Wat moet je weten van de nieuwe wet Wtza?

De Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) is op 1 januari 2022 in werking getreden. Wat deze wet inhoudt en wat dat voor mondzorgpraktijken betekent, vertelde Gabie Bouman van de KNMT tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Achtergrond

Met de Wtza is er voor zorgaanbieders een nieuw stelsel gekomen van toelating. Deze wet vervangt de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi). Een groot verschil met de oude wet is, dat zorgaanbieders in de mondzorg op grond van die vorige wet een toelating van rechtswege hadden. Met de Wtza vervalt deze toelating van rechtswege, wordt de reikwijdte vergroot en komt er meer focus te liggen op de kwaliteit van zorg.

Verplichtingen Wtza

Het doel van de Wtza is om het toezicht door IGJ te verbeteren en de bewustwording van de kwaliteitseisen te vergroten. Er komen een aantal nieuwe verplichtingen voor zorgaanbieders uit voort, namelijk:
• een meldplicht;
• een vergunningplicht;
• eisen rondom de bestuursstructuur;
• een jaarverantwoordingsplicht.

Deze verplichtingen gelden voor nieuwe én bestaande zorgaanbieders. Zorgaanbieders zijn instellingen én solistisch werkende zorgverleners. Met andere woorden: deze wet geldt voor alle personen, rechtspersonen en entiteiten die beroeps- of bedrijfsmatig zorg aanbieden.

Meldplicht

De meldplicht houdt in dat een zorgaanbieder zich voorafgaand aan het verlenen van zorg meldt. De meldplicht uit zich in de vorm van een vragenlijst. De vragen hebben o.a. betrekking op de soorten zorg, de organisatie en de kwaliteit.
Nieuwe zorgaanbieders kunnen zich niet eerder dan drie maanden voor aanvang van hun zorgverlening melden. Bestaande zorgaanbieders moeten zich uiterlijk 1 juli 2022 aanmelden. Voor de melding heb je e-herkenning nodig.
Als je als bestaande zorgaanbieder voor 1 januari 2022 in het Landelijk Register Zorgaanbieders (LRZa) stond, dan hoef je je niet te melden. Meer informatie.

Vergunningplicht

Zoals hierboven gemeld, is met de Wtza een nieuw systeem van toelating geïntroduceerd. Mondzorgpraktijken hebben niet langer een toelating van rechtswege. Zij zullen dus, als ze vergunningplichtig zijn, actief een vergunning aan moeten vragen.
De vergunningplicht uit de Wtza geldt voor een grote groep zorgaanbieders. Wanneer een zorgaanbieder medisch specialistische zorg levert, is altijd een vergunning nodig. Verder geldt de vergunningplicht voor mondzorgpraktijken waar meer dan tien zorgverleners werken.

Wie telt mee als zorgverlener?

Onder die zorgverleners worden alle medewerkers gerekend die zorg verlenen, of ze nu wel of niet BIG-geregistreerd zijn. Wie geen zorg verleent, telt niet mee. Denk bijvoorbeeld aan assistenten zonder zorgverlenerstaken, praktijkmanagers, balie-assistenten, administratieve medewerkers en schoonmakers.
De juridische grondslag (werkzaam als werknemer of zzp’er) is niet van belang. Gekeken wordt of er feitelijk gewerkt wordt als zorgverlener. Personen die slechts zeer incidenteel zorg verlenen, zoals vrijwilligers en stagiairs tellen niet mee. Een stoelassistent die röntgenfoto’s neemt of een poetsinstructie geeft, telt wel mee als zorgverlener.

Vergunningaanvraag

Nieuwe zorgaanbieders hebben een vergunning nodig voordat ze met zorgverlening starten. Voor hen kost de vergunning € 725. Bestaande zorgaanbieders die vergunningplichtig zijn, moeten uiterlijk 1 januari 2024 een vergunning aanvragen. Bij bestaande zorgaanbieders worden hiervoor geen kosten in rekening gebracht.
Bestaande zorgaanbieders die groeien en daardoor op een bepaald moment in aantal zorgverleners boven de tien uitkomen, moeten binnen zes maanden na die groei een vergunning aanvragen. Hiervoor betalen zij, net als nieuwe zorgaanbieders, €725.
Ook voor de vergunningaanvraag is e-herkenning nodig. Meer informatie is te vinden op www.toetredingzorgaanbieders.nl.

Kwaliteitscheck

Voor het verkrijgen van een vergunning dient een vragenlijst ingevuld te worden. De vragen hebben o.a. betrekking op kwaliteitseisen uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), financiële transparantie en correct declareren.
Tip: voorafgaand aan de aanvraag kun je een kwaliteitscheck doen om te zien of je al aan alle eisen voldoet.

Eisen rondom bestuursstructuur

In de Wtza worden ook eisen gesteld aan de bestuursstructuur. Zo worden de volgende eisen aan de bedrijfsvoering gesteld:
• Er moet een eenduidige verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn met betrekking tot de financiële bedrijfsvoering. Deze verdeling moet schriftelijk worden vastgelegd.
• De zorgaanbieder moet zijn activiteiten op het gebied van zorgverlening in financiële zin onderscheiden van andere beroeps-of bedrijfsmatige activiteiten.
• In de financiële administratie moeten ontvangsten, betalingen en aangetrokken financiële derivaten traceerbaar zijn naar bron en bestemming.
Deze eisen zien we terug in de jaarverantwoordingsplicht.

Interne toezichthouder

Voor zorgaanbieders die medisch specialistische zorg leveren, is een interne toezichthouder verplicht. Voor mondzorgpraktijken geldt dat zij een interne toezichthouder moeten hebben wanneer er meer dan 25 zorgverleners werkzaam zijn.

Eisen aan interne toezichthouder

Aan de interne toezichthouder worden de volgende eisen gesteld:
• De interne toezichthouder moet bestaan uit minstens drie natuurlijke personen.
• Een lid van de interne toezichthouder mag geen andere financiële vergoeding van de instelling ontvangen dan een passende vergoeding.
• Een lid van de interne toezichthouder (of diens echtgenoot/levensgezel, pleegkind, bloed- of aanverwant tot in de tweede graad):
• mag de voorgaande drie jaar geen lid van de leiding of werknemer van de instelling zijn geweest;
• mag geen aandelen in de instelling hebben;
• mag geen lid zijn van de interne toezichthouder van een rechtspersoon die aandelen in de instelling heeft;
• mag geen lid zijn van een interne toezichthouder van een vergelijkbare instelling binnen het verzorgingsgebied van de instelling.

De dagelijkse leiding moet er voor zorgen dat de interne toezichthouder zijn taak zo goed mogelijk kan uitvoeren. Daartoe dient men de toezichthouder noodzakelijke gegevens te verschaffen en moet de dagelijkse leiding minstens 1x per jaar de interne toezichthouder schriftelijk informeren over belangrijke ontwikkelingen en het strategisch beleid.

Jaarverantwoordingsplicht

Het doel van de jaarverantwoordingsplicht is risicogericht toezicht op alle zorgaanbieders.
Het grootste deel van de zorgaanbieders zal jaarverantwoording moeten gaan afleggen. De jaarverantwoording bestaat uit een openbaar en een niet-openbaar deel. De openbare verantwoording is voor iedereen in te zien.

Openbare jaarverantwoording

Bij het openbare deel wordt gevraagd naar financiële gegevens en inhoudelijke informatie over de organisatie. Welke gegevens aangeleverd moeten worden is afhankelijk van de rechtsvorm en de omvang van de organisatie. Een zzp’er hoeft geen jaarverantwoording af te leggen tenzij de zzp’er een bv voert, dan dient er wel jaarverantwoording afgelegd te worden. Een eenmanszaak legt vereenvoudigd jaarverantwoording af door het aanleveren van financiële kerngetallen en het beantwoorden van een beperkt aantal vragen.

Niet-openbare jaarverantwoording

Het niet-openbare deel van de jaarverantwoording bevat vragen over onder andere de uitstroom van personeel, de inhuur van zorgverleners, het aantal patiënten per zorgsoort en de zorgopbrengsten per financieringsstroom. Welke vragen je krijgt is ook hier afhankelijk van de rechtsvorm.

Uitvoering

Voor de jaarverantwoordingsplicht geldt een overgangsjaar. Mondzorgpraktijken moeten voor het eerst jaarverantwoording afleggen over het boekjaar 2022. De jaarverantwoording over 2022 moet voor 1 juni 2023 ingediend te zijn.

De KNMT en de Eerstelijnscoalitie leggen zich niet neer bij deze jaarverantwoordingsplicht en oriënteren zich op dit moment hoe nu verder.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Wat u moet weten van de nieuwe wet Wtza’ tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu door Gabie Bouman, jurist gezondheidsrecht bij de KNMT.

Lees ook: De Wtza is sinds 1 januari 2022 een feit: Ga er mee aan de slag

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Duurzamer woon werkverkeer stimuleren Zo doe je dat

Duurzamer woon-werkverkeer stimuleren? Zo doe je dat

Duurzaamheid is belangrijker dan ooit. Ook mondzorgpraktijken kunnen hun steentje bijdragen aan het milieu. Bijvoorbeeld door duurzamer woon-werkverkeer te stimuleren onder werknemers. Zo pak je dat aan.

Duurzaamheid staat al jaren op de agenda. Maar nu het steeds duidelijker wordt dat we met de huidige maatregelen de opwarming van de aarde niet genoeg gaan dempen, is een duurzaam beleid relevant geworden voor elke sector. En aangezien de coronacrisis veel bedrijven sowieso dwingt om hun bedrijfsvoering te vernieuwen, is dit het perfecte moment om te verduurzamen.

Het woon-werkverkeer van iedereen in de praktijk biedt vaak veel mogelijkheden tot verduurzaming. In dit artikel zetten we een paar tips op een rij.

Thuiswerken

Patiënten vanuit huis behandelen, is lastig (behalve als je een praktijk aan huis hebt, natuurlijk). Maar je kan er natuurlijk wel over nadenken wat wél vanuit huis kan. Misschien kan de administratie gewoon op afstand gedaan worden? Net zoals sommige intakegesprekken en consulten. Of misschien dat je sommige congressen voortaan digitaal kan volgen.

Kijk wat er in jouw praktijk op afstand kan. Dat scheelt reistijd, het geeft jou en je medewerkers meer flexibiliteit, en het is bovenal een stuk duurzamer. Want elke dag dat je thuis werkt, stoot je geen CO2 uit met je woon-werkverkeer.

Onthoud wel dat je altijd met je collega’s moet overleggen voordat je thuiswerken invoert. Sommige collega’s hebben misschien een thuissituatie die niet uitnodigt tot thuiswerken. Ga hier met respect en discretie mee om. Dat geldt overigens voor alle tips in dit artikel: voer ze altijd door in goed overleg met je collega’s.

Openbaar vervoer stimuleren

Wist je dat de treinen van NS sinds 2017 CO2-neutraal rijden? Dat betekent dat je netto geen CO2 uitstoot als je met de trein reist. En ook als je de auto inruilt voor de bus, metro of tram maak je je reis een stuk duurzamer. Het is dus een goed idee om het reizen met het openbaar vervoer te stimuleren.

Biedt elke medewerker bijvoorbeeld een NS-business kaart aan. Of biedt een reisvergoeding die (aanzienlijk) hoger is dan de reisvergoeding voor de auto. Daarmee maak je het financieel aantrekkelijker om het openbaar vervoer te pakken. Nog een schepje er bovenop doen? Geef medewerkers dan een eersteklas-abonnement, zodat ze zelfs in de drukke spitsuren extra comfortabel met de trein reizen.

Fiets van de zaak

Wonen je collega’s in de buurt van de praktijk? Geef ze dan een fiets van de zaak. Dat is samen met lopen nog steeds de meest milieuvriendelijke keuze. En het is ook nog eens goed voor de vitaliteit!

Er zijn verschillende manieren waarop je een ‘fiets van de zaak’ kan vormgeven. In veel steden kan je werken met een leaseconstructie, bijvoorbeeld die van Swapfiets. Je kan natuurlijk ook gewoon fietsen kopen voor je medewerkers. Maak het extra aantrekkelijk om de fiets te pakken door voor elektrische fietsen te kiezen.

Een fiets van de zaak is bovendien goed te combineren met een ov-abonnement. Breid het NS-abonnement uit met een ov-fiets-abonnement. Of betaal voor veilige parkeerplekken in de buurt van het station voor de fietsen van je collega’s.

Elektrisch rijden met subsidies

Niet elke woon-werkroute is goed te doen met het ov of met de fiets. Bijvoorbeeld als je medewerkers van het kleine dorp waar ze wonen naar de praktijk in een ander klein dorp kilometers verderop moeten komen. Dan is een auto vaak de enige realistische optie. Gelukkig kan ook dat vaak duurzamer.

Elektrisch rijden wordt steeds meer de norm. Dat komt onder andere omdat de overheid elektrisch rijden stimuleert met verschillende subsidies en belastingvoordelen. Elektrische auto’s zijn bijvoorbeeld vrijgesteld van BPM en wegenbelasting. Je bespaart dus niet alleen het milieu, je bespaart ook geld! Als je je collega’s dan ook kan stimuleren om te carpoolen, ben je helemaal goed bezig.

Duurzaam woon-werkverkeer

Zoals je ziet zijn er verschillende opties om het woon-werkverkeer van personeel naar de praktijk te verduurzamen. Kijk wat er in jouw praktijk mogelijk is. En bespreek de verschillende opties met je collega’s. Zo kom je tot een duurzamer beleid waar iedereen achter kan staan en dragen jullie je steentje bij aan een beter milieu.

 

 

Lees meer over: Duurzaamheid, Ondernemen
PPodcast: de inspanningsloze praktijk – met Ron Steenkist en Michiel Buis

Podcast: de inspanningsloze praktijk – met Ron Steenkist en Michiel Buis

Tandarts-ondernemer Ron Steenkist gaat deze podcast-aflevering weer in gesprek met een collega. Ditmaal is Michiel Buis te gast. Buis studeerde tandtechniek in België, maar vertrok kort daarna naar Nederland. Eerst voor een studieplaats A.C.T.A. in Amsterdam. Daarna om, na wat omwegen, een tandartspraktijk in Epe te beginnen.

De Kliniek van Buis heeft 11 kamers, 39 medewerkers, eigen tandtechniek en zelfs een eigen gezondheidscentrum. Het verhaal van Buis is er een van een bijzondere tandarts met een bijzondere visie. En natuurlijk geeft Buis nog wat tips mee aan jonge tandartsen. Genoeg reden om te luisteren, dus!

Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast

In de Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast gaat Ron Steenkist elke aflevering in gesprek met een collega die zijn praktijkvisie en -voering hebben beïnvloed. De gespreksonderwerpen lopen uiteen van financiën en agenda-planning, tot marketing en leiderschap. Eerder ging Steenkist bijvoorbeeld al in gesprek met Astrid Stijger, over het verhogen van het ‘Dental IQ’ van haar patiënten. De podcast is o.a. te vinden op Spotify en in Apple Podcasts.

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen, Podcast
Circulariteit in de mondzorg: hoe kun je mondkapjes hergebruiken?

Circulariteit in de mondzorg: hoe kun je mondkapjes hergebruiken?

Het streven van de overheid is om Nederland in 2050 volledig circulair te maken, dat wil zeggen dat er zonder verspilling en restafvalvrij wordt geproduceerd. In de CIRCO-Track Medische disposables is met verschillende partijen geprobeerd om circulariteit in de (mond)zorg concreet te maken. Tandarts Michiel Lieshout nam hieraan deel en vertelde dental INFO zijn ervaringen.

Waarom heb je deelgenomen aan de CIRCO-Track Medische disposables?

“Wij zijn met een aantal bedrijven bezig om een pilot op te zetten om van gebruikte mondmaskers weer grondstof te maken. Daar zijn vele partijen bij betrokken. Elke partij heeft weer zijn eigen redenen om aan te sluiten. Het is interessant om een heel proces met elkaar te doorlopen. Zo kom je ook achter alle kanten van het verhaal en begrijp je beter waar de kansen maar ook de knelpunten liggen.”

Hoe ging de CIRCO-Track in zijn werk?

“Het traject bestaat uit drie momenten van fysiek en online samenkomen. Er wordt in groepjes, maar ook met de hele groep, gepraat om een traject circulair te maken zonder daarbij de economisch kant te verliezen. Een circulair model is alleen haalbaar als er zowel milieuwinst als economische winst is te behalen. Anders valt het initiatief al snel uit elkaar.
Helaas heb ik niet het gehele traject kunnen doorlopen, omdat dat niet lukte met mijn agenda. Achter de schermen heb ik echter toch veel meegedaan en gelezen en samen met mijn CIRCO-partner (Dax van Poortvliet, van techbedrijf Seenons) wel het huiswerk gemaakt.”

Wat heb je ervan opgestoken? Heb je aanknopingspunten gekregen om zelf weer mee verder te gaan?

“Als tandarts heb je natuurlijk weinig aan deze informatie. Door dit traject snap ik echter wel veel meer van de term circulair. Ik zie beter in waar kansen en ook problemen in het opzetten en onderhouden van zo’n traject liggen. Voor onze pilot hebben we nog helderder gekregen waarom dit een win-winsituatie is voor iedereen. Vooral in de opstartfase is het niet helder waar de kosten zitten, hoe hoog deze zijn en waar uiteindelijk de winst gaat zitten. Het doorlopen van dit traject heeft ook hier meer helderheid in gebracht.”

Je was de enige tandarts die deelnam aan de Track Medische disposables. Was dat een nadeel?

“We zitten in de startfase om van gebruikt afval uit de mondzorg weer een grondstof te maken. Deze pilot is voor iedereen goed te visualiseren. De maskers zijn zonder verontreiniging van andere producten redelijk eenvoudig in te zamelen en de cirkel blijft door zijn eenvoud overzichtelijk.
Als we verder gaan en we kunnen meerdere producten identificeren, dan wordt het lastiger. Dan is overleg en afstemming met meerdere collega’s uit de mondzorg (tandartsen, mondhygiënisten, tandprothetici) wel nuttig.
Bij deze pilot waren de meeste schakels uit onze pilot aanwezig: Seenons als procesbegeleider, GreenCycl als verwerker van de maskers en ik als vertegenwoordiger van de mondzorg. Daarnaast hebben we ook met de ‘Mondmaskerfabriek’ kunnen brainstormen over verdere samenwerkingsmogelijkheden. Bij het verwerken van het masker tot grondstof zitten vooral de elastine en het metalen clipje een zuiver eindproduct in de weg. Als de fabrikant het product zo kan veranderen dat deze verontreiniging verdwijnt, dan is de cirkel nog mooier te sluiten. Tijdens de samenkomsten waren er genoeg momenten om het daar met elkaar over te hebben.”

Wat zou er in de mondzorg moeten gebeuren op het gebied van duurzaamheid?

“Oh, dat kan heel divers zijn. Niet-geleverde zorg is de meest duurzame zorg. De meeste problemen in de mond zijn lifestyle-problemen. Bewuster zijn van een gezonder eetpatroon en mondhygiëne en dus een grotere participatie van de patiënt bij het zelf gezond houden van zijn of haar gebit levert de meeste milieuwinst op.
Daarnaast blijkt het vervoer van en naar de praktijk de meeste CO2 uit te stoten. Hierbij kan de overheid, met subsidies en gunstige wet- en regelgeving een grotere rol spelen. Een actievere manier van vervoer (te voet of per fiets) kan ook gezondheidswinst en fitheid van patiënt, maar ook zeker van personeel, opleveren.
Zuinig omgaan met het schaarse personeel en investeren in de toekomst (opleiding en ontwikkeling) hoort natuurlijk ook bij een duurzame toekomstbestendige praktijk.”

En verder?

“Natuurlijk gaat het ook om zuinig, efficiënt en weloverwogen omgaan met grondstoffen, water en energie. Denk daarbij aan de manier van bouwen of verbouwen van de praktijk. Kantoren moeten in 2023 een energielabel C hebben. Voor (mond)zorgpraktijken geldt dit nog niet, maar dat gaat komen. Bij banken is het al zo dat een financiering voor niet-zuinige bouw duurder is. Maar ook hergebruik van bouwmaterialen is hierbij aan de orde.
Last but zeker niet least kan ons inkoop- en afvalbeleid bijdragen aan verdere verduurzaming van de mondzorg. Denk aan energiezuinige apparatuur, apparatuur die lang mee kan gaan, zuinig omgaan met ge- en verbruiksmaterialen en zo min mogelijk wegwerpartikelen gebruiken. De producenten moeten goed kijken naar het voorkomen van verspilling van materialen en naar gebruik van zo min mogelijk verpakkingsmaterialen.”

Is het gebruik van biologisch afbreekbaar plastic een oplossing?

“De productie ervan zorgt in ieder geval voor minder CO2-uitstoot. Het volume in ons gehele afval is echter nu (nog) zo klein, dat het te duur is om deze plastics weer te hergebruiken. De term biologisch afbreekbaar is erg verwarrend aangezien deze plastics niet afbreken in de natuur, maar alleen in een industriële verwerkingsinstallatie. Voor de meeste biobased plastics duurt dit industriële proces nog te lang. Ze worden daarom alsnog (deels) verbrand. Biobased plastics kunnen ook niet gemengd worden met fossiele plastics, want dan kan dat plastic niet meer hergebruikt worden. We zitten nu in een fase waarbij nog niet al het goede mogelijk is. Uiteraard is uiteindelijk het gebruik van biobased plastic het beste. Maar op dit moment denk ik dat we moeten inzetten op: 1. minder plastic, 2. producten van één soort plastic en 3. plastics die goed hergebruikt kunnen worden. Het moment dat we omgaan naar bio-plastic komt vanzelf. De vraag moet eerst nog enorm toenemen.”

Hoe probeer je zelf duurzaamheid verder onder de aandacht te brengen?

“Tja, op welke manier eigenlijk niet? Ik schrijf veel artikelen, praat met collega’s, verenigingen en bedrijven over dit onderwerp, probeer bedrijven te enthousiasmeren om hiermee aan de slag te gaan en ben betrokken bij de mondzorgbrede werkgroep verduurzamen. Met deze pilot probeer ik ook aandacht voor het duurzaam gebruik van producten aan te wakkeren. Ook probeer ik de tandheelkunde-opleidingen aan te zetten om onderzoek te gaan doen en om kennis van buiten de mondzorg te integreren met problemen die wij tegenkomen. Door mensen met verschillende achtergronden aan elkaar te koppelen, verbreden we ons netwerk en creëren we oplossingen. We zijn eigenlijk net pas van start gegaan en moeten nog veel ontwikkelen.
Ik hoop dat het duurzame denken over een paar jaar volledig geïntegreerd is op bedrijfsniveau, tandheelkundig handelen, onderwijs en onderzoek. Dan is het geen apart onderdeel meer. Dit betekent niet dat de duurzaamste oplossing de beste is, maar wel dat erover nagedacht is.”

Michiel Lieshout is restauratief tandarts (NVVRT geaccrediteerd) bij Tandartsenpraktijk Lansingerland (Berkel en Rodenrijs). Daarnaast is hij als adviseur duurzaamheid in de tandheelkunde bezig om de verduurzaming van de mondzorg op de kaart te zetten door partijen te enthousiasmeren en kennis over te dragen. Ook probeert hij samen met enkele partijen het afvalprobleem in de mondzorg te verkleinen.

Seenons (opgericht in 2019) is een techbedrijf dat werkt aan een circulaire economie door bedrijven, transportpartners, afvaldienstverleners en gemeenten bij elkaar te brengen om duurzamere afvaloplossingen mogelijk te maken zonder restafval.

Lees ook: Duurzame mondzorg: hoe kun je je bedrijfspand verduurzamen?

 

 

Lees meer over: Duurzaamheid, Ondernemen
Mondzorgpraktijk-van-nul-patiënten-naar-derde-behandelkamer

Mondzorgpraktijk: van nul patiënten naar derde behandelkamer

Als vrijgevestigd mondhygiënist kun je tevreden zijn met je solopraktijk, maar je kunt je praktijk ook steeds verder uitbreiden. Dat laatste deed Melissa Boekhoud-Link, mondhygiënist in Hoogvliet Rotterdam. Onlangs realiseerde ze haar derde behandelkamer. Ze vertelde aan dental INFO hoe dat in zijn werk ging.

Hoe ben je begonnen met je mondzorgpraktijk?

“In 2009 heb ik de opleiding Mondzorgkunde te Utrecht afgerond, daarvoor heb ik de opleiding tandartsassistente gedaan. Al tijdens mijn opleiding had ik de wens om een eigen praktijk te openen. Eerst heb ik een aantal jaar werkervaring opgedaan bij een tandartspraktijk en een vrijgevestigde mondhygiënist. Daar werd voor mij bevestigd dat ik het inderdaad zo leuk vond als ik dacht. Op een avond in maart 2013 kwam ik na werk thuis en zei tegen mijn vriend (nu man): “Ik ben er klaar voor, ik ga mijn praktijk openen!” Nog dezelfde maand heb ik mijn ondernemingsplan geschreven en daarna zijn we naar apparatuur, behandelstoel etc. gaan kijken. Daar zat ik dan als 25-jarige bij de bank met mijn ondernemingsplan. Enkele tijd later had ik een pand gevonden en kon de verbouwing beginnen. Eind 2013 is mijn wens uitgekomen en is Mondzorgpraktijk Briljant geopend in Hoogvliet Rotterdam.”

Waarom heb je ervoor gekozen om uit te breiden?

“Toen ik mijn praktijk opende, ben ik gestart met nul patiënten en één behandelkamer, mijn man was de eerste inschrijving (maar die kreeg geen factuur). Voordat ik de praktijk opende, heb ik marktonderzoek gedaan om te bekijken of er voldoende vraag was naar een mondhygiënistenpraktijk. Veel tandartsen hebben tegenwoordig een preventieassistente en/of een mondhygiënist in dienst. Er was gelukkig voldoende vraag! Zelfs zoveel dat ik al na een aantal jaar in 2016 moest besluiten dat het voor mij alleen te veel was en een extra collega mondhygiënist ging zoeken. Mijn praktijk is steeds verder gegroeid, wat uiteindelijk te veel werd. Toen kwam ik voor een belangrijke keuze te staan: hou ik het bij een kleine praktijk of waag ik de sprong in het diepe? Ga ik verder uitbreiden? Opnieuw heb ik marktonderzoek gedaan en ben ik weer naar de bank gegaan met mijn plannen om een nieuwe lening te vragen. Uiteindelijk heb ik besloten om te verhuizen naar een groter pand met meerdere behandelkamers; ik had nog zoveel ambities en ideeën! Bij toeval kwam er drie deuren verder een groter pand leeg te staan, we konden dus lopend verhuizen! Eind november 2019 zijn we verhuisd en met twee behandelkamers en drie mondhygiënisten gaan werken.”

Dat ging dus allemaal voorspoedig?

“Ja, het klinkt natuurlijk allemaal erg rooskleurig. Uiteraard ben ik erg blij met dit succes, zeker op mijn leeftijd, ik ben nu 34 jaar. Maar het is echt keihard werken en geeft ook veel spanning en zorgen. Deze verhuizing en uitbreiding had ik niet verwacht in zo’n korte periode. Het nieuwe pand is driemaal zo groot en de verbouwing was echt een flinke klus. Daarnaast is het team ook snel gegroeid, inmiddels zijn we met vier mondhygiënisten en twee receptionistes. Ik ben niet alleen mondhygiënist, maar ook ondernemer, manager en werkgever. Regelmatig lig ik ’s nachts te denken en ideeën uit te werken. Na een dag hard werken is het niet klaar, je bent er constant mee bezig.“

Was er in je praktijk voldoende ruimte voor een derde behandelkamer?

“Bij de verbouwing van het nieuwe pand zijn er vier ruimtes voorbereid als behandelkamer. Hierdoor was de verbouwing van de derde behandelkamer minder ingrijpend. Er gaat echter bij elke verbouwing wel wat anders dan gepland. De wet van Murphy kwam ik meerdere keren tegen! Zo bleek bijvoorbeeld de nieuwe airco flinke lekkage te geven en werkte het medische toetsenbord niet. Gelukkig was dit snel opgelost! Het resultaat is ontzettend mooi geworden, daar ben ik echt heel blij mee. Misschien is het wel de mooiste kamer van allemaal!”

Is het gemakkelijk om je agenda vol te krijgen voor deze derde behandelkamer?

“Een volle agenda draaien is de afgelopen periode wat lastig geweest. Wegens corona hebben we veel uitval in de agenda door patiënten die coronaklachten hebben, in quarantaine moeten, etc. Gelukkig weten we dat als het beter gaat met corona, het ook beter gaat met onze agenda. We hebben nog steeds veel nieuwe inschrijvingen en tevreden patiënten. Dát is het belangrijkste!”

Heb je tips voor andere mondhygiënisten die overwegen om hun praktijk uit te breiden?

“Met een uitbreiding van je praktijk komt er meer bij kijken dan alleen patiënten behandelen en de boekhouding netjes houden. Je hebt heel wat vragen te beantwoorden. Is er voldoende vraag naar een extra behandelkamer, hoeveel tijd kost het om die agenda te vullen, hoeveel nieuwe inschrijvingen heb je nodig? Welke investering moet je doen, hoelang heb je nodig om je lening af te lossen of heb je voldoende eigen middelen? Bedenk goed of je naast je werk als mondhygiënist ook werkgever en manager wilt zijn. Het zal meer tijd kosten. Ben je bijvoorbeeld bereid om een dag minder patiënten te behandelen? In mijn kantoor heb ik een schilderijtje met de tekst ‘Succes is geen toeval. Het is hard werken, doorzetten, leren, investeren en vooral houden van wat je doet!’.”

Interview door Yvette in ’t Velt met Melissa Boekhoud-Link, mondhygiënist en eigenaar van Mondzorgpraktijk Briljant in Hoogvliet Rotterdam.

Lees meer over: Management, Ondernemen
Tuchtrecht: Waarschuwing na onterecht beëindigen van behandelovereenkomst

Tuchtrecht: Waarschuwing na onterecht beëindigen van behandelovereenkomst

Een orthodontist heeft een waarschuwing gekregen nadat deze de behandeling van een patiënt had stopgezet. Deze was stopgezet omdat de vader van de patiënt onredelijk was en de orthodontist onheus bejegende, aldus de orthodontist.

Situatie

Op 25 maart 2019 en 7 oktober 2020 heeft de zoon van de klager consulten gehad voor een orthodontische behandeling. Bij het tweede consult trok de orthodontist een melkkies bij de zoon. Daar was klager niet blij mee. Een dag later stuurde deze een mail waarin hij schrijft: “Ik ben de vader en heb het gezag, mijn zoon woont bij zijn moeder. Ik ben niet vooraf over deze medische behandeling geïnformeerd en heb er dus ook geen toestemming voor kunnen geven”, en vraagt de orthodontist te spreken.

Diezelfde dag nog is er telefonisch contact geweest tussen klager en de praktijkmanager van de beklaagde orthodontist. Op 9 december 2020 volgt een nieuwe mail van klager aan beklaagde: “i.v.m. een klacht over bejegening zou ik graag in contact komen met de orthodontist zelf. Kan hij contact met mij opnemen […]?”

Op dezelfde dag reageert beklaagde met een mail waarin deze de behandelingsovereenkomst beëindigd: “Ik ontving uw tweeregelige e-mail. Op afstand heb ik de discussie van mijn praktijkmanager met u en uw ex-vrouw gevolgd. Een gesprek met u is niet zinvol gezien uw reacties tot nu toe. Ik raad u aan een andere orthodontist te zoeken. Ik zal uw zoon niet behandelen.”

Klacht

Hierop besluit de vader de orthodontist aan te klagen. De klacht bestaat uit twee klachtonderdelen, namelijk:

  1. De behandelovereenkomst kon niet op deze wijze worden beëindigd. Er waren geen gewichtige redenen om de overeenkomst te beëindigen.
  2. Klager is onheus bejegend door de praktijkmanager van beklaagde, met name omdat zij hem een narcist heeft genoemd tijdens een gesprek met de ex-echtgenote van klager.

Beoordeling

In eerste instantie beweert de orthodontist dat klachtonderdeel 1 ongegrond is, aangezien er nog geen behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen omdat er geen orthodontische behandeling van start is gegaan. Daar gaat het college echter niet in mee. Die geeft aan dat een behandelingsovereenkomst tot stand komt op het moment dat een patiënt zich met een zorgvraag tot een professional richt en deze daarop ingaat. Daar is duidelijk wel sprake van in dit geval.

Het college beredeneert dat een zorgverlener een behandelovereenkomst niet opzeggen tenzij er sprake is van een gewichtige reden. Hoewel onjuiste bejegening door een patiënt een gewichtige reden kan zijn, geldt dat niet voor onjuiste bejegening door familieleden. Bovendien moet een behandelaar altijd proberen de behandelrelatie terug te brengen naar een aanvaardbare situatie, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan over het gedrag.

Dat is in dit geval niet gebeurd. Het handelen van de orthodontist is dan ook onzorgvuldig en valt buiten de grenzen van de behoorlijke beroepsuitoefening, aldus het college. Klachtonderdeel 1 wordt daarom gegrond verklaard.

Tegen klachtonderdeel 2 brengt beklaagde in dat zijn praktijkmanager klager geen narcist heeft genoemd. Aangezien het in dit geval het woord van beklaagde tegen het woord van de klager is, en er geen sprake is van verdere bewijsvoering, kan het college geen rechtsprakelijk oordeel vormen over dit klachtonderdeel. Daarom faalt klachtonderdeel 2.

Uitspraak

Het college beoordeeld klachtonderdeel 1 gegrond en klachtonderdeel 2 gefaald. Daarom is de klacht in zijn geheel gedeeltelijk gegrond verklaard. Beklaagde wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd, mede omdat het college van mening is dat beklaagde geen blijk heeft gegeven van een houding die voldoet aan de voor artsen geldende norm om zich toetsbaar te stellen.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Keuzes - werkplek

Tuchtrecht: onvoldoende zorg geleverd, maar geen maatregel

Na de eerste twee behandelingen voor parodontitis zegt een patiënt de overige twee behandelingen af. De tandarts komt hier vervolgens niet meer op terug, ten nadele van de patiënt. Die dient een klacht in. Het tuchtcollege beoordeelt de klacht als deels terecht, maar legt de tandarts geen maatregel op.

Situatie

In september 2009 komt klager bij de tandarts voor een periodieke controle. De tandarts constateert parodontale problemen. Hiervoor wordt een afspraak voor de behandeling gemaakt met de klager. In totaal worden er vier behandeldagen ingepland. Op 2 en 9 november komt klager opdagen en voert de tandarts de behandeling uit.

De overige twee behandelingen worden door klager afgezegd, aangezien deze het behandeltraject wil stopzetten. Er is toen geen nieuwe afspraak voor de behandeling van de parodontitis ingepland. Ook later is geen nieuwe afspraak gemaakt.

De eerste keer dat tandarts en klager elkaar weer zien is op 8 maart 2010, tijdens een periodieke controle. Die is normaal verlopen. Verweerder (de tandarts) is tijdens de controle niet teruggekomen op de parodontitisbehandeling.

Jaren later, medio 2019, komt klager onder behandeling van een nieuwe tandarts. Die acht het noodzakelijk hem door te verwijzen naar een parodontoloog.

Klacht

De klacht van de klager bestaat uit twee onderdelen:

  1. “Klager verwijt verweerder ten eerste dat hij de ernst van de situatie betreffende de toestand van het tandvlees van klager niet met hem heeft besproken, met als gevolg dat klager voor behandeling naar een parodontoloog moest en het niet zeker is of klager zijn gebit kan behouden.”
  2. “Ten tweede verwijt klager verweerder dat hij geen overzichtsfoto heeft gemaakt.”

Beoordeling

Volgens het college moet een tandarts het recht van de patiënt tot zelfbeschikking in beginsel respecteren. Dat houdt ook in dat toestemming van een patiënt nodig is voordat overgegaan kan worden tot behandeling. En dat die toestemming op elk moment door een patiënt kan worden ingetrokken. Ook als dat wordt afgeraden op medische gronden.

Maar het college is ook van mening dat informatie een voorwaarde is voor het kunnen uitvoeren van zelfbeschikking. Een tandarts zou daarom niet volgzaam en passief moeten zijn, maar de patiënt (pro)actief moeten informeren over de verschillende scenario’s en de gevolgen van zijn beslissing.

Het college beoordeelt daarom dat van verweerder had mogen worden verwacht dat deze terug zou komen op het belang van de parodontale behandeling en de consequenties van het niet voortzetten van deze behandeling. Dat de tandarts in de veronderstelling was dat de patiënt het behandelingstraject wilde stopzetten, brengt hier geen verandering in.
Het college begrijpt echter wel waarom verweerder geen overzichtsfoto’s meer heeft gemaakt als hij in de veronderstelling was dat de patiënt het behandelingstraject wilde stopzetten.

Uitspraak

Klachtonderdeel 1 wordt door het college als deels gegrond verklaard. Klachtonderdeel 2 wordt ongegrond verklaard. Aangezien het handelen van de tandarts geen ernstige gevolgen heeft gehad en klager zelf ook niet is teruggekomen op de parodontitis en de behandeling daarvan besluit het college om verweerder geen maatregel op te leggen.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
LEAN-managementmethode in de tandartspraktijk

LEAN-managementmethode in de tandartspraktijk

Als je een klein stapje in de richting doet van een verandering dan kan je altijd nog terug. Een fout maken is dus niet erg. Het is zijn namelijk vaak geen levenslange in beton gegoten beslissingen.

Het begint bij dat eerste stapje en als je die eenmaal gezet hebt, wordt vaak pas duidelijk wat de weg naar je eindpunt ongeveer zal zijn. Het is dus belangrijk dat je vooral dat eerste stapje zet en gewoon gaat beginnen. Als je elk jaar een klein stapje in de richting zet, bijvoorbeeld elk jaar 2 tot 3% minder vullingen leggen, dan lijkt dat misschien bijna niks, maar als je dat jaar op jaar zo doet dan heb je uiteindelijk heel veel gewonnen. Dat noem je ‘compound interest’. Je merkt dat dit steeds sneller beter zal gaan.

Bedrijfscultuur

Het grote voordeel van LEAN is dat het in de bedrijfscultuur gaat zitten zodat mensen zelf met ideeën komen. Dat is een stuk beter dan wanneer iedereen een afwachtende houding aanneemt en alles van de praktijkbeheerder af zal hangen. Het moet dus echt in het DNA van de medewerkers gaan zitten. De assistenten kunnen bijvoorbeeld hierbij de borging zijn. Dat betekent dat ze je corrigeren als tandarts als je dreigt af te drijven van deze cultuur.

Verbeter het proces

Bij de bandenwissel van Max Verstappen wordt er met een geolied team in luttele seconden succes behaald. Hier kunnen we organisatorisch wat van leren. De hele choreografie is compleet uitgedacht. Zo is er iemand die met een krik klaar staat en daarachter staat een back-up mannetje voor als het misgaat. Ongelofelijk verfijnd en doordacht dus. Tandartsen zijn ook van de details maar het proces kan vaak nog verbeterd worden. Als er meer tijd voor een behandeling wordt gevraagd dan zou je eigenlijk eerst moeten bestuderen hoe het proces precies verloopt. Bijvoorbeeld: Hoe dek je op en hoe dek je af? Kan het efficiënter? Werk toe naar een flow waarbij het vanzelf gaat.
Zoals bij roeien; als je met z’n allen precies op dezelfde manier en op dezelfde tijd een slag maakt, dan creëer je echt flow en snelheid. Dat geeft energie. Zo heeft een chirurgenteam ook flow. Niemand die even wegloopt om een bepaald instrument uit een andere kamer te grissen. Het is gewoon goed geregeld.

Eenheid

Iedereen moet weten welke stap hij op welk moment moet maken. Op het moment dat de praktijk meerdere tandartsen kent, is het nodig dat ze met elkaar afspreken hoe ze het willen hebben. Hoe ziet het proces eruit en welk materiaal is er nodig? Je kunt je voorstellen dat als je team zeven tandartsen kent die allemaal verschillend werken en ook nog eens met verschillend materiaal dat het voor de assistent geen doen is. Die moet zich continu aanpassen aan de tandarts waarmee ze op dat moment werkt. Hierdoor sluipen er al snel procesfouten in tijdens een behandeling en/of zijn de trays verkeerd opgedekt. Dit haalt je uit de flow. Het is helemaal vervelend als de assistent dan ook nog eens op zijn donder krijgt of er een heel controlesysteem bedacht moet worden zodat de assistent zich niet vergist. Je snapt al welke druk dit geeft op het assistententeam. Er moet dan echt eenheid komen in de manier van werken.

Runners, repeaters en strangers

Binnen het LEAN denken wordt er onderscheid gemaakt tussen dingen die je heel vaak doet en dingen die je minder vaak doet. Wat je heel vaak doet, doe je vaak behoorlijk snel en dit noem je de runners. Repeaters doe je een paar keer in de week in tegenstelling tot de strangers. In het kader van het leren kun je strangers je eigen maken tot repeaters. Strangers doe je maar een of twee keer per jaar. Doe je de runners op z’n slimst? Kan het nog sneller en geweldiger? Het is nuttig om die goed onder de loep te nemen. De repeaters, zoals de wortelkanaalbehandelingen, ben je daar wel geschikt voor? Kan je dat niet beter laten doen door iemand die dit als runner heeft? Of ga je het zelf vaker uitvoeren? De stranger…daar heeft vaak niemand zin in. Vaak is er maar een iemand in de praktijk die weet hoe het werkt. Maar als diegene even uitvalt dan weet niemand het. Dat zou een probleem zijn en hiervoor is dus ook een protocol nodig zodat het opgezocht kan worden.

Voor alles geldt: bekijk hoe je het doet en of het beter kan.

Declareren is een instinker

Zo heeft het ook nut om naar het declaratiegedrag te kijken. Je zou zeggen dat preventieassistenten die in dezelfde praktijk werken en dezelfde cursus hebben gehad, hetzelfde doen en hetzelfde zouden declareren. Helaas werkt dat niet zo. Zo declareert de ene assistent wel de M01-code (dat Tolmeijer ‘gratis-gezeur-code’ noemt) en de ander niet. Zo zijn er mondhygiënisten die altijd M-codes declareren en nooit T-codes. Het is interessant om de reden hiervan te bekijken. Vaak komt het erop neer dat juist gebruik van de codes (volgens het UPT-boekje) kan leiden tot ‘zeurende’ patiënten en dan doe je het niet meer. Maar ja, daar moet je dan maar doorheen. In de praktijk blijkt het uiteindelijk vaak mee te vallen. Dan belt er bijvoorbeeld maar 1% en is de overige 99% tevreden. Waarom zouden we ons dan aanpassen aan slechts die 1%?

Maak geen beleid op mensen die een uitzondering willen. Je moet ook durven over de schutting heen te kijken.

Iemand anders kan veel last ervaren van jouw gedrag. Dus je moet met elkaar gaan praten zodat je elkaar kunt helpen. En dat moet door de hele praktijk heen, anders verlies je aan effect.

Trek processen uit elkaar

Het is essentieel om de processen helemaal uit elkaar trekken. Bijvoorbeeld bij een nieuwe patiënt. Welke fases kent dit? Hoe kun je dit structureren? Zo kun je ervoor gaan zorgen om vooraf voldoende informatie te verstrekken, bijvoorbeeld over wie zijn/haar tandarts precies is. Zo kan je steeds meer naar detail gaan. Bekijk eens hoe de patiënt bij de praktijk is gekomen? Wel of niet via de socials? Hetzelfde geldt voor een controle doen in de kamer van de preventieassistent of mondhygiënist. Je bent dan met z’n tweeën aan het werk. Hoe ga je dat doen? Hoe beter je dit uitspreekt, hoe vloeiender je binnen kunt komen en weer weg kunt gaan. Sneltekst is bijvoorbeeld een goede tip. Dan hoef je geen lappen tekst meer in je dossiers te schrijven maar staat het er met een druk op de knop erin. Maar daar kom je pas op als je weet dat dit een probleem is. Neem flink de tijd om goed op te schrijven wat je met elkaar gaat doen. Super handig voor mensen die nieuw zijn of mensen die het niet snappen en vragen waarom we dat eigenlijk zo doen. Eigenlijk is dit een prima vraag en ga je er nog beter over nadenken. Ook als je geen tijd hebt, ga je bij elkaar zitten. Je hoeft er ook niet altijd zelf bij te zijn als manager of praktijkeigenaar. Een team kan prima zelfsturend zijn.

Skill-matrix

Een van de grootste verspillingen die we kennen is talent. We vergissen ons vaak in het talent van mensen die we om ons heen hebben. Als je een dolfijn beoordeelt op een boom beklimmen is het een dom beest. Dus bekijk eens of je iemand wel echt in zijn kracht zet. Bekijk wat iemand energie geeft en wat hij goed kan en zet hem daar in. Je kunt een skill-matrix maken die je mensen laat invullen. Zo heb je snel een overzicht en bovendien kunnen collega’s zich uitgedaagd voelen als ze zien dat een andere collega iets wel kan of doet wat hij nog niet kan of doet.

Zoveel mogelijk niks doen

Op de werkvloer aanwezig zijn en rondkijken, lijkt op niks doen. Maar een goede manager loopt rond. Hij geeft verantwoordelijkheden aan anderen. Je loopt wel risico dat het dan niet gaat zoals je wil. Het alternatief is dat je alles zelf doet en dat moet je niet willen. Blijf dus altijd positief, ook als het even anders gaat dan dat jij in je hoofd had. Blijf ook niet continu vragen beantwoorden maar help mensen het antwoord zelf te vinden. Als tandarts ben je gewend om snel met een oplossing te komen. Dat is binnen de behandelkamer prima. Maar zodra je weer de pet op hebt van leider, dan hou je op met vragen snel beantwoorden en stel je vragen terug.


Volgende editie van Dental Practice Excellence – met topspreker Ben Tiggelaar

Vrijdag 30 september & zaterdag 1 oktober 2022 (live & coronaproof). Thema: Jouw praktijk naar de top. Met keynote speaker Ben Tiggelaar. Lees meer over DPE2022.


Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, voor dental INFO van de presentatie van Alexander Tolmeijer tijdens DPE2021. Alexander Tolmeijer is tandarts en jurist.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Management, Ondernemen
Meningen en behoeften van vrijgevestigde mondhygiënisten ten aanzien van praktijksoftware

Poster: Meningen en behoeften van vrijgevestigde mondhygiënisten ten aanzien van praktijksoftware

Wat zijn de meningen en behoeften van vrijgevestigde mondhygiënisten ten aanzien van praktijksoftware?  Nicole Veringmeier en Simone van Willigen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht, onderzochten dit.

Materiaal en methode

Tijdens dit kwalitatieve onderzoek werd er gebruikt gemaakt van semigestructureerde interviews als data-verzamelingsmethode. De respondenten zijn via een facebookgroep geworven. Het merendeel van de interviews is via Microsoft Teams afgenomen vanwege de COVID-19 pandemie.

Voorafgaand aan de interviews is een interviewguide opgesteld. De interviewtopics zijn afgeleid van Arteria consulting (2018), de Argumentenfabriek (2018), de KNMT-richtlijn Patiëntendossier (2019) en gesprekken met de opdrachtgever.

De gegevens werden middels een iteratief proces verzameld. De interviews werden woordelijk getranscribeerd met behulp van Express scribe transcription software. De data werd handmatig geanalyseerd met behulp van de codeerstappen van de Grounded Theory methode. De onderzoekers hebben het open coderen van de interviews onafhankelijk van elkaar uitgevoerd.

Resultaten

Er hebben zes vrijgevestigde mondhygiënisten deelgenomen aan het onderzoek. De thema’s die uit de analyse naar voren kwamen zijn dossiervoering, financiële administratie, extra functionaliteiten en service. De resultaten zijn per onderwerp uitgewerkt.

Bij dossiervoering werden gemak en overzichtelijkheid als belangrijk ervaren, zoals de keuze van de invoervolgorde van de parodontiumstatus en het overnemen van de diagnose in de kaart. De behoefte aan gemak en overzichtelijkheid geldt ook voor de financiële administratie. Hier werden onder andere het terugdraaien van rekeningen en het actualiseren van tarieven als gemakkelijk en overzichtelijk ervaren.

Bij het onderwerp extra functionaliteiten zijn er verschillende meningen gevonden wat betreft de spraakgestuurde parodontiumstatus en de internetagenda. Bij beide vroegen deelnemers zich af of de kosten en moeite van de implementatie hiervan op zou wegen tegen de voordelen. Ook was er twijfel over de kans op fouten tijdens het invoeren.

Binnen het thema service gaven de participanten aan verschillende meningen en behoeften te hebben. De service mocht voor enkelen deskundiger, sneller en klantvriendelijker. Anderen ervaarden dit niet zo en waren tevreden over deze punten. Wel waren alle participanten het met elkaar eens dat de implementatie van de praktijksoftware lastig gaat en veel tijd kost. Hierin is behoefte naar meer en betere begeleiding.

Meningen en behoeften van vrijgevestigde mondhygiënisten ten aanzien van praktijksoftware

Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Uit de resultaten blijkt dat de meeste functionaliteiten en aspecten binnen de huidige software  gewaardeerd worden. Wel is er behoefte aan de optimalisering van functionaliteiten en aspecten waar de software nog niet aan voldoet. Naar aanleiding van de resultaten kan er voorzichtig geconcludeerd worden dat er behoefte is aan een software die verbeteringen kan aanbrengen in gemak, overzichtelijkheid en de bijbehorende service.

Poster ontwikkeld door:

Nicole Veringmeier en Simone van Willigen, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten

Lees meer over: Management, Ondernemen
Aan-de-slag-Wtza

De Wtza is sinds 1 januari 2022 een feit: Ga er mee aan de slag

Op 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) in werking getreden. Deze nieuwe wet regelt aan welke eisen zorgaanbieders moeten voldoen voordat ze zorg mogen verlenen. Ook mondzorgverleners (praktijkhouders (groot of klein), maar mogelijk ook zzp-ers) krijgen met de gevolgen hiervan te maken. Gezien de consequenties willen wij benadrukken dat u als mondzorgverlener met deze wetgeving
aan de slag moet gaan zodat u gedurende 2022 aan alle verplichtingen kunt voldoen.

Wat zijn de belangrijkste onderdelen van de Wet Toetreding Zorgaanbieders

– De meldplicht;
– De vergunningsplicht;
– Eisen rondom bestuursstructuur;
– De jaarverantwoording.

Meldplicht

Alle zorgaanbieders (dus ook ZZP-ers!) moeten zich vanaf 1 januari 2022 voorafgaand aan de voorgenomen zorgverlening melden via de website www.toetredingzorgaanbieders.nl. Deze meldplicht is verplicht voor alle zorgaanbieders. Stond je echter als zorgaanbieder vóór 1 januari 2022 in het Landelijk Register Zorgaanbieders (LRZa), dan geldt de meldplicht niet. Is dat niet het geval dan dien je jezelf vóór 1 juli 2022 aan te melden.

Vergunningsplicht

Ook de vergunningsplicht geldt voor zowel bestaande als nieuwe zorgaanbieders. Praktijken met meer dan tien zorgverleners dienen een vergunning aan te vragen via www.toetredingzorgaanbieders.nl.

Let op: zorgverleners zijn de personen die direct betrokken zijn bij de zorg, ook wanneer dat in tijd beperkt is, of alleen als assistente. Maar ook ZZP-ers tellen mee en ook de structurele opleidingsplaatsen BBL. Niet tellen mee: de balie-assistent, praktijkmanager of schoonmaker.

  • Een bestaande mondzorgaanbieder die werkt met meer dan 10 zorgverleners en die reeds is opgenomen in het LRZa, of zich heeft gemeld voor 1-7-2022, heeft tot 1-1-2024 de tijd om een vergunning aan te vragen.
  • Een bestaande mondzorgaanbieder die na 1 januari 2022 groeit tot meer dan 10 zorgverleners heeft na overschrijding van deze grens nog 6 maanden de tijd om een vergunning aan te vragen.
  • Een mondzorgaanbieder die op of na 1 januari 2022 begint met zorgverlening en vergunning plichtig is, moet voor het verlenen van die zorg over een Wtza-vergunning beschikken.

Bestuursstructuur

Ook stelt de Wtza eisen aan de bestuursstructuur van de praktijk voor praktijken met meer dan 25 zorgverleners. Deze zijn verplicht een interne, onafhankelijke toezichthouder aan te stellen. Deze interne toezichthouder moet bestaan uit minstens drie natuurlijke personen. Het voldoen aan deze nieuwe bestuursstructuur moet uiterlijk voor 1 januari 2024 zijn ingericht.

Jaarverantwoording

Er is een openbare jaarverantwoordingsplicht opgenomen die geldt voor een groot aantal mondzorgaanbieders. Zij worden verplicht vóór 1 juni volgend op het jaar van verantwoording diverse financiële informatie openbaar te maken. Het eerste jaar waarover verantwoording dient te worden afgelegd is het jaar 2022 en dit dient dus te gebeuren voor 1 juni 2023. Deze jaarverantwoording is niet van toepassing op ZZP-ers tenzij zij werken vanuit een B.V. Verder is er een onderscheid m.b.t. de diverse ondernemersvormen van waaruit men werkt. Zo hoeft een eenmanszaak maar een aantal vragen te beantwoorden en een beperkt aantal financiële zaken (veel ratio’s) openbaar te maken. Wel de nodige vragen beantwoorden voor de NZa. De verplichtingen voor een B.V. zijn echter veel groter waarbij er nog wel onderscheid gemaakt moet worden tussen een praktijk-B.V. en andere vennootschappen die wellicht bij een groep behoren.

Wat nu te doen?

Gezien de consequenties die deze nieuwe wetgeving met zich mee zal gaan brengen op korte termijn (voor 1 juli 2022) dan wel op wat langere termijn (1 juni 2023 of 1 januari 2024) is het verstandig om nu de volgende stappen in ieder geval te gaan nemen.

  1. Ga u verdiepen in de Wtza. Dit kan door de site van bijvoorbeeld de KNMT te raadplegen maar veel informatie kunt u ook bijvoorbeeld ook vinden op www.toetredingzorgaanbieders.nl;
  2. Check of u staat geregistreerd in het LRZa;
  3. Breng in beeld wat het voor u gaat betekenen als u een mondzorgaanbieder bent die reeds op 1 januari bestond en maak een actielijst van de zaken die moeten worden geregeld;
  4. Breng in beeld wat het voor u gaat betekenen als u een mondzorgaanbieder bent die nog moet gaan starten in 2022 en maak een actielijst van de zaken die nog moeten worden geregeld;
  5. Ga je aanmelden bij www.toetredingzorgaanbieders.nl;
  6. Neem contact op met uw accountant/administrateur en ga overleggen hoe jullie er samen voor kunnen zorgen dat uiterlijk 1 juni 2023 de benodigde cijfers kunnen worden verantwoord.

Door:
Alex van Dijk, Van Helder, accountancy, belastingadvies en consultancy voor de zorg.

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Berisping opgelegd na foutieve en te lange orthodontische behandeling

Tuchtrecht: Berisping opgelegd na foutieve en te lange orthodontische behandeling

Een orthodontist heeft een berisping opgelegd gekregen omdat hij een foutieve orthodontische behandeling heeft uitgevoerd die op meerdere punten van de standaard afwijkt. Hierdoor is de ingeschatte maximum-behandelingsduur zeer ruim overschreden en is blijvende schade aan het gebit van de patiënt ontstaan.

Situatie

De klaagster werd in 2017 door haar tandarts verwezen naar de verweerder, een orthodontist. Na onderzoek berichtte hij de klaagster en haar ouders dat een orthodontische behandeling volgens hem noodzakelijk is. De behandeling zou zich onder andere richten op het bevorderen en herstel van de normale ontwikkeling van de boven- en onderkaak, normale gebitsrelaties en het opheffen van mogelijke dysfuncties, De behandelingsduur zou ongeveer 2 tot 3 jaar bedragen.

Bij het eerste consult in februari 2017 is besproken waaruit de behandeling zou bestaan, maar er is geen schriftelijk behandelplan of begroting van de kosten gemaakt. Gedurende de behandeling werden de reguliere controles verricht door de “vaste” tandarts die klaagster daarvóór al had. In de periode van oktober 2018 tot juni 2020 is meerdere keren over het belang van coöperatie met de klaagster gesproken.

Per 1 oktober 2020 heeft verweerder zijn praktijk overgedragen aan een andere tandarts voor orthodontie. Een week later schreef deze in een brief aan de ouders dat de behandelduur op dat moment 36 maanden was maar dat de beet nog niet in orde was. Gedurende acht maanden zou de bovenkaak iets breder moeten worden gemaakt en de onderkaak iets naar achteren.

De moeder wilde graag een second opinion, dus werd klaagster onderzocht door een tweede orthodontist. Vanaf november 2020 werd ze bij deze orthodontist verder behandeld. Eind januari 2021 schreef hij aan de vaste tandarts van de patiënt een brief waarin hij stelt dat er na bijna 4 jaar onvoldoende vooruitgang is terwijl alles binnen 2,5 jaar afgerond had kunnen zijn.

Volgens de tweede orthodontist zijn er meerdere dingen fout gegaan. Zo was er geen fatsoenlijke diagnose en behandelplan en is de skelettale distorelatie op meerdere punten niet gecorrigeerd. Ook was de overbeet gecorrigeerd met klasse II elastieken en is er meerdere keren tussen klasse II en klasse III elastieken geswitcht. Door deze foute wijze van handelen is het onderfront extreem ver naar voren geplaatst op de kaakbasis. De klaagster staat nog steeds onder behandeling van de tweede orthodontist en zal een kaakoperatie moeten ondergaan.

Verweerder heeft een handgeschreven behandelkaart bijgehouden waarin per datum van bezoek van klaagster aan de praktijk van verweerder is genoteerd welke verrichtingen zijn gedaan en met name ook welke klasse elastieken klaagster moest dragen. Hij betwist dat hij bij de behandeling enige fout heeft gemaakt. Er waren geen complicaties en de lange behandelingsduur zou zijn veroorzaakt door omstandigheden, waaronder gebrekkige coöperatie van de klaagster.

Klacht

De klaagster verwijt de verweerder dat hij een foutieve behandeling bij haar heeft uitgevoerd en dat de behandeling te lang heeft geduurd. Door deze behandeling is blijvende schade ontstaan aan haar gebit, die via een tweede, intensiever behandeltraject moet worden gecorrigeerd.

Beoordeling

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven kan het handelen van de verweerder slechts toetsen aan wat als best practice kan worden beschouwd wegens het ontbreken van een schriftelijk behandelplan. De volgens verweerder gebrekkige coöperatie van klaagster – die klaagster betwist – is niet van invloed op het oordeel van het college. Het is namelijk niet gebleken dat een grotere therapietrouw van klaagster tot een ander resultaat zou hebben geleid.

Na het plaatsen van een RPE moest de klaagster vier maanden een buitenbeugel dragen. Doordat de occlusie hierna nooit meer in de behandelkaart wordt vermeld, is het niet duidelijk of het beoogde resultaat bereikt is. Het lijkt echter niet het geval. In het algemeen is dit beleid niet effectief en wijkt de handelwijze af van de standaard omdat de beoogde correctie niet in zo’n kort tijdsbestek kan worden bereikt. De conclusie hieruit is dat verweerder op dit onderdeel is tekortgeschoten in zijn zorgverplichting.

Ook heeft de verweerder zeer langdurig klasse II elastieken gebruikt met als doel gelaatsorthopedische effecten te bereiken. Deze elastieken zijn voor dat doel echter niet geschikt. Gedurende de behandeling heeft verweerder een aantal keren geswitcht tussen klasse II en klasse III elastieken, wat zeer ongebruikelijk is. Er is geen verklaring hiervoor gegeven dus het college neemt aan dat die er ook niet is. Ook op dit onderdeel is de verweerder tekortgeschoten in zijn zorgverplichting.

Verder is de verweerder pas na drie jaar behandeling overgestapt van een dunne ronde naar een vierkante Niti boog. Dit is in strijd met de best practice en wordt niet verklaard door de verweerder. Daarnaast werd bij het plaatsen van de vaste apparatuur ervoor gekozen om de brackets nog niet op het onderfront te plaatsen. De beet zou daar nog te diep voor zijn waardoor de brackets eraf zouden komen, aldus de orthodontist. Dit is niet een state of the art behandeling en andere oplossingen zijn niet besproken. Eén en ander valt hem tuchtrechtelijk te verwijten, dus het college oordeelt dat het eerste klachtonderdeel gegrond is.

Over het tweede onderdeel zegt het college dat de verweerder een ervaren orthodontist is en dat de genoemde drie jaar te gelden heeft als een deskundige schatting van de maximum-behandelingsduur. Zonder specifieke omstandigheden die tot een langere duur moesten leiden kan de verweerder hieraan gehouden worden.

Deze maximum-behandelingsduur is zeer ruim overschreden. Tussentijds is heeft er geen gesprek tussen verweerder en klaagster plaatsgevonden over de duur, het verloop en het vervolg van de behandeling. Verweerder had klaagster op de hoogte moeten stellen van het verloop en daarbij mogelijke andere behandelopties of alternatieven kunnen aandragen. Bovendien heeft hij geen verklaring voor de lange behandelingsduur geuit. Het college oordeelt dat ook dit klachtonderdeel gegrond is.

Uitspraak

De verweerder heeft gedurende het hele behandeltraject forse steken laten vallen, waardoor sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Het college legt daarom aan verweerder de maatregel van berisping op.

Bron:
overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Samen, samenwerken, hand

De kracht van goed samenwerken: Tips over het verbeteren van het teamwork

Het bouwen van een praktijk doe je ‘inside – out’. Hiermee bedoel ik, dat de kracht van het team (/ de ‘inside’) uiteindelijk resulteert in tevreden patiënten (/ ‘outside’). Teamwork is de sleutel naar tevreden patiënten in de praktijk anno nu. Dit artikel geeft uitleg over het model van teamwork aangevuld met praktische tips.

Factoren voor patiënttevredenheid

In het boek ‘Als Disney de baas was in uw ziekenhuis’ van Fred Lee wordt de top 10 van belangrijkste factoren voor patiënttevredenheid opgesomd. De top 10 is als volgt:

  1. Hoe goed het personeel als team samenwerkte om voor u te zorgen.
  2. Prettige, opgewekte sfeer in het ziekenhuis.
  3. Respons op uw ongerustheid / klachten die u tijdens uw verblijf had.
  4. Hoeveelheid aandacht voor uw persoonlijke, specifieke behoeften.
  5. Begrip van het personeel voor het ongemak dat een ziekenhuisopname met zich meebrengt.
  6. Hoe goed het verplegend personeel u op de hoogte hield.
  7. Moeite die het personeel nam om u te betrekken bij beslissingen over uw behandeling.
  8. Houding van het (verplegend) personeel ten opzichte van uw verzoeken.
  9. Kundigheid van het (verplegend) personeel.
  10. 1Vriendelijkheid van het (verplegend) personeel.

Ik som deze top 10 niet op met als doel te laten zien, dat de samenwerking op nummer 1 staat. Nee, deze top 10 toont vooral aan, dat de houding van het personeel bepalend is voor de patiënttevredenheid. Want alleen punt 9 gaat over de kundigheid en alle andere factoren gaan – direct of indirect – over de houding van het personeel.

Praktijken en teams worden steeds groter en patiënten worden meer en meer door verschillende zorgverleners gezien. De samenwerking binnen het team wordt van steeds groter belang. Mede omdat een slechte samenwerking leidt tot ontevreden personeel, wat weer een negatieve invloed heeft op de houding van de individuele medewerker. En daarmee dus een negatief effect heeft op de patiënttevredenheid.

Het model van teamwork

Patrick Lencioni beschrijft in zijn boek ‘De 5 frustraties van teamwork’ een helder model, waarmee het ogenschijnlijk ongrijpbare van teamwork wordt verhelderd.

De kracht van goed samenwerken

Klik hier voor een grote afbeelding

Vervolgens ga ik in op de twee onderste lagen van het model. En wel omdat de lagen onderaan de basis vormen voor het bouwen van een team. Indien de lagen van ‘vertrouwen’ en ‘conflicten’ tot frustraties leiden resulteert dit in het volgende.

Kenmerkend voor teams waarin het vertrouwen ontbreekt is als:

  • Medewerkers zwakheden en fouten voor elkaar verbergen.
  • Medewerkers aarzelen bij het vragen om hulp of het geven van opbouwende feedback.
  • Medewerkers aarzelen hulp aan te bieden buiten het terrein waarvoor ze verantwoordelijk zijn.
  • Medewerkers er niet in slagen vaardigheden en ervaringen bij anderen te herkennen en daarvan gebruik te maken.

Teams die bang zijn voor conflicten:

  • Hebben vervelende teamvergaderingen.
  • Creëren situaties waarin achterbakse politiek en persoonlijke aanvallen gedijen.
  • Negeren controversiële onderwerpen die van belang zijn voor het succes van het team.
  • Slagen er niet in om te profiteren van de standpunten en perspectieven van de teamleden.

Vertrouwen laten groeien

Vertrouwen opbouwen is niet iets wat snel tot stand komt. Daarvoor zijn gedeelde ervaringen nodig als het nakomen van afspraken, herhaaldelijk gebleken geloofwaardigheid en een wezenlijk begrip van de unieke eigenschappen van de teamleden. Door gebruik te maken van één van de volgende benaderingen kan een team dit proces aanzienlijk versnellen en in relatief korte tijd vertrouwen opbouwen:

  1. Oefenen met persoonlijke geschiedenissen
    Alleen al door het leveren van betrekkelijk onschuldige informatie van persoonlijke aard krijgen teamleden een meer persoonlijke band met elkaar.
  2. Oefeningen betreffende teameffectiviteit
    Vraag de teamleden om vast te stellen wat de belangrijkste bijdrage is van elke collega binnen het team
  3. 360-graden feedback
    Bij 360 graden feedback wordt uitgegaan van het “meer-ogen-principe”. Diverse betrokkenen geven de medewerker feedback over het functioneren. Dit geeft een veel beter beeld en de perceptie van de feedback is eerlijker.

Voorbeeldcasus:
Binnen een praktijk is voorafgaand aan de teamvergadering de tijd genomen om elke medewerker een compliment te geven. Elke medewerker moest iets zeggen over alle collega’s door de volgende vraag te beantwoorden: ‘Noem één kwaliteit van hem of haar?’ Het was mooi om te ervaren, dat tijdens deze korte sessie al direct meer openheid ontstond tussen medewerkers. En er vol waardering over elkaars functioneren en over elkaar als persoon werd gesproken. Een mooi voorbeeld van hoe het opbouwen van vertrouwen kan worden versneld.

Conflicten durven aangaan

Alle belangrijke, duurzame relaties hebben productieve conflicten nodig om te kunnen groeien. Daarin is het belangrijk onderscheid te maken tussen productieve en destructieve conflicten.

Teams die productieve conflicten kunnen aangaan, weten echter dat het enige doel daarvan is op de kortst mogelijke termijn de best mogelijke oplossing te bereiken. Bij productieve conflicten komen teamleden uit verhitte discussies zonder dat er emotionele resten blijven hangen of schade is aangericht.

Echter, het vermijden van productieve conflicten leidt ertoe dat gevaarlijke spanningen worden opgeroepen. Wat kan resulteren in geroddel en achterbakse persoonlijke aanvallen.

De volgende tips voor het aangaan van productieve conflicten:

  1. Erkennen van de noodzaak
    Een eerste stap is erkennen dat conflicten productief zijn, terwijl veel teams de neiging hebben conflicten te vermijden. Zolang teamleden niet geloven dat conflicten niet noodzakelijk zijn, is er weinig kans dat conflicten zullen voorkomen.
  2. Conflicten opgraven
    Het is goed om iemand binnen het team te hebben, die verhulde conflicten opspoort en medewerkers aanspoort deze kenbaar te maken.
  3. Vinger aan de pols
    Teamleden dienen elkaar aan te sporen zich niet terug te trekken uit gezonde discussies.

Voorbeeldcasus:
Binnen de praktijk is het team niet gewend om onderlinge irritaties uit te spreken. Dergelijke situaties worden juist consequent vermeden. Binnen het team ben ik met alle medewerkers in gesprek gegaan om hun persoonlijke frustraties kenbaar te maken. Vervolgens zijn deze frustraties tijdens een vertrouwde setting binnen een team bijeenkomst bespreekbaar gemaakt. Voor het eerst ontstond er discussie binnen het team met wederzijds persoonlijk begrip. Het ging weer over de inhoud en niet over persoonlijk gewin of elkaar afvallen.

Conclusie

Hoe ongrijpbaar teamwork ook kan zijn, toch geeft het model van Lencioni goede handvatten om mee aan de slag te gaan. Met praktische tips kun je namelijk gericht aan de slag om vanuit ‘inside – out’ te werken aan teamwork en daarmee aan een hogere patiënttevredenheid.

Bronnen

  1. Als Disney de baas was in uw ziekenhuis. 9 ½ dingen die u anders zou doen. Fred Lee. Reed Business, 2009. Blz. 21.
  2. De 5 frustraties van teamwork. Hoe je ervoor zorgt dat het samenwerken leuk blijft. Patrick Lencioni. Business Contact, 2015. Blz. 175-178.

Door: Sjoerd Kuiken is eigenaar van Kuiken Praktijkmanagement. Voor objectieve praktijkanalyses, intensieve begeleidingstrajecten en online cursussen voor praktijkhouders en -managers. Kijk op de website voor de gratis cursus ‘Praktijkmanagement Basics’.

Lees meer over: Management, Ondernemen
Wat is goed werklicht in een behandelkamer

Wat is goed werklicht in een behandelkamer?

Iedereen boven de 30 krijgt ermee te maken: het gezichtsvermogen loopt terug. Veel gehoorde klachten als gevolg van slechte werplekverlichting zijn dan ook branderige ogen, hoofdpijn en vermoeidheid. Toch is verlichting vaak een sluitpost bij de inrichting van een mondzorgpraktijk. Hoe verlicht u uw behandelkamer?

Iedereen boven de 30 krijgt ermee te maken: het gezichtsvermogen loopt terug, we hebben niet meer de zelfde energie als toen we 20 waren. Veel gehoorde klachten als gevolg van slechte werplekverlichting zijn dan ook branderige ogen, hoofdpijn en vermoeidheid. Toch is verlichting vaak een sluitpost bij de inrichting van een mondzorgpraktijk.

Het belang van perfecte werkplekverlichting is enorm. Het is niet voor niets dat veel behandelaars na aanschaf van optimale werkplekverlichting blij zijn met deze investering en het betreuren dit niet tien jaar eerder te hebben gedaan.

inrichting van een mondzorgpraktijk

Verhouding van licht

Tandartsen, mondhygiënisten en tandtechniekers hebben goede werkverlichting nodig om optimaal te kunnen presteren. Voor optimale werkplekverlichting van een mondzorgprofessional kan men de verhouding van 10 : 1 : 0,5 gebruiken.
Dit is de verhouding tussen:

  • de verlichting van de mondholte (bijvoorbeeld 20.000 lux voor de OP/tandartslamp, zoals we veelal zien gebruiken, bij LED operatielampen vaak zelfs 30-50.000 Lux)
  • de directe omgeving van de mond (2.000 lux)
  • de verlichtingssterkte in de rest van de behandelkamer (800 tot 1.000 lux)
    Dus in dit geval: 20.000 : 2000 : 1000.

Voorbeeld verlichtingsschema

Richtwaarden voor een goede verlichting

Om enig inzicht te krijgen in hoe groot de verlichtingssterkte ongeveer dient te zijn, geeft de tabel van de verlichtingsnorm NEN – EN 12464-1 een indicatie welke verlichtingssterkten voor de diverse werkzaamheden en ruimten gelden.

Factoren werkverlichting

Iedere ruimte stelt op basis van gebruik, afmeting en kleurstelling van muren en plafond andere eisen. Deze factoren hebben direct invloed op de hoeveelheid en het wattage daglichtlampen die in het dentale armatuur voorzien moeten worden. Tandartsen, mondhygiënisten en tandtechniekers werken in een relatief kleine werkomgeving en dienen rekening te houden met de volgende factoren die invloed hebben op de juiste keuze voor algemene werkverlichting.

1. Hoeveelheid licht

De lux-waarde geeft aan hoeveel licht op een bepaalde oppervlakte terechtkomt. 1 lux is ongeveer de lichtsterkte van een kaars op een afstand van 1 meter. Het aantal Lumen per m² kan weergegeven worden in lux. 1 lux komt dan overeen met 1 lumen per m² (1 lux = 1 lumen/m²). De luxwaarde dient op de werkplek gemeten te worden. De werkplek is het midden van de hoofdsteun van de behandelstoel in werkstand (liggend).

2. Lichtverdeling

Voor een optimale lichtverdeling kan men in geval van een vast en of hoog plafond kiezen voor armaturen die afgehangen zijn en direct (naar beneden) en indirect (via plafond en wanden) het licht verdeeld. Ook zien we dat er tegenwoordig vaak gekozen wordt voor LED-panelen waarbij de spreidingshoek veel beter is dan die van de vroegere tl-armaturen. Er zijn speciale lichtberekeningsprogramma’s waarmee een lichtplan kan worden opgesteld.

3. Lichtbron

De kleurtemperatuur vertelt ons iets over de lichtkleur die een lamp produceert. Deze wordt meestal uitgedrukt in Kelvin (K). Hoe lager de Kelvin-waarde, hoe roder/ warmer het licht.

Kaarslicht heeft bijvoorbeeld een lichttemperatuur van ongeveer 2000 Kelvin, een halogeenlamp zit meestal rond de 2800 à 3000 Kelvin en daglicht op 4900 tot 6500 Kelvin. Daglichtlampen zijn lampen die daglicht simuleren. De juiste daglichtlampen bevatten alle kleuren die in het spectrum van natuurlijke daglicht voorkomen. Daglichtlampen die al deze kleuren/frequenties hebben waarbij de kleurechtheid van al deze kleuren per kleur boven de 93 zitten geven het juiste daglicht die voor dentale toepassingen ideaal zijn. We noemen dit volspectrumdaglicht. Volspectrumdaglicht is dus vergelijkbaar met het spectrum van werkelijk daglicht en is daardoor ideaal voor kleurbepaling (u loopt in een winkel niet voor niets naar buiten om de kleur van een kledingstuk te kunnen beoordelen) en waarneming. Dit licht is ook veel zachter voor je ogen en geeft in geval van 2000 lux geen verblinding.

Daarnaast zit in een volspectrumdaglicht lamp een lagere blauwwaarde waardoor bij een hoge lichtintensiteit die noodzakelijk is rond het hoofdsteuntje geen negatieve invloed op uitharding van composiet en of lijmsoorten.

De kleurweergave of Ra is een gestandaardiseerde schaal van 0 tot 100. 100 staat hier gelijk met werkelijk daglicht. CRI biedt alleen informatie over de kwaliteit en nauwkeurige weergave van kleuren zodat objecten er ongeveer hetzelfde uitzien als referentie-verlichtingsbronnen zoals daglicht en gloeilampen. CRI biedt echter geen informatie over verzadiging. TM-30-15 gebruikt de Gamut Index (Rg) om verschillen in verzadiging wel te beschrijven. Daarnaast heeft CRI slechts 8 kleurmonsters die de betrouwbaarheid bepalen, terwijl TM-30-15 er 99 heeft. In theorie zou dus specifiek op die 8 kleurmonsters geijkt kunnen worden om zo bepaalde pieken van het spectrum te beïnvloeden om kunstmatig een hoge CRI-waarde te bereiken. Een dergelijke kunstmatig hoge CRI-waarde zou resulteren in een lagere TM-30-15-waarde omdat TM-30-15 99 kleurstalen heeft. Het afstemmen van spectrumpieken op 99 kleurstalen is immers heel moeilijk.

Voorschakeling

We kunnen bij ledverlichting onderscheid maken tussen trillingvrije/ flikkervrij en standaard 50 Hz drivers. Wat is het verschil?

 Standaard 50 HZ

50 Hz drivers sturen de LED’s aan met 50 Hz (50 knipperingen per seconde). Deze knipperingen nemen wij (on)bewust waar, waardoor onze ogen heel hard moeten werken om deze knipperingen te verwerken. Veel mensen ervaren werken onder dit licht dan ook als vermoeiend en krijgen last van branderige ogen en/ of hoofdpijn.

Flikkervrije drivers  

Bij flikkervrije drivers is er sprake van een veel hoger aantal Hertz. Het licht is daardoor zeer constant, onze ogen nemen de knipperingen niet meer waar. Dit ontlast de oogtaak en bespaart enorm veel energie bij tandarts, mondhygiënist of tandtechnieker.

Veel gestelde vragen  

Hoe weet ik nu of ik de juiste verlichting heb in mijn praktijk?

Voor een deel kunt u dit zelf zien. Richt uw telefoon in de fotostand maar eens naar de lampen in uw behandelkamer. Indien u trillingen waarneemt betekent dit dat u niet de optimale voorschakeling/ drivers heeft en uw ogen behoorlijk belast worden. Lichtmeten kan ook met bepaalde apps (luxmeter app) hoewel deze vaak niet nauwkeurig zijn. Er zijn bedrijven gespecialiseerd in praktijkverlichting die een lichtmeting en advies kunnen uitbrengen die u kunt benaderen.

Ik vind daglicht in mijn behandelkamer zo klinisch en ongezellig, zeker voor angstpatiënten lijkt me dit niet handig. Is het niet beter voor een warme lichtkleur te kiezen?

Warme kleuren licht geven ons begrijpelijker wijs een associatie van gezelligheid en warmte.  Als werkplekverlichting is het echter niet aan te raden, er zijn genoeg andere manieren om die warme sfeer in uw behandelkamer te creëren zonder dat u daar als behandelaar op werkplekverlichtingsgebied niet op in hoeft te leveren. Specialisten in tandartspraktijkverlichting kunnen desgewenst vaak eenvoudige aanpassingen bieden waarmee ondanks de toepassing van daglicht een warme/ gezellige sfeer in uw behandelkamer gecreëerd kan worden.

Hoe zit het met de verlichting in de rest van mijn praktijk? Moet ik die ook aanpassen als ik voor de juiste werkplekverlichting in mijn behandelkamer kies?

Indien het lichtniveau van uw behandelkamers verbeterd/ verhoogd wordt is het goed om ook naar andere ruimtes in de routing van uw praktijk te kijken. Het kan belastend zijn voor uw ogen indien het lichtniveau in de routing van uw praktijk geen natuurlijke overgang in lichtsterkte en/of kleur heeft. Een tunneleffect kan daarvan het gevolg zijn: verblindend effect zoals merkbaar indien u vanuit een daglichtomgeving in een slecht verlichte tunnel rijdt. Houd daarom rekening met een geleidelijke overgang en zelfde kleurtemperatuur in de routing van uw praktijk. Wachtkamers worden wel vaak voorzien van warmere kleurtemperaturen.

Wat is het voordeel van maatwerkarmaturen welke speciaal voor medische/ dentale toepassingen zijn ontworpen?

Standaard armaturen die in grote aantallen geproduceerd worden zijn ontworpen voor “standaard werkplekken”, zoals kantoren en scholen, waarbij de richtlijnen (500 lux lichtsterkte op de werkplek) veel lager zijn dan die van precisiewerkzaamheden in combinatie met operatielampen (2000 lux). Ook worden deze armaturen standaard voorzien van de juiste volspectrumdaglicht LED’s.

Door:
Edo Foudraine van Dental Lighthouse

 

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Praktijkinrichting
Tuchtrecht: berisping tandarts na onvoldoende vooronderzoek

Tuchtrecht: berisping tandarts na onvoldoende vooronderzoek

Een tandarts heeft een berisping opgelegd gekregen door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven omdat hij onvoldoende vooronderzoek heeft gedaan voor een implantaatprocedure. Hierdoor kon hij de klaagster onvoldoende informeren over de mogelijke belemmeringen om de operatie af te maken.

Situatie

De klaagster wendde zich in maart 2019 tot de verweerder in het kader van een second opinion. Ze had een partiële prothese in de boven- en onderkaak en wenste in plaats daarvan een vaste constructie. De eigen tandarts had een totaalextractie geadviseerd met een volledige prothese. Omdat de klaagster hoopte dat dit niet nodig was vroeg ze de verweerder, een tandarts, om advies.

Na onderzoek en het maken van een kaakoverzichtsfoto gaf de verweerder aan het oordeel van de eigen tandarts te delen. De klaagster kon zich hierin echter niet vinden en vroeg wat de opties waren om een totaalextractie te voorkomen. Hierop heeft de verweerder voorgesteld om in elk geval element 15 en de wortel van element 14 te extraheren vanwege de locatie en de pijnklachten aan deze elementen.

Het eind van dezelfde maand heeft de verweerder een verwijsbrief naar de kaakchirurg verzonden. Klaagster had een voorkeur voor immediaat prothesen, dus beide partijen spraken af dat een tandtechnicus de prothesen zou maken. In april werd de klaagster beoordeeld door de kaakchirurg en werd een afspraak ingepland. De volgende maand vond de totaalextractie plaats bij de kaakchirurg en werden de gemaakte prothesen ingebracht.

In juli en september 2019 heeft de verweerder de patiënte opnieuw gezien. De klaagster gaf beide keren aan ontevreden te zijn over de stabiliteit van de prothesen en verzocht verweerder om implantaten te plaatsen. Ondanks dat de verweerder het eigenlijk nog te vroeg vond, werd een röntgenfoto van de gehele kaak (OPG) gemaakt en een verzekeringsaanvraag gedaan. Dit ging om het plaatsen van twee implantaten in de onderkaak zodat daar een klikgebit op zou kunnen worden geplaatst.

Na verder telefonisch contact over de ingreep en het verloop daarvan vond de operatie eind september plaats. Wegens een technische storing moest een nieuwe OPG worden gemaakt. Tijdens de procedure bleek dat het kaakbot zeer smal was. Een poging om uitstulpingen van het bot te verwijderen in de hoop breder kaakbot te bereiken werd afgebroken vanwege de complexiteit. De verweerder heeft met een pilotboor een gat in de kaak geboord voor het plaatsen van een implantaat, echter ontstonden hierbij enige fractuurtjes. Na het sluiten van de wond en terugplaatsen van de prothese werd de klaagster opnieuw verwezen naar de kaakchirurg voor botaugmentatie en kaakverbreding.

Twee weken later vond bij de verweerder een wondcontrole plaats waarbij geen bijzonderheden werden aangetroffen. In december is de klaagster beoordeeld door de kaakchirurg. Na klinisch en röntgenonderzoek werd onder andere een zeer atrofische mandibula geconstateerd. Dit maakt het onmogelijk om een nieuwe gebitsprothese met enige vorm van retentie te vervaardigen. Het advies was daarom om een tweetal implantaten in de mandibula te laten plaatsen om voldoende retentie te verkrijgen.

Klacht

De tandarts wordt meerdere verwijten gemaakt op onder meer het gebied van informatievoorziening en de hoeveelheid vooronderzoek. De klaagster verwijt de verweerder dat:

  1. de twee prothesen die hij heeft laten maken niet goed pasten;
  2. hij voorafgaand aan de ingreep klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de gevolgen van de behandeling, mogelijke complicaties en eventuele alternatieven;
  3. hij onvoldoende vooronderzoek heeft gedaan en geen foto’s heeft gemaakt om de dikte van het kaakbot te bepalen;
  4. er binnen vijftien dagen twee kaakoverzichtsfoto’s zijn vervaardigd, wat zonder nadere motivatie verwijtbaar is in verband met de stralingsbescherming;
  5. hij fouten heeft gemaakt bij de behandeling en het plaatsen van de implantaten niet lukte;
  6. klaagster daardoor vele maanden zonder ondergebit heeft moeten functioneren, met als gevolg psychische klachten, klachten met eten en een grote verandering in haar gezicht. Klaagster voelt zich behandeld als proefkonijn;
  7. hij klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de aanleiding van het afbreken van de ingreep;
  8. hij het patiëntendossier niet goed heeft bijgehouden;
  9. het patiëntendossier niet op verzoek van klaagster is verstrekt.

Beoordeling

Klachtonderdeel 1 acht het college ongegrond. De prothesen zijn gemaakt door een tandtechnicus en er was voldoende informatievoorziening over de bijbehorende ongemakken. Ook heeft de verweerder meegewerkt en een nieuwe prothese laten maken toen de ongemakken zich voordeden. Daarmee is verweerder bij het beroepsmatig handelen gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening.

Wat betreft klachtonderdelen 2, 3 en 5 is het college van oordeel dat verweerder in de gegeven omstandigheden onvoldoende onderzoek heeft gedaan. Bij een klinisch beeld als bij de klaagster had de verweerder er rekening mee moeten houden dat de onderkaak te dun kon zijn om implantaten aan te brengen. Hij had daarom ook een driedimensionale foto moeten maken waarmee de dikte van het kaakbot kon worden bepaald. Door dit onvoldoende vooronderzoek heeft de verweerde de klaagster onvoldoende kunnen informeren over de mogelijke belemmeringen om de operatie af te maken. Daarmee is verweerder bij het beroepsmatig handelen buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening getreden en zijn de klachtonderdelen in zoverre gegrond. De verweerder heeft er wel goed aan gedaan de behandeling daarna te staken en klaagster te verwijzen naar de kaakchirurg.

Met betrekking tot klachtonderdelen 7 en 8 vindt het college dat de verweerder de klaagster had moeten informeren over wat er tijdens de behandeling is gebeurd. Doorverwijzen naar de kaakchirurg is niet voldoende. Ook is het medisch dossier niet compleet: er is geen melding gemaakt dat de verweerder een gat in de kaak heeft geboord en dat daarbij enige fractuurtjes zijn ontstaan. Klachtonderdelen 7 en 8 zijn daarom gegrond.

De overige klachten zijn niet gegrond. De tweede röntgenfoto was nodig om de behandeling te kunnen verrichten, want de eerdere gemaakte röntgenfoto was wegens een technische storing niet beschikbaar (klacht 4). De geringe blootstelling aan extra röntgenstraling en het daarmee gepaard gaande stralingsrisico die daarvan het gevolg is, is onder deze omstandigheden aanvaardbaar volgens het college. Klachtonderdeel 6 heeft in het kader van het tuchtrecht geen zelfstandige betekenis en is dus ongegrond. Tenslotte oordeelt het college dat de verweerde wél voldoende voortvarend gehandeld heeft en dat klachtonderdeel 9 niet gegrond is.

Uitspraak

Het college verklaart klachtonderdelen 2, 3 en 5 deels gegrond, 7 en 8 gegrond, en de overige onderdelen ongegrond. Op het vlak van deugdelijk (voor)onderzoek, voorlichting en zorgvuldige dossiervorming heeft de verweerder forse steken laten vallen. Daarom acht het college de maatregel van een berisping passend en geboden.

Bron:
overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Help, hoe kom ik aan een nieuwe medewerker

Help, hoe kom ik aan een nieuwe medewerker?

Dat er sprake is van een tekort aan tandartsen is al langer bekend. Maar door de huidige krapte op de arbeidsmarkt wordt het ook steeds lastiger om in de mondzorg aan andere medewerkers te komen. Hoe groot is dit probleem en wat moet je als praktijk doen als je op zoek bent naar nieuwe medewerkers? Dental INFO vroeg het aan een aantal betrokkenen.

Openstaande vacatures

Hoe lastig is het nu echt om nieuwe medewerkers te vinden? Tandarts Tom van Kan van tom tandheelkunde • mondzorg in Zaandam heeft al een paar maanden een vacature uitstaan voor een (paro)preventieassistent of mondhygiënist voor 9 tot 27 uur per week, maar heeft eigenlijk nog geen goede reactie gehad. “De reacties die we kregen zijn van personen zonder de juiste opleidingen en diploma’s.” Marjolein Beishuizen praktijkmanager bij Elementen Mondzorg in Borger heeft dezelfde ervaring. Bij haar praktijk zijn er op het ogenblik twee vacatures: een voor tandarts en een voor mondhygiënist. In de twee maanden dat de vacatures openstaan heeft ook zij nog geen enkele reactie gehad. “Dit zijn wij niet gewend, in het verleden werden de vacatures vrij snel vervuld. Nu blijkt wel dat er weinig tot geen kandidaten zijn. Dit hoor ik ook in mijn netwerk van praktijkmanagers in de regio.”

Ook de wervingsbureaus kunnen beamen dat het invullen van vacatures op het ogenblik lastig is.

Marlies van der Vooren van Dental Care Professionals ondervindt dat er eigenlijk voor alle functies veel vacatures zijn, dus zowel voor tandarts, mondhygiënist als voor tandartsassistent. “Kandidaten hebben het voor het kiezen. Vacatures in verouderde praktijken, die niet goed voldoen aan de huidige standaard, zijn moeilijk te vervullen. Tandarts-zzp’ers werken graag samen met collega’s. Een vacature voor een tandarts in een solopraktijk, waar bijvoorbeeld de eigenaar zelf geen tandarts is, of waar de tandarts-eigenaar nog maar weinig aanwezig is, is ook moeilijk te vervullen.”

Solange de Groot van SOdental en SOdenti bevestigt dat het momenteel inderdaad een gekkenhuis is. “Alle rollen binnen de praktijk worden gevraagd. Vooral diverse assistentes zijn erg moeilijk te vinden, zeker die zich ‘ouderwets’ voor langere tijd aan een praktijk willen verbinden en simpelweg betrokken zijn. Hoe dat komt? Allround assistentes zijn zich gaan ontwikkelen, waardoor de allround vacatures nu meer ‘vrij’ komen. Het is niet de best betaalde job, wat het beroep niet erg aantrekkelijk maakt voor de jongeren van nu. Ze hebben nu ook veel keus op de arbeidsmarkt en dan kiezen ze ergens voor waar ze het minstens zo leuk hebben, maar meer verdienen.” Tandarts Charlotte Jorna van Tandartsenpraktijk Jorna in Deventer heeft ervaren dat nieuwe assistenten het vooral belangrijk vinden dat het leuk en gezellig is. “Goede zijn moeilijk te vinden. Ik vrees dat er over een jaar of vijf een heel groot probleem komt.”

Oorzaken tekort mondzorgmedewerkers

Over een mogelijk tekort aan tandartsen door te weinig opleidingsplaatsen wordt al jaren gesproken. Dat er ook een tekort is aan mondhygiënisten is een recenter probleem. Hoe dat komt? Solange de Groot: “Los van het feit dat ook hier te weinig opleidingsplaatsen zijn, speelt corona nu ook een rol. Afgelopen 1,5 jaar zijn afspraken uitgesteld en verschoven en dit stapelt zich op. Agenda’s staan nu bomvol. Patiënten met een paro-probleem kunnen vaak niet volgens het behandelplan bij de mondhygiënist terecht en dat is ook nauwelijks in te halen. Dan wil en kun je prima een mondhygiënist bij je team voegen. Maar die zijn allemaal voorzien en werken op het ogenblik vaak ook al over. Daarnaast heeft iedereen binnen de praktijk extra druk ervaren ten tijde van corona. Ziekte, onrust en extra druk zorgt ervoor dat er een extra beroep op collegialiteit en flexibiliteit is of wordt gedaan.”

Marlies van der Vooren noemt het ook lastig dat in de mondzorg veel parttime gewerkt wordt. “Het is extra complicerend dat beschikbare dagen van kandidaten moeten aansluiten bij de werkdagen van de vacature. Soms worden de dagen van de vacature tijdens de procedure nog gewijzigd, waardoor een eerst passende kandidaat niet meer past. Het gebeurt ook regelmatig dat een kandidaat bij opzegging bij de huidige werkgever alsnog aangepaste voorwaarden krijgt om toch te blijven. En dat een procedure die afgerond leek te zijn, opnieuw moet worden opgestart. Bij tandartsassistenten wordt, meer dan in het verleden, gevraagd naar een diploma. Er worden minder mensen in de praktijk zelf opgeleid. Dat maakt de spoeling dunner.”

Werving nieuwe medewerkers

Er zijn natuurlijk verschillende manieren om nieuwe medewerkers te werven. Tom van Kan werft vooral online op websites zoals van de KNMT, dental INFO en Indeed. Marjolein Beishuizen heeft tot nu toe altijd naar de gratis vacaturesites gekeken en de vacatures met succes op onder andere KMNT, dental INFO, Indeed, LinkedIn en Facebook geplaatst. Charlotte Jorna werft niet meer: “Het kost alleen maar advertentiekosten en heel veel werk en een uitzendbureau is erg duur. Als er geen aanbod is, valt er ook niets te selecteren. Ik kijk nog wel op de Facebookgroepen die daar voor zijn.”

En als het niet lukt?

Wat gaan de praktijken doen als ze de huidige vacatures niet kunnen vervullen?

Tom van Kan heeft hier nog geen oplossing voor bedacht. “Mogelijk ga ik kijken naar een detacheringsbureau dat ertussen gaat zitten.” Marjolein Beishuizen heeft nu al te maken met erg volle agenda’s in haar praktijk. “Als het niet lukt om de vacatures in te vullen, zullen patiënten langer op een afspraak moeten wachten, maar dat willen we eigenlijk niet. Tot nu toe nemen we alle patiënten aan, maar misschien moeten we dan wel een wachtlijst of een patiëntenstop instellen. Bij ons zijn de mondhygiënisten in loondienst. We hebben bij ziekte weleens een zzp’er ingezet, maar die vroeg zo’n hoog percentage, dat dat voor ons verder geen oplossing voor de lange termijn is.”

Bij Charlotte Jorna heeft personeelstekort geleid tot herstructurering van de praktijk. “Ik heb een team gehad van acht medewerkers, maar gaandeweg heb ik contracten niet verlengd, omdat de kwaliteit onvoldoende was. Toen mijn beste preventieassistente zelf wegging, kon ik niet meer opleiden, omdat dat door een gediplomeerde assistente moet gebeuren. Ik kon daarna geen goede assistenten meer vinden. Zodoende ben ik, na de Covid-crisis en herstel van een nekhernia, alleen gaan werken en dat gaat best goed. Ik heb met mijzelf afgesproken alleen maar met mensen samen te werken waar ik echt 100% in geloof; anders begin ik er niet meer aan. Ik verwijs wel door naar vrijgevestigde mondhygiënistes. En ik heb een behandelkamer te huur, maar voor zichzelf beginnen doet ook vrijwel niemand meer … Waar is de vrouwenpower?”

Tips van de professionals

De wervingbureaus voor mondzorgpersoneel kennen de arbeidsmarkt als geen ander. Hebben zij nog tips voor de praktijken? Marlies van der Vooren: “Schakel voor de werving een goed gespecialiseerd bureau in. Zij hebben een groot netwerk. In dat netwerk zitten ook veel mensen die niet actief op zoek zijn naar een andere werkplek. Zij struinen geen vacaturebanken af, maar kunnen door het werving- en selectiebureau wel gericht benaderd worden. Bied realistische en marktconforme arbeidsvoorwaarden. De markt is schaars; kandidaten kunnen kiezen uit alternatieven. Het is daarom belangrijk om snel en slagvaardig een procedure te doorlopen. Iemand weken laten wachten op een meeloopdag of overeenkomst betekent vaak dat de kandidaat inmiddels al elders aan de slag kan gaan.”

Solange de Groot: “Naast het inschakelen van een bureau en het plaatsen van je vacature op vooral gerichte sites? Waardeer je huidige team door het uit te spreken en te laten zien. Probeer daarnaast wat creatiever met alles om te gaan. Vraag je medewerkers ook mee te denken en kijk of je ergens intern ruimte hebt. Alleen al door een uurtje langer open te gaan of aan het huidige personeel te vragen wat uren extra te werken. Uiteraard beloon je dit en denk je mee over bijvoorbeeld kinderopvang, vervoer, opleiding etc. Kijk ook welke taken van een ieders pakket je kunt uitbesteden aan derden of digitaliseer (nog) meer.

En wat de assistenten betreft? Denk nu al aan de toekomst! Probeer ruim te zitten in je personeel. Dit zorgt voor flexibiliteit en dus rust. Als je een leuk, geschikt iemand vindt die geen opleiding heeft, dan kun je die langzaamaan intern opleiden en een cursus laten volgen. Natuurlijk moet je hier wel ruimte en tijd voor maken. Als je die ruimte kunt creëren, adviseer ik dit zeker. Goede assistenten: je hebt er liever twee te veel dan een te weinig!”

Door Yvette in ’t Velt, met medewerking van:

Tom van Kan, tom tandheelkunde • mondzorg, Zaandam
Marjolein Beishuizen, Elementen Mondzorg, Borger
Charlotte Jorna, Tandartsenpraktijk Jorna, Deventer
Marlies van der Vooren, Dental Care Professionals l Werving en selectie, praktijkbemiddeling, HR advies
Solange de Groot, SOdental Werving en selectie & SOdenti de dentale vacaturebank, Bleiswijk

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
Mirjam Oosting

“Ik wil echt de tijd nemen voor de patiënten”

Mirjam Oosting is twee jaar geleden afgestudeerd als mondhygiënist en heeft onlangs haar eigen praktijk geopend. Hoe is het om als jonge mondhygiënist je eigen praktijk te starten in hartje Den Haag? dental INFO vroeg het haar.

Kun je iets vertellen over je opleiding en werkervaring?

“Ik heb na de middelbare school eerst in Groningen de opleiding tandartsassistent gedaan. Daarna heb ik een half jaar gewerkt. Ik was tijdens mijn opleiding voor tandartsassistent in aanraking gekomen met het beroep mondhygiënist en dat leek me erg leuk. Ik ben toen in Utrecht mondzorgkunde geen studeren. Tijdens de studie ben ik blijven werken als assistent en preventieassistent. Nadat ik in 2019 ben afgestudeerd, heb ik als zzp’er bij enkele mondhygiënistenpraktijken en algemene tandartspraktijken gewerkt. Ook ben ik toen als consultant voor mondverzorgingsproducten gaan werken.”

Je bent een nulpraktijk gestart. Heb je ook rondgekeken om een andere praktijk over te nemen?

“Nee, daar heb ik niet naar gekeken, ik wilde het allemaal op mijn eigen manier doen. Ik wilde al vanaf groep 8 mijn eigen praktijk, toen wilde ik orthodontist worden. Het leek me ook erg leuk om de behandeling van patiënten te combineren met de verkoop van mondverzorgingsproducten, dus om ook een stukje winkel te hebben. Mijn praktijk is nu gevestigd in een luxe winkelstraat met allemaal speciaalzaakjes en dat vind ik erg leuk.”

Hoe ben je hier terechtgekomen? Was het lastig om een pand te vinden?

“Vorig jaar ben ik in Den Haag komen wonen, dus ik zocht hier iets in de buurt. Ik heb eerst hier vlakbij in een algemene praktijk gewerkt. Daar stond ik al zes maanden van te voren vol met patiënten, dus ik wist dat hier vraag was naar mondhygiënisten. Het pand vinden ging sneller dan gedacht. Dit pand was leeggekomen door de coronacrisis en kwam ik tegen op funda in business. Dat heb ik gehuurd en laten verbouwen en in mijn eigen stijl ingericht.”

Focus Mondzorg

Heb je verder nog marktonderzoek gedaan?

“Ja, ik heb een ondernemingsplan gemaakt. Er wonen met name 25- tot 45-jarigen in het centrum, dus daar richt ik mij op. Er zitten meer mondhygiënisten in de buurt; ik wil me van hen onderscheiden door een luxe uitstraling en persoonlijke aandacht. Ik wil echt de tijd nemen voor de patiënten en ze vertellen wat er in de mond speelt, zodat ze er ook wat aan kunnen doen. Ik geef altijd instructie en de mensen krijgen ragertjes mee. Ik wil graag een band met de patiënten opbouwen; ze moeten zich echt thuis voelen in mijn praktijk.”

Hoe lang ben je bezig geweest met de voorbereiding?

“Niet zo lang. In april kwam het pand online, eind april kreeg ik de sleutel. Toen heb ik vier maanden verbouwd. Er zat eerst een kledingzaak in, dus er moest wel het een en ander gebeuren. Ik heb via Werkspot allemaal opdrachten uitgezet en het niet via een ondernemer in de mondzorg laten doen. Dat scheelt gewoon de helft van de kosten.”

Was het lastig om de financiering te regelen?

“Nee, eigenlijk niet. Ik heb via een bank de financiering voor de verbouwing geregeld. De behandelstoel, de autoclaaf en de thermodesinfector lease ik.”

Wat is er tegengevallen?

“Een patiëntenbestand opbouwen, dat gaat moeilijker dan ik had verwacht. Ik wil graag met goede tandartsen samenwerken, die mij bijvoorbeeld ook de röntgenfoto’s doorsturen. Van een tandarts krijg ik wel al aardig wat patiënten doorgestuurd en een mondhygiënist in de buurt zit vol en verwijst nu ook naar mij. Dat is heel fijn.”

Hoe ga je proberen meer patiënten te krijgen?

“Ik ben nu in de buurt wat aan het kijken en praten. Ik hoop wat meer mensen te leren kennen. Daarnaast ben ik nog in gesprek met een praktijk voor parodontologie, die een tekort aan mondhygiënisten heeft. Voor de opening van mijn praktijk heb ik flyers in de buurt uitgedeeld, maar daar heb ik niet veel respons op gehad. Verder ben ik actief op Instagram en er komt binnenkort een artikel over mijn praktijk in een magazine over deze buurt.”

Heb je verder nog plannen?

“Ik wil graag samenwerken met andere professionals in de gezondheidshoek. Vanaf januari huurt een diëtist eens in de twee weken een kamer in mijn praktijk. Ik heb ook nog ruimte voor andere professionals, een logopedist zou bijvoorbeeld goed passen.”

Heb je tips voor andere mondhygiënisten die een praktijk willen beginnen?

“Je moet bij jezelf blijven en duidelijk met de patiënten communiceren. Daarnaast moet je een spaarpotje achter de hand hebben voor als dingen duurder uitvallen dan verwacht.”

Interview door Yvette in ’t Velt met mondhygiënist Mirjam Oosting, eigenaar van Focus Mondzorg, Den Haag

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
Tips

Tips voor meer regie over de praktijk: Werken met doelen

Het is bekend, dat zorgverleners – praktijkhouders steeds meer werkdruk ervaren van het voeren van een eigen praktijk. Zo erg zelfs, dat sommige jonge zorgverleners – praktijkhouders zich soms bevrijd voelen met de verkoop van hun praktijk. Of dat een burn-out bijna welkom is, omdat het signaal ‘je hebt te lang datgene gedaan wat je eigenlijk niet wilt’ niet meer genegeerd kan worden. Dan wordt het hoogste tijd het heft in eigen hand te nemen.

De werkdruk is (te) hoog

Binnen veel praktijken is de vraag naar zorg erg groot. Daarnaast is de administratieve last verder toegenomen in de afgelopen jaren en ben je als praktijkhouder ook nog werkgever van een MKB-onderneming met alle eisen vanuit wet- en regelgeving. Deze hoge werkdruk op het vlak van praktijkmanagement zorgt er vaak voor, dat het alle energie ‘wegzuigt’ bij de zorgverlener – praktijkhouder. De pijn ligt overduidelijk op dit terrein, maar ook de sleutel tot de oplossing.

Regie in eigen hand nemen

Een burn-out is voor sommigen dé eyeopener om het anders te gaan doen. Ik wens het niemand toe. Echter, een burn-out maakt wel haarfijn duidelijk waar het probleem – en ook de oplossing – ligt. Namelijk bij jezelf.

Niemand anders dan jij bepaalt de richting van jouw praktijk, en misschien nog wel belangrijker de invulling van jouw werkzame leven. Daarvoor zul je voor jezelf wel helder moeten hebben wat voor jou belangrijk is. Wat geeft jou energie. Advies is om jouw persoonlijke toekomstbeeld als leidend te nemen in de toekomst van de praktijk.

Inside – out is de weg

Om te bepalen welke richting je op wilt met de praktijk, is het belangrijk allereerst te weten wat voor jou persoonlijk belangrijk is. Start dus vanuit je eigen passies en talenten en werk dat door naar de visie van je praktijk. Alleen in deze volgorde zul je in staat zijn je praktijk zodanig te organiseren, dat je weer bevlogen aan het werk zult zijn. Ditzelfde geldt ook voor de beslissingen die je neemt rondom de praktijkvoering. Ook hier is het belangrijk om van binnen naar buiten te werken (‘inside – out’).

Regelmatig stellen praktijkhouders mij vragen als: ‘Mijn collega doet jaarlijks functioneringsgesprekken. Moet ik dat ook gaan doen?” Advies is dus, dat je alleen dingen doet waar je zelf voor gekozen hebt (tenzij wetgeving stelt dat iets verplicht is uiteraard). En waar je voor kiest, omdat je van mening bent dat het een toegevoegde waarde oplevert voor jou of voor de praktijk. Door te redeneren vanuit ‘inside – out’ bepaal jij weer wat goed is voor jou en voor de praktijk.

Waarom een plan?

“The power of a plan is not to get there, but to get started.”

Een plan is pas een goed plan als je er iets mee doet. Hetgeen je vooral wilt bereiken is, dat je in beweging komt. Dat jouw ideeën gerealiseerd gaan worden. In dat geval is het advies vooral concrete acties te formuleren als afgeleide van de doelstellingen.

Daarbij wil ik de volgende adviezen benadrukken:

1. Neem verantwoordelijkheid als praktijkhouder

Nogal eens wordt gewezen met de vinger naar externe factoren. Het succes van de praktijk is jouw eigen verantwoordelijkheid. Dus een praktijkhouder pakt de verantwoordelijkheid door te kijken naar de kansen en mogelijkheden om succesvol te zijn. Want als je hetzelfde blijft doen als altijd, zal er niets veranderen.

2. Verbeteringen beginnen met een doelstelling

Resultaten worden behaald door doelen te stellen. Elke topsporter die succes heeft zal dit wijten aan het feit dat hij of zij zichzelf een doel heeft gesteld. De gestelde doelen dienen als motivatie om gericht en hard te werken aan verbeteringen.

3. Vertaal de doelen naar acties

Doelen zetten niet direct aan tot actie. Vanuit de angst of onduidelijkheid over waar en wanneer te beginnen. Het advies is dan ook elke doelstelling ‘af te pellen’ tot kleine, concrete actiepunten.

4. Maak het team betrokken

Zorgverlening is teamwork. Belangrijk is dat het team bekend is met de doelen van de praktijk, zodat het team ook bekend is op welke wijze kan worden bijgedragen in het succes. Het delen van de doelen en ook de resultaten creëert betrokkenheid.

Conclusie

Een plan zorgt voor richting en geeft houvast. Belangrijkste advies is een plan te hebben met je praktijk – tenzij je volkomen tevreden bent met de huidige situatie en hier niet aanvullend energie in hoeft te steken om dit zo te behouden. Maar wel een plan dat voortkomt uit je persoonlijke ambities, wensen en drijfveren. Want alleen dan zul je ook de bereidheid hebben het plan daadwerkelijk te gaan realiseren. Wees dus ook eerlijk en realistisch naar jezelf bij het opstellen van het plan.

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl. Bekijk ook de online cursus Werken met doelen.

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
Een tandartspraktijk overnemen, hoe doe je dat?

Een tandartspraktijk overnemen, hoe doe je dat?

In de huidige tijd waarin steeds meer praktijken door ketens worden opgekocht is het niet zo eenvoudig om als tandarts een praktijk te vinden die je kunt overnemen. dental INFO sprak met Onno Karssen (financieel adviseur), Pieter Steenhuizen (Senior Healthcare Banker) en tandarts Roderik van Rens over de problemen die spelen bij een praktijkovername.

Meer kopers dan verkopers

De meeste tandartsen gaan na het behalen van hun bul eerst als zzp’er werken. Als ze voldoende werkervaring hebben opgedaan, willen velen graag een eigen praktijk beginnen. Een nulpraktijk beginnen kan natuurlijk, maar daar zitten ook (financiële) nadelen aan. Er wordt daarom meestal eerst gekeken of het overnemen van een bestaande praktijk een optie is. Dat is tegenwoordig echter niet gemakkelijk, zeker niet in de Randstad. Welke problemen spelen er?

Onno Karssen: “We zien op dit moment dat er meer kopers zijn dan verkopers. Dit is eigenlijk vergelijkbaar met de woningmarkt. Daarnaast wil de verkopende partij het vaak stilhouden dat hij of zij de praktijk wenst over te dragen, uit angst dat het bekend wordt bij patiënten en collega’s. Dit maakt het soms moeilijk om in contact te komen.”

Ketens

Daar komt bij dat steeds meer praktijken worden opgekocht door ketens. Er zijn al zeker twintig ketens actief op de markt, die steeds groter worden. De grootste keten bestaat al uit meer dan 200 praktijken. Ketens zochten eerst naar praktijken van minimaal vier stoelen en 3000 patiënten, maar inmiddels zijn de eisen bijgesteld. Pieter Steenhuizen: “Je ziet dat ketens door het beperkte aanbod opschuiven naar kleinere praktijken. Doel is dan meerdere praktijken in dezelfde buurt over te nemen en samen te voegen. Met de opkomst van ketens is de prijs voor ‘aantrekkelijke’ praktijken ook sterk gestegen. Een individuele ondernemer zal bij concurrentie door een keten altijd het onderspit delven, omdat hij de hoge prijs niet volledig gefinancierd krijgt en de eigen middelen meestal nog beperkt zijn.”

Ketens horen vaak ook als eerste dat er een praktijk te koop is. Pieter Steenhuizen: “Een adviseur hoort vaak tijdens een onderhoudsgesprek dat een tandarts er mee op wil houden. Hij adviseert dan om eens met een keten te gaan praten. Of het gaat via een collega-tandarts die zijn praktijk al aan een keten verkocht heeft. Heel vaak krijgen die tandartsen een bonus als ze een nieuwe praktijk aanleveren.”

Regionale verschillen

Nu is het niet zo dat het in het hele land even lastig is om een praktijk te kopen. De problemen spelen vooral rondom de opleidingsplaatsen Groningen, Nijmegen en Amsterdam. In Amsterdam is het probleem het grootste. Onno Karssen: “45 minuten rondom Amsterdam zijn er ontzettend veel potentiële kopers, en relatief weinig verkopers. In de Randstad zijn er heel veel zoekers, maar in Zeeland , Friesland en Groningen is er een tekort.”

Vergrijzing

Een tekort aan tandartsen door vergrijzing speelt dus voorlopig niet in de Randstad. Tandartsen die een praktijk zoeken en niet kunnen vinden, vertrekken nu al vaak naar de Achterhoek en Drenthe. In Zeeland is het helemaal niet moeilijk om aan een praktijk te komen, alleen speelt daar een ander probleem. Pieter Steenhuizen: “In Zeeland is het erg lastig om personeel te vinden. De vraag is zelfs of daar je praktijk nog wat waard is en je er nog een hoge prijs voor krijgt. Je moet misschien al blij zijn als je een opvolger hebt. Dit probleem wordt steeds groter.”

Praktijk aan huis

Een praktijk die te koop wordt aangeboden, is overigens niet altijd aantrekkelijk voor de kopende partij. Pieter Steenhuizen: “Vooral een praktijk aan huis ligt moeilijk. Door de waardestijging van het vastgoed is het voor de kopende tandarts niet te betalen om het huis erbij te kopen. Daarnaast kan het een probleem zijn als er geen ruimte is om de praktijk uit te breiden of als de praktijk sterk verouderd is en helemaal gerenoveerd moet worden. Ook de kwantiteit en/of de kwaliteit van het patiëntenbestand kan niet naar wens zijn. Of het personeel dat overgenomen moet worden is te duur of niet bekwaam.”

Kansen

Het is dus een lastig verhaal. Zijn er nog wel kansen voor een tandarts die zijn eigen praktijk wil beginnen in de Randstad? Onno Karssen: “Jazeker! Niet iedereen wil verkopen aan een keten. Er zijn nog heel veel tandartsen die hun praktijk gewoon willen overdragen aan een collega. Dat biedt kansen. Ze willen wel een goede prijs hebben, maar niet de bovenkant. Ze willen continuïteit en gewoon een goede tandarts voor hun patiënten. Een keten wil meestal dat de verkopende tandarts nog een aantal jaar in de praktijk blijft werken en daar heeft die tandarts niet altijd zin in. Dat biedt ook kansen.”

Daarnaast moet je je netwerk aanspreken en laten weten dat je op zoek bent. Ook kun je rechtstreeks contact opnemen met tandartspraktijken die je wel zou willen overnemen, dus al voordat ze te koop worden aangeboden. Je kunt ook een samenwerking aangaan met een oudere tandarts. Pieter Steenhuizen: “Stel je hebt een tandarts met een redelijke praktijk die nog wel 5 tot 8 jaar door wil werken. Dan kun je nu 50% van die praktijk kopen en als hij helemaal stopt de overige 50%. Voor een tandarts die weet dat hij over x jaar wil stoppen, kan dit een goede oplossing zijn voor de continuïteit.”

De aanhouder wint

Onmogelijk is het vinden van een praktijk dus niet. De zoektocht duurt alleen wel langer dan vroeger toen je binnen een jaar altijd wel een praktijk had gevonden. Maar, de aanhouder wint, getuige het verhaal van tandarts Roderik van Rens.

“Ik heb zeker wel vier jaar gezocht. Ik heb in die tijd meerdere praktijken bekeken en doorgelicht met hulp van een adviseur van de VvAA. De ene praktijk was te groot voor mij alleen, de ander had een dubieus verhaal over patiëntenaantallen, weer een ander een moeilijke huurconstructie. Eén keer ondervond ik concurrentie van een keten. Ik kreeg van de adviseur van de verkoper toen te horen dat ik maar niet al te veel tijd en energie moest steken in het doorlichten van de praktijk. Van de keten zou ik toch niet van winnen. Mijn laatste poging was zo goed als rond, toen de maatschap twee weken voor de overdracht niet verder wilde, voor mij is het nog steeds een raadsel waarom.”

In Amsterdam!

Roderik van Rens zocht en vond zijn praktijk in Amsterdam. Het is dus mogelijk!

“Ik zocht een groepspraktijk of maatschap in of rondom Amsterdam. Een solopraktijk leek mij minder leuk, maar nu wordt dat het toch. Spannend, maar ik heb er ook zin in! In en rond Amsterdam zijn er meer kapers op de kust. Er is wel aanbod, maar niet regelmatig. Je moet goed je oren en ogen open houden. Meestal vond ik de praktijken via Arts en Auto, een adviseur, KNMT/ANT en via via. Uiteindelijk heb ik mijn praktijk gevonden via de adviseur waar ik voorheen mee werkte. Hij benaderde mij en staat nu aan de kant van de verkopende partij. Als tip voor andere tandartsen kan ik meegeven, dat ze geduld moeten hebben. En neem een adviseur in de hand met wie je kan bespreken wat je wilt en hoe je het voor je ziet. Maar goed, dat is logisch.”

Door Yvette in ’t Velt. Met medewerking van:

Onno Karssen, Karssen Financieel www.tandartsovername.nl
Pieter Steenhuizen, Van Lanschot
Roderik van Rens, tandarts

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Recht - tuchtrecht

Wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling in de zorg: wat gaat dit betekenen voor (mond)zorgprofessionals?

Het Wetsvoorstel elektronische gegevensuitwisseling in de zorg (‘Wegiz’) is enkele maanden geleden ingediend bij de Tweede Kamer. Met de inwerkingtreding van de Wegiz, wordt het voor zorgaanbieders verplicht om onderling elektronisch gegevens van patiënten uit de wisselen.

Het doel is om te voorkomen dat zorgaanbieders op allerlei verschillende manieren gegevens uitwisselen. Eén manier van uitwisseling (elektronisch) zou ten goede komen aan de zorgverlening. Maar wat houdt deze verplichting nu eigenlijk in? En hoe verhoudt de Wegiz zich tot andere wetgeving? In dit artikel wordt ingegaan op deze en andere vragen.

Reikwijdte

Allereerst is van belang om vast te stellen voor wie de Wegiz zal gaan gelden. De Wegiz zal, zoals het er nu naar uitziet, van toepassing zijn op ‘zorgaanbieders’ als bedoeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (‘Wkkgz’) voor zover het gaat om uitwisseling van gegevens van cliënten. Dit betreft alle zorgaanbieders (instellingen en solistisch werkende zorgverleners) die zorg leveren in de zin van de Zorgverzekeringswet (‘Zvw’), Wet langdurige zorg (‘Wlz’) en die ‘andere zorg’ leveren. De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor de naleving van de Wegiz. Mondzorgprofessionals vallen dus ook onder de reikwijdte van de Wegiz. De Wegiz ziet overigens niet op gegevensuitwisseling binnen de andere zorgdomeinen: Jeugdwet (‘Jw’) en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (‘Wmo’).

Meer concreet en in de praktijk zal de Wegiz zien op gegevensuitwisselingen tussen zorgverleners. Zorgverleners zijn natuurlijke personen die beroepsmatig zorg verlenen. De juridische basis op basis waarvan de zorgverleners werkzaam zijn (arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht) is hierbij niet relevant. Overigens kan een zorgverlener zelf ook zorgaanbieder zijn, bijvoorbeeld bij solistisch werkende zorgverleners.

Verplichtingen

Concreet zal de Wegiz regelen dat uitwisseling van gegevens van patiënten tussen zorgverleners tenminste elektronisch moet plaatsvinden, dat wil zeggen via een computersysteem. De Wegiz is een zogenoemde kaderwet en de verplichtingen die daaruit volgen, zullen stapsgewijs door middel van ‘spoor 1’ en ‘spoor 2’ in werking treden. Een en ander zal in algemene maatregelen van bestuur (‘AMvB’s’) nader ingevuld worden. Hieronder worden deze twee sporen toegelicht, met bijbehorende verplichtingen / eisen.

1) Spoor 1

Aangewezen gegevensuitwisselingen

Bij AMvB zal vastgesteld moeten worden voor welke gegevensuitwisselingen deze verplichting gaat gelden. Dit wordt aangeduid als spoor 1. ‘Tenminste’ wijst erop dat het naast elektronische uitwisseling mogelijk blijft om op andere manieren gegevens uit te wisselen – zoals bijvoorbeeld telefonisch of mondeling – maar dat dit niet in plaats van de elektronische gegevensuitwisseling mag komen. De verplichting om elektronisch gegevens uit te wisselen, betekent daarnaast dat zorgaanbieders impliciet ook verplicht worden om gegevens van cliënten – waar de verplichting op ziet – elektronisch vast te leggen.

Eisen
Naast dat er bij spoor 1 bij AMvB vastgesteld wordt welke gegevensuitwisselingen elektronisch plaats dienen te vinden, kunnen ook bij AMvB bepaalde eisen worden gesteld zodat de uitwisseling ‘op functionele, technische of organisatorische wijze’ plaatsvindt.

2) Spoor 2

Spoor 2 houdt in dat er daarnaast bij AMvB eisen kunnen worden gesteld zodat specifieke gegevensuitwisselingen ‘op gestandaardiseerde wijze’ plaatsvinden, met gecertificeerde informatietechnologieproducten of -diensten. Deze producten / diensten dienen dan een certificaat te hebben (ten aanzien van bepaalde eisen). Concreet betekent dit dus dat er in spoor 2 eisen worden gesteld aan de ‘taal en techniek’ ten aanzien van de een aantal specifieke gegevensuitwisselingen. Dit brengt voor zorgaanbieders de verplichting met zich om voor die gegevensuitwisselingen, waarbij gecertificeerde informatietechnologieproducten of -diensten verplicht zijn gesteld, alleen gebruik te maken van gecertificeerde producten of diensten.

Deze eisen zullen in NEN-normen vastgelegd worden.

Doel

Het doel van de Wegiz is om de wijze van gegevensuitwisseling tussen zorgverleners te uniformeren, zodat niet iedereen een ‘andere taal spreekt’. Het idee is dat zorgverleners hierdoor (tijdig) de beschikking krijgen over adequate, actuele en uniforme gegevens over de cliënt wanneer dit nodig is. Dit zou ten goede moeten komen aan de zorgverlening en efficiëntie in dat kader. Zo wordt bijvoorbeeld gesteld dat een dergelijke eenduidige manier van uitwisselen kan voorkomen dat cliënten onnodige onderzoeken moeten ondergaan of dat er fouten worden gemaakt, omdat de juiste gegevens niet beschikbaar zijn.

Verhouding tot andere wetgeving

Van belang is wel dat de Wegiz niet regelt óf gegevens uitgewisseld mogen worden, maar alleen – indien de gegevensuitwisseling is toegestaan – op welke wijze de gegevensuitwisseling dient plaats te vinden (elektronisch). Dit betekent dat de Wegiz géén nieuwe grondslag of verplichting creëert om persoonsgegevens uit te wisselen. Gegevens kunnen alleen worden uitgewisseld tussen de zorgverleners, indien hiervoor een (wettelijke) grondslag aanwezig is, zoals op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (‘WGBO’) of de Algemene verordening gegevensbescherming (‘AVG’), en dit niet strijdig is met het medisch beroepsgeheim.

Zorgaanbieders / zorgverleners zullen dus nog steeds per concreet geval moeten nagaan of de gegevensuitwisseling is toegestaan (op grond van andere wetgeving) en zo ja, dient de Wegiz gevolgd te worden voor de wijze waarop de gegevensuitwisseling plaats dient te vinden. Dit doet dus ook niets af aan het opt-in vereiste, hetgeen betekent dat een cliënt ermee akkoord dient te gaan dat diens gegevens in een (elektronisch) systeem voor gegevensuitwisseling is opgenomen. Voor de Wegiz hoeft er overigens niet per definitie met een dergelijk systeem gewerkt te worden.

Status

De Wegiz is op 3 mei 2021 als wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Inmiddels heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel bekeken en daar diverse vragen over opgesteld, die door de Kamerleden zijn beantwoord. Deze antwoorden liggen nu weer bij de Tweede Kamer. Nadat de Tweede Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen, dient het nog aan de Eerste Kamer voorgelegd te worden. De Eerste Kamer zal het wetsvoorstel vervolgens moeten aannemen, alvorens deze in werking treedt. Dit betekent dus dat de tekst van het wetsvoorstel nog kan veranderen. Het was de bedoeling dat in de zomer al een compleet overzicht zou komen van de tijdpaden van gegevensuitwisselingen. Dit is echter niet gerealiseerd.

Er is wel een ‘Meerjarenagenda Wegiz’ ontwikkeld, waarin alvast is opgenomen welke gegevensuitwisselingen onder de Wegiz ‘prioriteit’ krijgen, zodat deze elektronisch moeten verlopen. Momenteel staan er 11 gegevensuitwisselingen op de voorlopige Meerjarenagenda Wegiz. 4 daarvan worden met voorrang uitgewerkt tot een wettelijke verplichting. Dit betreft: (i) Overdracht Basisgegevensset Zorg tussen MSZ-instellingen / Basisgegevensset Zorg, (ii) Uitwisseling van beeld en verslag tussen MSZ-instellingen / Beeldbeschikbaarheid, (iii) Verpleegkundige overdracht en (iv) Medicatieoverdracht (voorschrijven en ter hand stellen) / Digitaal receptenverkeer. Vooralsnog lijkt vooral de vierde soort gegevensuitwisselingen direct relevant te zijn voor de mondzorg.

Uit de Kamerbrief volgt dat naar verwachting de eerste spoor 2 aanwijzingen zullen plaatsvinden in 2022 (voor de Verpleegkundige Overdracht). Later zullen er aanwijzingen komen in 2024, in 2026 en 2027 voor de andere gegevensuitwisselingen. Het zal dus nog even duren voor de gegevensuitwisselingen daadwerkelijk verplicht elektronisch zullen moeten verlopen.

Door:
Nina Amini Abyaneh – www.eldermans-geerts.nl Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Henry Schein sluit zich aan bij het 'Business ambition for 1.5⁰C’-initiatief

Henry Schein sluit zich aan bij het ‘Business ambition for 1.5⁰C’-initiatief

Vandaag heeft Henry Schein bekendgemaakt dat het het Science Based Targets-initiatief (SBTi) Business Ambition for 1.5⁰C heeft ondertekend, waarbij het zich verbindt tot het vastleggen van een wetenschappelijk onderbouwde langetermijndoelstelling voor het terugdringen van de CO2-uitstoot, om zo tegen 2050 tot een nettonuluitstoot te komen.

Henry Schein, Inc. (Nasdaq: HSIC), is ’s werelds grootste leverancier van producten en diensten voor professionele tandheelkundige en medische praktijken.

Business Ambition for 1.5°C-campagne

De Business Ambition for 1.5°C-campagne stimuleert ondernemingen om stevige doelstellingen te definiëren voor het reduceren van de CO2-uitstoot op het tempo en met de omvang zoals vereist door de klimaatwetenschap. Onderschreven door een ongekende wereldwijde coalitie van VN-organisaties, bedrijfsgroepen en industrieleiders biedt de campagne een gecoördineerd nettonultraject voor klimaatleiders uit het bedrijfsleven.

“Klimaatverandering is vandaag het meest kritische duurzaamheidsvraagstuk”, aldus Stanley M. Bergman, Chairman of the Board en Chief Executive Officer, Henry Schein Inc. “Door het Business Ambition for 1.5⁰C-initiatief te ondertekenen, voegt Henry Schein zich bij de wereldwijde leiders uit het bedrijfsleven voor het versterken en verscherpen van onze aanpak om de CO2-uitstoot en andere milieueffecten te meten, monitoren en rapporteren. Tot nu toe hebben we ons gericht op het instellen van een basiswaarde voor onze distributie- en transportmaatstaven op de voornaamste markten in Noord-Amerika, Europa en Australië. De resultaten daarvan vormen de basis voor het vastleggen van onze wetenschappelijk onderbouwde doelstellingen in de toekomst, zoals gedefinieerd door het SBTi.

“We beseffen dat we met onze wereldwijde ecologische voetafdruk en unieke positie binnen een ecosysteem van relaties met leveranciers en zakenpartners een unieke positie hebben om een drijvende kracht te zijn voor duurzaamheid in de productieketen voor de gezondheidszorg”, aldus Bergman. “Als deel van ons streven om klimaattransparant te zijn, steunen we het voorstel van het World Economic Forum (WEF) voor ondernemingen om een doelstelling vast te leggen voor het bereiken van een nettonuluitstoot van broeikasgassen tegen 2050 of eerder, en hebben we ons aangesloten bij de WEF’s Alliantie van CEO Climate Leaders om te helpen de wereldwijde overgang te leiden naar een koolstofarme, klimaatbestendige economie.”

Urgente actie voor een 1.5°C-toekomst

De Business Ambition for 1.5°C-campagne is ’s werelds grootste en snelst groeiende groep ondernemingen die urgente actie onderneemt voor een 1.5°C-toekomst. Sinds de lancering in 2019 doen meer dan 650 bedrijven over de hele wereld mee aan de campagne, met een gecombineerde marktkapitalisatie van meer dan USD 13 biljoen. Bedrijven die zich verbinden tot het Business Ambition for 1.5°C-initiatief ontvangen van het SBTi een onafhankelijke validering van hun doelstellingen en doen mee aan de door de VN ondersteunde Race to Zero.

“Er is geen tijd meer te verliezen”, aldus Alberto Carillo Pineda, Managing Director van het Science Based Targets-initiatief. “De overgang naar een nettonuleconomie is onvermijdelijk. Honderden bedrijven nemen het voortouw door het vastleggen van ambitieuze wetenschappelijk onderbouwde 1.5°C-doelstellingen. Om een eerlijke kans te maken op het behouden van een bewoonbare planeet moeten meer ondernemingen dringend optreden tegen klimaatverandering en onze economie koolstofvrij maken.”

Meer informatie over Henry Schein en haar inspanningen op milieu-, sociaal en bestuursgebied (ESG) en het volledige 2020 Sustainability- en CSR-rapport

Bekijk aanvullende informatie over het SBTi en zien hoe ondernemers actie ondernemen

Lees meer over: Duurzaamheid, Ondernemen, Producten