweejaarlijks internationaal ‘Symposium on Dental Hygiene’ (de eerstvolgende in augustus in Dublin, Ierland). Meer informatie over de federatie en haar programma’s en activiteiten is te vinden op de website van de IFDH.”

Wat is het doel van de ‘Global Oral Health Summit’?

“Het doel van de summit is aandacht vragen voor preventieve mondzorg en de rol die de mondhygiënist daar in speelt en kan spelen. Al jarenlang verschijnen er talrijke onderzoeken en publicaties over het belang van een goede mondgezondheid en het belang en de effecten van preventieve mondzorg. Maar de cariësprevalentie blijft wereldwijd onverminderd hoog, net zoals de kosten die daarmee gemoeid zijn. Mij viel op dat in internationale publicaties zoals bijvoorbeeld in The Lancet of van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) of de internationale federatie van tandartsen (FDI) het woord mondhygiënist niet of nauwelijks voorkomt, terwijl wij degenen zijn die de preventieve zorg het meest uitoefenen. Na een lezing in het Europese Parlement over dit onderwerp bedacht ik, dat dat zou moeten veranderen. We hebben toen besloten alle partijen die bij mondgezondheid betrokken zijn, uit te nodigen om hierover van gedachten te wisselen. De vraag was: hoe kunnen mondhygiënisten meer bijdragen om het wereldwijde, grote probleem van mondongezondheid op te lossen? De conferentie zou eerst afgelopen maart in Barcelona hebben plaatsgevonden, maar uiteraard moesten ook wij overgaan op een digitale variant. Tot ons grote plezier hebben inmiddels álle uitgenodigde internationale organisaties bijdragen geleverd. Dit zijn onder andere WHO, FDI, ACFF (Alliance for a Cavity-free Future), EOHP (Platform for better Oral Health in Europe), IADR (International Association for Dental Research) en EDHF (European Dental Hygienists Federation). Hun bijdragen zijn online te zien en beluisteren. Op 26 juni vindt ter afsluiting een live rondetafelgesprek plaats. We hopen dat in de toekomst de mondhygiënist meer en beter betrokken is bij het beleid op het gebied van preventieve mondzorg en dat we meer kunnen bijdragen. Voor de summit kun je je nog inschrijven.”

Jij bent een van de sprekers op het congres. Waar ga je het over hebben?

“Als eerste over de omvang van het probleem. Volgens de WHO hebben wereldwijd 3,5 miljard mensen een aandoening aan het gebit of de omringende weefsels – dat is ongeveer de helft van de wereldbevolking – en sterven er jaarlijks 180.000 mensen ten gevolge van mondkanker. Nog een paar schrikbarende getallen: wereldwijd hebben 530 miljoen kinderen cariës in het melkgebit en 10% van de volwassen wereldbevolking lijdt aan ernstige parodontale aandoeningen (cijfers uit 2017). Ook de ACFF komt met vergelijkbare cijfers: 2,3 miljard volwassenen hebben onbehandelde caviteiten in hun gebit. Geschat wordt dat er aan het behandelen van caviteiten wereldwijd in een jaar 160 miljard US dollars is besteed, terwijl productiviteitsverlies nog eens een kostenpost van 84 miljard zou bedragen (cijfers uit 2015). In Europa is het al niet veel beter: EOHP schat dat in de EU jaarlijks 100 miljard wordt besteed aan mondzorg met een productiviteitsverlies van 57 miljard. En dat terwijl 90% van alle aandoeningen in de mond te voorkomen is… Mijn pleidooi is er dus op gericht dat nu ook werkelijk te gaan doen. Op scholen, in gezondheidscentra en samen met andere werkers in de gezondheidszorg. Want de dentale professie kan het niet alleen. Daarnaast vraag ik me af – en ik hoop dat die vraag tijdens de rondetafelbijeenkomst beantwoord gaat worden – waarom ondanks al het beschikbare en onomstreden bewijs dat preventie loont, we er tot nu toe niet in geslaagd zijn de mondgezondheid te verbeteren en de kosten te reduceren.”

Is er overal in wereld al een rol weggelegd in de mondzorg voor mondhygiënisten?

“Er is overal in de wereld behoefte aan preventieve mondzorg en in een groot aantal landen wordt die geleverd door mondhygiënisten. Koplopers zijn de Verenigde Staten, Canada, Japan, Korea en voor Europa de Scandinavische landen, Groot Brittannië en Nederland. In een groot aantal landen zijn naast mondhygiënisten ook zogenaamde ‘dental therapists’ werkzaam of alleen maar dental therapists (onder andere in Indonesië, Maleisië, Thailand, Singapore). Een dental therapist voert naast primaire en secundaire preventie ook restauratieve taken uit en is wel enigszins te vergelijken met de in Nederland opgeleide mondhygiënist. In grote delen van Afrika, Zuid-Amerika en in China zijn helaas nog geen opleidingen voor mondhygiënisten en/of dental therapists. Maar dat geldt ook voor delen van Europa: Duitsland, Frankrijk, Griekenland…”

Een thema van het congres is de vraag wat er nodig is om in 2030 een goede mondgezondheid voor iedereen mogelijk te maken. Denk je dat mondzorg in 2030 voor iedereen toegankelijk is? En hoe kunnen mondhygiënisten daaraan bijdragen?

“De ambitie is groot en de lat ligt hoog. Afgelopen week is er door de World Health Assembly (WHO) een resolutie aanvaard waarin het belang van een goede mondgezond onderschreven wordt. Het ligt in de lijn der verwachting dat dat voor veel beleidsmakers een extra stimulans zal zijn om het onderwerp ook daadwerkelijk op de nationale gezondheidszorg-agenda’s te krijgen. Een enorme stap in de goede richting! Ook de FDI heeft in haar visiedocument 2020-2030 een aantal gerichte voorstellen gedaan om de mondzorg voor iedereen toegankelijk te maken. Zoals ik hiervoor al zei: zelf denk ik dat de uitvoering niet alleen bij de dentale professie kan liggen, maar geïncorporeerd moet worden in nationale gezondheidszorgvoorzieningen en -systemen en het onderwijs. Een goed format daarvoor zou het systeem van ‘train de trainer’ zijn, zoals mijn Nederlandse collega invoerde in de zorg in verpleeghuizen en waarmee ze een prijs won van de IFDH. Door als mondhygiënist een aantal zorgverleners te trainen in het geven van voorlichting die op hun beurt weer andere zorgverleners trainen, kan één mondhygiënist een enorm verschil maken. Daarmee is de zorg niet toegankelijk voor iedereen, maar de primaire preventie wel voor veel meer mensen bereikbaar dan nu het geval is. Ik zie daar een grote rol weggelegd voor de mondhygiëneprofessie.”

Hoe zie je de rol van de mondhygiënist in de Nederlandse mondzorg?

“Het beroep heeft in Nederland natuurlijk een grote ontwikkeling doorgemaakt: van een tweejarige opleiding naar een vierjarige, uitbreiding van de bevoegdheden en een volledig zelfstandige beroepsuitoefening. Voor een aantal voorbehouden handelingen weliswaar nog in de experimentele fase, maar ik twijfel er niet aan dat deze ontwikkeling een blijvende is. In die zin verschilt Nederland wel van de landen om ons heen, maar internationaal gezien niet van de landen waar dental therapists werkzaam zijn. In Nederland werken mondhygiënisten veelal in de algemene praktijk of hebben zelf een mondhygiënepraktijk. Om werkelijk verschil te maken zouden naar mijn mening mondhygiënisten zich meer bezig moeten houden met primaire preventie. De vroegere schooltandverzorging zou in mijn beleving daarvoor het ideale instrument zijn, al was het maar in bepaalde wijken of op plaatsen in Nederland waar de reguliere zorg de kinderen en hun ouders niet bereikt. Daarnaast zouden zij zich meer kunnen richten op het voorlichten van andere zorgverleners, zoals huisartsen, praktijkondersteuners, verpleegkundigen en verloskundigen zodat die op hun beurt weer meer aandacht voor mondzorg en preventie kunnen uitdragen. En als laatste denk ik dat in Nederland, dankzij de goede opleiding en de uitgebreide bevoegdheden, mondhygiënisten nog meer de reguliere mondzorg op zich kunnen nemen dan nu het geval is. Waardoor de tandartsen zich kunnen richten op hoogwaardige en meer gespecialiseerd mondzorg.”

Denk je dat in de nabije toekomst er een verdere integratie van mondzorg en gezondheidszorg zal plaatsvinden?

“Eerlijk gezegd niet in de nabije toekomst en niet op grote schaal. Zoals alle veranderingen zal ook deze verandering ‘aan de basis’ moeten beginnen, dat wil zeggen tijdens opleidingen. In kleinere verbanden zijn er wel ontwikkelingen (in zorginstellingen, huisartsenpraktijken, ziekenhuizen), maar internationaal gezien heb ik hier geen zicht op.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Corrie Jongbloed-Zoet, president van de International Federation of Dental Hygienists (IFDH)

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Poster Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang

Poster: Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang

Maud Meijers en Lisa Mohebbi, studenten Mondzorgkunde aan de Hogeschool Utrecht, richtten zich in hun afstudeeronderzoek op de kennis, attitude en aandacht van pedagogische medewerkers in de kinderopvang ten aanzien van cariës en cariëspreventie.

Met hun onderzoek wilden Meijers en Mohebbi inzicht in de kennis van pedagogische medewerkers over cariës en cariëspreventie verkrijgen. Ook hun attitude ten opzichte van cariës en cariëspreventie en de aandacht die zij hieraan besteden in hun werk bij kinderen van 0 tot 4 jaar, werden onderzocht. Er is tevens onderzocht of er een verschil is in de kennis, attitude en aandacht op basis van ouderlijke status, werkervaring en nascholing.

Online enquête

Dit kwantitatief beschrijvend onderzoek had een observationeel, cross-sectioneel ontwerp. De populatie bestond uit pedagogische medewerkers werkzaam in Utrecht. De onderzochte variabelen zijn gemeten op één moment aan de hand van een online vragenlijst. De vragenlijst was samengesteld op basis van eerder gebruikte enquêtes uit wetenschappelijke artikelen. De vragenlijst bestond uit 37 vragen die in vier onderdelen verdeeld waren: demografische kenmerken, de kennis over, attitude ten aanzien van, en aandacht voor cariës en cariëspreventie bij kinderen van 0 tot 4 jaar.

De expert- en face validiteit van de vragenlijst is onderzocht. De vragenlijst is verzonden naar 141 kinderopvangcentra in Utrecht. De vragenlijst was opgesteld in Microsoft Forms en de antwoorden zijn in SPSS geïmporteerd. Er is gebruik gemaakt van beschrijvende statistiek en verklarende statistiek, namelijk de Mann-Whitney U toets, de Chi-kwadraat toets en de Fisher’s Exact toets.

Ervaring loont

De respons bestond uit 160 pedagogische medewerkers. 65% van de respondenten had voldoende kennis over cariës en cariëspreventie. Uit de Mann-Whitney toets bleek dat respondenten met meer dan tien jaar werkervaring significant meer kennis hebben dan de respondenten met minder dan tien jaar werkervaring (Z = -3.470; p < 0,01). De respondenten die kinderen van 0 tot 4 jaar hebben of verzorgen hadden significant meer kennis dan de respondenten die geen kinderen in deze leeftijdscategorie hebben of verzorgen (Z = -2.945; p < 0,03).

Er kon geen vergelijking gemaakt worden van de groep met nascholing versus de groep zonder nascholing door gebrek aan voldoende data. De meerderheid van de respondenten had een positieve attitude ten opzichte van cariës en cariëspreventie. Er is geen significant verschil gevonden tussen de subgroepen, omdat beide groepen een positieve attitude hadden. Er wordt tot op zekere hoogte aandacht besteed aan cariës en cariëspreventie: wel wat betreft voeding, niet wat betreft tandenpoetsen en voorlichting geven.

Respondenten die zelf ouders of verzorgers zijn van kinderen 0 tot 4 jaar en/of meer dan tien jaar werkervaring hebben, blijken een significant positievere aandacht voor cariëspreventie te hebben dan respondenten die geen ouders of verzorgers zijn en/of minder dan tien jaar werkervaring hebben.

Poster Kennis, attitude en aandacht voor cariës in de kinderopvang
Klik hier voor de vergrote versie

Conclusie

Er kan geconcludeerd worden dat de meerderheid van de pedagogische medewerkers voldoende kennis heeft over cariës en cariëspreventie, een positieve attitude heeft ten opzichte van cariëspreventie en er deels voldoende aandacht aan besteedt. Respondenten die ouders en/of verzorgers zijn van kinderen van 0 tot 4 jaar en/of met meer dan tien jaar werkervaring hebben betere kennis en besteden meer aandacht aan cariës en cariëspreventie dan respondenten zonder kinderen en/of met minder dan tien jaar werkervaring.

Poster ontwikkeld door:
Maud Meijers en Lisa Mohebbi, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Cariës, Thema A-Z
Mondgezondheid vanaf nu een van de wereldwijde gezondheidsprioriteiten

Mondgezondheid vanaf nu een van de wereldwijde gezondheidsprioriteiten

Mondgezondheid staat vanaf nu hoog op de lijst van wereldwijde gezondheidsprioriteiten. Tijdens een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op 27 mei hebben ministeries van volksgezondheid over de hele wereld een resolutie goedgekeurd die er bij lidstaten op aandringt om de belangrijkste risicofactoren van mondziekten aan te pakken.

Niet-overdraagbare ziekten

Het gaat om de risicofactoren die worden gedeeld met andere niet-overdraagbare ziekten, zoals een hoge inname van suikers, tabaksgebruik en schadelijk alcoholgebruik. Ook moet de capaciteit van mondzorgprofessionals worden vergroot, staat in de resolutie.

Kostbare, voorkombare ziekten

Momenteel lijden meer dan 3,5 miljard mensen aan mondziekten die grotendeels te voorkomen zijn – meestal in arme en sociaal achtergestelde bevolkingsgroepen. Veel van deze ziekten zijn in verband gebracht met andere niet-overdraagbare ziekten zoals hart- en vaatziekten, diabetes en kanker. Deze gezondheidsproblemen zijn dus niet alleen van invloed op de kwaliteit van leven, maar ze zijn ook kostbaar en een belasting voor de gezondheidsstelsels.

Verschuiving naar preventieve benadering

Een groot probleem is dat de mondgezondheid niet wordt gedekt door veel universele ziektekostenverzekeringen. De resolutie beveelt daarom een verschuiving aan van traditionele curatieve behandeling naar een preventieve benadering. Dit omvat zowel de bevordering van de mondgezondheid in het gezin, op school en op werk, als inclusieve zorg binnen de eerstelijnsgezondheidszorg.

Universele dekking van de gezondheidszorg

De mondgezondheid moet stevig worden ingebed in de agenda voor niet-overdraagbare ziekten en de zorg ervoor moet worden opgenomen in programma’s voor universele dekking van de gezondheidszorg, aldus de afgevaardigden. Tenslotte worden de lidstaten opgeroepen om mondzorgprofessionals beter te helpen bij het opsporen en melden van gevallen van verwaarlozing en misbruik.

Mondgezondheidsstrategie en actieplan

De komende twee jaar moeten een wereldwijde mondgezondheidsstrategie worden opgesteld die manieren schetst om mondziekten tegen 2022 aan te pakken. Een jaar later moet het ontwerp zijn vertaald in een actieplan, inclusief kader voor het volgen van de voortgang en het beschrijven van meetbare doelstellingen. Ook moeten richtlijnen worden verstrekt voor milieuvriendelijke en minder invasieve tandheelkunde. Het uiteindelijk doel is om met deze veranderingen een positieve invloed te hebben op de mondiale mondgezondheid.

Bron:
WHO

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z