overname, sleutel

Wat komt er kijken bij de aankoop van een tandartspraktijk?

Een succesvolle overname gaat verder dan het tot overeenstemming komen ten aanzien van de overnameprijs. Eric van Oosterhout sprak op het Rovidam Mondzorgbanencongres over de vele facetten die komen kijken bij de aankoop van een tandartspraktijk. Lees het verslag van zijn lezing.

3 belangrijkste redenen waarom je een eigen praktijk wilt

Volgens Eric is het erg belangrijk om in verbinding te komen met de verkoper die vaak na tientallen jaren zijn of haar praktijk in vertrouwde handen wil kunnen achterlaten. Hij adviseerde te beginnen met het opschrijven van de drie belangrijkste redenen waarom je een eigen praktijk wilt hebben. Toets deze regelmatig gedurende de stappen in het aankoopproces. Maak daarnaast een grondige eigen analyse, waarbij je de sterktes en zwaktes van de te overnemen praktijk in kaart brengt. Dit is je basis voor een helder gefundeerde argumentatie over het doorzetten van een overnameproces of het stopzetten daarvan.

Aankoopproces

Hij benoemde een aantal belangrijke stappen in een aankoopproces:

De bezichtiging

Vaak heeft de verkopende partij een ideale overnamekandidaat in het hoofd. Iemand die de behandelingen op dezelfde wijze voortzet als in de praktijk gebruikelijk is. Uiteindelijk zullen koper en verkoper het eens moeten worden over de wijze waarop de praktijk kan worden overgenomen en de “gunfactor” speelt wel degelijk bij veel praktijkeigenaren een belangrijke rol. Een belangrijk advies: Wees reëel in de opmerkingen die je maakt over mogelijke tekortkomingen of verbeterpunten van de praktijk.

Inventarisatie

Hier geldt dat naast de aangeleverde cijfers over de praktijk het verstandig is om ook voldoende aandacht te geven aan externe omgevingsfactoren. Wat is het verzorgingsgebied van de praktijk?
Wat zijn de consequenties als de tandarts/eigenaar niet meer zelf werkzaam is? In wat voor omgeving is de praktijk gesitueerd? Hoe zien de personeelsdossiers eruit? Is er een concurrentiebeding voor essentiële functies in de contracten opgenomen? Hoe was (is) het ziekteverzuim?

Overnameprijs

Op basis van een algemene indruk van de praktijk, het aantal patiënten, aanwezige instrumentarium en omzetgegevens kan een eerste gerichte waardebepaling plaatsvinden. Dit is de basis voor een reële overnameprijs. Naast de financiële waarden, voorraad en inventaris, bepalen ook nog een aantal andere elementen de uiteindelijke overnameprijs. Welke goodwill wordt er in de prijs opgenomen? Wat is de concurrentiepositie in de omgeving? Wat is de reputatie van de praktijk en wat is het verwachte verloop van patiënten bij overdracht?

Het pand

Een erg belangrijk onderdeel is natuurlijk het pand waarin de praktijk gevestigd is. Vaak zal het pand in eerste instantie gehuurd gaan worden. De huidige tandarts is bijvoorbeeld eigenaar van het pand en wil deze verhuren of een andere partij is verhuurder en het contract zal overgezet moeten worden op de nieuwe eigenaar. Dit is een uiterst belangrijk onderdeel binnen het aankoopproces en beslissend voor een overname. Mocht het huurcontract niet verlengd worden naar de nieuwe eigenaar dan ontstaat er een totaal nieuwe situatie, waarbij of de praktijk verhuisd dient te worden of men afziet van de aankoop. Het advies is om dit onderdeel vroeg in het proces op te pakken, zodat snel duidelijkheid bestaat over de voorliggende situatie.

Koopovereenkomst

Is men het eens geworden over de overnameprijs en de condities waaronder de overname kan plaatsvinden dan zal dit in een koopovereenkomst moeten worden vastgelegd. Hieraan voorafgaand kan een ‘Letter of Intent’ (LOI) er zorg voor dragen dat de onderhandelingen met andere partijen vooralsnog worden stopgezet om nog een aantal zaken verder uit te zoeken of (onderling) te regelen. Een aantal zaken die van belang zijn om te benoemen in de overeenkomst zijn: vaststellen van garanties, non-concurrentiebeding, overeenkomst van opdracht, specificaties van vaste en vlottende activa, abonnementen en contracten en het benoemen van specifieke zaken die buiten de overeenkomst vallen.

Samengevat

Samenvattend gaf de spreker de volgende tips:

  • Realiseer je dat de aankoop van een praktijk een proces is en geen korte transactie.
  • Regel je financieringsmogelijkheden vooraf en bepaal je maximale budget.
  • Overdenk en bespreek de mogelijke overdracht scenario’s.
  • Check in een vroeg stadium de status van het pand, huurovereenkomst, looptijd en voorwaarden.

Tot slot adviseerde de spreker de aanwezigen, dat als je je bij dit soort ingewikkelde processen laat ondersteunen, om van tevoren duidelijke afspraken te maken over inbreng, doorlooptijd en kosten.

Door:
Eric van Oosterhout, Rovidam Praktijkbemiddeling, tel: 06-41439560

Met behulp van haar uitgebreide netwerk en een grote database zoekt, vindt en brengt Rovidam Praktijkbemiddeling partijen samen. Rovidam heeft tevens ruime ervaring in het voeren van onderhandelingen tussen vragende en biedende partijen.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Duurzaam

22 Interventies voor een duurzamere kliniek op de HU

Duurzaamheid wordt steeds belangrijker. Ook in de mondzorgkunde. Daarom startten twee studenten van de Hogeschool Utrecht, Tatevic Azarjan en Anahita Poorkyanizadeh een innovatieproject. Het doel: een duurzamere werkwijze in de interne kliniek van de opleiding mondzorgkunde in de Hogeschool Utrecht.

Met het innovatieproject probeerden Azarjan en Poorkyanizadeh een bijdrage te leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen in de zorg en van de Hogeschool Utrecht. Daarbij hielden ze ook rekening met de richtlijnen infectiepreventie van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (2016). De exacte uitgangsvraag in het innovatieproject was:

“Welke factoren dragen bij aan het niet-duurzaam handelen op de interne kliniek van de opleiding Mondzorgkunde op de HU, welke interventies zijn geschikt om de werkprocessen te verduurzamen en hoe kunnen deze interventies geïmplementeerd worden voor 2030?”

Opzet van het onderzoek

Het innovatieproject is uitgevoerd naar aanleiding van een verzoek vanuit de interne kliniek. Azarjan en Poorkyanizadeh werd gevraagd in kaart te brengen in hoeverre de studenten, docenten en praktijkassistenten duurzaam handelen. Daarbij ging het om zaken zoals het gebruik van verbruiksmaterialen, reinigingsmiddelen, waterverbruik en afvalverwerking. De belemmeringen voor duurzaak gedrag werden gedocumenteerd en geanalyseerd.

Vervolgens werden de gedragsdeterminanten zoals kennis, attitude, risicoschatting, beschikbaarheid en bereikbaarheid van sociale steun of druk onderzocht. Door middel van een kleinschalig literatuuronderzoek en praktijkonderzoek zijn er geschikte interventies geselecteerd voor het verduurzamen van de interne kliniek. De geschikte interventies zijn voorgelegd aan de docenten, studenten en praktijkassistenten van Mondzorgkunde op de interne kliniek. Vervolgens werd er een implementatieplan opgesteld voor de geselecteerde interventies.

De belangrijkste belemmeringen voor duurzaam handelen

Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de studenten, docenten en praktijkassistenten het belang er wel van inzien om te verduurzamen. Er zijn echter nog te weinig bewuste stappen ondernomen om te verduurzamen. Binnen de interne kliniek van mondzorgkunde ontbreekt er een opgestelde visie met een beleid voor productinkoop, water, afval en materiaal. Er wordt onvoldoende informatie over duurzaamheid aangeboden op de opleiding Mondzorgkunde. En aanpassingen in de werkprocessen op de interne kliniek worden niet voldoende gecommuniceerd. Ook is er onvoldoende kennis over duurzame materiaalkeuze. Door een gebrek aan tijd en motivatie zijn duurzame alternatieven tot op heden niet bewust onderzocht en doorgevoerd.

Deze uitkomsten van het praktijkonderzoek zijn in overeenstemming met het onderzoek van Kort et al. (2020), Martin et al. (2021) en het artikel van Gosselink (2020). Uit de literatuur blijkt dat onvoldoende kennis over duurzaamheid een belemmering kan zijn om tot actie over te gaan. De richtlijn infectiepreventie is binnen de Interne kliniek een belemmering voor duurzaam handelen, omdat de gezondheid en veiligheid van de patiënt en de behandelaar voorop staat. Ook dit vinden we terug in de literatuur. Zo wordt onder andere in het artikel van Gosselink (2020), het onderzoek van Kort et al. (2020) en van Bunnik en Van Emmerik (2020) benoemd dat de richtlijn infectiepreventie (KNMT, 2016) niet hand in hand gaat met duurzaamheid.

22 interventies voor meer duurzaamheid

Op basis van het praktijk- en literatuuronderzoek is een selectie van 22 interventies gemaakt. Deze interventies zijn onderaan dit artikel in synthese weergeven. In de onderstaande alinea’s wordt uiteengezet hoe Azarjan en Poorkyanizadeh tot deze interventies zijn gekomen.

Creëren van een visie

In het onderzoek van Duane et al. (2019) en Harvord et al. (2018) wordt het creëren van een visie op duurzaamheid en het communiceren van de visie met de medewerkers als belangrijkste interventie benoemd. Een visie kan zijn om bewustwording te creëren onder studenten en docenten en om informatie over duurzaamheid te delen, volgens Green ACTA – een commissie die zich binnen en buiten ACTA bezighoudt met een milieuvriendelijk bestaan.

De visie betreft duurzaamheid kan gedeeld worden in het theoretisch basisboek op de interne kliniek van Mondzorgkunde, via social media en op de HU websiteafdeling Mondzorgkunde (Duane et al., 2019). Volgens Green ACTA kan de visie gedeeld worden op posters en flyers. Ook kan er gebruik worden gemaakt van een beeldscherm in de wachtkamer om de duurzaamheidsvisie van de interne kliniek te delen.

Creëren van een beleid

In de literatuur is ook de interventie ‘creëren van een beleid’ genoemd (Harvord et al., 2018). Met een beleid kunnen patiënten en mondzorprofessionals met duurzaamheid betrokken raken en kunnen werkprocessen verduurzaamd worden (Duane et al., 2019; 2020). Door de experts, Green ACTA en de belanghebbenden uit het praktijkonderzoek is het creëren van een beleid echter niet specifiek benoemd.

Het beleid betreft duurzaamheid kan opgenomen worden in het theoretisch basisboek van de interne kliniek van Mondzorgkunde. Om patiënten, studenten, docenten, praktijkassistenten en medewerkers erbij te betrekken, kunnen er ideeën en feedback verzameld worden betreft duurzaamheid (Duane et al., 2019) via het scannen van een QR-code of via een enquête per e-mail.

Aanbieden in de opleiding

Volgens Duane et al. (2019) en Kort et al. (2020) is het van belang om duurzaamheid in de opleiding aan te bieden. Een interventie hiervoor is om duurzaamheid in het curriculum van het mondzorg onderwijs aan te bieden. Uit het praktijkonderzoek blijkt dat de Radboud Universiteit al duurzaamheid implementeert in alle opleidingen en de ACTA een canvas tegel hiervoor ter beschikking heeft. Sinds 2020 wordt er door Green ACTA in het introductieblok van de eerstejaarsstudenten een presentatie gegeven over duurzaamheid in de mondzorg. In en rondom de klinieken van de ACTA zijn posters en flyers geplaatst door de commissieleden van de Green ACTA om bewustzijn te creëren over het materiaalgebruik en de kosten ervan.

E-handboek

Een e-handboek met verduurzamingsmogelijkheden (Kort et al., 2020) kan in het onderwijs opgenomen worden. Expert M. Lieshout kaartte aan dat er samen met NVM, KNMT en ONT momenteel wordt gewerkt aan het uitbrengen van dit E-handboek. Vergelijkbaar met de Green ACTA kan er een verduurzamingscommissie opgericht worden door de studenten Mondzorgkunde voor alle belanghebbenden binnen de opleiding. Volgens Duane et al. (2019) en Green ACTA kan door middel van een socialmediakanaal kennis worden gedeeld om bewustzijn te creëren over duurzaamheid binnen de mondzorg en het onderwijs.

In bulk bestellen

Volgens Duane et al. (2019), Gosselink (z.d.) en Bunnik en Van Emmerik (2020) kunnen bestellingen bulk ingekocht worden. Dit vermindert de frequentie van vervoeren. Uit het praktijkonderzoek en het onderzoek van Bunnik en Van Emmerik (2020) is het inkopen bij één leverancier een duurzame interventie. Doordat er minder goederenvervoer nodig is, is er ook minder CO2 uitstoot.

Minder of geen verpakkingsmateriaal

Volgens expert M. Lieshout kan er gecommuniceerd worden met de leverancier om minder of geen verpakkingsmateriaal te gebruiken en bijvoorbeeld te bezorgen in kratten. H. Stapelbroek gaf aan dat de leverancier Henry Schein een aanbod heeft van duurzame alternatieven met een ‘Green label’ en eraan werkt om komend jaar nog meer duurzame alternatieven op de markt te brengen. Dit aanbod biedt voor de interne kliniek van Mondzorgkunde kansen om verder te verduurzamen.

Herbruikbare materialen

Tolmeijer en Lieshout (2020) adviseren om disposables te vervangen door herbruikbare materialen. Disposables zorgen bij de productie, transport en afvalverwerking voor meer CO2 uitstoot. Volgens Harvord et al. (2018) en de tandartsen uit het praktijkonderzoek kunnen roestvrijstalen trays en glazen dappenglazen of een mengbak (voor primer en bonding) gebruikt worden in plaats van plastic varianten.

Uit het praktijkonderzoek blijkt ook dat er overwogen kan worden om een papiertje op het blad van de unit te plaatsen met erop een cassette met instrumentarium. In het onderzoek van Bunnik en Van Emmerik (2020) worden niet geplastificeerde patiëntservetten benoemd als duurzame interventie en uit hetzelfde praktijkonderzoek blijkt ook dat meerdere praktijken hier gebruik van maken en soms helemaal geen patiëntservet gebruiken.

Geen hoofdsteunzakken en geen plastic sleeves | vaker gebruik cofferdam en microbrushes

De experts uit het praktijkonderzoek benoemen om geen hoofdsteunzakken en geen plastic sleeves te gebruiken, mits de oppervlakken goed afneembaar zijn. Dit is in overeenstemming met de richtlijn infectiepreventie (KNMT, 2016). Expert M. Lieshout benoemde ook om een cofferdam en microbrushes vaker te gebruiken per patiënt. Beide tandartsen uit het praktijkonderzoek en Harvord et al. (2018) adviseren om biologisch afbreekbare reinigingsmiddelen te gebruiken voor niet-kritische ruimtes. Er zijn geen richtlijnen met betrekking tot reinigingsmiddelen opgenomen in de richtlijn infectiepreventie (KNMT, 2016). Dus de interne kliniek van Mondzorgkunde kan zelf een keuze maken met betrekking tot het gebruik van de reinigingsmiddelen.

Scheiden van afval

Volgens Duane et al. (2019), Tolmeijer en Lieshout (2020), Bunnik en Van Emmerik (2020), Salem (2020), Kort et al. (2020) en de richtlijn infectiepreventie (KNMT, 2016) is het scheiden van afval mogelijk als het niet gecontamineerd is. Uit het interventieonderzoek blijkt dat in de ene tandartspraktijk er wel afvalscheiding plaatsvindt en in de andere praktijk niet. Het is afhankelijk of er samen wordt gewerkt met een afvalverwerker die afval kan recyclen.

Volgens Green ACTA is het scheiden van afval op de kliniek nog lastig met een grote populatie studenten. Dit heeft te maken met gecontamineerde materialen. Wat wel mogelijk is, is om papier en karton op de(pre)kliniek te scheiden van restafval. Expert M. Lieshout benoemde in het interview een pilot die binnenkort van start gaat om gebruikte mondkapjes te verzamelen die vervolgens worden gerecycled. Na de pilot is deelname aan de recycling van mondkapjes mogelijk voor de interne kliniek van Mondzorgkunde.

Digitale communicatie

Gosselink (z.d.), Tolmeijer en Lieshout (2020), Kort et al. (2020) en Salem (2020) benoemen het belang om communicatie met zorgprofessionals en patiënten te digitaliseren. Dit zorgt voor minder papierverbruik en minder transport per post.

Interventies met draagvlak om te implementeren op de interne kliniek van de HU

  • Interventie 1: Creëren van een visie betreft duurzaamheid voor de interne kliniek van Mondzorgkunde op de HU
  • Interventie 2: De visie betreft duurzaamheid delen op de HU websiteafdeling Mondzorgkunde
  • Interventie 3: De visie betreft duurzaamheid delen op de social mediakanalen op Instagram en Facebook
  • Interventie 4: De visie betreft duurzaamheid delen op het beeldscherm in de wachtkamer van de HU-klinieken
  • Interventie 5: De visie betreft duurzaamheid delen op een poster
  • Interventie 6: De visie betreft duurzaamheid opnemen in het theoretisch basisboek van Integrale Mondzorg
  • Interventie 7: Creëren van een beleid betreft duurzaamheid voor de interne kliniek van Mondzorgkunde op de HU
  • Interventie 8 (deel 1): Feedback- en ideeënverzameling van patiënten betreft duurzaamheid op de interne kliniek van Mondzorgkunde met een vragenlijst via een QR-code
  • Interventie 8 (deel 2): Feedback- en ideeënverzameling van medewerkers en studenten op de interne kliniek van Mondzorgkunde met een vragenlijst via een QR-code
  • Interventie 9: Het beleid betreft duurzaamheid opnemen in het theoretisch basisboek van Integrale Mondzorg.
  • Interventie 10: Het onderwerp duurzaamheid in het onderwijscurriculum van Mondzorgkunde opnemen
  • Interventie 11: Het onderwerp duurzaamheid implementeren in thema 3.3 De ondernemende mondhygiënist
  • Interventie 12: Het onderwerp duurzaamheid opnemen in het vak EBP binnen jaar 1 tot en met 3 als keuze onderwerp
  • Interventie 13: Het geven van een klinische les binnen de interne kliniek van Mondzorgkunde over duurzaamheid en duurzaam handelen
  • Interventie 14: Het beschikbaar stellen van een (gratis)E-handboek met verduurzamings-mogelijkheden binnen de mondzorg
  • Interventie 15: Het oprichten van een verduurzamingscommissie binnen de opleiding door de studenten voor alle belanghebbende in het kader van het honours onderwijs
  • Interventie 16: Informatie over duurzame mondzorg delen via een social media-kanaal opgericht door studenten met als doel om bewustzijn te creëren bij alle belanghebbenden
  • Interventie 17: Communicatie met de leverancier voor het verminderen van verpakkingsmateriaal en beschikbaar maken van het leveren in (statie)kratten in plaats van dozen.
  • Interventie 18: Gebruik van roestvrijstalen trays in plaats van plastic trays
  • Interventie 19: Geen hoofdsteunzak gebruiken
  • Interventie 20: Plastic sleeves om de meerfunctiespuit in geïndiceerde gevallen gebruiken.
  • Interventie 21 (deel 1): Hergebruik van cofferdam en microbrush op de prekliniek op een fantoompop
  • Interventie 22 (deel 2): Het plaatsen van afvalbakken voor de scheiding van papier en karton van restafval op de interne kliniek

Prioriteit

De allergrootste prioriteit is dat er een verduurzamingscommissie wordt opgericht die stappen naar verduurzaming kan ondernemen (Duane et al., 2019). De belangrijkste eerste interventies zijn het opstellen van een visie en een beleid betreft duurzaamheid, want dan krijgt de doelgroep een beeld bij het grote begrip ‘duurzaamheid’. De koplopers, die onder andere in de verduurzamingscommissie zitten, zijn verantwoordelijk om de middengroep en de achterblijvers bij de verduurzaming te betrekken en te motiveren.

Door:
Tatevic Azarjan en Anahita Poorkyanizadeh van de Hogeschool Utrecht.

 

 

Lees meer over: Duurzaamheid, Ondernemen
contract

Tuchtrecht: Schorsing na weigering medewerking aan onderzoek naar onjuiste declaraties

Een tandarts weigert mee te werken aan een materiële controle van declaraties door drie zorgverzekeraars. Hij meent dat het niet toegestaan is zijn patiëntgegevens te delen met de zorgverzekeraars. Het tuchtcollege gaat hier niet in mee en schorst de tandarts voor één jaar uit het register.

Situatie

De zaak betreft een tandarts die in de periode 2015-2018 declaraties heeft ingediend bij drie zorgverzekeraars (de klagers). Volgens de klagers werkt de tandarts een materiële controle van één van de zorgverzekeraars tegen.

Naar aanleiding van een data-analyse van de zorgverzekeraar is de tandarts geselecteerd voor een controle naar ‘terechte en feitelijke levering van gedeclareerde zorg’. In oktober 2018 is de tandarts per brief uitgenodigd voor een gesprek, maar dat heeft hij herhaaldelijk afgeslagen en genegeerd. Als alternatief bood de zorgverzekeraar hem de mogelijkheid om het gedeclareerde bedrag van €292.324,24 terug te betalen. Ook hier ging de tandarts niet op in.

Na herhaald verzoek om een reactie, heeft de verzekeraar de tandarts uiteindelijk tot in
maart 2019 gelegenheid gegeven om (alsnog) te reageren. Zonder reactie zouden ze een
terugvorderingsprocedure starten. Hierop schakelde de tandarts een advocaat in en kwam hij met een alternatief voorstel: een eenmalige betaling van €25.000, gevolgd door een betaling van €150.000 in 17 maandtermijnen, en een bedrag van €140.000 dat alleen onder bepaalde voorwaarden betaald wordt. In dit verband heeft de tandarts toegezegd uiterlijk in juli 2022 een notariële verklaring te verstrekken. Deze verklaring is echter nooit verstrekt, waardoor de regeling is vervallen.

Klacht

Samen met de twee andere zorgverzekeraars waar de tandarts declaraties heeft ingediend in de periode 2015-2018 dient de verzekeraar een klacht in bij het tuchtcollege. De klagers verwijten de tandarts dat hij niet meewerkt aan een materiële controle door de zorgverzekeraar van de over de jaren 2015-2018 door de tandarts aan klagers gedeclareerde zorg.

De tandarts stelt daar tegenover dat het hem op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens niet toegestaan is om zonder hun toestemming persoonsgegevens van zijn patiënten aan de zorgverzekeraar te verstrekken.

Beoordeling

Het college gaat niet mee in het verweer van de tandarts. Vast staat dat de tandarts de zorgkosten niet aan zijn patiënten in rekening bracht, maar de declaraties voor deze behandelingen bij klagers indiende, die deze declaraties vervolgens betaalden. Daardoor is er volgens het college sprake van een overeenkomst zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet (Zvw).

Ook al is er geen sprake van schriftelijke vastlegging, concludeert het college dat er sprake is van een overeenkomst door een ‘reeks van gedragingen waarin aanbod en aanvaarding besloten liggen.’ Daarom concludeert het college dat artikel 87 lid 1 Zvw van toepassing is, die stelt dat de tandarts dus gehouden is de gevraagde persoonsgegevens aan klagers te verstrekken. De tandarts weigert dit dus ten onrechte en werkt zo onwetmatig het onderzoek van de zorgverzekeraar tegen.

Tijdens het proces heeft de tandarts telkens verklaard overal aan mee te willen werken. Dit blijkt echter geenszins uit het dossier en het gedrag van de tandarts gedurende het proces. Het college concludeert daarop dat ‘de tandarts zich op geen enkele manier toetsbaar opstelt en – ten onrechte – alles in het werk stelt om onder het onderzoek van klagers uit te komen.’

Uitspraak

Volgens het college hebben de klagers een gegrond belang om een eigen onderzoek in te stellen naar de tandarts. De weigering van de tandarts om aan dat onderzoek mee te werken raakt aan zijn financiële integriteit. Daarmee schaadt hij niet alleen het vertrouwen in de individuele gezondheidszorg, maar ook in de volledige beroepsgroep.

Het college verklaart de klacht dan ook gegrond en schorst de bevoegdheid van de tandarts daarom voor één jaar. Tijdens deze periode is de tandarts niet bevoegd om de aan de inschrijving in het register verbonden bevoegdheden uit te oefenen.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
WTZA

Wtza | Minister Helder eens met noodzaak uitstel deadline jaarverantwoording

Al bijna een jaar is de Wtza (Wet toetreding zorgaanbieders) van kracht. Een hele verandering voor met name kleinere, eerstelijns zorgaanbieders. Waar staan we nu? Leeft de wet, en: passen de bepalingen ervan in de mondzorgpraktijk? De conclusie: deze nieuwe zorgwet is nog niet erg bekend en er zijn zeker haken en ogen.

De Wtza is inderdaad nog erg onbekend onder zorgverleners. Mondzorgverleners geven wat hoger op van hun kennis, maar het houdt niet over. Er loopt een fundamentele discussie over nut en noodzaak van de niet wet voor eerstelijns (mond)zorgpraktijken, die voor het eerst met deze verplichtingen te maken krijgen. Daarnaast blijkt een aantal bepalingen gewoon niet goed inpasbaar in de praktijk. Neem de korte aanlevertermijn voor de jaarverantwoording die praktijken moeten afleggen. Na intensief overleg door een alliantie van accountants- en administratiekantoren met VWS en NZa deelde de minister vorige maand haar voornemen om de onhaalbare aanlevertermijn voor de komende twee jaar op te schuiven.

Onhaalbare aanlevertermijn jaarverantwoording

Vanuit de Wtza is nu in de Wmg (Wet marktordening gezondheidszorg) ook aan kleine zorgaanbieders de plicht opgelegd zich jaarlijks, onder meer financieel, openbaar te verantwoorden. Deze jaarverantwoording moet jaarlijks vóór 1 juni na afloop van een boekjaar worden gedaan. Onhaalbaar, omdat praktijken in de regel geen financiële afdeling of functionaris hebben. Daarom leunen zij voor hun financiële jaarcijfers veelal op in de (eerstelijns) zorg gespecialiseerde accountants- of administratiekantoren. De jaarcijfers waren al nodig voor bijvoorbeeld de belastingaangifte, maar nu dus ook om een valide jaarverantwoording te kunnen afleggen. De gespecialiseerde kantoren zouden voor de nieuwe wetgeving alle jaarcijfers in ongeveer een kwart van de tijd moeten ophoesten: normaliter werken zij hier immers een vol kalenderjaar aan.

Uitstel tot 31 december 2023

Een afvaardiging van de gespecialiseerde kantoren onder mede-aanvoering van VvAA sprak deze zomer meerdere malen met VWS en NZa over een oplossing hiervoor. Dat leverde vooralsnog op dat zorgaanbieders die over het boekjaar 2022 voor het eerste een openbare jaarverantwoording Wmg moeten afleggen, daarvoor uitstel krijgen, tot uiterlijk 31 december 2023. Minister Helder deelt dit voornemen in haar brief van 4 november aan de Tweede Kamer. Ook voor de verantwoording in 2024 (over boekjaar 2023) wil de minister meer tijd bieden. De kantoren spraken met het departement af de gesprekken voort te zetten, om tot een structurele oplossing te komen. De deadline van 1 juni blijft namelijk ook ná twee jaar een probleem. Gezien het toenemende personeelsgebrek bij accountants- en administratiekantoren wordt het probleem alleen maar groter. Ook over andere Wtza-uitvoeringsproblematiek gaf VWS eerder desgevraagd aan verder te willen praten met de gespecialiseerde kantoren.

Minicollege ‘De Wtza in zes minuten’ beschikbaar

Veel mondzorgverleners geven wel bovengemiddeld aan behoefte te hebben aan ‘meer (toegankelijke) informatie’ over gezondheidsrechtelijke zaken. In oktober 2022 scoorde 75% van hen ‘(helemaal) eens’ op de stelling hierover. Ter vergelijk: onder de huisartsen is dat nog niet de helft (48%). Als eerste stap om meer grip op de Wtza te krijgen ontwikkelde VvAA het online minicollege ‘De Wtza in zes minuten’

Stijging Wtza-kennis alweer voorbij

Was de Wtza net voor inwerkingtreding nog nauwelijks bekend onder zorgverleners, dit voorjaar zagen we aanvankelijk nog een bemoedigende stijging. In onze laatste meting in oktober dit jaar zakte die echter al weer in: nog geen 1 op de 7 huisartsen kende toen naar eigen zeggen meer dan het doel van de wet (15%). Bij mondzorgverleners zakte dit aanzienlijk minder in: 24% gaf dit najaar blijk van meer kennis dan slechts het doel. Binnen die groep noemt echter slechts een enkele respondent aan ‘goed op de hoogte’ te zijn van de wet. De rest komt niet verder dan ‘het doel en de hoofdlijnen ‘.

 

Door:
Drs. ing. Erik M. van Dam is senior adviseur kennismanagement en onderzoeker bij VvAA

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
samenwerken

Voldoet jouw praktijk aan de eisen voor taakdelegatie?

In het toetsingskader ‘Taakdelegatie in de mondzorg’ heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) aangegeven aan welke voorwaarden je als tandarts moet voldoen als je voorbehouden handelingen delegeert aan zorgverleners zonder BIG-registratie. Uit openbare rapporten van de inspectie is gebleken, dat het risicogestuurd toezicht hierop is begonnen. Aan welke zes normen moet je voldoen?

6 Normen

In het toetsingskader zijn 6 normen te vinden waaraan moet worden voldaan in het geval van taakdelegatie:

  1. Je vertelt het de patiënt als je een voorbehouden handeling in opdracht van de tandarts uitvoert, en vraagt om toestemming.
  2. Je noteert in het patiëntendossier dat je toestemming hebt van de patiënt gekregen voor de gedelegeerde voorbehouden handeling.
  3. De tandarts houdt toezicht op de gedelegeerde voorbehouden handeling. De tandarts moet in de praktijk aanwezig zijn, omdat hij of zij aanwijzingen moet kunnen geven en zo nodig kunnen ingrijpen.
  4. De tandarts moet zich ervan verzekeren dat de opdrachtnemer bekwaam is om de voorbehouden handeling uit te voeren.
  5. De tandarts geeft de opdracht voor de voorbehouden handeling per patiënt, geeft zo nodig aanwijzingen en evalueert de (be)handeling.
  6. De praktijk beschikt over protocollen voor het delegeren van voorbehouden handelingen. Daarin staat hoe je als team omgaat met taakdelegatie.

Aantoonbaar verantwoorden

Voor iedere praktijk is het belangrijk aantoonbaar te voldoen aan bovenstaande normen. Het is dan ook belangrijk deze normen op een praktische wijze te vertalen naar de praktijk, waarbij documentatie – zoals beleid, protocollen, dossiervoering en personeelsdossiers – als onderbouwing en verantwoording dient voor de werkwijze. Zaken die je als praktijk direct moet kunnen aantonen bij een inspectie van IGJ.

Dental Management Toolkit

Binnen de Dental Management Toolkit zijn de volgende video’s en documenten beschikbaar om als praktijk deze praktische vertaling gemakkelijk te kunnen maken:

Door:
Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement Hij is initiatiefnemer van de Dental Management Toolkit, samen met dentalinfo.nl

 

Dental Management Toolkit: Online protocollen, video’s en tipsIedere praktijk is anders. Je wilt daarom zelf invulling geven aan de organisatie van je praktijk. De Dental Management Toolkit helpt je hierbij. De Dental Management Toolkit is een database met 175+ voorbeelddocumenten en video’s voor praktijkmanagement die je naar eigen inzicht kunt downloaden, gebruiken en aanpassen aan jouw situatie. Vanuit onze ervaring bij veel praktijken geven we oplossingen voor vragen en problemen die leven in praktijken. Daarmee is de Dental Management Toolkit geschikt voor alle praktijken – van klein tot groot – die zelf aan de slag willen gaan om hun praktijk op orde te krijgen en willen werken aan het praktijkmanagement van hun praktijk. Lees meer

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
Recht - tuchtrecht

Tuchtrecht: berisping na onvoldoende informatievoorziening en onterecht beëindigde behandelingsovereenkomst

Een tandarts heeft een berisping opgelegd gekregen na het onzorgvuldig beëindigen van de behandelingsovereenkomst met een patiënt, zonder goede reden. Ook verstrekte de tandarts te weinig informatie over uitgevoerde behandelingen, aldus het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam.

Situatie

De klaagster was vanaf 2009 twaalf jaar onder behandeling bij de tandarts. De echtgenoot van de patiënt heeft per e-mail gecommuniceerd met de tandarts over een aantal bij klaagster uitgevoerde behandelingen.

Het ging onder andere over consulten die de klaagster in juli en oktober 2019 had bij een zelfstandig tandarts die in de praktijk van de verweerster werkte. Twee keer werd een onderdeel van een behandeling tweemaal in rekening gebracht. Na herhaalde verzoeken van de echtgenoot werden beide keren de kosten van één van de onderdelen gecrediteerd.
In oktober 2021 heeft de echtgenoot van klaagster een e-mail aan de tandarts gestuurd met vragen over de uitgevoerde behandelingen bij klaagster in augustus 2021; deze zouden uitgebreider zijn geweest dan afgesproken.

Twee maanden later mailde de tandarts de patiëntenkaart aan de klaagster. De echtgenoot vond echter niet dat dit antwoord gaf op zijn vragen, en vroeg door. De tandarts reageerde hierop dat ze niet meer informatie zou geven en dat de manier van vragen stellen ongepast was. Een paar minuten later schreef de tandarts dat ze klaagster zou uitschrijven van het patiëntenbestand wegens een verstoorde arts-patiëntrelatie.

Klacht

De klaagster verwijt de tandarts dat zij:
a,b) twee behandelonderdelen dubbel heeft gefactureerd;
c) geen antwoord heeft gegeven op de door de echtgenoot van klaagster gestelde vragen;
d) de behandelingsovereenkomst eenzijdig heeft beëindigd.

Beoordeling

Bij klachtonderdelen a en b acht het college dat de verweerster verantwoordelijk is voor de declaratie aangezien deze uit haar naam is verstuurd – ondanks dat de behandeling door een andere tandarts is uitgevoerd. De eerste dubbele declaratie zou een fout zijn van het gebruikte softwareprogramma. Naar het oordeel van het college is dit een vervelende maar kenbare vergissing, wat door klaagster ook als zodanig werd onderkend.

Het tweede geval was volgens de tandarts geen dubbele facturatie, maar het terecht factureren voor twee aparte behandelingen. Uit coulance werd een van de twee terugbetaald na correspondentie met de echtgenoot van de klaagster. Het college heeft geen aanleiding om aan deze toelichting te twijfelen. Zowel klachtonderdeel a als b is ongegrond.
Wat betreft klachtonderdeel c overweegt het college dat een patiënt recht heeft op informatie over de uitgevoerde behandelingen. Met enkel het toesturen van de patiëntenkaart had de tandarts volgens het college niet kunnen volstaan, omdat hiermee geen antwoord werd gegeven op de gestelde vragen. Dit is niet volgens de KNMT-richtlijn ‘Patiëntendossier’ van januari 2020. Dit klachtonderdeel is gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d zegt het college dat er tussen klaagster en tandarts een geneeskundige behandelingsovereenkomst bestond. Deze kan niet eenzijdig worden opgezegd door de zorgverlener, tenzij er sprake is van een gewichtige reden. De tandarts heeft naar voren gebracht dat de vertrouwensrelatie was verstoord. Het college is er echter niet van overtuigd dat het gedrag van de echtgenoot van klaagster een zodanige gewichtige reden heeft opgeleverd dat de behandelingsovereenkomst opgezegd mocht worden.

Ook moeten er bij het opzeggen van de behandelingsovereenkomst de nodige zorgvuldigheidseisen in acht worden genomen. Zo dient een tandarts de patiënt eerst te waarschuwen en te onderzoeken of herstel van de relatie mogelijk is. Dit is echter niet gebeurd, en het college rekent het de tandarts aan dat zij zich hiervoor niet heeft ingespannen. Tenslotte had de tandarts binnen een redelijke termijn de behandelingsovereenkomst op moeten zeggen, niet direct. Ook dit past niet bij een zorgvuldig handelende tandarts. Klachtonderdeel d is daarom gegrond.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam oordeelt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De tandarts wordt de maatregel van berisping opgelegd.

Bron:
overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
energietransitie

Mondhygiënisten kunnen door gestegen energiekosten niet investeren in energietransitie

De uitslagen van de enquête over de gestegen energiekosten zijn binnen. Deze enquête is gehouden door NVM-mondhygiënisten onder mondhygiënisten met zelfstandige praktijken. De conclusie is gerechtvaardigd dat mondhygiënisten veel hinder ondervinden van de zeer hoge energiekosten en hierdoor niet in staat om een in de zorg gewenste energietransitie in te zetten.

Compensatie

Veel mondhygiënisten geven aan dat ze niet op korte termijn de omschakeling naar een duurzame transitie kunnen doen, en een gedeelte van de mondhygiënisten geeft aan dat als de energiekosten op dit niveau blijven, zij hun praktijk moeten opgeven. Vandaar dat NVM-mondhygiënisten pleit voor een investeringsfonds voor de energietransitie in de eerste lijn, en compensatie voor mondhygiënisten die ernstig in de problemen dreigen te komen. Te meer omdat mondhygiënisten niet in aanmerking komen voor de huidige compensatiemaatregelen. NVM-mondhygiënisten brengt dit standpunt in bij de behandeling van de Najaarsnota en de brief van het ministerie van VWS over de energiekosten in de zorg a.s. maandag 12 december in de Tweede Kamer.

De achtergrond van het uitzetten van deze enquête is dat de energieprijzen bijna dagelijks stijgen en hoge kosten veroorzaken. Tot nu toe zijn er geen specifieke compenserende maatregelen voor zelfstandige praktijken in de mondzorg. Er zijn wel algemene compensatieregelingen voor individuen en MKB-bedrijven.
De Tegemoetkoming Energiekosten energie-intensief mkb (TEK) biedt een tijdelijke tegemoetkoming voor mkb-ondernemingen waarvan de energiekosten een relatief groot deel (7 %) uitmaken van de totale kosten. Met behulp van deze tegemoetkoming krijgt het energie-intensieve mkb meer adem om haar bedrijfsmodel toekomstbestendig te maken. Ondanks de fors gestegen energiekosten, in een aantal gevallen zelfs een verviervoudiging van de energierekening bij diverse leden, komen over het algemeen de praktijken van mondhygiënisten hier niet voor in aanmerking. Ook voor de maatwerkafspraken met zorgverzekeraars komen mondhygiënisten niet in aanmerking omdat het hier gaat over gecontracteerde zorg.

Kwetsbaarheid praktijken mondhygiënisten

Deze energiekosten vallen buiten het normale ondernemersrisico. De praktijken zijn kwetsbaar omdat 65,9% een variabel contract, en bij 40,7% van de mondhygiënisten met een vast contract loopt dit contract af binnen een half jaar. Veel mondhygiënisten willen investeren in een duurzame praktijk, maar kunnen niet op korte termijn overschakelen: 67,8%. Het grootste deel van de mondhygiënisten heeft hier een half jaar (50%) voor nodig, de rest zelfs langer.
Meer dan een kwart van de praktijken geeft aan in financiële problemen te komen als de energiekosten op dit hoge niveau, en 10 % van de praktijken geeft zelfs aan te stoppen. En dat is gezien de schaarste van zorgverleners in de mondzorg een slechte ontwikkeling voor de mondzorg en de patiënten, die geen continuïteit van zorg krijgen.

Bron:
NVM-mondhygiënisten

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Tuchtrecht

Tuchtrecht: berisping na gebrekkige dossiervoering en overdracht

Een tandarts is aangeklaagd voor een uiterst beperkte dossiervoering waarbij het behandelplan niet overeenkwam met afspraken met de patiënt. Dit zorgde voor een inadequate overdracht nadat de verweerder de praktijk plotseling verliet. Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft aan de tandarts de maatregel van berisping opgelegd.

Situatie

De klaagster had facings laten plaatsen, maar na verloop van tijd lieten deze los en bleek dat haar gebit en tandvlees beschadigd waren. Toen de patiënt haar gebit wilde laten herstellen kwam ze bij de tandartspraktijk waar de verweerder werkzaam was. Na een eerste intake door de verweerder de klaagster akkoord gegaan met een behandelplan en kostenoverzicht. Volgens de patiënt zouden er implantaten in de bovenkaak geplaatst worden waaraan een schroefgebit zonder gehemelte bevestigd zou worden. De rest van de tanden zou intact blijven.

Tijdens de eerste behandeling in juni 2019 werden vier implantaten in de bovenkaak geplaatst. De vervolgafspraak na zes weken werd daarna door de praktijk geannuleerd. De verweerder was uit de praktijk vertrokken; de behandeling werd overgenomen door een collega-tandarts van een nevenvestiging.

De nieuwe behandelaar heeft vanaf oktober 2019 op basis van het behandelplan en het kostenoverzicht de behandeling voortgezet. Op basis hiervan werden in november twee implantaten in de onderkaak geplaatst en in december de resterende zes voortanden in het bovengebit getrokken. Hierna werd een uitneembaar klikgebit met een gehemelte in de bovenkaak geplaatst.

Klaagster was niet tevreden met dit resultaat omdat het uitneembare klikgebit volgens haar niet zoals afgesproken was. Zij heeft zich daarna terug onder behandeling bij verweerder gesteld in zijn nieuwe praktijk. Eén implantaat was niet geïntegreerd en verweerder heeft een herplaatsing hiervan gedaan. Ook werd een nieuw klikgebit gemaakt voor zowel het onder- als het bovengebit.

Klacht

De klaagster verwijt de verweerder ten eerste dat hij het medisch dossier gebrekkig heeft bijgehouden. Ten tweede klaagt de patiënt dat de tandarts zonder hierover te communiceren uit de praktijk is vertrokken en dat er geen overdracht aan een collega heeft plaatsgevonden. Het derde klachtonderdeel houdt in dat de verweerder er nog steeds niet voor heeft gezorgd dat klaagster een goed passend gebit heeft. Door de gebrekkige overdracht is er volgens haar een andere behandeling uitgevoerd dan afgesproken.

De verweerder vindt dat zijn deel van de behandeling goed is uitgevoerd. Hij stelt dat hij bij de praktijk is vertrokken in veronderstelling dat de praktijkmanager de overdracht van patiënten zou regelen. De verweerder was in de veronderstelling dat klaagster tevreden was omdat zij zich niet met klachten bij hem heeft gemeld.

Beoordeling

De eerste twee klachtonderdelen over gebrekkige dossiervoering en onvoldoende overdracht slagen volgens het college. De dossiervoering is zeer beperkt – zelfs het gebruikte implantaatsysteem is niet vermeld. Daarnaast heeft de verweerder erkend dat er verschil zit in wat er in het behandelplan staat (klikgebit) en wat er met de klaagster is besproken (vaste constructie). Hij beweert dat hij tijdens de behandeling wilde bepalen welke van meerdere mogelijke behandelplannen het meest geschikt was. Het college volgt de verweerder hierin niet. Een behandelplan moet juist bevatten wat tussen arts en patiënt is afgesproken. In dit geval zorgde het gebrekkige behandelplan ook voor een inadequate overdracht na zijn plotselinge vertrek. De verweerder zou er zelf voor moeten hebben gezorgd dat de overdracht goed geregeld was, aldus het college.

De klacht dat de klaagster nog steeds geen goed passend gebit zou hebben treft daarentegen geen doel volgens het college. Er is geen aanwijzing dat de patiënt zich tot de verweerder heeft gewend met klachten over het gebit. In zo’n situatie kan niet van de tandarts worden verwacht dat hij navraagt bij klaagster of het gebit aan haar verwachtingen voldoet.

Uitspraak

Het college acht klachtonderdelen 1 en 2 gegrond en verklaart onderdeel 3 ongegrond. De verweerder is ernstig tekort geschoten. Het behandelplan kwam niet overeen met afspraken met de klaagster, terwijl hij tijdens het opstellen al moest hebben geweten dat hij de praktijk binnenkort zou verlaten. Ook heeft verweerder er niet voor gezorgd dat zijn opvolger wist dat afspraken met de patiënt afweken van het behandelplan. De verweerder had nog niet eerder een tuchtrechtelijk maatregel opgelegd gekregen. Daarom kan volgens het college nog net volstaan met het opleggen van een berisping.

Bron:
Overheid.nl

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
uitwisseling patientgegevens

Tweede Kamer stemt in met wet over elektronisch uitwisselen patiëntgegevens

De Tweede Kamer heeft ingestemd met de nieuwe Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (Wegiz). Het voorstel moet nu nog door de Eerste Kamer worden behandeld.

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) diende daarvoor vorig jaar een wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer. Als de Eerste Kamer ook instemt met de wet, zijn zorgaanbieders straks verplicht om elektronisch patiëntgegevens met elkaar uit te wisselen. De nieuwe wet moet er ook voor zorgen dat systemen van zorginstellingen gemakkelijk met elkaar kunnen communiceren.

Volgens minister Ernst Kuipers (Volksgezondheid) zitten zorgverleners en patiënten al jaren te wachten op de elektronische uitwisseling van patiëntgegevens. Dat zou hun werk makkelijker moeten maken.

Lees meer over de nieuwe wet Wegiz

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht mondzorg

Tuchtrecht: Waarschuwing na behandeling zonder overleg

Een tandarts neemt een behandeling over van een plots vertrokken collega. Bij een patiënt – klaagster – gaat de tandarts over op behandeling zonder eerst voldoende te overleggen met patiënt en zonder nadrukkelijke toestemming van de patiënt. Het college beoordeeld de aanklacht als deels gegrond en legt de maatregel van een waarschuwing op.

Situatie

Na het verwijderen van haar slotjesbeugel merkte klaagster op dat zij witte vlekjes op haar tanden had die niet verdwenen. Hierom koos zij ervoor facings te nemen. Deze lieten echter los, waarna bleek dat het gebit en het tandvlees van de patiënt beschadigd waren. Klaagster wilde de schade laten herstellen en kwam onder behandeling bij een collega van de verweerder.

Deze collega stelde een behandelplan en kostenoverzicht op en voerde 31 juli 2019 de eerste verrichtingen uit – vier implantaten in de bovenkaak. Het plan was om aan deze implantaten een schroefgebit zonder gehemelte te bevestigen. Deze zou tijdens een tweede behandeling zes weken later geplaatst worden. Deze afspraak werd echter geannuleerd, aangezien de tandarts waarbij klaagster onder behandeling was de praktijk had verlaten.

Op 17 oktober 2019 werd de behandeling voortgezet door een andere tandarts – de verweerder. Deze besloot op basis van het behandelplan – maar zonder overleg met de patiënt – een uitneembaar klikgebit met gehemelte te plaatsen. Hiermee was klaagster ontevreden. Zij was namelijk in de veronderstelling dat zij een schroefgebit zou krijgen.

Klacht

De formele klacht bestaat uit drie klachtonderdelen. De kern van de klacht is:

  1. Dat verweerder zonder overleg en toestemming de behandeling heeft uitgevoerd;
  2. De behandeling onzorgvuldig heeft verricht;
  3. De behandeling zo heeft uitgevoerd dat het een traumatische ervaring is geweest.

Beoordeling

Verweerder beweert dat de behandeling in het eerste consult met klaagster op 17 oktober heeft besproken. Klaagster ontkent dit en hiervan is geen bewijs terug te vinden in de administratie. Daarnaast brengt verweerder in dat hij ervanuit ging dat zijn collega de behandeling had overlegt met klaagster en dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. Ook hiervoor is geen bewijs terug te vinden in de administratie. Verweerder dacht te handelen op basis van ‘informed consent’.

Hoewel het college het argument van verweerder begrijpelijk noemt, is er niet voldoende bewijs voor het college om mee te gaan met deze redenering. Aangezien nergens is terug te lezen dat er sprake is van informed consent, en aangezien klaagster dit ontkent, en aangezien het om een zware ingreep gaat die op verschillende manieren verricht kan worden, beoordeelt het college klachtonderdeel 1 als gegrond.

Het tweede klachtonderdeel wordt als ongegrond beoordeeld. Uit niets blijkt namelijk dat de behandeling incorrect is uitgevoerd. Dat klaagster de behandeling als onzorgvuldig ziet, komt omdat zij van de behandeling andere verwachtingen had. Maar op technisch vlak is er op de behandeling niks aan te merken.

Ook het derde klachtonderdeel wordt als ongegrond beoordeeld. Hoewel het college niks af wil doen van de ervaring van klaagster, zijn er geen objectieve aanknopingspunten aanwezig die een traumatische ervaring bevestigen.

Uitspraak

Het college beoordeeld de klacht in zijn geheel als deels gegrond. Er kan niet worden vastgesteld dat er sprake was van informed consent. Het college neemt in haar beoordeling echter mee dat dit deels te wijten is aan het incomplete behandelplan dat de collega van verweerder achterliet. Daarnaast is dit de eerste keer dat verweerder in aanraking komt met het tuchtrecht en heeft deze aangeboden zo veel mogelijk tot herstel over te gaan. Hierom legt het college de maatregel van een waarschuwing op.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Collosseum-Dental-dicht-door-cyberaanval

Collosseum Dental dicht door cyberaanval | ruim 2 miljoen euro losgeld betaald

Meer dan honderd tandartspraktijken van Collosseum Dental zijn sinds donderdag 4 augustus dicht vanwege een cyberaanval, meldt RTL Nieuws. Het bedrijf gaat aangifte doen bij de politie en heeft ook de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) ingelicht.

Het is niet duidelijk wat er precies is gebeurd. Het personeel heeft volgens een bron van RTL Nieuws geen toegang tot de patiënthistorie van klanten. Collosseum Dental denkt aan een cyberincident. De keten verwacht dat de praktijken vanaf 8 augustus mondjesmaat weer open gaan.

Volgens Dave Maasland, CEO van cybersecuritybedrijf ESET Nederland, heeft dit alle kenmerken van een ransomware-aanval in zich. “Het stilvallen van een operatie, niet bij systemen of websites kunnen, aangifte bij de politie en een melding bij de AP, dat wijst allemaal die kant op,” vertelt Maasland. “In de huidige golf van cyberincidenten is het helaas bijna altijd ransomware.”

Bekijk ook: Zo gaan criminelen te werk tijdens een ransom-ware aanval

Lees ook: Wat moet ik doen om ransomware te voorkomen?

Bron:
RTL Nieuws
YouTube

Update 9 augustus: Losgeld betaald

Colosseum Dental heeft ruim 2 miljoen euro losgeld betaald aan criminelen van de cyberaanval, meldt de Volkskrant. Het bedrijf zegt op haar website dat er een onderzoeks- en hersteltraject gestart is en dat er geen andere opties waren dan afspraken maken met de aanvallers over teruggave van de data. “Alleen op deze manier konden wij op deze korte termijn het risico voor alle betrokkenen minimaliseren en de praktijkvoering relatief snel weer herstellen.”

Lees meer over: ICT, Ondernemen
Beroepskeuzecampagne tandartsassistent van start

Beroepskeuzecampagne tandartsassistent van start

Het tekort aan tandartsassistenten leidt tot problemen in mondzorgpraktijken, en dat kan de continuïteit van de zorg voor patiënten in gevaar brengen. Met de nieuwe campagne ‘Tandartsassistent, iets voor jou?’ wil de KNMT, de beroepsvereniging van tandartsen, scholieren en zij-instromers stimuleren om te kiezen voor een baan in de mondzorg.

Tekort bij meer dan 60% van tandartspraktijken

Er zijn in Nederland naar schatting meer dan 20.000 preventie- en tandartsassistenten werkzaam. Meer dan 60% van de tandartspraktijken geeft aan een tekort aan assisterende medewerkers te ervaren en tweederde zegt vacatures (zeer) moeilijk te kunnen vervullen. Dat blijkt uit onderzoek onder tandartsen in 2021. Alleen al in de vacaturebank van de tandartsenvereniging KNMT staan momenteel meer dan 270 vacatures voor assistenten open.

Via de campagne wil de KNMT de belangstelling voor het beroep van tandartsassistent aanwakkeren. De vereniging richt zich eerst speciaal op mensen die zich op een opleiding oriënteren. Centraal in de campagne staat een groep tandartsassistenten die laten zien wat er zo leuk is aan het vak. Op de campagnewebsite www.tandarts-assistent.nl vinden geïnteresseerden informatie over het vak en opleidingsmogelijkheden.

Mondzorgpraktijken worden opgeroepen de verschillende campagne-uitingen zichtbaar te maken en stageplekken aan te bieden. De KNMT nodigt ook opleidingsinstellingen uit om deel te nemen aan de campagne.

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
hand, schudden, deal

De Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden komt eraan

Met de invoering van de Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden ontstaan er voor de werknemer een aantal nieuwe rechten. U als werkgever krijgt te maken met nieuwe verplichtingen. Bent u al op de hoogte van wat de invoering van deze wet betekent voor uw praktijk?

Zoals de naam al doet vermoeden, is het doel van de wet de arbeidsvoorwaarden meer transparant en meer voorspelbaar maken. Dit doel tracht de wetgever te bereiken door enerzijds een bredere informatieplicht in te voeren voor u als werkgever en anderzijds door de werknemer op bepaalde punten beter te beschermen. In dit artikel zullen we in hoofdlijnen ingaan op de belangrijkste wijzigingen.

Uitbreiding van de informatieplicht

Als werkgever heeft u een informatieplicht richting uw werknemer. Zo dient u uw werknemer schriftelijk te informeren over bijvoorbeeld de duur van de arbeidsovereenkomst, de aanspraak op vakantie, eventuele deelname aan een pensioenregeling etc. etc. Deze gegevens worden veelal opgenomen in de arbeidsovereenkomst of er wordt verwezen naar een CAO, personeelshandboek of bijvoorbeeld de KNMT arbeidsvoorwaardenregeling. Momenteel dienen deze gegevens binnen één maand na aanvang van de werkzaamheden aan de werknemer te worden verstrekt. Deze reeds bestaande informatieplicht wordt op een aantal punten uitgebreid. Enkele voorbeelden hiervan zijn:

– Werknemers met een geheel of grotendeels onvoorspelbaar werkpatroon

In de praktijk is dit vaak de werknemer met een oproepcontract. Vanaf 1 augustus dient u deze werknemer te informeren binnen welke tijdvakken hij/zij kan worden opgeroepen, de zogenaamde referentiedagen en uren. Roept u de werknemer op buiten de vastgestelde referentiedagen en uren, dan is de werknemer niet verplicht om gehoor te geven aan de oproep. Ook dient u de werknemer te informeren over de oproeptermijn, het aantal gewaarborgde betaalde uren en het loon voor de arbeid die wordt verricht bovenop de gewaarborgde uren.

– Betaald verlof

Met ingang van 1 augustus ontstaat er ook een informatieverplichting omtrent ‘ander betaald verlof’, zoals bijvoorbeeld het calamiteiten- en kort verzuimverlof, het geboorteverlof en het kortdurend zorgverlof. In hoofdstuk 8 van de KNMT arbeidsvoorwaardenregeling is hier een en ander over toegelicht. De werkgever die reeds de KNMT arbeidsvoorwaardenregeling van toepassing heeft verklaard zal dus aan deze verplichting voldoen.

– Beëindiging van de dienstbetrekking

Volgens de huidige regelgeving bent u als werkgever verplicht om de werknemer te informeren over de in acht te nemen opzegtermijnen. Vanaf 1 augustus zult u uw werknemer ook moeten informeren over de procedure, inclusief vereisten en termijnen, die de werkgever en werknemer in acht moeten nemen op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. Hierbij kan worden volstaan met enkel een verwijzing naar de regels in titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek.

Voor enkele gegevens waarvoor u een informatieplicht heeft, wordt tevens de termijn waarbinnen de informatie aan de werknemer moet worden verstrekt, verkort van 1 maand naar 1 week.

Nevenwerkzaamheden

In veel arbeidsovereenkomsten is een verbod op nevenwerkzaamheden opgenomen, waarbij de werknemer alleen met toestemming van de werkgever (on-)betaalde nevenwerkzaamheden mag verrichten. Een soortgelijk beding is ook opgenomen in artikel 12 van de KNMT arbeidsvoorwaardenregeling. Met ingang van 1 augustus zult u als werkgever, uw werknemer moeten toestaan om nevenwerkzaamheden te mogen verrichten, behoudens ingeval er sprake is van een ‘objectieve rechtvaardigingsgrond’ vanuit u als werkgever bezien. Wanneer sprake is van een dergelijke objectieve rechtvaardigingsgrond dient de praktijk nog uit te wijzen. De Europese richtlijn, waarop de wet is gebaseerd, noemt onder andere het vermijden van belangenconflicten, gezondheid en veiligheid en de bescherming van vertrouwelijkheid van bedrijfsinformatie als voorbeeld. Houd er dus rekening mee dat u vanaf 1 augustus een verzoek van uw werknemer voor het verrichten van nevenwerkzaamheden alleen nog mag afwijzen, indien u hiervoor een objectieve rechtvaardigingsgrond kunt aanwijzen.

Scholingskosten

Het is gebruikelijk om met uw werknemer afspraken te maken over de kosten van opleidingen. Vaak betaalt de werkgever (een gedeelte van) de opleidingskosten en wordt met de werknemer een terugbetalingsverplichting overeengekomen, indien de werknemer binnen een bepaalde tijd de werkgever verlaat. Per 1 augustus is een terugbetalingsovereenkomst voor scholing die een werkgever op grond van een wet of cao verplicht is aan te bieden, nietig! Deze scholing zal de werkgever namelijk kosteloos moeten aanbieden. Tevens geldt de scholingstijd als werktijd, en zal de scholing ook zoveel als mogelijk tijdens werktijden dienen plaats te vinden. Er geldt echter een uitzondering voor opleidingen van gereglementeerde beroepen, waardoor deze wijziging binnen de tandarts- en orthodontiepraktijken weinig tot geen impact zal hebben.

Geen overgangsrecht

De Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden kent geen overgangsrecht en heeft dus onmiddellijke werking per 1 augustus. Ten aanzien van de uitbreiding van de informatieplicht is er wel sprake van overgangsrecht. Voor op 1 augustus reeds bestaande arbeidsovereenkomsten, hoeft u de extra informatie alleen op verzoek van de werknemer te verstrekken binnen een periode van 1 maand.

Conclusie

Laat u informeren over de impact van de wijzigingen binnen uw praktijk en pas vervolgens daar waar nodig uw arbeidsovereenkomsten en/of personeelshandboek aan. U heeft hiervoor nog een kleine maand de tijd.

Door:

R.J.L. Bongers RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Werk - deal

Inzet van werknemers: op welke belangrijke arbeidsrechtelijke aspecten moet je letten?

Bij de inzet van werknemers komt een hoop kijken. Voor wat voor soort overeenkomst kies je en wat zijn daarbij de voor- en nadelen? In dit artikel staan wij daarbij stil. Daarbij gaan wij ook in op enkele actualiteiten; het arbeidsrecht is immers een gebied waar continu bewegingen in plaats vinden.

Welke overeenkomst is passend?
Bij het aannemen van personeel bestaan verschillende opties. Zo hebben werkgevers de keuze uit vaste en flexibele contracten. Voor mondzorgaanbieders zijn met name de volgende overeenkomsten relevant:

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

In geval van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (ook wel een tijdelijk contract) wordt een einddatum (of het behalen van bepaald resultaat) vastgelegd. In beginsel geldt dat deze arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op dat moment. Bij overeenkomsten van minimaal zes maanden geldt wel een aanzegtermijn, waarbij één maand voor het eind van de overeenkomst schriftelijk dient te worden aangegeven of de overeenkomst wordt verlengd. Indien dit niet gebeurt, is de werkgever een schadevergoeding verschuldigd.

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag drie keer worden verlengd óf maximaal drie jaar van duur zijn. Daarna hebben werknemers recht op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De voordelen voor de werkgever bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zijn:

  • Het is in feite een manier om na te gaan of een werknemer past binnen een bedrijf (een lange ‘proeftijd’);
  • Arbeidsovereenkomsten die van rechtswege eindigen op een bepaalde datum tellen niet mee in een eventueel collectief ontslag;
  • Er is sprake van een laag financieel risico (ten opzichte van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd). Je zit namelijk niet direct ‘oneindig’ vast aan een werknemer en kan eventueel nog inspelen op de drukte van het bedrijf;
  • Op deze manier kan vrij goedkoop van een slecht functionerende werknemer afscheid worden genomen. De regels met betrekking tot opzegging zijn namelijk niet van toepassing (opzegverbod, ontslagvergunning etc.).

Nadelen zien op het feit dat er geen zekerheid is voor de werkgever dat de werknemer in dienst wenst te blijven na het aflopen van de overeenkomst. Daarnaast is een nadeel dat er tussentijds niet kan worden opgezegd (NB: tenzij sprake is van een tussentijds opzegbeding, maar ook dan is nog toestemming nodig van het UWV). Tevens is de werkgever ook bij arbeidsovereenkomsten die van tijdelijke duur zijn een transitievergoeding (naar evenredigheid) verschuldigd, indien wordt besloten tot niet-verlenging.

Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

Een arbeidsovereenkomst die wordt aangegaan voor onbepaalde tijd (ook wel een vast contract) heeft geen einddatum. De werkgever heeft vrijheid in de keuze om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd aan te bieden. Aan deze overeenkomst zijn de volgende voordelen verbonden:

  • Een werknemer wordt voor langere tijd gebonden aan het bedrijf. Dit komt ten gunste van de kennis en ervaring die de werknemer opdoet en welke binnen het bedrijf blijft;
  • In een periode van krapte op de arbeidsmarkt zal het aanbod van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd er mogelijk voor zorgen dat werknemers hier sneller mee instemmen (zij verkrijgen hierdoor immers meer zekerheid).

Daarentegen zijn er ook een aantal nadelen verbonden aan een dergelijke overeenkomst:

  • De werkgever loopt een financieel risico. Er is immers een salaris verschuldigd (over een langere periode), ook in wat lastigere (financiële) periodes voor het bedrijf;
  • Het is lastiger – ten opzichte van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd – om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Er is namelijk sprake van ontslagbescherming voor de werknemer: de werkgever kan enkel op de volgende manieren de arbeidsovereenkomst beëindigen:
    • Wederzijds goedvinden;
    • Ontslag op staande voet (met een zeer hoge drempel);
    • Ontslag via de kantonrechter (met daarbij opzegverboden, bijvoorbeeld voor zieke werknemers);
    • Opzegging met toestemming van het UWV.

Het verschil met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zit hem dus met name in de wijze van beëindiging, waarbij het bij de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd lastiger is om afscheid te nemen van een werknemer.

Oproepovereenkomst

Verder is er nog de mogelijkheid een oproepovereenkomst (zoals een nulurenovereenkomst) te sluiten, indien een werknemer niet voor een vast aantal uur per week nodig is. Daarbij bestaat wel het risico dat bij een regelmatige oproeping, de werknemer al snel recht heeft op een arbeidsovereenkomst met een vast aantal uren. Het werken op oproepbasis is minder voorkomend in de mondzorg, dus laten we deze in dit artikel buiten beschouwing.

Overeenkomst van opdracht

Naast de arbeidsovereenkomsten is het ook mogelijk zzp’ers in te zetten, hetgeen tegenwoordig steeds vaker gebeurt. Zo ook in de mondzorg. Zo verscheen eerder al een artikel op onze website over het feit dat er steeds meer assistenten als zzp’er werkzaam zijn in de mondzorg. De vraag is echter of dat wel passend is bij een zzp-relatie. Hieronder wordt uiteengezet wat de voordelen zijn van het inzetten van zzp’ers ten opzichte van werknemers met een arbeidsovereenkomst (en omgekeerd).
De voordelen bij de inzet van een zzp’er luiden als volgt:

  • Bij het inhuren van een zzp’er hoeft geen loonbelasting, verzekeringen of vakantiegeld te worden betaald;
  • Er is meer flexibiliteit, afhankelijk van de drukte kunnen zzp’ers meer of minder worden ingezet;
  • Zzp’ers zijn vaak gespecialiseerd en hebben veel ervaring;
  • De aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid kan (deels) worden verlegd naar de zzp’er;
  • Beëindiging van de overeenkomst van opdracht is vaak gemakkelijker dan het beëindigen van een arbeidsovereenkomst.

Daar tegenover staan de voordelen bij de inzet van een werknemer:

  • Een vaste werknemer investeert meer / raakt meer verbonden met het bedrijf;
  • Er zijn geen belastingrisico’s. Als een zzp’er wordt ingehuurd die in werkelijkheid geen zzp’er is (door de gezagsrelatie), bestaat er het risico dat de Belastingdienst dit als fictieve arbeidsovereenkomst ziet met alle financiële gevolgen van dien (betalen loonbelasting en premies en een boete);
  • Een vaste werknemer kan goedkoper zijn. Daar staat tegenover dat dit ook andersom kan zijn, aangezien er voor een werknemer in totaal meer kostenposten zijn;
  • De arbeidsvoorwaarden kunnen geheel door de werkgever worden bepaald (bij zzp’ers is het vaak een kwestie van onderhandelen over de bepalingen in een overeenkomst van opdracht);
  • Er is minder controlemogelijkheid (het gaat immers om een zelfstandige).

Het grootste obstakel bij de inzet van assistenten als zzp’er is gelegen in de belastingrisico’s. De verhouding (althans elementen daaruit) tussen de mondzorgaanbieder en een assistente kan namelijk doorgaans worden getypeerd als een werknemer-werkgever relatie. Daarbij zijn de volgende aspecten van belang:

  • De vrijheid om werktijden, locatie of werkzaamheden zelf te bepalen ontbreekt vaak bij assistenten;
  • De manier waarop een assistent naar buiten (patiënten) toe treedt, bijvoorbeeld door het dragen van bedrijfskleding, komt vaak overeen met die van de mondzorgaanbieder;
  • De mate waarin er invloed kan worden uitgeoefend op de zzp’er is vaak te vergelijken met een arbeidsrelatie. In geval van een zzp’er wordt vaak enkel het doel van de opdracht vastgesteld.
    Bij een assistent lijkt het erop dat de invloed verder gaat (denk aan het geven van instructies e.d.). Bovendien is het de vraag of er een daadwerkelijk doel is vastgesteld voor assistenten;
  • Assistenten zijn vaak vergelijkbaar met eigen personeel;
  • De werkzaamheden van een assistent vormen doorgaans een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering.

Al het voorgaande lijkt dan ook te duiden op een gezagsrelatie. Dit brengt met zich dat de zzp-constructie niet passend is in geval van een assistent. Indien er – bij aanwezigheid van bovengenoemde elementen – toch wordt gekozen voor een overeenkomst van opdracht, bestaat het risico dat loonbelasting en premies (en een boete) dienen te worden terugbetaald. Het feit dat de Belastingdienst hier vooralsnog niet actief op handhaaft, betekent niet dat (i) het financiële risico momenteel niet bestaat of, (ii) dat deze handhaving in de toekomst wél plaats zal gaan vinden. De goedgekeurde modelovereenkomst voor in de mondzorg van de Belastingdienst kan hierbij soelaas bieden: indien deze wordt gehanteerd én in de praktijk ook nageleefd, zal er doorgaans sprake zijn van een zzp-relatie.

Actualiteiten

Het arbeidsrecht is continu in beweging. Niet alleen worden er veel wetsvoorstellen behandeld, ook verschijnt er veel jurisprudentie. Zo oordeelde het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden onlangs over een kwestie waarin een werkgever een ontbindingsverzoek heeft gedaan ten aanzien van een werknemer. Deze zou onvoldoende functioneren volgens de werkgever. Volgens het Hof kan het ontbindingsverzoek niet worden toegewezen, nu niet is voldaan aan de herplaatsingsverplichting van de werkgever. Voordat een verzoek tot ontbinding kan worden toegewezen, dient namelijk te worden nagegaan of de werknemer kan worden herplaatst binnen het bedrijf. Daarbij is het enkele wijzen op vacatures niet afdoende. Het Hof oordeelt als volgt:

“Een werkgever dient aan de herplaatsingsverplichting te voldoen door in overleg met de werkneemster te onderzoeken of, en zo ja welke mogelijk passende vacatures in haar plaatsingsmogelijkheden beschikbaar zijn en binnen een redelijke termijn beschikbaar komen en of voor een herplaatsing in een van die functies scholing nodig is.”

Het is dus van belang op deze wijze vorm te geven aan de herplaatsingsverplichting. Daarnaast is het van belang – in geval van een (mogelijke) beëindiging van het dienstverband – een dossier op te bouwen. Ook het voorafgaande traject (waarschuwingen, een eventueel verbetertraject) dient goed te worden gevolgd en vastgelegd. Op die manier zal een beëindiging eerder stand houden bij de rechter.

Per 1 augustus a.s. zal er een en ander veranderen in het arbeidsrecht. De Wet transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden treedt dan namelijk in werking. Dit brengt onder andere met zich dat een werkgever zijn werknemers niet langer mag belemmeren om voor andere werkgevers te werken (nevenactiviteiten); daarvoor moet een goede reden bestaan. Ook wordt de informatieplicht voor werkgevers verzwaard: zij moeten werknemers na indiensttreding uitgebreid informeren, onder andere over het opleidingsbeleid en procedures bij ontslag.

Tot slot

Mondzorgaanbieders doen er verstandig aan zorgvuldig te overwegen wat voor soort overeenkomst zij hun werknemers bieden en welke bedingen zij daar wel / niet in opnemen. In dit artikel is daarom uiteengezet wat de overwegingen zijn om te kiezen voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een overeenkomst van opdracht.

Door:
mr. Demi van Rossenberg en mr. Lex Geerts – www.eldermans-geerts.nl
Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen | Adviseurs in de zorg

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
De eigenschappen van een High Performance Tandartsenpraktijk

De eigenschappen van een High Performance Tandartsenpraktijk

Een High Performance Organisatie (HPO) is een organisatie die steeds betere financiële en niet-financiële resultaten behaalt, vergeleken met soortgelijke organisaties, door zich op een gedisciplineerde manier te richten op wat écht belangrijk is voor de organisatie. Alexander Tolmeijer vertelde over de eigenschappen van een HPO.

Het gaat er hierbij om dat je organisatie, zoals je praktijk, op de lange termijn beter wordt. Daarbij gaat het wel over kleine veranderingen. Veranderen is niet eenvoudig en daarom is het nodig om het in kleine stapjes te verdelen en elke dag een stapje zetten. Zo heb je haast niet in de gaten dat je verandert en stuit je dus een stuk minder op weerstand. Op deze manier krijg je het gehele team mee in de dynamiek van je praktijk.

Succesfactoren

Er zijn vijf succesfactoren die een positieve relatie hebben met betere prestatie:

  • Kwaliteit van management
  • Openheid en actiegerichtheid
  • Langetermijngerichtheid
  • Continu verbeteren en vernieuwen
  • Kwaliteit van medewerkers

Alexander Tolmeijer deed mee aan een onderzoek naar de prestaties van de praktijk volgens de HPO methode. Hierbij werd een enquête afgenomen onder de dagelijkse leiding en apart daarvan onder de werknemers. Wat namelijk regelmatig voorkomt, is dat de dagelijkse leiding een heel ander beeld heeft over de behoeftes van de werknemers en hun kijk op de praktijk. Bij de uitslagen werd zodoende onderscheid gemaakt tussen de dagelijkse leiding en de werknemers.

De onderwerpen waarop de dagelijkse leiding goed scoorden waren: integriteit, open staan voor verandering en strategisch onderscheid. Leiding en medewerkers waren hier ruim tevreden over. De dagelijkse leiding scoorde zichzelf lager dan de medewerkers over de volgende onderwerpen: Medewerkers stimuleren, flexibiliteit en veerkracht. Een onderdeel waarop slecht werd gescoord, was het delen van financiële cijfers. Tolmeijer voelt hier ook duidelijk een drempel. “Stel je voor dat een tandarts trots vertelt dat er meer winst is gemaakt. Dat doe je toch niet? Het komt misschien ook te dichtbij. Zeker je cijfers presenteren aan de cliëntenraad is toch iets wat ongemakkelijk voelt.”

Succesfactor Kwaliteit Management

De succesfactor Kwaliteit Management bestaat uit de volgende bouwstenen:

  • Vertrouwensrelatie
  • Integer
  • Besluitvaardig ten opzichte van niet-presteerders
  • Voorbeeldrol
  • Actiegericht
  • Coachen
  • Gericht op resultaten

Je kan te snel besluiten (je neemt het team niet mee) of behoren tot de klassieke twijfelaars. Er zal hier een middenweg voor moeten worden gevonden. Ook het hebben van de juiste mensen in je organisatie is essentieel. Je kunt een hele duidelijke visie en missie hebben maar met de verkeerde mensen kom je er niet. Daarom is dus besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders belangrijk. Ontslaan zou heel lastig zijn maar de werkelijkheid is dat we hierdoor het gesprek niet aangaan. Tandartsen zijn vaak te lief, te voorzichtig en dat is niet handig. Als het niet past, dan zou je dat open moeten kunnen zeggen. Als iemand weggaat uit eigen beweging, zeker bij een topper, doet dat zeer. Het is zo persoonlijk. Net als het gevoel dat ontstaat als er een patiënt bij je weggaat. Maar ja, sommige mensen willen zich verder ontwikkelen dan dat jij kunt aanbieden. Als je in verandering bent, kunnen mensen soms gewoon niet meer bij je passen, want ook zij veranderen. Het is best lastig om een geschikt moment te vinden om te praten; op einde werkdag ben je vaak te moe. Toch is het aan te bevelen om ook dan het gesprek te starten, want anders kan je te laat zijn.

Succesfactor Openheid en Actiegerichtheid

Ook bij de succesfactor Openheid en Actiegerichtheid komen we besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders weer tegen en ook coachen wordt hier genoemd:

  • Open dialoog
  • Delen van informatie, kennis
  • Besluitvaardigheid
  • Actiegericht
  • Coachen
  • Gerichtheid op resultaten
  • Besluitvaardigheid ten opzichte van niet-presteerders

Belangrijk bij deze factor is dat het managementfouten moet toelaten. We willen het vaak te perfect doen. Een vulling moet in een keer goed. Bovendien moet je het ook nog behoorlijk snel doen. Buiten de mond mogen we experimenteren. Proberen dus, en dat gaat niet zonder fouten. Iets proberen kan ook heel goed vanuit de medewerkers komen.

Qua coaching is het van belang dat we de medewerkers niet te afhankelijk maken. Wat doe je als er een vraag wordt gesteld? Antwoord geven … maar als je antwoorden geeft, dan blijven mensen vragen stellen. Want dat is lekker makkelijk. Als je stopt met antwoorden geven, dan moeten ze het zelf gaan uitvinden en worden ze minder afhankelijk van je. Dat is eigenlijk echt helpen, want hierdoor ontwikkelen ze zichzelf.

Drie tips om sneller besluiten te nemen

De beste manier om de snelheid te verhogen waarmee acties worden ondernomen, is de obstakels uit de weg te ruimen die je verhinderen om enige actie te ondernemen. Er zijn drie soorten obstakels die je kunt wegnemen:

  1. Overweldigende eisen: te hoge verwachtingen
  2. Ondraaglijke beperkingen: te veel protocollen
  3. Tunnelvisie: niet meer zoeken naar andere mogelijkheden

Sommige medewerkers zijn heel enthousiast en gaan snel de actie in, maar soms lopen zij te snel. Het is heel fijn maar te hard hollen moet afgeremd moeten worden, want anders valt het team uiteen en ontstaan er irritaties naar elkaar toe.

Succesfactor Langetermijngerichtheid

De succesfactor Langetermijngerichtheid bestaat uit:

  • Medewerkers voor de lange termijn
  • Groei van binnenuit
  • Creëren van een veilige en stabiele werkomgeving
  • Lange termijnrelatie

Het management van een HPO is toegewijd aan de organisatie voor de lange termijn, het weet goed balans te vinden tussen het algemeen belang en het eigen belang. Het kan iedereen binnen de organisatie overtuigen om de behoefte van de organisatie op de eerste plaats te zetten. Nieuw management is afkomstig vanuit de eigen gelederen doordat men wordt aangemoedigd zich verder te ontwikkelen en leider te worden.

Een HPO zorgt voor een veilige werkomgeving door mensen een gevoel van veiligheid te geven, zowel fysiek als geestelijk. Dit kan bijvoorbeeld door baangarantie te geven en door ontslag als uiterste maatregel te zien.

Succesfactor Continu Verbetering en Vernieuwing

De factor Continu Verbetering en Vernieuwing:

  • Verbeteren
  • Versimpelen
  • Voortdurend afstemmen
  • Meten
  • Rapporteren

Tolmeijer zegt de afgelopen tijd slechter te zijn geworden in vernieuwen. Stilstaan is echter funest voor de praktijk. Je zal altijd in beweging moeten blijven. Om te zien waar je je in kunt verbeteren is het nodig om te meten. Zo kan de benchmark van verzekeraars hele interessante informatie bevatten. Zorg wel dat je deze voor jezelf goed framed. Zo bleek Tolmeijer volgens een verzekeraar ‘te veel’ aan preventie te doen. Maar dat was nu juist de bedoeling.

Sommige processen zijn te moeilijk en moeten versimpeld worden. Zo kunnen retrosessie’s een enorme tijdvreter zijn door een herhaaldelijke fout van een medewerker. Die fout is dan in een seconde gemaakt maar een ander is er druk mee. Je kan vaak dingen simpeler maken maar dan moet je deze fout wel tackelen en willen bekijken. Er zijn vaak dingen die onnodig gebeuren maar omdat de een het doet, doet de ander het ook.

Het proces van continue verbetering begint ermee dat een HPO een unieke strategie omarmt waarmee de organisatie zich kan onderscheiden van vergelijkbare organisaties. De organisatie ontwikkelt daartoe vele nieuwe alternatieven om strategieën die niet meer werken te vervangen. Een HPO vereenvoudigt, verbetert en stemt al haar processen af met als doel het vermogen van de organisatie te verbeteren. Daarnaast beëindigt een HPO onnodige procedures en taken en beperkt zij de overvloed aan informatie. De vooruitgang wordt gemeten, men houdt in de gaten of doelstellingen worden bereikt en of de lastige zaken worden aangepakt. Deze lastige zaken worden niet alleen gerapporteerd aan het management, maar aan iedereen in de organisatie. Op die manier heeft iedereen toegang tot de financiële en niet-financiële informatie die nodig is om verbeteringen door te voeren.
Beperk ook de overvloed aan informatie. Deze informatiestroom bereikt namelijk het tegenovergestelde van wat je zou willen. De kritische succesfactoren en prestatie-indicatoren nauwkeurig bijhouden is wel aan te bevelen. Meet de voorruitgang en deel dit met iedereen in de organisatie.

Succesfactor Kwaliteit van Medewerkers

  • Divers en complementair
  • Trainen hun medewerkers in flexibiliteit en veerkracht
  • Groeien door samenwerking
  • Inspireren voor uitzonderlijke resultaten
  • Houden medewerkers verantwoordelijk

Betrokkenheid vergroten doe je als volgt:

  • Betrek medewerkers bij activiteiten die invloed hebben op hun eigen werk
  • Betrokkenheid is GEEN vetorecht (meedoen, meedenken, meebeslissen, informeren)
  • Wees duidelijk over wanneer en wat wordt verwacht
  • Denk niet alleen in eigen gewin, maar ook deel ervaringen
  • Aanwezigheid van voldoende begeleiding, training en coaching

Een praktijkmanager zou ook rond moeten lopen op de werkvloer. Je moet kijken en praten om te zien hoe de processen verlopen.Maar dit kan ook bedreigend zijn.Van elkaar kan je wel het meeste leren.

Het trainen van medewerkers zou een continue proces moeten zijn, zeker met de capaciteit waarmee we het moeten doen. Je kunt mensen dingen laten doen waarin jij niet goed en bent en/of wat je vervelend vindt om te doen.

Mensen moeten in beweging komen, het resultaat doet er dan eigenlijk niet toe, want het moet eerst misgaan, wil het goed gaan.

Leg dus ook niet te veel nadruk op het eindresultaat maar op het proces er naar toe. Elk stapje is er eentje. Complimenteer je werknemer om de progressie en reken niet af op een (nog) niet behaald eindpunt.


Volgende editie van Dental Practice Excellence – met topspreker Ben Tiggelaar

Vrijdag 30 september & zaterdag 1 oktober 2022 (live & coronaproof). Thema: Jouw praktijk naar de top. Met keynote speaker Ben Tiggelaar. Lees meer over DPE2022.


Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de presentatie van Alexander Tolmeijer tijdens DPE2021. Alexander Tolmeijer is tandarts en jurist.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Management, Ondernemen
Tuchtrecht

Tuchtrecht: Waarschuwing na niet adequaat reageren op trombose

Een kaakchirurg wordt verweten dat zij tekort is geschoten in haar diagnose en niet adequaat heeft gereageerd op de trombose bij een patiënt. De kaakchirurg heeft vervolgens onjuist beleid gevoerd met betrekking tot de trombose. Daarom legt het tuchtcollege de maatregel van een waarschuwing op.

Situatie

Op 14 januari 2019 meldt klager zich bij de huisarts. Die concludeert dat de patiënt last heeft van een infectie en schrijft een antibioticum voor. Maar de situatie van de patiënt verslechterde. Op 18 januari kreeg hij een forse zwelling en hevige pijn links in de hals met uitstraling naar het linkeroor. Hij voelde zich slecht, had koorts, verharde lymfeklieren en was benauwd. Daarop is de klager direct verwezen naar de poli KNO van een ziekenhuis.

In het ziekenhuis vraagt de arts-assistent een CT-scan aan. Zij vermoedde een abces. Op de scan was geen kwaadaardigheid te zien, maar wel dat de patiënt een “Trombose vena jugularis boven de massa doorlopend tot in de sinus sigmoïdeus” had. Dit duidt op het syndroom van Lemierre, waarbij een infectie in de mond, keel of oren zich uitbreidt en leidt tot een trombose in de hals. Diezelfde dag werd het abces gedraineerd. Drie dagen later werd klager uit het ziekenhuis ontslagen met het bericht dat hij goed herstellende was.

Klager bleef echter aanhoudende en verergerende klachten hebben. Hij komt daarom terug voor een consult. Op 11 februari wordt er verder onderzoek gedaan, waaruit geconcludeerd werd dat er sprake was van een tumor. Daarop adviseerde een internist-infectioloog drie maanden lang orale antistolling als behandeling voor de trombose.

Klacht

De klager klaagt de kaakchirurg aan die op de dag van het eerste onderzoek in het ziekenhuis de leiding had over de afdeling. Klager verwijt de kaakchirurg dat zij:

1. Tekort is geschoten in haar diagnose en het noodzakelijk aanvullend onderzoek, waardoor een vertraging is opgetreden in het stellen van de diagnose carcinoom en de prognose van klager is verslechterd;
2. Niet adequaat heeft gereageerd op de trombose in de vena jugularis tot in de sinus sigmoïdeus en tekort is geschoten in de communicatie door dit pas drie weken na opname en behandeling aan klager te melden;
3. Ter behandeling van het syndroom van Lemierre slechts een week antibiotica heeft voorgeschreven in plaats van drie tot zes weken.

Beoordeling

Het college is van mening dat de art-assistent en kaakchirurg in eerste instantie niet te verwijten is dat zij niet de diagnose van een tumor stelden. Alle symptomen en klachten van de patiënt kwamen overeen met die van een bacteriële infectie, en niet die van een tumor. Ook op de CT-scan was geen kwaadaardigheid te zien. Het college beoordeelt het eerste klachtonderdeel dan ook als ongegrond.

Het college is het echter met klager eens dat de kaakchirurg niet adequaat heeft gereageerd op de trombose. Hoewel er geen protocol is voor de behandeling van het syndroom van Lemierre, had de arts in deze specifieke situatie moeten afwegen dat er een antistollingsmiddel moest worden toegediend, aangezien de patiënt een verhoogd risico had op trombose. Daarom beoordeelt het college klachtonderdeel twee als gegrond.

Klachtonderdeel drie wordt als ongegrond beoordeeld. Op het moment van diagnose hadden de art-assistent en kaakchirurg alle reden om slechts één week antibiotica voor te schrijven.

Uitspraak

Het college beoordeelt de klacht dus als deels gegrond, waarbij klachtonderdeel twee gegrond is en de overige klachtonderdelen ongegrond. Hiervoor legt het college de kaakchirurg de maatregel van een waarschuwing op. Volgens het college past deze maatregel bij “de geringe ernst van de onzorgvuldigheid van de kaakchirurg”.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Podcast

Podcast: De tandarts als Blauwe Banaan

Podcast van tandarts-ondernemer Ron Steenkist. Hij interviewt collega’s die zijn praktijkvisie en praktijkvoering hebben beïnvloed. In deze podcast praat hij met Wouter de Vries, een dienstenmarketeer en auteur van studieboeken waaronder de bestseller De Blauwe Banaan. Zijn favoriete vraag is: hoeveel wil je volgend jaar groeien? In de podcast worden de basisprincipes van de dienstenmarketing besproken, inclusief do’s en don’ts.

De Blauwe Banaan kan eigenlijk als volgt samen worden gevat, aldus De Vries:

“Er is een driepoot die je kwaliteit als tandarts bepaalt. Dat is alles wat je bij […] je opleiding leert […] – dat is het wat. Dan heb je het dienstverleningsproces an sich, het hoe: herken je de klant, weet je wat die klant wil, praat je met de klant. Dat is heel subjectief. […] En als derde, die twee worden ook nog gefilterd door iets, en dat ben je zelf. Dat noemen wij de vent of de tent [..], de ene tandarts is dus echt beter dan de andere ook al doen ze dezelfde vullingen. […]. Het wie-filter is eigenlijk essentieel.”

Daarnaast worden tips gegeven hoe je op het wie-gedeelte beter kan worden, en volgen nog drie adviezen voor jonge tandartsen.

Lees meer over: Communicatie, Ondernemen
vakantie

Vervallen wettelijke vakantiedagen automatisch op 1 juli?

In principe zijn wettelijke vakantiedagen nog zes maanden na het einde van het vorige jaar op te nemen. Veel werkgevers denken dan ook dat niet opgenomen vakantiedagen op 1 juli automatisch vervallen. Maar dat is niet per se waar. Hoe zit dat?

Artikel 640a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is er vrij duidelijk over. Daarin staat dat “zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven”, de aanspraak van een werknemer op zijn wettelijke vakantiedagen vervalt. Veel werkgevers beroepen zich op dit artikel wanneer ze zeggen dat openstaande vakantiedagen op 1 juli vervallen. Jij of jouw werkgever misschien ook wel.

Veel mensen vergeten echter het tweede deel van dit artikel erbij te betrekken. Het artikel gaat namelijk verder met de zin: “tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen.”

Verzorgings- en informatieplicht werkgever

Dat “redelijkerwijs niet in staat zijn geweest” kan breed opgevat worden. Uit eerdere rechtelijke uitspraken kunnen we afleiden dat dit er in elk geval op neer komt dat het de verantwoordelijkheid van de werkgever is om de werknemer in staat te stellen zijn vakantiedagen op tijd op te nemen. De werkgever heeft dus een sterke verzorgings- en informatieplicht.

Dat betekent dat een werkgever zijn werknemer op tijd moet informeren over het feit dat deze nog wettelijke vakantiedagen van het voorgaande jaren open heeft staan. Ook moet de werkgever de werknemer duidelijk maken wat de gevolgen zijn als deze vakantiedagen niet opgenomen worden. En de werkgever moet de werknemer de mogelijkheid geven om die dagen ook echt op te nemen.

Doet de werkgever dit niet voldoende? Dan behoudt de werknemer het recht om de vakantiedagen na 1 juli op te nemen.

Duidelijk en op tijd zijn

Kort samengevat: een werkgever moet duidelijk zijn over het recht van de werknemer om openstaande wettelijke vakantiedagen op te nemen. En hij moet op tijd zijn met het informeren van de werknemer. Een voorbeeld:

Als een werkgever op 25 juni tegen een werknemer zegt: “Hey, jij hebt nog een paar dagen openstaan, he? Neem je die nog even op?” Dan is dat onvoldoende. De werknemer heeft op die manier niet redelijkerwijs de tijd om zijn vakantiedagen nog op te nemen zonder dat het zijn planning zou verstoren. Bovendien is nu niet duidelijk wat er gebeurt als hij zijn dagen niet opneemt. In dit is de werknemer dus niet volledig en niet op tijd geïnformeerd, waardoor hij niet redelijkerwijs in staat is geweest zijn vakantiedagen op te nemen. Hierdoor vervallen de vakantiedagen niet automatisch op 1 juli.

Beter zou het zijn als de werkgever op 1 mei tegen een werknemer zegt: “Hey, jij hebt nog 2 wettelijke vakantiedagen van vorig jaar niet opgenomen. Zorg je ervoor dat je die voor 1 juli opneemt? Anders vervallen die dagen en ben je ze kwijt.” Op die manier voldoet de werknemer al een stuk beter aan zijn verzorgings- en informatieplicht, waardoor de vakantiedagen wél automatisch vervallen op 1 juli.

Uitzonderingen

Er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen. Bijvoorbeeld als de werkgever en werknemer in het contract een andere vervaldatum hebben afgesproken. Daarom kunnen we geen generiek advies geven of uitspraak doen. Het enige wat we kunnen zeggen is werkgevers: informeer je werknemers duidelijk en op tijd. En werknemers: controleer wanneer jouw vakantiedagen van vorig jaar vervallen en neem deze op tijd op.

Bron:
Rechtspraak

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Tuchtrecht Tandarts verwijderd uit BIG register na onjuiste behandeling

Tuchtrecht: Tandarts verwijderd uit BIG-register na onjuiste behandeling

Na de extractie van een kies die volgens de patiënt op brute wijze verliep, heeft de patiënt een trauma opgelopen en nog lange tijd last van de kies en kaak gehad. De tandarts die de kies trok, is later spoorloos verdwenen. Daardoor zag het college het doorhalen van de inschrijving van de tandarts in het BIG-register als enige juiste maatregel.

Situatie

In december 2017 meldt klager zich bij zijn tandarts met een kies waar een stuk van is afgebroken. De tandarts opereerde op dat moment als zelfstandige en klager stond sinds mei 2017 bij deze tandarts ingeschreven. In februari 2018 is de kies door beklaagde getrokken bij klager. Dit gebeurde volgens de patiënt op “brute en ondeskundige wijze”.

Door deze onjuiste behandeling – die gezien de ernst van de situatie eigenlijk door een kaakchirurg had moeten worden uitgevoerd – ging veel bot verloren en raakte de zenuw van de naastgelegen kies beschadigd. Daardoor moest deze later ook getrokken worden door een kaakchirurg. Bovendien resulteerde de behandeling voor de patiënt in een traumatische ervaring waardoor deze bijna twee jaar niet meer naar de tandarts durfde te gaan.

Gedurende deze twee jaar voegde de tandarts haar praktijk samen met een andere praktijk. Klager stapte hierbij ook over naar de nieuwe partij, maar heeft de tandarts nooit meer gezien. Nadat het patiëntendossier van klager incompleet was overgedragen is de tandarts zonder aankondiging of boodschap vertrokken. Sindsdien is zij spoorloos.

Klacht

Op basis van bovenstaande klaagt de patiënt zijn tandarts aan. De klacht is nadrukkelijk bedoeld om te voorkomen dat de beklaagde ooit nog haar werk als tandarts kan uitvoeren. Klager verwijt beklaagde het volgende:

• Het stellen van een verkeerde diagnose en het uitvoeren van een onjuiste behandeling;
• Het onzorgvuldig omgaan met de klachten van klager en het zich kwetsend uitlaten over klager in het dossier;
• Het onzorgvuldig omgaan met en overdragen van het dossier aan de nieuwe praktijk;
• Het niet achterlaten van een adres waar wij bereikbaar was voor klachten of aansprakelijkstelling;

Beoordeling

Aangezien voor het college niet te achterhalen was waar beklaagde verblijft, heeft beklaagde ook niet de kans gekregen zich tegen dit verwijt te verdedigen. Het college stelt beklaagde hiervoor verantwoordelijk.

Door de afwezigheid van beklaagde kon het college haar beoordeling enkel baseren op de verklaring van klager. Die wordt als voldoende uiteengezet en aannemelijk gemaakt beoordeeld. De onjuiste diagnose en behandeling worden bevestigd in overlegde documenten en correspondentie met andere specialisten. Daarnaast blijkt uit passages uit de patiëntenkaart (“eikel!”) geen enkel respect voor de patiënt.

Het college beoordeelt dan ook: “Beklaagde is ernstig tekortgeschoten bij de behandeling van klager. Daarnaast is de wijze waarop zij zich over klager in het dossier heeft uitgelaten ver beneden peil.” Bovendien wordt het niet kenbaar maken van een adres – en het daardoor ontlopen van haar verantwoordelijkheden tegenover klager en het college – beklaagde zwaar aangerekend.

Uitspraak

Gezien de ernstige onbekwaamheid in de diagnose, behandeling en nazorg door beklaagde, en gezien het feit dat beklaagde spoorloos is verdwenen, acht het college niets minder dan de maatregel van het doorhalen van de inschrijving in het BIG-register als gepast. Beklaagde is ook uitgesloten van herinschrijving in de toekomst en is geschorst van haar werkzaamheden totdat de uitspraak van het college onherroepelijk wordt verklaard.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Belastingdienst faalt al 6 jaar bij aanpakken schijnzelfstandigheid zzp’ers

Belastingdienst faalt al 6 jaar bij aanpakken schijnzelfstandigheid zzp’ers

De wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) blijkt onuitvoerbaar voor de Belastingdienst. Daardoor komt de aanpas van schijnzelfstandigheid bij zzp’ers niet van de grond.

Dat blijkt uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer, dat de conclusies uiteenzet in het 48-pagina’s-tellende document ‘Focus op handhaving Belastingdienst’. De wet DBA is sinds 2016 van kracht, maar wordt volgens de Algemene Rekenkamer amper uitgevoerd. Er is te weinig mankracht bij de Belastingdienst op te handhaven, wat de pakkans en de nalevingsbereidheid erg laag maakt.

Tussen eind 2019 en 2021 werden er slechts 475 bedrijfsbezoeken en 268 boekenonderzoeken gedaan. Daaruit vloeide slechts driemaal een aanwijzing voort. In die twee jaar tijd resulteerde slechts één van die aanwijzingen in een correctie.

Schijnzelfstandigheid

Schijnzelfstandigheid doet zich voor als iemand in theorie en op papier een zzp’er is, maar in de praktijk functioneert als werknemer in dienstverband. Bijvoorbeeld omdat de zzp’er slechts één opdrachtgever heeft die de beloning en werktijden bepaald. Dit is volgens de Belastingdienst een probleem omdat dit een ongelijk speelveld creëert. Werkgevers die op deze manier met ‘schijnzelfstandige’ zzp’ers werken, zijn belastingtechnisch vaak voordeliger uit dan wanneer ze iemand – zoals de wet voorschrijft – in dienstverband aannemen.

Vooral in de bouw en de zorg

Schijnzelfstandigheid komt het vaakste voor in de bouw en de zorg. Ook in de mondzorg wordt er regelmatig met schijnzelfstandige zzp’ers gewerkt. Veel mensen weten niet dat ze hiermee eigenlijk de wet overtreden, of nemen bewust het risico in de wetenschap dat de pakkans zo laag is.

In een korte reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer onderschrijft de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst de bevindingen en geeft aan ermee aan de slag te gaan. Maar aangezien dat de Belastingdienst aangeeft 800 fte’s nodig te hebben om de wet goed uit te voeren, is het nog maar de vraag of de wet in de toekomst wel adequaat gehandhaafd zal worden.

Bron:
Algemene Rekenkamer

 

 

Lees meer over: Ondernemen, ZZP-er