Lachgas-anxiolyse in tandheelkunde: “Hoe meer methodes je beheerst om de behandelbaarheid te vergroten, hoe beter”

Steeds meer tandartsen gebruiken lachgas. Lachgas wordt in de mondzorg bij allerlei doelgroepen gebruikt: zowel bij kinderen als volwassenen met tandartsangst, bij mensen met een extreme kokhalsneiging en bij mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Interview met Dyonne Broers, tandarts, directeur zorg Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, cursusleider lachgascursus voor tandartsen, artsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten.

Sinds wanneer wordt lachgas gebruikt in de tandheelkunde?

“In Nederland wordt lachgas in de tandheelkunde al sinds 1986 gebruikt. Het gebruik ervan is toen officieel goedgekeurd door het Ministerie van Volksgezondheid. Steeds meer tandartsen gebruiken lachgas. Ook veel ziekenhuizen zijn weer overgegaan op het gebruik van lachgas, bijvoorbeeld op de spoedeisende hulp, bij bevallingen, op de prikpoli en bij de behandeling van kinderen.”

Bij welke patiëntengroep wordt lachgassedatie nu het meest toegepast?

“Lachgas wordt in de mondzorg in Nederland bij allerlei doelgroepen gebruikt: zowel bij kinderen als volwassenen met tandartsangst, bij mensen met een extreme kokhalsneiging en bij mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Naast tandarts algemeen practici en kindertandartsen, die al jaren lachgascursussen volgen, doet het me goed te merken dat steeds meer mondhygiënisten, endodontologen, implantologen, parodontologen en MKA-chirurgen zich in lachgas-anxiolyse scholen. Hoe meer methodes je beheerst om de behandelbaarheid te vergroten, hoe beter. Je kunt dan echt per situatie en per patiënt kijken wat de beste aanpak is.
Overigens hebben we het tegenwoordig liever over lachgas-anxiolyse dan lachgassedatie. Het doel van het gebruik van lachgas is immers niet het sederen, maar het verminderen van angst.”

Contra-indicaties bij lachgas-anxiolyse

Er zijn een aantal contra-indicaties:

  • Onvoldoende medewerking van de patiënt aan de lachgas-anxyiolyse.
  • Zwangerschap, in het eerste of tweede trimester, of patiënten met een zwangerschapswens
  • Herbelevingen van psychische trauma’s, psychotische stoornissen, claustrofobie
  • Chronische longziekten, zoals astma, COPD, mits dit leidt tot een ASA score hoger dan II
    Slikstoornissen
  • Bepaalde medicatie: zoals sedativa, andere medicatie met sederende (bij)werkingen1 , bleomycine2
  • Neuromusculaire aandoeningen, zoals MS, Ziekte van Duchenne, mits dit leidt tot een ASA score hoger dan II
  • Acute otitis media
  • Obstructie van de buis van Eustachius
  • Ernstig beperkte neusademhaling
  • Vitamine B12 deficiëntie of bekende genetische aandoeningen van het vitamine B12/foliumzuur metabolisme
  • Oogoperatie, korter dan 6 maanden geleden, waarbij SF8 of C3F6 gas is gebruikt
  • Hersen- of hartoperatie, korter dan 6 weken geleden
  • Scuba-duiken in de afgelopen 24 uur

Uit het dossier moet middels een checklist blijken dat er bij de patiënt geen sprake is van een van bovengenoemde contra-indicaties. Een voorbeeld van een checklist is opgenomen in de Voorwaarden voor het toepassen van lichte (inhalatie)sedatie, bijlage 2.

Hoe werkt lachgas precies?

“Bij lachgas-anxiolyse in de tandheelkunde krijgt een patiënt via een neusmasker een mengsel van zuurstof en lachgas toegediend. De hoeveelheid zuurstof is minimaal 50%. De hoeveelheid lachgas wordt langzaam verhoogd, tot de voor de patiënt optimale concentratie is bereikt. Hierdoor voelt de patiënt zich rustiger. Hij is niet buiten bewustzijn, en blijft dus aanspreekbaar. Het masker blijft de hele behandeling op de neus zitten. De patiënt voelt zich door de lachgas relaxed. Het kan hem allemaal minder schelen wat er gebeurt. De patiënt kan zich tijdens de lachgastoediening heel zwaar voelen, of juist zweverig, en vaak merkt hij tintelingen (bijvoorbeeld in de lippen en vingers). Als de behandeling klaar is, wordt de lachgastoediening gestopt.”

Er zijn wat misverstanden over lachgas-anxiolyse in de mondzorg in Nederland, alhoewel lachgas wereldwijd al tientallen jaren wordt gebruikt. Wat zijn uw ervaringen?

“Lachgas is de laatste jaren negatief in de media gekomen. Dat heeft vooral te maken met het recreatief gebruik ervan, met name door jongeren. Dat is onvergelijkbaar met lachgas zoals dat in de mondzorg gebruikt wordt. Bij recreatief gebruik wordt er 100% lachgas gebruikt, vaak in combinatie met alcohol en/of drugs. Ook is er niemand die checkt of er contra-indicaties zijn. Daarnaast zijn er mensen die denken dat het gebruik van lachgas in de (mond)zorg schadelijk is voor het behandelteam. Dat is een misverstand. In de tandheelkunde is men zich bewust van mogelijke risico’s van lachgaslekkage in de behandelruimte. Daarom zijn hier al lang geleden maatregelen voor genomen: o.a. gedegen scholing van het personeel en betrouwbare apparatuur met goede afzuiging van het gasmengsel. Als je lachgas-anxiolyse volgens de regels toepast, dan is het een veilig middel, voor zowel de patiënt als het behandelteam, en een waardevolle aanvulling op andere behandelmethodes.”

Hoeveel tandartsen en mondhygiënisten werken nu met lachgas-anxiolyse in Nederland?

“Er zijn geen cijfers over hoeveel tandartsen op dit moment met lachgas-anxiolyse werken, omdat dit niet geregistreerd wordt. Sinds 1980 zijn er in Nederland zo’n 700 tandartsen geschoold. De tandartsen die in Nederland geschoold zijn, zijn kindertandartsen, tandartsen werkzaam in de bijzondere tandheelkunde en ook tandarts-algemeen practici. Daarnaast zijn er tandartsen die in het buitenland scholing hebben gevolgd. Het aantal mondhygiënisten dat geschoold is in lachgasgebruik is nog beperkt.”

Ziet u lachgas-anxiolyse als goede toevoeging in de algemene praktijk?

“Zeker. Ik gaf al eerder aan dat het belangrijk is verschillende manieren te hebben om angst te voorkomen of te reduceren. De basisaanpak is: lokaal anesthesie en gedragstherapeutische interventies. Dat is in veel gevallen genoeg. Soms niet. Dan is het goed ook andere methodes te beheersen.”

Mondhygiënisten mogen ook met lachgas werken. Dit valt onder de voorbehouden handelingen. Wat zijn de regels hiervoor?

“Een voor lachgassedatie bekwame mondhygiënist mag alleen de sedatie verzorgen in opdracht van een tandarts/arts. Bovendien moet er tijdens de sedatie een tandarts of arts in het pand aanwezig zijn, die zelf bevoegd en bekwaam is om lachgassedatie toe te passen. Dit betekent dat ook de tandarts/arts de indicatie voor een behandeling onder lachgas stelt. De tandarts/arts dient zich ervan te vergewissen dat de mondhygiënist bevoegd en bekwaam is. Ook moet de tandarts/arts op de hoogte zijn dat een mondhygiënist daadwerkelijk de sedatie uitvoert bij een bepaalde patiënt. De mondhygiënist dient aan de patiënt of zijn wettelijk vertegenwoordiger toestemming te vragen voor het feit dat hij/zij de sedatie uitvoert. Deze toestemming dient in het dossier te worden vastgelegd. Nadere afspraken over met name de feitelijke uitvoering van de sedatie dienen protocollair te worden vastgelegd. Indien een mondhygiënist behandelingen doet bij een gesedeerde patiënt dient de mondhygiënist vanwege de sedatie te voldoen aan de eisen van art 35 BIG, waaronder begrepen de extra eisen die gesteld worden aan de bekwaamheid voor het verrichten van de feitelijke handelingen bij een gesedeerde patiënt.”

Voor nadere informatie over taakdelegatie: zie: ‘Voorwaarden voor samenwerken in de mondzorg’ (W. Brands, 2010).

“Ik hoop dat in de toekomst meer mondhygiënisten zich toeleggen op het gebruik van lachgas. Ook voor hen kan het een waardevolle aanvulling op andere behandeltechnieken zijn. Op dit moment zijn in Nederland nog niet veel mondhygiënisten geschoold.”

Wat zijn de voordelen van lachgas-anxiolyse?

“Het voordeel van lachgas is dat het snel in- en uitgewerkt is – binnen een paar minuten-, dat het een veilig middel is en dat de hoeveelheid toegediend lachgas heel nauwkeurig kan worden afgestemd op de behoefte van de patiënt.”

Zijn er ook nadelen?

“Ja, het werkt niet bij iedereen, er zijn een paar contra-indicaties, je moet er apparatuur voor aanschaffen en een cursus voor volgen. Gelukkig is er ook een tarief dat je mag hanteren.”

Welke complicaties kunnen optreden bij toediening van lachgas?
Wat moet een behandelaar doen in een dergelijke situatie?

“Het kan zijn dat je iemand een wat te hoge concentratie lachgas geeft. Dat is niet gevaarlijk – als je onder de toegestane 50% lachgas blijft -, maar dit kan door de patiënt wel als onprettig worden ervaren. Dat is ook de reden dat je altijd begint met weinig lachgas toe te dienen en op basis van de reacties van de patiënt kleine beetje lachgas toevoegt. Als je dat zorgvuldig doet, zal een patiënt niet te veel krijgen. Daarnaast is het zo dat, mocht je onverhoopt een keer iets te veel geven, je dit direct aan de patiënt merkt. Hier kun je op reageren door de concentratie lachgas omlaag bij te stellen, waarna je binnen een paar minuten weer op het niveau van de optimale anxiolyse zit.”

Welke opleiding zou een tandarts of mondhygiënist moeten volgen om lachgas toe te kunnen dienen?

“Om lachgas te mogen toedienen moeten tandartsen, mondhygiënisten en ook hun assistenten een cursus volgen die voldoet aan de eisen in het document Voorwaarden voor het toepassen van lichte (inhalatie)sedatie in de tandheelkunde. Naast het volgen van een cursus is het belangrijk om met enige regelmaat lachgas te blijven gebruiken, om zo vaardig te blijven.”

Welke bijscholing is vereist?

“Om te zorgen dat je up-to-date blijft is het, net als bij andere onderwerpen in de mondzorg, belangrijk om met enige regelmaat bijscholing te volgen op het gebied van lachgas-anxiolyse. Je leert dan weer de meeste recente inzichten over lachgas-anxiolyse en voert onder supervisie opnieuw lachgasbehandelingen uit. Op die manier kunnen waar nodig de kennis en vaardigheden verbeterd worden.”

Iedere 5 jaar dient bijscholing gevolgd te worden door zowel de behandelaar als de assistent. Deze bijscholing dient in totaal in 5 jaar minimaal te omvatten:

  • 5-7 uur theoretische verdieping, met toetsing
  • 5-7 uur praktijk

Het praktijkgedeelte bestaat uit het onder supervisie van een deskundige, in lachgassedatie bevoegde docent verzorgen en nabespreken van (voor behandelaar) of assisteren bij (voor assistent) een lachgassedatie en/of het laten beoordelen en nabespreken van beeldopnames van persoonlijk uitgevoerde lachgassedaties door een deskundige, in lachgassedatie bevoegde docent.
Het theoriegedeelte omvat aanvullend onderwijs met voor lachgassedatie relevante onderwerpen.
Zie voor bijscholing de eisen in het document ‘Voorwaarden voor het toepassen van lichte (inhalatie)sedatie in de tandheelkunde’

Waar moet een tandarts op letten bij aankoop van lachgasapparatuur?
Heeft u belangrijke aandachtspunten hiervoor?

“Er zijn een aantal zaken waar je als tandarts bij de aanschaf van apparatuur extra op moet letten:
De maximaal toe te dienen hoeveelheid lachgas mag niet boven 50% komen. Er is apparatuur in omloop die tot 70% lachgas gaat (meestal oude apparatuur of apparatuur uit andere landen). Dat is in Nederland niet toegestaan. Ook wordt apparatuur aangeboden waarbij je alleen een vast mengsel van 50% zuurstof met 50% lachgas kunt toedienen. Die apparatuur is niet geschikt voor gebruik in de mondzorg. Enerzijds omdat je niet de hoeveelheid lachgas kunt afstemmen op de behoefte van de patiënt – en daardoor vaak te veel lachgas geeft, wat onprettig is voor de patiënt -, anderzijds omdat je niet apart 100% zuurstof toe kunt dienen. Deze apparatuur kan voor andere toepassingen wel handig zijn, bijvoorbeeld voor ambulances, maar niet voor de mondzorg.”

Lachgasapparatuur moet:

  • Voldoen aan de Europese standaard (CE-normering, ISO 5356)
  • Worden geïnstalleerd door een erkend installateur
  • Jaarlijks worden gecontroleerd en onderhouden door een erkend installateur volgens de richtlijnen van de fabrikant. De controle en het onderhoud moeten aantoonbaar worden vastgelegd.
  • Afgesteld zijn op de toediening van maximaal 50% lachgas4 en minimaal 50% zuurstof
  • Het afgezogen gasmengsel naar buiten afvoeren (zie opmerking bij ‘behandelruimte’)
  • Een nitrolock bevatten (veiligheidsmechanisme, dat als de toevoer van zuurstof stopt, de toevoer van lachgas ook automatisch stopt)
  • Een flowmeter bevatten voor individuele instelling van de hoeveelheid ingeademd gas
    een bypass-systeem hebben, zodat met een flush-knop 100% zuurstof toegediend kan worden
  • De mogelijkheid hebben de hoeveelheid lachgas te titreren van 0 tot 50% • veiligheidsventielen bevatten
  • Non-rebreathing slangen hebben, met een lage ademweerstand
  • Zorgen voor effectieve bronafzuiging van uitgeademde of weggelekt gas, door middel van een dubbelneusmaskersysteem
  • Voorzien zijn van een indicator op het afzuigsysteem dat aangeeft of het systeem werkt
  • Voor elke behandeling dient de apparatuur op werking en veiligheid te worden gecontroleerd door de behandelaar. Dit dient in het patiëntendossier te zijn vastgelegd.

Welke alternatieven zijn er voor lachgas-anxiolyse?

“Als je gedragstherapeutische interventies (die de basis vormen van elke behandeling), zo nodig aangevuld met een traumatherapie door een psycholoog, buiten beschouwing laat, zijn er naast lachgas ook andere sedativa of kun je verwijzen voor een behandeling onder algehele anesthesie. Veel gebruikte sedativa zijn midazolam (Dormicum®), het meest gebruikt in tablet- of vloeibare vorm. Dit middel heeft als voordeel dat het makkelijk toe te dienen en goedkoop is. Een groot nadeel is het feit dat het niet titreerbaar is en mede hierdoor een onvoorspelbare werking heeft. Ook kan er als complicatie een ademdepressie optreden.
Zoals voor alle middelen en methodes geldt dat je bevoegd en bekwaam moet zijn om dit soort middelen te gebruiken. Je moet de middelen kennen, weten wat de werking is, de bijwerkingen, interacties met andere medicatie, complicaties, etc. Ook moet je weten hoe je met eventuele complicaties om moet gaan. Dat geldt voor lachgas-anxiolyse en ook voor ander sedativa.
Algehele anesthesie is soms onontkoombaar, maar in veel gevallen een te zwaar middel om in te zetten. Veel ouders van kinderen en ook volwassen angstpatiënten vragen hierom en beseffen niet wat de nadelen ervan zijn. Het is onze taak als mondzorgprofessionals om hen te helpen bij het maken van de juiste keuze.”

Hoe ziet u de toekomst van lachgas-anxiolyse voor de tandheelkunde?

“Goed. Je merkt dat mondzorgprofessionals steeds meer methoden leren om angst te reduceren of beter nog: te voorkomen. Als alleen lokaal anesthesie in combinatie met gedragstherapeutische interventies onvoldoende uitkomst bieden, kan lachgas een extra middel zijn om angstreductie te bewerkstelligen. Je kunt hiermee in een heel aantal gevallen de inzet van algehele anesthesie of bijvoorbeeld het vasthouden van kinderen voorkomen. Ook bij volwassenen kan het een heel goed (extra) hulpmiddel zijn. Het gebruik van dwang geeft machteloosheid en kan daardoor leiden tot psychische trauma’s. Hoe meer methodes en technieken op het gebied van angstbestrijding je beheerst, hoe beter je maatwerk kunt leveren.”

Dyonne Broers is tandarts, directeur zorg Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam, en cursusleider lachgascursus voor tandartsen, artsen, mondhygiënisten, tandartsassistenten.

Cursussen
Lachgas-anxiolyse, basiscursus voor assistenten, opfriscursus voor tandartsen, tandarts-specialisten, mondhygiënisten, artsen (2 daagse)

Lachgas-anxiolyse basiscursus voor tandartsen, tandarts-specialisten, mondhygiënisten, artsen (3,5 dag)

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
diagnostiek bij pijn

Wat is pijn eigenlijk?

Professionals in de tandheelkunde worden veelvuldig geconfronteerd met patiënten met pijnklachten in het aangezicht. Wat is pijn eigenlijk, wat zijn de gevolgen en hoe komt het tot stand? Verslag van de lezing van prof. dr. Frank Lobbezoo.

Wat is pijn eigenlijk?

Pijn wordt gedefinieerd als een onaangename, sensorische en emotionele ervaring. Pijn gaat gepaard met feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging, of wordt beschreven in termen van een dergelijke beschadiging (bron: IASP – international association for the study of pain).

Psychologie en pijn

  • Pijn is per definitie onaangenaam.
  • Emoties maken per definitie deel uit van pijn.
  • Er is ook sprake van pijn als deze wordt beschreven in termen van weefselschade terwijl die schade er niet (meer) is.

Dit zijn allemaal redenen om een psycholoog bij de diagnostiek en behandeling van pijnpatiënten te betrekken.

Pijn: classificaties

  1. Etiologisch: benigne of maligne
  2. Temporeel: acuut of chronisch
    Chronische pijn is pijn die langer duurt dan de tijd die normaliter nodig is om weefsels te herstellen (arbitrair >3-6mnd). Een voorbeeld van acute pijn in de tandartspraktijk is pijn na een wortelkanaalbehandeling. Voorbeelden van chronische pijn in de tandartspraktijk zijn hoofdpijn en pijn die interactie heeft met slaapproblematiek.
  3. Neurofysiologisch
    – Nociceptieve pijn: pijn ten gevolge van weefschade
    > Somatische pijn: pijn die uitgaat van de huid, botten en spieren. De pijn is min of meer constant, stekend, zeurend, goed te lokaliseren en scherp begrensd
    > Viscerale pijn: pijn die uitgaat van de organen. De pijn is vaak aanvalsgewijs, diep, slecht te lokaliseren en slecht begrensd.
    – Neuropathisch/neuralgisch: pijn vanuit het zenuwweefsel zelf

Temporomandibulaire disfunctie (TMD)

TMD is een groep musculoskeletale aandoeningen van het kauwstelsel en valt onder somatische nociceptieve pijn. De pijn kan uitgaan de van de spieren (myogeen) en uitgaan van de kaakgewrichten (artrogeen). Vaak is TMD een gevolg van relatieve overbelasting van de kaak (mondgewoontes, parafunctie, traumata) of een verminderde belastbaarheid van de kaak (chronische stress, systemische aandoeningen). Bij TMD is de belasting is groter dan de belastbaarheid met klachten als gevolg. TMD pijn is vaak mild (in tegen stelling tot pulpitisklachten), fluctuerend en functieafhankelijk (bij gebruik neemt de pijn vaak toe).

Neuropatische pijn

Neuropatische pijn wordt veroorzaakt door beschadiging van het perifere of centrale somatosensorische zenuwstelsel. Neuropatische pijn wordt vaak omschreven als branderig of tintelend en gaat gepaard met sensibiliteitsstoornissen. De diagnostiek is vaak lastig.

Sensibiliteitsstoornissen bij neuropatische pijn

Er bestaan verschillende soorten sensibiliteitsstoornissen:

  • Hypoalgesie: geringere pijnervaring dan op grond van een nociceptieve stimulus verwacht zou mogen worden.
  • Hyperalgesie: nociceptieve stimulus wordt als pijnlijker ervaren dan normaliter verwacht zou mogen worden.
  • Paraesthesie: verstoorde gevoelssensatie, ervaren als onaangenaam tintelend, prikkelend of brandend.
  • Allodynie: pijn als gevolg van een stimulus die normaliter geen pijn zou veroorzaken.

Diagnostiek van neuropathische pijn

De diagnose kan gesteld worden met behulp van:

  • Kwalitatieve sensorische testen
  • Kwantitatieve sensorische testen

Orofaciale pijnclassificatie

Zie document van de International classification of orofacial pain (ICOP)

Wat zijn de gevolgen van pijn?

Pijn veroorzaakt een reeks gedragingen ter bescherming van de betrokken weefsels, namelijk:

  1. Het terugtrekreflex

    Een noxische stimulus leidt tot een onwillekeurige spierreactie met korte latentietijd. Een voorbeeld is de reflexboog die optreedt wanneer er onverwacht heet water uit de kraan op je hand komt (prikkeling sensor > afferente geleiding naar CSZ > verwerking CSZ > efferente geleiding naar effector).

  2. Het vermijden van hernieuwd contact

    “Een ezel stoot zich niet tweemaal aan dezelfde steen”

  3. Het immobiliseren van het beschadigde lichaamsdeel: pijn-adaptatiemodel

    Dit houdt een relatieve inhibitie van agonisten en een relatieve excitatie van de antagonisten in. Een voorbeeld van immobilisatie bij pijn aan het kaakgewricht:
    – als je wilt sluiten: inhibitie mm. masseter en mm. temproralis + excitatie mondopeningsspieren
    – als je wilt openen: inhibitie kaakopeners + excitatie kaaksluiters
    – het gevolg: immobilisatie (kleinere bewegingsuitslagen, tragere bewegingen)

Hoe komt pijn tot stand?

Pijngewaarwording – pijnpoorttheorie
De “pijnpoort”:

  • transmissie (hand naar hersenen)
  • perceptie (hersenen)
  • modulatie (gate control theory: in dit traject kan nog veel gebeuren)
    Daarvóór: transductie

Pijnpoort

Wanneer er onverwacht heet water uit de kraan op je hand komt, dan zetten de Aδ/C vezels (dunne vezels) de ‘ pijnpoort’ in het CSZ open met als gevolg dat er pijnperceptie plaatsvindt. De substantia gelatinosa (cellencomplex in de hersenen) kan deze poort open houden met als gevolg dat de pijn steeds erger wordt. Dit heet sensitisatie: bij voortdurende prikkeling worden de zenuwen steeds gevoeliger. Door de hand te koelen of er op te wrijven worden de Aβ vezels (dikke vezels) geactiveerd. Deze vezels sturen een signaal naar de substantia gelatinosa en dit zorgt ervoor dat de poort gesloten wordt: de pijn verdwijnt.

Transductie

Transductie is de omzetting van noxische stimuli in elektrische activiteit in afferente zenuwuiteinden door het verlagen van de activatiedrempel (pijnmediatoren). Voorbeelden van pijnmediatoren zijn histamine en prostaglandinen. Prostaglandinen treden niet zelf als pijnmediator op, maar vergroten de gevoeligheid van vrije zenuwuiteinden voor pijnmediatoren. NSAID’s grijpen in op deze pijnmediatoren (cox-remmer).

Hoe kan pijn worden gemeten?

Pijndimensies

  1. Sensorisch – intensiteit
  2. Affectief – mate van onplezierigheid

Pijnkwantificatie

Er zijn verschillende manieren op pijn te kwantificeren:

  1. Verbale schaal

    Men geeft de pijn een cijfer van 0-4 (0=niet pijnlijk/gevoelig, 4= ernstig pijnlijk).

  2. Numerieke rating schaal

    Men geeft de pijn een cijfer van 0-10 (0=niet pijnlijk/gevoelig, 10= ergst voorstelbare pijn).

  3. Visueel analoge schaal (VAS)

    De pijn wordt aangegeven op een lijn van 100mm (0mm=geen pijn, 100mm=maximale pijn).

  4. Gezichtsschaal

    Deze methode heeft de voorkeur bij iemand die moeite heeft om een woord of getal te vinden voor zijn of haar ervaring (bijv. kinderen of non-verbalen/demente ouderen). Bij non-verbale patiënten is het altijd goed om de bewegingen, vocalisaties en gezichtsuitdrukkingen te observeren. Zo zijn toegeknepen ogen, een gefronst voorhoofd, geopende mond en een opgetrokken neus vaak tekenen van pijn.

Samenvatting

  • Pijn is een multidimensionaal probleem met zowel sensorische als emotionele aspecten.
  • Pijn leidt tot gedragsveranderingen om verdere weefselschade te voorkomen (pijn-adaptatiemodel).
  • Pijn is nog voordat er perceptie plaatsvindt moduleerbaar (poorttheorie).
  • Pijn kan op verschillende manieren worden gemeten (afhankelijk van de setting en van de patiënt).

Prof. dr. Frank Lobbezoo is tandarts-gnatholoog en hoogleraar Orofaciale Pijn & Disfunctie. Hij studeerde in 1988 cum laude af als tandarts in Utrecht. In 1992 promoveerde hij op het gebied van de temporomandibulaire disfunctie, waarna hij drie jaar postdoctoraal onderzoek verrichtte aan de Universiteit van Montreal. Daar legde hij zich toe op de tandheelkundige slaapgeneeskunde, in het bijzonder de orale bewegingsstoornissen. Sinds 1996 is hij werkzaam bij ACTA, alwaar hij in 2005 tot hoogleraar werd benoemd. Van 2014 tot 2018 was hij voorzitter van de afdeling Mondgezondheidswetenschappen en tevens vice-decaan van ACTA. Hij is Visiting Professor aan de University of Adelaide in South-Australia en aan het College of Dentistry van de New York University. In 2019 werd hij benoemd tot Honorary Professor aan de University of Aarhus, Denemarken.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. Dr. Frank Lobbezoo tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Pijn | Angst, Thema A-Z

Premedicatie in de tandheelkunde bij mensen met een verstandelijke beperking

Mensen met een verstandelijke beperking (VB) beschikken vaak niet over de cognitieve capaciteit en adaptieve vaardigheden om met een tandheelkundige behandeling om te kunnen aan. Als gedragstherapeutische strategieën niet helpen, kunnen geneesmiddelen worden ingezet. Er is nog geen landelijke richtlijn voor het gebruik van premedicatie in de tandheelkunde terwijl hier wel vraag naar is.

Inventarisatieonderzoek door studenten Mondzorgkunde aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, gepubliceerd in het Tijdschrift voor Artsen Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG).

Geneesmiddelen bij tandheelkundebehandeling verstandelijk beperkten

Mensen met een verstandelijke beperking (VB) beschikken vaak niet over de cognitieve capaciteit en adaptieve vaardigheden die nodig zijn om met tandheelkundige behandelingen om te gaan1. Zij kunnen vaak veel onrust en angst ervaren tijdens een tandheelkundige behandeling. Deze kunnen zich uiten in gedragsproblemen, waardoor het leveren van kwalitatief goede zorg kan worden belemmerd. In beginsel wordt getracht met een gedragstherapeutische benadering de patiënt beter behandelbaar te maken. In een groot aantal gevallen is een gedragstherapeutische benadering zeer succesvol. Echter is dit, met name bij mensen met een VB, niet altijd het geval.2
Wanneer angstreductie enkel met behulp van gedragstherapeutische strategieën niet tot een behandelbare patiënt heeft geleid, ofwel dat redelijkerwijze kan worden ingeschat dat behandeling zonder geneesmiddelen niet mogelijk is, kunnen geneesmiddelen worden ingezet om de behandeling van verstandelijk beperkten in de tandartspraktijk rustiger te laten verlopen. Goed toegepaste sedatietechnieken kunnen patiënten helpen onaangename procedures op een voor hen acceptabele wijze te doorstaan. Dit gebeurt door het verminderen van angst, ongemak en het eventueel aanvullend verminderen van pijn. Daarnaast leidt een goed uitgevoerde sedatie ertoe dat de werkomstandigheden voor de tandarts worden verbeterd zodat een kwalitatief betere procedure kan worden uitgevoerd.3

Inventariserend onderzoek

Tot op heden is er geen landelijke consensus bereikt over het voorschrijven van premedicatie bij mensen met een VB. In 2001 is een handreiking opgesteld door een werkgroep bestaande uit leden van zowel de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (NVAVG) als de Vereniging tot Bevordering der Tandheelkundige Gezondheidszorg voor Gehandicapten (VBTGG ). Deze biedt richtlijnen die zijn bedoeld als een ‘kader’ aan de hand waarvan de instellingen, c.q. de zorgaanbieders zelf, door middel van aanpassingen aan de eigen werksituatie, protocollen kunnen ontwikkelen. Echter is er nog geen landelijke richtlijn opgesteld voor het gebruik van premedicatie in de tandheelkunde. Er is onder tandartsen en Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten (AVG) wel behoefte aan een dergelijke richtlijn. Om een toekomstige richtlijn goed aan te laten sluiten in de praktijk is duidelijkheid nodig over de huidige werkwijze rond premedicatie. Het doel van dit onderzoek is het achterhalen van de werkwijze van AVG’s in Nederland met betrekking tot het toedienen van premedicatie bij cliënten met een VB voor tandheelkundige behandelingen. Dit kan wellicht aan knopingspunten bieden voor vervolgonderzoek en een landelijke kwaliteitsstandaard.

Het inventarisatieonderzoek werd gehouden onder AVB’s in Nederland met behulp van een vragenlijst. De vragen zijn door de studenten opgesteld in overleg met en gecontroleerd door een tandarts, AVG Agnies van Eeghen en de scriptiebegeleider Loes Vos-Strijbosch. Van de 218 AVG’s die lid zijn van de NVAVG hebben 21 artsen de vragenlijst beantwoord. Er zijn drie protocollen geïncludeerd.

Belangrijkste resultaten

Verschillen in werkwijze tussen AVG’s en (contra)indicaties

Uit het onderzoek blijkt dat er veel verschillen bestaan in werkwijze tussen de verschillende AVG’s. Het aantal keer voorschrijven van premedicatie varieert van 0-40 patiënten per jaar. De belangrijkste genoemde indicaties voor het voorschrijven van premedicatie waren onbehandelbaarheid, angst, onrust, probleemgedrag en het verzoek van de tandarts. De belangrijkste contra-indicaties waren wanneer gedragsstrategieën mogelijk zijn, wanneer gezondheidsfactoren niet verenigbaar zijn met premedicatie en wanneer de patiënt eerder een ongewenste reactie gaf op premedicatie.

Eigen protocol

Meer dan de helft van de reagerende AVG’s maakt gebruik van een protocol. In een eerder onderzoek dat is uitgevoerd in Nederland in 1996 bleek dat in het overgrote deel van de Nederlandse instellingen voor verstandelijk gehandicapten geen gebruik werd gemaakt van protocollen. Het zou daarom kunnen dat er in de afgelopen jaren door zorginstellingen is gewerkt aan het opstellen van protocollen voor het voorschrijven en toedienen van premedicatie. In tabel 1 is weergegeven welke combinaties van middel, toedieningsvorm en dosering werden gebruikt.

Bekijk tabel 1. Middel, toedieningsvorm en dosering uit vragenlijst

Premedicatie

Opvallend is dat er uitsluitend benzodiazepines werden voorgeschreven als premedicatie. Daarnaast blijkt uit de resultaten dat, als de gekozen premedicatie niet het beoogde effect geeft, er soms een combinatie van premedicatie wordt ingezet om toch het beoogde effect te kunnen realiseren. Er wordt door sommige artsen in dit geval ook gekozen voor een ander middel, een hogere dosering of een andere toedieningsvorm.

Behandeling onder narcose

Ook wordt gekozen voor behandeling onder narcose. Monitoring van de patiënt gebeurde doorgaans door de groepsleiding in samenwerking met de tandarts, mondhygiënist of assistente.

Ademhalingsdepressie

Tot slot blijkt dat een ademhalingsdepressie de meest opgetreden complicatie was en dat deze ademhalingsdepressies veelal optraden na toediening van midazolam. Hierbij moet afgevraagd worden of er daadwerkelijk een hoger risico bestaat op ademdepressie bij het gebruik van midazolam in tegenstelling tot de andere benzodiazepinen, of dat er vaker ademdepressies zijn opgetreden bij midazolam omdat dit simpelweg het meest gebruikte middel is.

Bij 2 van de opgetreden ademdepressies was 15 mg midazolam toegediend. Bij de andere gevallen zijn de doseringen niet genoemd door de AVG’s. Bij meer dan de helft van de opgetreden ademdepressies was er sprake van een bekende genetische afwijking van de betreffende patiënt. Het betrof hier de volgende genetische afwijkingen: downsyndroom (2 maal genoemd), ziekte van Curschmann-Steinert (2 maal genoemd) en microcefalie (1 keer genoemd). In tabel 2 zijn alle genoemde complicaties en bijwerkingen weergegeven en is vermeld door hoeveel artsen deze zijn genoemd.

Bekijk hier tabel 2. Complicaties en bijwerkingen uit vragenlijst

Uit de protocollen blijkt dat, naast de bijwerkingen genoemd in bovenstaande tabel, duizeligheid, spierverslapping en amnesie als bijwerkingen van premedicatie op kunnen treden.

Aanbevelingen

Op basis van dit onderzoek wordt de aanbeveling gedaan om altijd het effect van premedicatie te evalueren. Deze evaluatie zou gestandaardiseerd kunnen worden door middel van een landelijk evaluatieformulier, waardoor systematische evaluatie en onderzoek mogelijk is. Daarnaast geldt nog steeds het streven om tot consensus en een landelijke richtlijn te komen zodat er meer uniformiteit ontstaat in het gebruik van premedicatie. Er dient verder onderzoek gedaan te worden naar de werkwijze, het beleid en ervaringen van AVG’s en eventueel ook tandartsen voor verstandelijk gehandicapten.

Het inventarisatieonderzoek is geschreven door Anouk Loeffen en Kiki van Leuken als afstudeerscriptie van de opleiding Mondzorgkunde aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.

Bron:
Tijdschrift voor Artsen voor Verstandelijk Gehandicapten
Opleiding Mondzorgkunde Nijmegen

1. Collado, V., Faulks, D., Nicolas, E., & Hennequin, M. Conscious Sedation Procedures Using Intravenous Midazolam for Dental Care in Patients with Different Cognitive Profiles: A Prospective Study of Effectiveness and Safety. PloS ONE. 2013; 8( 8): 2-5
2. van den Berg, T. H., & Preckel, B. Lichte intraveneuze sedatie met midazolam door de tandarts. Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde. 2014; 121( 12): 617-625
3. Weijers, E. M. Richtlijnen voor farmacologische sedatie bij mensen met een verstandelijke handicap.

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Onderzoek naar endodontische pijnverlichting

Nieuwe ICOP-richtlijn: classificatie van pijn

Pijn is complex en heeft verschillende gezichten. Er zijn verschillende behandelingen daarom is een classificatie belangrijk. Pijn wordt meestal gezien als een acuut symptoom van een trauma of een ziekte, tegenwoordig is ook aangetoond dat chronische pijn een ziekte op zich kan worden. Dit is een fundamentele verandering.
De verschillende diagnostische criteria zijn de sleutel voor de diagnose. Waarbij belangrijk is dat de psychologie ook wordt meegenomen in de classificatie. Met als voorbeeld, een pulpitis behandelen we anders dan een TMD.

Nieuwe ICOP-richtlijn

De nieuwe ICOP-richtlijn werd uitgebreid besproken door prof. Dr. Peter Stevensson, ‘’world leading expert’’ op het gebied van orafaciale pijn, tijdens het congres Pijn. Bekijk de ICOP-richtlijnen met classificatie van alle chronische pijnen.

Prof. dr. Peter Svensson studeerde af als tandarts in Aarhus, Denemarken in 1987. Hij promoveerde in 1993. In 2002 werd hij klinisch consultant bij het Departement of Oral Maxillofacial Surgery aan de Universiteit van Aarhus en in 2005 consultant bij het Danish Headache Center in Kopenhagen. Sinds 2005 is hij hoogleraar aan de Universiteit van Aarhus. Hij is Visiting Professor aan meerdere internationale universiteiten. Zijn onderzoek spitst zich met name toe op orofaciale pijnmechanismen, , trigeminusfysiologie, beeldvorming van het brein en TMD. Hij is Editor-in-Chief van het Journal of Oral Rehabilitation. Svensson heeft talrijke internationale publicaties op zijn naam staan en is wereldwijd een veelgevraagd spreker.

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Prof. dr. Peter Svensson tijdens het congres Pijn van Bureau Kalker.

Lees meer over: Pijn | Angst, Richtlijnen
‘Luchtbuks’ met anesthesievloeistof voor patiënten met naaldangst

‘Luchtbuks’ met anesthesievloeistof voor patiënten met naaldangst

Voor alle patiënten met angst voor naalden zou er wel eens de oplossing kunnen zijn: een naaldloze injectie. Een nieuw product dat werkt als een soort luchtbuks schiet de anesthesievloeistof in het tandvlees van de patiënt – compleet naaldloos.

Prikangst

Volgens prikangstspecialist Henk Schenk heeft 1 op de 1000 mensen in Nederland last van prikangst en is het dus een wezenlijk en onderschat probleem. Vaak wordt het veroorzaakt door trauma uit het verleden: heel snel verdoven of beginnen met de behandeling voordat de verdoving is ingewerkt, bijvoorbeeld.

Naaldloos injecteren

De producent Gamastech omschrijft de zogenoemde Comfort-in als een “medisch apparaat, gemaakt voor subcutane toediening van geneesmiddelen. De technologie […] maakt het mogelijk om de naald weg te laten.”

Ze beloven een naaldloze, snelle en zo goed als pijnloze veilige injecties. Zonder naald kan je niemand per ongeluk steken of infecteren. Verder zou het de tijd om patiënten te behandelen verminderen, de kosten van afval verminderen – en dat allemaal naast het feit dat het ideaal is voor patiënten met naaldangst.

Product om patiënten te helpen

Tandarts Fabrio Rigutto gebruikt het product al en is er blij mee. “Mensen […] stellen gewoon echt behandelingen uit tot op het allerlaatste moment. […] Als zorgverlener ben je altijd op zoek naar producten om je patiënten te helpen. Het is een heel mooie uitkomst voor mensen die bang zijn voor naalden”, zegt hij in een gesprek met EditieNL.

Is het wel nodig?

Sommige tandheelkundigen twijfelen echter aan het nut van het product en vragen zich af of het niet gewoon marketing is. Zij zeggen dat hun patiënten het geven van de verdoving niet eens voelen. Als je de juiste trucs gebruikt en op de juiste manier injecteert, zou de patiënt sowieso geen last moeten hebben van de naald – maar dat haalt de angst ervoor misschien nog steeds niet meteen weg.

Vijf stappen

Wanneer je het de aanschaf waard vindt, zul je ongeveer 700 euro moeten neertellen voor de Comfort-in. Het gebruikproces bestaat uit vijf stappen: eerst laad je het op en selecteer je het juiste volume. Daarna activeer en vul je de spuit, en schroef je de spuit op het apparaat om deze gebruiksklaar te maken.

Naalden zullen niet verdwijnen

Zullen naalden mede door deze uitvinding uiteindelijk helemaal verdwijnen? Helaas voor mensen met prikangst zal dit niet het geval zijn; wanneer er iets uit het lichaam gehaald moet worden is er nog steeds een naald nodig. Maar het is misschien wel een oplossing voor mensen die echt bang zijn voor (het idee van) injectienaalden.

Bron:
EditieNL
YouTube
Gamastech

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Is een wortelkanaalbehandeling enger dan een spin

Is een wortelkanaalbehandeling enger dan een spin?

Veel mensen zien op tegen een tandartsbezoek, zeker als er een wortelkanaalbehandeling op de agenda staat. Sterker nog, de meerderheid van Amerikaanse volwassenen is banger voor een wortelkanaalbehandeling dan voor spinnen.

Wortelkanaalbehandelingen worden meer gevreesd dan spinnen, dat blijkt uit onderzoek van de American Association of Endodontists (AAE). Gedurende oktober 2019 vroegen ze meer dan duizend Amerikaanse volwassenen naar hun angsten. Daar bleek de gevreesde behandeling enger te worden ervaren dan onder meer slangen of haaien. Een greep uit de resultaten:

  • 57% van de respondenten zou liever een uur in een kamer met tien spinnen doorbrengen, dan een wortelkanaalbehandeling ondergaan.
  • 54% zou liever het volkslied publiekelijk voordragen voorafgaand aan een sportwedstrijd, dan een wortelkanaalbehandeling ondergaan.
  • 53% zou liever vijftien minuten doorbrengen met een slang in hun schoot, dan een wortelkanaalbehandeling ondergaan.
  • 41% zou liever met haaien zwemmen, dan… je snapt het.

Onder jongeren is de angst voor een wortelkanaal het grootst. 73% van de respondenten tussen de 18 en 24 gaf aan bang te zijn voor de behandeling, 71% procent zou zelfs liever een marathon lopen. Daarnaast blijkt dat vrouwen banger zijn voor een wortelkanaalbehandeling dan mannen. Respectievelijk leeft de angst onder 65% en 53% van hen.

“Niets om bang voor te zijn”

“In werkelijk is er niets om bang voor te zijn”, deelt AAE kopstuk Keith Krell, in een statement. “Pijnmanagementexperts die zich specialiseren in geavanceerde tandheelkundige technologie en verdovingen kunnen tegenwoordig van een wortelkanaalbehandeling een bijna pijnloze procedure maken.”

Bron: AAE

Lees meer over: Endodontie, Pijn | Angst, Thema A-Z
Anesthesie

Anesthesie bij endo anno nu: wat, hoe en waarmee?

Bij een patiënt met pijn of spanning is een goede anesthesie van groot belang om tot een goede werksituatie te kunnen komen bij endodontie. Wat injecteren we eigenlijk bij anesthesie? Wat is de werking en de dosering van het anestheticum? Hoe kan het dat de ene patiënt wel makkelijk te verdoven is en dat het bij de volgende moeilijker gaat? En kan iedereen dezelfde anesthesie ontvangen? Anno nu zijn er naast de klassieke injectietechnieken ook elektronisch gestuurde injecties mogelijk, zonder of met rotatie (intra-osseuze anesthesie).

Verslag van de lezing van Luc Berden tijdens het NVvE-congres.

Luc Berden werkt zelf sinds 2006 met intra-osseuze anesthesie. Het werkt met name goed bij gevallen die lastig te verdoven zijn, zoals een pulpitis bij een molaar in de onderkaak waar dit een goede eerste keuze anesthesie is.
Traditioneel wordt eerst een mandibulair blok gegeven, hierna is een bepaalde tijd nodig voor de verdoving om in te werken. Vaak werkt dit dan nog niet voldoende en moet er nog intra-ligamentair verdoofd worden en in enkele gevallen ook nog intra-pulpair.

Waaraan voldoet de ideale verdoving?

  • Pijnloos voor de patiënt
  • Efficiënt: dat wil zeggen dat bijverdoven niet nodig is
  • Geen wachttijd
  • Geen verdoofd gevoel in de lip of tong
  • Als behandeling in meerdere kwadranten tegelijkertijd mogelijk is
  • Geen post-operatieve effecten zoals necrose of paresthesiën
  • Makkelijke techniek

Waarom lukt het niet altijd?

  • Verlies van anesthesievloeistof
    Bijvoorbeeld bij het intra-ligamentair verdoven.
  • Onvoldoende hoeveelheid op de juiste plek
    Bijvoorbeeld wanneer er te weinig vloeistof diffundeert door een dikke corticale botlamel.
  • Onvoldoende concentratie van vasoconstrictor
  • Ontstoken weefsel
    Het milieu is dan zuur en het anestheticum werkt minder goed omdat dit ook een zuur is.
  • Anatomische variaties

In normale gevallen is alle anesthesie vloeistof die niet in het spongieuze bot terecht komt nutteloos.

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar het mislukken van een mandibulair blok. Hieruit blijkt dat deze in ongeveer 5-30% mislukt. Gemiddeld is dit ongeveer 15%.
Meestal is niet de tandarts de oorzaak van mislukken, maar de anatomie van de patiënt.

Bij sommige patiënten zijn er meerdere kanalen aanwezig. Zo zijn er rapportages van patiënten die elf supplementaire kanalen hadden in de mandibula. Deze extra kanalen pak je niet mee in het mandibulaire blok. In sommige gevallen is er zelfs een dubbel foramen mentale. Middels een CBCT kunnen deze extra kanalen zichtbaar gemaakt worden. Deze zenuwen die niet afkomstig zijn van de nervus alveolaris inferior kunnen alleen uitgeschakeld worden als de anesthesievloeistof rechtstreeks in het bot wordt gespoten.

Soorten anesthetica

In de basis is anesthesie heel simpel. We hebben voldoende hoeveelheid van de juiste stof (anestheticum) op de juiste plaats (apex) nodig.

Het is belangrijk om te weten wat er precies in een carpule verdoving zit.
Deze bestaat uit meerdere componenten:

  • Anestheticum: lidocaïne, articaïne, mepivacaïne
  • Een bewaarmiddel: parabeen of sulfiet
  • Vasoconstrictor: adrenaline

Sulfiet kan af en toe een allergische reactie geven.
De werkzame stof, het anestheticum, zet de bloedvaten wat open. Daarom is ook een vasocontrictor nodig.

De verschillende soorten anesthica hebben verschillende eigenschappen die hieronder op een rij staan.

Lidocaine

  • Is de gouden standaard
  • 2% geconcentreerd: in één carpule zit 36mg
  • De maxime dosis is 4,4 mg per kilo

Dat betekent dat bij een volwassene van 70 kg ongeveer 8 carpules gebruikt kunnen worden.
Bij een kind van 15 kg maximaal 2.

Mepivacaine

Hierbij is er zowel een 2% als 3% variant op de markt.
De maximale dosis is 3mg/kg: dit betekent bij een volwassene ongeveer 4 carpules maximaal en bij een kind 0,8 carpule.

Mepivacaine 2%

  • In één carpule zit 36mg
  • Hierbij is nog adrenaline toegevoegd als vasoconstrictor

Mepivacaine 3%

  • In één carpule zit 54 mg
  • Zonder vasoconstricor: is al vasoconstrictief van zichzelf

Articaine

  • 4% oplossing: in één carpule zit 72mg
  • Het wordt ongeveer vier keer zo snel afgebroken dan lidocaïne: hierdoor is het minder toxisch
  • Maximale dosis 7 mg per kilo

De toevoeging van de vasocontrictor zorgt ervoor dat het gebruik veiliger is. Het product wordt meer ter plaatse gehouden en de vrijgave is veel langzamer. Hierdoor is de toxiciteit naar lever en nieren minder. Het lokale effect is een krachtigere verdoving en de tijd dat deze werkt wordt verlegd.

Dosis adrenaline

Er zijn verschillen in de dosis adrenaline die in carpules aanwezig is. Deze hebben verschillende indicaties:
1/200.000 -> extractie van symptoomloze elementen
1/100.000 -> behandeling van asymptomatische elementen en pathologie en bij langere behandelingen
1/80.000 -> bij ontstoken weefsel en bij langere behandelingen

Een patiënt in rust maakt zelf ongeveer 14 microgram adrenaline per minuut aan. Dit is ongeveer gelijk aan de hoeveelheid adrenaline in één carpule. Indien een patiënt gestresst is, kan dit stijgen tot 280 microgram, wat gelijk staat aan de hoeveelheid van 20 carpules. De maximale dosis van adrenaline ligt altijd veel lager dan de maximale dosis van het anestheticum. Daarom hangt het maximale aantal carpules af van de maximale hoeveelheid anestheticum.

Er zijn ook nadelen aan de toevoeging van een vasoconstrictor. Deze zorgt voor minder doorbloeding waardoor de kans op alveolitis en ook nabloedingen groter is. Daarnaast kan het zorgen voor een lichte tachycardie wat beangstigend kan zijn voor een patiënt.

Contra-indicaties met betrekking tot anesthesie

Er zijn een aantal relatieve contra-indicaties met betrekking tot anesthesie. Er is met name voorzichtigheid geboden in de volgende situaties:

  • Hoge bloeddruk
  • Instabiele angina pectoris
  • Acuut infarct korter dan 6 maanden geleden
  • CVA minder dan een jaar geleden
  • Stollingsstoornissen
  • Ernstige, slecht ingestelde diabetes
  • Onbehandelde en ernstige hyperthyroïdie
  • Bijniermergtumor
  • Hoge dosis bisfosfonaten of radiotherapie (meer dan 60Gy)
  • Cocaïne: gebruikers zijn gewend aan amidemoleculen. Zij reageren minder goed op anesthesie waardoor overdosering eerder optreedt
  • Zwangerschap: lage dosis vasoconstrictie

Bij het kiezen van de juiste hoeveelheid adrenaline is het van belang hoe gevasculariseerd het te verdoven gebied is. Kies in een gebied met weinig vascularisatie de verhouding 1/200.000. Dit gaat bijvoorbeeld om intraligamentaire of intraseptair. Gebruik daarnaast maximaal een kwart carpule om het risico op necrose te beperken.

Soorten naalden bij anesthesie

Er zijn meerdere soorten naalden voor het geven van de lokale anesthesie. De klassieke naald is in één richting doorgezaagd. Een wat nieuwere naald is in twee richtingen doorgezaagd en heeft zowel een korte als een lange bevel. Deze lange bevel wordt heel oppervlakkig in de mucosa aangebracht. Op het plastic deel van de naald staat een merktekentje aan de overzijde van de lange bevel. Dit helpt om de juiste oriëntatie van de bevel te bepalen. Deze nieuwe naalden snijden veel beter en zorgen daarvoor voor minder gevoeligheid bij de patiënt.

Belangrijk hierbij is wel dat de naald niet loodrecht gebruikt wordt bij mucosa-anesthesie, maar in een hoek van ongeveer 15 graden. Op deze manier is het mogelijk om zeer oppervlakkig te verdoven, zonder het peri-ost aan te raken. Hiermee voorkom je pijn voor de patiënt.
Bij een verdoving palatinaal ervaart de patiënt het meeste ongemak door het aanraken van het peri-ost en door de druk die het inspuiten geeft. Oppervlakkig inspuiten (1-2 mm in de mucosa) voorkomt zo veel mogelijk deze klachten.

Verdoven middels een computergestuurde injectie

Bij het verdoven middels een computergestuurde injectie is het belangrijk om de naald in de pengreep vast te houden en af te steunen dicht bij de te verdoven regio. Hierdoor is het mogelijk zo stabiel mogelijk te werken en veel meer controle en beheersing te hebben over het geven van de anesthesie. Het liefst werkt de computergestuurde injectie met een voetbediening. Dit zorgt ervoor dat de hand zo stil mogelijk is, waardoor het comfort voor de patiënt verhoogd wordt en de pijn verlaagd of zelfs volledig weggenomen wordt.

De computer regelt de injectiesnelheid. Hiermee voorkomt het apparaat dat de patiënt te veel druk voelt tijdens de verdoving, wat pijn veroorzaakt. Dit doet het apparaat door DPS (Dynamic Pressure Sensing). Hierbij wordt de tegendruk gemeten en daarop wordt de druk van het injecteren aangepast. Zo krijgen de weefsel de tijd om te adapteren aan de extra druk. De druk die accepteerbaar is, is relatief laag. Deze staat gelijkt aan een stroomsnelheid van één ml per minuut. Wat ervoor zorgt dat je bijna twee minuten nodig hebt voor het injecteren van één carpule.
Het voordeel bij kinderen kan zijn dat het er minder uitziet als een spuit en daardoor minder angstopwekkend is.

Er zijn verschillende apparaten voor computer gestuurde anesthesie. De ene heeft wel de mogelijkheid om de naald te laten roteren en de andere niet.

Verdovingstechnieken computergestuurde anesthesie

Er zijn een aantal verdovingstechnieken die toegepast kunnen worden middels deze computergestuurde aneshesie waarbij de lip of de tong geen verdoofd gevoel hebben.

AMSA-injectie

Één daarvan is de AMSA-injectie. Dit staat voor Anterior Middle Superior alveolair injection. Daarmee wordt de cuspidaat tot de tweede premolaar verdoofd zonder gevoel van de dove lip. De injectieplaats bevindt zich halverwege de midpalatinale sutuur en de vrije marginale gingiva ongeveer tussen de twee premolaren. Eerst wordt de gingiva wat verdoofd en vervolgens wordt de naald links en rechts wat gedraaid waardoor hij iets in het bot gaat. De anesthesie wordt dan gegeven in het spongieuze bot, waardoor het zich snel verspreid.

P-ASA injectie

Een andere is de P-ASA injectie. Dit staat voor Palatal – Anterior Superior Alveolair Injection. Hierbij worden de frontelementen en de cuspidaten verdoofd zonder het gevoel van een dove lip. Hierbij wordt eerst net palatinaal van de centrale papil verdoofd. Vervolgens wordt de naald enkele millimeters in de canalis nasopalatinus gedrukt. Deze techniek heeft met name een groot voordeel als het gaat om esthetische werkstukken in het front waarbij het niet wenselijk is dat de lip verdoofd is.

Intra-ligamentaire verdoving

Ook intra-ligamentaire verdoving kan goed toegepast worden met de computergestuurde verdoving. Dit wordt in twee stappen gedaan. Eerst wordt de mucosa verdoofd door de naald onder een hoek van 15 graden zeer oppervlakkig aan te brengen. Er worden dan enkele druppels anesthesie gegeven totdat er ischemie van het weefsel optreedt. Vervolgens wordt de naald in het ligament aangebracht met de grote bevel van de naald tegen de tand aan onder een hoek van 35 graden.
Let op:

  • Gebruik maximaal ¼ carpule en niet te veel adrenaline (1/200.000)
  • Liefst distaal bij één-wortelige elementen
  • Bij meer-wortelige elementen kan het bij de furcatie of mesiaal en distaal
  • Liever niet bij patiënten met hartproblemen

De intra-osseuze verdoving

Als de computergestuurde anesthesie ook de optie heeft om de naald te laten roteren dan kan er direct in het bot geïnjecteerd worden: de intra-osseuze verdoving. Een voorbeeld hiervan is de Quicksleeper.
De anesthesie moet bij de apex uitkomen en dat is dan ook het richtpunt. Dit wordt gedaan door de naald door de top van de papil door het septum ongeveer 10 mm in te brengen. Daar kan risicovrij geïnjecteerd worden.

Eerst wordt oppervlakkig de mucosa verdoofd. Vervolgens wordt de naald met een hoek van 40 graden het septum of de cortex gepenetreerd. De naald is meestal 16 millimeter lang en deze wordt dan 10-12 millimeter ingebracht. De naalden zijn te kort om de nervus mandibularis te raken, dus hiermee hoeft geen rekening gehouden te worden. Vervolgens wordt in de spongiosa geïnjecteerd waar het verspreid wordt en daardoor meerdere elementen verdoofd worden. Tevens wordt direct de linguale zijde mee verdoofd.

In de bovenkaak gaat de diffusie van de vloeistof beide kanten op. In de onderkaak gaat het iets meer naar mesiaal.

Het grote voordeel van deze techniek is dat het een direct verdoofd effect heeft, zelfs met heftige pulpitis. De reden dat ook de aangehechte gingiva verdoofd is, zit hem in de kanalen van Volkmann in het corticale bot.

Bij kinderen is er een kleiner botvolume dus hierdoor wordt er ook minder geïnjecteerd: ongeveer een halve carpule. Daarnaast zijn er kortere naalden nodig om ervoor te zorgen dat de kiemen van de opvolgers niet geraakt worden. Deze is 9 millimeter lang. Bij kinderen is het dikwijls ook al mogelijk om zonder roteren door de cortex heen te komen.

Luc Berden is tandarts in Borgloon (België). Hij studeerde in 1978 af aan de KULeuven. Sinds 1979 heeft hij een eigen praktijk. In 2006 maakte hij de overstap naar intraosseuze anesthesie en sinds 2012 is hij scholingstandarts bij Dentalhitec Academy in Frankrijk. Luc verzorgt opleidingen en voordrachten in een groot aantal landen binnen Europa, maar ook in Saudi-Arabië en Dubai.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Luc Berden tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Robots om kinderen minder bang voor de tandarts te laten zijn

Robots om kinderen minder bang voor de tandarts te laten zijn

De tijden waarin kinderen bang zijn voor de tandarts lijken te zijn geweest. Met behulp van het robotje MEDi krijgen kinderen een maatje en worden ze gerustgesteld tijdens een tandartsbezoek.

Angst voor de tandarts

Normaalgesproken houden kinderen niet van een bezoekje aan de tandarts. Dat zitten in een grote stoel terwijl er een vreemde in je mond zit te kijken en pulken met eng gereedschap is geen fijne ervaring. Koppel dit aan negatieve gevoelens die ouders suggereren en het is geen hogere wiskunde dat een tandartsbezoekje hoog op het wil-ik-niet-lijstje van een kind staat.

Het robotje MEDi helpt de kinderen

Om dit gevoel te veranderen worden tegenwoordig allerlei hulpmiddelen ingezet in de kindertandheelkunde. Een van de laatste ontwikkelingen is het gebruik van een klein robotje genaamd MEDi om kinderen op hun gemak te krijgen.

MEDi is ontwikkeld door psycholoog dr. med. Tanya Beran van de Universiteit van Calgary in Canada. Het werd speciaal ontwikkeld voor kindergeneeskunde om een bezoek voor kinderen minder beangstigend te laten zijn. Tegenwoordig heeft de robot ook een programmering die speciaal gericht is op het gebruik in tandartspraktijken.

MEDi is de ster van de praktijk

Het robotje is slechts zo’n zestig centimeter groot en wordt al enkele jaren succesvol in ziekenhuizen gebruikt. MEDi kan staan, zitten, rennen en dansen om de kinderen te vermaken. Ook kan hij met kinderen praten in een taal die aangepast is aan de doelgroep.

Door op ooghoogte te communiceren, grapjes te maken, hun angsten serieus te nemen en ze aan te moedigen, kan MEDi kinderen geruststellen. Bovendien kan de robot zo worden geprogrammeerd dat hij kinderen bij hun naam noemt. Angst- en stressniveaus zijn hierdoor aantoonbaar verminderd bij deze jonge patiëntjes.

Daarnaast kan MEDi ook worden ingezet als een supergoede docent mondhygiëne. Zet hem voor de klas en de aandacht is gegarandeerd!

Wil je MEDi in actie zien? Bekijk dan deze video’s

 

Bron:
eu.mycentraljersey.com

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Alertheid op voorschrijven verslavende pijnstillers blijft nodig

Alertheid op voorschrijven verslavende pijnstillers blijft nodig

Hoewel ook in Nederland het gebruik van opioïde-pijnstillers de afgelopen tien jaar is gestegen, is er geen sprake van Amerikaanse toestanden schrijven Arnt Schellekens en collega’s in The Lancet Public Health.

In de Verenigde Staten regent het rechtszaken. Volgens de aanklagers hebben farmaceuten sterke pijnstillers (opioïden) zoals oxycodon jarenlang veel te agressief in de markt gezet. Artsen werden gestimuleerd meer voor te schrijven en de marketing ging onverminderd door terwijl de verslavingsrisico’s al bekend waren. Het leidde in de VS tot een ongekende ‘verslavingscrisis’ bij patiënten en burgers.  Volgens STAT News – een Amerikaanse medische nieuwswebsite – overleden 48.000 Amerikanen in 2017 aan opioïden, voor een belangrijk deel te wijten aan de pijnstillers. Sinds 2009 zouden meer burgers in Oklahoma zijn gestorven door opioïden dan door verkeersongelukken.

Bijna miljard dollar aan boetes

Dit jaar zijn er al diverse schikkingen en boetes uitgedeeld. Purdue Pharma, de producent van oxycodon, heeft begin dit jaar een schikking getroffen met de staat Oklahoma van 270 miljoen dollar. Niet veel later volgde Teva met 85 miljoen en recentelijk sloot farmaceut Endo aan in het rijtje schikkingen met 10 miljoen dollar. Laatste wapenfeiten: farmaceut Johnson & Johnson, die geen schikking wilde maar een rechtzaak, is veroordeeld tot een boete van 572 miljoen dollar. En Purdue Pharma lijkt inmiddels een schikking te treffen van ongeveer 12 miljard (!) dollar, zo meldt de NOS.

Ontwikkelingen in de VS duiken vaak met enige vertraging op in Europa en dus ook in Nederland. “Door een samenloop van omstandigheden loopt het voorschrijven van opiaten uit de hand. Grootschalige verslavingsproblematiek ligt op de loer.”, schreef huisarts Jos van Bemmel bijna twee jaar geleden in Medisch Contact. Vorig jaar kopte de Volkskrant: ‘Gebruik verslavende pijnstillers loopt volgens artsen uit de hand’.

Nederlandse situatie

In die context is het artikel van Arnt Schellekens en enkele Nederlandse collega’s, onlangs gepubliceerd in The Lancet  Public Health, erg informatief. Schellekens, psychiater in het Radboudumc verzamelde gegevens over hoeveel mensen in Nederland opioïden/opiaten kregen voorgeschreven en hoeveel er door het gebruik in ziekenhuizen werden opgenomen. Verder keek hij naar het aantal mensen dat werd behandeld voor een opioïdenverslaving en hoeveel eraan overleden. Daarvoor werden data gebruikt van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Genees- en hulpmiddelen Informatie Project (GIP), het Zorginstituut Nederland (ZN), de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg (LBZ) en het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS). Met die gegevens kon een accuraat overzicht worden opgesteld van de ontwikkelingen in de jaren 2008 tot 2017.

De getallen laten spreken

Stijgt het opiatengebruik? “Zeker”, zegt Schellekens. “Per honderdduizend inwoners gaat dat in die periode van ruim 4000 naar bijna 7500, dus bijna een verdubbeling. De voornaamste factor in die stijging zijn de oxycodongebruikers, die toenemen van 574 naar 2568 per honderdduizend inwoners. Ziekenhuisopnames door opiaatgebruik stijgen van gemiddeld 2,5 naar 7,8 personen per 100.000. Als je de verslaving aan heroïne niet meeneemt om de verslaving aan pijnstillers zo zuiver mogelijk in beeld te krijgen, dan zien we het aantal in die periode oplopen van ruim 3 naar bijna 6 op de 100.000 mensen. Het aantal mensen dat overlijdt door opioïden-gebruik bleef gelijk in de jaren 2008 tot 2014. Maar na 2014 neemt dat toe van gemiddeld 0,21 tot 0,65 op de 100.000 mensen in 2017.”

Verschillen in gezondheidszorg

Om de situatie zo betrouwbaar mogelijk in beeld te brengen hebben Schellekens en collega’s consequent de scheiding gemaakt tussen de klassieke opioïden (heroïne, methadon, etc) en de medicinale opioïden (oxycodon, fentanyl, etc). Schellekens: “We zien inderdaad een relatief grote toename in opioïden-gebruik. Maar dat staat niet in verhouding tot de vrij beperkte toename in problemen die samenhangen met dat opioïdengebruik, zoals sterfte, ziekenhuisopnames en hulp om van de verslaving af te komen. Dat is een duidelijk verschil met de Amerikaanse situatie en voor een belangrijk deel te wijten aan het gezondheidssysteem in Nederland. Het bijna automatisch verhogen van doseringen ligt hier door het werk van huisartsen en apothekers bijvoorbeeld veel minder voor de hand.”

Goed gebruik

De conclusie op basis van de gegevens moet zijn, dat de problemen hier niet zo uit de hand (zijn ge)lopen als elders in de wereld. “Die conclusie wordt ondersteund doordat we zien dat de toename in opioïdengebruik, die start in 2010, pas in 2017 gevolgd wordt door een lichte toename in sterfte door medicinale opioïden. In andere landen, bijvoorbeeld de VS, lopen die twee trends volledig parallel en is de stijging in sterfte echt een trend, die zelfs doorloopt ondanks de afname van het aantal opioïden voorschriften.”

Dat Nederland niet kampt met een opioïden-epidemie, wil overigens niet zeggen dat het onderwerp geen aandacht behoeft. Integendeel. Schellekens: “Goede richtlijnen voor het voorschrijven van opioïde-pijnstillers om verdere stijging van het gebruik te beteugelen zijn noodzakelijk. Ook al, omdat deze medicijnen dan beschikbaar blijven voor degenen die ze echt nodig hebben.”

 

Bron:
Radboudumc

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Oudere kinderen banger voor tandarts dan jongere kinderen

Oudere kinderen banger voor tandarts dan jongere kinderen

Oudere kinderen hebben meer last van tandartsangst dan jongere kinderen, zo blijkt uit nieuw onderzoek. De onderzoekers vonden daarnaast dat met name factoren als tandpijn, angst voor boren en ouders die bang zijn voor de tandarts hieraan bijdragen.

Tandartsangst bij kinderen

Voor dit onderzoek volgden Zweedse onderzoekers 160 7-jaar oude kinderen twee jaar lang bij een Zweedse tandartspraktijk. Het gebit van de kinderen werd elk half jaar gecontroleerd en geëvalueerd. De ‘Children’s Fear Survey Schedule-Dentale Subscale’ werd gebruikt om de tandartsangst te meten. De ouders van de kinderen vulden de vragenlijst in.

Groei in tandartsangst over tijd

Uit de angst enquête bleek dat 7% van de 7-jarige kinderen last heeft van tandartsangst (mean = 22.9), waar dit het geval is bij 8% van de 8-jarige kinderen (mean = 25.4). Factoren die bij zouden kunnen dragen aan de ontwikkeling van tandartsangst zijn ouders met tandartsangst, het ervaren van pijn aan het gebit en het krijgen van pijnlijke tandartsbehandelingen of gaatjes. Ook de angst voor naalden, boren en stikken scoorde hoog in de enquête.

Gebreken van het onderzoek waren dat het onderzoek werd afgenomen bij een specifieke groep kinderen, dat kinderen met écht erge tandartsangst niet langskomen bij de tandarts en dat de enquête niet door kinderen, maar door ouders werd ingevuld.

Bron:
Dentistry Journal  

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
medicatie

Risico op overdosis zelfmedicatie voor patiënten door lage toegankelijkheid zorg Engeland

Uit nieuw onderzoek van het Queen’s Medical Centre in Nottingham is gebleken dat patiënten risico lopen op het innemen van een overdosis aan zelfmedicatie door de lage toegankelijkheid van spoedeisende hulp in Engeland. Veel patiënten blijken de pijn aan hun gebit te stillen met paracetamol, wat kan leiden tot inname van een overdosis en potentiële leverproblemen.

Paracetamol als pijnstiller

Gedurende een periode van twee jaar onderzocht het team van onderzoekers 436 gevallen waarbij een patiënt op de spoedeisende hulp binnenkwam vanwege een overdosis paracetamol. In 164 van deze gevallen was de directe oorzaak van de inname van paracetamol pijn aan het gebit. Hierbij bleek meerdere keren dat het gebrek aan toegankelijke tandheelkundige zorg hieraan bijdroeg.

Meer spoedeisende hulp mogelijkheden

Gezien dit probleem vraagt de British Dental Association tandartsen om meer tijd in te roosteren voor spoedeisende hulp, om op deze manier patiënten meer mogelijkheden te geven voor directe zorg. Daarnaast zou dit sterk de jaarlijkse kosten voor huisartsbezoeken kunnen verminderen.

“Paracetamol is geen oplossing voor gebitspijn, maar slechts een tijdelijke maatregel totdat een tandarts het probleem kan behandelen,” aldus Henrik Overgaard-Nielsen van de British Dental Association. “Tandartspatiënten moeten op de juiste plek, op het juiste tijdstip, en door de juiste mensen worden behandeld. Om juiste diagnoses en behandelingen te kunnen bieden moet zowel in routine als in spoedeisende tandheelkundige hulp worden geïnvesteerd.”

Bron:
British Dental Association

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Minder spanning bij behandeling door hightech toepassingen

Minder spanning bij behandeling door hightech toepassingen

Steeds meer ziekenhuizen verzinnen hightech manieren om de spanning bij patiënten weg te nemen voordat zij de operatiekamer in gaan. Door genoeg afleiding te bieden voelen, met name, kinderen zich een stuk minder angstig waardoor zij de behandeling beter doorstaan en minder kalmeringsmiddelen nodig hebben.

Angst voor operatie

Onderzoek van het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam heeft aangetoond dat 70 procent van de kinderen bang is voorafgaand aan een operatie. Deze kinderen zijn vaak onrustiger, huilen meer en werken minder goed mee na de operatie. Hierdoor herstellen angstige kinderen ook minder snel van de behandeling die ze zijn ondergaan.

Goede voorbereiding

Een van de dingen die bijdraagt aan het verminderen van deze angst is een goede voorbereiding. Om voor afleiding te zorgen en bij te dragen aan een goede voorbereiding heeft het Juliana Kinderziekenhuis in Den Haag bijvoorbeeld kleine Tesla’s ingesteld, die onder begeleiding van een verpleegkundige met een afstandsbediening bediend kunnen worden. Hiernaast worden er door het ziekenhuis heen vijf ‘virtuele vriendjes’ op de muren geprojecteerd, die hier en daar opduiken, meelopen en ‘spelen’ met de kinderen.

Storywall

Het Isala Ziekenhuis in Zwolle heeft iets bedacht voor patiënten die angstig zijn voor de behandeling die ze te wachten staat: een ‘storywall’. Iedereen die wil kan door middel van een app figuren tot leven brengen op deze muur.

VR-bril

Ook het Sophia Kinderziekenhuis zelf is aan het experimenteren met het verminderen van angst bij kinderen door hightech toepassingen. Kinderpsychiater Bram Dierckx is hier zijn promotieonderzoek gestart om te kijken of het kan helpen om kinderen voorafgaand aan een behandeling de volledige behandelkamer laten te bestuderen door middel van een VR-bril.

Eerder schreef dental INFO al over een soortgelijk onderzoek in Exeter, Engeland, waarbij tandartspatiënten voor hun behandeling met een VR-bril door een stad of over het strand konden lopen. Hieruit bleek dat met name de strand omgeving kon helpen met het verminderen van de angst.

Bron:
NRC

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Pijn | Angst, Thema A-Z
Minder ontstekingen en postoperatieve pijn door NSAID’s

Minder ontstekingen en postoperatieve pijn door NSAID’s

Postoperatieve pijn is een van de redenen dat veel patiënten liever geen implantaatbehandelingen ondergaan. Om die reden bekeken onderzoekers of deze pijn verminderd kan worden door het toedienen van een dosis niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID’s), 15 minuten voor de behandeling.

Preventieve pijnbestrijding

Het idee dat het goed zou kunnen zijn om de pijn en ontstekingen die vaak na implantaatbehandelingen ontstaan voorafgaand aan de behandeling aan te pakken, in plaats van pas actie te ondernemen op het moment dat de pijn op komt zetten, bestaat al langer. Arturo Sanchez-Perez, een professor aan de parodontologie afdeling aan de Universiteit van Murcia, Spanje, en zijn team wilden onderzoeken of het toedienen van een 25 mg dosis dexketprofen trometamol, een NSAID, 15 minuten voor de implantaatbehandeling de postoperatieve pijn bij patiënten zou kunnen verminderen.

Het onderzoek

In eerste instantie namen 100 patiënten, uit een Spaans ziekenhuis, deel aan de studie. 83 hiervan volbrachten deze daadwerkelijk. Deze steekproef bevatte 54 vrouwen en 29 mannen, met een gemiddelde leeftijd van 53 jaar oud. Elke patiënt kreeg 20 mg/ml verdovingsmiddel (lidocaïnehydrochloride) en 0.0125 mg/ml epinefrine toegediend. Verder werd de helft van de deelnemers willekeurig geplaatst in de testgroep, en de andere helft in de controlegroep. De testgroep ontving 15 minuten voorafgaand aan de behandeling 25 mg van de NSAID, terwijl de controlegroep 500 mg vitamine C ontving, als een placebo. Vervolgens ondergingen alle deelnemers exact dezelfde behandeling, met hetzelfde implantaat.

De patiënten kregen ibuprofen (600 mg) voorgeschreven om de postoperatieve pijn te verzachten. De patiënten namen de eerste hiervan in twee uur na de operatie, om te zorgen dat de directe postoperatieve pijn kon worden waargenomen. De kans is echter wel aanwezig dat de ibuprofen de ervaren pijn van de patiënten na deze twee uur heeft beïnvloed.

Significant minder pijn

Vervolgens werden de deelnemers geëvalueerd op basis van een subjectieve visuele analoge schaal, om hun pijn voor en na de behandeling te kunnen analyseren. Het bleek dat de patiënten in de testgroep, die een NSAID toegediend kregen, significant minder pijn voelden direct na de behandeling. Waar de NSAID groep aangaf een gemiddelde pijn van 3.75 te voelen, was dit maar liefst 8.52 bij de placebo groep. Na de periode direct na de behandeling waren geen significante verschillen in pijnervaring te vinden.

significant minder pijn

Minder ontstekingen, meer bloedingen

Daarnaast werd gevonden dat de NSAID groep minder vaak last had van ontstekingen dan de controlegroep. Wel kwamen binnen deze groep meer postoperatieve bloedingen voor. Er was geen verschil tussen de groepen in het herstel van de wond, of overige bijwerkingen.

Verder onderzoek

De auteurs onderstrepen dat alle patiënten in deze studie slechts een implantaat lieten plaatsen, waardoor het mogelijk is dat zij minder pijn hebben ervaren dan patiënten die meerdere implantaten laten plaatsen. Daarnaast had geen van deze patiënten last van problemen die de kans op postoperatieve complicaties vergroten, en werd niet gemeten hoe angstig de patiënten waren gedurende de behandeling. Hier zou verder onderzoek dieper op in kunnen gaan.

NSAID’s succesvol voor pijnvermindering

Al met al kan worden geconcludeerd dat het gebruik van niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen, in het specifiek dexketprofen trometamol, de directe pijn na een implantaatbehandeling effectief vermindert.

Bron:
Journal of Oral Implantology

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Promotieonderzoek: Google stimuleert cyberchondria

Promotieonderzoek: Google stimuleert cyberchondria

Het komt steeds vaker voor dat mensen die zich even niet zo lekker voelen op Google gaan zoeken wat er nog wel eens met hen aan de hand zou kunnen zijn. Hierdoor worden velen vaak een stuk banger over hun gezondheid dan dat ze normaal zouden zijn. Communicatiewetenschapper Fam te Poel stelde namelijk dat Google cyberchondria stimuleert. Met die stelling promoveerde zij op 14 september 2018 aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Onnodige gezondheidsangst door online zoeken

In haar onderzoek keek Te Poel naar de online gewoontes en gezondheidsinformatie van 5.000 Nederlanders. Op deze manier ontdekte ze dat hoe vaker mensen online zoeken naar informatie over hun eigen gezondheid, hoe banger ze hierover worden. In andere woorden duidt dit op cyberchondria, wat wijst op de wederkerige relatie tussen het online zoeken naar informatie over gezondheid en de hieruit voortkomende angst over de eigen gezondheid. Dit bleek met name te gelden voor mensen die hun online zoektocht zonder erge zorgen begonnen.

Minder gevolgen voor hypochonders

Hiernaast bleek dat hypochonders, mensen die zich vantevoren wel grote zorgen maken over hun eigen gezondheid, meestal niet per se banger worden van het googelen van hun klachten. Bij hun bevestigt de informatie die ze vinden vaak wel de gezondheidsproblemen die ze denken te hebben. Bij hun neemt het online zoeken dus niet onnodige zorgen weg, maar zorgt er ook niet voor dat deze toenemen.

Betrouwbare en relevante bronnen van informatie

Al met al raadt Te Poel op basis van haar onderzoek het voor iedereen af om via online zoekmachines op zoek te gaan naar eventuele gezondheidsproblemen. De informatie is vaak onbetrouwbaar en niet gebaseerd op iemands individuele klachten. Ze wilt artsen daarom het advies geven om hun patiënten te wijzen op betrouwbare websites. Hiernaast hoopt ze dat Google’s algoritmes in de toekomst rekening kunnen gaan houden met de betrouwbaarheid en relevantie van (medische) informatie.

Bron:
Skipr.nl
VU.nl

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Slechter beeld van mondgezondheid bij kinderen met tandartsangst

Slechter beeld van mondgezondheid bij kinderen met tandartsangst

Uit een nieuwe studie is gebleken dat tandartsangst vele consequenties voor de mondgezondheid met zich mee kan brengen. Kinderen die bang zijn voor de tandarts hebben vaker last van cariës, pijn en over het algemeen een slechte mondgezondheid.

Tandartsangst bij kinderen en hun perceptie op hun mondgezondheid

Tandartsangst is een fenomeen dat wereldwijd veel voorkomt bij kinderen. Het gebeurt vaak dat als gevolg van deze angst kinderen de tandarts onregelmatig bezoeken en vaker last hebben van gebitsproblemen. Marília Leão Goettems, PhD aan de Federal University of Pelotas School of Dentistry in Brazilië, en haar team wilden met deze studie analyseren wat de perceptie van kinderen met tandartsangst is op hun eigen mondgezondheid.

Tandbederf, pijn en angst

Om dit te doen bestudeerden tandheelkunde studenten 1200 kinderen van tussen de 8 en 12 jaar oud in Pelotas, Brazilië. Er werd gekeken naar of er tandbederf was, en naar of er tanden misten of waren gevuld. Daarnaast werd er aan de kinderen gevraagd of ze recentelijk pijn hebben gehad aan hun tanden en of ze bang waren voor de tandarts.

Slechter beeld mondgezondheid bij tandartsangst

Bijna een kwart van de kinderen gaf aan bang te zijn voor de tandarts. Bij deze groep werden er vaker gaatjes en pijn gevonden dan bij de kinderen zonder tandartsangst. Daarnaast bleken kinderen met zowel tandartsangst, cariës en pijn significant vaker een negatief beeld te hebben van hun eigen mondgezondheid. De kinderen die zowel last hebben van gebitspijn en tandartsangst hadden bijna drie keer vaker het idee dat ze een slechte mondgezondheid hadden. Bij kinderen met gaatjes en angst was dit zelfs 45% vaker het geval.

Aanpakken van angst

Deze cijfers benadrukken het belang van het vroegtijdig aanpakken van tandartsangst. Op het moment dat kinderen vaker op een positieve manier in aanraking komen met de tandarts kan de angst worden behandeld. Dit kan op zijn plaats het vermijden van de tandarts voorkomen en de mondgezondheid van kinderen met tandartsangst, en hun perceptie van hun mondgezondheid, verbeteren.

De auteurs van de studie gaven wel aan dat hun studie enkele tekortkomingen bevat. Zo zou het kunnen zijn dat de kinderen hun pijn als minder of meer dan echt het geval is weergaven, aangezien zij hier slechts naar werden gevraagd. Daarnaast werd het onderzoek gehouden bij kinderen in slechts één stad in Brazilië, waardoor het niet zeker is of de resultaten van de studie representatief zijn voor een bredere populatie.

Bron:
International Journal of Paediatric Dentistry

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Pijn | Angst, Thema A-Z
Tandarts maakt meer fouten bij angstige patiënt

Tandarts maakt meer fouten bij angstige patiënt

Een Italiaans onderzoek onder studenten tandheelkunde heeft uitgewezen dat een tandarts het onbewust ruikt als zijn patiënt bang is. Gevolg van een patiënt met angstzweet in de stoel: de tandarts maakt meer fouten.

T-shirts

Het onderzoeksteam wilde nagaan of iemands angst door zijn lichaamsgeur kan worden waargenomen. Er werd gekozen voor studenten tandheelkunde als proefpersonen, omdat tandartsen veel angstige patiënten in hun stoel krijgen. Er werd aan 24 studenten gevraagd om twee T-shirts af te staan: een dat was gedragen tijdens een stressvol examen en een tijdens een rustig college.

De T-shirts werden overgoten met een chemische stof om de lichaamsgeur te maskeren, waardoor het onmogelijk werd om de geur bewust te ruiken. Vervolgens werden de T-shirts gedragen door mannequins tijdens een tandheelkundige behandeling door andere studenten.

Fouten

Tijdens het uitvoeren van de tandheelkundige behandeling werden de studenten beoordeeld door examinatoren. Opvallend was dat de studenten beduidend slechter presteerden bij de mannequins die gekleed waren in de T-shirts die gedragen waren in de stressvolle situatie. Verklaring hiervoor kan zijn dat de geur van angst dezelfde emoties kan opwekken bij mensen die het onbewust ruiken.

Nader onderzoek

Het is niet duidelijk of volledig opgeleide tandartsen even gevoelig zijn voor lichaamsgeur als studenten. Nader onderzoek zal dit moeten uitwijzen. In dat geval zouden tandartsen bewust gemaakt moeten worden van dit effect, zodat de patiëntzorg kan verbeteren.

Bron:
Oxford Academic 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Botox-A voor pijn vermindering bij TMD

Botox-A voor pijn vermindering bij TMD

Bijna 10 procent van de volwassenen heeft last van een temporomandibulaire gewrichtsaandoening (TMD) in de kaak. Omdat traditionele behandeling hier niet altijd tegen helpt, is nu onderzocht of Botox type A deze patiënten wel een oplossing zou kunnen bieden.

Temporomandibulaire gewrichtsaandoeningen

Temporomandibulaire gewrichtsaandoeningen leiden vaak tot een aanhoudende, doordringende pijn. De oorzaak kan vaak niet precies worden vastgesteld. Wel bleek eerder dat vrouwen meer risico lopen op het ontwikkelen van TMD. Daarnaast hebben mensen die normaal gesproken al regelmatig last hebben van pijn in hun kaak meer kans op het ontwikkelen van chronische kaakpijn.

Botox-A als oplossing voor TMD

Waar de meerderheid van de patiënten positief reageert op traditionele therapieën, lossen deze bij lang niet alle patiënten de pijn op, met als gevolg dat deze alleen maar toeneemt. Dr. Khawaja en zijn team van het Shaukat Khanum Memorial Cancer Hospital en onderzoekscentrum in Lahore, Pakistan, onderzochten of botulinum toxin (botox) type A voor deze gevallen een oplossing zou kunnen bieden.

Twee injectie cyclussen

Om dit te kunnen doen, keken de onderzoekers naar data van 116 patiënten met TMD die twee injectie cyclussen van 100 eenheden van Botox-A waren ondergaan, met 12 weken tussen de cyclussen, in het ziekenhuis van Massachussets. De meerderheid van deze patiënten had al meer dan vijf jaar last van de pijn. Er werd specifiek gekozen voor patiënten die twee cyclussen ondergingen, om veiligheid en effectiviteit van de behandeling te kunnen garanderen.

Minder pijn

Meer dan 30 procent van de patiënten gaf aan om significant minder pijn te voelen voor een periode van gemiddeld 10 weken. 40 procent gaf aan gedurende 9 weken minder last te hebben gehad van de pijn. 29,6 procent had niet het idee dat hun pijn gestild was voor meer dan 1,5 week.

Bijwerkingen

Meer dan 16 procent van de patiënten gaf aan last te hebben gehad van bijwerkingen naar aanleiding van de injecties. Verrassend genoeg gebeurde dit met name bij de groep waarbij de injecties het beste hadden geholpen. De meest genoemde bijwerking was een verkleining van de kaakspier.

De onderzoekers vonden dat de effectiviteit van Botox-A therapie significant te maken heeft met de aanwezigheid van spier hypertrofie, bewegingsbereik, gebruik van opioïde analgetica en gebruik van verdovingsmiddelen. Waarbij de eerste twee factoren op een positieve uitkomst bleken te wijzen, lijken de laatste twee factoren te leiden tot een nauwelijks aanwezige vermindering van pijn.

Vernieuwend onderzoek

Aangezien dit onderzoek zeer vernieuwend is kunnen de resultaten slechts voorzichtig worden geïnterpreteerd. Wel wijzen de resultaten duidelijk op het feit dat op het moment dat een traditionele behandeling niet lijkt te werken bij een patiënt, Botox-A nog wel eens een interessante oplossing zou kunnen zijn.

Bron:
Journal of oral and maxillofacial surgery 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Welke pijnstiller helpt het beste na orthodontische behandeling?

Welke pijnstiller helpt het beste na orthodontische behandeling?

Na een orthodontische behandeling hebben patiënten vaak pijnklachten. Liverpool University Dental Hospital heeft onderzocht of deze pijnklachten te verminderen zijn door het innemen van pijnstillers. Zo ja, kunnen ze dan beter voor of na de behandeling worden ingenomen? En welke pijnstiller werkt het beste?

Pijn na orthodontische behandeling

Veel patiënten ervaren pijn na het ondergaan van een orthodontische behandeling. De mate van pijn hangt af van het type beugel en de hoeveelheid kracht die op het gebit wordt uitgeoefend. De pijn wordt als het meest negatieve aspect van de behandeling ervaren en is de meest genoemde reden om te stoppen met een orthodontische behandeling.

Onderzoek naar pijnstillers

Onderzoekers van Liverpool University Dental Hospital hebben onderzoek gedaan naar het effect van pijnstillers na een orthodontische behandeling. Het idee was dat als pijnstillers effectief blijken te zijn, het ondergaan van een orthodontische behandeling minder belastend wordt. De meeste pijnstillers zijn goedkoop en gemakkelijk verkrijgbaar en veroorzaken geen ernstige bijwerkingen.

Het onderzoek werd uitgevoerd onder 3110 deelnemers in de leeftijd van 9 tot 34 jaar. De deelnemers werden verdeeld in groepen die op verschillende tijdstippen verschillende soorten pijnstillers of een placebo toegediend kregen. Er werd gekeken naar het effect van de medicatie twee, zes en 24 uur na de behandeling.

Resultaten

Uit het onderzoek kwam naar voren dat het innemen van paracetamol en NSAID’s (zoals ibuprofen) en het toegediend krijgen van een plaatselijke verdoving alle drie effectief is om de pijn te verminderen. Er werd geen noemenswaardig verschil gevonden tussen de pijnstillende werking van deze middelen. Er werd alleen een klein verschil waargenomen met betrekking tot het tijdstip van de inname van ibuprofen. Deze pijnstiller werkt iets beter als hij een uur voor de behandeling al wordt ingenomen.

 

Bron:
Cochrane Database Syst Rev
Cochrane

Lees meer over: Orthodontie, Pijn | Angst, Thema A-Z
chronische TMD

Hoe is de ontwikkeling van chronische TMD te voorspellen?

Bij veel patiënten met pijn door temporomandibulaire dysfunctie (TMD) zijn de symptomen van voorbijgaande aard. Door te bepalen bij welke patiënten de problemen waarschijnlijk wel lang aanhouden, kan een gerichte behandeling bij deze patiënten er voor zorgen dat het risico op chronische pijn beperkt blijft.

Onderzoek naar chronische TMD

Op de jaarlijkse bijeenkomst van de International Association for Dental Research (IADR) die onlangs in San Francisco werd gehouden, zijn de resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar chronische TMD door Carolina Beraldo Meloto, DDS, PhD, postdoc aan de McGill University in Montreal.

Voorspellende factoren

Er is onderzocht welke lichamelijke en psychische kenmerken voorspellen of een patiënt bij wie TMD is gediagnostiseerd kans loopt dat de TMD chronisch wordt. Uit het onderzoek bleek dat patiënten die later gediagnostiseerd werden met chronische TMD, vaker pijn hadden aan de kauwspieren als ze hun mond wijd open moesten doen bij een eerste onderzoek in de tandartsenpraktijk.

Biopsychosociale factoren, waaronder de intensiteit en locatie van de pijn, lichamelijk functioneren, depressie en angst, leken niet anders te zijn bij patiënten met voorbijgaande TMD dan bij degenen met een chronische aandoening.

Klinische verschijnselen zijn de sleutel

Dr. Meloto presenteerde data over orofaciale pijn: Prospective Evaluation and Risk Assessment Study of first-onset TMD. Hierbij zijn klinische en psychosociale kenmerken vastgesteld die verband houden met een hoger risico om TMD te ontwikkelen. Volgens de onderzoekers spelen deze factoren waarschijnlijk alleen een rol op het moment dat de patiënten de eerste tekenen van TMD vertonen.

In de lopende studie onderzochten Dr. Meloto en haar collega’s biopsychosociale kenmerken bij de eerste verschijnselen van TMD met als doel te voorspellen welke patiënten chronische TMD ontwikkelen.

De data betroffen 260 volwassenen die TMD ontwikkelden en beoordeeld werden met behulp van diagnostische criteria voor TMD. Na 6 maanden werden 147 patiënten nogmaals onderzocht. Hiervan hadden 72 mensen (49%) chronische TMD ontwikkeld, terwijl de rest geen TMD-symptomen meer had.

Conclusies

Dr. Meloto en haar collega’s trokken op de IADR-bijeenkomst de volgende conclusies:

  • Wanneer een patiënt bij aanvang slechte klinische symptomen heeft, moet hij goed in de gaten gehouden worden.
  • Van de patiënten met chronische TMD was 58% vrouw en bijna 60% wit.
  • Bij beginnende TMD waren onderzoekers in staat om 71% van de chronische gevallen te voorspellen als de patiënt bij het wijd openen van de mond pijn had in de kauwspieren en gevoelig was voor aanraking (gebruikmakend van het Axis I protocol van de Research Diagnostic Criteria for Temporomandibular Disorders).
  • Wanneer de onderzoekers de meetpunten uit het Axis II protocol toepasten (kauwbeperkingen, zelf gerapporteerd of parafunctioneel mondgedrag en een aantal comorbide omstandigheden) waren zij in staat hun voorspellingssucces uit te breiden naar 77%.

In het algemeen kan gesteld worden dat op het moment dat TMD zich bij een patiënt openbaart, vastgesteld moet worden of de patiënt het risico loopt dat het chronisch wordt. In dat geval kan met een behandeling gestart worden om het risico te beperken.

Bron:
IADR 2017: How to predict development of chronic TMD

 

 

 

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Pijn | Angst, Thema A-Z
tandartsfobie

Sporten als remedie tegen tandartsfobie

Uit nieuw onderzoek is gebleken dat het beoefenen van een lichte sport vlak voor een tandartsafspraak patiënten met ernstige tandartsenfobie zou kunnen helpen. Patiënten die op een gemiddelde snelheid 30 minuten lang wandelden voor een afspraak gaven aan significant minder angstig te zijn voor, tijdens en na een tandartsafspraak.

Gebitsproblemen door tandartsenangst
Bang zijn voor de tandarts weerhoudt vele patiënten van het bezoeken van de tandarts, waardoor het vaak ook samengaat met een slechte mondgezondheid. Een van de bekende oplossingen hiertegen is cognitieve gedragstherapie. Dit werkt echter niet bij zo’n 30% van de patiënten. Om die reden ging een team van Duitse onderzoekers op onderzoek uit naar overige oplossingen. Hierbij keken zij of sporten voor een afspraak hiertegen zou kunnen helpen, aangezien sporten in eerdere onderzoeken al als stress verminderend was bevonden.

Deelnemers aan onderzoek
De onderzoekers gingen op zoek naar patiënten bij een psychiatrische kliniek in Berlijn, met een hoge scoren op de tandartsenangst schaal die de tandarts minstens voor de afgelopen drie jaar hadden vermeden. Patiënten met een aantoonbare psychiatrisch probleem of een familiegeschiedenis die tandartsfobie zou kunnen stimuleren werden niet in het onderzoek opgenomen. Uiteindelijk werden dertig deelnemers verzameld.

Lage en gemiddelde intensiteit
De deelnemers werden als eerste getest op hun maximale zuurstofinname, speekselniveaus en level van tandartsenangst. Vervolgens werd de groep in twee groepen van 15 mensen verdeeld. Elk van de deelnemers bezocht tweemaal een tandartsenkliniek, om een scaling- en polijstbehandeling te ondergaan. Bij het eerste bezoek werd de deelnemers gevraagd om voorafgaand aan de behandeling 30 minuten op een loopband te lopen. Voor de eerste groep werd gevraagd dit op een laag tempo te doen, met 20% van het maximale zuurstofgebruik, en bij de tweede groep op een sneller tempo, met rond de 70% van het maximale zuurstofgebruik. Dit werd omgedraaid bij het tweede bezoek.

Voor, tijdens en na elke behandeling werd de patiënten gevraagd om hun angstniveaus aan te geven door middel van de VAS-schaal. Hoe hoger de score, hoe erger de angst. Ook werden speeksel samples verzameld om de cortisol niveaus te kunnen testen, die worden gezien als een teken van stress.

Minder angst na sporten op gemiddelde intensiteit
De groepen die met een sneller tempo liepen voor de behandeling toonden significant lagere angstniveaus dan de groepen die op een laag tempo liepen. Ook werden bij deze eerst genoemden lagere cortisol niveaus gevonden. Dit zou dus betekenen dat sporten op een gemiddelde intensiteit voor een behandeling patiënten met een tandartsfobie minder angstig kan maken.

Bron:
Depression and Anxiety

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z