Veranderingen in het gezondheidsrecht

Veranderingen in het gezondheidsrecht

18Op het gebied van gezondheidsrecht zijn er enkele wijzigingen. Gabie Bakker, adviseur juridische zaken bij KNMT, vertelde tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu welke wijzigingen dat zijn en wat er van mondzorgpraktijken verwacht wordt.

Vermelding BIG-nummer

Volgens de Wet BIG moet iedere art. 3-zorgverlener een BIG-nummer hebben. Als je een BIG-nummer ontvangt, mag je een beschermde beroepstitel voeren zoals tandarts. Alle geregistreerde zorgverleners, waaronder ruim 11.000 tandartsen, zijn opgenomen in het BIG-register, dat online en openbaar is. Het nut hiervan is dat zorgverleners in het register kunnen worden opgezocht. Uit onderzoek blijkt echter dat het BIG-register te weinig gebruikt wordt. Daarnaast blijken zorgverleners soms lastig te vinden, bijvoorbeeld omdat er binnen een bepaalde beroepsgroep zorgverleners zijn met dezelfde achternaam. Het is gemakkelijker om op BIG-nummer te zoeken, maar dan moet dat nummer en het BIG-register an sich wel bekend zijn bij patiënten. Daarom is het registratiebesluit BIG aangepast en moeten zorgverleners vanaf 1 januari 2021 op bepaalde plaatsen hun BIG-nummer kenbaar maken. Vermelding van het BIG-nummer is verplicht:

  • wanneer een patiënt daar om vraagt;
  • bij vermelding van je naam op een website (bijvoorbeeld op de teampagina van de praktijk waar je werkt);
  • bij ondertekening van beroepsmatige e-mails.

Deze wetsaanpassing treedt op 1 januari 2021 in werking, maar zorgverleners hoeven nog geen actie te ondernemen. Zij krijgen namelijk zes maanden de tijd om alles aan te passen. CIBG maakt nog bekend wanneer die zes maanden ingaan. Na die zes maanden zal er pas op gehandhaafd worden.

Meer informatie hierover is te vinden op de website van KNMT.

WMCZ 2018: cliëntenraad

Per 1 juli 2020 is de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (WMCZ 2018) in werking getreden. Er zal echter in verband met corona voorlopig nog niet op gehandhaafd worden.

De wet schrijft voor hoe medezeggenschap door cliënten/patiënten moet worden vormgegeven. Cliënten hebben hierbij meer rechten gekregen. Deze wet is ingegeven door de stelling dat medezeggenschap, inspraak en betrokkenheid van cliënten leiden tot beter bestuur en betere zorg en ondersteuning van de cliënt.

De wet is vooral geënt op verblijf in een verzorgingsinstelling. Voor de mondzorg is de wet van toepassing op praktijken waarbij meer dan 25 natuurlijke personen werken die structureel zorg verlenen. Tandartsen, mondhygiënisten, preventieassistenten en stoelassistenten tellen hierbij mee, balieassistenten die administratief werk verrichten niet. Het gaat om natuurlijke personen, niet om fte’s.

Verplichtingen

Uit de wet volgen een aantal verplichtingen. Een van de verplichtingen is het opstellen van een medezeggenschapsregeling. Hierin moet bijvoorbeeld vermeld worden uit hoeveel leden de cliëntenraad bestaat, hoe ze benoemd worden, wie er lid kunnen worden en hoe lang de zittingsduur is. Ook moet er een huishoudelijk reglement worden opgesteld met de werkwijze van de cliëntenraad. De zorgverlener moet ook een budget beschikbaar stellen voor een cliëntenraad en daarnaast moet er ook een commissie van vertrouwenslieden ingesteld worden. Deze bestaat uit drie leden en bemiddelt tussen de cliëntenraad en de instelling.

De KNMT heeft verschillende tools ontwikkeld die je als mondzorgpraktijk kunt gebruiken bij het instellen van een cliëntenraad.

Toezicht IGJ

In 2020 heeft een groot deel van de inspectietaken van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) plaatsgemaakt voor coronatoezicht. In 2021 zal dat weer het geval zijn. Prioriteit heeft infectiepreventie en basishygiëne en de beschikbaarheid van geneesmiddelen.

In het algemeen wordt er ook gekeken naar medezeggenschap en inspraak. Daar gaan ze niet specifiek naar op zoek maar als ze ergens op inspectie komen, kan dit punt meegenomen worden.

Bij de eerstelijnszorg spitst het toezicht van de IGJ zich toe op:

  • goede zorg;
  • ontwikkelingen zorglandschap (zzp’ers);
  • rol zorgverlener;
  • samenwerking in zorgnetwerk.

In de mondzorg zijn de hoofdthema’s hetzelfde gebleven, namelijk:

  • infectiepreventie;
  • radiologie;
  • zorg;

Voor 2021 is daar aan toegevoegd:

  • behandelingen met grotere risico’s dan standaardbehandelingen (bijvoorbeeld behandelingen die onder narcose plaatsvinden en implantologie);
  • behandelingen door een behandelaar die deze behandelingen volgens de weg niet mag uitvoeren (taakdelegatie, bevoegdheid enz.);
  • of de behandelaar de patiënt duidelijke informatie geeft over de behandeling en toestemming krijgt voor de behandeling (informed consent).

Tijdelijk besluit geregistreerd-mondhygiënist

Op 1 juli 2020 is voor een periode van vijf jaar het Tijdelijk besluit geregistreerd-mondhygiënist in werking getreden. Om als mondhygiënist aan dit experiment mee te doen, moet men:

  • in 2006 of later zijn afgestudeerd;
  • een afgeronde opleiding Basisveiligheidsnormen stralingsbescherming hebben;
  • geregistreerd staan in het tijdelijk register.

Deze geregistreerd-mondhygiënisten mogen de volgende voorbehouden handelingen uitvoeren: anesthesie toepassen, röntgenfoto’s maken en primaire cariës behandelen.

Samenwerkingsafspraken

Inmiddels zijn in het kader van dit tijdelijk besluit samenwerkingsafspraken gemaakt door de KNMT, ANT en NVM over vijf onderwerpen, namelijk:

  • het zorgplan;
  • het delen van solo-opnamen;
  • de bekostiging van het beoordelen van solo-opnamen;
  • de achterwacht bij spoed;
  • inschrijving van de patiënt bij de tandarts.

Na vijf jaar wordt het experiment geëvalueerd.

Vooruitblik Wtza

Op 1 januari 2022 treedt de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) in werking. De wet geldt voor alle zorgaanbieders. Doel van de wet is verbetering van het kwaliteitstoezicht door de IGJ en bevordering van de bewustwording van zorgaanbieders van de kwaliteitseisen waaraan de zorgverlening dient te voldoen en daarnaast ook fraudebestrijding.

Het is een omvangrijke wet die een aantal verplichtingen met zich meebrengt, zoals:

  • meldplicht;
  • vergunningsplicht;
  • bestuursstructuur;

Meldplicht

Zowel nieuwe als bestaande zorgaanbieders dienen zich voorafgaande aan de zorgverlening bij de inspectie te melden. Bestaande zorgaanbieders dienen dit binnen zes maanden te doen nadat de wet in werking getreden is en nieuwe zorgaanbieders voorafgaande aan de zorgverlening. Dit gebeurt door middel van een online vragenlijst bij de inspectie.

Vergunningsplicht

De vergunningsplicht geldt voor instellingen met meer dan 10 zorgverleners, ook voor mondzorgpraktijken. Nu is het zo dat mondzorgpraktijken deze vergunning van rechtswege hebben, maar vanaf 1 januari 2022 moeten zij zelf de vergunning aanvragen. Dit geldt voor nieuwe en bestaande praktijken. Bestaande zorgaanbieders moeten dit binnen twee jaar doen nadat de wet in werking is getreden. De nieuwe zorgaanbieders moeten dit doen voordat men met de zorgverlening start.

Bestuursstructuur

Er gaan ook eisen gesteld worden aan de bestuursstructuur. Deze moet transparant zijn en men moet een interne toezichthouder aanstellen. De interne toezichthouder moet uit drie onafhankelijke personen bestaan. Deze verplichting rondom de bestuursstructuur geldt voor een praktijk met meer dan 25 zorgverleners.

Jaarverantwoording

Om de jaarverantwoording is nog veel te doen. Deze regeling ligt nog niet vast, maar het concept zorgt voor veel onrust, omdat er heel veel gevraagd gaat worden van zorgaanbieders. Alle zorgaanbieders met uitzondering van solisten en zzp’ers worden verplicht openbaar jaarverantwoording af te leggen, met behulp van een jaarrekening, accountantsverklaring, een vragenlijst over de financiële bedrijfsvoering en een bestuursverslag. Dit zorgt voor erg veel administratieve en financiële lasten. De KNMT is nog aan het lobbyen en hoopt deze regel werkbaarder te krijgen.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Gezondheidsrecht: wat staat u in 2021 te verwachten?’ door Gabie Bakker tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu 2020.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Wtza administratie

Nieuwe wet (Wtza) voor praktijkhouders nauwelijks uitvoerbaar en onbetaalbaar

De Eerste kamer heeft de nieuwe Wet toetreding zorgaanbieders aangenomen (Wtza) in de zomer van dit jaar aangenomen. Zoals het ernaar uitziet wordt de Wtza per 1 juli 2021 ingevoerd. De wet regelt het toezicht op zorgaanbieders en aan welke eisen zij moeten voldoen om zorg te mogen verlenen. Gedurende het afgelopen jaar hebben de diverse eerstelijns koepelorganisaties, waaronder KNMT en ANT, meermaals aan de bel getrokken over de gevolgen van deze wet voor de eerstelijnszorg en met name voor de praktijken waar minder dan 50 personen werken. Onlangs hebben de eerstelijns koepelorganisaties nog gezamenlijk gereageerd op de concept ministeriële regeling jaarverantwoording gereageerd. In deze concept wetgeving is het onderdeel jaarverantwoording uitgewerkt dat een onderdeel is van de nieuwe Wtza.

Wat is er aan de hand?

De nieuwe Wtza verplicht alle zorgaanbieders jaarlijks openbaar verantwoording af te leggen over hun financiële bedrijfsvoering, resultaat en vermogen. Het uitgangspunt is dat zorgaanbieders die (deels) met collectieve middelen worden bekostigd, aanspreekbaar moeten zijn op de professionaliteit en integriteit van hun bedrijfsvoering. Solisten, waarnemers en individuele leden van een maatschap (de (kosten)maatschap zelf wel) zijn van deze verplichting uitgezonderd.

Niet passend bij situatie

Alle zorgaanbieders worden op basis van deze regeling verplicht een jaarrekening op te maken op basis van voorgeschreven modellen die afgeleid zijn van titel 9 boek 2 BW.

Echter gaat de overheid hierbij volledig voorbij aan het feit dat het landschap van eerstelijnszorg aanbieders bestaat uit veel eenmanszaken, maatschappen en personenvennootschappen en dat deze hun jaarverantwoording niet hoeven te baseren op basis van titel 9 boek 2 BW.

Daarnaast mogen deze jaarrekeningen, in verband met vereenvoudiging, worden opgesteld op basis van fiscale grondslagen. Vanuit de concept wetgeving zou dit echter op basis van commerciële grondslagen moeten zijn.

Conclusie is derhalve dat de voorgeschreven manier van verantwoording niet passend is bij de huidige jaarverantwoording zoals deze gebruikelijk is bij een groot deel van de praktijkhouders.

Accountantsverklaring

Voor alle zorgaanbieders (inclusief zzp-ers die werken vanuit een rechtspersoon) geldt dat een controleverklaring onderdeel uitmaakt van de verplichtingen. De controleverklaring is de meest zware vorm van een accountantsverklaring! In een controleverklaring doet een accountant een uitspraak over de getrouwheid van de financiële informatie. Om deze uitspraak te kunnen doen moet een accountant kunnen steunen op diverse interne controles en de administratieve organisatie van een praktijk.

Bij zeer veel praktijkhouders zijn de diverse functiescheidingen, interne controles en een uitgebreid beschreven administratieve organisatie echter door de omvang van de organisatie vaak simpelweg niet aanwezig.

Ook de geëiste accountantsverklaring past derhalve totaal niet bij de gemiddelde omvang van een praktijk en is derhalve niet uitvoerbaar.

Administratieve lastenverzwaring

Tevens dienen alle zorgaanbieders ook nog jaarlijks een aanvullende vragenlijst in te vullen die betrekking heeft op diverse onderdelen van de bedrijfsvoering. Deze informatie is volgens de overheid van belang voor de data-analyse voor het risico gestuurde toezicht op de financiële bedrijfsvoering van zorgaanbieders. In combinatie met de hiervoor genoemde verplichtingen zorgt dit alle bij de praktijkhouders voor een enorme toename van de administratieve lasten.

Financiële lastenverzwaring

Maar naast de administratieve lasten zorgen de geëiste soort van jaarverantwoording en bijbehorende accountantsverklaring voor een enorme financiële lastenverzwaring. Op dit moment zal niet iedere zorgaanbieder de jaarverantwoording laten verzorgen door een accountantskantoor.

Indien de concept ministeriële regeling niet zal worden aangepast dan dient iedere zorgaanbieder in ieder geval een overstap te moeten maken naar een accountantskantoor. Aangezien een accountantskantoor te maken heeft met meer wetgeving en verplichtingen zal deze overstap al vaak gepaard gaan met een toename van de kosten.

Indien de verplichting voor een controleverklaring ook niet zal wijzigen dan zorgt dit nog eens extra voor een verhoging van de jaarkosten.
De verwachting is dat de praktijkhouders in de toekomst rekening zullen moeten gaan houden met een toename van de totale kosten van de jaarverantwoording van € 6.000 – € 10.000. U ziet dat de administratieve lasten en hoge kosten die de verplichtingen uit deze ministeriële regeling voor kleinschalige eerstelijnszorgaanbieders met zee meebrengen dan ook volledig uit de pas gaan lopen en niet in verhouding staan tot de tijd die deze zorgaanbieders hebben voor patiëntenzorg.

Het streven naar verlichting van administratieve lasten en kosten is met deze wetgeving is in ieder geval ver te zoeken.

Door:
Alex van Dijk, Van Helder, accountancy, belastingadvies en consultancy voor de zorg

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht mondzorg

Tuchtrecht: berisping na gebrek aan onderzoek bij parodontologie

Een tandarts heeft door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag een berisping opgelegd gekregen nadat een patiënt onherstelbare gebitsschade heeft opgelopen door een onjuiste diagnostisering en behandeling van parodontitis.

Situatie

De patiënt liet zijn mondgezondheid van halverwege 1996 tot begin 2019 controleren en schoonmaken door een tandarts. Vanaf 2010 werden tijdens verschillende controles tanden gerestaureerd, het gebit gereinigd en bitewingfoto’s gemaakt. In augustus 2018 kwam hierbij een toename van botafbraak en gingivitis naar parodontitis aan het licht.
De klager werd hierna doorverwezen naar de mondhygiënist die parodontitis constateerde en de gebruikelijke initiële behandeling startte. In een expertiserapport van behandelingen schreef de mondhygiënist onder meer dat de patiënt “enorm veel tandsteen 1e kwadrant” en “diepe tot zeer diepe pockets bij de kiezen” had. Nadat ze in april 2019 geen verdere verbetering zag werd de klager doorverwezen naar de parodontoloog. Deze constateerde multipele gingiva recessies, lokaal diepe tot zeer diepe pockets en plaatselijk botverlies. De prognose voor verschillende kiezen werd als slecht of zeer dubieus beoordeeld.

Klacht

De klager verwijt de tandarts vijf punten. Drie klachten hebben betrekking tot tekortschieten in de onderzoeksplicht waardoor uiteindelijk gevorderde parodontitis te laat is opgemerkt. De patiënt is van mening dat onherstelbare gebitsschade is ontstaan doordat hij naar aanleiding van een foto niet naar een parodontoloog maar naar een mondhygiënist werd doorverwezen. Daarnaast zou de beklaagde zelf verantwoordelijk zijn geweest voor het reinigen van het gebit en was dit dus niet goed uitgevoerd volgens de patiënt. Tot slot wordt de tandarts verweten dat hij geen medisch dossier heeft vastgelegd en bijgehouden.

Beoordeling

Klachten over behandelingen ouder dan tien jaar zijn verjaard en worden niet beoordeeld. Het College beoordeelt in de andere gevallen of de tandarts binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuiting is gebleven. Het Paro-protocol is hierbij van belang omdat hiermee het parodontale proces kan worden gediagnosticeerd en gevolgd zodat op tijd kan worden ingegrepen. Ook wordt meegenomen dat de beklaagde niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld is en naar de klager spijt heeft betuigd.

De beklaagde heeft het Paro-protocol niet gevolgd en had, naar het oordeel van het College, al in november 2016 de parodontitissignalen moeten opmerken. Toen waren er al aanzienlijke pockets en was botafbraak zichtbaar. De beklaagde wordt hierom tuchtrechtelijk verwijtbaar bevonden wegens tekortschieten in de zorgplicht naar de patiënt. Het verwijzen naar een mondhygiënist in plaats van een parodontoloog is echter niet ongebruikelijk.

Met betrekking tot de verweten slechte gebitsreiniging heeft het College niet kunnen vaststellen dat het reinigen (jarenlang) onjuist is gebeurd. Tot slot is er geconstateerd dat het medisch dossier summier is en dat er geen gegevens over de parodontologische diagnostiek zijn vastgelegd. Dit voldoet niet aan de richtlijnen en de klacht is dan ook gegrond verklaard.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag heeft de klachten gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts een berisping opgelegd.

Bron:
overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Nieuwe fotomethode beoordelen wortelpositie beoordelen kan stralingsdosis verlagen

Nieuwe fotomethode beoordelen wortelpositie beoordelen kan stralingsdosis verlagen

Een nieuwe fotomethode zou de straling waar patiënten aan blootgesteld worden tijdens orthodontische behandelingen kunnen verminderen. Dat blijkt uit onderzoek aan de Universiteit van Californië, San Francisco.

De nieuwe fotomethode belooft niet alleen van nut te zijn tijdens orthodontistische behandelingen, maar ook bij andere soorten behandelingen waar de wortelpositie moet worden beoordeeld.

ERP-setup

De nieuwe methode wordt Expected Root Positioning Setup, ofwel ERP-setup, genoemd. Deze techniek legt een digitaal model over de bestaande Cone-Beam CT scan (CBCT scan) heen. In hun publicatie in het American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics (2019) vertellen de onderzoekers uitgebreid hoe de methode gebruikt kan worden voor orthodontische en andere tandheelkundige behandelingen.

Het bepalen van de wortelpositie is essentieel voor een succesvolle orthodontistische behandeling. Clinici maken daarom vaak gebruik van een CBCT-scan voor het plannen van een voorbehandeling of tussentijdse behandeling. Dit stelt de patiënt echter bloot aan straling, iets wat natuurlijk zo veel mogelijk voorkomen moet worden. Een ERP-setup geeft minder straling af, daarom wilden de onderzoekers kijken of hun nieuwe methode even betrouwbaar is als de bekende CBCT-scan.

“Het doel van deze studie was om te bepalen of de ERP-setup nauwkeurig en betrouwbaar kon worden gebruikt om klinische aanbevelingen te doen voor beugel-herpositionering op basis van de wortelpositie bij een afspraak voor tussentijdse behandeling”, aldus de onderzoekers.

Even betrouwbaar als CBCT

Tijdens hun onderzoek namen de onderzoekers een kleine steekproef van tien patiënten die de tandarts op de Universiteit van Californië bezochten. Naast dat zij allemaal CBCT-scans kregen tijdens hun voorbehandeling en tussentijdse behandeling, werd van hen ook een digitaal model gemaakt met behulp van de ERP-setup. Vervolgens werd aan vier clinici gevraagd naar zowel de CBCT-scans als de ERP-setup van de tussentijdse behandeling te kijken en hun advies te geven betreffende de beugels die ze zouden herpositioneren.

Na een reeks analyses kwamen de onderzoekers tot de conclusie dat de ERP-setup en CBCT-scans dezelfde resultaten opleverden. Dat wil zeggen: de clinici gaven hetzelfde of een vergelijkbaar advies op basis van de verschillende foto’s. Over de uitkomst zeggen de onderzoekers het volgende:

“De intermethodische-betrouwbaarheidstest tussen de CBCT-scan en de ERP-setup heeft een substantiële overeenstemming opgeleverd, wat aangeeft dat de ERP-setup een betrouwbaarheid heeft die vergelijkbaar is met de CBCT-scan bij het nemen van klinische beslissingen over de wortelpositie.”

Nog niet klaar voor implementatie

De ERP-setup lijkt dus een veelbelovend alternatief te zijn voor de CBCT-scan. Het is even betrouwbaar, maar de patiënt wordt een stuk minder blootgesteld aan straling. De nieuwe methode is echter nog niet klaar voor implementatie. De technologie heeft momenteel een lange insteltijd, hoewel het al beter is dan toen de onderzoekers het in deze studie testten. Bovendien is het afhankelijk van een nauwkeurige kroon-positionering en werkt het dus niet voor patiënten met veel restauratief werk.

Bron:
American Journal of Orthodontics and Dentofacial Orthopedics

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving

Shared decision making: een continu proces

Binnen de WGBO wordt ‘informed consent’ aangescherpt tot door ‘shared decision making’. Agatha Hielkema van de VvAA legde op Mondzorgpraktijk Anno Nu uit wat dit inhoudt en wat de gevolgen hiervan zijn voor mondzorgverleners.

Veranderingen binnen WGBO

Per 1 januari 2020 vinden er veranderingen plaats binnen de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Een van deze veranderingen is dat de eis van ‘informed consent’ wordt aangescherpt tot ‘shared decision making’. Deze verandering geldt voor de hele gezondheidszorg. Eigenlijk wilden politiek en veldpartijen verschillende wetten met betrekking tot de gezondheidszorg samentrekken tot één mammoetwet. Omdat dit op veel bezwaren stuitte, is uiteindelijk besloten om dit niet te doen, maar om wel bestaande wetgeving uit te breiden en aan te passen, waaronder de WGBO. Alle doorgevoerde veranderingen zijn gericht op versterking van de positie van de patiënt.

Behandelingsovereenkomst

De behandelingsovereenkomst is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Uitgangspunt hierbij is dat twee partijen met elkaar een overeenkomst aangaan. De zwakkere partij wordt hierin een bepaalde mate van bescherming geboden. Bij een behandelingsbijeenkomst is die zwakkere partij de patiënt.
Een overeenkomst komt tot stand door wilsovereenstemming. Het is daarbij niet alleen van belang wat er op papier staat, maar ook wat de bedoeling is geweest van beide partijen. Dit geldt voor algemene overeenkomsten. Voor de behandelingsovereenkomst zijn veel verplichtingen dwingend vastgelegd in de wet.

Van informed consent naar shared decision making

Bij informed consent kwam de hulpverlener met een behandelplan, dat hij voorlegde aan de patiënt. De patiënt moest ook worden geïnformeerd over risico’s, alternatieven en alles wat de patiënt over de behandeling moest weten, maar ten opzichte van de nieuwe regeling lag het voorstel en initiatief meer bij de zorgverlener.
Daar zit echter een wat ongelijke verhouding in. Daarom wordt de wilsovereenstemming nu verder uitgewerkt in shared decision making. In essentie gaat het daarbij nog steeds over die wilsovereenstemming, maar wat er tussen de zorgverlener en de patiënt besproken moet worden is aangevuld. De tekst van de wet is op dat punt nu uitgebreider en aangescherpt.

Passend bij bevattingsvermogen

De hulpverlener moet informatie verstrekken die passend is bij het bevattingsvermogen van de patiënt. Je moet hiermee rekening houden bij kinderen, oudere mensen en mensen met een beperking, maar ook bij mensen die ‘compos mentis’ zijn. Omdat voor volwassenen tandzorg geen verzekerde zorg is onder de zorgverzekeringswet, speelt de factor geld ook een rol. Ook mensen met een smalle beurs moeten kunnen overzien wat de voor- en nadelen zijn van de keuze die zij moeten maken over hun eigen mondgezondheid.
De zorgverlener heeft een verplichting om er voor te zorgen dat de informatie passend is. Je moet het gevoel hebben dat je boodschap overkomt. Folders en patiënteninformatie kunnen ter ondersteuning worden meegegeven of digitaal worden aangeboden.

Dialoogmodel

Je moet zo veel mogelijk met elkaar in gesprek zijn op basis van wederzijds vertrouwen, zodat de patiënt zijn medewerking aan de behandeling kan en durft te verlenen.
Wat echter vaak voorkomt is dat een patiënt de behandeling niet voortzet, soms zonder de tandarts hiervan bericht te geven. Patiënten die de behandeling niet voortzetten moeten zijn geïnformeerd wat dat voor hun mondgezondheid kan betekenen.

Checklisten

Wat moet er aan de orde komen bij shared decision making? Er zijn verschillende checklisten die een hulpverlener kunnen helpen om te kijken of je alle onderdelen goed in beeld hebt, onder andere van de KNMT. De volgende zes punten moeten aan de orde komen.

1. Hulpvraag vaststellen

Welke situatie geeft aanleiding tot de behandeling, wat is de initiële hulpvraag? Een hulpvraag is als een patiënt een afspraak maakt of terugkomt voor een reguliere controle. Het is onvoldoende om te zeggen dat wat de patiënt vraagt, de hulpvraag is. Er kan altijd al een historie zijn. Ook kun je er tijdens je onderzoek achter komen dat er iets aan de hand is waar de patiënt nog geen weet van heeft. De hulpvraag kan en moet zo nodig dus aangevuld worden door de mondzorgverlener.

2. Welke scenario’s zijn er?

Je moet altijd bespreken welke scenario’s er zijn. De beste oplossing voor de mondgezondheid kan bijvoorbeeld te duur zijn of lastig uit te voeren bij angstige patiënten. Hier is veel informatie over uit te wisselen. Vertel duidelijk wat de verschillende stappen in de behandeling zijn. Je moet je afvragen in hoeverre een patiënt de verschillende mogelijkheden kan overzien, terwijl hij zich afvraagt wat het allemaal gaat kosten. Omdat de patiënt het zelf moet betalen, speelt geld een belangrijke rol. Je moet je afvragen waar hij meer aan heeft: de perfecte, maar erg dure oplossing of de ‘second best’ oplossing die hij wel kan betalen.

3. Schriftelijke of elektronische informatie

De patiënt moet schriftelijke informatie kunnen krijgen. Volgens de nieuwe WGBO mag dit ook elektronische informatie zijn; je mag dus ook een folder per e-mail naar de patiënt sturen.

4. Schriftelijke informatie op verzoek

De patiënt moet geïnformeerd worden over de tarieven. Bij een behandeling die meer kost dan 250 euro, moet hij een begroting krijgen.

5. Alles begrepen?

Je moet zo veel mogelijk aansluiten bij het bevattingsvermogen van de persoon in kwestie. Als dat niet mogelijk is, dan moet de wettelijk vertegenwoordiger toestemming geven.
Een jongere van 16 jaar of ouder die wilsbekwaam is, mag zelfstandig de behandelingsovereenkomst aangaan, ook als de ouders de behandeling moeten betalen. Die jongere moet ook toestemming geven als er iemand bij de behandeling aanwezig is en ook als je in het dossier een contactpersoon wilt noteren. Voor kinderen tussen de 12 en 16 jaar gelden specifieke regels voor toestemming voor de behandeling.

6. Gezamenlijke besluitvorming en toestemming

Een patiënt mag zijn toestemming voor een behandeling later weer intrekken. Bij een behandeling in delen waarbij al kosten gemaakt zijn, moet de patiënt de gemaakte kosten dan wel betalen. Als je denkt dat een patiënt mogelijk wil afhaken, doe je er goed aan hem hier op te wijzen.
Bij kinderen onder de 16 jaar is toestemming van beide met gezag belaste ouders nodig.

Conclusie

Shared decision making is een continu proces. Je moet goede zorg blijven aanbieden, ook als de patiënt de behandeling niet afmaakt of niet goed nakomt. Als bijvoorbeeld een patiënt niet goed poetst, moet je hierover steeds opnieuw in gesprek gaan.
Je moet je ook steeds afvragen of je nog toestemming voor een behandeling hebt. Je moet telkens opnieuw de situatie bespreken, benoemen wat je aantreft en dat noteren. Die continuïteit is de belangrijkste wijziging die uit de wetswijziging voortvloeit.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de workshop ‘Shared decision making, de nieuwe WGBO-eis’ door Agatha Hielkema tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Agatha Hielkema is senior jurist Gezondheidsrecht bij VvAA Juridisch Advies en Rechtsbijstand.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Ondernemen, Wet- en regelgeving

Tuchtrecht: waarschuwing wegens niet met vereiste bekwame spoed handelen na tanduitval

Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft een tandarts een waarschuwing opgelegd nadat deze niet met de vereiste spoed handelde na de uitval van een blijvende tand. Er zat te veel tijd tussen het bellen na het verlies van de tand en de behandeling.

Situatie

De klacht was afkomstig van een ouder van zijn minderjarige zoon. Deze patiënt was gevallen en had daarbij een blijvende voortand verloren. Vijf minuten daarna heeft zijn moeder de spoedgevallendienst gebeld, waarna de telefonist een spoedmelding aanmaakte en zei dat de moeder door de tandarts gebeld zou worden. De moeder bewaarde de tand intussen in een glas melk.
Nadat de tandarts 39 minuten later nog niet had gebeld, heeft de moeder nogmaals gebeld met de spoedgevallendienst. Ongeveer 10 minuten daarna ontving de tandarts een melding op het semafoonnummer, waarna hij haar heeft gebeld. De patiënt kon een uur later naar de praktijk komen. Eerder was niet mogelijk omdat zijn assistente van ver moest komen en niet veel eerder op de praktijk kon zijn. Uiteindelijk werd de tand teruggeplaatst en een spalk geplaatst.

Klacht

De klager verwijt de beklaagde dat de tandarts niet heeft gereageerd naar aanleiding van het eerste gesprek tussen moeder en spoedgevallendienst. Ook verwijt de klager de tandarts dat er een te grote tijdspanne zat tussen het verlies van de tand, het bellen door de tandarts en het tijdstip waarop de patiënt in de praktijk mocht komen. De tandarts zou daarmee in strijd hebben gehandeld met de KNMT-praktijkrichtlijn “Opvang tandheelkundige zorg buiten praktijkuren”.

Beoordeling

Het gaat er bij deze beoordeling niet om of de verweerder beter had kunnen handelen, maar of hij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuiting is gebleven. Hoewel de tandarts zei dat hij niet eerder dan hij de moeder heeft gebeld de melding heeft gekregen op de semafoon, is de oproep wel eerder verstuurd. Aangezien niet vastgesteld kan worden of de eerste oproep daadwerkelijk de tandarts heeft bereikt, werd dit buiten beschouwing gelaten.
Bij het uitvallen van een tand is het belangrijk om de tand zo snel mogelijk terug te plaatsen. Gelet hierop had de tandarts, aldus het tuchtcollege, de patiënt sneller naar de praktijk moeten laten komen. De tandarts had zonder assistente al kunnen beginnen met de behandeling. Het spalken had eventueel later kunnen worden gedaan. Als de tandarts echt niet zonder de assistente iemand kan behandelen, is het zijn verantwoordelijkheid dat er tijdens diensturen dan ook altijd een assistente aanwezig is.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle heeft de klacht gegrond verklaard en een waarschuwing opgelegd.

Bron: overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrechter

Tandarts krijgt waarschuwing van tuchtrechter na uitschrijven patiënt

Afgelopen oktober deed de tuchtrechter in Zwolle uitspraak in een zaak tussen patiënt en tandarts. De tandarts werd aangeklaagd om het feit dat hij de patiënt zonder waarschuwing uitschreef en deze slecht behandeld heeft. De patiënt werd gedeeltelijk in het gelijk gesteld en de tandarts kreeg een waarschuwing.

Situatie

De patiënt (klager) stond vanaf juli 2017 ingeschreven bij de tandarts (beklaagde). Op 12 juli 2017 werd een behandelplan en kostenoverzicht opgesteld. Daarin werd voor de bovenkaak voor €1372,05 aan behandelingen en voor de onderkaak voor €4200,04 aan behandelingen vastgelegd. Er zouden onder andere kronen gezet worden, cariës behandeld worden met composiet en tandsteen verwijderd worden. Tenslotte werd voor een frame voor de onderkaak een bedrag van € 801,20 begroot.

In september en oktober werd een groot deel van de behandelingen uitgevoerd. In november ontstond er vervolgens onenigheid over de betaling van de behandeling. Na menig mailcontact was de tandarts van mening dat de patiënt de betaling wilde vertragen. In december schreef de tandarts het volgende: “Aangezien u zich niet aan de afspraken hebt gehouden en niet binnen de gestelde termijn uw achterstand hebt voldaan, schrijf ik u bij deze uit in onze praktijk. Zo kan ik niet de zorg en de verantwoordelijkheid dragen.”

De patiënt week uit naar een andere tandarts voor de rest van zijn behandelingen. Deze tweede tandarts liet in april 2019 het volgende weten: “De brug is niet goed passend op de elementen waardoor er bij alle elementen cervicale cariës te vinden is. Daarom heb ik de brug verwijderd en ben ik het volgende tegengekomen: onder de brug er was geen opbouw gemaakt van composiet waar te nemen.”

Klacht

Op basis hiervan klaagde de patiënt de tandarts aan. De officiële aanklacht betrof onzorgvuldige en onvolledige behandeling. De patiënt had pijn geleden en er is gebleken dat er geen goed aansluitende brug was en dat er geen behandeling met composiet heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft de patiënt kosten moeten maken voor de rest van zijn behandeling en is deze zonder geldige reden uitgeschreven uit zijn praktijk.

Beoordeling

Ten eerste geeft het college in haar beoordeling aan dat pijn leiden inherent is aan de behandeling van gebitsproblemen, en dat deze klacht dus niet gegrond is. Daarnaast geeft het college aan dat de uitspraak van de tweede tandarts onvoldoende bewijs biedt dat deze problemen veroorzaakt werden door nalatige behandeling van de originele tandarts. Bovendien was de periode tussen behandelingen (1,5 jaar) te lang om met zekerheid te kunnen zeggen dat de extra gemaakte kosten te verhalen zijn op de originele tandarts.

De aanklager werd op sommige punten wel in het gelijk gesteld. Zo kon de tandarts niet aannemelijk maken dat de elementen 33-43 met composiet zijn behandeld. Die behandeling stond niet vermeld op de patiëntenkaart. Vermelding op een begroting van een behandelplan achtte het college onvoldoende.

Tenslotte oordeelde het college dat de uitschrijving van de patiënte onvoldoende gegrond was en dat deze niet zonder waarschuwing had mogen plaatsvinden. Bovendien had de tandarts moeten helpen met het behandelen of doorverwijzen van de patiënt totdat deze een nieuwe tandarts had gevonden.

Uitspraak

De patiënt werd dus gedeeltelijk in het gelijk gesteld. De tandarts had zijn behandelingen en de kosten beter moeten communiceren en had de uitschrijving van de patiënt bij zijn praktijk beter moeten afhandelen. Het college hield er rekening mee dat de tandarts voor het eerst in aanraking kwam met de tuchtrechter legde deze een waarschuwing op.

Bron:
Overheid.nl 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
recht

Tuchtrecht: berisping wegens onvoldoende informatievoorziening, onjuistheden op patiëntenkaart en declaratiegedrag

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft een aanklacht tegen een tandarts deels gegrond verklaard. De patiënt klaagde de tandarts aan wegens een gebrek aan voldoende informatieverstrekking, het stellen van een onjuiste diagnose, het opstellen van een onjuiste verklaring, en het onjuist declareren.

Situatie

De klager had bij de verweerster een intakegesprek voor een gebitsbehandeling. Nadat de staat van het gebit van de patiënt was besproken en gipsmodellen en röntgenfoto’s waren gemaakt, werd een behandelplan opgesteld. Hierin staan verscheidene mondhygiëne en endodontische behandelingen, restauraties en extracties vermeld. Het behandelplan is schriftelijk bevestigd door de tandarts, maar het informed consent heeft de patiënt niet teruggestuurd.

De behandeling werd een maand later deels uitgevoerd en in rekening gebracht. De klager reageerde op de nota’s dat meer ingrepen in rekening waren gebracht dan uitgevoerd. Hierop werden de nota’s uiteindelijk verminderd.

Klacht                                                                                                                                                              

De klager verwijt de verweerster vier dat verweerster:

  • voor en na de behandeling onvoldoende informatie heeft verstrekt;
  • een onjuiste diagnose heeft gesteld of een onjuiste behandeling heeft gegeven;
  • een onjuiste verklaring of rapport heeft opgesteld;
  • onjuist heeft gedeclareerd.

Beoordeling

Het gaat er bij deze beoordeling niet om of de verweerster beter had kunnen handelen, maar of ze binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuiting is gebleven. Hoewel voor en na de behandeling informatie is verstrekt aan de klager over de behandeling, heeft de verweerster niet het volledig medisch dossier verstrekt op verzoek van klager. Daarmee heeft zij de klager niet voldoende geïnformeerd, dus het eerste klachtonderdeel is gegrond.

Het tweede klachtonderdeel is ongegrond omdat niet is vastgesteld dat er een onjuiste diagnose of behandeling is geweest.

De verweerster heeft toegegeven dat bepaalde verrichtingen niet zijn uitgevoerd maar wel zijn gedeclareerd. Dit betreft een onjuiste rapportage aan de patiënt en zodoende is het derde klachtonderdeel gegrond.

Tenslotte is ook het laatste klachtonderdeel gegrond omdat de tandarts verschillende en substantiële bedragen te veel heeft gedeclareerd.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft besloten om de verweerster een berisping op te leggen.

Bron:
Overheid.nl 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tweede kamer (Ont)regel de zorg trage maar gestage vooruitgang

(Ont)regel de zorg: trage maar gestage vooruitgang

Met het initiatief (Ont)regel de zorg probeert het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo veel mogelijk regels in de zorg te schrappen of versimpelen. Het uiteindelijke doel van het initiatief is ervoor zorgen dat zorgverleners minder tijd kwijt zijn aan het bijhouden en uitvoeren van regels, en meer tijd hebben te besteden aan de patiënten.

Kleine stapjes

Het doel is mooi, maar de uitvoering blijkt lastig. Veel vooruitgang is er nog niet geboekt sinds (Ont)regel de zorg 11 juli 2019 werd aangeboden aan het Ministerie van VWS. Toch zijn er kleine stapjes in de goede richting te ontdekken. Uit een tussentijds onderzoek van VvAA blijkt dat tandartsen het afgelopen jaar een klein beetje minder regeldruk ervaarden en dat ze iets minder tijd kwijt waren aan regelgeving. Het effect is tot dusver echter minimaal.

KNMT-voorzitter Wolter Brands ziet nog veel ruimte voor verbetering. Hij wil echt een verschil gaan maken: ‘Daarom blijven wij hard trekken aan de 9 punten uit de schrap- en verbeteragenda voor de mondzorg die we eerder dit jaar samen met onze leden en belanghebbenden zoals zorgverzekeraars en toezichthouders hebben opgesteld.’

Schrapagenda

Als onderdeel van het initiatief stelde de KNMT 9 punten op die verbeterd kunnen worden binnen de mondzorg . Zo werd er onder meer kritisch gekeken naar de regels omtrent het aanvragen van machtigingen bij zorgverzekeraars, de prijslijst van tandtechnische prestaties en het stickeren van steriele instrumenten.

Rol KNMT

In de brief die Minister De Jonge onlangs aan de Tweede Kamer stuurde wordt de KNMT beroepsorganisatie nadrukkelijk genoemd als initiatiefnemer van een agenda voor het schrappen van regels in de mondzorg. Daarnaast werd de KNMT – net als alle andere zorgverleners en patiënten die een bijdrage leveren het programma – in de brief bedankt voor hun inzet.

Bron:
KNMT

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
tuchtrechter

Kunnen tandartsen een tuchtklacht tegen elkaar indienen?

Veel BIG-geregistreerde zorgaanbieders krijgen tijdens hun carrière één of meerdere keren te maken met een tuchtklacht. Zo ook tandartsen. Doorgaans is het de patiënt die een tuchtklacht indient tegen zijn of haar tandarts, en in sommige gevallen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd. Dat een collega-tandarts een tuchtklacht indient, komt echter maar zelden voor. Hoe zit dat?

Tandarts met spoeddienst ‘doet maar wat’

Patiënten van mondzorgprofessionals krijgen, net als andere patiënten, uiteraard na de reguliere werktijden wel eens te maken met (onhoudbare) pijnklachten. In sommige gevallen leiden deze klachten ertoe dat de betreffende patiënt moet worden gezien en behandeld door een tandarts die spoeddienst heeft. Het kan derhalve voorkomen dat een patiënt die bij u in de praktijk is ingeschreven, tijdens de spoeddienst, door een collega wordt gezien en zo nodig door die collega wordt behandeld. Over het algemeen worden dergelijke behandelingen volgens de regelen der kunst uitgevoerd, maar dat is niet altijd zo.

Tuchtzaak

Een dergelijke situatie deed zich ook voor in een kwestie waarover het Regionaal Tuchtcollege (RTG) te Zwolle zich onlangs diende te buigen. Wat was er aan de hand?
Een patiënte van een tandarts (die later een tuchtklacht indiende) is door de beklaagde tandarts (verweerder) gezien en behandeld tijdens de spoeddienst in verband met pijnklachten. De patiënte bleef echter pijnklachten houden en is door haar eigen tandarts verder behandeld. Deze tandarts, de eigen tandarts van de patiënte, heeft vervolgens tegen verweerder een tuchtklacht ingediend inhoudende dat verweerder bij de betreffende patiënte een onzorgvuldige behandeling heeft uitgevoerd.

Kan de ‘eigen tandarts’ klagen over de tandarts met spoeddienst?

De vraag is nu of de eigen tandarts wel een voldoende ‘rechtstreeks belang’ heeft bij het indienen van de klacht. Met andere woorden, is de eigen tandarts klachtgerechtigd ? Het RTG beantwoordt deze vraag ontkennend.

Eigen tandarts niet geschaad in professionele autonomie

Het RTG stelt dat er door de eigen tandarts geen feiten of omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan de eigen tandarts door het handelen van verweerder in zijn professionele autonomie of anderszins zodanig is geschaad, dat hij daardoor een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang heeft. De eigen tandarts heeft gesteld dat zijn rechtstreekse belang is gelegen in het feit dat hij gebaat is bij een zorgvuldige behandeling van zijn patiënten tijdens de spoeddienst. Het RTG gaat hier niet in mee. Immers, de tandarts onderscheidt zich daarin niet van anderen, aangezien elke beroepsbeoefenaar belang heeft bij een goede waarneming van patiënten in geval van afwezigheid. Klager werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard en een inhoudelijke beoordeling heeft niet plaatsgevonden.

Conclusie: Klager over collega’s kan doorgaans dus niet

Het bovenstaande betekent dat een tuchtklacht tegen een collega-tandarts over de kwaliteit van een behandeling die tijdens een spoeddienst werd uitgevoerd, over het algemeen, niet tot een inhoudelijke beoordeling over die behandeling zal leiden.
Door: Daniël Post & Lisette Greebe, Eldermans | Geerts, Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

5 november 2019: Kosteloos seminar over tuchtrecht en klachtrecht
Op 5 november 2019 organiseren wij een kosteloos seminar waarin wij zorgaanbieders praktische handvatten geven, zodat u weet wat te doen indien u onverhoopt geconfronteerd wordt met een tuchtklacht of klacht bij een Geschilleninstantie. Meer informatie en aanmelden kosteloos seminar over tuchtrecht en klachtrecht

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht - verdwenen tandarts definitief uit functie gezet

Tuchtrecht: verdwenen tandarts definitief uit functie gezet

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft een aanklacht tegen een tandarts als gegrond beoordeeld. De tandarts heeft zowel voor, tijdens als na praktijkbeëindiging zijn patiënten niet geïnformeerd omtrent de situatie en vervolgstappen.

Situatie

Deze klacht is gebaseerd op 69 klachten van patiënten die de Inspectie in 2017 heeft ontvangen. De patiënten in kwestie hadden vragen omtrent hun tandarts. De tandarts zou volgens mediaberichten zijn praktijk hebben beëindigd. De patiënten waren hier niet van op de hoogte gesteld. Ook was er geen enkele hulp wat betreft doorverwijzing naar een andere tandartspraktijk en bleven aanvragen om (digitale) dossiers onbeantwoord. De tandarts is tot op heden onbereikbaar.

Klacht

De Inspectie heeft een klacht tegen de tandarts ingediend omdat deze volgens hen in strijd heeft gehandeld met de zorg die een tandarts ten opzichte van zijn patiënten moet hebben. De tandarts heeft niet alleen diens praktijk beëindigd zonder patiënten hierover te informeren, maar is verdwenen zonder deze patiënten over te dragen of te informeren over de spoedgevallendienst. Daar komt bij dat er geen voorzieningen zijn getroffen wat betreft de patiëntendossiers.

Beoordeling

Aangezien de tandarts geen verweer heeft gevoerd, volgt het college de bevindingen van de Inspectie en de daaruit getrokken conclusies. Er moet worden aangenomen dat de tandarts na praktijkbeëindiging naar het buitenland is vertrokken. Dit gebeurde zonder diens patiënten te informeren of de continuïteit van hun zorg te waarborgen. Daar komt bij dat de dossiers van alle patiënten zijn verdwenen. Dit neemt niet alleen hun recht tot inzage weg maar kan ook gevolgen hebben voor de patiëntveiligheid. Zo kunnen zij worden blootgesteld aan onnodige straling voor het samenstellen van een nieuw dossier. Ook bevatten de dossiers persoonlijk informatie, waarvan nu onbekend is waar dit terecht is gekomen.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege heeft alle klachten gegrond verklaard. De inschrijving in het register van de tandarts in kwestie is doorgehaald en de tandarts is geschorst. Het recht tot herschrijving is tevens ontzegd.

 

Bron:
tuchtrecht.overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving

De beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst door mondzorgprofessionals

Patiënten kunnen vrij eenvoudig een behandelingsovereenkomst met hun zorgverlener opzeggen. Andersom is het een stuk lastiger: mondzorgverleners kunnen slechts onder bepaalde omstandigheden de behandelingsovereenkomst met een patiënt opzeggen. Om welke omstandigheden gaat het?

Specifiek voor tandartsen bestaat de notitie ‘Het beëindigen of niet-aangaan van een behandelingsovereenkomst’. Deze notitie is nog steeds actueel en gebaseerd op de KNMG-richtlijn ‘Niet-aangaan of de beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’.

Gewichtige redenen

De wet bepaalt dat het opzeggen van de behandelingsovereenkomst alleen kan als sprake is van ‘gewichtige redenen’. Maar wanneer is er sprake van ‘gewichtige redenen’ ? In de notitie worden de navolgende situaties benoemd:

  • De patiënt gedraagt zich herhaaldelijk onheus of agressief jegens de tandarts of andere praktijkmedewerkers;
  • De patiënt weigert aan de behandeling mee te werken;
  • De tandarts heeft een aanmerkelijk belang bij het beëindigen van de behandelingsovereenkomst en wel zodanig dat voortzetting van de overeenkomst redelijkerwijs van hem niet kan worden gevergd;
  • Tussen de patiënt en de tandarts bestaan ernstige meningsverschillen over de behandeling of de behandelmethode;
  • De tandarts en/of zijn team lijden schade doordat de patiënt zich regelmatig (jegens derden) negatief uitlaat over de tandarts en/of zijn team;
  • De patiënt weigert voortdurend de rekening te betalen.

Zorgvuldigheidseisen

Ook indien bovenstaande ‘gewichtige redenen’ zich voordoen kan de behandelingsovereenkomst alleen worden opgezegd na het in acht nemen van een aantal zorgvuldigheidseisen. Deze eisen luiden als volgt:

  1. de tandarts dringt herhaaldelijk aan op verandering van het gedrag, laat weten wat het wenselijke gedrag is en wijst op de consequenties die volgen indien het gedrag niet verandert;
  2. de tandarts waarschuwt de patiënt de behandelingsovereenkomst te zullen beëindigen als het gedrag niet verandert of als plichten niet worden nageleefd. Deze waarschuwing wordt op schrift gesteld en aan de patiënt toegezonden;
  3. de tandarts beëindigt de behandelingsovereenkomst met een opgave van redenen en bevestigt deze schriftelijk aan de patiënt met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand. Deze opzegtermijn kan alleen anders zijn indien deze zowel door tandarts als patiënt is geaccordeerd en schriftelijk is vastgelegd;
  4. de tandarts dient aan dossieropbouw te doen met betrekking tot het voornemen om de behandelingsovereenkomst te beëindigen;
  5. de tandarts zal behulpzaam moeten zijn bij het zoeken naar alternatieven voor zorg;
  6. de tandarts zal opgebouwde patiëntgegevens, na toestemming van de patiënt, aan de nieuwe behandelaar verstrekken;
  7. de tandarts zal de patiënt acute tandheelkundige hulp, zoals vastgelegd in de richtlijn ‘Opvang tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren’ blijven voortzetten of ervoor zorgen, in overleg met de patiënt, dat de hulp door een andere tandarts wordt verleend.

Uitzonderingsgevallen: onmiddellijke beëindiging

Slechts in uitzonderlijke/ernstige gevallen kan een behandelingsovereenkomst met onmiddellijke ingang worden beëindigd. Gedacht kan worden aan situaties waarbij sprake is van grensoverschrijdend gedrag, zoals lichamelijk geweld zoals slaan, spugen en/of dreigen met geweld om een behandeling af te dwingen. Doet een van deze omstandigheden zich voor dan zal de tandarts de patiënt mondeling moeten aangeven dat de behandelingsovereenkomst direct wordt beëindigd en daarbij de reden vermelden. Ook in dit geval blijft de tandarts verplicht acute hulp te geven of te organiseren. De beëindiging, de reden daarvoor en alternatieven van zorg moeten schriftelijk aan de patiënt worden bevestigd.

Illustratief: tuchtuitspraak

Uit het voorgaande volgt al wel dat de tandarts niet simpelweg kan overgaan tot het beëindigen van de behandelovereenkomst. De vraag of een zorgverlener terecht tot het beëindigen van een behandelingsovereenkomst is overgegaan, is regelmatig voorgelegd aan één van de tuchtcolleges. Illustratief is de volgende casus.
Een tandarts heeft in oktober 2011 een praktijk overgenomen. De patiënt was schriftelijk van de overname op de hoogte gebracht. Op 1 december 2009 had de patiënt voor de laatste keer een halfjaarlijkse controle laten verrichten. Op 28 februari 2012 werd de patiënt aangeschreven en werd benoemd dat hij al twee jaar niet bij de tandarts was geweest. Ook werd de patiënt uitgenodigd tot het maken van een afspraak binnen een, in de brief, genoemde termijn en werd aangegeven dat hij – mocht hij niet reageren – zou worden uitgeschreven als patiënt. Toen de patiënt niet reageerde, telefoontjes niet opnam en ook niet reageerde op zijn voicemail, werd hij uitgeschreven als patiënt.
Op 26 september 2012 heeft de patiënt contact opgenomen met de praktijk. De kroon van de patiënt was afgebroken: hij had geen pijnklachten maar wilde wel een afspraak. De praktijkmedewerker gaf aan dat de patiënt was uitgeschreven en een andere tandarts moest zoeken. Vervolgens diende de patiënt een tuchtklacht in jegens de tandarts. Het tuchtcollege heeft deze klacht gegrond verklaard:

“ Naar het oordeel van het college heeft verweerder de behandelovereenkomst met klager beëindigd zonder dat er sprake was van een gewichtige reden als hiervoor genoemd in de notitie van de NMT. De door verweerder ter zitting aangevoerde reden, namelijk dat hij geen patiënten in zijn praktijk wil hebben die niet binnen de gebruikelijke controletermijnen komen, omdat die patiënten juist vaker in verband met klachten met een spoedeisend karakter komen en derhalve de praktijkvoering sneller verstoren, acht het college geen gewichtige reden. […]. De klacht is derhalve gegrond.”.

Aan de tandarts werd een waarschuwing opgelegd.

Tot slot

Er is niet snel sprake van gewichtige redenen op grond waarvan de opzegging van een behandelingsovereenkomst gerechtvaardigd is. Slechts in een bepaald beperkt aantal gevallen is een zogenoemde ‘gewichtige reden’ aanwezig. Bovendien dient de tandarts, indien de tandarts van mening is dat sprake is van gewichtige redenen, aan allerlei zorgvuldigheidseisen te voldoen vóór de overeenkomst ook daadwerkelijk kan worden opgezegd. Waakzaamheid en zorgvuldige afweging van de (juridische) posities van de tandarts en de patiënt is dus geboden.

Door:
Daniël Post en Lisette Greebe – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs bij Eldermans|Geerts

 

 

Lees meer over: Kennis, Ondernemen, Richtlijnen, Wet- en regelgeving

Tuchtrecht: waarschuwing voor onvoldoende kennis traumatologie

Het Regionaal Tuchtcollege in Zwolle heeft een aanklacht tegen een tandarts vanuit haar werkgever als deels gegrond verklaard. De tandarts zou tijdens een traumageval niet voldoende gehandeld hebben door gebrek aan kennis.

Situatie

Deze klacht is gebaseerd op een klacht van een patiënt. Twee boventanden van deze patiënt waren door een val tijdens het mountainbiken verplaatst naar palatinaal. De tandarts concludeerde dat de tanden vast zaten. Zij heeft vervolgens een röntgenfoto gemaakt, op welke geen fractuur te zien was, en een spalkje aan de binnenkant van de patiënt zijn gebit gezet. De patiënt werd geadviseerd de volgende dag naar zijn eigen tandarts te gaan.

De werkgever heeft hierna de werkovereenkomst met de tandarts opgezegd met een opzegtermijn van drie maanden. De tandarts heeft vervolgens zelf de overeenkomst opgezegd, weliswaar op basis van een kortere opzegtermijn wat betreft de spoeddiensten. Een discussie over onder andere de opvulling van de spoeddiensten volgde.

Klacht

De behandeling van dit trauma is volgens de werkgever niet juist geweest. Tijdsverloop bij trauma maakt het lastiger en op een gegeven moment onmogelijk om tanden weer terug te plaatsen. De klacht betreft dan ook het gebrek aan kennis en onbekwaam handelen van de tandarts. Daar komt bij dat de tandarts geen poging heeft gedaan tot bijscholing en de spoeddiensten niet uitvoert.

De tandarts verzoekt het college deze klacht(en) af te wijzen.

Beoordeling

Het klachtonderdeel omtrent de spoeddiensten is volgens het college ongegrond. De partijen hebben geen overeenkomst kunnen maken, wat niet betekent dat de tandarts tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Het gebrek aan kennis op het gebied van traumatologie is wel gegrond. De tandarts had niet mogen afzien van het reponeren van de tanden van de patiënt. Daarnaast hoort het spalkje aan de buitenzijde te worden gevestigd, niet aan de binnenzijde. Dat de tandarts zich na dit voorval niet heeft laten bijscholen is ook geen reden tot tuchtrechtelijk aanspreken. De tandarts heeft tot slot haar excuses aangeboden aan de patiënt, haar fout erkend en zich laten bijscholen.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege heeft een waarschuwing gegeven aan de tandarts in kwestie.

Bron:
Overheid.nl 

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving

Wijzigingen wet- en regelgeving

Er vinden enkele wijzigingen plaats in de wet- en regelgeving op het gebied van onder andere declaraties, de minimumlonen en de informatieplicht energiebesparing. Hierbij een overzicht van de veranderingen die van belang kunnen zijn voor mondzorgprofessionals.

Minimumloon

Het volledige minimumloon geldt vanaf 1 juli 2019 voor medewerkers vanaf 21 jaar. Tot 2017 had iemand pas vanaf 23 jaar recht op het normale minimumloon, vanaf 2017 was dit vanaf 22 jaar.
Voor medewerkers in de leeftijd van 15 t/m 21 jaar is per 1 juli 2019 het minimumloon verhoogd.
Salaristabel KNMT-arbeidsvoorwaarden

Maximumdagloon

Het wettelijk minimumloon stijgt per 1 juli 2019 met 1,23%. Het dagloon voor de uitkeringen (WAO/WIA, WW en ZW) stijgt ook met 1,23%. Het maximumdagloon voor deze uitkeringen bedraagt daardoor per 1 juli 2019 € 216,90 per dag.

Bron: Rendement.nl

Declaraties

Voor bepaalde prestatiecodes moet je voortaan bij de declaratie aangeven in welke kaak de behandeling heeft plaatsgevonden. Als je dit niet doet, kan de declaratie door de zorgverzekeraar worden afgewezen.
Lijst prestatiecodes waarbij de kaak of het elementnummer vermeld moet worden

Cao-code loonheffing tandartsassistent

Vanaf 3 april 2019 geldt bij de aangifte loonheffingen voor tandartsassistenten een nieuwe cao-code voor tandarts-praktijkhouders die de KNMT-Arbeidsvoorwaardenregeling toepassen, namelijk cao-code 8105. Voor aangiften loonheffingen tot en met 2 april moet gebruik worden gemaakt van de cao-code 9999.

Bron: KNMT.nl

Subsidieregeling Praktijkleren

Als je een praktijkleerplaats aanbiedt, bijvoorbeeld aan een tandartsassistent, kun je gebruikmaken van de subsidieregeling Praktijkleren. Deze subsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die je maakt bij de begeleiding van deze werknemer. Per praktijkleerplaats kun je maximaal € 2.700,- per jaar aan subsidie krijgen.
De subsidie kun je alleen achteraf aanvragen. Voor het studiejaar 2018/2019 moet de aanvraag via het eLoket van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) tussen 2 juni 2019 en 16 september 2019 ingediend worden. Tips voor het aanvragen van de subsidie zijn te vinden op de website van RVO

Bron: rvo.nl

Informatieplicht energiebesparing

In het Activiteitenbesluit milieubeheer is opgenomen dat bedrijven en instellingen energie moeten besparen. Naast een energiebesparingsplicht geldt sinds 2019 ook een informatieplicht. Deze informatieplicht geldt als een bedrijf (bijvoorbeeld een mondzorgpraktijk) meer dan 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m³ aardgas (of een equivalent daarvan) per jaar verbruikt. Volgens RVO is dat het geval bij een kantooroppervlakte van meer dan 1.500 vierkante meter en minstens enkele tientallen medewerkers. Er zullen dus niet veel mondzorgpraktijken zijn die onder deze regeling vallen.
Als je bedrijf wel onder deze regeling valt, moet je uiterlijk 1 juli 2019 in het eLoket van RVO rapporteren welke energiebesparende maatregelen je hebt getroffen.

Bron: rvo.nl

Verbod gezichtsbedekkende kleding

Vanaf 1 augustus 2019 is het verboden om gezichtsbedekkende kleding te dragen in het onderwijs, in overheidsgebouwen, in de zorg en in het openbaar vervoer. Dan gaat namelijk de wet ‘Gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding’ in, ook wel boerkaverbod of nikabverbod genoemd. Behalve voor nikab en boerka, geldt dit verbod ook voor bivakmuts en integraalhelm. Reden voor deze wet is dat het op bepaalde locaties noodzakelijk is dat je elkaar kunt herkennen en aankijken.
De gezichtsbedekkende kleding is op deze locaties wel toegestaan als deze nodig is voor uitoefening van het werk of een sport en bij evenementen en feesten. Als er in andere situaties iemand toch gezichtsbedekkende kleding draagt, dan kun je als medewerker van die locatie hem of haar verzoeken om deze af te doen of het gebouw te verlaten.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrech

Tuchtrecht: schorsing vanwege oncollegiaal gedrag

Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft een tandarts geschorst naar aanleiding van een aanklacht betreft oncollegiaal gedrag. De klacht werd ingediend door de secretaris van de tandartsenkring waarvan de praktijk deel uitmaakt. Zowel de tandarts als zijn echtgenoot werden aangeklaagd.

Situatie

De praktijk van de aangeklaagde tandarts maakt deel uit van een tandartsenkring (hierna: de Kring). De klager is tandarts en secretaris van de Kring en klaagde zowel de tandarts als zijn echtgenote, die samen hun tandartsenpraktijk binnen de kring hebben, aan.

De verhouding tussen de klager en de verweerders was al lange tijd niet al te best. Binnen de Kring zijn afspraken gemaakt voor de opvang van tandheelkundige spoedgevallen buiten praktijkuren, waarin de dienstdoende tandarts persoonlijk bereikbaar dient te zijn. Op zaterdag 12 mei maakten meerdere patiënten gebruik van deze regeling, en kregen door de telefoniste van een tandartsenbemiddelingsbureau een afspraak ingepland op zaterdagavond, om 20:30, 20:45 en 21:00. Zij kwamen echter voor een dichte deur te staan en kregen vervolgens van de telefoniste te horen dat ze de volgende dag terecht konden bij de praktijk. Een van deze patiënten wende zich die maandag tot de praktijk van de klager met deze klacht. Vervolgens werd op naam van de verweerder een email naar deze patiënt gestuurd, waarin werd verteld dat dit een fout moet zijn geweest van het bemiddelingsbureau.

De verweerder liet zelf ook weten aan de KNMT niet tevreden te zijn met de gang van zaken en de manier waarop er werd omgegaan met spoedeisende incidenten. In zijn klacht verwees hij ook naar hoe de klagende tandarts schouder ophalend en ongeïnteresseerd reageerde op de klacht van de patiënt. Naar aanleiding hiervan diende de verweerder toen ook een klacht tegen de klager in, die later werd ingetrokken.

Tussen 2017 en 2018 zijn 300 – 400 patiënten overgestapt van de praktijk van de verweerder naar de praktijk van de klager. De redenen die hiervoor werden opgegeven zijn onder andere onverklaarbaar hoge declaraties, schending van het informed consent, schending van de privacy van patiënten, opdringerige telefoontjes, wisselende tandartsen en assistentes, pijnlijke behandelingen, verlies van vertrouwen in de tandarts, ontevredenheid over uitgevoerde behandelingen en moeizame communicatie. Vervolgens ontving de klagende tandarts vaak pas laat de dossiers van de overgestapte patiënten.

In de loop van 2018 kregen alle overgestapte patiënten een email met informatie over het versturen van het dossier voor wettelijke kosten van €5, en een link naar de website van de consumentenbond. Deze link bleek echter ongeldig: het dossier kan altijd kosteloos worden vergaard. De verweerder werd hier meerdere malen op aangesproken, maar bleef doorgaan met soortgelijke praktijken.

Klacht

De klager heeft een klacht ingediend tegen de verweerders omdat hij hen verwijt in strijd te handelen met het belang van een goede uitoefening van de gezondheidszorg omdat zij
(a) zich niet houden aan de afgesproken dienstregeling;
(b) zich grievend uitlaten over een collega;
(c) geen volledige en kosteloze medische dossiers verstrekken;
(d) zorg van onvoldoende kwaliteit leveren.

Beoordeling

Door een tandartsbemiddelingsbureau in te schakelen konden de verwerende tandartsen niet rechtstreeks bereikt worden toen dit wel had gemoeten. Het eerste klachtonderdeel is daarom als gegrond beoordeeld. Ook het tweede klachtonderdeel is als gegrond beoordeeld, aangezien de tandartsen zich in de e-mails naar de patiënt en de KNMT toe expliciet negatief uitlieten tegenover de collega tandarts (de klager). Aangezien tandartsen wettelijk gezien verplicht zijn om patiënten zo spoedig mogelijk hun dossier, kosteloos, toe te sturen, is ook het derde klachtonderdeel gegrond. Of de patiënten daadwerkelijk zijn overgestapt vanwege onvoldoende kwaliteit van de tandheelkundige zorg is niet voldoende duidelijk. Aangezien dit klachtonderdeel ook verder niet is onderbouwd door de klagende tandarts kan dit laatste klachtonderdeel niet als gegrond worden beoordeeld.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle heeft besloten om de bevoegdheid van de verweerder te schorsen voor de duur van een half jaar, waarvan 1 maand onvoorwaardelijk en 5 maanden voorwaardelijk.

Bron:
Overheid.nl 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving

Inzage in medisch dossier (ongecontracteerde) mondzorgaanbieders van de baan

In 2016 is, na veel commotie door de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen op grond waarvan zorgverzekeraars de bevoegdheid zouden krijgen tot inzage in medische dossiers van patiënten van ongecontracteerde zorgaanbieders zou ontstaan. Op dit moment heeft de ongecontracteerde zorgaanbieder immers alleen de verplichting om medische gegevens aan de verzekerde (de patiënt) te verstrekken, en niet aan diens zorgverzekeraar. Eind 2018 kwam dit voorstel op de agenda van de Eerste Kamer. Deze bleek kritisch. Uiteindelijk heeft de Minister besloten het wetsvoorstel in te trekken en wijzigt de situatie voor ongecontracteerde aanbieders, hetgeen veruit de meeste mondzorgprofessionals zijn, dus niet. In dit artikel een kort overzicht van hoe het nu zit en wat de gevolgen van het intrekken van de wet zijn.

Na drie jaar nog steeds onrust

Drie jaar in de ijskast bleek toch niet voldoende om de gemoederen helemaal te bedaren. Want ook na afloop van deze tijd bleek de Eerste Kamer kritisch ten opzichte van het Wetsvoorstel ‘Verbeteren toezicht, opsporing, naleving en handhaving in de zorg’. De Minister werd geconfronteerd met een aantal kritische vragen en beloofde aanpassing van het wetsvoorstel op vier punten:

  • de onafhankelijke positie van de medisch adviseur,
  • de inzage alleen door de medisch adviseur zelf,
  • het zo vroeg mogelijk informeren van de verzekerde over inzage in zijn medisch dossier en
  • het vastleggen van waaruit de informatie aan de verzekerde ten minste uit moet bestaan.

Minister komt toezeggingen niet na, Eerste Kamer is kritisch

De briefwisseling met de Eerste Kamer is illustratief voor het kritische karakter. Daar waar de Minister de zaak op de langere baan wilde schuiven, dringt de Eerste Kamer aan op een behandeling in mei. Uit de reactie die de Minister voorafgaand (19 april 2019) aan de geplande plenaire behandeling in mei stuurt blijkt dat de Minister de toezeggingen die hij tijdens de eerdere plenaire behandeling had gedaan, maar gedeeltelijk nakomt. Opvallend is dat de verplichting dat alleen de medisch adviseur (en dus niet het gehele controleteam) inzage mocht hebben in het medisch dossier grotendeels was verlaten en beperkt was tot inzage bij de visitatie van een zorgaanbieder.

Informeren verzekerde vooraf onduidelijk

Ook ten aanzien van de informatievoorziening aan de verzekerde werden in de reactie van de Minister zoveel slagen om de arm gehouden, dat het volstrekt onduidelijk was wanneer de verzekerde wel en niet geïnformeerd zou worden. De Minister baseert zich op een schrijven van Zorgverzekeraars Nederland waarin een groot aantal situaties werd benoemd waarin vooraf informeren van de verzekerde over inzage in zijn patiëntendossier niet mogelijk zou zijn. Deze gevallen waren zodanig ruim dat niet uitgesloten was dat in de praktijk vooraf informeren nog steeds eerder uitzondering dan regel zou zijn. Redenen om dit niet te doen waren onder andere mogelijke onrust bij de verzekerde, reputatieschade voor de zorgaanbieder, vertraging of frustratie van het controleproces (bijvoorbeeld omdat de verzekerde kan protesteren) etc. etc.

Minister wacht oordeel Eerste Kamer niet af

Het lag in de lijn der verwachting dat de Eerste Kamer geen genoegen zou nemen met de door de Minister aangedragen oplossing. Het wetsvoorstel is door de Minister de dag voor de nieuwe plenaire behandeling in de Eerste Kamer ingetrokken. Daarmee is waarschijnlijk voorkomen dat het wetsvoorstel zou zijn weggestemd.

Goed nieuws voor tandartsen en andere ongecontracteerde aanbieders

Eerder schreven wij dat de huidige wet- en regelgeving onvoldoende waarborgen biedt voor zorgaanbieders die geconfronteerd worden met een controle. Bij discussie over het wel of niet verlenen van inzage aan de zorgverzekeraar trekt de gecontracteerde zorgaanbieder vaak aan het kortste eind. Dit komt omdat de zorgverzekeraar andere middelen inzet om feitelijke medewerking af te dwingen, bijvoorbeeld door betalingen op te schorten of een zorgaanbieder uit te sluiten van contractering. Daarnaast kan de NZa ook een dwangsom opleggen als een zorgaanbieder ten onrechte niet meewerkt.

Dit vervelende scenario dreigde door de het wetsvoorstel ook voor (ongecontracteerde) tandartsen en andere mondzorgprofessionals te ontstaan. Door intrekking van de wet is dat risico voorlopig van de baan. Niet-gecontracteerde aanbieders mogen nu en dus ook straks alleen inzage geven in het medisch dossier als sprake is van toestemming van de patiënt verzekerde. Deze toestemming kan niet vooraf gegeven worden door een verplichting in de polisvoorwaarden op te nemen. De toestemming moet op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming vrij zijn. Er mogen dus ook geen negatieve gevolgen voor de verzekerde aan gekoppeld worden indien deze de toestemming weigert.

Aandacht vereist bij declareren via Vecozo

Voor mondzorgprofessionals die niet contracteren is er wel een aandachtspunt. Want als zij een betaalovereenkomst sluiten met de zorgverzekeraar, dan worden zij voor de wetgeving die ziet op inzage in dossiers toch gezien als gecontracteerde zorgaanbieder. Veel verzekeraars bieden tandartsen de mogelijkheid om – ook zonder contract – rechtstreeks te declareren via Vecozo. Sommige verzekeraars zien dit rechtstreeks declareren via Vecozo als een betaalovereenkomst op grond waarvan de tandarts volgens de zorgverzekeraar zou moeten meewerken aan de controle en inzage zou moeten bieden in de patiëntendossiers. Wij zien dit niet zo, omdat een eventuele overeenkomst met Vecozo, geen overeenkomst is met de zorgverzekeraar zoals de wet vereist. Uitzondering op deze regel is Zilveren Kruis. Wij hebben namelijk vernomen dat Zilveren Kruis alleen rechtstreeks declareren toestaat als er via Vecozo een betaalovereenkomst is geaccepteerd. In dat geval is de mondzorgprofessional – wellicht onbewust – een betaalovereenkomst overeengekomen en moet wel inzage gegeven worden in de gegevens.

Onwenselijke gevolgen voor gecontracteerde zorgaanbieders

Voor gecontracteerde partijen is de huidige ontwikkeling niet positief. Onderdeel van het wetsvoorstel was immers ook het wijzigen van de bestaande systematiek. Denk daarbij aan de informatieverplichting van de verzekerde en de verzwaarde rol van de medisch adviseur. Dit lijkt door het vervallen van het wetsvoorstel niet meer te worden veranderd.

Wijziging is wel wenselijk en ook mogelijk

Toch valt goed te beargumenteren dat deze wijzigingen nog steeds moet worden doorgevoerd. De argumentatie die Zorgverzekeraars Nederland in haar brief van 17 april 2019 aan de Minister heeft opgenomen gaat immers nog steeds op voor de gecontracteerde zorg.

Wij hebben vaker gepleit om de regels voor zorgverzekeraars bij controles aan te scherpen om een meer gelijk speelveld te creëren. Op zich staat niets er aan in de weg de door de Minister in het kader van het wetsvoorstel als wenselijk benoemde wijzigingen alsnog door te voeren. De wijzigingen zouden immers ook volgens het voorstel van de Minister door zorgverzekeraars zelf via zelfregulering worden doorgevoerd. Dat kan nog steeds, ook zonder nieuwe wet. Het lijkt ons logisch dat de wijzigingen die Zorgverzekeraars Nederland zelf blijkens haar brief aan de Minister ook passend acht, nog wel doorgevoerd worden. Hoewel deze wijzigingen onzes inziens nog niet ver genoeg gaan is het wel een stap in de goede richting.

Tot slot: aandacht voor de vuistregels bij controles

Ook ongecontracteerde mondzorgaanbieders hebben een verplichting om medewerking te verlenen aan controles door zorgverzekeraars. Inzage bieden in patiëntendossiers (of informatie verstrekken over individuele patiënten) mag echter niet, ook niet als de verzekeraar aangeeft dat dat wel is toegestaan. De gevolgen van controles kunnen ingrijpend zijn voor u of uw praktijk. Om de mondzorgaanbieder te helpen, vindt u hier de 10 vuistregels waar elke mondzorgaanbieder aan zou moeten voldoen bij een controle.

Door:
Karik van Berloo en Daniël Post – advocaten, zorgmakelaars en juridisch adviseurs bij Eldermans|Geerts

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving, Zorgverzekeringen
melden - toestemming - contract

Veilig incidenten melden via VIM-platform

Tijdens Praktijk Anno Nu gaf Lilian Knol een workshop over het veilig incidenten melden via het VIM-platform van VvAA. Ze ging in op welke incidenten voorkomen bij tandartsen en hoe je deze op het platform kunt delen.

Wkkgz

In de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) is onder andere vastgelegd dat zorgprofessionals veilig incidenten moeten kunnen melden. Zorgaanbieders zoals tandartsen mogen zelf weten op welke manier ze dit regelen, maar moeten wel een protocol hiervoor hebben. De achterliggende gedachte is dat collega’s met elkaar de incidenten moeten bespreken en ervan leren. Omdat het voor kleine praktijken vaak lastig is om dit goed te organiseren, biedt VvAA het VIM-platform aan.

Wat is een incident?

De Wkkgz gebruikt de volgende definitie voor een incident in de zorg: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en heeft geleid, had kunnen leiden of zou kunnen leiden tot schade bij de cliënt. In de mondzorg gaat het hierbij niet alleen om incidenten die tijdens de behandeling in de mond van de patiënt gebeuren; het kan ook gaan om een patiënt die bijvoorbeeld over een kabel struikelt. Andere voorbeelden zijn het afbreken van een vijltje en het lekken van bijtende spoelvloeistof in de mond bij een wortelkanaalbehandeling. Andere incidenten die voorkomen zijn onder andere het trekken van een verkeerd gebitselement, gebitsbeschadiging en het uitschieten met een boor in het tandvlees of de wang. Een meningsverschil over een factuur met een patiënt is overigens geen incident. Schade aan de portemonnee, maar niet fysiek aan de patiënt, hoort niet thuis in de VIM. Hoewel het bespreken van een dergelijke casus met collega’s zeker tot verbeteringen kunnen leiden.

Het kan iedereen overkomen

Belangrijk is om je te realiseren dat iedereen fouten maakt. Het gaat bij het veilig incidenten melden niet over ergens schuld aan hebben, maar over hoe het beter kan. Incidenten en bijna-incidenten moeten bespreekbaar zijn met collega’s en medewerkers, bijvoorbeeld tijdens het teamoverleg.

VIM-platform

Het idee achter het VIM-platform is dat zorgaanbieders hier hun incidenten kunnen melden en van elkaar kunnen leren. Maar ook dat je registratie van de incidenten op orde is. Op het VIM-platform kun je (bijna-)incidenten melden op een formulier via een digitaal portaal. Je krijgt dan een pdf met de samenvatting van het incident toegestuurd, die je vervolgens met je collega’s in je praktijk kunt delen en gebruiken in de VIM-registratie. VvAA heeft een anoniem overzicht van welke meldingen gedaan worden en maakt geleerde lessen over de incidenten, die naar alle deelnemers op het VIM-platform gestuurd worden. Als je bent aangesloten bij het VIM-platform, voldoe je aan de eisen uit de Wkkgz over het veilig incidenten melden.

Voorkomen is beter dan genezen

VvAA wil met het VIM-platform zorgaanbieders ondersteunen en tegelijk data verzamelen om met elkaar van te leren. VvAA ziet de afgelopen jaren het aantal claims gestaag toenemen. Daarnaast stijgt de schadelast per incident door allerlei oorzaken, zoals bijvoorbeeld de terugtredende overheid. Burgers draaien sneller zelf op voor zorgkosten. Als fouten en onveilige situaties worden voorkomen, komt dit de kwaliteit van zorg ten goede en zullen er ook minder claims gedaan worden. Gelukkig leidt niet ieder incident tot een claim, maar voorkomen is beter dan genezen.

Meer informatie over het VIM platform.  Het VIM platform biedt een gratis proefperiode aan van zes maanden.

Verslag door Yvette in ’t Velt van de workshop Veilig incident melden: leer van uw eigen fouten (en die van anderen) door Lilian Knol tijdens Praktijk Anno Nu.

Lilian Knol werkt bij VvAA als senioradviseur preventie en is projectleider Veilig incidenten melden.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving, Wkkgz
Vanaf 1 augustus gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding van start

Vanaf 1 augustus gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding van start

Vanaf 1 augustus 2019 gaat de wet ‘Gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding” in. Deze wet, ook wel het boerka- of nikabverbod genoemd, houdt in dat er geen gezichtsbedekkende kleding meer mag worden gedragen in overheidsgebouwen, het onderwijs, de zorg en openbaar vervoer.

Uitgesteld

Eerder was er sprake van ingang van de wet vanaf 1 juli 2019, maar minister Ollongren heeft besloten één moment van het in werk treden voor alle sectoren te kiezen. Op deze manier wordt er tevens rekening gehouden met de onderwijssector.

Implementatie

Deze wet werd in 2016 al in de Tweede Kamer aangenomen. De Eerste Kamer volgde echter pas op 26 juni 2018. De komende maanden werkt het parlement aan de implementatie van de wet.

Bron:
Rijksoverheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Werken met plezier, Wet- en regelgeving
Tandartsen aan de slag met verminderen regeldruk

(Ont)regel de Zorg: KNMT neemt initiatief verminderen regeldruk tandartsen

Tandartsen zijn een kwart van hun tijd kwijt aan administratie. Om die tijd te bekorten, kwamen vorige week tandartsen, zorgverzekeraars en andere belanghebbenden in de mondzorg bij elkaar in Utrecht, op uitnodiging van de KNMT. In een zogenaamde schrap- en verbetersessie werkten zij aan het verminderen van bureaucratie in het kader van de landelijke actie (Ont)Regel de Zorg.

Tijdens de sessie passeerde een eerder door de aanwezige tandartsen opgestelde lijst met 9 regels de revue. Samen met zorgverzekeraars, de NZa, de Patiëntenfederatie Nederland en de IGJ werden ze onder de loep genomen: konden ze afgeschaft of verbeterd worden? Doel was om te komen met verbetervoorstellen waardoor de administratieve lastendruk in de mondzorg omlaag kan, en er meer tijd vrijkomt voor de patiënt.

Wolter Brands, voorzitter van de KNMT: ‘Een van de grootste irritaties bij onze beroepsgroep is het proces van het aanvragen van machtigingen. Het nut van het moeten aanvragen valt soms te betwisten, maar ook het proces rondom afwijzingen loopt niet altijd even gesmeerd. Daar hebben we constructief met elkaar over gesproken en nagedacht over verbeteringen.’ In de sessie kwamen ook het patiëntendossier, de jaarlijkse risico-inventarisatie en –evaluatie en de verplichte publicatie van een prijslijst voor materiaal en techniek kwamen aan bod.

Bij alle 9 regels zijn ideeën geformuleerd over hoe ze minder tijd kunnen vergen en hoe het doel dat de regel dient op een andere manier gehaald kan worden. Medio april gaan de deelnemers de definitieve actielijst opstellen, waarna een begin gemaakt kan worden met schrappen en verbeteren.

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Tuchtrecht onvoldoende informatie rondom behandeling

Tuchtrecht: onvoldoende informatie rondom behandeling

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft een aanklacht tegen een tandarts als deels gegrond beoordeeld. De patiënt klaagde de tandarts aan omdat zij hem onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandeling voor een gebitsprothese.

Situatie

Toen een patiënt last had van zijn kies maakte hij een afspraak bij zijn tandarts. Deze bleek zo los te zitten dat deze ter plekke gelijk werd verwijderd, waarna er twee tanden en een kies resteerden in de bovenkaak van de patiënt. Omdat door de extractie het bovenframe van de patiënt niet meer paste werd in het medisch dossier aangegeven dat de patiënt graag een nieuw bovenframe wilde. Naar aanleiding hiervan werd hij doorverwezen naar de tandtechnicus in de praktijk. Hier werd geen behandelplan voor opgesteld. Hierna is er geen direct contact meer geweest tussen de patiënt en de tandarts.

Vervolgens vonden er zes afspraken plaats bij de tandtechnicus waarin de frameprotheses werden aangemeten, geplaatst en nabehandeld. De rekening van €1.200,- kwam echter als een verrassing, aangezien de patiënt er ten onrechte vanuit was gegaan dat deze door zijn zorgverzekering zouden worden vergoed. Toen de tandartsassistent contact met hem opnam beweerde hij dat de protheses zelfs niet gebruikt konden worden omdat zijn tanden door de protheses ontstoken waren. De afspraak waarbij zowel de tandarts, tandtechnicus als patiënt aanwezig zouden zijn werd door de patiënt afgezegd.

Klacht

De patiënt heeft een klacht tegen de tandarts ingediend omdat hij vindt dat hij in zijn behandeling is genegeerd. In plaats van, zoals hij wilde, alle tanden te trekken en een kunstgebit te plaatsen werd de ene kies direct getrokken en werd een afspraak gepland voor een frameprothese, zonder dat hem hier een keuze in werd gegeven en zonder dat informatie over de kosten met hem was gedeeld.

De tandarts heeft hier tegenin gebracht dat zij weldegelijk de opties met de patiënt heeft besproken en deze heeft doorverwezen naar de tandtechnicus zodat zij samen tot een specifiek behandelplan konden komen. Daarnaast werd haar poging tot nazorg niet aangenomen door de patiënt.

Beoordeling

Hoe het gesprek tussen de tandarts en patiënt precies is verlopen is lastig vast te stellen. De klachten met betrekking tot negeren, onvoldoende informatie, handelen zonder toestemming en handelen tegen de wens van de patiënt in zijn daarom ongegrond verklaard. Wel heeft het college erop gewezen dat een uitgebreide, duidelijke en goede vastlegging in het dossier van groot belang is voor kwaliteit en continuïteit, maar ook om verantwoordingen en toetsbaarheid van handelen te kunnen garanderen. Daarnaast heeft de tandarts zich te passief opgesteld in het contact tussen de tandtechnicus en de patiënt. Het zorgen dat deze relatie goed is, is namelijk haar verantwoordelijkheid. De klacht met betrekking tot onprofessioneel handelen is daarom gegrond verklaard.

Uitspraak

Een van de vijf klachten is gegrond verklaard. Het Regionaal Tuchtcollege heeft daarom een waarschuwing als maatregel opgelegd.

Bron:
Overheid.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving