Vaccinatie hpv

Vanaf 2021 worden ook jongens gevaccineerd tegen hpv

Vanaf 2021 worden niet alleen meisjes maar ook jongens gevaccineerd tegen het humaan papillomavirus (hpv). Dit zeer besmettelijke virus kan verschillende soorten kanker veroorzaken, waaronder kanker in de mond- en keelholte.

Hpv

Hpv is een virus dat door mannen en vrouwen kan worden overgedragen door seksueel contact. Het is zeer besmettelijk; maar liefst 80% van de Nederlanders zou hiermee geïnfecteerd worden. Meestal wordt het virus binnen twee jaar door het lichaam opgeruimd. Besmetting heeft dan verder geen gevolgen. In een enkel geval blijft het virus in het lichaam achter en kan dan later kanker veroorzaken. Vooral baarmoederhalskanker door hpv is bekend, maar ook anus-, penis-, vagina- en vulvakanker en kanker in de mond- en keelholte kunnen door bepaalde typen hpv veroorzaakt worden. Ieder jaar leidt hpv bij 1000 vrouwen en 500 mannen tot een vorm van kanker.

Vaccinatie

Voor meisjes is al sinds 2010 een inenting tegen hpv in het rijksvaccinatieprogramma opgenomen. Hiermee wordt de kans op baarmoederhalskanker verkleind. Bij invoering was er veel weerstand tegen deze vaccinatie, omdat er onvoldoende bekend zou zijn over mogelijke bijwerkingen. Inmiddels ligt de vaccinatiegraad hoger dan in het begin. Dit jaar heeft al 65% van de opgeroepen meisjes de eerste van de twee vaccinaties gehad. Volgens de Gezondheidsraad is duidelijk geworden dat aandoeningen als chronische vermoeidheid, migraine en auto-immuunziekten niet worden veroorzaakt door deze inenting.

Inenting jongens

Het doel van de vaccinatie bij jongens is tweeledig. Enerzijds kunnen zij het virus dan niet meer doorgeven aan vrouwen, waarmee baarmoederhalskanker kan worden voorkomen. Anderzijds zijn mannen zelf dan ook beschermd tegen bijvoorbeeld keelkanker door hpv.

Leeftijd omlaag

De vaccinatie tegen hpv van zowel jongens als meisjes zal op 9-jarige leeftijd plaatsvinden. Bij meisjes gebeurt het nu nog op 13-jarige leeftijd. De inenting zal dan gecombineerd worden met de vaccinatie tegen bmr (bof, mazelen, rodehond) en dtp (difterie, tetanus, polio).
De komende twee jaar wordt gebruikt om het vaccin in te kopen en de vaccinatie te organiseren, waarna in 2021 tot uitvoer wordt overgegaan.

Mondzorgprofessionals

Er wordt al langer over gesproken dat mondzorgprofessionals een rol zouden kunnen spelen in de screening op mond- en keelkanker. Er zijn inmiddels testen in de handel waarmee dit gerealiseerd zou kunnen worden.

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Glimlachen.be gaat voor een betere mondgezondheid bij jeugd in België

Glimlachen.be gaat voor een betere mondgezondheid bij jeugd in België

Glimlachen.be is een project om de mondgezondheid van jeugd in België te verbeteren. Dit doen ze onder meer met een gratis reizende tentoonstelling en door informatie aan te bieden op de website.

Gratis reizende tentoonstelling

De tentoonstelling is een samenwerking met het Verbond der Vlaamse Tandartsen met als doel (voornamelijk) kleuters het belang van gezonde tanden bij te brengen. Dit gebeurt met een verhaal over Cas en Kato, waardoor kleuters spelenderwijs en op kindvriendelijke wijze gesensibiliseerd worden.

Natuurlijk is iedereen is natuurlijk welkom om kennis te maken met alles rondom het onderwerp tanden. Van hoe tanden eruitzien tot goed poetsen tot voeding, er is van alles te leren en te doen.

Informatieve website met bronnen voor iedereen

Op de website is een grote hoeveelheid aan informatie voor verschillende doelgroepen te vinden. Zo kunnen scholen er terecht voor werkblaadjes en educatief materiaal voor leeftijdsgroepen vanaf de kleuters tot en met het secundaire onderwijs. Ook biedt de site verschillende soorten ondersteuning aan voor scholen, sportclubs, ouders en begeleiders; van poetsposters tot traumakaarten.

Verder zijn er zelfs allerlei filmpjes en games over het onderwerp mondhygiëne te vinden. Zo wordt het onderwerp laagdrempelig en op een leuke wijze gebracht.

 

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Markttrends, Thema A-Z

“Paro is multidisciplinair: we hebben elkaar allemaal nodig”


Op 17 januari 2020 wordt door de Dr. G.J. van Hoytema Stichting het congres ‘PARO: multidisciplinair’, parodontitis belicht vanuit een breder perspectief georganiseerd. Naar aanleiding hiervan sprak dental INFO met dr. Schelte Fokkema, parodontoloog en samensteller van dit congres over de nieuwste inzichten in parodontitis.

Kun je jezelf voorstellen?

“Ik ben parodontoloog en werkzaam als clinicus in een eigen verwijspraktijk voor parodontologie. Dat doe ik al ruim 20 jaar. Eerst ben ik mondhygiënist geworden en daarna tandarts. Voor mijn vakgebied de parodontologie heb ik daarmee een brede basis gelegd. Door deze achtergrond begrijp ik deze beroepsgroep goed, denk ik. Misschien is dat ook de reden dat ik met veel succes bij- en nascholingscursussen verzorg voor mondhygiënisten. Verder ben ik gepromoveerd en daarmee ook wetenschappelijk onderlegd en is mijn drijfveer vooral de ziekte zelf oftewel de etiologie van parodontitis. Met deze vraagstelling sta ik ’s ochtends op en ik ga er mee naar bed.”

Je bent gevraagd om het congres ‘PARO: multidisciplinair’ te organiseren. Waar gaat dat congres over?

“In het congres proberen we een antwoord te vinden op de vraag wat parodontitis is, hoe het ontstaat en proberen we te achterhalen wat de oorzaak is. Immers als we de oorzaak van parodontitis kennen, dan zullen we ook beter in staat zijn om de aandoening te behandelen, maar met name ook te voorkomen. De doelstelling was om een paro-congres te organiseren dat zowel interessant is voor mondhygiënisten, tandartsen als tandarts-specialisten. De snijvlakken van al deze beroepen zijn verweven in dit congres. Parodontitis is multifactorieel waarvoor een multidisciplinaire behandeling noodzakelijk is en we dus elkaar allemaal nodig hebben. Zo zijn mondhygiënisten in de behandeling van parodontitis vooral verantwoordelijk voor het onder controle brengen van de bacteriën in de mond en de bijdrage die de patiënt daar aan levert. Een tandarts daarentegen is meer gericht op de functie en het herstel van het gebit en is daardoor vooral restauratief georiënteerd. Het restaureren van het gebit heeft echter niet alleen functionele, maar ook microbiële gevolgen en daarmee een directe relatie met het parodontium. Het is allang bekend dat bacteriën zich sneller hechten op ruwe oppervlakken of onregelmatige overgangen in het gebit. De tandarts speelt hierdoor een cruciale rol in het beheersbaar maken van de bacteriën in de mond. Naast het microbiële aspect gaan we het op het congres ook over veel andere aspecten van parodontitis hebben. Parodontitis heeft namelijk verschillende gezichten en iedere verdiepte pocket hoeft niet precies dezelfde oorsprong te hebben. Het is een aandoening die meerdere oorzaken kent.”

Wanneer is er volgens de laatste inzichten sprake van parodontitis?

“Dat is nog steeds zoals het in de leerboeken beschreven staat. Over het algemeen is het een ontsteking en is er klinisch sprake van een verdiepte pocket. De aanhechting van het tandvlees heeft in elk geval losgelaten en op een röntgenfoto is botverlies te zien. Als mensen in hun gebit de bacteriën onvoldoende onder controle hebben, zal er een parodontale ontsteking ontstaan als gevolg van de verstoring van het evenwicht in de aangehechte bacteriën oftewel biofilm. De vraag is echter of de biofilm alleen of in alle gevallen verantwoordelijk is voor het verlies van de parodontale aanhechting, dat wil zeggen desintegratie van het parodontale ligament en alveolaire botafbraak. Als we de behandeling namelijk richten op de bestrijding van deze biofilm, dan verkrijgen we niet in alle gevallen parodontale wederaanhechting en daarmee reductie van de pocket. Het klinische doel van de behandeling is namelijk dat de pocket ondieper wordt, zodat het parodontium beheersbaar en controleerbaar wordt voor het onderhoud door de patiënt zelf. In een behandelsituatie kun je bijvoorbeeld aantreffen, dat de parodontale ontsteking wel minder of afwezig is, maar dat een pocket nog aanwezig of diep blijft. Er spelen met andere woorden meer zaken een rol in niet alleen het ontstaan van parodontitis, maar ook in de behandeling ervan. Deze aspecten willen we tijdens het congres ‘PARO: multidisciplinair’ voor het voetlicht brengen.”

Hoe groot is het probleem van parodontitis? Neemt het toe of af?

“De literatuur is daar niet helemaal eenduidig over. Het lijkt wel zo te zijn dat geringe tot matige aandoeningen van parodontitis afnemen, omdat de mondhygiëne in veel Westerse landen verbeterd is. In deze gevallen zijn vooral de parodontale ontsteking en daarmee de bacteriën de oorzaak van de parodontale afbraak. Van de ernstige vormen van parodontitis zeggen sommige studies dat het afneemt, maar andere spreken dat tegen. Dit zou mij ook niet verbazen, misschien nemen ernstige vormen van parodontitis zelfs wel iets toe. Deze gegevens geven opnieuw aan dat het verbeteren van de mondhygiëne alleen ernstige vormen niet kan voorkomen. Wat we uit onderzoek verder weten is dat zo’n 10 tot 15 procent van de bevolking behept is met zo’n ernstige vorm van afbraak. Dat wil dan zeggen dat meer dan de helft van de wortellengte het kaakbot is afgebroken bij twee of meerdere tanden of kiezen. Het risico is dan groot dat zo’n patiënt meerdere tanden of kiezen verliest en soms zelfs de gehele dentitie.”

Dat die ernstige vorm niet afneemt, heeft dat er ook mee te maken dat mensen ouder worden?

“Daar wordt uiteraard voor gecorrigeerd in wetenschappelijk onderzoek, maar het is wel zo dat bij het ouder worden de problemen veelal verergeren. Het is echter niet zo dat bij iedere oudere de parodontale problemen ernstig worden. Ernstig wil ook zeggen dat er in relatief korte tijd parodontale destructie heeft plaatsgevonden en het geen geleidelijk proces is. Het geleidelijke proces lijkt meer een gestage tred te houden met de aanwezigheid van de bacteriële ontsteking. Er zijn allerlei theorieën over hoe de parodontale destructie ineens verergert of ernstig kan worden, wat in principe bij ieder mens op elke leeftijd kan ontstaan. Zo weten we dat als bij mensen plotseling bepaalde plekken in hun gebit achteruitgaan, dit heel vaak geassocieerd is met major life-events. Daar bedoelen we mee dat mensen veel stress hebben ervaren, door het verlies van een dierbare, een verhuizing, een echtscheiding, maar ook door gezondheidsveranderingen.”

Parodontitis wordt ook geassocieerd met dementie?

“De aandoening wordt met steeds meer ziekten geassocieerd, al veel langer ook met hart- en vaatziekten. Dat wil niet zeggen dat het één tot het ander leidt, oftewel er een oorzaak-gevolgrelatie is. Ook daar zijn vele theorieën over die met name gebaseerd zijn op de bacteriële ontsteking van het parodontium. Als mensen ernstige parodontitis hebben, dan is er sprake van een behoorlijk omvangrijke ontstekingswond. Het is wetenschappelijk aangetoond dat bacteriën en ontstekingsproducten van deze wond in de bloedbaan treden. Alleen is het moeilijk aan te tonen of het één rechtstreeks leidt tot het ander, of dat ze juist gemeenschappelijke delers hebben oftewel risicofactoren delen. Het is in elk geval belangrijk voor het vakgebied dat er aandacht is voor het feit dat het lichaam ook de mond omvat en dat de mondgezondheid effect kan hebben op de algemene gezondheid.”

Wat is in het algemeen de beste parodontale therapie?

“Dat is tot op heden het onder controle brengen van de bacteriën. Dat betekent het aanleren van een daadwerkelijk goede mondhygiëne door de patiënt en dat die daar ook consciëntieus in is. Anderzijds is het ook belangrijk dat door de behandelaar grondig gereinigd wordt. Het is aangetoond dat als je wilt dat een pocket klinisch minder diep wordt, beide partijen zich aan die voorwaarde moeten houden. Maar zoals gezegd, zullen daarmee niet in alle gevallen diepe pockets verdwijnen. Een categorie pockets of pockets bij een select groepje patiënten lijkt op de plaquegerichte therapie minder goed of onvoldoende te reageren.”

Hoe moet je die pockets dan behandelen?

“Als bij een patiënt aan voorgaande voorwaarden lijkt te zijn voldaan en diegene heeft toch nog door het hele gebit heen sterk verdiepte pockets, dan kan een antibioticumkuur een mogelijkheid bieden. Men heeft geprobeerd aan te tonen dat specifieke bacteriën verantwoordelijk zijn voor deze (rest)problemen, maar dat is niet gelukt. Daarom kunnen we dus ook niet op basis van een bacteriologisch onderzoek de indicatie stellen voor een antibioticumkuur. Het gebruik van antibioticum in de parodontale behandeling is daarmee een klinische afweging en is gebaseerd op wat je al hebt gedaan en wat je denkt dat je nog kunt doen bij een specifieke patiënt. Een antibioticumkuur is een mogelijkheid, maar het is niet per se de oplossing. De afweging is lastiger geworden en behoeft daarmee voldoende deskundigheid.”

En als dat dan niet helpt?

“Dan kun je opereren. Ik vind dat zelf niet de oplossing voor de hele mond. Dat zou je meer moeten beperken tot lokale plekken en waar het niet anders kan. Dan gaat het vooral om anatomisch moeilijk bereikbare plekken om bacteriën te bestrijden. Daar helpt een operatie vaak wel, maar is ook niet altijd de oplossing. De allerbeste oplossing voor het ontstekingsprobleem en ook het verval is eigenlijk een tand of kies trekken. Dan ben je de ontstekingsbron kwijt en daarmee de potentiële bedreiging voor het lichaam. Als je een tand of kies trekt, dan hou je een holte in de kaak over. Die kaak kan zich echter herstellen door middel van vorming van nieuw bot. Je doet dus wel degelijk iets. Je zit alleen wel met een tand of kies minder. Als dit op een plek is waar je hem niet kan of wilt missen, dan komen we opnieuw op het werkveld van de tandarts, die gericht is op het herstel van de functie en de esthetiek. Voor dit herstel is de tandarts echter wel afhankelijk van het fundament en daarmee het parodontium. De tandarts kan geen mooie constructie maken op een slecht fundament of in een gebit met een aangetast fundament oftewel een paro-patiënt.”

Kan bij parodontitis een implantaat geplaatst worden?

“In theorie is een implantaat een oplossing voor een verloren tand of kies. Bij paro-patiënten of mensen die parodontitis hebben gehad is het echter lang niet altijd de juiste oplossing of misschien zelfs niet de oplossing. Alleen als je al jarenlang de parodontale situatie onder controle hebt, dan kun je er aan beginnen. Blijkbaar heb je bij zo’n patiënt de risicofactoren voor parodontitis onder controle. Alles wat je in een mond doet, heeft niet enkel bacteriologische consequenties, maar ook functionele. Als je een gebitselement weghaalt of toevoegt, verschuift daardoor de balans in de functie ook. Dat kan soms ongewenste effecten hebben. Wellicht dat parodontitis ook een kwestie van occlusale (over)belasting is en dus een kwestie zou je kunnen zeggen van dichtbijten is. Oftewel: hoe komen de tanden en kiezen op elkaar. De vraag is, speelt dit aspect een rol bij mensen met ernstige parodontale problemen? Tijdens het congres ‘PARO: multidisciplinair’ zullen we daarom eveneens het fenomeen occlusaal trauma behandelen.”

Is ook bruxisme een risicofactor?

“Er is geen concreet onderzoek naar de relatie met bruxisme gedaan. Maar als je het hebt over de invloed van het krachtenspel op het parodontium, dan kun je bij bruxisme wel degelijk spreken van overmatige krachten en het daarvan uitgaande potentiële trauma. Het vóórkomen van bruxisme is 15 à 20 procent van de normale populatie. Dat komt erg mooi overeen met die 10 à 15 procent van ernstige vormen van parodontitis. Je kunt dan echter op zich nog niet stellen dat er een relatie is, laat staan een oorzakelijk verband. Maar als er gekeken wordt bij patiënten in een parodontologiepraktijk, dan ligt het percentage van bruxisme op 80 à 90 procent. Ik denk zelf dat niet letterlijk het krachtenspel, dus hoe de tanden en kiezen op elkaar komen, meespeelt bij parodontitis, maar dat het vooral is wat je met je gebit doet. Iemand kan een perfect gebit hebben met een ideale occlusie, maar als hij dat overmatig gebruikt of juist nauwelijks, dan kan er ook iets mis gaan.

Bruxisme is geassocieerd met gedrag zoals klemmen en knarsen en wordt sterk geïnduceerd vanuit stress. De vraag binnen de parodontologie is ook of stress vanuit pathofysiologisch opzicht iets doet met het parodontium. Kunnen immunologische veranderingen leiden tot parodontale destructie of is het juist de veranderingen in iemands mondgedrag? Als mensen zich niet goed voelen, heeft dat altijd gevolgen voor hun patronen. Vaak is dan de verzorging van de mond ook minder, waardoor in elk geval de parodontale ontsteking toeneemt. ”

Welk gedrag is met name van invloed op parodontitis?

“Het begint met het mondhygiënische gedrag, maar ook roken kan van invloed zijn. Van roken is echter niet ondubbelzinnig aangetoond dat het de directe oorzaak is, maar het wordt wel gezien als een risicofactor. Daarnaast is stressmanagement belangrijk, een verantwoord voedingspatroon, maar ook voldoende nachtrust en voldoende lichaamsbeweging. Mensen die een slechter slaappatroon hebben, maar ook zij die minder bewegen, hebben vaker meer en ernstiger vormen van parodontitis. Dit zou kunnen komen door een verlaagde weerstand door het slaaptekort. Het zou echter ook een onderdeel kunnen zijn van de onrust en de spanning in iemands leven, die daardoor bepaald gedrag vertoont in zijn mond dat ongunstig is voor de parodontale aanhechting.”

Hoe kun je gedragsverandering tot stand brengen om parodontitis te verminderen?

“Dan gaat het vooral over het motiveren van mensen. Het vraagt iets van jezelf om iemand met respect en compassie te begeleiden naar een meer verantwoorde levensstijl. Uiteindelijk is de patiënt zelf verantwoordelijk voor zijn eigen mondconditie en daarmee ook de verzorging. Het aspect van motiveren speelt in de hele gezondheidszorg. Er wordt van de medewerkers in de gezondheidszorg dan ook steeds meer van hun begeleidende rol gevraagd. Je moet dus mensen ‘aansporen tot’, maar dan moet je wel per ziektegebied weten welke gedragingen je welke kant op zou willen sturen.

Stressmanagement bijvoorbeeld is best lastig. Voordeel is wel dat als je mensen periodiek ziet, zoals het geval is in de parodontologie, je daar repeterende gesprekken over kunt voeren. Dat is vooral open vragen stellen en reflecteren, zodat mensen zicht krijgen in zichzelf en op hun situatie. Patiënten komen dan in feite bij een coach terecht, die inhoudelijke kennis bezit over de ziekte maar ook kennis moet hebben van de gedragsleer en de achterliggende psychologie om mensen bij te kunnen staan. In het congres ‘PARO: multidisciplinair’ besteden we daarom ook aandacht aan het (on)vermogen van mensen om te komen tot gedragsverandering.”

Is daarin ook een rol voor mondhygiënisten weggelegd?

“Ja zeker, ik denk dat mondhygiënisten pur sang opgeleid zijn of dienen te worden als gedragsbegeleiders, omdat het in de eerste plaats altijd zal gaan om het mondhygiënische gedrag. Dat heeft de meeste invloed op mondproblemen en dat is al een uitdaging, want het gaat verder dan mensen alleen maar aanwijzingen geven over hoe het gebit gereinigd dient te worden. Het werkveld wordt hiermee breder en interessanter. Het is meer gericht op gedragscomponenten dan enkel op het technisch handelen. Dat is eigenlijk bijzaak en dient ter ondersteuning om het gezondheidsdoel te kunnen bereiken. Ook dit geldt niet enkel voor de mondzorg maar voor de gehele gezondheidszorg.”

Zou er in de toekomst nog iets veranderen in de behandeling van parodontitis?

“Zeker. De gouden standaard (het bestrijden van de biofilm) zal blijven, omdat je anders het parodontium klinisch nooit gezond kan maken. Maar om op de lange termijn nieuwe problemen te voorkomen, is het management van andere risicofactoren ook heel belangrijk. Lifestyle-begeleiding en stressmanagement gaan steeds belangrijker worden. Ik verwacht dat als we meer inzicht krijgen in deze onderdelen, dat de behandeling breder gaat worden. Hiervoor hebben we elkaar zoals aan het begin gezegd allemaal nodig, vandaar ook de titel van het congres ‘PARO: multidisciplinair’.”

 

Interview door dental INFO met dr. Schelte Fokkema, samensteller en moderator van het congres ‘PARO: multidisciplinair’, parodontitis belicht vanuit een breder perspectief.

 

Schelte Fokkema is opgeleid als mondhygiënist, tandarts en parodontoloog en is gepromoveerd op het gebied van de immunopathogenese van parodontitis. Hij heeft een verwijspraktijk voor parodontologie in Den Bosch, geeft bij- en nascholingscursussen en is auteur van wetenschappelijke publicaties.

 

Het congres ‘PARO: multidisciplinair’, parodontitis belicht vanuit een breder perspectief, wordt op 17 januari 2020 georganiseerd door de Dr. G.J. van Hoytema Stichting in het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Op dit congres wordt het multifactoriële karakter van parodontitis belicht en worden relaties gelegd met de endodontologie, kaakchirurgie, orthodontie, occlusieleer, restauratieve tandheelkunde, implantologie en gedragsleer. Sprekers zijn deskundigen uit al deze vakgebieden.

 

 Paro-multidisciplinair

Lees meer over: Kennis, Parodontologie, Scholing, Thema A-Z
Een goede orthodontist heeft een goede restauratieve tandarts nodig

Een goede orthodontist heeft een goede restauratieve tandarts nodig

Vaak gaan orthodontie en restauratieve tandheelkunde hand in hand. Het is belangrijk dat de (restauratief)tandarts weet wat de orthodontist kan en dat de orthodontist weet wat de tandarts wil. Verslag van de lezing van dr. Domingo Martin, orthodontist, en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over hun manier van werken.

Bij behandeling van patiënten met complexe gebitsmutilaties heb je alle tandheelkundige disciplines nodig om tot een goed behandelresultaat te komen. Vaak gaan de orthodontie en de restauratieve tandheelkunde hierbij hand in hand. Het is belangrijk dat de (restauratief)tandarts weet wat de orthodontist kan en dat de orthodontist weet wat de tandarts wil. Verslag van de lezing van dr. Domingo Martin, orthodontist, en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over hun manier van werken.

Dr. Domingo Martin

Belang van teamwork voor slagen behandeling

Teamwork is enorm belangrijk om een behandeling te laten slagen. Het is van belang om bij een patiënt zowel de functie als de esthetiek te beoordelen. Als er alleen naar esthetiek gekeken wordt, focust men zich vaak op de voorste zes elementen.  Patiënten zien alleen de esthetiek, maar esthetiek zonder functie is altijd een faillure.  Dr. Domingo en dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, werken 200 kilometer uit elkaar, maar werken veelvuldig samen. Dit werkt omdat mensen tegenwoordig bereid zijn om afstand af te leggen als ze daarvoor een betere kwaliteit krijgen.

Tijdens de lezing spraken ze het protocol waarvan zij gebruik maken in hun samenwerking. Beiden hebben hun eigen protocol, maar ze komen altijd samen voor de behandeling.

Dr. Maria Jesus Prevedo

Situatie begrijpen

Het is van belang om bij een nieuwe patiënt niet alleen naar de elementen te kijken, maar ook naar het grotere plaatje. Kijk naar hoe de elementen in de mond staan, hoe de mond in het gezicht staat, het gezicht in het gehele hoofd en uiteindelijk zelfs naar het hoofd ten opzichte van het lichaam. Bekijk het gehele systeem en kijk dus niet alleen naar de voorste zes elementen.
We moeten naar de functie kijken en hiervoor moeten we een aantal vragen stellen:
De eerste vraag: wat is de hoofdklacht? Wat is de reden van het bezoek?
Dit moeten we weten om de patiënt uiteindelijk tevreden te kunnen stellen. We moeten weten of hij pijn heeft en zo ja, waar die pijn precies zit.

Daarna moeten we onszelf drie vragen stellen:

  • Wat is er gebeurd?
  • Waarom gebeurt het?
  • Hoe kunnen we de situatie veranderen?

We moeten de situatie eerst begrijpen voordat we de problemen kunnen aanpakken. Doen we dit niet, dan behalen we alleen korte termijn resultaten, terwijl we juist zoeken naar een oplossing voor de lange termijn.

We bespreken de casus van Eduardo

Eduardo’s hoofdklacht is last hebben van zijn nek. Hij loopt veel triatlons en denkt zelf dat het hierdoor komt. Hij is meerdere malen naar de fysiotherapeut geweest hiervoor.

We beginnen met de eerste vraag: wat gebeurt hier?

Op de gemaakte portret foto’s is duidelijk te zien dat Eduardo zijn hoofd scheef houdt. Hierdoor staat zijn ene oog hoger dan de andere en staan zijn lippen scheef.  En niet alleen zijn hoofd staat scheef, maar ook zijn schouders lopen niet gelijk. Dit is een van de eerste dingen die we aan moeten pakken: de spieren moeten behandeld worden, zodat de nek ten opzichte van de nekwervels weer in de juiste positie komt te staan.

Daarnaast zien we dat de ene kant van het gezicht meer ontwikkeld is dan de andere kant. Het zou kunnen zijn dat hij niet helemaal symmetrisch is. Het kan ook dat dit komt doordat zijn hoofd wat geroteerd en geïnclineerd staat.
Bij een foto vanaf sagittaal zien we dat zijn hoofd ten opzichte van zijn nek naar voren staat. Hierdoor worden de spieren van de nek en schouders veel zwaarder belast: wel tot tien keer zo zwaar!

Als de positie van het hoofd in kaart gebracht is, gaan we verder naar de elementen. Hoeveel dental show is er in rust en met lachen? Hoeveel gingiva is er zichtbaar? Is de lach symmetrisch? Bij Eduardo blijkt dat hij veel meer gingiva toont met lachen aan de ene kant dan aan de andere kant.

Daarna gaan we verder naar intra-oraal. We kijken naar de proporties van de tanden. Er is in dit geval duidelijk slijtage zichtbaar.  Er wordt gekeken naar de occlusie: hier een klasse 2 occlusie met een midline shift en daarnaast een kruisbeet rechts. De tandboog vanaf occlussaal wordt beoordeeld.
Er worden vervolgens modellen gemaakt welke in CR (centrale relatie) in de articulator gezet worden.
Dan wordt er gekeken naar de functie. Hoe bewegen de kaken ten opzichte van elkaar. We zien dat er bij protrusie posterieure interferenties zijn. Ook bij articuleren naar links en naar rechts zijn er interferenties en is er geen disclusie in de zijdelingse delen. Dit lijkt de oorzaak te zijn van de slijtage en zorgt ervoor dat er geen goede functie meer aanwezig is.
De verticale relatie in MO (maximale occlusie)  wordt vergelijken met de CR. Hiertussen is één millimeter verschil.

De volgende vraag die beantwoord moet worden is: waarom gebeurt dit?

Hiervoor gaan we verder onderzoek doen. We palperen de spieren en het blijkt dat deze flink samentrekken en niet op de juiste manier functioneren. Bij verschillende bewegingen wordt beoordeeld hoeveel pijn dit opwekt en zo zoeken we naar de spieren die betrokken zijn.
Er wordt altijd een CBCT gemaakt om de craneomandibulaire structuren te beoordelen. Hieruit kan vervolgens een OPT en een Ceph gehaald worden.

Op de CBCT van Eduardo is terug te zien dat zijn hoofd geroteerd en geïnclineerd staat. De condyli worden beoordeeld om in te schatten of er TMD klachten aanwezig zijn. De condyli staan in dit geval op de juiste plek, waardoor geconcludeerd kan worden dat de klachten voornamelijk spier gerelateerd zijn. Wel is te zien dat de condylus links iets lager staat dan rechts, maar dit is te verklaren door de schuine positie van het hoofd. Daarnaast zien we dat het neusseptum scheef staat. Dit kan gerelateerd zijn aan de functie, omdat dit obstructie van de luchtweg geeft.

In het geval van het verkrijgen van een goede functie en goede esthetiek is het van belang om van achter naar voren te werken. Daarom moet ook de ruggengraad op de CBCT staan. Eerst moet het hoofd en de nek gestabiliseerd worden, eventueel met behulp van een fysiotherapeut en osteopaat die ook in het behandelteam zitten. Als de nek en het hoofd niet stabiel zijn dan is het gebit dit ook niet. Daarom wordt het volledige hoofd-halsgebied beoordeeld en ook het craniale deel van de nek.

Uiteindelijk volgt de vraag: hoe kunnen we dit veranderen?

Hiervoor moeten we terug naar de juiste positie van het hoofd en van de nek. Hiermee zorgen we dat hij pijnvrij is. Daarna gaan we het gebit behandelen.

Een belangrijke stap hierbij is splint- en fysiotherapie.  Hiermee wordt de positie van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak veranderd en daarmee ook de positie van de condylus.

Als dit achter de rug is, staat het hoofd weer op de juiste (rechte) positie. Eduardo is pijnvrij en heeft geen last meer van zijn nek en schouders. Op deze manier is het veel makkelijker om de elementen mooi te krijgen.

Dit alles behoort tot de diagnostische fase. Vervolgens wordt de patiënt naar de orthodontist gestuurd.

Dr. Domingo Martin

Bij de orthodontische behandeling wordt de verkeerde beet aangepakt. De occlusie die er nu is, is al veranderd ten opzichte van de begin situatie door het dragen van de splint. Het is belangrijk dat patiënten goed ingelicht worden voordat ze starten met deze splint therapie. Het doel is het stabiliseren van de condylus in de juiste positie, maar er zijn ook bijkomstigheden zoals een open beet. Daarnaast moeten we oppassen dat de patiënt niet te asymmetrisch wordt door het dragen van de splint. Dit kan als gevolg hebben dat er orthognatische chirurgie nodig is. De risico’s met betrekking tot het dragen van de splint moeten van te voren goed uitgelegd worden.

Esthetische analyse

Dr. Domingo begint met de esthetische analyse. Hij kijkt naar de gebitselementen en de lippen. Eduardo is iets lipincompetent en er is sprake van lichte faciale asymmetrie. Dit ontstaat als de mandibula scheef groeit. De maxilla groeit dan automatisch scheef mee. Zijn onderste 1/3 deel van zijn gelaat is iets langer. Er is lichte hypoplasie van de maxilla en ook de mandibula ligt iets terug. In de regio van Spanje waar dr. Domingo Martin en dr. Maria Jesus Prevedo werken, komt dit veel voor. Het gevolg is een dunne en vlakke bovenlip. Zowel onder- als bovenlip liggen ten opzichte van de lijn subnasale iets terug.

Breedte van de maxilla en mandibla

De breedte van de maxilla en mandibla wordt gemeten. Hieruit kan afgeleid worden of een kaak verbreed moet worden. Om een juiste interdigitatie te krijgen weten we dat de maxilla drie tot vijf millimeter breder moet zijn. In het geval van Eduardo zijn maxilla en mandibulla ongeveer even breed en dus zal de maxilla verbreed moeten worden.

Uit de Ceph blijkt dat er geen skelataal probleem is. De nekpositie is ook goed te beoordelen en daarnaast wordt aandacht gegeven aan de luchtweg. Als de luchtweg vernauwd is, worden er extra testen gedaan en vragen gesteld. Zo kunnen eventuele patiënten met apneu problemen eruit gefilterd worden.
Verder blijkt dat er sprake is van een klasse II occlusie rechts en klasse I occlusie links. Er is slijtage aanwezig en de gingivalijn is niet optimaal. Er is een kruisbeet zichtbaar, de elementen zijn iets aan de kleine kant en er is een midline shift.

Esthetische veranderingen

Dr. Domingo is van mening dat het behandelen van volwassenen nooit een 100% tevreden patiënt oplevert mits je ook iets veranderd aan de gebitselementen zelf. De patiënten zijn op zoek naar esthetische veranderingen. Niet alleen willen ze de elementen netjes hebben staan, maar ze willen vaak ook de morfologie en de kleur van de elementen veranderd zien. De elementen moeten de juiste proporties hebben. Daarom past hij ook altijd de voorste vier elementen aan, zodat de tanden breder en langer worden en iets witter.

Daarom lijnt hij de gingiva op, maar laat ook ruimtes open om de tanden te verbreden en te verlengen. Dit is ook van belang voor de juiste overbeet en de juiste wisselwerking tussen functie en esthetiek. Het materiaal wat hij hier meestal voor gebruikt is composiet. Door de juiste positie van de condylus slijt dit niet zo veel als verwacht. Daarom wordt er altijd voor de behandeling splinttherapie toegepast.

In het geval van Eduardo is het nodig om de bovenkaak drie tot vijf millimeter te verbreden. Orthodontisch kan dit maar één millimeter. Daarom zal dit middels een corticotomie plaats moeten vinden. Hierbij is het mogelijk om 1,5 mm per kant te winnen. In dit geval is dat net voldoende.

Bij Eduardo wordt ook een implantaat geplaatst regio 16. De orthodontist bepaalt waar het implantaat geplaatst moet worden. In het geval van Eduardo wil hij het implantaat zo veel mogelijk buccaal hebben. Zo kan hij het implantaat gebruiken om de maxilla breder maken. Implantaten zijn perfect om orthodontische krachten op uit te oefenen.  De positionering van het implantaat wordt bepaald middels 3D-scans .

Juiste kauwbewegingen

Na het dragen van de splint, staat de condylus op de juiste plek en hierdoor is het weer mogelijk om de juiste kauwbewegingen te maken. Van origine zijn wij gemaakte om verticale kauwbewegingen te maken en niet horizontaal. Alleen op het moment dat er posterieure contacten, slijtage of andere interferenties zijn, gaan we horizontale kauwbewegingen maken. Om deze horizontale kauwbewegingen uit te voeren moeten we veel grotere bewegingen maken, met daarbij een veel groter risico op eventuele TMD-achtige klachten.

De splint zorgt er voor dat de juiste kauwbewegingen weer mogelijk zijn. Alleen klopt de occlusie niet meer op het moment dat de patiënt stopt met het dragen van de splint. Dit wordt in het geval van Eduardo orthodontisch aangepast.

Het is belangrijk om tijdens de orthodontie de condylus in de juiste positie te behouden. Dit kan gedaan worden door de patiënten een splint in de bovenkaak te laten dragen, terwijl de orthodontische behandeling in de onderkaak wordt uitgevoerd.

Splint/bijtplaat

Nadat de orthodontie in de onderkaak voor het grootste deel is uitgevoerd, wordt een splint/bijtplaat voor in de onderkaak gemaakt en wordt de orthodontie in de bovenkaak uitgevoerd. Het implantaat regio 16 wordt wederom gebruikt in de orthodontische behandeling. Nu om te distaliseren. Daarna worden alle elementen in de bovenkaak opgelijnd.  Vervolgens wordt de juiste manier van dicht bijten mogelijk gemaakt middels een soort bijtblokjes. Hierdoor is er aan beide kanten even veel contact. Dit is het moment om de cortocotomie uit te voeren. Het duurt ongeveer drie maanden om het maximale resultaat te bereiken. Dit wordt gedaan middels kruisbeet elastieken en een dikke draad.

Tijdelijke opbouw

Vervolgens worden de ruimtes in de bovenkaak geopend en gaat de patiënt naar dr. Maria Jesus Prevedo. De brackets worden van de vier incisieven afgehaald. Zij maakt een tijdelijke opbouw om ook de occlusie te bepalen. Nadat de orthodontie volledig afgerond is, komt de patiënt terug voor de definitieve opbouw.

Op het moment dat de definitieve opbouw gemaakt wordt, staan zowel de condylus als de elementen precies op de goede plek, waardoor de prosthodontist de meest ideale uitgangspositie heeft.

Dr. Domingo geeft nog als tip dat het handig is om tekeningen te maken voor de patiënt om duidelijke uitleg te geven. Op het moment dat je alleen spreekt dan is het voor de patiënt veel minder goed te begrijpen.

 

Dr. Maria Jesus Prevedo geeft aan dat ze na de orthodontie nogmaals een nieuwe splint en nieuwe wax up maakt. Dit om een zo stabiel mogelijke situatie te behalen. Daarna gaat ze pas verder met het afmaken van de behandeling. Omdat er nu nog maar minimale aanpassingen nodig zijn, is het makkelijk  om de optimale occlusie te verkrijgen.

Dr. Domingo Martin is een internationale autoriteit op het gebied van gecombineerde orthodontische en tandheelkundige behandelingen.

Dr. Maria Jesus Prevedo is restauratief tandarts.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van dr. Domingo Martin en dr. Maria Jesus Prevedo tijdens het NVVRT-congres Resto meets ortho.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Vlaamse regeerakoord

Vlaamse regeerakkoord concentreert op preventie

Het is zover: de tekst van het nieuwe Vlaamse regeerakkoord is af. Wat (mond)gezondheid betreft ligt de focus op preventief welzijnsbeleid, in het bijzonder voor kwetsbare groepen.
Er zal worden samengewerkt met bijvoorbeeld de beleidsdomeinen Sport, Werk en Onderwijs om de doelen te realiseren. De gezondheidsdoelen worden (opnieuw) geëvalueerd in overlegd met partners op basis van wetenschappelijke kennis. Zo is een goede mondhygiëne voor zowel kinderen als mensen die verblijven in residentiële zorginstellingen een nieuwe gezondheidsdoelstelling.

Mondhygiënisten om kwetsbare groepen te bereiken

Om de doelstellingen te halen worden onder andere niet-overheidsinstanties ingezet. Scholen maar ook mondhygiënisten worden als voorbeeld hiervan gegeven. De laatste groep wordt specifiek genoemd in combinatie met het bereiken van kwetsbare groepen.

Preventie en vroegdetectie als speerpunten

Verder hamert het regeerakkoord op het belang van preventie en vroegdetectie. Het Preventiedecreet wordt herzien om de verhoogde middelen zo efficiënt mogelijk in te kunnen zetten. Hierdoor moeten de gezondheidswinsten zo groot mogelijk zijn.

Stimuleer mensen om gezonde keuzes te maken

Daarenboven wil men door middel van nudging gebruik maken van de inzichten van gedragswetenschappen en zo mensen subtiel stimuleren om gezonde keuzes te maken. Als de gezonde keuze de eenvoudigste is, zal preventie makkelijker zijn, zo luidt de gedachte in het akkoord.

Versterkte rol lokale besturen en eertelijnszones

Tot slot zal de rol van de lokale besturen en de eerstelijnszones worden versterkt. Bij preventieve campagnes kunnen ook de zorgberoepen waarvoor geen verwijzing nodig is worden betrokken. De hoop is dat zo veel kan worden voorkomen zodat het niet hoeft te worden genezen.

Bron: het Vlaamse regeerakkoord

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Relatie antidepressiva en antipsychotica

Relaties tussen gebruik van antidepressiva en antipsychotica medicijnen op de speekselvloed

Patiënten die antidepressiva en antipsychotica gebruiken en ouder zijn dan 18 jaar waren geïncludeerd. De exclusiecriteria waren: het syndroom van Sjörgen, radiotherapie in hoofd- en halsgebied, roken, zwangerschap. Alleen kwalitatief goede studies die niet ouder dan 10 jaar waren, werden geïncludeerd voor dit onderzoek.

Vijf studies voldeden aan de in- en exclusiecriteria. In drie studies, die de medicijngroep antipsychotica onderzochten, werden de medicijnen Quetiapine en Paroxetine vergeleken met een placebo. Bij twee studies werd de medicijngroep antidepressiva onderzocht, zij vergeleken het medicijn Vortioxetine met een placebo.

Conclusie

Uit de resultaten bleek dat volwassenen die antipsychotica of antidepressiva slikken een droge mond kunnen ervaren. Geconcludeerd kan worden dat er aanwijzingen zijn voor een samenhang tussen antipsychotica, respectievelijk antidepressiva en de bijwerking ‘xerostomie’.

Klik hier voor een vergrote versie: Relatie antidepressiva en antipsychotica medicijnen op speekselvloed

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde
Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
Winnaar NT-GSK Bachelorscriptie Award 2019 - Meer vraag naar mondzorg ouderen in 2040

Winnaar NT-GSK Bachelorscriptie Award 2019: Meer vraag naar mondzorg ouderen in 2040

Leonie Pereboom heeft met haar scriptie ‘De gebitssituatie onder ouderen’ de NT-GSK Bachelorscriptie Award gewonnen. Zij concludeerde in haar scriptie dat er meer vraag naar mondzorg voor ouderen zal zijn in 2040.

Meer vraag naar mondzorg ouderen in 2040

Leonie Pereboom maakte een inschatting van de vraag naar mondzorg door ouderen in 2040. Ze bekeek hoeveel ouderen op dit moment een uitneembare tandprothese hebben en deed aan de hand hiervan een prognose voor 2040. Zij concludeerde dat er steeds minder ouderen zullen zijn met een volledige gebitsprothese en meer ouderen met frames en plaatjes. Meer ouderen behouden dus deels hun eigen tanden wat zal leiden tot een hogere vraag naar mondzorg in 2040.

Bekijk een video-interview met Leonie Pereboom over haar scriptie

Leonie Pereboom, student van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA), ontving voor haar winnende scriptie een award en een prijs van € 1.000.

Tweede, derde en Publieksprijs

De tweede prijs van € 500 ging naar de scriptie ‘Hoe kun je op CBCT-beelden geplande implantaatposities nauwkeuriger overbrengen naar de patiënt’ van Sanne Korsten en Guido Kielenstijn (Radboud Universiteit Nijmegen). Silvia Yuniawati en Mariam Tsagikian van ACTA wonnen met hun scriptie ‘Het effect van propolis op gingivitis en parodontitis’ de derde prijs van € 250. Zij wonnen ook de Publieksprijs, waarvoor in totaal 895 stemmen zijn uitgebracht.

5 genomineerden in de race voor de Award

In totaal dongen 5 genomineerden mee naar de Bachelorscriptie Award. Naast de prijswinnaars deden Fadi Mosa, Max Marselis en Rezi Foumani (UMC Groningen) met hun scriptie ‘Effect van sigarettenrook op de groei van orale bacteriën’ mee. Net als Rick de Vos en Thymen Naaktgeboren (Nijmegen) met hun scriptie ‘Effect van warmtebehandelingen op de sterkte van composiet’.

 

Lees meer over: Kennis, Ouderentandheelkunde, Scholing, Thema A-Z
Verband tussen speekselenzym en slechte adem bij kinderen ontdekt

Verband tussen speekselenzym en slechte adem bij kinderen ontdekt

Uit nieuw onderzoek is een verband gebleken tussen een verhoogde activiteit van het enzym β-galactosidases en een slechte adem bij kinderen. Daarnaast werd bij kinderen met vaste beugels vaker slechte adem geconstateerd dan bij kinderen met uitneembare of zonder.

De Italiaanse onderzoekers wilden door verschillende methodes te vergelijken halitose bij kinderen evalueren. Ook onderzochten ze de invloed van orthodontische behandeling op halitose. In de studie werd bij 50 kinderen gekeken naar verschillende elementen die bijdragen aan een slechte adem.

Kinderen gescoorde op mate van slechte adem

Het onderzoek, dat werd gepubliceerd in de European Journal of Paediatric Dentistry, vond plaats tijdens tandartsbezoeken aan de pediatrische tandheelkundige eenheid van de University of Rome Tor Vergata. Bij de kinderen werd gelet op mondhygiëne, tongcoatingscores en aanwezigheid van beugels (vast of uitneembaar). Verder werd een draagbaar gaschromatografieapparaat gebruikt om hoeveelheden vluchtige zwavelverbindingen en de activiteit van β-galactosidases te detecteren.

Dit werd gedaan door twee verschillende, getrainde operatoren die de adem van de kinderen evalueerden op een organoleptische intensiteitsschaal van 0 tot 5. Wanneer een kind een score van 2 of hoger toegewezen kreeg werd dat kind beschouwd als hebber van matige, sterke of ernstige slechte adem, oftewel halitose.

Halitose gevonden bij meer dan helft van patiënten

De operatoren vonden bij 54% van de patiënten een mate van halitose. Net als bij volwassenen werd een toename van de activiteit van β-galactosidases in het speeksel geassocieerd met een slechte adem. Ook was er een significante correlatie tussen het enzymgehalte en de vluchtige zwavelverbindingen waterstofsulfide en methymercaptaan.

Vaste beugel gepaard met slechtere adem

Een ander resultaat dat werd gepubliceerd heeft betrekking tot de aanwezigheid van beugels. De onderzoekers hebben aangetoond dat kinderen met orthodontische behandeling een hoger β-galactosidasesniveau hebben. Dit geldt voor vaste en verwijderbare beugels. De organoleptische evaluatie en metingen toonden aan dat het hebben van een vaste beugel vaak gepaard gaat met een hogere score op de ‘slechteademschaal’.

De veelbelovende resultaten zijn echter nog maar voorlopig omdat slechts een klein aantal kinderen met beugel in het onderzoek was opgenomen. Tandartsen, onderzoekers en clinici kunnen de resultaten wel gebruiken om slechte adem beter te begrijpen en behandelen.

Bron:
European Journal of Paediatric Dentistry

Lees meer over: Halitose, Orthodontie, Thema A-Z
NWVT TandartsPraktijk Master Scriptieprijs 2019 - Digitale occlusieregistratie

NWVT TandartsPraktijk Master Scriptieprijs 2019: Digitale occlusieregistratie

Op 3 oktober is de NWVT – TP Master Scriptieprijs 2019 uitgereikt aan Suze de Boer, oud student RU Nijmegen voor haar master scriptie: Digitale Occlusieregistratie. Een pilotstudie naar de validiteit van de occlusieregistratie met de TRIOS intra-orale scanner.

Digitale occlusieregistratie: een pilotstudie naar de validiteit van de occlusieregistratie met de TRIOS intra-orale scanner

Met een intra-orale scanner kan een occlusieregistratie worden uitgevoerd. Validiteit van de occlusieregistratie en hoe deze zich verhoudt tot bekende huidige technieken, het articulatie papier en de T-Scan, is onbekend.

Doel

Inzicht verkrijgen over de validiteit van informatie die de TRIOS geeft over occlusie.

Methode

Vijf occlusieregistraties met drie verschillende occlusieregistratietechnieken (TRIOS, T-Scan, articulatie papier) zijn uitgevoerd op twaalf gebitsmodellen in articulatoropstelling. De onderlinge beelden zijn vergeleken op gebitselement niveau. Een correlatie tussen de TRIOS en articulatie papier is getoetst middels de Spearman rang correlatie toets. Een overeenstemming tussen de TRIOS en T-Scan is getoetst middels een succespercentage en Cohen’s kappa.

Resultaten

De Spearman rang correlatie toets laat een significante, matige tot redelijke positieve correlatie zien: rs = 0.585, p < 0,05. De resultaten van het succespercentage laten een overeenstemming zien van 37,5% (95% BI, (17,05%, 57,95%)). Cohen’s kappa demonstreert geen tot een geringe overeenstemming: κ = 13,1% (95% BI, (-2%, 38%)).


Discussie

Occlusieregistratie middels de TRIOS lijkt een beeld te verschaffen vergelijkbaar met articulatiepapier maar verschaft waarschijnlijk geen informatie over de het zwaarst belaste gebitselement. Reproduceerbaarheid van de onderlinge registratietechnieken is ter discussie gesteld.

Conclusie

Een positieve matige tot redelijke correlatie is vastgesteld tussen de grootte van het markeringsoppervlak van de TRIOS en het articulatiepapier. Geen overeenstemming is gevonden tussen de TRIOS en de T-Scan betreffende het aanwijzen van het zwaarst belaste gebitselement

Begeleiders: dr. C.M. Kreulen en drs. A.J. de Rijk.

Beoordeling door jury

De jury waardeert de winnende scriptie van Suze de Boer vooral vanwege de grondige analyse van de resultaten en de goede tekstuele samenhang. Het door Suze getoonde niveau van kennis en inzicht was bovendien zeer hoog.

Tweede prijs

De tweede prijs is uitgereikt aan Rosemarijn Muijen (RU Nijmegen) voor haar master scriptie: Het verloop van pathologische gebitsslijtage bij patiënten zonder behandelwens.

Derde prijs

De derde prijs is uitgereikt aan Özgür Karaoğlu: The Effect of Indirect Pulp Treatment and Pulpotomy on the Survival of Primary Molars

 

De Nederlandse Wetenschappelijke Vereniging van Tandartsen (NWVT) heeft in samenwerking met TandartsPraktijk de jaarlijkse NWVT-TP master scriptieprijs ingesteld. Masterscripties vanuit de Faculteit der Tandheelkunde in Amsterdam (ACTA), Nijmegen (Radboud UMC) en Groningen (UMCG) dingen mee naar deze prijs. De jury heeft de inzendingen beoordeeld op geschiktheid en relevantie voor de tandarts algemeen practicus.

 

Foto: Suze de Boer©

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Onderzoek naar endodontische pijnverlichting

Onderzoek naar endodontische pijnverlichting

Nieuw onderzoek heeft gekeken naar manieren voor endodontische pijnverlichting. De studie keek onder andere naar het gebruik van fotodynamische therapie, aanhoudende pijn na wortelkanaalbehandelingen en het verband tussen depressie en postoperatieve pijn.

Fotodynamische therapie

De bevindingen van de studie werden gepresenteerd op de jaarlijkse American Association of Endodontists meeting in Montreal op 11 april 2019. Hier werden onder andere de effecten van fotodynamische therapie op postoperatieve pijn bij 12 patiënten besproken. De onderzoekers legden de preoperatieve pijn van patiënten vast middels een visuele analoge schaal van 0 tot 10. De helft van hen werd wel blootgesteld aan fotodynamische therapie, de andere helft niet en kreeg alleen de wortelkanaalbehandeling. Het bleek dat de groep die aan de therapie werd blootgesteld minder postoperatieve pijn had dan de controle groep, maar niet significant. Bij beiden groepen hielp de behandeling wel om de pijn te verminderen.

Postoperatieve pijn na wortelkanaalbehandeling

Hiernaast keken onderzoekers van de Harvard School of Dental Medicine in Boston en van het New York University College of Dentistry in New York naar hoe vaak aanhoudende pijn voorkomt na wortelkanaalbehandelingen. Ze bestudeerden 56 patiënten die een wortelkanaalbehandeling ondergingen. Na een maand had 15 van hen nog steeds last van pijn. Na twee maanden waren dit nog 10 van hen.

Meer pijn bij depressie

Het managen van pijn bij patiënten die hiernaast klinisch depressief zijn kan lastig zijn. Onderzoekers van de University of Maryland School of Dentistry in Baltimore deden daarom een onderzoek waarin zij de postoperatieve pijn van patiënten met een depressie of angststoornis berekenden. Deze groep bleek de pijn als significant erger te ervaren.

 

Bron:
DrBicuspid

Lees meer over: Endodontie, Thema A-Z
Yvonne Buunk

Yvonne Buunk-Werkhoven na negen jaar afgetreden bij FDI

Tijdens het American Dental Association (ADA)-FDI World Dental Congress in San Francisco trad dr. Yvonne Buunk-Werkhoven, zelfstandig gedragswetenschapper -International Allied Health Professional af als één van de vijf executive board leden van de Chief Dental Officers/Dental Public Health section. Chief Dental Officers, zijn tandartsen en/of gezondheid- beleidsmedewerkers, die overheden informeren over ontwikkelingen op het gebied van mondgezondheid en mondverzorging.

Participatie, posters, presentaties en publicaties

Vanaf 2010, heeft zij – op persoonlijke titel – niet enkel gedurende negen jaren geparticipeerd binnen de jaarlijkse Chief Dental Officers/Dental Public Health bijeenkomsten. Zij heeft maar liefst 18 wetenschappelijke posters gepresenteerd, tweemaal een presentatie gegeven tijdens congressen van de FDI wereld tandartsen organisatie en zich jarenlang ingezet voor de FDI-World Oral Health Day. Bovendien heeft zij inmiddels vijf publicaties in het International  Dental Journal van de FDI.

Yvonne haar laatste posterpresentatie “Optimal Tooth Brushing through a Sustainable Environmentally Friendly Bamboo Toothbrush!”, is een dubbele mondzorginterventie, dat zij vanuit SPOH ARTS samen met het dentalINFO (Anita de Klerk) en The Bamboo Brush Society (Roger Nefkens) heeft uitgewerkt. Voor het bevorderen van professionele en optimale mondverzorging voor jong en oud, wordt benadrukt dat tandenpoetsen een gewoontegedrag is én dat tandenpoetsen met een bamboe tandenborstel een milieuvriendelijke en bewuste keuze is.

Toekomst

Haar expertise en ervaringen zal ze blijven inzetten/uitdragen op het gebied van de mondzorg. Onlangs heeft ze de VU SummerSchool course “Nature and Nurture; Twin research and Human genetics met een 8 (ECTS grade A – ‘excellent/very good’) afgerond en zal ze zich in de nabije toekomst meer toeleggen op gedragsgenetica en sociaal psychologische aspecten gerelateerd aan (mond)gezondheid en gedrag.

Binnenkort participeert Yvonne als Visiting Professor in een Three in One Programme voor ruim 100 studenten en staf aan de Tandheelkunde faculteit van Universiteit Brawijaya in Malang, Indonesië. In februari 2020 gaat Yvonne, nadat ze 10 jaar vrijwillig haar onderzoeksbijdrage heeft geleverd, mee met de stichting Bocas Sanas Maímon-Holanda, om zelf voorlichtingslessen te geven aan de basisschoolkinderen.

Met meer dan 30 jaar kennis en kunde in de mondzorg, inclusief 20 jaar ervaring als praktizerend mondhygienist (algemene praktijk, parodontologie, onderwijskliniek, forensische psychiatrie en public health-voorlichting); 15 jaar ervaring binnen het Tandheelkunde/Mondzorgkunde onderwijs, 10 jaar bestuurservaring, 15 jaar inter(nationaal) ervaring met onderzoek, dat ondermeer door de Harvard School of Dental Medicine is opgepakt, en waarop een tandarts aan de Universiteit van Indonesië is gepromoveerd en vele professionele en wetenschappelijke publicaties, is Yvonne wereldwijd als een gepassioneerde autoriteit op het gebied van mondzorggedrag te beschouwen. Ook op creatieve wijze draagt Yvonne bij aan de verbinding tussen kunst en wetenschap: “People who say it cannot be done, should not interrupt those who are doing it”

 

leporello 4 luik ANT 2016 (1)

Lees meer over: Carrière, Thema A-Z
Leger van micro-robots tegen tandplak

Leger van micro-robots tegen tandplak

Het verwijderen van tandplak is een tijdrovend proces. Onderzoekers van de University of Pennsylvania ontwikkelden een leger van micro-robots als alternatief voor het verwijderen van tandplak.

Afbreken en vernietigen van biofilms

Michel Hyun Koo en zijn team ontwierpen twee verschillende type robot systemen, waarvan een ontworpen voor de oppervlaktes en een voor de kleine, nauwe plekjes. Door middel van katalytische activiteit kunnen deze robots biofilms vernietigen, wat van belang is voor veel verschillende doeleinden – van het schoon houden van waterpijpen en katheters tot het verminderen van risico voor tandbederf, endodontische ontstekingen en implantaatvervuiling. Aangezien biofilms bekend staan als extreem lastig te verwijderen is de ontwikkeling van de robots van groot belang.

Twee robot systemen

De twee verschillende type robotsystemen werden ontwikkeld in een gemengd team met onderzoekers van het Penn Dental Medicine team en het Penn Engineering team, die beiden werkten met robotplatforms met soortgelijke ijzer-oxide nanodeeltjes als bouwblokken voor de microrobots. Samen ontwikkelden zij twee type katalytische antimicrobiële robots (CARs: catalytic antimicrobial robots) om biofilm te kunnen afbreken en vernietigen. Het eerste type robot is gemaakt uit ijzer-oxide nanodeeltjes, de tweede uit nanodeeltjes in 3D gel vormen.

Tandoppervlak

Beide kunnen bacteriën doden om zo het biofilm met hoge precisie af te breken. Waar dit in eerste instantie werd getest op gladde glazen oppervlaktes, testten de onderzoekers later of dit ook toepasbaar is voor klinisch gezien meer relevante doeleinden: het verwijderen van biofilm op moeilijk te bereiken delen op het menselijk gebit.

Koo: “Bestaande behandelmethodes voor biofilms zijn niet effectief omdat deze niet in staat zijn om zowel de beschermende matrix te verwijderen als de bijkomende bacteriën te doden, om vervolgens de biologisch afbreekbare producten te verwijderen. Deze robots kunnen alle drie tegelijkertijd en zeer effectief uitvoeren, zonder enig spoor van biofilm achter te laten.”

Steun van Penn Health-Tech

Om te zorgen dat de robots daadwerkelijk in de klinische wereld toegepast kunnen worden ontvangen de onderzoekers steun van het Penn Center for Health, Devices and Technology, een initiatief dat werd opgezet door Penn’s Perelman School of Medicine, Penn Engineering en de Office of the Vice Provost for Research.

Bron:
ScienceDaily 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
vraagteken - vragen

Vragenlijst voor onderzoek naar effecten harddrugs op mondgezondheid: doe mee

In het kader van de opleiding tot tandarts-gnatholoog van ACTA-onderzoeker Amanda van Exel is zij benieuwd naar de effecten van harddrugs op de mondgezondheid. Om dit te onderzoeken heeft zij – samen met andere onderzoekers een vragenlijst opgesteld, welke door de Medisch Ethische Commissie is goedgekeurd (niet-WMO).

Het recreatief gebruiken van harddrugs lijkt tegenwoordig steeds vaker voor te komen. De relatie van XTC/ MDMA op de mondgezondheid is wel bekend (xerostomie, bruxisme, mogelijk toename van erosie), maar hoe zit dat met andere middelen?

Wilt u ook meedoen aan dit onderzoek en de vragenlijst invullen?

Bekijk de vragenlijst 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
parodontale-therapie

Niet-chirurgische parodontale therapie: Factoren die bepalend zijn voor het succes

Parodontitis wordt ook wel een complexe ziekte genoemd omdat er niet één enkele oorzaak voor is. We weten echter dat de klinische behandeling van parodontitis heel succesvol is als we de therapie richten op de bestrijding en het onder controle brengen van de mondbacteriën. Welke factoren zijn bepalend voor dit succes?

Omdat er voor parodontitis niet één enkele oorzaak is, is er ook geen enkele bacterie in de subgingivale biofilm primair of alleen de oorzaak van de parodontale afbraak. Wat we wel zeker weten is dat de parodontale ontsteking veroorzaakt wordt door de bacteriën, dat is experimenteel zeer overtuigend aan te tonen voor zowel gingivitis als peri-implantaire mucositis. Echter hoe nu precies de overgang optreedt van deze marginale parodontale ontsteking naar parodontitis waarbij verlies van het parodontale ligament en het alveolaire kaakbot optreedt, is tot op de dag van vandaag onduidelijk.

Desondanks weten we dat de klinische behandeling van parodontitis heel succesvol is als we de therapie richten op de bestrijding en het onder controle brengen van de mondbacteriën. Dat wil zeggen als een grondige professionele supra- en subgingivale gebitsreiniging wordt uitgevoerd in combinatie met het inzetten van een goede plaquebeheersing door de patiënt. Echter voor een geslaagde uitkomst van deze therapie gelden een paar cruciale randvoorwaarden, alle met een biologische grondslag. Als de behandelaar deze factoren onderkent en daarnaar handelt is iedereen in staat om parodontitispatiënten succesvol te behandelen. In de meeste gevallen volstaat mechanische therapie, maar soms is ondersteuning met systemische antibacteriële middelen noodzakelijk. Daarnaast kunnen lifestyle-veranderingen ingezet worden om de microbiële status in balans te brengen.

Voorwaarden parodontale therapie

  • Motivatie is voorwaardelijk voor het volgen van het paroprotocol
  • Patiënt ziet het belang in en heeft vertrouwen in de verandering
  • Patiënt is zelf verantwoordelijk en zelf oplossend
  • Patiënt kiest eigen weg vanuit intrinsieke motivatie
  • Behandelaar geeft deskundige begeleiding
  • Behandelaar werkt samen op basis van gelijkwaardigheid

Motiveren patiënt

De Baderstenstudies hebben laten zien dat het allereerst motiveren en instrueren van de patiënt heel goed werkt; zij voorkwamen namelijk daarmee de rekolonisatie van de (sterk) verdiepte pockets direct na afloop van de subgingivale scaling. Voor de parodontale genezing is het van cruciaal belang dat tijdens de herstelperiode voorkómen wordt dat het subgingivale milieu opnieuw bevolkt wordt met paropathogenen.

Uit studies is gebleken dat als er niks gedaan wordt aan het motiveren van patiënten voor het ontwikkelen van een goede plaquebeheersing, de behandeling veel minder aanslaat. In deze studies is aangetoond dat de rekolonisatie van sterk verdiepte pockets binnen 6 tot 8 weken optreedt na diep subgingivale scaling indien er gen supragingivale plaquecontrole plaatsvindt. De zogen. 6-weekse controle na afloop van de niet-chirurgische parodontale behandeling is van deze studies afgeleid. Hierbij wordt door het controleren en bijsturen van de mondhygiëne en het reinigen van het gebit geïnvesteerd in de verdere parodontale genezing.

Een ander voordeel van het vooraf motiveren en instrueren van patiënten voor een goede plaquebeheersing is dat er binnen een paar weken reductie van de marginale gingiva optreedt. Hierdoor is de curatieve therapie effectiever en efficiënter, omdat het aanwezige subgingivale tandsteen zichtbaar wordt voor de behandelaar. Afhankelijk van de mate van marginale ontsteking, de pocketdiepte en het type hulpmiddel dat geadviseerd wordt voor de interdentale reiniging, kan er een reductie van maar liefst 2 mm en zelfs meer optreden.
Daarom stelt Fokkema dan ook voor om voorafgaande aan de curatieve therapie en het starten van het paroprotocol, allereerst te beginnen met preventie! Deze suggestie is ook opgenomen in het nieuwe paroprotocol.

Paroprotocol of preventietraject

Bovenstaande betekent dan ook dat je niet met iedereen die (sterk) verdiepte pockets heeft het paroprotocol hoeft in te gaan; het is veel doeltreffender om eerst een patiënt te motiveren in het veranderen van zijn mondhygiënische (en life style) gedrag dan het gebit ofwel de pockets te reinigen. Daarnaast zou een patiënt met een incidenteel probleem ook het paroprotocol niet in moeten gaan om onnodige kosten en overbehandeling te voorkomen. In het nieuwe protocol is verder opgenomen dat bij lokale problemen geanalyseerd dient te worden of het wel een echt paroprobleem is en als dit niet het geval blijkt te zijn kan er volstaan worden met het volgen van het preventietraject middels M-codes.

Reinigen diep subgingivale worteloppervlakken

Uit de Baderstenstudies is verder gebleken dat de behandelaars gemiddeld 7 minuten per gebitselement bezig waren met het reinigen van sterk verdiepte pockets. Dit betekent zoals doorgaans gebruikelijk is binnen de parodontologie dat voor een initiële behandeling waarbij sprake is van gegeneraliseerd sterk verdiepte pockets per kwadrant, ėėn uur wordt gehanteerd. Het is met andere woorden heel belangrijk voldoende tijd te plannen voor het reinigen van diep subgingivale worteloppervlakken om een doeltreffend resultaat te kunnen bereiken.

Verschil tussen ultrasone- en handinstrumenten

Daarnaast is in de Baderstenstudies onderzocht of er een verschil is tussen ultrasone- en handinstrumenten bij de subgingivale reiniging van sterk verdiepte pockets. De parodontale verbeteringen blijken geheel vergelijkbaar te zijn en de reiniging van de diep subgingivale oppervlakken is hetzelfde. Echter omdat men in die tijd nog te hard sondeerde weten we niet zeker of de mate van pocketdieptereductie voor handinstrumenten en ultrasone apparatuur vergelijkbaar is. Namelijk of er een verschil is tussen de mate van epitheliale aanhechting tussen beide behandelmethodes. De Baderstenstudies hebben uiteindelijk enkel aangetoond dat het herstel van de bindweefselaanhechting op de bodem van de pocket hetzelfde is voor hand en ultrasone instrumenten. Het is uit andere studies wel gebleken dat na ultrasone reiniging relatief ruwere worteloppervlakten worden nagelaten maar het is nog onduidelijk of dit gunstig of juist ongunstig is voor de epitheliale aanhechting. Ultrasoon heeft echter wel meerdere voordelen zoals minder fysieke belasting, een beter werkveldoverzicht en dat het gemakkelijker hanteerbaar is.

Furcatieproblemen

Als er sprake is van furcatieproblemen dan blijkt uit onderzoek dat de parodontale therapie minder goed aanslaat en chirurgie vaak noodzakelijk is. Echter chirurgie is lang niet in al dit soort gevallen nodig. Voor enkelwortelige elementen of anatomisch gladde vlakken van meerwortelige elementen geldt dat vaak de niet-chirurgische therapie afdoende is.

Als de motivatie van de patiënt daarentegen erg hoog is hoeft chirurgie niet nodig te zijn bij furcatieproblemen.

Dr. Schelte Fokkema laat dit zien aan de hand van een casus waarbij zelfs reductie van sterk toegankelijke en doorgankelijke furcatiegradaties optrad en er een stabiele situatie werd verkregen.

Effect van een antibioticumkuur bij parodontitis?

Fokkema zet verder meerdere kanttekeningen bij studies die onderzoek doen naar het effect van een antibioticumkuur bij parodontitis. Statistische analyse van klinische data is veelal dubieus en klinisch niet relevant ofwel ontoepasbaar, omdat er in het algemeen gemiddelde pocketdieptes worden gepresenteerd. Als clinicus wil je weten of persisterende sterk verdiepte pockets baat hebben bij een aanvullende antibioticumkuur en hiervoor is het zinvoller om in studies per pocketdiepte het effect te tonen. Daarnaast wisselt de kwaliteit van de niet-chirurgische parodontale behandeling sterk, waardoor onduidelijk is of de reductie van de pocketdiepte het effect is van de antibioticumkuur of de supra- en subgingivale reiniging. Verder zijn er weinig lange termijn evaluaties gepubliceerd en zijn de patiëntengroepen vaak onvoldoende vergelijkbaar, waardoor uiteindelijk appels met peren worden vergeleken.

Echter als patiënten daadwerkelijk gemotiveerd zijn in het ontwikkelen en het handhaven van een goede plaquebeheersing en er een grondige reiniging plaats vindt van de diep subgingivale worteloppervlakken waarvoor voldoende tijd is genomen, dan heeft Metronidazol als monotherapie geen additioneel effect is gebleken uit onderzoek.

Of de combikuur, de gelijktijdige toediening van Amoxicilline en Metronidazol die beide driemaal daags worden ingenomen gedurende een week, hetzelfde effect heeft is nog onvoldoende bekend. In het algemeen zorgt de combikuur gemiddeld voor 0,5 mm meer aanhechtingswinst ten opzichte van de groep zonder de kuur. Echter voor een patiënt met multipele persisterende sterk verdiepte pockets na afloop van de parodontale therapie is een dergelijke beperkte en klinisch irrelevante reductie onvoldoende doeltreffend en wordt klinisch nog steeds geen stabiele en controleerbare situatie bereikt.
Vanwege het ontbreken van voldoende bewijs voor de oorzakelijke factoren voor persisterende verdiepte pockets na de behandeling is er geen duidelijke indicatie voor een combikuur te stellen enkel dan op basis van klinische en daarmee empirische afwegingen. Echter indien het resultaat van de therapie tegenvalt, dan dient altijd eerst de bijdrage van de mondhygiëne en die van de curatie ontsloten te worden. Helaas zijn deze twee zaken klinisch moeilijk te analyseren aangezien de aanwezigheid van supragingivale plaque een momentopname is en de subgingivale worteloppervlakken met het oog niet te inspecteren zijn.

De vraag is of alternatieve vormen van parodontale therapie de oplossing zijn, zoals

  • Laser voor het verwijderen van verkalkte en onverkalkte bacteriën
  • Fototherapie voor het doden van bacteriën
  • Airflow om onverkalkte bacteriën te verwijderen
  • 24-12 uurs behandeling om de immuunrespons te verhogen
  • Lokale antibiotica of antiseptica om bacteriën te doden of in groei te remmen
  • Probiotica om invloed uit te oefenen op de biofilmsamenstelling
  • Voeding en voedingssupplementen die invloed op het immuunsysteem en celfuncties hebben.

Tot op heden blijkt er geen enkele therapie superieur te zijn boven een goede plaquebeheersing en een professionele scaling om de supra- en subgingivale biofilm te beheersen en daarmee parodontale genezing te bewerkstelligen. Daarom is het inzetten op gedragsverandering en een gezonde lifestyle de enige oplossing, omdat hiermee de minste kans op rekolonisatie aanwezig is en daarmee de terugkeer van parodontale ontsteking.

Omdat het voorkomen van rekolonisatie van mondbacteriën van essentieel belang is, is het slagen van de parodontale behandeling een kwestie van teamwork, waarbij ieder lid van het tandheelkundige team, van balieassistent, preventieassistent tot mondhygiënist en tandarts, een taak heeft en waarvoor één en dezelfde visie noodzakelijk is om succesvolle uitkomsten van de therapie te verkrijgen.

Conclusie: “supragingivale reiniging door de patiënt zelf is de belangrijkste factor voor een succesvol resultaat.”

Dr. Schelte Fokkema is tandarts-parodontoloog, maar ook mondhygiënist en is in 2002 gepromoveerd op het gebied van de immunopathogenese van parodontitis. Al ruim 20 jaar voert hij een verwijspraktijk voor parodontologie in Den Bosch en coacht hij mondzorgprofessionals op het gebied van de klinische parodontologie. Hij heeft een scholingsreeks van acht dagcursussen ontwikkeld die vallen onder NVM-educatie mondhygiënisten. Schelte heeft jarenlang gedoceerd bij de opleidingen Mondzorgkunde en is verantwoordelijk voor de in 2014 geaccrediteerde post-HBO opleiding ‘Leergang Parodontologie’. Hij is auteur van diverse wetenschappelijke publicaties in de (inter)nationale literatuur, heeft beleidsnota’s opgesteld en heeft regelmatig zitting (gehad) in commissies, adviescolleges en besturen.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van dr. Schelte Fokkema tijdens het congres Paro2019 van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
ISDH-congres 2019 - over grenzen heen kijken vergroot je visie

ISDH-congres 2019: over grenzen heen kijken vergroot je visie

Het International Symposium on Dental Hygiene (ISDH) werd dit jaar in Brisbane (Australië) gehouden. Aan dit internationale congres voor mondhygiënisten namen 1200 vakgenoten uit 35 landen deel. Drie Nederlandse deelnemers vertellen over hun ervaringen.

International Symposium on Dental Hygiene

Het ISDH werd tot nu toe elke drie jaar op een andere plaats in de wereld gehouden. Vanaf 2022 is dat elke twee jaar. Tijdens het congres zijn er lezingen en posterpresentaties over allerhande onderwerpen op het gebied van mondhygiëne. Dit jaar in Brisbane waren de Nederlandse mondhygiënisten Esther Reyerse, Dagmar Else Slot en Yvonne Buunk-Werkhoven erbij. Ze beantwoordden vragen over het congres en hun visie op het vak van mondhygiënist.

Wanneer zijn jullie afgestudeerd als mondhygiënist, en wat was jullie reden of motivatie om naar het ISDH in Brisbane te gaan?

Esther Reyerse:
“In 1989 ben ik afgestudeerd als mondhygiënist (Utrecht). Direct na mijn opleiding heb ik één jaar in Zwitserland gewerkt in twee verschillende algemene praktijken (stad/platteland) en tevens schoolkinderen voorlichting gegeven en behandeld (gebitsreiniging en sealants aanbrengen). Na dat jaar ben ik teruggekeerd naar Nederland en heb ik bij de ParoPraktijk Utrecht gewerkt én als klinisch onderzoeker bij het ACTA (afdeling Parodontologie/industrial division) gewerkt. Eind 1995 besloot ik om een soort sabbatical jaar te nemen en ben ik als duikinstructeur op Curaçao en later ook als onderwatervideograaf op Bonaire gaan werken. Mijn sabbatical jaar duurde uiteindelijk 3,5 jaar.
Sinds 1999 werk ik als mondhygiënist in een algemene praktijk op Curaçao.
In samenwerking met de Universiteit van Curaçao hebben Yvonne Buunk-Werkhoven, Kirsten Kortleve en ik (kwantitatief en kwalitatief) onderzoek gedaan naar “Oral Health Determinants” onder tieners op Curaçao. Naar aanleiding van dat onderzoek hebben wij een abstract geschreven (dat geaccepteerd werd) en een poster plus “oral rapid fire”-presentatie ingediend voor het ISDH 2019. De presentatie van onze poster is mede ondersteund door het ministerie van Gezondheid Milieu en Natuur van Curaçao. Wij hopen nu voor deze doelgroep een gerichte mondzorginterventie op te zetten.”

Dagmar Else Slot:

“In 1997 ben ik afgestudeerd als mondhygiënist in Utrecht van het driejarig programma. Later in 2006 heb ik ook de bachelor mondzorgkunde gehaald. Daarnaast heb ik nog een pedagogische en een didactische opleiding gedaan, een master Evidence Based Practice en ben ik gepromoveerd. Nu ben ik bezig met een MBA gericht op healthcare. Ik ben werkzaam op ACTA bij de secties parodontologie, oral radiologie en kindertandheelkunde.
Ik ben uitgenodigd door de organisatie van de ISDH om samen met drie andere mondhygiënisten (Ron Kevel een Nederlander in Australie, Mel Hayes een Australische en Mario Rui Araujo) de openingskeynote vorm te geven. Hiervoor hebben we gebruik gemaakt van het congresthema LEAD: leaderschip, empowerment, advances and diversity. Dit hebben we opgehangen aan de quote van filosoof Rumi: Be a lamp, or a lifeboat, or a ladder.
Daarnaast heb ik ook nog een lezing gegeven met de associate editors van het International Journal of Dental Hygiene. Dit ging vooral over hoe je wetenschappelijke literatuur kunt lezen en welke conclusies je kan trekken. Dit onder het mom van ‘fake news’.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Met ruim 20 jaar ervaring als praktizerend mondhygiënist in de algemene praktijk, in de parodontologie, binnen de THK/MZK onderwijs- en stafteampraktijk in Groningen en in de forensische psychiatrie, promoveerde ik in 2010 als sociaal psycholoog en mondhygiënist. Zo’n 15 jaar focus ik me binnen mijn onderzoeken op Determinanten en promotie van mondzorggedrag in diverse contexten. Ik heb een index ontwikkeld, waarmee mondhygiënegedrag kan worden vastgesteld en geëvalueerd. Deze index wordt toegepast binnen de theorie van gepland gedrag, in relatie tot het gedragsverandering-fasenmodel en andere psychologische gedragstheorieën en modellen in onderzoeksprojecten. Momenteel ben ik als zelfstandig gedragswetenschapper (onderzoeker/adviseur) op internationaal en nationaal niveau betrokken bij promotie- en preventiemaatregelen, gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering.

Als voormalig bestuurslid van NVM-mondhygiënisten (portefeuille Onderwijs, Scholing & Wetenschap) was ik zes jaar als ‘House of Delegates member’ betrokken bij de IFDH. Tijdens het ISDH 2019 heb ik een poster en rapid fire-presentatie gegeven over het Gouden Boekje Wiwi Wit, het leven van een kindertand, dat op initiatief en onder inhoudelijke verantwoordelijkheid van Dagmar en mij in 2017 gepubliceerd is.”

Hoe kijken jullie terug op het internationale symposium? Wat waren jullie verwachtingen toen jullie er heen gingen en zijn die uitgekomen?

Esther Reyerse:
“Het symposium was goed georganiseerd. Ik vond de openingsceremonie met Aboriginalzang, muziek en dans indrukwekkend. De openingspresentatie door de vier keynote-speakers Dagmar Else Slot, Ron Knevel, Mario Rui Araujo en Melanie Hayes amuseerde en was inspirerend. Er was een grote verscheidenheid aan sprekers op het symposium en ook op de expositie waren verschillende fabrikanten vertegenwoordigd.
Er zijn bijna 100 posters en abstracts ingediend. Mijns inziens hadden ze deze beter op onderwerp kunnen indelen. De locatie van de ‘oral poster presentations’ was iets te rumoerig of had op een andere manier georganiseerd moeten worden. Als extra aanmoediging was een ‘posterprijs’ misschien een leuk initiatief geweest. Met veel plezier kijk ik terug op het gehele symposium, als ook de periode voor en na het symposium. Ik vond het vooral bijzonder om het samen met Yvonne en Dagmar ‘upclose and personal’ te beleven.”

Dagmar Else Slot:

“Het ISDH-congres is het internationale congres voor en door mondhygiënisten. Het is bijzonder om eens in de drie jaar bij elkaar te komen met collega’s die overal op de wereld werken. Naast de inhoudelijke lezingen zijn de vele ontmoetingen en kleine gesprekjes het leukste. Ik geniet er enorm van om te horen waar iemand anders vandaan komt en hoe deze het vak mondhygiënist vormgeeft. Het is bijzonder om te horen wat individuele drijfveren zijn, barrières en welke creatieve oplossingen er zijn gevonden.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Naast het feit dat Esther en ik als vriendinnen en jaargenoten gezamenlijk mondonderzoek onder de jeugd hebben uitgevoerd en Esther deze mocht presenteren met ondersteuning van het Ministerie van Gezondheid Milieu en Natuur van Curaçao, was het ISDH voor mij persoonlijk vooral een warm weerzien met vele HoD-members en collega-mondhygiënisten. Het ISDH-bezoek heeft me een totale update gegeven van de stand van mondzorgzaken en het niveau vanuit mondhygiënistenperspectief wereldwijd.”

Hoe zien jullie de rol van de mondhygiënist in internationale context? Ook in relatie tot de huidige ontwikkelingen in Nederland (het experiment van de taakherschikking)?

Esther Reyerse:

“Internationaal zie je verschillen hoe invulling aan het beroep mondhygiënist wordt gegeven. Het lijkt soms zo dat in landen waar de middelen beperkt zijn, men wel creatiever is in het vinden van oplossingen voor ‘problemen’ en men beter samenwerkt. In Australië heb je de ‘Dental Therapist, Dental Hygienist and Oral Health Therapist’, ieder met eigen bevoegdheden. Dat lijkt mij vooral erg verwarrend voor de patiënt.
De World Health Organisation zegt: “Despite great achievements in oral health of populations globally, problems still remain in many communities all over the world”. ‘Public health’ en ‘Social responsibility’ zijn denk ik internationaal gezien verbindende werkvelden en werkgebieden.
Zelf vind ik dat de mondhygiënist zich vooral bezig zou moeten houden met voorlichting (aan individuele patiënten, maar ook aan een groter publiek of groepen), verschillende aspecten van preventie en behandeling van parodontitis.
De tandarts waar ik mee samenwerk vindt het prima als ik eenvoudige curatieve taken zou overnemen, maar in de praktijk komt het erop neer dat ik als mondhygiënist het te druk heb met bovengenoemde taken. Het is fijn hoe hij ons werk als mondhygiënist waardeert en ondersteunt waardoor ik mijzelf beroepsmatig en persoonlijk verder kan ontwikkelen.”

Dagmar Else Slot:

“Nederland heeft als positionering van de mondhygiënist een zeer vooruitstrevende rol. Dat is mooi, de keerzijde is echter dat wij als beroepsgroep met elkaar wel de verantwoordelijkheid hebben het ook goed te doen. Alleen op die manier kun je deze rol succesvol vormgeven, ik vind dat we ons dat niet altijd voldoende bewust zijn. Enige vorm van zelfreflectie kan helpen om de samenwerking binnen de mondzorg op alle niveaus vorm te geven. Het overschreeuwen van jezelf als beroepsgroep is voor niemand goed, niet voor de individuele mondzorgverlener, noch voor de context op landelijk of internationaal niveau.”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Thema’s waarmee alle (mond)zorgprofessionals, en dus ook de mondhygiënist, hedendaags en in de toekomst te dealen heeft, zijn: bewustwording en het belang van mondgezondheid en mondzorggedrag als onderdeel van de algemene gezondheid, de patiënt centraal, shared decision, gedrag en gedragsverandering, evidence based practice, practise based evidence, public health, sociaal-maatschappelijke en culturele context. Ook interprofessional education and collaborative practice zijn nog steeds hot topics. Ik ben van mening dat er meer naar de zorgsituatie en de inhoudelijke kanten van de (mond)gezondheidszorg en leefstijlfactoren gekeken moet worden, dan naar de posities van wie doet wat. Pas dan kan er optimale onderlinge afstemming worden bewerkstelligd. Ik maak me (internationaal beschouwend) zorgen over het ingezette model in Nederland.”

In 2022 is het ISDH in Dublin; hebben jullie suggesties om collega-mondhygiënisten te stimuleren en motiveren om over grenzen te kijken?

 Esther Reyerse:

“Ik zou iedereen willen aanmoedigen om deel te nemen aan ISDH 2022 in Dublin. (Het is om de hoek van Nederland.) Gediplomeerde mondhygiënisten, maar vooral ook docenten én studenten (de Hogeschool Arnhem-Nijmegen was goed vertegenwoordigd in Brisbane!). Om nieuwe ideeën en inspiratie op te doen, ervaringen uit te wisselen óf misschien wel je (afstudeer)onderzoek in de vorm van een posterbijdrage te presenteren. Wie weet ontmoeten we elkaar daar!?”

Dagmar Else Slot:

“Het bezoeken van congressen en het doen van cursussen vind ik altijd inspirerend. De internationale context geeft daar echt nog een surplus op. Het is nu nog drie jaar, zet het in de agenda, bespreek hoe het financieel haalbaar is. De verrijking is deze planning meer dan waard!”

Yvonne Buunk-Werkhoven:

“Ik ben selectief in het bezoeken van internationale congressen; pas als ik aansluiting vind in de doelgroep en het onderwerp gerelateerd aan mijn activiteiten overweeg ik te participeren. Over grenzen –durven- kijken vergroot daadwerkelijk je visie en daarbij ontmoet je saillante andere professionals en wetenschappers, die je helpen je horizon te verbreden. Voor ISDH 2022 in Dublin zou ik zeggen: Ga, ervaar en geniet!“

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Opinie
Handtandenborstel vs. elektrische tandenborstel: verschil in schoonheid gebit

Handtandenborstel vs. elektrische tandenborstel: verschil in schoonheid gebit

In een nieuw onderzoek is gekeken naar het verschil in de schoonheid van gebit tussen poetsen met een handtandenborstel en een elektrische tandenborstel. Hieruit bleek dat het resultaat misschien niet altijd alleen afhangt van het type tandenborstel.

Algehele schoonheid gebit

Waldemar Petker en zijn team van onderzoekers van het Institute of Medical Psychology aan de Justus Liebig University Giessen in Giessen (Duitsland) zagen dat veel volwassenen last hebben van tandplak, desondanks de moeite die zij stoppen in het poetsen van hun gebit. Daarnaast merkten zij dat veel studies die handtandenborstels vergelijken met elektrische tandenborstels hierbij met name kijken naar het effect op tandplak. Petker en zijn team besloten daarom om ook de twee borstels te vergelijken, maar daarbij te kijken naar de algehele schoonheid van het gebit.

Het onderzoek

Voor het onderzoek werden 115 universiteitsstudenten, tussen de 18 en 30 jaar oud, gefilmd terwijl zij hun tanden poetsten. 60 van hun gebruikten een handtandenborstel, 55 een elektrische tandenborstel. Elk van hun werd gevraagd om zes maanden lang zo goed mogelijk te poetsen.

Gebitsanalyse

Een tandarts keek zowel voor als direct na het poetsen naar het tandplakgehalte bij de deelnemers. Hierbij werd ook gekeken naar eventuele bloedingen in het tandvlees, recessies, parodontale pocket dieptes en de algehele status van het gebit. Vervolgens werd de video geanalyseerd waarbij de focus met name werd gelegd op de duur van het poetsen, de kanten waar wordt gepoetst, en het gebruik van interproximale reinigingsmiddelen.

Geen duidelijk verschil

De onderzoekers vonden geen verschillen in tandplak voor en na het poetsen, klinische parameters en duur van het poetsen tussen de groepen. Na het poetsen was bij beide groepen tandplak te vinden bij ongeveer 40% van het gebit. De conclusie van deze studie luidt daarmee dat het voor de algehele schoonheid van het gebit niet per se uitmaakt of er met de hand of elektrisch wordt gepoetst.

Bron:
BMC Oral Health 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z
Alertheid op voorschrijven verslavende pijnstillers blijft nodig

Alertheid op voorschrijven verslavende pijnstillers blijft nodig

Hoewel ook in Nederland het gebruik van opioïde-pijnstillers de afgelopen tien jaar is gestegen, is er geen sprake van Amerikaanse toestanden schrijven Arnt Schellekens en collega’s in The Lancet Public Health.

In de Verenigde Staten regent het rechtszaken. Volgens de aanklagers hebben farmaceuten sterke pijnstillers (opioïden) zoals oxycodon jarenlang veel te agressief in de markt gezet. Artsen werden gestimuleerd meer voor te schrijven en de marketing ging onverminderd door terwijl de verslavingsrisico’s al bekend waren. Het leidde in de VS tot een ongekende ‘verslavingscrisis’ bij patiënten en burgers.  Volgens STAT News – een Amerikaanse medische nieuwswebsite – overleden 48.000 Amerikanen in 2017 aan opioïden, voor een belangrijk deel te wijten aan de pijnstillers. Sinds 2009 zouden meer burgers in Oklahoma zijn gestorven door opioïden dan door verkeersongelukken.

Bijna miljard dollar aan boetes

Dit jaar zijn er al diverse schikkingen en boetes uitgedeeld. Purdue Pharma, de producent van oxycodon, heeft begin dit jaar een schikking getroffen met de staat Oklahoma van 270 miljoen dollar. Niet veel later volgde Teva met 85 miljoen en recentelijk sloot farmaceut Endo aan in het rijtje schikkingen met 10 miljoen dollar. Laatste wapenfeiten: farmaceut Johnson & Johnson, die geen schikking wilde maar een rechtzaak, is veroordeeld tot een boete van 572 miljoen dollar. En Purdue Pharma lijkt inmiddels een schikking te treffen van ongeveer 12 miljard (!) dollar, zo meldt de NOS.

Ontwikkelingen in de VS duiken vaak met enige vertraging op in Europa en dus ook in Nederland. “Door een samenloop van omstandigheden loopt het voorschrijven van opiaten uit de hand. Grootschalige verslavingsproblematiek ligt op de loer.”, schreef huisarts Jos van Bemmel bijna twee jaar geleden in Medisch Contact. Vorig jaar kopte de Volkskrant: ‘Gebruik verslavende pijnstillers loopt volgens artsen uit de hand’.

Nederlandse situatie

In die context is het artikel van Arnt Schellekens en enkele Nederlandse collega’s, onlangs gepubliceerd in The Lancet  Public Health, erg informatief. Schellekens, psychiater in het Radboudumc verzamelde gegevens over hoeveel mensen in Nederland opioïden/opiaten kregen voorgeschreven en hoeveel er door het gebruik in ziekenhuizen werden opgenomen. Verder keek hij naar het aantal mensen dat werd behandeld voor een opioïdenverslaving en hoeveel eraan overleden. Daarvoor werden data gebruikt van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Genees- en hulpmiddelen Informatie Project (GIP), het Zorginstituut Nederland (ZN), de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ) en het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS). Met die gegevens kon een accuraat overzicht worden opgesteld van de ontwikkelingen in de jaren 2008 tot 2017.

De getallen laten spreken

Stijgt het opiatengebruik? “Zeker”, zegt Schellekens. “Per honderdduizend inwoners gaat dat in die periode van ruim 4000 naar bijna 7500, dus bijna een verdubbeling. De voornaamste factor in die stijging zijn de oxycodongebruikers, die toenemen van 574 naar 2568 per honderdduizend inwoners. Ziekenhuisopnames door opiaatgebruik stijgen van gemiddeld 2,5 naar 7,8 personen per 100.000. Als je de verslaving aan heroïne niet meeneemt om de verslaving aan pijnstillers zo zuiver mogelijk in beeld te krijgen, dan zien we het aantal in die periode oplopen van ruim 3 naar bijna 6 op de 100.000 mensen. Het aantal mensen dat overlijdt door opioïden-gebruik bleef gelijk in de jaren 2008 tot 2014. Maar na 2014 neemt dat toe van gemiddeld 0,21 tot 0,65 op de 100.000 mensen in 2017.”

Verschillen in gezondheidszorg

Om de situatie zo betrouwbaar mogelijk in beeld te brengen hebben Schellekens en collega’s consequent de scheiding gemaakt tussen de klassieke opioïden (heroïne, methadon, etc) en de medicinale opioïden (oxycodon, fentanyl, etc). Schellekens: “We zien inderdaad een relatief grote toename in opioïden-gebruik. Maar dat staat niet in verhouding tot de vrij beperkte toename in problemen die samenhangen met dat opioïdengebruik, zoals sterfte, ziekenhuisopnames en hulp om van de verslaving af te komen. Dat is een duidelijk verschil met de Amerikaanse situatie en voor een belangrijk deel te wijten aan het gezondheidssysteem in Nederland. Het bijna automatisch verhogen van doseringen ligt hier door het werk van huisartsen en apothekers bijvoorbeeld veel minder voor de hand.”

Goed gebruik

De conclusie op basis van de gegevens moet zijn, dat de problemen hier niet zo uit de hand (zijn ge)lopen als elders in de wereld. “Die conclusie wordt ondersteund doordat we zien dat de toename in opioïdengebruik, die start in 2010, pas in 2017 gevolgd wordt door een lichte toename in sterfte door medicinale opioïden. In andere landen, bijvoorbeeld de VS, lopen die twee trends volledig parallel en is de stijging in sterfte echt een trend, die zelfs doorloopt ondanks de afname van het aantal opioïden voorschriften.”

Dat Nederland niet kampt met een opioïden-epidemie, wil overigens niet zeggen dat het onderwerp geen aandacht behoeft. Integendeel. Schellekens: “Goede richtlijnen voor het voorschrijven van opioïde-pijnstillers om verdere stijging van het gebruik te beteugelen zijn noodzakelijk. Ook al, omdat deze medicijnen dan beschikbaar blijven voor degenen die ze echt nodig hebben.”

 

Bron:
Radboudumc

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Willem in het zwembad

Make Sense Campagne: Kankerpatiënten over hun eerste keer na behandeling

Kanker in het hoofd-halsgebied is bij het grote publiek nog altijd vrij onbekend. Om hoofd-halskanker bekender te maken startte de Europese Vereniging Hoofd-Halstumoren (EHNS) in samenwerking met Patiëntenvereniging HOOFD-HALS (PVHH) en de Nederlandse Werkgroep voor Hoofd-Hals Tumoren (NWHHT) de Make Sense-bewustwordingscampagne. In de campagne staan waargebeurde verhalen over ‘De eerste keer’ na behandeling van de ziekte centraal.

Door meer bekendheid over de ziekte en de symptomen kan eerdere herkenning en verwijzing naar de specialist plaatsvinden. Hierdoor kan de kans op genezing verhoogd worden. In 2018 werden in Nederland ruim 3000 mensen gediagnosticeerd met hoofd-halskanker. Deze vorm van kanker komt het meest bij mannen vanaf vijftig jaar voor, maar het aantal jongeren met deze ziekte neemt wereldwijd toe. Hoofd-halskanker omvat tumoren in het hoofd-halsgebied, met uitzondering van de hersenen of de ogen. Er zijn meer dan dertig gebieden binnen het hoofd en de hals waar zich kanker kan ontwikkelen.

De eerste keer

Dit jaar laat de campagne zien hoe het is om na de -dikwijls zeer ingrijpende- behandeling weer een hobby op te pakken of een nieuwe uitdaging aan te gaan. In een fotografische documentaire reeks zijn (ex-)patiënten gevolgd tijdens de eerste keer kamperen, zwemmen met een speciale snorkel en bij de kapper. De confronterende, maar tegelijk hoopvolle verhalen laten zien hoe patiënten hun leven weer oppakken of verrijken na de behandeling en gaan in op de symptomen van de ziekte en hoe deze symptomen te herkennen.

Dr. Simone Eerenstein, KNO-arts en Hoofd-halschirurg namens de Nederlandse Vereniging Hoofd-hals Tumoren: “Wij hopen dat de foto’s en verhalen mensen alerter maken op de ziekte en de gevolgen en gevaren hiervan. De campagne is namelijk hard nodig. Een groot deel van de Nederlanders checkt het gebied rondom hun keel, mond en neus niet genoeg op verdachte plekjes. Dat is zorgwekkend, want door de onbekendheid wordt de diagnose nog te vaak laat gesteld. Zestig procent van de patiënten heeft bij diagnose reeds een vergevorderd stadium. Meer dan de helft van deze patiënten overlijdt binnen vijf jaar. Bij de patiënten die in een vroeg stadium worden gediagnosticeerd is er echter sprake van een overlevingskans van tachtig tot negentig procent.”

Alertheid op symptomen

Het is volgens voorzitter van Patiëntenvereniging HOOFD-HALS Rob Burdorf belangrijk dat mensen alert zijn op symptomen. Hiervoor wordt het zogenaamde door de EHNS opgestelde ‘1-voor-3 schema’ gehanteerd. Burdorf: “Wij stimuleren iedereen om een afspraak met een huisarts te maken wanneer er sprake is van één van de volgende symptomen voor langer dan drie weken: een pijnlijke tong, niet genezende zweertjes, rode of witte vlekjes in mond, keelpijn, aanhoudende heesheid, pijn en/of problemen met slikken, een zwelling in de hals of bloederige afscheiding uit de neus.

Doorverwezen door tandarts en huisarts

Ervaringsdeskundige en geportretteerde Tjeerd Meulenbelt kan hierover meepraten: “Ik heb het geluk gehad dat mijn huisarts en tandarts zeer alert waren nadat ik aan de bel trok met een knobbeltje in mijn hals. Zij verwezen direct door naar het ziekenhuis. Ik ben inmiddels succesvol behandeld voor mondbodemkanker, maar heb nog dagelijks te maken met de effecten van de behandeling. Zo kan ik alleen vloeibare maaltijden eten. Nogal een uitdaging voor een kampeer- en vakantieliefhebber als ik. Mijn boodschap aan iedereen is: wees alert op verandering en schroom niet naar de huisarts of tandarts te gaan. Beter een keer te veel, dan te weinig.”

 

Tjeerd Meulenbelt

Tjeerd Meulenbelt (49) gaat weer met zijn vrouw kamperen nadat hij in 2018 behandeld is voor mondbodemkanker. Tjeerd eet zo vloeibaar

 

Yvonne Kreft (54) ziet zichzelf voor het eerst in de spiegel van de kapper. Ze is in afwachting van een neusprothese nadat haar neus in juni 2019 is geamputeerd.

Foto bovenin: Willem van Gelder (63) heeft ondanks dat hij ademt met een halsstoma zijn hobby zwemmen weer opgepakt.

Foto’s door: Bart Maat

Hoofd-halskanker in Nederland

Hoofd-halskanker staat in de top 10 van de meest voorkomende vormen van kanker in Nederland. Elk jaar krijgen ongeveer drieduizend Nederlanders de diagnose hoofd-halskanker te horen. Hoofd-halskanker komt de helft zo vaak voor als longkanker, maar twee keer zo vaak als baarmoederhalskanker. Ondanks de ernst van deze ziekte en de toename van het aantal patiënten is deze ziekte nog relatief onbekend. De diagnose wordt door de relatieve onbekendheid vaak laat gesteld. Als de diagnose in een vroeg stadium van de ziekte wordt gesteld dan is de kans op overleving 80 – 90%. Grootste risicofactoren zijn roken, alcohol en HPV (humaan papillomavirus).

Lees meer over hoofd- en halskanker op de website van de Patiëntenvereniging HOOFD-HALS

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Microbioom van de tong: indicator van alvleesklierkanker

Microbioom van de tong: indicator van alvleesklierkanker

Alvleesklierkanker is een van de meest agressieve vormen van kanker, die meestal ook te laat wordt herkend. Nieuwe hoop op eerdere detectie wordt nu geleverd door Chinees onderzoek. Zij hebben het microbioom van de tong als een bio-marker geïdentificeerd.

Moeilijke diagnose

Van alle vormen van kanker is het overlevingspercentage voor alvleesklierkanker het laagst. In Duitsland worden jaarlijks ongeveer 17.000 nieuwe patiënten geregistreerd. De niet-specifieke en late symptomen maken de diagnose moeilijk.

Nieuwe marker

Wetenschappers van de Zhejiang University in China zijn erin geslaagd om een nieuwe marker te detecteren. Bij patiënten met alvleesklier-carcinomen is een significante verschuiving in bacteriële samenstelling van het tongmembraan-microbioom te zien.

Microdiversiteit

Verdere analyse toonde aan dat de microdiversiteit van de tongmantel van kankerpatiënten significant hoger was. Bepaalde bacteriën waren daarin oververtegenwoordigd, andere juist ondervertegenwoordigd. Dit geldt met name voor Haemophilus, Porphyromonas, Leptotrichia en Fusobacterium.

Toekomst

De onderzoekers hopen dat hun bevindingen in de toekomst snellere diagnoses mogelijk maken, waardoor het overlevingspercentage stijgt.

 

Bron:
Journal of Oral Microbiology

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z
Mondhygiëne onder blinde kinderen aanpakken: zo moet het

Mondhygiëne onder blinde kinderen aanpakken: zo moet het

Schone, gezonde tanden kunnen doorgaans worden gezien. Voor kinderen met een visuele beperking is dit niet het geval. Hierdoor is het nog belangrijker om hen tot het onderhouden van hun mondhygiëne aan te zetten. Onderzoekers weten nu hoe dit het beste kan worden gedaan.

Test

Onderzoekers van de KLE Academy of Higher Education and Research in Belagavi, India, hebben meerdere benaderingen getest en vergeleken. In deze studie werden 90 blinde kinderen tussen de 12-15 jaar willekeurig verdeeld over drie groepen.

Verschillende methoden

De eerste groep werd via braille getraind. De tweede groep via verbale en speelse methoden. De laatste groep via een combinatie van de methoden gebruikt in de andere groepen. De kinderen moesten allen zowel voor als na de training een enquête invullen over mondhygiëne. De studie werd gepubliceerd in de Journal Special Care in Dentistry.

Combinatie halveert tandplak

De studie vond dat een combinatie van beide methoden tijdens de training het beste werkt. Het aantal kinderen met tandplak halveerde hier. Daarnaast namen ook hun kennis en praktische vaardigheden rondom het onderwerp toe.

Bron:
Special Care in Dentistry

 

 

Lees meer over: Mondhygiëne, Thema A-Z