Poster Meldcode kindermishandeling, weinig kennis hierover bij tandartsen en mondhygiënisten

Poster Meldcode kindermishandeling: weinig kennis hierover bij tandartsen en mondhygiënisten

Doel van dit kwalitatief onderzoek was te achterhalen in hoeverre tandartsen en mondhygiënisten kindermishandeling kunnen herkennen en melden met behulp van de nieuwe meldcode kindermishandeling.

Onderzoek

In totaal zijn er vier mondhygiënisten en vier tandartsen geïnterviewd middels een semi-gestructureerd interview. Tandartsen en mondhygiënisten vinden hun rol als mondzorgverlener in het signaleren van vermoedens van kindermishandeling belangrijk ook al hebben zij zelf nog geen vermoeden gemeld middels de nieuwe meldcode. De meeste deelnemende mondzorgprofessionals zijn nauwelijks tot niet geïnformeerd over het herkennen en melden van kindermishandeling gedurende de studie. De protocollen betreffende kindermishandeling zijn door zowel de tandartsen als de mondhygiënisten niet doorgenomen of ingelezen. De meeste deelnemende mondzorgprofessionals weten niet of dit protocol aanwezig is in de praktijk waar zij werkzaam zijn. Bij- of nascholing wordt door alle vier de tandartsen als niet nodig ervaren, omdat dit te veel tijd zou kosten. Mondhygiënisten bleken wel enthousiast te zijn over bij- en nascholing. De mondzorgprofessionals zien graag een bijscholing terug in de vorm van een E-learning, college, EHBO of een medische BHV.

Poster Meldcode kindermishandeling, weinig kennis hierover bij tandartsen en mondhygiënisten
Klik hier voor vergrote versie

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat zowel tandartsen als mondhygiënisten weinig ervaring hebben met het herkennen van kindermishandeling en het lastig vinden dit te melden. Ook hebben zij geen kennis van de nieuwe meldcode kindermishandeling en wordt de meldcode niet geïmplementeerd in de praktijk.

Poster ontwikkeld door:
Charlotte Pasveer en Ellen van der Vlerk, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
Studenten

Capaciteitsorgaan pleit voor opleiden 320 tandartsen per jaar

Het Capaciteitsorgaan adviseert 320 tandartsen per jaar op te leiden. Nu starten er jaarlijks 275 tandartsen aan de opleiding Tandheelkunde wat volgens de beroepsorganisaties te weinig is voor de noodzakelijke mondzorg. Bovendien financiert de overheid momenteel slechts 240 opleidingsplaatsen en betalen de faculteiten de overige 35 plaatsen.

‘Het is het derde advies op rij waarin het Capaciteitsorgaan aangeeft dat de mondzorg dringend behoefte heeft aan meer tandartsen,’ zegt KNMT-voorzitter Wolter Brands. De adviezen uit 2010 en 2013 zijn door toenmalig minister Schippers terzijde geschoven. Ook schafte zij in 2014 de werkgroep Eerstelijns Mondzorg van het Capaciteitsorgaan af.

De bevolking van Nederland heeft echt meer tandartsen nodig

Brands: ‘Met het huidige advies in de hand zou ik zeggen: drie keer is scheepsrecht. De bevolking van Nederland heeft echt meer tandartsen nodig. Om die reden heeft de KNMT er blijvend bij de politiek op aangedrongen dat aan een experiment met de zelfstandige bevoegdheid van mondhygiënisten op zijn minst een deugdelijke raming van de capaciteit ten grondslag moet liggen. En dat er meer tandartsen moeten worden opgeleid als uit de raming blijkt dat de capaciteit aan tandartsen onvoldoende is. Dit hebben we ook in een uitgebreide reactie aan de Raad van State uiteen gezet. Reden waarom minister Bruins, die de plannen van Schippers nu ten uitvoer brengt, het Capaciteitsorgaan toch weer om advies heeft gevraagd.’

Objectieve raming van capaciteit

Dit heeft ertoe geleid dat er een Kamer Eerstelijns Mondzorg in het leven is geroepen, bestaande uit tandartsen, mondhygiënisten, opleidingen en verzekeraars. De Kamer maakt inmiddels structureel onderdeel uit van het reguliere takenpakket van het Capaciteitsorgaan. ‘Het laat zien dat minister Bruins hecht aan een objectieve benadering van wat in de mondzorg wel en wat niet nodig is op het gebied van capaciteit. Ervan uitgaande dat deze adviezen worden overgenomen, zoals dat elders in de zorg altijd het geval is.’

Lees meer over: Kennis, Scholing
Chirurgische paro-behandeling: de puntjes op de i?

KIMO-praktijkrichtlijn over wortelcariës bij ouderen beschikbaar

Onlangs is een nieuwe richtlijn van het KIMO verschenen: de Klinische praktijkrichtlijn Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen. dental INFO sprak hierover met Cees de Baat, emeritus hoogleraar gerodontologie en voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie

Waarom is deze richtlijn nodig?

“Deze richtlijn is nodig omdat gedurende het laatste decennium voor de beroepsgroep van tandartsen duidelijk zichtbaar is geworden dat de zorg voor de mondgezondheid van ouderen, en vooral die van kwetsbare en zorgafhankelijke ouderen, enkele knelpunten kent. Uit de wetenschappelijke literatuur weten we bijvoorbeeld dat wereldwijd zowel de incidentie als de prevalentie van wortelcariës bij ouderen meer dan 40% bedraagt.
Wortelcariës springt bij de mondgezondheidsproblemen van ouderen bijzonder in het oog, omdat het in korte tijd verstrekkende gevolgen kan hebben. Iedere tandarts die veel ouderen ziet, kent voorbeelden van ouderen die binnen enkele maanden onnodig het ene na het andere gebitselement hebben verloren.”

Hoe komt het dat het probleem van wortelcariës bij ouderen zo groot is?

“Onder ouderen komen chronische aandoeningen en andere gezondheidsproblemen veel voor. Hierdoor kan de zelfzorg afnemen, waarbij de kwaliteit van de dagelijkse mondverzorging ook vaak achteruitgaat. Bovendien vindt er minder vaak een periodiek mondonderzoek door een mondzorgverlener plaats, omdat er vaak belemmeringen zijn door toename van fysieke en/of cognitieve problemen. Hierdoor en doordat wortelcariës snel kan ontstaan en snel kan uitbreiden, wordt wortelcariës vaak te laat ontdekt. Bij te late ontdekking kan het kwaad al zo ver zijn voortgeschreden dat gebitselementen verloren zijn gegaan en dat de nog aanwezige gebitselementen niet meer te redden zijn.”

Voor wie is de richtlijn bedoeld?

“De richtlijn is vooral bedoeld voor tandartsen en mondhygiënisten. Daarnaast kunnen ook andere zorgverleners en personen die anderszins betrokken zijn bij de zorg voor (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen er hun voordeel mee doen. Primair is de richtlijn van toepassing op alle ouderen die het risico lopen wortelcariës te krijgen, dan wel wortelcariës hebben. Enkele aanbevelingen in de richtlijn zijn specifiek gericht op kwetsbare en/of zorgafhankelijke ouderen. Daarbij maakt het geen verschil of deze ouderen thuis wonen of in een woonzorgcentrum verblijven.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Het meerjarenprogramma van het KIMO kent het onderwerp ouderen als aandachtsgebied. In november 2017 is een Invitational Conference gehouden om prioriteiten te formuleren voor drie richtlijnonderwerpen. Dit was een landelijke conferentie met 35 deelnemers uit alle beroepsgroepen die bij de zorg voor ouderen betrokken zijn. Op basis van een brede inventarisatie van onderwerpen en een knelpuntenanalyse is toen gekomen tot drie onderwerpen, waaronder wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen. Vervolgens zijn uitgangsvragen geformuleerd en is in mei 2018 een Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC) aangesteld.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“De richtlijn gaat in eerste instantie over de risicobeoordeling van wortelcariës bij ouderen. Risicofactoren zijn verslechtering van de mondhygiëne, polyfarmacie en het gebruik van hyposialie-inducerende medicamenten. Afhankelijk van de aanwezigheid en de ernst van deze risicofactoren worden vervolgens aanbevelingen gedaan met betrekking tot het interval tussen periodieke mondonderzoeken, de medicatie, de hyposialie en het verrichten van radiologisch onderzoek.
In tweede instantie focust de richtlijn op de preventie en op de restauratieve aanpak van wortelcariës.”

Waar moeten tandartsen en mondhygiënisten vooral op letten?

“Tandartsen en mondhygiënisten moeten vooral attent zijn op ouderen die hun praktijk vaak jarenlang hebben bezocht en opeens niet meer komen. Dit berust vaak op overmacht. Het is vrijwel nooit een bewuste keuze om zich aan periodieke mondonderzoeken te onttrekken. Verder moet bij het ouder worden de gebruikte medicatie altijd aandacht krijgen. Tandartsen en mondhygiënisten moeten altijd een actueel medicatieoverzicht ter beschikking hebben en bedacht zijn op door medicamenten geïnduceerde hyposialie.
Tandartsen en mondhygiënisten doen er verstandig aan ouderen met wortelcariës en/of polyfarmacie en/of hyposialie-inducerende medicatie tandpasta met 5.000 ppm fluoride voor te schrijven.
Een laatste belangrijk aandachtspunt is de aanbeveling wortelcariës zo lang mogelijk niet-restauratief te behandelen via intensieve preventieve zelfzorg en eventueel via professionele preventieve zorg. Het moment waarop besloten wordt tot restauratief behandelen hangt af van het risico op ernstige schade (progressie van weefselverlies) en de geconstateerde of verwachte onvoldoende effectiviteit van de niet-restauratieve benadering en de belastbaarheid van de patiënt.”

Wanneer komen de andere twee richtlijnen voor mondzorg bij ouderen?

“Kortgeleden zijn twee Richtlijn Ontwikkel Commissies (ROC’s) aan het werk gegaan rond de invloed van medicatie op de mondgezondheid van ouderen en rond de zorgverlening aan de groeiende groep ouderen die aan huis gebonden zijn. Het ligt in de lijn der verwachting dat deze richtlijnen over ongeveer een jaar verschijnen.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Cees de Baat, emeritus hoogleraar gerodontologie en voorzitter van de Richtlijn Ontwikkel Commissie Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen.

Bekijk de richtlijn Wortelcariës bij ouderen, de samenvatting en patiënteninformatie

 

 

Lees meer over: Kennis, Ouderentandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z
e-sigaret

De impact van e-sigaretten op parodontale zorg

Europa is het continent met het hoogste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 28%. Daarnaast gebruiken steeds meer mensen een e-sigaret. Dit is echt een booming business. Achtergrondinformatie over tabak en e-sigaret met vergelijking van de effecten hiervan op parodontaal gebied.

Verslag van de lezing van dr. Christoph Ramseier, parodontoloog en wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Bern in Zwitserland, tijdens het NVvP-congres Dentech.

Tabak-gebruik

Europa is het continent met het hoogste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 28%. Afrika heeft het laagste percentage rokers onder de bevolking, namelijk 15%. Het globale gemiddelde is 22%, wat neerkomt op meer dan 1 miljard rokers wereldwijd. Hiervan overlijdt 50% vroegtijdig, aan de gevolgen van roken.

Na inhaleren van een sigaret, bereiken de nicotine-deeltjes na ongeveer 7 seconden de hersenen, waarna er dopamine vrij komt. Er is na verloop van tijd steeds meer nicotine nodig om dezelfde hoeveelheid dopamine vrij te maken. Tabakafhankelijkheid ontstaat door een steeds verder toenemende lichamelijke behoefte aan nicotine, in combinatie met psychische gewoonte.

Naast het roken van sigaretten, zijn er meer manieren om tabak te consumeren:

  1. Sisha
    Waterpijp roken is schadelijker dan het roken van sigaretten, omdat het tabak minder heet wordt waardoor het niet volledig fermenteert. Sisha wordt vaak door de gebruikers gecombineerd met “gewoon roken”.
  2. Snus
    Tabak in poedervorm wat onder de bovenlip wordt geplaatst, deze wordt via de mucosa opgenomen in het bloed. Dit kan leiden tot lokale leukoplakie.
  3. Pruimtabak
    Het kauwen op grofgesneden tabak kan intra-oraal en in de keel tumoren veroorzaken.
  4. Snuff
    Snuiftabak, via de neus opgesnoven en opgenomen in het bloed.

E-sigaret

In 2003 is de eerste e-sigaret uitgevonden door de Chinese apotheker Hon-Lik. De e-sigaret bestaat uit nicotine, smaakje (liquids), water,  glycerine en prophylene glycol. Na de e-sigaret werden er ook e-pipes, e-shisha’s en e-joints ontwikkeld. Van de mensen die “gewoon” roken, rookt 43% (soms) daarnaast een e-sigaret, 4% van de rokers rookt alléén maar e-sigaretten.

E-sigaretten zijn een booming business, en zijn zichzelf steeds aan het vernieuwen. Op dit moment bestaat de vierde generatie. Hierbij kan de gebruiker van de e-sigaret zelf de warmte instellen, de hoeveelheid rook en de smaak door middel van een app op de smartphone.
Gevaar hierbij is dat de gebruiker de e-sigaret illegaal  kan opvoeren, waardoor deze te heet wordt. Er is al meerdere keren een e-sigaret tijdens het inhaleren in het gezicht van een gebruiker geëxplodeerd, wat zorgt voor zeer ernstige verwondingen intra-oraal en brandwonden in het gelaat.

Er zijn 466 verschillende merken, en er zijn 7764 verschillende smaken te verkrijgen. De meeste e-sigaretten worden geproduceerd door de traditionele tabaksfabrikanten. In 2014 bedroeg de omzet in e-sigaretten wereldwijd 3 miljard dollar, er wordt verwacht dat dit in 2030 zal stijgen naar 51 miljard dollar. De E.U. hanteert wet- en regelgeving met betrekking tot de e-sigaretten, maar door het groeiende aantal merken is het lastig te controleren of de regels daadwerkelijk worden nageleefd.

Verhitting tabak

Er bestaan meerdere manieren om tabak te verhitten:

  1. Verbranding (combustion) > 800 – 1100 graden
  2. Pyrolyse > tot 800 graden
  3. Carbonisatie > 30 – 350 graden

Hoe minder heet de tabak wordt verhit, des te onvollediger de carcinogenen verbrand worden, dus hoe schadelijker de tabak is.

Vergelijking effect e-sigaret versus sigaret op parodontaal gebied

PARODONTITIS E-sigaret Sigaret
Pathogenese + +
Verdiepte pockets + +
Alveolair botverlies + +
Aanhechtingsverlies + +
Tandverlies + +
Peri-implantitis + +
Parodontale wondgenezing + +

 

MONDHYGIËNE E-sigaret           Sigaret
Plaque-index + ++
Bleeding on probing
Droge mond + +
Gevoeligheid gingiva + +

 

ORALE PATHOLOGIE E-sigaret Sigaret
Hairy tong ++ +
Leukoplakie + +
Submuceuze fibrose + +
“Smokers Palate” ++ +
Rokers’ hyperpigmentatie + +
Lichen planus + +
Hyperplastische candidosis ++ +
Eramyteuze candidosis + +
Glossitis rhombidea mediana + +

Voordelen en nadelen van e-sigaretten (ten opzichte van sigaretten)

VOORDELEN NADELEN
Geen pyrosis Lange-termijn-onderzoek ontbreekt
9 – 450 x lagere hoeveelheden toxines Klein aantal toxines is verhoogd
Tot 800 x minder toxisch Klein aantal smaken kan cytotoxisch zijn
Patiënten stoppen met roken van sigaretten Patiënten starten met roken van e-sigaretten
Aerosolen kunnen oxidatieve stress, apoptosis en DNA beschadiging veroorzaken

 

Het is belangrijk dat de tandarts, ongeacht in welke fase van de parodontale behandeling een patiënt zich vindt, beschikt over up-to-date informatie over het rookgedrag van de patiënt.

Stoppen met roken

Er is een aantal manieren om te stoppen met roken:

  1. Spontaan
  2. Begeleiding
  3. Behandeling met nicotine-vervangers (nicotin replacement therapy, NRT)
  4. Begeleiding i.c.m. farmaco-therapie > dit heeft de hoogste succes-rate.

Probeer een conversatie aan te gaan met de patiënt over stoppen met roken, en probeer de patiënt te begeleiden door een stopdatum af te spreken en NRT te adviseren.

Volgens recent onderzoek is het gebruik van e-sigaret minder schadelijk dat het gebruik van sigaretten. Het is daarom een optie e-sigaretten aan te raden als NRT bij patiënten die volledig willen stoppen met conventioneel roken, mits de patiënt goed begrijpt hoe de e-sigaret werkt én goed weet welke dosis nicotine gebruikt moet worden.

Dr. Christoph Ramseier is parodontoloog en wetenschappelijk onderzoeker aan de Universiteit van Bern in Zwitserland. Hij heeft veel publicaties op zijn naam staan en is een veelgevraagde internationale spreker.

 

Verslag door Jacolien Wismeijer, tandarts, voor Dental INFO van de lezing van dr Christoph Ramseier, tijdens het congres Dentech, innovatie in de parodontologie van de NVVP.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Selectieve preventie laagopgeleide kinderen

Hoe bereik je kinderen met laag sociaaleconomische status voor selectieve preventie in de mondzorg?

Dit systematische literatuuronderzoek had als doel het verkrijgen van kennis en inzicht op de manier waarop kinderen met een lage SES te bereiken zijn voor selectieve preventie binnen de mondzorg.

Onderzoek

Tijdens dit onderzoek werd door twee onderzoekers via de databanken MEDLINE, The Cochrane Library en PsycINFO gezocht naar literatuur over mondgezondheidspreventie in gezinnen met een lage SES en gezinnen met een hoge SES. Hierbij lag de focus op kinderen van 6 tot en met 12 jaar en ouders/volwassenen. Studies ouder dan 10 jaar werden geëxcludeerd. Studiedesigns als case-controlstudies, systematic reviews en meningen van deskundigen werden geëxcludeerd. De geïncludeerde studies zijn beoordeeld op methodologische kwaliteit.
Na het methodologisch screenen, selecteren en beoordelen van de studies zijn uiteindelijk vier studies geschikt bevonden. Twee van de vier studies gaven inzicht over het toepassen van selectieve preventie op scholen bij kinderen. Bij de andere twee studies kwamen de subjectieve standpunten van ouders naar voren over preventieve zorgverlening.

Selectieve preventie laagopgeleide kinderen
Klik hier voor vergrote versie 

Conclusie

Uit de resultaten van dit systematisch literatuuronderzoek kan voorzichtig geconcludeerd worden dat preventieve interventiemethoden op scholen een mogelijkheid kunnen bieden om kinderen met lage SES te bereiken voor selectieve preventie binnen de mondzorg. Daarnaast kan met enige voorzichtigheid geconcludeerd worden dat de opvattingen van ouders over preventieve zorg een belemmerende factor kan zijn voor het bereik van selectieve preventie voor kinderen.

Poster ontwikkeld door:
Sophie Hofland en Madelon Pepping, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z, Uncategorized
KPR-wortelcariës-bij-ouderen

Klinische praktijkrichtlijn Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen

Deze klinische praktijkrichtlijn Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen gaat over de preventie en de restauratieve behandeling van wortelcariës (ook wel cervicale cariës genoemd) bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen.

Bekijk de richtlijn Wortelcariës bij (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen
Bekijk de samenvatting 
Bekijk de patiënteninformatie

De volgende onderwerpen/uitgangsvragen komen aan de orde:

1. Risicobeoordeling

  • 1a. Op basis van welke risicofactoren voor wortelcariës moet bij (kwetsbare of zorgafhan-kelijke) ouderen het tijdsinterval tussen periodieke mondonderzoeken worden verkort?
  • 1b. Welke medicamenten vergroten het risico op hyposialie en geven daarmee een vergrote kans op wortelcariës bij (kwetsbare of zorgafhankelijke) ouderen en welk beleid wordt daarbij aanbevolen?
  • 1c. Bij welke anamnestische en/of klinische bevindingen is bij (kwetsbare of zorgafhanke-lijke) ouderen radiologisch onderzoek geïndiceerd om bij wortelcariës gebitselementen die een bijdrage leveren aan de orale functies te kunnen behouden?

2. Aanpak van wortelcariëslaesies

  • 2a. Welke preventieve middelen en maatregelen worden geadviseerd aan (kwetsbare of zorgafhankelijke) ouderen om (progressie van) wortelcariës te voorkomen en gebitselementen die een bijdrage leveren aan de orale functies te kunnen behouden?
  • 2b. In welk stadium en op welke wijze dient wortelcariës restauratief behandeld te worden bij een (kwetsbare of zorgafhankelijke) oudere, rekening houdend met de algemene conditie van die oudere?

Voor wie is de richtlijn bedoeld?

Deze KPR is bedoeld voor tandartsen, tandartsspecialisten en mondhygiënisten.
Andere mondzorgverleners in de algemene praktijk en personen die anderszins betrokken zijn bij de zorg voor (kwetsbare en zorgafhankelijke) ouderen kunnen hun voordeel doen met deze KPR.

Bron:
KIMO

Lees meer over: Kennis, Richtlijnen

Bijna helft van Nederlanders voor digitale huisartsenzorg

47% van de Nederlanders ziet het wel zitten om digitaal contact te kunnen hebben met een huisarts. Dit zou ook deels het tekort aan huisartsen kunnen oplossen. Zou digitalisering van de mondzorg volgens u een volgende stap kunnen zijn?

Even met een huisarts chatten over niet-ernstige klachten, of even checken of een bezoekje nuttig zou zijn. Het klinkt als toekomstmuziek, maar als het aan ongeveer de helft van de Nederlanders ligt mag dit best de werkelijkheid worden. Op verzoek van de zorgverzekeraar CZ peilde Kantar de mening van patiënten over digitalisering van de zorg. Het resultaat laat zien dat men in het algemeen positief staat tegenover digitale huisartsenzorg.

Ontlasten van de eigen huisarts

Door bij niet-ernstige klachten eerst met een huisarts te chatten kan de eigen, fysieke huisarts worden ontlast. Deze krijgen daardoor meer tijd om anderen persoonlijk te helpen. Daarnaast kan het het huisartsentekort verminderen.

Laagdrempeligheid groot voordeel

Hoewel het misschien als een verrassing komt, is het best logisch dat patiënten digitale zorg aanmoedigen. Mensen mogen dan wel tevreden zijn met hun eigen, fysieke huisarts, een afspraak maken blijkt toch regelmatig een drempel te zijn. Het is voor een derde van de mensen lastig om een bezoek in te plannen. Wanneer je 24 uur per dag online terecht kan, valt dit probleem weg. Voor veel mensen is de laagdrempeligheid en het gemak van digitale zorg een groot pluspunt.

Zorgverzekeraar blij met resultaten

De zorgverzekeraar CZ is blij met bovenstaande conclusies. Joep de Groot, bestuursvoorzitter van CZ, zegt: “In onze visie is én blijft de fysieke huisarts de spil van de huisartsenzorg. Maar digitaal spreekt aan, dat laat het onderzoek wel zien. Het draagvlak voor digitale manieren van zorg verlenen is bij verschillende groepen best groot. En dat is belangrijk, want door tekorten zien we dat huisartsen flink onder druk komen te staan. En in sommige regio’s is het echt steeds lastiger om een huisarts te vinden. Dat willen we oplossen en digitalisering speelt daarbij een belangrijke rol.”

Taak weggelegd voor zorgverzekeraars

Dat zorgverzekeraars in dit proces belangrijk zouden kunnen zijn komt ook uit de resultaten naar voren. Maar liefst 73% van de respondenten laat blijken dat ze binnen het digitaliseringsproces een rol zien weggelegd voor de zorgverzekeraars. De meerderheid vindt echter wel dat het in eerste instantie een taak voor de huisartsen zelf is.

In hoeverre bent u het eens met deze stelling:
Digitale mondzorg is een goede aanvulling op de reguliere mondzorg.

Doe mee en vul 3 vragen in.

Maak uw eigen enquête voor feedback van gebruikers

 

Bron:
CZ

 

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws
DVDMFR

Congres: Artificial Intelligence in de tandheelkundige diagnostiek

De experts zullen het onderwerp van vele kanten belichten: wat kunstmatige intelligentie betekent voor de samenleving en wat de verwachtingen zijn voor de toekomst, wat de beloftes die kunstmatige intelligentie voor ons inhouden, maar ook de problematiek die ermee gepaard gaat, zowel technisch als ethisch. Uiteraard komt ook de tandheelkundige toepassing aan bod.
16 januari 2020, vanaf 16.00 uur, Almere.

In de medische diagnostiek heeft artificial intelligence (AI) al een vlucht genomen, waar het in de tandheelkunde nog een relatief nieuwe ontwikkeling is. Middels zogenaamde ‘’deep learning’’ algoritmes leert de computer radiologische beelden te interpreteren. Dit heeft in de medische radiologie al geleid tot verbetering en vooral ook consistentere diagnostiek bij bepaalde diagnostische taken. En het heeft ook geleid tot wat onrust in de beroepsgroep van radiologen over de toekomst van hun beroep.

Radiologische diagnostiek ondersteunen met kunstmatige intelligentie

Ook in de tandheelkundige radiologie zijn er inmiddels enkele initiatieven om de radiologische diagnostiek te ondersteunen met kunstmatige intelligentie. Die initiatieven zijn er zowel vanuit de commercie als vanuit wetenschappelijke hoek. Het is echter niet eenvoudig om computers te leren om tandheelkundige röntgendiagnostiek te doen, vooral vanwege de brede variatie van verschijningsvormen van cariës en parodontaal botverlies, niet in de laatste plaats door de niet gestandaardiseerde opnametechnieken. Daarom zijn de meeste initiatieven op dit moment gericht op diagnostiek op CBCT-opnamen en panorama-opnamen. Echter verreweg de meest voorkomende pathologie in de mond is nog steeds cariës en parodontale aandoeningen. Van cariësdiagnostiek op bitewings is bekend dat de sensitiviteit te wensen over laat; slechts grofweg 50% van de aanwezige approximale dentinecariës wordt op een bitewing correct gediagnosticeerd. Daarin zou kunstmatige intelligentie dus een verschil moeten kunnen maken.

Onderwerpen

Het wintersymposium van de NVDMFR is geheel gewijd aan de ontwikkelingen op het gebied van de kunstmatige intelligentie in het algemeen en in de radiologische diagnostiek. Middels diverse voordrachten van experts op het gebied van de toepassing van kunstmatige intelligentie voor (ondersteuning van) radiologische diagnostiek poogt de NVDMFR een inspiratiesessie neer te zetten waarbij u meegenomen wordt in de huidige ontwikkeling en de verwachtingen voor de toekomst.
Wij hebben een drietal sprekers bereid gevonden om het onderwerp op een toegankelijke wijze aan u te presenteren. Uiteraard is daarvoor ook samenwerking gezocht met sprekers uit de medische radiologie, waar men een behoorlijke voorsprong heeft op de tandheelkundige toepassing. Daardoor kunnen we het onderwerp van vele kanten belichten: wat kunstmatige intelligentie betekent voor de samenleving en wat de verwachtingen zijn voor de toekomst, wat de beloftes die kunstmatige intelligentie voor ons inhouden, maar ook de problematiek die ermee gepaard gaat, zowel technisch als ethisch. Uiteraard komt ook de tandheelkundige toepassing aan bod. De pioniers die komen spreken zullen ook zeker de link leggen met de dagelijkse tandartspraktijk. Uiteraard zal er ook ruim tijd worden ingepland om in discussie te gaan over de diverse ontwikkelingen.

Meer informatie en inschrijven ‘’Artificial Intelligence in de tandheelkundige diagnostiek’’

Lees meer over: Kennis, Partnernieuws, Partnernieuws, Scholing
Nazorg bij parodontitis: the grand finale en een nieuw begin

Nazorg bij parodontitis: the grand finale en een nieuw begin

Het doel van de parodontale nazorg is het handhaven van de bereikte resultaten. Tijdens elke nazorgzitting maak je als behandelaar een risicoanalyse, die mede de tijdsduur tot de volgende afspraak bepaalt. Als je de motivatie van de patiënt goed zou kunnen inschatten, zou je daarmee dan het succes van de behandeling kunnen voorspellen?

Als de initiële parodontale behandeling, eventueel gevolgd door chirurgie, succesvol is afgerond is de parodontale ontsteking onder controle. Het doel van de parodontale nazorg is het handhaven van de bereikte resultaten. Het succes van de nazorg hangt enerzijds af van een gestructureerde werkwijze van de behandelaar en anderzijds van de therapietrouw (compliance) van de patiënt. Tijdens elke nazorgzitting maak je als behandelaar een risicoanalyse, die mede de tijdsduur tot de volgende afspraak bepaalt. Als je de motivatie van de patiënt goed zou kunnen inschatten, zou je daarmee dan het succes van de behandeling kunnen voorspellen?

Heb je de infectie onder controle, dan is het tijd voor de nazorg!

DIAGNOSE —> INFECTIECONTROLE —> RECONSTRUCTIE

Infectiecontrole geeft groen licht voor reconstructie, onder andere orthodontische behandeling, kroon- en brugwerk, implantologie.

Wat zijn factoren die succes bij een parodontale behandeling bepalen:

  • Goede samenwerking met de patiënt
  • Grondige subgingivale gebitsreiniging
  • Goede immunologische respons

Structuur van een nazorg-afspraak

Deze cirkel geeft een overzicht van de structuur van de nazorg afspraak. Negentien jaar geleden heeft Miranda Belder deze met dr. Dick Barendregt gemaakt. In de afgelopen 19 jaar is de basis nog altijd hetzelfde maar is er wat betreft diagnostiek en risico-bepaling wel wat veranderd.

 Nazorg bij parodontitis the grand finale en een nieuw begin. Structuur van een nazorg afspraak

Diagnose

Belangrijk bij de nazorg is om altijd de medische anamnese te updaten. Met de app van Farmaceutische Kompas op je telefoon is het mogelijk om snel bijwerkingen van medicatie in de mond te checken. Als voorbeeld Amlodipine; deze medicatie heeft de zeer zeldzame bijwerking gingivahyperplasie. Na staken amlodipine was de gingivahyperplasie volledig verdwenen. Tip van Miranda Belder:‘’Maak foto’s’’. tijdens intra-oraal onderzoek van wat je ziet in de mond. Zodat je in een volgende zitting vergelijkingsmateriaal hebt.
Na het vragen naar veranderingen in de medische anamnese en het intra-oraalonderzoek meet je de meest recente parodontiumstatus na.

Risicofactor voor een succesvolle parodontale behandeling zijn furcaties

Furcaties geven een grotere kans op aanhechtingsverlies in de toekomst. En een grotere kans op het ontstaan van wortelcariës.

Wist je dat?

Roken bevordert de incidentie van furcatieslaesies. Daarnaast kan het geassocieerd worden met pulpaproblematiek. En komt het meer voor bij mannen dan bij vrouwen. De hoogste prevalentie bij de distale furcatie van eerste bovenmolaren. De laagste prevalentie bij de mesiale furcatie van de tweede bovenmolaren en molaren met glazuurprojecties hebben grote kans op furcatieproblemen.

Onderzoek van Claffey et al.(1990);

  • Diepe initiële pockets en furcaties geven de grootste kans op aanhechtingsverlies in de toekomst.
  • Toename in pocketdiepte gecombineerd met bloedingsneiging geeft grootst voorspellende waarde.

Je moet implantaten meten, bij voorkeur met een plastic sonde om de contour van de supra-structuur goed te kunnen volgen. Bijvoorbeeld met een clickprobe die ook de juiste sonderdruk van 25N geeft.

Naast de parodontiumstatus heb je ook recent röntgenmateriaal nodig om de parodontale situatie te monitoren. Voor vrijgevestigde mondhygiënisten is het soms lastig om goed aan röntgenfoto’s te komen.

Risk-level

Het risk-level wordt beïnvloed door:

  • Aanvalfactoren <> afweerfactoren
  • Microbiële aanval <> immuunrespons
    Als de aanval en de afweer in balans zijn is er sprake van infectie-controle. Als er een disbalans ontstaat is er geen infectie-controle meer. De behandelaar doet dan onderzoek naar welke factor of factoren verantwoordelijk zijn voor de verstoring van het evenwicht.

Interval

Intervalbepaling

Aan de hand van risicofactoren. Dus nooit hetzelfde! Iedereen die nazorg doet, is een riskmanager die de risicofactoren analyseert en evalueert.

Herinstructie

Er is een enorme keuze uit middelen. “Jullie als behandelaars moeten de patiënten (juist) begeleiden bij het zoeken naar het juiste mondhygiëne-middel. Probeer eens iets nieuws, wees er creatief in”, zei Belder. Gebruik van disclosing is vaak heel illustratief.

Stuur tussen twee intervallen een appje naar de patiënt. Hoe kan je het op een leuke manier doen?
App bijvoorbeeld een foto waarop je de disclosing ziet, zodat de patiënt het kan terugzien. Of app informatie over de te gebruiken materialen.

De boodschap is: (WEES)DENK CREATIEF! Gebruik nieuwe media zoals Whatsapp.

Gebitsreiniging

Onderzoeken laten niet echt zien wat het beste is, handinstrumentarium of ultrasone apparatuur. Gebruik wat jou past als behandelaar en wat bij de patiënt past. Ga er niet te star mee om. Wees je ervan bewust dat je in de nazorg niet altijd met een scherpe set aan de slag moet gaan. Als je dit jaren achtereen doet kan er slijtage ontstaan aan met name de worteloppervlakken.

Verslaglegging

Leg na elke behandeling gestructureerd vast wat je hebt gedaan en wat er is besproken.

Doel van de nazorg is handhaven van de infectiecontrole
—>
Doel kan bereikt worden door een goede en gestructureerde kwalitatieve nazorg
—>
Samen met compliance van de patiënt

Structuur van nazorg op lange termijn: individuele benadering!

Individuele benadering is erg belangrijk. Je moet een samenwerkingsverband aangaan met de patiënt. Er zijn veel factoren die compliance beïnvloeden. Over het onderwerp therapietrouw zou Belder middagen kunnen praten, helaas was daar de tijd niet voor.

Angst

Tijdens haar lezing stipte ze de factoren Angst en de Benadering van de zorgverlener aan.

Er zijn verschillende soorten angst

  • Angst die voort komt uit model-leren
  • Informatie van anderen
  • Traumatische ervaringen
  • Genetische aanleg

Waar zijn mensen bang voor?

  • Machteloosheid/controleverlies. Meeste mensen vinden het daarom prettig om informatie (van) over de behandeling te krijgen
  • Pijn/fysieke beschadiging
  • Naalden
  • Geluid van de boor
  • Het haakje
  • Ultrasoon geluid
  • Het gedrag van de behandelaar
    • Autoritair
    • Onbegrip
    • Geen of weinig informatie geven
    • Hardhandig

Wat te doen als behandelaar?

  • Toon begrip voor de angst
  • Neem de tijd
  • Straal uit dat je iemand er doorheen sleept
  • Verdoof
  • Spreek een stopteken af
  • Geef voldoende informatie
  • Afleidingstechniek bijvoorbeeld buikademhaling, radio

* bron: Dyonne Broers, tandarts en directeur zorg bij ACTA.

Patiënten met een hoge angstbeleving ervaren meer pijn.

Benadering van de zorgverlener

Hoe bewerkstellig je als behandelaar een gedragsverandering bij je patiënt. Prochaska e.a. 1992 ontwikkelden een model wat laat zien hoe je via de precomtemplatie-fase, de comtemplatie-fase en de preparatie-fase in actie kan komen. Welke rol wij als behandelaar spelen in het behoud van de gedragsverandering en wat te doen bij terugval.Compliance vs. non-compliance: De rol van mondhygiënist is om de patiënt weer te motiveren. Voel je twijfel bij je patiënt, benoem dat dan ook.

Een voorbeeld van een motivatietechniek is Motivational Interviewing (MI)
Motivational interviewing:

  • Op gelijkmatige basis communiceren
  • Empathisch luisteren
  • De informatie structureren
  • Ambivalentie benoemen
  • Door bewustwording van de ambivalentie kan er daadwerkelijk gedragsverandering plaatsvinden

Motivatie van patiënten is een dynamisch proces dat afhankelijk is van omgevingsfactoren.

Inschatting Motivatie patiënt & risicofactoren = voorspeller therapeutisch succes

“In Nederland houden we heel erg van richtlijnen en protocollen. Blijf nadenken en blijf kijken naar de situatie op dat moment. Zorg voor een individueel plan en maak gebruik van nieuwe media.”

Miranda Belder heeft haar opleiding tot mondhygiënist gevolgd van 1986-1988 aan de Stichting Opleiding Mondhygiënisten te Utrecht. Zij was van 1988 tot 1993 werkzaam in diverse algemene praktijken in het Gooi. Vanaf 1993 tot en met 2013 is zij werkzaam geweest in de Kliniek voor Parodontologie te Amsterdam. Tevens is zij vanaf 2004 werkzaam als vrijgevestigd mondhygiënist in de Groepspraktijk voor Mondhygiëne in Alphen a/d Rijn, nu samen met drie collega-mondhygiënisten. Na haar afstuderen heeft zij diverse cursussen gevolgd o.a. Parodontale diagnostiek en behandelingsplanning, Initiële parodontale behandeling (Paro A/B/C) maar ook Psychodiagnostiek voor tandheelkundig specialismen en mondziekten. Zij geeft regelmatig lezingen en workshops over parodontale nazorg, richtlijnen peri-implantitis,factoren die compliance beïnvloeden en wat is je succesrate?

Verslag voor dental INFO door Joanne de Roos, tandarts, van de lezing van Miranda Belder tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

 

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Wortelkanalen opnieuw reinigen en vullen - obstakels en hindernissen

Wortelkanalen opnieuw reinigen en vullen: obstakels en hindernissen  

De endodontische revisie behelst in verreweg de meeste gevallen het opnieuw reinigen en vullen van het wortelkanaal. Met geduld, het juiste instrumentarium en vooral creativiteit is voor ieder probleem wel een passende oplossing te vinden.

Apicale chirurgie (apexresectie)

Materiaalkeuze

In een studie van Safi et al. (2019) werden de vulmaterialen MTA en ERRM (biokeramische putty) met elkaar vergeleken. Alle elementen werden ultrasoon geprepareerd onder de microscoop. Na twee jaar bleek dat in 93,3% van de elementen de behandeling succesvol was. De keuze van het materiaal maakte significant niet uit.

Apicale preparatie

Tsesis et al. (2006) vergeleek verschillende preparatie methodes: de moderne methode en de traditionele methode. Bij de moderne methode wordt er een loodrechte apexresectie uitgevoerd en wordt er retrograad geprepareerd met ultrasone instrumentarium. Bij de traditionele methode wordt er een schuine bevel geprepareerd en wordt, in plaats van ultrasoon instrumentarium, de boor gebruikt. De resultaten lieten zien dat er sprake is van meer mislukking bij de traditionele behandeling.

Oorzaken niet-genezen na chirurgie

Het kan zijn dat er na de apexresectie geen sprake is van een duurzaam gezond resultaat. Hier kunnen verschillende oorzaken ten grondslag aan liggen (Saunders 2005):

  • Persisterende infectie
  • Re-infectie door lekkage
  • Extraradiculaire infectie – 6%
  • Onvolkomenheden in apicale afsluiting
  • Anatomische aspecten (isthmus)
  • Slechte technische uitvoering
  • Fracturen/cracks -9,5%
  • Het ontbreken parodontale aanhechting. Een blijvende verbinding tussen de sulcusbodem en de peri-apex heeft een negatieve invloed op de prognose.

De twee hoofdoorzaken van het mislukken van een apexresectie zijn:

  1. Persisterende infectie: er zit nog steeds viezigheid.
  2. Re-infectie door lekkage: deze viezigheid is onvoldoende geëlimineerd/ afgesloten.

Song et al. (2011) deed onderzoek naar de oorzaken van het falen van de apicale chirurgie. Van de 54 gebitselementen die faalden, was in de meeste gevallen een onjuiste retrograde preparatie (n=20) de oorzaak. Andere oorzaken waren: afwezigheid retrograde vulling (n=24), gemist kanaal (n=4), lekkend kanaal (n=3), aanwezigheid van een istmus (n=3).

Behandelopties na falen apicale chirurgie

 Er zijn vier oplossingen wanneer er sprake is van een slecht behandelresultaat na apicale chirurgie (Hülsmann 2016):

  1. Extractie
  2. Chirurgische herbehandeling
  3. Niet-chirurgische herbehandeling
  4. Niet-chirurgische herbehandeling + chirurgische herbehandeling

Hierbij is de vraag waarop je als behandelaar je keuze baseert. Bij het maken van de keuze spelen vier factoren een rol:

  • Wetenschappelijk bewijs
  • Klinische aspecten + patiëntgebonden factoren
  • Wens van de patiënt
  • Kennis, kunde en ervaring van de behandelaar

Chirurgische herbehandeling

Peterson en Gutman (2001) keken in hun systematic review naar de kans op genezing na het opnieuw uitvoeren van een apexresectie. In een derde van de gevallen was er geen sprake van genezing en daarom werd er geconcludeerd dat het opnieuw uitvoeren van een apexresectie niet zo succesvol is. Wat echter opvallend is aan de studie, is dat alle studies erg gedateerd zijn (1970 – 1997). In die tijd werd er nog geen microscoop en/of CBCT gebruikt.

Gagliani et al. (2005) keek in zijn studie naar het verschil in slagingspercentage tussen chirurgische behandeling en de chirurgische herbehandeling (uitgevoerd onder de microscoop, ultrasoon retrograad geprepareerd, SuperEBA als vulmateriaal). De resultaten lieten zien dat de eerste chirurgische behandeling (86%) succesvoller is dan een hernieuwde apexresectie (59%). In deze studie werd er dus geconcludeerd dat de eerste kans het meest succesvol is.

Song et al. (2011) evalueerde 54 chirurgisch herbehandelde elementen (microscoop, ultrasone retrograde preparatie, MTA of SuperEBA vulling). De resultaten lieten zien dat er bij 92,9% sprake was van succes. Zijn conclusie was dan ook dat het chirurgisch herbehandelen heel succesvol kan zijn.

Ook Kim et al. (2018) analyseerde de chirurgische herbehandeling (microscoop, ultrasone retrograde preparatie, MTA of superEBA vulling). Zijn conclusie was dat de eerste chirurgische behandeling zeer succesvol is (91,6%), maar chirurgische herbehandeling daar niet of nauwelijks aan onder doet (87,6%). De herbehandeling dus zeker kansrijk.

Aan de hand van de resultaten van de hierboven genoemde studies kan dus gesteld worden dat de keuze van het uitvoeren van chirurgische herbehandeling absoluut afhankelijk is van de patiënt- en element factoren.

Niet-chirurgische herbehandeling

Afsluiting van open apex met MTA

Wanneer er een endodontische herbehandeling uitgevoerd moet worden na een apexresectie dan is er altijd sprake van een open apex. De meeste wetenschappelijke resultaten over dit onderwerp komen uit de traumatologie. Simon et al. (2007) bestudeerde 57 gebitselementen met open apex waarbij gelijk een orthograde apicale plug van MTA werd aangebracht in de eerste zitting, dus zonder eerst calciumhydroxide aan te brengen. De resultaten lieten zien dat er bij 81% sprake was van genezing. Het blijkt dat de keuze voor het soort MTA (of andere hydrofiele producten) niet uitmaakt, met alle materialen kunnen goede resultaten worden behaald.

In een retrospectieve studie van Mente et al. (2015) werden 25 elementen geanalyseerd waarbij een niet-chirurgische herbehandeling was uitgevoerd nadat apicale chirurgie niet succesvol was gebleken. Alle behandelingen waren uitgevoerd onder de microscoop en er werd bij alle elementen een orthograde apicale plug van MTA aangebracht. De resultaten lieten zien dat er in 87% sprake was van genezing.

Tulus et al. (2016) concludeerde in zijn retrospectieve studie dat een niet-chirurgische herbehandeling na het uitvoeren van een apexresectie bij 69,5% van de gebitselementen succesvol is.

Vierde kanaal

Een veelvoorkomende oorzaak van het niet slagen van een apexresectie in een bovenmolaar is het missen van het vierde kanaal. Buhrley et al. (2002) deed onderzoek naar het gebruik van vergroting bij het vinden van het vierde kanaal in een bovenmolaar. Het bleek: hoe groter de vergroting waarmee er gewerkt werd, hoe groter de kans was dat het vierde kanaal gevonden wordt. Men kan zich dus afvragen of je een bovenmolaar nog wel moet behandelen zonder gebruik te maken van vergroting en of je een patiënt met een zwarting aan de mesiale radix nog wel moet verwijzen naar de kaakchirurg zonder eerst te kijken of het vierde kanaal niet gemist is. Daarnaast geldt ook dat hoe meer ervaring de behandelaar heeft, hoe makkelijker het vierde kanaal wordt gevonden (Corcocan et al. 2007).

Verwijderen van oude retrograde vulling

Pannkuk (2011) bestudeerde gebitselementen waarbij de retrograde oude (amalgaam-) vulling met ultrasone apparatuur verwijderd werd. Uit zijn resultaten bleek dat dit het beste lukt aan de vestibulaire zijde. Wanneer dit namelijk aan de linguale zijde wordt gedaan dan is het risico groot dat het restje retrograde vulling naar buiten, in de peri-apex, geduwd wordt. Wanneer dit gebeurd dan bestaat de kans dat het stukje via een fistel naar buiten komt. Mocht het stukje in de peri-apex blijven dan moet dit meestal verwijderd worden om het geïnfecteerd is en daarom de kans groot is dat de ontsteking anders persisteert.

Conclusie

Er zijn verschillende behandelopties na het falen van apicale chirurgie.

Voor de verschillende behandelopties geldt het volgende:

  1. Extractie – deze optie moet altijd genoemd worden.
  2. Chirurgische herbehandeling – bij een goede indicatie kan het goed worden toegepast.
  3. Niet-chirurgische herbehandeling – bij goede indicatie, vooral bij meerwortelige elementen, kan het goed toegepast worden.
  4. Niet-chirurgische herbehandeling + chirurgische herbehandeling – bij een goede indicatie kan het goed worden toegepast.

De keuze moet dus altijd gemaakt worden aan de hand van de verschillende factoren: wetenschappelijk bewijs, klinische aspecten + patiëntgebonden factoren, wens van de patiënt, kennis/ kunde/ ervaring van de behandelaar.

 

Michiel de Cleen studeerde tandheelkunde aan de UvA. Na zijn afstuderen in 1988 was hij tot 1995 als (gast)docent verbonden aan de vakgroep Cariologie en Endodontologie van ACTA. Hij voert nu 20 jaar een full-time endodontische praktijk in Amsterdam. Naast zijn klinische werkzaamheden is hij zeer regelmatig spreker op binnen- en buitenlandse congressen en is hij cursusdocent op het gebied van de endodontologie en tandletsels. Hij publiceert regelmatig in (inter)nationale vakbladen.

 

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van Michiel de Cleen tijdens het congres De endodontische herbehandeling van Bureau Kalker.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z

Hoe kun je het beste omgaan met patiënten met een vermijdende persoonlijkheid?

In je mondzorgpraktijk kun je te maken krijgen met verschillende typen patiënten. Hoe je het beste kunt reageren op patiënten met een vermijdende persoonlijkheid vertelde dr. Thunnissen tijdens het congres ‘Bijzondere patiënten in de praktijk’.

Vermijdende persoonlijkheid

Iemand met een vermijdende persoonlijkheid is het type patiënt dat vaak niet komt. Hij belt vaak af, maakt behandelingen niet af en zal irritatie bij je opwekken. Als je meer over de achtergrond van zo’n iemand weet, zal je je minder snel ergeren, compassie krijgen en er mee weten om te gaan.

Persoonlijkheidsstoornis

Vermijden van conflicten kennen we allemaal. We schamen ons allemaal wel eens en kwetsbaar opstellen is niet eenvoudig. Het is pas een persoonlijkheidsstoornis als het leidt tot schadelijke en rigide patronen in denken, voelen en gedrag die negatieve gevolgen hebben voor werk en relaties. Een vermijdend persoon is een inflexibel persoon. Veel trekken van een persoonlijkheidsstoornis of -probleem herken je vaak eerder bij een van je collega’s of bij een familielid, maar minder bij jezelf. Het gedrag van een vermijdend persoon kan tot veel klachten voor de persoon zelf leiden maar is vaak minder opvallend en heftig dan het gedrag van iemand met narcisme of borderline.

Als kind

Mensen die vermijdend gedrag vertonen, kunnen een aangeboren angstig temperament hebben. Zij waren als kind al angstig, wat zich uitte in het hebben van heimwee en in het schoolreisje niet leuk vinden. Hoe de ouder hierop reageert, is van essentieel belang. De ouder kan te beschermend optreden of juist de emotie niet opvangen en dus het kind verwaarlozen. Als ouders zeggen: “Stel je niet aan!”, dan kan de angst juist groter worden. Er moet dus een middenweg in gevonden worden. Kinderen waarvan de ouder vaak weg is, hebben meer kans op een persoonlijkheidsstoornis dan bij diegenen met een sterk sociaal netwerk zoals in een dorp.

Combinatie

Mensen kunnen al heel jong besluiten dat ze continu op hun hoede moeten zijn en steeds maar de kat uit de boom kijken. Mensen met vermijdend gedrag hebben vaak trauma’s opgelopen. Zij besluiten dat conflicten vermeden moeten worden, dat ze niet aantrekkelijk zijn en minder zijn dan anderen. Je kan zien dat de combinatie tussen aangeboren temperament, matching met de ouders en ervaringen in de jeugd en daarna, mensen naar het negatieve pad kan trekken. Als een kind bijvoorbeeld niet gekozen wordt bij gym, wordt de (angstige of onzekere ) persoonlijke aanleg versterkt. “Zie je wel”, denkt men dan.
Dit gebeurt ook bij volwassenen: als iemand met een vermijdende persoonlijkheid een kamer binnenkomt en de mensen lachen, denkt deze persoon algauw dat hij uitgelachen wordt, terwijl iemand anders denkt dat er net een leuke mop is verteld.
Daarnaast speelt de factor toeval ook een rol in het ontstaan van een persoonlijkheidsstoornis: welke gebeurtenissen en mensen komen er op je levenspad? Wat maak je mee in liefde en werk?

Arrogant

Herken je een patiënt die deze patronen heeft? Wat roept dit op? Roept het zorg op of irritatie? Soms kan arrogantie een overdekking zijn van iets anders. Zo’n persoon kan juist heel kwetsbaar en onzeker zijn. Probeer dus niet vanuit je eerste emotie te reageren als je iemand arrogant vindt. Professionele distantie is belangrijk bij een dergelijke patiënt, maar ook betrokkenheid. Probeer hierin de balans vinden.

Accepterende houding

Een positieve bevestiging doet het altijd goed. Zeg bijvoorbeeld: “Fijn dat je er bent.” Vermijdende mensen zijn vaak heel precies. Die willen alles weten, tot in detail. Laat weten dat dit oké is. Zie het als een kwaliteit en laat de regie bij de patiënt. Probeer vermijdende patiënten te zien als een uitdaging en niet als mensen die jou bewust het leven moeilijk maken. Ga na wat er onder ‘moeilijk gedrag’ zit en probeer daar op in te gaan. Wees zelf de baas over je eigen communicatie. Gebruik hierbij effectieve transacties.

Transactionele analyse

De ander reageert op wat hij denkt dat jij bedoelt. Vaak denk jij dat jij wel duidelijk bent, maar dat de ander het niet snapt. Steek hand in eigen boezem, als er problemen optreden in de communicatie, want dan kan je de communicatie sturen. Wat er met effectieve transacties wordt bedoeld, wordt aan de hand van het model ‘transactionele analyse’ uitgelegd. Daarmee deel je persoonlijkheden in:

  • Volwassenen;
  • Ouder;
  • Kind.
    (omdat het niet om daadwerkelijke volwassenen, ouders of kinderen gaat maar om concepten waarmee we de persoonlijkheid kunnen begrijpen, schrijven we ze met een hoofdletter)

‘Kind’ is op te delen in ‘het aangepaste Kind’ en ‘het natuurlijke Kind’. Het ‘aangepaste Kind’ is coöperatief en gehoorzaam en het ‘natuurlijke Kind’ is spontaan en creatief. De ‘structurende Ouder’ kan grenzen stellen. De voedende kant van de Ouder is meer zorgzaamheid. De Volwassene reageert adequaat in het hier en nu.

Zorgzaam en begrenzen

Stel je stelt de vraag: “Hoe vaak poetst u?”, dan is dat een volwassen vraag waarbij je om informatie vraagt. De patiënt kan hier echter kritiek in horen, zoals een kind. Hij ziet dan een ouder in je en kan dan in angst schieten. Als je zegt: “Ik vroeg gewoon, hoe poetst u?“, dan wordt de angst groter. Dus je moet eerst even geruststellen in je ouderrol. “Geen zorgen, het is echt puur een vraag ter informatie. Ik vraag dit aan iedereen.” De vermijdende patiënt kan ook denken: “Het is het weer niet goed!” en reageert zodoende met boosheid. Op dat moment voel jij je als behandelaar misschien bekritiseerd en raak je uit je professionele rol. Je wordt misschien timide en slikt je vraag in of je reageert geïrriteerd met: “Je hoeft niet zo boos te doen, ik vroeg gewoon…” De patiënt kan dan weglopen en voelt zich niet begrepen. Dan heb je helemaal de poppen aan het dansen. Begrens dan: “Ik stop even, want het lijkt alsof u allemaal dingen in uw hoofd haalt. Ik ga u eerst even van informatie voorzien, want ik merk dat u angstig wordt.” Zorgzaam zijn is goed, maar begrenzen is ook belangrijk. Dus je wisselt van zorgzaam naar begrenzend en naar volwassen.

Naar volwassen

Als jij volwassen doet en de ander reageert volwassen, dan zit je op hetzelfde level en kan je informatie blijven geven. Als je merkt dat de patiënt naar een andere emotie wisselt, bijvoorbeeld door er om heen te draaien en angstig wordt, dan moet je naar ‘Ouder’ wisselen. Ook als iemand boos wordt, dan is het goed om te begrenzen. “Ho wacht, dat is niet wat we gaan doen. Ik wil u vragen of het u gaat lukken om even te luisteren.” Als dat niet lukt, blijf dan afwisselend begrenzen en ondersteunen, totdat je merkt dat iemand weer aanhaakt om het gesprek vanuit de posities Volwassene-Volwassene voort te zetten.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing van Moniek Thunnissen tijdens het congres ‘Bijzondere patiënten in de praktijk’ van Lemion.

Lees meer over: Communicatie patiënt, Congresverslagen, Kennis
Mondmaatje verbetert mondverzorgingsgedrag

Poster: eHealth-app Mondmaatje verbetert mondverzorgingsgedrag

Het doel van deze kwantitatieve pilotstudie met een pre-experimenteel design was het verkrijgen van kennis en inzicht in de effectiviteit van de eHealth-app Mondmaatje voor de reductie van plaque en bloeding bij gingivitispatiënten. Daarnaast werden het zelfgerapporteerde mondverzorgingsgedrag, de ervaringen van gingivitispatiënten met Mondmaatje en hun behoeften aan een informatiekanaal voor het ontvangen van informatie over de mondgezondheid en mondverzorging geëvalueerd.

Onderzoek

Vijfentwintig deelnemers zijn onderzocht aan de hand van de Plaque Control Record, de Bleeding On Marginal Probing, een mondhygiënevragenlijst en een gebruiksvriendelijkheidsvragenlijst. Er vond een voor- en nameting plaats. Uit de resultaten bleek dat de gemiddelde plaquescore en bloedingsscore bij de nameting significant lager was dan bij de voormeting. Uit de resultaten van de vragenlijsten is gebleken dat de app-gebruikers de app als effectief hebben ervaren en dat de mondverzorging tijdens de onderzoeksperiode significant is verbeterd. Verder lieten de resultaten zien dat na twee weken de meerderheid van de deelnemers voor een app als informatiekanaal kiest.

Mondmaatje verbetert mondverzorgingsgedrag
Klik hier voor vergrote versie 

Conclusie

Op basis van het onderzoek kan voorzichtig geconcludeerd worden dat de Mondmaatje-app effect heeft op de bloeding en plaque. Het zelf gerapporteerde mondverzorgingsgedrag is verbeterd en de app werd als gebruiksvriendelijk ervaren.

Poster ontwikkeld door:
Maryam Latifi & Nurbanu Yurttagül, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

Lees meer over: Kennis, Mondhygiëne, Scholing, Thema A-Z
Patientendossier

Herziening richtlijn Patiëntendossier en voordelen uitgebreide dossiervoering

In maart van dit jaar is de KNMT-richtlijn Patiëntendossier herzien, wat onder andere betekent dat enkele nieuwe onderwerpen nu verplicht moeten worden vastgelegd. Daarentegen wordt de dossiervoering door sommige tandartsen vooral als een verplichting gezien, die veel werklast met zich meebrengt. Welke nieuwe onderwerpen zijn nu verplicht om vast te leggen? En wat zijn de voordelen van uitgebreide dossiervoering? Dit artikel geeft antwoord op deze vragen.

Waarom uitgebreide dossiervoering?

In de KNMT-richtlijn Patiëntendossier wordt gesteld dat dossiervoering van belang is in het kader van:

  • Kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening en het inzichtelijk maken daarvan

    Voor het kunnen leveren van een continue en kwalitatief goede tandheelkundige zorg zal een tandarts moeten kunnen beschikken over relevante gegevens omtrent eerdere onderzoeken en behandelingen van de patiënt. Deze worden vastgelegd in het patiëntendossier, dat daarmee ook een indicatie kan geven van de kwaliteit van verleende zorg.

  • Verantwoording en toetsbaarheid

    Van de tandarts mag worden verwacht dat hij bereid is verantwoording voor zijn handelen af te leggen en zich zowel naar collegae als patiënten toetsbaar op te stellen. Een zorgvuldig bijgehouden patiëntendossier kan daarbij behulpzaam zijn. Voorts blijkt uit jurisprudentie dat een zorgvuldig bijgehouden patiëntendossier van belang is in verband met de bewijslast bij juridische procedures.

Nieuwe verplichte onderdelen in het patiëntendossier

De tandarts heeft te maken met verplichte en te overwegen (niet-verplichte) onderdelen in het patiëntendossier – wat is vastgelegd in de KNMT-richtlijn Patiëntendossier – die in zijn volledigheid zijn uitgeschreven in de tabellen onderaan dit artikel.

De nieuw verplichte onderwerpen in deze lijst zijn:

  1. Burgerservicenummer van de patiënt

  2. Het formuleren van zorgdoel, zorgplan en behandelplan

    Zorgdoel, zorgplan, behandelplan en eventuele aanpassingen daarvan met de reden, wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft.

  3. Gegevens m.b.t. röntgenonderzoek

    Zo moet worden vastgelegd:

    • Indicatie voor de opname en de indicerende tandarts moet herleidbaar zijn.
    • Bevindingen die op de opname zijn geconstateerd en de waarnemingen die op deze opnamen zichtbaar zijn en die buiten het deskundigheidsgebied van de zorgverlener vallen, maar waarvoor verwijzing naar een andere zorgverlener nodig of wenselijk is (Dit heeft betrekking op de bevindingen die afwijken van het normale en waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat deze behandeling behoeven).
    • Zorgverlener die de opname heeft gemaakt.
    • Soort röntgenopname.
  4. Gebruikte anesthesie en hoeveelheid

    De tandarts kan ook in een protocol vastleggen welke anesthesie gebruikt wordt en welke dosering. In dat geval hoeven alleen afwijkingen van het protocol in het dossier te worden vermeld.

  5. Aard en toedracht van een incident, tijdstip van het incident en de namen van de betrokken zorgverleners bij incidenten in de zorgverlening met (mogelijke) merkbare gevolgen voor de patiënt

    Een incident is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg, en heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden tot schade bij de cliënt.

Spanningsveld tussen meer dossiervoering en efficiënter werken

In artikelen, cursussen, visitaties en IGJ inspecties ligt de nadruk op de verplichte onderdelen die in ieder dossier vastgelegd moeten worden in het kader van verantwoording en toetsbaarheid, waarvan het aantal dus in de herziene richtlijn verder is uitgebreid. De dossiervoering wordt door sommige tandartsen vooral als een verplichting gezien, die veel werklast met zich meebrengt. Deze extra last past daarmee niet in het zoeken naar een efficiëntere praktijkvoering, waar veel tandartsen eveneens mee bezig zijn omdat het rendement van de praktijk onder druk staat.

Er wordt dan dus een ‘spanningsveld’ ervaren tussen meer dossiervoering en efficiënter werken. Ik ben van mening dat dit spanningsveld er niet hoeft te zijn en dat een uitgebreider dossier alleen maar toegevoegde waarde oplevert voor de praktijk.

De voordelen

Uitgebreide dossiervoering levert veel voordelen op die nog meer onderkend en benut kunnen worden. En doordat de zorgverlening meer en meer een teamprestatie wordt, zullen deze voordelen alleen maar groter worden.

  1. Zorgverlening is geen momentopname maar een proces

    Zonder een goed bijgehouden dossier bestaat de zorgverlening uit losse momentopnamen na elkaar. Echter, mondzorg is een continu proces waarbij de patiënt frequent wordt gezien. Door van elk bezoek – in het bijzonder bij het periodiek mondonderzoek – ook goede verslaglegging te doen en in de tijd te beoordelen, is de tandarts veel beter in staat de verleende zorg als een proces te overzien. Om zodoende in te kunnen spelen op ontwikkeling van de mondgezondheid van de patiënt.

  2. Kwaliteit van zorg neemt toe door de kans op fouten te reduceren

    Louis van Gaal zei ooit: “Kwaliteit wordt geleverd door de kans op fouten te reduceren”.In plaats van te vertrouwen op de informatie die we in ons hoofd opslaan, maakt het delen en beschikbaar hebben van informatie de kans op fouten kleiner. Het patiëntendossier is uiteraard de centrale plek waar al deze informatie samenkomt.

  3. Effectiviteit van geleverde zorg wordt zichtbaar

    Door gegevens vast te leggen stelt een tandarts zichzelf in staat de effectiviteit van de geleverde zorg te beoordelen. Nogmaals, mondzorg is een proces van zorgverlening. De laatste fase binnen het proces is de evaluatie fase. Zonder goede vastlegging is het niet mogelijk het effect te meten. Dit wordt wel mogelijk door bijvoorbeeld de volgende zaken consequent vast te leggen én periodiek te evalueren:

    • DPSI-score
    • succes van de endodontische behandeling
    • reden en levensduur van een restauratie
    • pijnklachten als gevolg van cariës
    • effecten bij behandelbeleid Mondzorg Jeugdigen
  4. Regie van zorgverlening ligt bij de tandarts

    De zorg wordt tegenwoordig door steeds meer zorgverleners geleverd. Zowel binnen één praktijk als via horizontale en verticale verwijzing. De tandarts dient de regie te hebben en te houden over de zorgverlening. Alleen diegene die alle informatie centraal beschikbaar heeft in het patiëntendossier, kan de regie voeren over de zorgverlening. Belangrijk daarbij is uiteraard dat er goede afspraken zijn gemaakt omtrent het verwijzen door en terug rapporteren naar de hoofdbehandelaar.

  5. Bespreken van een zorgdoel geeft richting aan de zorg

    Binnen de KNMT-richtlijn Patiëntendossier is het nu dus verplicht een zorgdoel vast te leggen. Kenmerk van het stellen van doelen is dat dit richting geeft en focus oplevert. Het bespreken van het zorgdoel met patiënten levert een toekomstgericht gesprek. Het zorgdoel kan vervolgens als kapstok dienen bij het bespreken van behandelplannen, wat de acceptatie van behandelplannen kan vergroten.

  6. Dossiervoering is uitermate goed te delegeren

    Wat wordt vastgelegd in het patiëntendossier, is uiteraard de keuze van de tandarts. Echter, het daadwerkelijk vastleggen van de informatie in het dossier, kan prima door een niet-tandarts worden uitgevoerd. Door duidelijke afspraken te maken en assistenten goed te instrueren, kan de dossiervoering grotendeels worden gedelegeerd. Dit uiteraard altijd onder supervisie van de tandarts.

Tip: Maak uniforme afspraken

Om praktijk breed en op uniforme wijze te voldoen aan de herziene richtlijn, is het advies een protocol dossiervoering op te stellen. Door het maken van centrale afspraken rondom dossiervoering – en deze uit te schrijven in een protocol of beleid – zal een praktijk haar dossiervoering veel beter kunnen uniformeren, waardoor mede de kwaliteit van informatie-uitwisseling tussen zorgverleners in een praktijk toeneemt.

Bron:
KNMT-richtlijn Patiëntendossier (herziening maart 2019)

Door: Sjoerd Kuiken – eigenaar van Kuiken Praktijkmanagement en mede eigenaar van de Dental Management Toolkit . Via de Dental Management Toolkit worden praktische protocollen en formulieren aangereikt aan praktijken om zich te conformeren aan geldende wet- en regelgeving. Zo is in de Toolkit een ‘Voorbeeld beleid Dossiervoering’ opgenomen.

 

 

Lees meer over: Kennis, Patiëntendossier, Richtlijnen
Mondmicroben: steeds meer aandacht voor link parodontitis en systemische ziekten

Mondmicroben: steeds meer aandacht voor link parodontitis en systemische ziekten

De mogelijk relatie tussen parodontitis en systemische ziekten krijgt steeds meer aandacht. Zo kan bijvoorbeeld de associatie tussen reumatoïde artritis en parodontitis mogelijk worden verklaard door unieke eigenschappen van de ‘klassieke’ mond-pathogeen Porphyromonas gingivalis. Het belang van goede mondgezondheid en de rol van de tandheelkundige professional neemt steeds verder toe.

Onderzoek

Nieuwe DNA technieken

Vele factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van parodontitis. Microben spelen echter een essentiële rol in het ontstaan van parodontitis, immers: zonder bacteriën, geen parodontitis. Veel onderzoek richt zich dan ook op deze bacteriën en met de nieuwe DNA-technieken is er steeds meer mogelijk. Jørn et al. (2005) gebruikte een nieuwe DNA-techniek voor bacterieonderzoek van de mondflora, namelijk de 16S rRNA sequencing. Het doel van het onderzoek was om de samenstelling van de normale bacterieflora van de mond vast te stellen . De biofilm van vijf gezonde personen werd bestudeerd aan de hand van 16S rRNA sequencing. Plaque werd verzameld op verschillende plekken in de mond: tong, wangslijmvlies, palatum, tonsillen, supragingivale plaque en subgingivale plaque. Het bleek dat bij geen enkele proefpersoon en/of plaats in de mond de samenstelling hetzelfde was. Daarnaast waren er per persoon 20-30 verschillende bacteriën aanwezig. Een belangrijke bevinding was dat er bij geen van de proefpersonen bacteriën gevonden werden die geassocieerd worden met parodontitis of cariës.

Ook werd deze nieuwe techniek toegepast bij patiënten met parodontitis. Hiervoor werd de subgingivale plaque onderzocht. Uit de resultaten bleek dat de meeste bacteriën die door middel van deze techniek werden geassocieerd met parodontitis al wel bekend waren, behalve de Filifactor alocis en TM7. Deze nieuwe DNA-technieken laten dus zien dat de bacteriën die we jaren geleden klinisch relevant achtten, nog steeds als belangrijke pathogenen kunnen worden beschouwd.

Samenvattend hebben de nieuwe DNA technieken ons laten zien dat het microbioom complex is en dat het uit vele honderden bacteriesoorten bestaat, waarvan we een deel niet kunnen kweken. Doordat niet-kweekbare bacteriën nauwelijks onderzocht kunnen worden in het laboratorium, stagneert de praktische toepassing van de nieuwe kennis. We weten bijvoorbeeld nog te weinig over de eigenschappen van de biofilm, de interacties tussen bacteriën, virulentie factoren, pathogeniteit en antibioticumgevoeligheid.

Klinische parodontale microbiologie

Men kan zich dus afvragen of alle informatie die we hebben op basis van kweektechnieken obsoleet is, aangezien we een aantal bacteriën niet kunnen kweken. Toch geven deze studies sterke tot matige bewijzen over de rol van bacteriën voor de progressie van parodontitis (Zambom 1996).  Zo zijn er vele studies waarvan de conclusies nog steeds kloppen. Hier volgt een opsomming.

Socransky (1977)

In de postulaten van Socranski werd onder andere beschreven dat het onderdrukken of elimineren van bacteriën effect heeft op de parodontitis.

Griffen et al. (1998)

Porphyromonas gingivalis behoort niet tot de mondflora van gezonde mensen en speelt een rol bij het ontstaan van parodontitis.

Van der Weijden (2018)

Niet alle paro-pathogenen komen bij iedere parodontitis patiënt voor. Bij slechts een kwart is  Aggregatibacter actinomycetemcomitans aanwezig.

Eick et al. (2017)

Het behandelresultaat na parodontale behandeling is afhankelijk van de mate waarin Porphyromonas gingivalis onderdrukt wordt. Aanwezigheid van deze bacterie na behandeling is een negatieve voorspeller voor de toekomst.

Fine et al. (2013)

Ook wordt sinds jaren de aanwezigheid van Aggregatibacter actinomycetemcomitans (Aa)gezien als de sterkste indicator voor het ontstaan van parodontitis. Nieuw onderzoek toont aan dat dit nog steeds zo is (Fine et al. 2013). Vijfentwintig procent van de jonge patiënten met Aa ontwikkelde lokale parodontitis.

Niet orale effecten van orale bacteriën

Parodontitis en andere ziektes

Parodontitis is geassocieerd met andere ziektes zoals hart- en vaatziekten, reumatoïde artritis, vroeggeboortes, diabetes mellitus, focale infecties, obesitas en chronische inflammatoire darmziekten/colitis ulcerosa. Daarnaast heeft parodontitis ook associaties met de fertiliteit van vrouw, kanker, prostatitis en sperma-problemen. Belangrijk om te beseffen is dat het om een associatie gaat en er dus geen causaal verband aangetoond is. Ook zijn er studies gepubliceerd die aantonen dat er mondbacteriën versleept kunnen worden naar andere plekken van het lichaam, zoals het oog of de hersenen.

Parodontitis en reumatoïde artritis

Zowel parodontitis als reumatoïde artritis zijn chronische multifactoriële destructieve ziektes die te maken hebben met bot. Daarnaast lijken de risicofactoren ook op elkaar, zoals geslacht, leeftijd, roken, genetische aanleg en dieet. Parodontitis komt vaker voor bij mensen met reumatoïde artritis en parodontale behandeling reduceert de ernst van reumatoïde artritis. Daarnaast is het bekend dat medicatie behorend bij de behandeling van reumatoïde artritis een (negatieve) invloed kan hebben op parodontale ontsteking. De Smit et al. (2012) liet in haar onderzoek zien dat het aandeel ernstige parodontitis twee keer zo groot is bij patiënten met reumatoïde artritis in vergelijking met de controlegroep.

Bij aanwezigheid van reumatoïde artritis zorgt het menselijke PAD- enzym (peptidylarginine deiminase) ervoor dat arginine omgezet wordt in citrulline. Dit citrulline-eiwit kan aanleiding geven voor een auto-immuunreactie (auto-antigenen zorgen voor ACPA antistoffen). Het is bekend dat er bij de mens maar één bacteriesoort voorkomt die ook een PAD-enzym aanmaakt, namelijk Porphyromonas gingivalis. De associatie tussen reumatoïde artritis en parodontitis kan dus mogelijk verklaard worden door de unieke eigenschappen van deze klassieke mondpathogeen. Daarnaast kan Aggreagtibacter actinomycetemcomitans als enige hypercitrullination in humane leukocyten induceren en er dus voor zorgen dat dit proces gestimuleerd wordt. Ook dit draagt mogelijk bij aan de etiologie van reumatoide artritis

Parodontitis en alzheimer

Ook is er onlangs een artikel verschenen over een mogelijke relatie tussen parodontitis en het ontstaan van Alzheimer. Wetenschappers troffen DNA van  Porphyromonas gingivalis aan in de hersenen van alzheimerpatiënten. Ook zagen de onderzoekers bij overleden alzheimerpatiënten meer gingipaïne in de hersenen dan bij mensen zonder deze ziekte. Gingipaïne is een enzym dat de P. gingivalis-bacterie aanmaakt en dat ontstekingen veroorzaak.

Parodontitis en hoge bloeddruk

Het is goed om te beseffen dat het behandelen van parodontitis niet alleen om het tandvlees en de tanden gaat. Bij het uitvoeren van een parodontale behandeling wordt bijgedragen aan de algemene gezondheid van de patiënt. Vidal et al. (2013) voerde onderzoek uit bij 26 patiënten met refractaire hoge bloeddruk en ernstige chronische parodontitis. Alle patiënten werden (niet-chirurgisch) parodontaal behandeld.

De gemeten ontstekingsmarkers van het plasma (C-Reactieve Proteine, interleukine 6, fibrogeen) daalden significant na parodontale behandeling. Ook lieten de resultaten zien dat de dikte van de hartspier van de linkerhartkamer significant afnam ten gevolge van een afname van de systolische bloeddruk.

 

Prof. dr. Arie Jan van Winkelhoff studeerde medische biologie aan de Rijks Universiteit te Utrecht en de University of Florida, USA. Zijn promotieonderzoek (1982-1986) voerde hij uit op de VU en betrof onderzoek naar de rol van anaërobe bacteriën bij endodontale en parodontale infecties. Na zijn promotie kreeg hij een vaste aanstelling als universitair docent bij de Vakgroep Orale Microbiologie van de VU. In 1989 volgde een aanstelling als universitair hoofddocent. In 2003 werd hij aangesteld als hoogleraar en hoofd van de sectie Orale Microbiologie bij het ACTA. Op dit moment is Van Winkelhoff verbonden aan het UMCG als hoogleraar Medische en Orale Microbiologie. Zijn huidige onderzoek richt zich op de microbiologie van parodontitis en peri-implantaire infecties, antibioticum resistentie en de relatie tussen parodontitis en reumatoïde artritis. Hij publiceerde meer dan 250 wetenschappelijke artikelen.

Verslag voor dental INFO door Marieke Filius, tandarts, van de lezing van prof. dr. Arie Jan van Winkelhoff tijdens het congres Paro van Bureau Kalker.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Parodontologie, Thema A-Z
Casussen: orthodontie niet nodig

Casussen: orthodontie niet nodig

Verslag van de lezing van dr. Maria Jesus Provedo, restauratief tandarts, over haar manier van werken. Zij werkt samen met orthodontist dr. Domingo Martin. In haar lezing bespreekt zij twee casussen waarbij het niet nodig was om orthodontie uit te voeren.

Casus 1: Carlos

De casus wordt als volgt benaderd:
Er worden allereerst foto’s (extra-oraal en intra-oraal) gemaakt en deze worden beoordeeld. Bij Carlos is sprake van een geroteerde en geïnclineerde positie van het hoofd. Zijn lach is deficiënt en er is erg veel slijtage zichtbaar. Ook in de rustpositie is er gebrek aan zichtbaar tandmateriaal. Daarnaast is het duidelijk dat de slijtage aan de ene kant uitgebreider is dan aan de andere kant.
Er is verder gebrek aan ondersteuning van de bovenlip, waardoor Carlos er vervroegd verouderd uitziet. Door de slijtage is er veel verloren van de verticale dimensie. Er is sprake van een verlaagde beethoogte en daardoor erg dunne lippen. Bij lachen zijn er bijna geen elementen zichtbaar. Het is duidelijk dat er veel volume aan tandmateriaal verloren is.

Eerst goede verticale dimensie creëren

Op het moment dat de elementen in deze positie opgebouwd worden, zal er altijd sprake zijn van een instabiele condylus positie. Daarnaast is de positie waarin Carlos kauwt ook niet ideaal. Er is een verschil aanwezig tussen de MO en CR. Daardoor is het lastig om te bepalen waar je moet beginnen. Daarom is het van belang om eerst een goede verticale dimensie te creëren en te stabiliseren.
Vervolgens kan er gekozen worden voor het opbouwen van de slijtage middels composiet of middels kroon en brugwerk.

Op het moment dat er veel tandmateriaal verloren is gegaan, wordt composiet een steeds onzekerdere keuze. Echter is Carlos nog jong (rond de 40) en door de grote mate van slijtage is er al veel glazuur verloren gegaan. Indien er gekozen zou worden voor indirecte restauraties zou er nog meer glazuur weg gehaald moeten worden, waardoor de prognose van de restauraties minder wordt. Daarom is bij Carlos gekozen voor composiet, met in het achterhoofd dat het altijd nog mogelijk is om voor kronen te gaan.

Wax-up

Belangrijk is weer om eerst te denken aan de functie. Alle 28 aanwezige elementen zullen opgebouwd moeten worden. Stap 1 is terug te gaan naar de juiste condylus positie. De positie waarin de musculatuur zo ontspannen mogelijk is.
Uit de modellen van Carlos die middels een facebow registratie in de articulator gezet zijn, blijkt dat er bij protrusie sprake is van posterieure interferenties, net als bij het articuleren naar links en rechts. Vervolgens wordt een wax-up gemaakt om te beoordelen wat er ongeveer nodig is qua restauraties. Middels de wax-up moet de originele vorm van de elementen terug gebracht worden met daarbij de functie in het achterhoofd. Dr. Provedo maakt altijd zelf de wax up. Bij een casus zoals die van Carlos gaat het herstellen van de functie en esthetiek hand in hand. Door de opbouw zal het hele gezicht van de patiënt veranderen. Er wordt verticale dimensie toegevoegd en daardoor ook extra lipsupport. Door de veranderde vorm van de elementen, verandert de positie van de lippen. Dr. Provedo haalt aan dat veel patiënten die botox gebruiken, beter af zouden zijn als ze de elementen op de juiste plek zouden zetten.

Splint- en fysiotherapie

Bij Carlos is gestart met splint- en fysiotherapie. De splint wordt in dit geval gemaakt op de positie van de opgebouwde elementen. Dit omdat patiënten vaak klagen dat ze vinden dat de elementen te lang zijn, omdat ze gewend zijn aan de korte elementen die ze nu hebben. Tijdens het dragen van de splint wennen ze nu al aan de veranderde verhoudingen van de elementen. Door de splint verandert de positie van de onderkaak.

De modellen worden altijd middels een facebow registratie in de articulator geplaatst. Het is belangrijk om de werkelijke verticale dimensie te weten met de daarbij behorende parameters. De inclinatie van de maxilla is belangrijk.  Hierop wordt de positie van de onderkaak aangepast. De registratie is altijd in CR.

Beetbepaling

Om de functie goed terug te brengen is het belangrijk dat de oorspronkelijke anatomie terug gebracht wordt. Om er zeker van te zijn dat de registratie in de articulator gelijk is als de situatie in de mond wordt er nog een extra beetbepaling gedaan om dit te controleren. Op het moment dat blijkt dat er een verschil is, zal de facebow registratie opnieuw gedaan moeten worden.

Opbouwen

Bij het opbouwen begint dr. Provedo met het front en verplaatst zo naar de posterieure elementen. Hierbij is het palatinale vlak van de bovenincisieven erg belangrijk. Deze zijn erg belangrijk voor de functie. Omdat we zo min mogelijk glazuur weg willen halen, gebruikt dr. Provedo zandstralen. De buurelementen worden bedekt met teflon en een palatinale mal wordt gebruikt . Op het moment dat de lengte hersteld is, gebruiken ze een doorzichtige mal om een exacte kopie van de wax up over te brengen. Het  verwijderen van de overmaat gebeurt vervolgens middels een scalpel. Zo is het mogelijk om dit zo precies mogelijk te doen. De occlusie is erg belangrijk. De volgende dag komt de patiënt terug voor de eventuele fine tuning. Het polijsten van de composieten is een erg belangrijk onderdeel van de behandeling, omdat hiermee voorkomen wordt dat er porositeiten zijn. Daardoor wordt de levensduur van de composieten vergroot.

Bij Carlos wordt ook een status na tien jaar getoond. De composieten zijn allemaal nog intact, er is inmiddels wel een noodzaak om de gehele opbouw opnieuw te polijsten. Na behandeling gebruiken de patiënten geen splint meer. Door de juiste en stabiele positie van de condyli zijn de spieren ontspannen en is dit niet nodig. De patiënt hebben wel voor de behandeling de splint dag en nacht gedragen. Zij doen hem zelfs niet uit voor eten.

Casus 2: Pedro

De volgende casus gaat over Pedro. Bij Pedro wordt ook een opbouw gedaan alleen wordt hierbij voor een ander materiaal gekozen.

De foto’s worden wederom gemaakt en geanalyseerd. Pedro’s hoofd staat geroteerd en geïnclineerd. Zijn ene schouder staat hoger dan de andere. Pedro’s hulpvraag is het esthetisch verfraaien van zijn tanden. Hij stoort zich met name aan de diastemen die aanwezig zijn. Zijn wens is puur dentaal.
Daarnaast heeft hij al meerdere fysiotherapeuten bezocht in verband met klachten aan zijn nek en schouders, maar is het nog niet gelukt om lange termijn resultaten te behalen. Bij Pedro hebben ze een foto van zijn hoofd gespiegeld in de mediaanlijn. Dit is een mooie manier om voor de patiënt de asymmetrie duidelijk te maken.
Er blijkt uit de analyse dat zijn nek wervel geroteerd is en zijn hoofd de andere kant op geinclineerd. Ook staat zijn hoofd naar voren ten opzichte van het sternum. Zijn profiel is recht.
Er is slijtage aanwezig op de onderincisieven en het slijtage patroon is voornamelijk naar links. Het lijkt erop dat hij met functie meer naar links beweegt. Het brein is ingesteld om interferenties te vermijden. Hierdoor ontstaat waarschijnlijk dit slijtage patroon. Aan de linkerkant is de beet ook dieper dan rechts. Door de slijtage is er een gebrek aan anterieure geleiding. Daarnaast is er geen cuspdiaat geleiding door een wat vlakke anatomie van de cuspidaten. De slijtage is eigenlijk beperkt tot het bovenfront.

CBCT

Ook is op de CBCT een verschil zichtbaar tussen de vertebra C1 en C2. Hierdoor vindt vaak een compressie plaats in de ligamenten en dit kan gerelateerd zijn aan hoofdpijn. Door het veranderen van zijn postuur kan de hoofdpijn vaak verminderd worden.
Ook de C3 en C4 vertebra zijn geroteerd. Dit is de reden dat er ook osteopaten en fysiotherapeuten in het team zitten. Er is een afwijking zichtbaar in het neustussenschot, wat kan zorgen voor een mindere goede neusademhaling.

De linker condylus is naar lateraal verplaatst en er is een verschil tussen CO en CR. Om de juiste occlusie te vinden moet zijn onderkaak naar links schuiven. Hierdoor ontstaat een grotere ruimte tussen de condylus en de kom.
In Pedro’s geval is de splint wederom van groot belang. De hersenen vermijden interferenties tijdens het kauwen en veranderen hierdoor de stand wat ten kosten gaat van de juiste positie van de condylus.

Wax-up

Voor het starten van de behandeling wordt wederom een wax-up gemaakt. Deze wordt gebruikt om de patiënt uit te leggen dat het noodzakelijk is om de proporties van de elementen te veranderen en dat het ook noodzakelijk is de posterieure elementen te behandelen. Bij het maken van de mock-up zien de patiënten ook wat voor veranderingen er in het gelaat op zullen treden.
Als de patiënt kiest voor behandeling is de eerste stap wederom de splint en de fysiotherapie.
In het geval van Pedro is het nodig om de onderincisieven tijdelijk op te  bouwen om contact te krijgen met de splint.
Het is lastig om exact te bepalen of de CR bereikt is. Het is mogelijk om wat composiet aan te brengen op de contact punt en dan dicht te laten bijten. Zo is het makkelijker om te bepalen of CR bereikt is. Echter ze weten het nooit zeker. Tekenen die erop wijzen dat CR bereikt is zijn: ontspannen spieren, pijn vermindering en makkelijke manipulatie van de onderkaak. Eventueel kan een extra CBCT gemaakt worden om te controleren of de condylus goed staat. Dit wordt echter alleen gedaan voor onderwijs doeleinden.

Facebow

De facebow registratie wordt uitgevoerd. De verticale dimensie wordt gemeten met de splint en de occlusie zonder splint wordt bepaald. De relatie bepaling wordt naar de tandtechnieker gestuurd en er wordt gecontroleerd of de registratie gelijk is aan de positie in de mond.
Bij het eerste contact is de verticale dimensie in dit geval 18 mm. Terwijl we naar 17 mm toe willen. Daarom worden de posterieure elementen minimaal ingeslepen.
Alle preparaties worden onder microscoop gemaakt. De tijdelijke restauraties worden gemaakt middels de waxup. De kleur wordt bepaald en dan gaat alles naar het lab. In dit geval was het ook nodig om palatinaal op te bouwen omdat de patiënt palatinaal massa miste. Alle kronen zijn lihtiumdisilicaat en worden gecementeerd onder rubberdam. Bij het cementeren onder rubberdam wordt een model van de tegenoverliggende kaak gebruikt om voldoende kracht uit te oefenen.

Belangrijk is dan ongeacht het materiaal het protocol altijd hetzelfde is. De posterieure elementen krijgen net zoveel aandacht als de anterieure elementen. Want functie en esthetiek gaan altijd hand in hand.

 

Dr. Maria Jesus Prevedo is restauratief tandarts.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van dr. Maria Jesus Prevedo tijdens het NVVRT-congres Resto meets ortho.

 

Lees meer over: Casus, Congresverslagen, Kennis, Orthodontie, Thema A-Z
Implementatie van ‘Gewoon Gaaf’ loont

Implementatie van ‘Gewoon Gaaf’ loont

Mondhygiënist Marit Verschuuren-Kuijer studeerde in 2015 af op het onderwerp ‘Implementatie van NOCTP’, ook wel bekend als het Nexø-model en onder de naam ‘Gewoon Gaaf’. Hierbij wordt uitgegaan van preventie in plaats van curatie Inmiddels heeft ze dit model ook geïmplementeerd in een mondzorgpraktijk. Op het NVM-congres vertelde ze hierover.

Verschillende namen

Toen Marit zich in Non Operative Caries Treatment and Prevention (NOCTP) verdiepte, kwam ze hierbij allerlei namen tegen, zoals Giga Gaaf, Johnny Joker, Gezonde Peutermonden, Glansje, Trammelant in de Tandenland, OralB-app en Philips-app.

Deze namen kun je onderverdelen in methodes en materialen. Nexø , NOCTP en Gewoon Gaaf zijn verschillende namen die dezelfde methode betekenen. Giga Gaaf en Gezonde Peutermonden zijn eigenlijk ook volgens het Gewoon Gaaf principe, maar dan op het consultatiebureau. De andere zijn materialen of tools die je kunt inzetten. Dit zullen je patiënten leuk vinden en het zal ze inspireren en motiveren. Het kan een leidraad zijn voor je behandelingen. Bij Johnny Joker kunnen er data worden verzameld voor onderzoek van het ACTA, waarbij de effectiviteit wordt gemeten.

Mondrapport

Marit werkt met een mondrapport dat ze bij een eerder NVM-congres (De Jeugd Niet Vergeten) heeft gezien en heeft aangepast. Dit wordt altijd meegegeven aan de kinderen. Hierop staat het plakpercentage. Er wordt gestreefd naar een plakpercentage van onder de 10%. In dat geval scoren de kinderen een 0 en bij meer een 1. Bij wisselen of andere zaken die goed poetsen belemmeren scoren zij een 1. Bij actieve cariës wordt er ook een 1 gescoord. Hieruit komt voort hoe vaak zij terug zouden moeten komen naar de praktijk. Deze risicocriteria zijn conform de NOCTP-methode vastgesteld.

Alle kinderen kunnen hiermee gemotiveerd?  worden, ook die uit de lage sociaaleconomische klasse. Ook de ouders kunnen worden bereikt.

Attitudes ouders

Uit onderzoek van Vermaire blijkt dat ouders vijf verschillende attitudes kunnen hebben. Zo zijn de volgende typen ouders te onderscheiden:

  • bewuste en verantwoordelijke ouders;
  • bagatelliserende ouders;
  • uiterlijk georiënteerde ouders;
  • bewuste, maar drukke ouders;
  • bewuste, maar bezorgde ouders.

80% van de ouders is bereid om te investeren in Gewoon Gaaf. 20% van de ouders gaat niet mee in de NOCTP-methode. Elk type ouder heeft zijn eigen benaderingswijze nodig. Met de positieve aanpak kwamen zelfs uiteindelijk alle vijf typen ouders aan boord.

Wat is de gezondheidswinst?

Bij het cariëspreventieprogramma in Nexø was er een lage Sociaal Economische Status (SES) en een hele hoge cariës-incidentie. In plaats van alle cariës te gaan behandelen, hebben ze daar gekozen voor preventie met een individuele aanpak. Hierbij werd ook het cariësrisico inzichtelijk gemaakt. Van de 18-jarigen met een lage SES was 55% cariësvrij tegen 24-39% over alle ES-groepen in Denemarken. In Rusland is er ook een studie geweest over 3 jaar met verschillende leeftijden. Daarbij bleek dat er over alle groepen significant minder cariës was. Na 18 jaar was er nog steeds minder cariës in de interventiegroepen.

Ook Vermaire vond in Den Bosch in de groep 6-9 jarigen een cariësreductie tot 70%. Het voorkomen van 1 caviteit kost slechts 108 euro, een behandeling met fluoride en sealants 977 euro. Krijg je een caviteit in de kinderjaren, dan kost dit in een leven 2000 euro.

Waar begin je?

Marit heeft de afgelopen drie jaar NOCTP geïmplementeerd in een grote praktijk met tandartsen, mondhygiënisten en preventieassistenten en acht behandelstoelen.

Ze overtuigde eerst haar collega-mondhygiënisten en kreeg hen al snel mee. Daarna volgden de tandartsen… De tandartsen vonden het in eerste instantie erg spannend om de fluoride en de sealants los te laten. Bovendien ga je de financiële prikkel als praktijk hiervan missen. Ook van de receptie vraagt het een goede planning.

Om het zo goed mogelijk allemaal uit te kunnen rollen, kan je het stappenplan van het Ivoren Kruis erbij pakken. Om het team op de werkvloer echt alles goed te laten uitvoeren, maak je het behapbaar en simpel.

Om patiënten mee te krijgen is goed gekeken naar wat patiënten motiveert. Er is een bord opgehangen in de wachtkamer, waarop de namen staan van de patiënten die een 0-score hebben. Ze worden dus helemaal de hemel in geprezen.

Administratie

Er komt veel administratie bij kijken om alles goed te kunnen monitoren. Bij elke behandeling wordt er een sjabloon ingevuld. Daarbij wordt ook genoteerd welke hobby en andere interesses en voorkeuren de patiënten hebben. Er kan nog een grote slag gemaakt worden door de makers van software.

Naar de verzekeraars werd vooraf een brief gestuurd met de melding dat de declaraties anders zouden worden. Het is gelukkig nooit een probleem geweest. CZ heeft gekozen om Gewoon Gaaf-praktijken 10% meer vergoeding te geven.

Vier je successen

Afgelopen week bleek dat in 2013, voorafgaand aan Gewoon Gaaf, 26 caviteiten werden behandeld op de 100 kinderen. In 2017 waren dat er nog maar 22. Deze cijfers werden met het team gedeeld en dat motiveerde het team enorm.

Teamwork

Denk goed na wat verschillende mensen binnen het team kunnen doen. De mondhygiënist is de aangewezen persoon om motivational interviewing te doen. Kinderen met een hoog cariësrisico moeten in de praktijk waar Marit werkt hier echt naar toe. Maar als het allemaal minder ingewikkeld is, kan de preventieassistent dit prima doen. Daarbij beslis je wel wat zij precies moet doen en hoe. Zo kan iedereen gezien worden. Als mondhygiënist kan je dit niet allemaal op je schouders nemen. Je hebt de steun van de tandarts en de preventieassistent nodig, wil je Gewoon Gaaf echt tot een succes maken.

Verslag door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist, van de lezing van Marit Verschuuren-Kuijer, tijdens het NVM-najaarscongres ‘Innovatief denken en doen’.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Mondhygiëne, Thema A-Z

Gastcolleges geven in Indonesië: “The best week in my career”

In oktober 2019 heeft sociaal psycholoog en mondhygiënist Yvonne Buunk-Werkhoven een week lang gastcolleges gegeven aan derdejaarsstudenten en aan de staf van de faculteit tandheelkunde aan de Universitas Brawijaya in Indonesië. Voor dental INFO schreef ze haar ervaringen tijdens deze week op

Visiting professor

Van 21 tot 25 oktober participeerde ik als Visiting Professor aan de Fakultas Kedokteran Gigi (faculteit tandheelkunde) van de Universitas Brawijaya in Malang op Oost-Java in Indonesië in een ‘3 in one’ programma. Dit ‘3 in one’ programma bestond uit gastcolleges ‘Management of Dental Practice’ voor derdejaarsstudenten en discussie-bijeenkomsten voor docenten over onderzoeksactiviteiten op het gebied van sociale tandheelkunde-geneeskunde.
Onderwerpen die aan de orde kwamen waren onder andere:

  • mondgezondheidspsychologie;
  • research roadmap in de sociale tandheelkunde-geneeskunde;
  • aanpakken van problemen; probleemdefinitie
  • tips voor het verkrijgen van internationale beurzen en scholarships;
  • hoe een wetenschappelijk artikel te schrijven en hoe in internationale tijdschriften te publiceren;
  • communicatie met tandheelkundige patiënten;
  • leidinggeven aan het tandheelkundig team;
  • creatieve interventie in tandheelkunde en mondgezondheid;
  • ethiek en uitdagingen in de toekomstige tandheelkunde.

Intensieve week

Het was een hele intense voorbereiding om een programma van 40 uur te ontwikkelen. Daarnaast was het ook een volle en zware week, waarin ik iedere dag van 8.00 uur ’s ochtends tot 16.00 uur ’s middags interactieve presentaties verzorgde. En iedere vrijdagochtend is er om 6.30 uur gym voor de studenten en staf, waar ik dus ook aan mee heb gedaan.
De grootse ontvangst met diverse banners, zowel op de gevel van het faculteitsgebouw als in de diverse collegezalen, en de zeer gemotiveerde en enthousiaste studenten (90% is vrouw) en stafleden maakten echter dat ik zeer bevlogen kon (blijven) functioneren. Ik kan niet anders constateren dan dat het ‘the best week in my career’ was. Alles kwam bijeen: mijn expertises, mijn klinische ervaringen en mijn onderwijs- en onderzoekservaringen. Ook kon ik mijn persoonlijke en culturele ervaringen als Nederlands-Molukse goed inzetten: de studenten voelden zich volledig begrepen in hun gedienstig-, bescheiden- en verlegenheid.

Mondzorg in Indonesië

De tandheelkundige situatie in Indonesië is door de heersende armoede en overmatige suikerconsumptie niet vergelijkbaar met de mondzorgsituatie in Nederland. Naast financiële beperkingen onder de bevolking spelen verschillen in omgeving en cultuur een grote rol. Nog geen 4% van de totale populatie bezoekt de tandarts met enige regelmaat. Pas als men pijn heeft, gaat men naar de ‘dental technician’ ‘of dental artisan’. Deze zijn goedkoper, maar zijn géén gekwalificeerde professionals.

Onderzoek- en schrijfproces begeleiden

De onderzoeken die door de docenten-onderzoekers in samenwerking met de studenten zijn uitgevoerd, zijn zeer creatief bedacht en van gedegen kwaliteit. Het opzetten van nieuwe onderzoeken, het nader uitwerken en het uiteindelijke schrijfproces van de Engelstalige manuscripten om te publiceren in internationale wetenschappelijke tijdschriften zal ik blijven ondersteunen en begeleiden. Ik heb al de toezegging gekregen dat ik volgend jaar weer word uitgenodigd.

 

 

 

Lees meer over: Kennis, Scholing

Nieuwe klinische praktijkrichtlijn Mondzorg voor Jeugdigen – module Diagnostiek uitgebracht

Het KIMO heeft een nieuwe klinische praktijkrichtlijn (KPR) uitgebracht voor professionals in de mondzorg: de KPR Mondzorg voor Jeugdigen – module Diagnostiek. Deze KPR is tot stand gekomen onder voorzitterschap van prof. dr. C. van Loveren, bijzonder hoogleraar preventieve tandheelkunde. dental INFO stelde hem enkele vragen over deze nieuwe richtlijn.

Waarom was deze nieuwe richtlijn nodig?

“Alle richtlijnen dienen periodiek gecontroleerd te worden en indien nodig geüpdatet. De huidige (lees vorige) richtlijn Mondzorg voor Jeugdigen stamde uit 2012. Bovendien was de vorige richtlijn niet ontwikkeld onder verantwoordelijkheid van het KIMO en niet uitgevoerd volgens de nu vereiste EBRO-methode. De RAC (Richtlijn Advies Commissie) signaleerde bovendien dat er in de mondzorgpraktijk nog veel variatie en onduidelijkheid is ten aanzien van het moment van de eerste bitewing röntgenopname, ten aanzien van de periode tot een vervolgopname en ten aanzien van het gebruik van de PAN (panoramische röntgenopname).”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Deze richtlijn is onder verantwoordelijkheid van het KIMO ontwikkeld door een Richtlijn Ontwikkel Commissie (ROC), waarvan ik voorzitter was. De klinische praktijkrichtlijn (KPR) voldoet aan de eisen van evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO). Dit betekent dat het onderzoek is uitgevoerd volgens de hoogst mogelijke wetenschappelijke standaarden. In de ROC waren alle relevante beroepsverenigingen en wetenschappelijk verenigingen vertegenwoordigd. De conceptrichtlijn is ter commentaar voorgelegd aan deze verenigingen en aan verenigingen en organisaties die geacht worden een oordeel vanuit patiëntperspectief te geven.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“Voor deze richtlijn zijn drie uitgangsvragen opgesteld. Samengevat luiden deze vragen en de daaruit volgende aanbevelingen:

  1. Wat is na visuele inspectie de meerwaarde van het gebruik van specialistische detectieapparatuur voor diagnostiek bij kinderen van 4-6 jaar?

Aanbevelingen:

  • Visuele inspectie bij een periodiek mondonderzoek (PMO) is de eerste stap in de cariësdiagnostiek. De bevindingen bepalen mede de noodzaak van eventuele aanvullende diagnostische methoden.
  • Bitewings zijn zinvol bij het vermoeden van een verhoogd risico op cariëslaesies en als de approximale vlakken niet toegankelijk zijn voor visuele inspectie.
  • Er is te weinig bewijs voor de toegevoegde waarde van specialistische detectieapparatuur zoals FOTI, DIFOTI en (laser)fluorescentie. Bovendien is er geen tarief vastgesteld en beschikken weinig praktijken over deze apparatuur. Toepassing hiervan wordt niet geadviseerd.
  • Als tijdens het PMO adequate cariësdiagnostiek niet mogelijk blijkt, dient een volgende controleafspraak op korte termijn te worden gemaakt.
  1. Wat is per combinatie van leeftijd en cariësrisicogroep de optimale frequentie van bitewings voor cariësdiagnostiek?

Aanbevelingen:

  • De optimale termijn tot een vervolgopname hangt af van de gebitssituatie, de prognose van de laesies en het geschatte cariësrisico.
  • Als deze bevindingen een ongunstig beeld geven, kan een interval van een jaar gerechtvaardigd zijn. Bij een gunstig beeld is een termijn van drie jaar of langer gerechtvaardigd.
  • Bij elk PMO wordt opnieuw bekeken of een andere termijn tot de volgende controleafspraak gewenst is. Als de gekozen termijn wordt aangepast, dan dient de reden in het patiëntendossier te worden vastgelegd.

3a.   Draagt een panoramische röntgenfoto (PAN) bij aan een effectieve behandeling van door visuele inspectie vastgestelde afwijkingen in de doorbraak van blijvende elementen?

Aanbevelingen:

  • In het algemeen geldt dat terughoudendheid op zijn plaats is bij het maken van een PAN, onder meer vanwege de stralingsbelasting. Bestudeer eerst afwijkingen in de doorbraak van de blijvende elementen op de beschikbare bitewings en solo-opnamen in het patiëntendossier. Als dit onvoldoende informatie geeft, overweeg dan eerst één of meer intra-orale opnames. Als er meer dan drie opnames nodig zijn, overweeg dan een kleinveld-PAN.
  • Als extractietherapie van de eerste blijvende molaar nodig is, in meer dan één kwadrant, dan kan een kleinveld-PAN bijdragen aan een effectieve behandeling.
  • De PAN wordt gemaakt door de mondzorgverlener die ook de behandeling uitvoert.

3b.   Bij welke risicogroepen is het vervaardigen van een PAN relatief het meest gerechtvaardigd?

Aanbevelingen:

Een PAN is gerechtvaardigd:

  • bij sommige orthodontische en kaakchirurgische behandelingen die niet in deze KPR zijn opgenomen en waarvoor andere richtlijnen gelden;
  • bij patiënten met een lichamelijke, verstandelijke of gedragsmatige beperking, een extreme angst of een ernstige kokhalsreflex;
  • bij een dento-faciaal trauma;
  • als reguliere post-canien 3 röntgenfoto’s ontoereikend zijn door de grootte van het te diagnosticeren gebied;
  • als er sprake is van multiple agenesieën, schisis of syndromen waarbij craniofaciale/orale afwijkingen te verwachten zijn.”

Wat is er anders ten opzichte van de oude richtlijn?

“Sinds de vorige richtlijn is er niet veel wetenschappelijke literatuur verschenen dat de inzichten heeft veranderd. Duidelijker is geworden dat er nog onvoldoende bewijs is om de röntgenopname te vervangen door andere detectietechnieken.

Deze richtlijn is modulair opgebouwd, waardoor aandachtsgebieden als ‘diagnostiek door middel van röntgenfoto’s en panoramische opnamen’ in de mondzorg voor de jeugd in compacte vorm aan de orde komen. De richtlijnen waarin preventie en behandeling aan bod komen, worden nu door een andere ROC van het KIMO ontwikkeld.”

Waar moeten tandartsen en mondhygiënisten vooral op letten?

“Voor een goede beslissing om de eerste röntgenfoto of een vervolgfoto te maken is het van belang het cariësrisico van de patiënt te schatten. Hiervoor is geen eenduidige algoritme te geven. De klinische schatting en integriteit van de behandelaar is hiervoor belangrijk. De risicoschatting dient gemaakt te worden op basis van: de bestaande gebitssituatie en cariëshistorie, de aanwezigheid van tandplaque op de risicovlakken, het voedingspatroon, de morfologie van het glazuur, de bloedingsneiging van het tandvlees, het gebruik van fluoride, de ondersteuning van ouders/begeleiders en de sociale omgeving en de cariëshistorie van broertjes en zusjes.”

Wanneer volgen de andere modules van Mondzorg voor jeugdigen en waar gaan die over?

“De volgende modules gaan over door de RAC geconstateerde onduidelijkheden in behandeling en preventie. De richtlijn zal waarschijnlijk in het derde kwartaal van volgend jaar gepubliceerd worden.”

 

 Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met prof. dr. C. van Loveren, bijzonder hoogleraar preventieve tandheelkunde en voorzitter van de ROC voor de KPR Mondzorg voor Jeugdigen – module Diagnostiek.

Bekijk de nieuwe richtlijn ‘Mondzorg voor Jeugdigen – module Diagnostiek’ 

Lees meer over: Kennis, Kindertandheelkunde, Richtlijnen, Thema A-Z
Moeilijke patiënten

Moeilijke patiënten? Zo behoud je je energie

Waarom kosten bepaalde patiënten mij meer energie dan anderen? En waarom kost bepaald gedrag van patiënten je collega geen en jou veel energie? Fenno Moes geeft een antwoord op deze vragen.

De Amerikaanse psycholoog Albert Ellis zei in het verlengde van de Griek Epictetus: “ Het is niet de gebeurtenis die onze emoties bepaalt maar de wijze waarop wij over de gebeurtenis denken bepaalt de emotie”.

Vertaald naar jezelf:

Het zijn niet de gebeurtenissen die bepalen hoe ik mij voel, maar de manier waarop ik tegen die gebeurtenissen aankijk.

Verschillende mensen maken een vreselijke situatie bijvoorbeeld een ongeluk mee, sommige doet het niets, anderen zijn getraumatiseerd. Kan je dan zeggen dat dat ongeluk de emoties oproept? Nee.

Maar ook in het klein, hoe komt dat dat ik me mateloos irriteer aan het gedrag van patiënt Piet, terwijl jij er niet warm of koud van wordt.

Rationele Emotieve therapie met het ABC model
Ellis ontwikkelede de Rationele Emotieve therapie met het ABC model.
A staat voor Activating event (de Gebeurtenis)
B staat voor Believe (de Gedachte)
C staat voor de Consequences ( Gevoel, Gedrag)

In het spraakgebruik en in het dagelijks leven gaan we ervan uit dat A C oproept. Er gebeurde dit en daar werd ik erg Boos, Blij, Bedroefd of Bang van.

Ellis zegt: Er gebeurde dit, daar dacht ik dat over, en vervolgens, voelde ik dat.

Zelfde situatie, ander gevoel

Een voorbeeld.
A. Ik heb met mijn vrouw afgesproken om 20.00 uur bij de bioscoop. Het is 20.15. Ze is nog niet gearriveerd.
B. Waarom kan ze nou nooit eens op tijd zijn. Ze is altijd te laat.
C. Irritatie(gevoel) en ga sjacherijnig reageren (gedrag)

Of

A. Ik heb met mijn vrouw afgesproken om 20.00 uur bij de bioscoop. Het is 20.15. Ze is nog niet gearriveerd.
B. Misschien heeft ze wel een ongeluk gehad.
C. Angst, bezorgd(gevoel), sluit haar in mijn armen (gedrag)

Of

A. Ik heb met mijn vrouw afgesproken om 20.00 uur bij de bioscoop. Het is 20.15. Ze is nog niet gearriveerd.
B. Zou ze een ander hebben. Ze gaat vreemd.
C. Angst, twijfel(gevoel), stel allerlei vragen waar ze was vandaag(gedrag).

Je ziet dat er aan de situatie niets is veranderd. De emoties die het oproept komen door mijn gedachte.

Helpende en niet helpende emoties

Je kan bij emoties een onderscheid maken tussen helpende en niet-helpende emoties.

EMOTIE

  • boos
  • bang
  • blij
  • bedroefd

Helpende variant

  • geïrriteerd
  • bezorgd
  • tevreden
  • teleurgsteld

Niet-helpende variant

  • Ziedend
  • in paniek
  • euforisch
  • gedeprimeerd

De emoties zijn niet-helpend omdat ze je niet in staat stellen adequaat op een situatie of persoon te reageren en dus veel energie kosten.Deze niet helpende emoties worden veroorzaakt door, zoals Ellis noemt Irrationele gedachten.

Veel voorkomende irrationele gedachten
In het boek “Beren op de weg, spinsels in je hoofd’ (IJzermans, Dirkx) worden vijf veel voorkomende irrationele gedachten onderscheidden.

Fanatiek perfectionisme

De overtuiging dat je geen fouten mag maken. Fouten maken betekend falen. Je MOET alles perfect doen. Perfectionisten creëren spanning omdat het nooit goed zal zijn.

Het rampdenken

De overtuiging dat je geen fouten mag maken. Fouten maken betekend falen. Je MOET alles perfect doen. Perfectionisten creëren spanning omdat het nooit goed zal zijn. De rampdenker ziet allerlei verschrikkelijke dingen die er zouden kunnen gebeuren. “Zie nu gaat alles helemaal verkeerd. (als er een fout gemaakt wordt). Hij overdrijft alles.

Lage Frustratietolerantie (LFT)

Mensen met een LFT zien op tegen dingen en denken dat deze te moeilijk en te zwaar zijn. Reageren snel emotioneel als iets tegenzit. ; “O, dat kan ik niet tegen”. Ik snap niet hoe dat nieuwe programma werkt, ik haat computers”. Net als ik met de trein ga, heeft ie vertraging. Dat is toch onverdraaglijk

De Liefdesjunk

De liefdesjunk denkt dat het noodzakelijk is dat mensen je aardig vinden en je gedrag goedkeuren. Oftewel mensen Moeten mij aardig vinden, anders is het verschrikkelijk. Het is ook verschrikkelijk om afgewezen te worden.

Eisen aan anderen en de wereld

Een veel voorkomende irrationele eis is dat andere mensen zich anders moeten gedragen dan ze doen, wen dat de wereld ander in elkaar zou moeten zitten. “Heb ik alles voor hem gedaan, laat ie me zitten. Dat kan toch niet?, Ze neemt weer een vrije dag, dat doe je toch niet, dat doen wij toch ook niet. Ik doe altijd mijn best en wat krijg ik?., Stank voor dank dat is toch niet eerlijk.

Maak nu je eigen ABCtje.

A; Wat is de situatie/ waarover maak ik mij druk? Over welk gedrag van de patiënt maak ik mij druk?
C: Welke gevoelens heb ik daarbij? (zowel emoties als fysieke reacties aangeven) Hoe gedraag ik me?
B: Wat gaat er in mijn hoofd om? Wat denk ik allemaal? Wat moet er per se wel of niet gebeuren? Hoe veroordeel ik mijzelf/de ander?

Als je dit in beeld gebracht en opgeschreven hebt, wat dan? Van die niet- helpende emotie maak je weer een helpende door je niet- helpende gedachten uit te dagen.
Je gaat de discussie aan met jezelf, of wat je bij B hebt opgeschreven wel echt klopt. Onderzoek of de dingen die je in je hoofd hebt waar zijn. Deze discussie ga je aan met de volgende vragen:

  • Waarom MOET het per se? Waarom mag het per se niet?
  • Hoezo gebeuren er rampen als wat ik niet wil toch plaatsvindt?
  • Waaruit blijkt dat ik er niet tegen kan als…
  • Hoezo ben ik/is hij een …(veroordeling invullen)?

Nadat je je irreële gedachte hebt uitgedaagd ga je deze gedachte vervangen door een nieuwe gedachte. Wat kun je beter denken in de plaats van je oude gedachte?.
Welke gedachten helpen mij om de situatie beter aan te kunnen?

Kom je in een vergelijkbare situatie en je merkt dat je je “oude” gedachte denkt, vervang deze dan met je nieuwe en je zult merken dat je emotie afneemt en daarmee de energie die het je kost.

Door:
Fenno Moes, oprichter van de Agressieacademie, gespecialiseerd in trainingen, workshops, presentaties en advies op het gebied van agressiepreventie en hantering.

Fenno Moes

Lees meer over: Communicatie patiënt, Kennis
gebruik tandenstokers op EADPH-congres

Posterpresentatie over gebruik tandenstokers op EADPH-congres

Afgelopen September werd het jaarlijkse internationale congres van de Europese Association of Dental Public Health (EADPH) gehouden in Gent. Het congres werd bezocht door collega’s binnen Europa en werkzaam aan universiteiten, (mondzorg)opleidingen, verenigingen en TNO. Mondhygiënist Jolanda Gortzak verzorgde op dit congres een posterpresentatie over haar onderzoek naar het gebruik van tandenstokers binnen een fitness centre. dental INFO vroeg naar haar achtergrond en ervaringen op dit congres.

Wat houdt het EADPH-congres in?

“Het EADPH-congres werd dit jaar voor de 24e keer georganiseerd. Het vindt elk jaar op een andere plek binnen Europa plaats. Vorig jaar was het in Palma de Mallorca, dit jaar in Gent. Het thema was dit jaar ‘Patiëntgerichte zorg door multi-sectorale samenwerking om de mondgezondheid te verbeteren’. Tijdens het driedaagse congres zijn er lezingen en posterpresentaties met als doel bevordering van de tandheelkundige volksgezondheid. Dit wordt gedefinieerd als de wetenschap en kunst van het voorkomen van mondziekten, het bevorderen van mondgezondheid en het verbeteren van kwaliteit van leven door de georganiseerde inspanning van de samenleving.”

Wanneer ben je afgestudeerd als mondhygiënist, wat is je achtergrond en wat doe je op dit moment?

“Ik ben in 1988 afgestudeerd als mondhygiënist aan de ACTA. Ik heb daarna lange tijd gewerkt in het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam (AMC) op de afdelingen Mondziekten en Kaakchirurgie en Ziekenhuis-tandheelkunde, alwaar ik met verschillende medische specialisten heb samengewerkt. Ik heb ook lessen mogen verzorgen aan studenten Geneeskunde en verpleegkundigen op het gebied van mondslijmvliesafwijkingen en het effect van medicijngebruik in de mond en ik ben actief geweest binnen de NVM. Sinds vijf jaar heb ik mijn eigen mondhygiënekliniek Oral-Vision in een groot Fitness Sport Centre in Amsterdam. Daar werk ik samen met fysiotherapeuten, manueeltherapeuten, personal trainers en voedingsdeskundigen.
In 2016 heb ik binnen het Fitness Sport Centre onderzoek gedaan naar hoe mensen denken over hun eigen (mond)gezondheid en het gebruik van tandenstokers . met als titel: ’Toothpicks in Dutch cathering areas and fitness centre really work’. De resultaten van dit onderzoek zijn via een posterpresentatie op dit congres gepresenteerd.

Vertel eens wat meer over dat onderzoek

“Mijn onderzoek is uitgevoerd binnen een Fitness Sport Centrum en is onderdeel van een groter onderzoek door Yvonne Buunk-Werkhoven onder de naam: ’Pick-A-T’, a public campaign.’ Ik heb onderzocht hoe mensen met een gezonde levensstijl denken over een hun eigen (mond)gezondheid en of zij het belangrijk vinden om in plaats van cocktailprikkers echte tandenstokers aangeboden te krijgen in een Healthy Brasserie binnen de sportschool.”

Poster Jolanda Gortzak, tandenstokers.

Klik hier voor een vergrote versie van de poster Toothpicks in Dutch Catering areas and Fitness-Sport Centres really work

Hoe ging die posterpresentatie in zijn werk?

“Voor die posterpresentatie moest ik eerst een abstract (samenvatting) indienen van mijn onderzoek. Dit bleek toch iets anders te zijn dan het schrijven van een artikeltje voor een tijdschrift. Ik heb het een paar keer moeten herschrijven om precies de goede hoeveelheid woorden over te houden zonder de inhoud van mijn onderzoek te verliezen. Daarna hoorde ik dat ik ook nog een ‘rapid-fire presentatie’ mocht houden. Dit houdt in dat ik via een korte powerpointpresentatie mijn onderzoek mocht toelichten. Tegelijk vond ik het heel leuk en spannend om deze nieuwe stap te zetten binnen de Wetenschap. Ik moest gelijk denken aan een gezegde van Jorgen Raymann: “Je wordt gelukkig door van je passie je werk te maken, maar je kan ook gelukkig worden door van je werk je passie te maken.” Dit is precies wat ik doe.
Ik moest natuurlijk ook de poster zelf maken. Het leuke daarvan is dat je je creativiteit er in kwijt kunt en dat je bezig bent met het visualiseren van je onderzoek. Je beloning is als je jouw ontwerp daadwerkelijk in handen krijgt; ik heb mijn poster op vlaggendoek laten afdrukken.”

Hoe kijk je terug op het congres en je posterpresentatie?

“Naast de inhoudelijke lezingen met de thema’s; patiëntgerichte zorg, multi-sectorale aanpak en het verbeteren van de mondzorg binnen Europa, vond ik het interessant om met collega’s uit verschillende landen van gedachten te mogen wisselen over hoe zij invulling geven aan hun vakgebied. Waar lopen zij tegenaan en welke creatieve oplossingen hebben zij hiervoor gevonden? Er waren ook workshops over innovatieve interprofessionele activiteiten gericht op de ontwikkeling van de volksgezondheid. Daarnaast waren zo’n 70 abstracts en posters ingediend. De ruimte waar je deze poster kon ophangen was ingedeeld op je abstract-nummer en onderwerp van onderzoek. De rapid-fire presentaties werden in zeven verschillende zalen gehouden. Ze waren ingedeeld op onderwerp. Die van mij viel onder het thema ‘Oral Health’. De verschillende abstracts zullen binnenkort gepresenteerd worden in het tijdschrift ’Community Dental Health’.”

 

Jolanda Gortzak, mondhygiënist
Jolanda Gortzak

Lees meer over: Kennis, Scholing