Nieuwe richtlijn KIMO over xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie

Nu gepubliceerd: nieuwe richtlijn KIMO over xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie

De KIMO-richtlijn Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie is gepubliceerd. Vooral oudere mensen kunnen te maken krijgen met xerostomie of hyposialie als gevolg van medicijngebruik. Hoe mondverzorgers xerostomie/hyposialie zoveel mogelijk kunnen beperken is onderwerp van deze nieuwe KIMO-richtlijn. dental INFO sprak hierover met em. prof. dr. Cees de Baat, voorzitter van de richtlijnontwikkelcommissie.

Bekijk de richtlijn op de website van KIMO:

Volledige richtlijn
Samenvatting
Patiënten versie
Implementatieplan

Waarom is deze richtlijn ontwikkeld?

“In overleg met het Zorginstituut Nederland en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het KIMO het initiatief genomen om drie praktijkrichtlijnen voor kwetsbare ouderen in haar programma voor de periode 2016-2020 op te nemen. Om prioriteiten van onderwerpen te inventariseren is een conferentie belegd met diverse groepen van zorgverleners en belangenvertegenwoordigers die zich betrokken voelen bij kwetsbare ouderen. Tijdens deze conferentie met 35 deelnemers van 25 verschillende beroepsgroepen zijn drie onderwerpen gekozen, waaronder de orale consequenties van medicatiegebruik en polyfarmacie. Al snel bleek dit onderwerp veel te breed voor één richtlijn en daarom is besloten het te beperken tot xerostomie/hyposialie.”

Voor wie is de richtlijn bedoeld?

“Primaire doelgroepen van de richtlijn zijn tandartsen, tandarts-specialisten en mondhygiënisten. Maar de richtlijnontwikkelcommissie stelt met enige nadruk dat ook andere zorgverleners, bijvoorbeeld artsen en apothekers, er hun voordeel mee kunnen doen.”

Hoe is de richtlijn tot stand gekomen?

“Het KIMO heeft een richtlijnontwikkelcommissie ingesteld. Deze bestond uit een epidemioloog/richtlijnmethodoloog, een apotheker, een arts die werkzaam is bij het Bijwerkingencentrum Lareb, een vertegenwoordiger van de Patiëntenfederatie, een mondhygiënist, een hoogleraar orale geneeskunde, een emeritushoogleraar gerodontologie, een tandarts-algemeen practicus, een tandarts-geriatrie en een tandarts-geriatrie die ook werkt als algemeen practicus.

De epidemioloog/richtlijnmethodoloog heeft een systematisch literatuuronderzoek uitgevoerd en de gegevens hiervan verwerkt met behulp van enkele andere leden van de commissie. Zoals tevoren al verwacht, leverde dit slechts beperkt wetenschappelijk bewijs op. Om toch tot verantwoorde aanbevelingen te komen, is gebruikgemaakt van de kennis en de ervaring van alle commissieleden.”

Kunt u iets vertellen over de inhoud van de richtlijn?

“De richtlijn kent zeven aanbevelingen. Veel aandacht wordt besteed aan de medicamenten die xerostomie/hyposialie als bijwerking kunnen hebben. Dit betreft meer dan 100 van de in het Farmacotherapeutisch Kompas vermelde medicamentgroepen. Voor patiënten bij wie xerostomie/hyposialie is vastgesteld zijn de frequentie van periodieke mondonderzoeken, het gebruik van speekselsubstituten of speekselstimulantia en de preventie en behandeling van (wortel)cariës aandachtspunten. Verder besteden twee aanbevelingen aandacht aan het informeren van patiënten die de oorzakelijke medicatie krijgen voorgeschreven en aan mogelijk overleg tussen tandarts, voorschrijver van de medicatie en apotheker.”

Ontstaan de problemen vooral door polyfarmacie of kan ook een enkel medicijn de oorzaak zijn?

“Een enkel medicament kan het probleem veroorzaken, maar ook de combinatie van enkele medicamenten. Grappig is wel dat het niveau van wetenschappelijk bewijs voor de relatie tussen gebruik van een bepaald medicament en xerostomie/hyposialie doorgaans laag is, terwijl dit niveau voor polyfarmacie hoog is.”

In de richtlijnen staat een lange lijst met medicijnen waarbij mondzorgverleners alert moeten zijn op problemen rond xerostomie en/of hyposialie. Hoe moeten ze dat in de praktijk aanpakken?

“De bedoeling is niet dat mondzorgverleners het gebruik van een of meer medicamenten als uitgangspunt nemen voor het eventueel treffen van maatregelen. Hun uitgangspunt moet zijn: een klacht van een patiënt of het vermoeden van xerostomie/hyposialie op grond van hun eigen waarneming. Letterlijk vermeldt de richtlijn: indien een patiënt meldt dat hij of zij hinder ondervindt van een droge mond of wanneer bij mondonderzoek tekenen worden gezien van monddroogheid, dient een mondzorgverlener na te gaan of de patiënt medicamenten gebruikt waarvan bekend is dat deze xerostomie en/of hyposialie kunnen veroorzaken.”

Kun je preventief iets doen of pas als er klachten zijn?

“Preventief handelen bij gebruik van een medicament dat op de ontzettend lange ‘zwarte’ lijst staat, is overdreven. Mondzorgverleners wordt gevraagd attent te zijn op het mogelijke probleem bij het afnemen van de anamnese en bij het verrichten van hun orale onderzoek. De eigen waarneming van mondzorgverleners is dus even belangrijk als het registreren van klachten. Extra attentie is gevraagd bij elke wijziging in of uitbreiding van de medicatie.”

 Is de aanpak van xerostomie/hyposialie als gevolg van medicatie anders dan wanneer het een andere oorzaak heeft?

“Naast medicatie zijn radiotherapie in het hoofd-halsgebied, chemotherapie voor kanker elders in het lichaam en het syndroom van Sjögren de belangrijkste oorzaken van xerostomie/hyposialie. De gevolgen voor de speekselsecretie zijn nagenoeg onafhankelijk van de oorzaak. Daarom zijn ook de preventieve maatregelen en de behandeling niet verschillend. Ongeacht de oorzaak, is de mate van reductie van de speekselsecretiesnelheid in rust en na stimulatie een belangrijke overweging bij de aanpak.”

 Hoe kun je cariës en erosie voorkomen bij xerostomie/hyposialie?

 “De richtlijn vermeldt als belangrijke aanbeveling het volgende: ‘Zodra een mondzorgverlener bij patiënten met xerostomie/hyposialie tekenen ziet van erosie en/of cariës op gebitsvlakken die gewoonlijk niet snel worden aangetast (cervicale regio, gladde vlakken) moet het interval tussen periodieke mondonderzoeken worden verkort en een effectief fluoridebeleid worden ingesteld.’ Voor de uitgebreide details van dat fluoridebeleid verwijs ik naar paragraaf 2d van de richtlijn.”

 Kan xerostomie/hyposialie reden zijn om de medicatie aan te passen? Wat kun je als mondzorgverlener daar in doen?

“Met deze vraag komen we op een lastig terrein. In de commissie hebben we hier intensief over van gedachten gewisseld. De inbreng van de arts en de apotheker zijn daarbij erg belangrijk geweest.

Allereerst hebben we met elkaar vastgesteld dat het heel verstandig kan zijn deze mogelijkheid te onderzoeken. Er zijn diverse opties. Soms kan een medicatie eenvoudig worden gestopt omdat bijvoorbeeld de indicatie voor de medicatie niet meer actueel is. Verder kan gedacht worden aan aanpassing van het moment van inname en verlaging van de dosering. Ook vervanging van een medicament door een ander medicament uit dezelfde medicamentengroep kan een optie zijn. Deze mogelijkheid valt zeker te overwegen omdat hiermee bij antidepressiva goede ervaringen zijn opgedaan.

Vervolgens waren wij van mening dat dit altijd goed overleg vereist tussen tandarts, voorschrijver van het medicament en apotheker. Dit overleg vereist een open houding van alle drie, waarbij uiteraard de gezondheid en het welzijn van de desbetreffende patiënt centraal moeten staan en niet de ego’s van de zorgverleners.”

Heeft u verder nog tips voor mondzorgverleners?

“Jazeker. Mondzorgverleners kunnen de richtlijn pas goed toepassen als zij van iedere patiënt weten welke medicatie wordt gebruikt. Dat is een kwestie van hieraan goed aandacht besteden in de medische anamnese en bij elk nieuw bezoek vragen of er wijzigingen zijn. Erg behulpzaam daarbij is een actueel medicatieoverzicht dat patiënten kunnen opvragen bij de apotheek. Nog mooier zou het zijn als tandartsen toegang krijgen tot de medicatieoverzichten in het Landelijk Schakel Punt (LSP). Nu is dat nog niet geregeld, maar dat komt er wel aan. Daarom adviseert de richtlijnontwikkelcommissie tandartsen zich aan te sluiten bij het LSP, zodra dit mogelijk is.”

Interview door Yvette in ’t Velt voor dental INFO met Cees de Baat, emeritus hoogleraar gerodontologie en voorzitter van de richtlijnontwikkelcommissie Xerostomie en hyposialie gerelateerd aan medicatie en polyfarmacie.

Bekijk de richtlijn op de website van KIMO:

Lees meer over: Kennis, Medisch | Tandheelkundig, Richtlijnen, Thema A-Z
Hypomineralisaties in het melk- en blijvende gebit

Hypomineralisaties in het melk- en blijvende gebit

Kaasmolaren komen zowel in het melk- en blijvende gebit voor. De prevalentie lijkt te verschillen per regio. Verslagen van de lezingen van vier internationale sprekers met een update over dit onderwerp.

Kaasmolaren in het blijvende gebit, ook wel Molar Insicor Hypomineralisation (MIH) in het Engels, zijn 1-4 gehypomineraliseerde 1e blijvende molaren, vaak in combinatie met hypomineralisaties van de incisieven. Kaasmolaren in het melkgebit, ook wel Hypomineralised Second Primary Molar (HSPM) in het Engels, zijn 1-4 gehypomineraliseerde 2e melkmolaren. Het zijn duidelijk begrensde kwalitatieve defecten van het glazuur. De kenmerken van de kaasmolaren zijn opaciteiten, posteruptief glazuurverlies, atypische cariës, atypische restauratie en atypische extractie. De hypomineralisaties in deze kaaskiezen zijn zeer vergelijkbaar, daarom wordt onderzoek soms gecombineerd.

Op het internationale kindertandheelkunde congres in Cancun, Mexico, in 2019 werd er door vier sprekers een update gegeven. Een verslag van hun lezingen.

De etiologie van hypomineralisaties

(Mihiri Silva, Melbourne, Australia)

De etiologie van kaasmolaren in het melk- en blijvend gebit is nog niet bekend. Er zijn een heleboel mogelijke oorzakelijke factoren genoemd, zoals bijvoorbeeld vroeggeboorte, laag geboortegewicht, antibioticum gebruik, ziekte, koorts, genetische aanleg, voedingsstoffen etc. Verschillende studies geven verschillende oorzakelijke factoren aan en de kwaliteit van het bewijs is laag voor de omgevingsfactoren. Ook de genetische invloed kan meespelen bij het voorkomen van kaasmolaren. Het meest voor de hand liggend is dat de etiologische factoren een combinatie zijn van zowel genetische als omgevingsfactoren.

Het glazuur van kaasmolaren bevat, zoals de naam hypomineralisatie al doet vermoeden, minder mineraal. Ook is de kwaliteit van dat mineraal minder goed doordat er meer carbonaat in zit. De glazuurkristallen zijn minder gestructureerd, er zijn meer porositeiten en meer eiwitten aanwezig. Daarom is het glazuur minder sterk en minder elastisch en dat heeft als consequentie dat het  glazuur makkelijker kan afbreken (posteruptief glazuurverlies).

De genetische en omgevingsfactoren kunnen op verschillende manieren hun invloed hebben op de verschillende kenmerken van het gehypomineraliseerde glazuur:

  1. Ameloblasten scheiden andere eiwitten af, waardoor de eiwitten moeilijker te verwijderen zijn en er minder glazuurkristallen groeien
  2. Deficiënte proteasen geven dat er minder eiwitten worden verwijderd en er minder glazuurkristallen groeien
  3. De tight junctions tussen de ameloblasten functioneren niet goed waardoor er teveel albumine in de glazuurmatrix komt en er minder glazuurkristallen groeien
  4. Vervroegde celdood van de ameloblasten waardoor er teveel albumine in de glazuurmatrix komt en er minder glazuurkristallen groeien
  5. Inefficiënte bicarbonaat productie door de ameloblasten geeft een teveel aan carbonaat en daardoor minder glazuurkristallen
  6. De calciumtransporteurs in de ameloblasten functioneren niet goed waardoor de mineraaldichtheid lager is en er minder glazuurkristallen zijn

Daarnaast blijft de vraag waarom de ene kies is aangedaan en de ander niet. Een lichaam is niet volledig symmetrisch. Dit kan komen door een iets andere expressie van dezelfde genetische basis, ook wel epigenetica genoemd.

Behandeling van kaasmolaren in het blijvende gebit

(Ashmina Goyal, Chandigarh, India)

Gehypomineraliseerde molaren hebben negen keer meer kans om behandeld te moeten worden dan gezonder molaren. Bij behandeling kunnen kind en behandelaar problemen ervaren:

  1. Hypersensitiviteit en pijn – moeilijk om een goed werkende verdoving te krijgen
  2. Posteruptief glazuurverlies
  3. Snelle cariësprogressie en plakaccumulatie
  4. Slechte esthetiek
  5. Gedragsproblemen bij behandeling
  6. Falen van de hechting van de vulling

Remineralisatie van het glazuur is een waardevolle behandeloptie om de mineralen in het glazuur te laten toenemen bij beginnende cariëslaesies, maar werkt het ook voor MIH? Daar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan.

In de hypomineralisaties zitten andere chemische elementen. In gele hypomineralisaties worden meer Ca en P gezien en in bruine hypomineralisaties meer C en Mg.

Op dit moment lijken CPP-ACP en fluoride vernis beide effectief te zijn in de remineralisatie van het gehypomineraliseerde glazuur.

Remineralisatie kan een alternatieve therapie zijn voor MIH voor het verbeteren van de mineralen inhoud van het glazuur en het versterken van de mechanische eigenschappen.

Voordat remineralisatie als een gouden standaard voor MIH elementen kan worden gebruikt zal er meer onderzoek van een hoog niveau gedaan moeten worden, moet het werkingsmechanisme verder worden uitgezocht en moet ook de effectiviteit van andere materialen worden onderzocht.

Kenmerken van het glazuur van de MIH molaren

(Norbert Krämer, Giessen, Duitsland)

Er is toenemende aandacht, ook in de media, voor kaasmolaren in het blijvende gebit. Om de kinderen met deze molaren goed en doeltreffend te kunnen helpen, is meer inzicht nodig in de kenmerken van het glazuur om betere hechting voor restauratiematerialen te verkrijgen. Omdat het glazuur meer eiwitten bevat (3-21 keer meer dan normaal glazuur) is de hechting van bonding aan met name het glazuur, maar ook het dentine minder sterk. In het glazuur wordt een ander, minder ruw en onregelmatiger etspatroon gezien bij het gehypomineraliseerde glazuur dan bij het gezonde glazuur. Dit is overigens voor zowel het melkgebit als het blijvende gebit het geval. De hechting aan het glazuur is lastig te verbeteren. Het gebruik van natriumhypochloriet en ICON zijn genoemd, maar beide geven geen significant betere hechting. Vanwege de diepte van de hypomineralisatie in het glazuur, soms vanaf het oppervlak tot vrijwel aan de glazuurdentinegrens, heeft ICON infiltratie niet het gewenste effect op de kleur omdat deze alleen de oppervlakkige laag binnentrekt. Hechting aan gehypomineraliseerd glazuur is dus moeilijk.  Om deze hechting zo goed als mogelijk te hebben, is het advies om restauratieranden zo veel mogelijk in het gezonde glazuur te leggen en het glazuur altijd bevelen om “chipping” of “cracks” te vermijden. Dit betekent echter niet dat al het gehypomineraliseerde glazuur verwijderd moet worden. Het overkappen/afdekken van het gehypomineraliseerde glazuur is ook een goede optie.

Prof. Norbert Krämer benadrukte dat de behandeling van kaasmolaren een andere aanpak nodig heeft dan de behandeling van cariës. Hij presenteerde de “Würzburg”-behandelindex, die is bedoeld om de behandelstrategieën te koppelen aan verschillende klinisch status en gradaties van hypomineralisatie.

Bij het opstellen van een plan voor de behandeling van gehypomineraliseerde elementen wordt gekeken naar:

  1. Oppervlak intact of niet
  2. Pijn nee of ja
  3. Pulpa vitaal of ontstoken
  4. Gedrag medewerkend of niet

Het doel van de behandeling moet zijn het element pijnvrij te maken, open caviteiten af te dichten, reconstructie van de harde weefsels, stabilisatie van het element en randen zo veel mogelijk in gezond glazuur.

MIH-TNI 1=MIH, geen pijn & geen defect 2=MIH, geen pijn & wel defect * 3=MIH, wel pijn & geen defect 4=MIH, wel pijn & wel defect *
Preventie (A) Thuis: gebruik van fluoridehoudende tandpasta en op indicatie CPP-ACP, Praktijk: aanbrengen fluoride en/of CPP-ACP lak
Sealen (B) Flowable of glasionomeercement 2a: Flowable of glasionomeercement Adhesief, flowable of glasionomeercement 4a: Adhesief, flowable of glasionomeercement
Tijdelijke restauratie (korte termijn) (C) 2a, 2b en 2c:

Glasionomeercement zonder (1) of met (2) orthodontische band

4a, 4b en 4c: Glasionomeercement zonder (1) of met (2) orthodontische band
Tijdelijke restauratie (lange termijn) (D) 2b en 2c: roestvrijstalen kroon (RVSK) 4b en 4c: roestvrijstalen kroon (RVSK)
Definitieve restauratie (E) 2a, 2b en 2c:

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2)

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2) 4a, 4b en 4c:

Na maturatie directe restauratie (composiet) (1) of indirecte restauratie (2)

Extractie (F) 2c

Liefst op een gunstig moment, in overleg met orthodontist

4c

Liefst op een gunstig moment, in overleg met orthodontist

*a = minder dan 1/3 oppervlak aangedaan, b = >1/3 & <2/3 oppervlak aangedaan, c = meer dan 2/3 oppervlak aangedaan en/of defect dicht bij de pulpa of extractie of atypische restauratie

Het sealen met glasionomeercement kan al vanaf het moment dat de kies nog in doorbraak is. Sommige kiezen hebben geen glazuurverlies maar zijn erg gevoelig en moeten daarom behandeld worden. De eerste keus van de behandeling in deze casussen is een preventieve behandeling met remineralisatie. Soms kan de gevoeligheid na ongeveer 1 jaar na de doorbrak zo goed afnemen dat verdere en/of uitgebreidere behandeling niet nodig is. Als glasionomeer gebruikt wordt wanneer er al posteruptief glazuurverlies is ontstaan, is het  advies om dat in combinatie  met een orthodontische band te behandelen. In het geval van een restauraties van glasionomeer, is een glashybride restauratie materiaal op basis van een GIC van hoog viscositeit gecombineerd met een nano-filled multifunctional monomer coat.

Als er gekozen wordt voor een composiet restauratie, is het advies om een bonding systeem met MDP monomeer te gebruiken, aangezien deze een relatief betere interactie maken met de eiwitlaag van het glazuur van kaaskiezen en dus een betere hechting geeft.

Wanneer een roestvrijstalen kroon wordt gekozen als lange termijn tijdelijk restauratie, is het advies om deze met een zelfhardend glasionomer cement vast te zetten

In algemeen is het geadviseerd om kinderen met kaaskiezen vaker voor controle te zien, ook als er in eerste instante geen pijn of glazuur verlies aanwezig zijn. Vooral kaaskiezen die donkere defecten hebben (geel of licht bruin) hebben meer kans op post eruptief glazuurverlies dan een wit/crèmekleurig defect. Wanneer er posteruptief glazuurverlies aanwezig is, hebben deze kiezen ook meer kans op cariës.

Epidemiologie en management van Hypomineralised Second Primary Molars (HSPM)

(Marlies Elfrink, Almelo, The Netherlands)

Epidemiologie

De prevelentie van kaasmolaren in het melk en blijvend gebit verschilt per onderzoek en per regio. Voor MIH Is de gerapporteerde prevalentie het hoogst in Zuid-Amerika en het laagst in Afrika. De gemiddelde prevalentie van MIH is 12,6%. Over de prevalentie van HSPM zijn minder artikelen gepubliceerd met een gemiddelde prevalentie van 7,9%. Het voorkomen van hypomineralisaties in het melk- en blijvend gebit is aan elkaar gerelateerd. Kinderen met HSPM hebben meer kans om ook MIH te hebben (OR 4,4-6,3). Milde HSPM geeft een grotere kans op MIH en meer dan 1 element aangedaan met HSPM geeft meer kans op MIH. Bij HSPM komt de hypomineralisatie bij alle 2e melkmolaren ongeveer even vaak voor, bij MIH zijn de 1e blijvende molaren de elementen die het vaakst de hypomineralisaties hebben, gevolgd door de centrale bovenincisieven. Bij de molaren is het occlusale vlak het meest gehypomineraliseerd en bij de incisieven het buccale vlak.

Hypomineralisaties kunnen ook voorkomen in andere elementen dan in de definitie van HSPM en MIH. Bijv in de hoektanden in melk- en blijvend gebit, maar ook de 2e blijvende molaar. Deze komen echter veel minder voor dan de hypomineralisaties in de 2e melkmolaar en de 1e blijvende molaar.

De hypomineralisaties zijn risicofactoren voor cariës, zowel in het melkgebit als in het blijvende gebit.

Behandeling van HSPM

Belangrijk bij de behandeling is om rekening te houden met het feit dat de anesthesie minder goed kan werken, de kinderen vaak banger zijn en er vaker herbehandeling nodig is. Het gebruik van rubberdam is aan te raden bij de behandeling. Bij de preventie kan gebruik gemaakt worden van fluoride en CPP-ACP, er is echter voor HSPM nog geen onderzoek gedaan naar de invloed hiervan op de hypomineralisatie. Het advies is om de kinderen wat vaker voor controle te zien en de mondhygiëne zo nodig bij te sturen. Voor het sealen van 2e melkmolaren met HSPM is nog geen wetenschappelijk bewijs. Zowel glasionomeer- als hars-sealants  kunnen worden gebruikt.

Als restauratie materiaal kan gebruik gemaakt worden van glasionomeer. Dit is makkelijk aan te brengen, maar is minder sterk dan composiet. Met name geschikt voor kleine restauraties. Compomeer en composiet zijn sterker en zijn wat kritischer qua plaatsing. Bij voorkeur ook voor kleine restauraties. Voor grotere restauraties kan beter gekozen worden voor roestvrijstalen kronen. Extractie is de laatste oplossing als er kiespijn is of vrijwel niets meer over is van het element. Bedenk wel dat de extractie van een 2e melkmolaar orthodontische consequenties kan hebben, met name als dit gebeurt voordat de 1e blijvende molaren in occlusie staan.

Onderzoek naar MIH en HSPM

Omdat de hypomineralisaties in MIH en HSPM de zelfde oorsprong lijken te hebben, kan het onderzoek hiernaar worden gecombineerd. Om de onderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken is het belangrijk om dezelfde beoordelingscriteria te gebruiken en duidelijk te beschrijven welke kinderen van welke leeftijd zijn geïncludeerd in het onderzoek, hoe het onderzoek is uitgevoerd en hoe de onderzoekers zijn voorbereid op het onderzoek. Er is in 2017 een handleiding voor MIH & HSPM onderzoek gepubliceerd om de resultaten zo veel mogelijk vergelijkbaar te kunnen maken. Hopelijk kunnen hierdoor in de toekomst onderzoeksuitkomsten worden gecombineerd en antwoorden worden verkregen op de vragen die er nu nog zijn.

 

Marlies Elfrink studeerde tandheelkunde van 1999 tot 2004 aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Aansluitend volgde ze het masterprogramma tot tandarts-pedodontoloog  aan ACTA, waar ze in 2007 haar diploma kreeg. Naast haar werk als tandarts werkte ze aan haar promotieonderzoek naar kaaskiezen in het melkgebit (Hypomineralised Second Primary Molars (HSPM)). Op 1 juni 2012 promoveerde ze aan ACTA. Tegenwoordig werkt ze in haar eigen praktijk Mondzorgcentrum Nijverdal, participeert in een onderzoeksgroep van tandarts-pedodontologen (Pediatric REsearch Project (PREP)), publiceert artikelen en geeft met regelmaat lezingen in binnen- en buitenland, met name over kaaskiezen.

Clarissa C. Bonifácio studeerde tandheelkunde van 1998 tot 2003 aan de Universiteit van São Paulo (Brazilië). In 2009 verhuisde zij naar Amsterdam voor haar promotieonderzoek. Op 7 september 2012 promoveerde ze aan ACTA. Tegenwoordig werkt ze als tandarts-pedodontoloog op de Stichting voor Bijzondere Tandheelkunde naast haar werk op ACTA als universitair docent en profiel directeur van het masterprogramma tot tandarts-pedodontoloog.

Verslag door Marlies Elfrink en Clarissa C. Bonifácio van het MIH symposium op het IAPD congres in Cancun, Mexico voor dental INFO.

Dit verslag is voor het eerst in oktober 2019 op dental INFO geplaatst en gezien interesse hiervoor in april 2021 opnieuw onder de aandacht gebracht.

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Kindertandheelkunde, Thema A-Z
Robin de Robot helpt kinderen in de behandelkamer

Robin de Robot helpt kinderen in de behandelkamer

Robin de Robot heeft grote, nieuwsgierige ogen, houdt van spelletjes spelen, en kan in de toekomst kinderen troosten in de behandelkamer. Een test in een kinderkliniek in Armenië resulteerde in een toename van de eetlust en opgewektheid van jonge patiënten na interacties met de robot. Vanaf juli moet Robin kinderen troosten in een tandheelkundige kliniek in de VS.

Sociale robotica in de zorg

De robot is bedacht door het bedrijf Expper Technologies van oprichter en CEO Karén Khachikyan. “We staan aan het begin van het gebied van sociale robotica, en het kan een enorme impact hebben op de gezondheidszorg, met name de tandheelkunde”, zegt hij over het gebruiken van robots in de zorg. “Tandheelkundige behandelingen omvatten vaak invasieve behandelingen, meerdere injecties en het gebruik van scherpe snij-instrumenten met hoge snelheid, vaak verspreid over meerdere bezoeken.”

Psychologische aspecten van een tandartsbezoek

Volgens Khachikyan ervaren kinderen “vaak angst, onrust en stress die de kwaliteit van de behandeling kunnen beïnvloeden en traumatische ervaringen kunnen veroorzaken die latere bezoeken verhinderen. Daarom is het belangrijk dat tandheelkundige behandelingen ook focussen op de psychologische aspecten van het bezoek van een kind, waardoor pijnlijke en traumatische ervaringen worden voorkomen.”

Kunstmatige intelligentie

Dat is waar Robin om de hoek komt kijken: de van recyclebaar bioplastic gemaakte robot van ruim een meter hoog gebruikt op kunstmatige intelligentie gebaseerde technologie om emotionele interacties met kinderen op te bouwen. De technologie analyseert gezichtsuitdrukkingen en de context van gesprekken. Het beweegt met een omnidirectioneel wielsysteem en gebruikt zijn gezicht om een verscheidenheid aan emoties uit te drukken.

Spelen en leren

Zo kan de robot op natuurlijke wijze reageren op situaties en interacties met kinderen. Maar
Robin is meer dan een schattig gezicht. Naast het maken van vrienden, spelletjes spelen en liedjes zingen leert Robin kinderen ook over de tandartspraktijk door cartoonanimaties van tandheelkundige instrumenten te laten zien en de tandheelkundige ingrepen op een kindvriendelijke manier uit te leggen.

Meer vreugde en minder stress

Tijdens een twee maanden durende pilotstudie met meer dan honderd kinderen in Armenië bleek volgens Expper dat de strategie werkt. Ze verzamelden gedrags-, observatie- en proceduregegevens en informatie over stress- en pijnniveaus bij jonge patiënten. Kinderen die met Robin omgingen hadden 43% minder stress, 26 % meer vreugde en meer eetlust. Ook was de voorbereidingstijd voor tandheelkundige ingrepen 40% korter.

Positieve emoties

“Kinderen gaan met positieve emoties naar de behandelkamer, wat de tijd verkort”, zegt Khachikyan. Kinderen spelen graag met Robin, en de robot is al snel een marketingtool geworden voor tandartspraktijken die er gebruik van maken, volgens de CEO. Ook is het een veilige manier om kinderen op afstand emotionele steun te bieden tijdens de COVID-19-pandemie.

Bekijk de onderstaande video om Robin in actie te zien.

Bron:
Expper technologies
Forbes
Foto van Expper technologies

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Het meest irritante geluid heeft orale oorsprong

Het meest irritante geluid heeft orale oorsprong

Er zijn talloze alledaagse geluiden die echt op je zenuwen werken en waarvan je haren recht overeind gaan staan. Het aller-irritantste geluid? Daar ben je als tandheelkundige zelf misschien wel deels verantwoordelijk voor: luid etende mensen.

Sterke tanden

Het bijten in een appel, het vermalen van krakende chips of het kauwen op kauwgum: allemaal dingen waarvan je als mondzorgprofessional wil dat je patiënten het naar hartenlust kunnen doen. Dat betekent immers dat ze sterke tanden en een gezond gebit hebben. Niet iedereen is hier echter blij mee, zo blijkt volgens SoundProof Pros.

Hartslag en bloeddruk

Door de hartslag en bloeddruk van deelnemers te meten wanneer een geluid te horen is, kon SoundProof Pros de meest irritante geluiden met elkaar vergelijken en rangschikken. Een normale hartslag in rust is tussen de 60 en 100 slagen per minuut en de normale bloeddruk is 120/80 mmHg. Deze waarden nemen tijdelijk toe wanneer mensen boos of gestrest zijn.

Luide eters

Volgens hun recente onderzoek onder 200 mensen in de VS zorgen mensen die luid eten voor het meest vervelende geluid: gemiddeld nam de hartslag toe tot 135 bpm wanneer een persoon luisterde naar iemand die luid kauwt. Dat is een stijging van maar liefst 68% vergeleken met een gemiddelde rusthartslag!

Verhoogde waardes

De gehele top drie verhoogt de hartslag met minstens 50%. Ook de bloeddruk steeg tot minstens 130/88 mmHg, wat als een hoge bloeddruk wordt beschouwd. De top vijf is als volgt:

  1. Luid eten: 135 bpm & 136/94 mmHg
  2. Het schrapen van bestek op borden: 130 bpm, 130/88 mmHg
  3. Knakkende of krakende gewrichten: 120 bpm, 132/89 mmHg
  4. De keel schrapen: 109 bpm, 129/84 mmHg
  5. Blaffende honden: 102 bpm, 127/84 mmHg

Orale oorzaken

Ook de nummer vier, de keel schrapen, heeft betrekking op de orale en orofaryngeale holtes – dit maakt dat maar liefst 40% van de top vijf een orale oorzaak heeft! De rest van de top tien kan je bekijken op SoundProofPros.com.

Bron:
SoundProof Pros

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Airpolishing-met-kunstmatige-zoetstof

Airpolishing met kunstmatige zoetstof verbetert resultaten van subgingivale instrumentatie

Het gebruik van een airpolishpoeder met een suikeralcohol tijdens niet-chirurgische parodontale behandelingen kan positieve resultaten opleveren voor patiënten. Uit onderzoek gepubliceerd in BMC Oral Health blijkt dat de kunstmatige zoetstof erythritol de behoefte van parodontale chirurgie kan verminderen.

De gouden standaard

Subgingivale instrumentatie (SI) om biofilm en tandsteen te verwijderen wordt beschouwd als de gouden standaard bij de niet-chirurgische behandeling van parodontitis. Hoewel de behandeling effectief is voor het controleren van de infectie vereist het voortdurend onderhoud. Artsen blijven daarom zoeken naar manieren om betere resultaten te behalen.

Polijsten met een zoetstof

Recentelijk is erythritol als een airpolishingpoeder aan het spectrum van mogelijkheden toegevoegd. Het is aangetoond dat subgingivale airpolishing met glycine mogelijk effectiever is om de subgingivale biofilm te verwijderen dan hand- en ultrasone instrumenten. Erythritol is een suikeralcohol dat kleiner is dan glycine en ook geschikt is voor het verwijderen van biofilm. Er zijn echter slechts beperkte gegevens over of het gebruiken van deze kunstmatige zoetstof gunstig is voor het klinische resultaat tijdens SI.

Klinische proef

De wetenschappers onderzochten dit met behulp van een gerandomiseerde klinische proef. Een groep van 42 patiënten met matige tot ernstige parodontitis ondergingen subgingivale instrumentatie, de helft met airpolishing met behulp van een mondstuk plus erythritolpoeder en de helft zonder. Gingivale creviculaire vloeistof en subgingivale biofilmmonsters werden verzameld van de deelnemers. Ze werden verder geanalyseerd op bloeding bij sonderen, sondediepte, aanhechtingsniveau, vier geselecteerde micro-organismen en twee biomarkers. Dit gebeurde voor en drie en zes maanden na de behandeling.

Minder bacteriën na airpolishing

In beide groepen verbeterden de sondediepte, aanhechtingsniveau en bloeden bij sonderen drie en zes maanden na SI. De airpolishing verminderde het bloeden bij sonderen niet meer dan standaard subgingivale instrumentatie. De groep die was behandeld met erythritol had significant minder plekken met een sondediepte van minstens 5 mm dan de controlegroep. Ook was er bij patiënten in deze groep na zes maanden een vermindering in Tannerella forsythia en Treponeme denticola, twee bacteriën die worden gelinkt aan parodontitis.

Parodontale chirurgie verminderen

De bevindingen zijn bemoedigend maar de studie had verschillende beperkingen. Zo werd er geen rekening gehouden met patiëntgerelateerde factoren en was er geen controlegroep waarin het mondstuk zonder airpolishingpoeder werd gebruikt. Desondanks kan SI met erytritol- airpolishingpoeder gunstige effecten kan hebben en “de noodzaak van parodontale chirurgie verminderen”, schrijven de onderzoekers.

Bron:
BMC Oral Health

Lees meer over: Parodontologie, Thema A-Z
Doe-het-zelf mondzorg gaat viral op TikTok

Doe-het-zelf mondzorg gaat viral op TikTok

Tips die voorbijkomen in de TikTok-video’s gaan bijvoorbeeld over het bijschaven en vormen van tanden met een nagelvijl, het gebruik van supersterke lijm om decoraties op tanden plakken, of het poetsen met bleek voor wittere tanden. Hoewel deze trends vaak onschuldig en grappig bedoeld zijn (veel video’s zijn nep en geven dit ook aan), schuilt hier wel degelijk een gevaar in.

Jong publiek

TikTok is in een paar jaar razend populair geworden. De app laat gebruikers een eindeloze stroom aan korte video’s zien. Humor en onschuldige dansjes voeren de boventoon, maar ook serieuze zaken zoals politiek, gezondheid en racisme worden fanatiek besproken op het social media platform.

Zoals op elk sociaal medium is op TikTok ook schadelijke content te vinden. Doe-het-zelf mondzorgvideo’s zijn hier slechts één voorbeeld van Een extra gevaar van TikTok: deze schadelijke content bereikt een bijzonder jong publiek.

TikTok is vooral populair bij kinderen en jongeren onder de 20, een groep die relatief gevoelig is voor beïnvloeding, trends en sociale druk. Het is dus niet ondenkbaar dat de gevaarlijke mondzorgtips echte invloed kunnen hebben op de jonge TikTokkers.

@mrbagabitch02#fyp #18bdaysurprise #venners #babyshark #dentalcenterturkey♬ Chingy (It’s Whatever) – Digga D

Voorlichting

Hoe ver deze invloed daadwerkelijk reikt en wat de concrete gevolgen van deze video’s zijn, is niet te zeggen. Maar het kan geen kwaad om wat tegenwicht te bieden. Voorlichting speelt hierin een grote rol. Door kinderen en tieners goed voor te lichten over de gevaren van deze doe-het-zelf praktijken (ook wel ‘hacks’ of ‘life-hacks’ genoemd) kun je ze behoeden voor domme acties waar ze later spijt van krijgen.

Dit kan je natuurlijk in je praktijk doen. Maar laten we eerlijk zijn: dan is het vaak al te laat. Probeer jongeren daarom ook via andere kanalen voor te lichten. Probeer ze bijvoorbeeld te bereiken via Instagram, of stel ouders van kinderen op de hoogte van deze TikTok-trends.

Tandartsen op TikTok

Je kan het natuurlijk ook écht creatief aanpakken: probeer zelf viral te gaan op TikTok. Je zal niet de eerste zijn. Zo post de Maleisische tandarts ‘Dr. Gao’ video’s die soms wel miljoenen keren bekeken worden. En er zijn nog veel meer accounts van tandartsen die via TikTok mensen meer proberen te leren over hun vak, vragen van volgers beantwoorden of praktische tips geven. Zo kan TikTok dus ook heel nuttig zijn.

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Meeste COVID-19-overlevenden houden schade aan de mond

Meeste COVID-19-overlevenden houden schade aan de mond

De overgrote meerderheid van COVID-19-overlevenden houdt restschade aan de mondholte tot ver na het klinische herstel, volgens een studie gepubliceerd in het Journal of Dental Research. Abnormale verwijding van de speekselklier en een droge mond waren de meest voorkomende aandoeningen. De studie suggereert dat de mondholte een preferentieel doelwit is voor SARS-CoV-2-infectie.

Weinig bekend over verband COVID-19 en mondholte

Het ziektebeeld van COVID-19 in verschillende doelorganen is inmiddels uitgebreid bestudeerd en beschreven. Er is echter relatief weinig bekend over de kenmerken van de betrokkenheid van mondholte, ook op de lange termijn. Dit is verrassend omdat mondslijmvlies- en speekselkliercellen bekende doelwitten van SARS-CoV-2 en de aanwezigheid van het virus in speeksel een bron van overdracht van de infectie is.

Oraal onderzoek bij ex-coronapatiënten

Een team onderzoekers uit Milan had als doel om de aanwezigheid en prevalentie van orale manifestatie bij overlevenden van COVID-19 te onderzoeken. De studie omvatte 122 volwassenen die tussen 23 juli en 7 september 2020 waren opgenomen voor COVID-19-behandeling in het San Raffaele Universiteitsziekenhuis. Ongeveer drie maanden na ontslag voerde een tandarts een uitgebreid extraoraal en intraoraal onderzoek bij ze uit.

“Onverwacht vaak” verwijding speekselklier

Het onderzoek toonde aan dat de overlevenden maanden later nog de gevolgen van de ziekte in de mond ervaren. Met name verwijding van de speekselklier kwam “onverwacht vaak” voor, bij ruim 40% van de gevallen. Dit weerspiegelde de hyperinflammatoire respons op SARS-CoV-2 en kwam vaker voor bij oudere patiënten of mensen met meer ernstige markers van COVID-19.

Droge mond en spierzwakte

Een kwart van de patiënten had last van een droge mond en 18% meldde spierzwakte van de kauwspieren. De eerste groep bestond grotendeels uit ouderen en mensen met diabetes of chronische obstructieve longziekte (COPD), laatstgenoemden waren juist jonger. Ook gezichtspijn en zenuwaandoeningen kwamen relatief vaak voor in het cohort, mogelijk als gevolg van de gerapporteerde neurologische effecten van SARS-CoV-2.

Overige klachten

Overige klachten die minder vaak voorkwamen zijn onder meer kaakgewrichtafwijkingen (7%), tintelingen in het gezicht (3%) en aangezichtspijn (3%). Tenslotte werden ook witte tong, zweren in de mond, veranderde smaak en geur, en asymmetrie in het gezicht waargenomen in het cohort.

Orale manifestaties niet zeker gevolg van virus

“De mondholte lijkt een bevoorrechte en toegankelijke omgeving te zijn door de interactie van SARS-CoV-2 met doelcellen en met het mucosale immuunsysteem”, schreven de auteurs. Het is echter niet zeker dat de orale manifestaties het directe resultaat waren van het virus.

Ernstiger verloop, dus ook meer antibiotica

Patiënten met ectasie van de speekselklier hadden bijvoorbeeld een ernstiger verloop van de ziekte met hogere ontstekingsniveaus, maar ook meer antibiotica gekregen. Die kunnen ook het orale microbioom verstoren. De onderzoekers zeggen hierover dat het “waarschijnlijker is dat orale betrokkenheid optreedt als gevolg van de ontstekingsreactie van de gastheer, die verantwoordelijk is voor de meeste morbiditeit en mortaliteit bij COVID-19”.

Preferentieel doelwit voor infectie

Ongeacht het exacte mechanisme helpen de bevindingen om de orale condities die gezien worden bij COVID-19-patiënten te verduidelijken. Ook suggereren de resultaten dat de mondholte een preferentieel doelwit is voor SARS-CoV-2-infectie.

Tandartsen kunnen onderzoeken leiden

Meer onderzoek is nodig om het verband tussen infectie en orale aandoeningen te verduidelijken. Tandartsen zijn volgens de auteurs goed-gepositioneerd om dergelijke onderzoeken te leiden. “Het tandheelkundige team kan zo bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van de preventie en behandeling van COVID-19 en aan het vergroten van de wetenschappelijke kennis over deze relatief nieuwe ziekte”, concluderen ze.

Bron:
Journal of Dental Research

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Richtlijn endodontische diagnostiek en behandeling

De endo-start bij spoedgevallen

Een endodontisch spoedgeval is een van de belangrijkste uitdagingen waarmee een tandarts te maken krijgt in zijn professionele carrière. Wat zijn de basisalgoritmen die in de tandartspraktijk gevolgd kunnen worden voor een pijnvrije status?

Een endodontisch spoedgeval is een van de belangrijkste uitdagingen waarmee een tandarts te maken krijgt in zijn professionele carrière. De kwaliteit van leven van de patiënt wordt ernstig aangetast tijdens de acute periode van pijn en er is een dwingende behoefte aan een juiste diagnose en klinisch beheer van de acute klacht. Wat zijn de basisalgoritmen die in de tandartspraktijk gevolgd kunnen worden, waarmee iatrogene effecten kunnen worden voorkomen en die kunnen leiden tot een probleemloos pad naar het terughalen van een pijnvrije status?

Wanneer een patiënt binnenkomt met pijn is diagnostiek altijd de eerste stap.
Pijnklachten die mogelijkerwijs naar een endodontische behandeling leiden zijn:

  • Irreversibele pulpitis
  • Pijnlijke parodontitis apicalis
  • Acuut apicaal abces

Mogelijkerwijs stuit je ook nog op een cellulitits: een uitgebreide ontsteking. In dat geval is de beste optie om een kuur antibiotica voor te schrijven. Ook een trauma waarbij sprake is van een fractuur van zowel dentine als glazuur met pulpa exponatie zou mogelijkerwijs nog kunnen leiden tot een endodontische behandeling.

De stappen van diagnostiek

Stap 1 is de anamnese

  • Vraag
  • Luister
  • Test
  • Reproduceer

Wat willen we weten?

  • Wanneer is de pijn begonnen?
  • Begon het spontaan of na een behandeling?
  • Wat maakt het erger?
  • Wat vermindert de pijn?
  • Is het gestart na het bijten op iets hards
  • Hoe gaat het slapen?
  • Hoe gaat het kauwen?
  • Wat voor pijnstillers? Werken ze?
  • Schaal van 1-10 hoe erg is de pijn?

Waar kijken we naar?

  • Percussie
  • Palpatie
  • Toothslooth
  • Koude gevoeligheid
  • Mobiliteit
  • Pockets
  • Fistels
  • Röntgenologisch onderzoek

Daarna is het belangrijk dat de anamnese en de klinische symptomen overeenkomen en dat er een diagnose gesteld kan worden.

Wat zijn de symptomen die kunnen wijzen op een irreversibele pulpitis?

  • Pijn neemt toe met warm of koud
  • Pijn blijft langer dan de prikkel/stimulus
  • Spontane pijn
  • Koud verzacht de pijn
  • Slapeloosheid
  • Bonkende pijn
  • Pijn bij percussie

Een overzicht van de verschillende testen en verschillende diagnoses

Er zijn meerdere opties om de patiënt van de pijn af te helpen. Bij 92% van de gevallen is alleen het openen van de pulpakamer al voldoende om de patiënt van de pijn af te helpen. Ook kan een pulpotomie of pulpa extirpatie gedaan worden.

Bekijk hier een grotere afbeelding.

Bij de irreversibele pulpitis is het volgens de literatuur beter om de endodontische behandeling in één zitting af te maken. Mocht hier niet voldoende tijd voor zijn dan is twee zittingen ook geen probleem. Wel met de voorwaarde dat er een goede occlusale afsluiting gemaakt wordt.

Na de start van de wortelkanaalbehandeling voelt 30-40% van de patiënten na de eerste week nog iets. Post-operatieve pijn is normaal na deze behandeling en de patient kan hier paracetamol of ibuprofen voor gebruiken.

Wat zijn de symptomen die wijzen op een parodontitis apicalis?

  • Necrotische pulpa/endodontisch behandeld element
  • Percussie pijnlijk
  • Palpatie aan de apex pijnlijk
  • Pijn bij kauwen
  • Röntgenologisch mogelijk een zwarting

Wanneer er sprake is van een fluctuerende zwelling rondom een element is een abcesincisie geïndiceerd. Dit zal ervoor zorgen dat de pijn en zwelling afnemen. Hierdoor kan de endodontische behandeling in een later stadium plaatsvinden.
Als een patient naast de zwelling ook last heeft van koorts en/of slikklachten dan deze voor behandeling doorgestuurd worden naar de MKA-chirurg. Dit zijn tekenen dat de ontsteking zich verder aan het uitbreiden is.

Belangrijk is dat voor de behandeling van een abces een antibiotica kuur niet geindiceerd is!
De ESE (european society of endodontology) heeft een richtlijn waarin alleen in uitzonderlijke gevallen antibiotica voorgeschreven wordt. Dit is alleen bij medisch gecompromitteerde patiënten of patiënten met koorts.

Antibiotica is niet geïndiceerd in geval van:

  • Irreversibele pulpitis
  • Pulpanecrose
  • Parodontitis apicalis (chronisch of acuut)
  • Apicaal abces

Er zijn meerdere oorzaken voor endodontische pathologie:

  • Het direct openen van de pulpakamer
  • Caries
  • Fractuur
  • Kroonpreparaties

Bij het doen van een endodontische behandeling moet weefsel weggehaald worden. Dit wordt in volgorde van belangrijkheid gedaan:
• Aangetast weefsel (caries/barsten)
• Restauratieve materialen
• Gezond weefsel

Het doel van de endodontische opening

Het doel van de endodontische opening is het vinden van de pathologie en de endodontische ruimte en deze vervolgens ook behandelen. Hiermee helpen we de patiënt van de pijn af en behouden het element het liefst zonder verdere apicale afwijking.

Bij het openen van het element zijn er meerdere boren te gebruiken. In eerste instantie een boor met een diamantencoating. Om de eerste verwijdering van weefsel te doen. Daarna eventueel een ultrasoontip met diamantcoating of een Ln-boor. Het kan soms ook nodig zijn om een boor te gebruiken om metaal te verwijderen.

Voordat je begint is het allereerst belangrijk om goed na te denken en zo eventuele iatrogene schade te voorkomen.

Dentine kaart

Na het openen is het van belang om de dentine kaart te begrijpen en zo de pulpakamer te lezen.
Hiervoor is het nodig om licht te hebben in de pulpakamer en vergroting helpt ook erg. Daarnaast moet je weten wat je precies ziet.
Er zijn verschillende kleuren, waarbij de donkere kleur altijd de bodem van de pulpakamer is. De lichtere kleuren zijn het tertiaire of axiale dentine.

Extra kanaal

Wanneer we zoeken naar een extra kanaal, weten we dat deze zich altijd bevindt op de lijn tussen het donkere en het lichte dentine.
Voor het zoeken naar een kanaal verwijder je het witte dentine. Ga nooit op zoek in alleen het donkere, dit is de furcatie en zal tot een perforatie leiden.
Er zijn situaties waarbij het lastiger is, bijvoorbeeld wanneer er verkleuring is opgetreden door amalgaam of een sealer.

Verschil per element

Per element verschilt de optimale manier om het kanaal te benaderen.
Vroeg openden we bij incisieven palatinaal en maakten dan een bocht. Inmiddels zijn de inzichten zo dat we meer vanaf incisaal openen, zodat het kanaal recht benaderd kan worden.

Bij premolaren bevindt de opening zich in het midden van het occlusale vlak, waarbij de knobbels intact zijn. Als er te weinig licht valt in het kanaal is het een mogelijkheid om het glazuur te bevelen in plaats van de opening te vergroten.

Vroeger werd de opening veel groter gemaakt. Toen gold ook dat we straight line acces nodig hadden. Tegenwoordig wordt alleen weefsel opgeofferd als het noodzakelijk is. Bij het maken van de opening begin je klein en alleen als het nodig is, breid je uit. Indien je middels een spiegel alle kanalen kunt zien, is het voldoende. De kanalen hoeven niet allemaal tegelijkertijd zichtbaar te zijn.
Voor molaren geldt als tip dat je niet te ver naar distaal hoeft te openen.

Wanneer spreken we van een endodontisch succes?

Twee vragen die daarbij van belang zijn:

  • Zijn er endodontische klachten?
  • Hoe oud is de behandeling?

Roberto Cristescu is in 2004 afgestudeerd als tandarts aan de Universiteit Carol Davila in Boekarest, Roemenië. In 2006 ontving hij een Master-titel in Biomaterials aan de Politechnics University Boekarest. Na zijn afstuderen heeft hij in de VS zijn kennis in de endodontologie verdiept. In 2011 rondde Roberto zijn opleiding tot tandarts-endodontoloog aan ACTA af. Hij is erkend endodontoloog door de NVVE, Certified Member of the ESE en International Member of the AAE. Roberto heeft in verschillende endodontische tijdschriften artikelen gepubliceerd en geeft regelmatig cursussen.

Verslag voor dental INFO door tandarts Paulien Buijs van de lezing van Roberto Cristescu tijdens het NVvE-congres De endo start.

Lees meer over: Congresverslagen, Endodontie, Kennis, Thema A-Z
Poster: Omega-3 en de mondgezondheid

Poster: Omega-3 en de mondgezondheid

Voor hun afstudeeronderzoek aan de Hogeschool Utrecht deden studenten Mondzorgkunde Thirza Bustraan en Rachelle Lans literatuuronderzoek naar het verband tussen Omega-3 en mondgezondheid.

Een adequate en evenwichtige inname van Omega-3 meervoudige onverzadigde vetzuren (MOV’s) blijkt van belang en gunstig te zijn voor bescherming tegen inflammatie, chronische en metabole ziekten. Het doel van dit onderzoek was het verkrijgen van kennis en inzicht over de invloed van Omega-3 op de mondgezondheid van volwassenen zodat er evidence-based informatie gegeven kan worden aan (mondzorg)professionals en patiënten.

Zoeken naar wetenschappelijke literatuur

Voor dit systematisch literatuuronderzoek is er aan de hand van zoekstrings gezocht naar wetenschappelijke literatuur in de databanken PubMed (MEDLINE) en Dentistry & Oral Science. Randomized controlled trials, controlled clinical trials, cohort studies, cross-sectionele studies en case studies werden meegenomen in het onderzoek. Alle meegenomen onderzoeken hadden betrekking tot patiënten van 18 jaar en ouder, inname van Omega-3 en/of Omega-6 vetzuren via voedsel of supplementen, en de aanwezigheid van ziekten van harde en/of zachte weefsels in de mond.

De studies werden door de onderzoekers onafhankelijk van elkaar gescreend op basis van titel en abstract en ten slotte full-text. De methodologische kwaliteit van de studies die zijn onderzocht werd beoordeeld met de beoordelingsformulieren van het Joanna Briggs Institute en is er een mate van bewijs aan de studies toegewezen. Aansluitend vond inhoudelijke beoordeling van de artikelen plaats, werden conclusies getrokken, en werden er aanbevelingen voor (mondzorg)professionals opgesteld.

Resultaten

Voor hun onderzoek keken Bustraan en Lans naar 12 studies, waarvan zeven cross-sectionele studies (mate van bewijs C) en vijf randomized controlled trials (mate van bewijs A2 en B).

Een Omega-3 rijk dieet bleek geassocieerd met een verminderd risico op parodontitis (bij docosahexaeenzuur (DHA): OR= 0.78 (95% BI 0.61-1.00) en bij eicosapentaeenzuur (EPA): OR= 0.85 (95% BI 0.67-1.08) en de inname van de vetzuren DHA en EPA werd geassocieerd met verminderde pocketdiepte na scalen en rootplanen bij niet-rokers met chronische gegeneraliseerde parodontitis (P= <0.05).

Uit één randomized controlled trial bleek dat aanvullende Omega-3 supplementen met scalen en rootplanen significant grotere reductie van de gingivale index en pocketdiepte gaf, en meer aanhechtingswinst genereerde (allen P= <0.01). Verder bleek dat de concentraties aan diverse Omega-3 en Omega-6 vetzuren hoger waren bij patiënten met agressieve parodontitis in vergelijking met gezonde patiënten.

Daarnaast bleek dat Omega-3 bij orale submuceuze fibrose het branderige gevoel in de mond reduceerde (P= 0.005) en dat bij een voeding rijk aan Omega-3 vetzuren het aantal cariëslaesies afneemt (P= <0.05).

Poster: Omega-3 en de mondgezondheid
Klik hier voor een vergrote versie

Conclusie

Er zijn aanwijzingen dat een voeding rijk aan Omega-3 vetzuren de kans op cariës en een branderig gevoel bij orale submuceuze fibrose verkleint. Er zijn ook aanwijzingen dat specifieke vetzuren van de Omega-3 familie effectief zijn bij parodontitis. Meer en beter onderzoek is nodig naar de dosering en de diverse vetzuren van de Omega-3 familie.

Poster ontwikkeld door:
Thirza Bustraan en Rachelle Lans, studenten mondzorgkunde, Hogeschool Utrecht

Bekijk ook andere posters ontwikkeld door studenten Mondzorgkunde

Deze posters werden beoordeeld met een cijfer 7 of hoger en zijn een selectie uit de gemaakte posters die interessant zijn voor werkzame mondhygiënisten.

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Voeding en mondgezondheid
Podcast

Podcast: Bevlogenheid in je werk

Deze podcast komt vanuit een persoonlijke ervaring van Sjoerd Kuiken. In het verleden heeft hij tijdelijk als praktijkmanager gefungeerd voor een praktijk. Deze functie gaf hem geen energie, maar zoog juist alle energie uit hem en zorgde zelfs voor stress. Dit was voor hem de aanleiding weer terug te grijpen op zijn eerder opgestelde persoonlijke kernwaarden. Een soort persoonlijke missie die hij voor zichzelf had opgeschreven en hem veel houvast geeft. Deze podcast gaat over keuzes maken en vooral de ‘weg volgen’ die je energie geeft.

Beluister de podcast

Door: Sjoerd Kuiken. Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

 

Lees meer over: Thema A-Z, Werken met plezier
Casus-Symmetrie-voor-een-mooi-en-rustig-esthetisch-beeld-400-jpg

Casus: Symmetrie voor een mooi en rustig esthetisch beeld

Symmetrie is een van de vele parameters die zorgt voor een mooi en rustig esthetisch beeld. Niet alleen voor het gelaat, maar zeker ook voor het gebit.

In deze casus van tandarts-implantoloog Mike Kesseler is met behulp van een simpele gingivectomie buccaal van de 11 het tandvlees gecorrigeerd.

Er is sprake van een dikke gekeratiniseerde gingiva ( Cairo et al, 2008; Chambrone et al, 2010 ) en brede mucogingivale grens, waardoor op simpele wijze een verbeterde esthetische situatie gecreëerd kan worden. Met behulp van tijdelijke noodkronen kan de uiteindelijke gingiva contour nog nog vorm gegeven worden. Casus-Symmetrie-voor-een-mooi-en-rustig-esthetisch-beeld

Na twee maanden zijn de definitieve kronen geplaatst met een composietcement om de daadwerkelijke kleur te behouden en is op de dia nog de licht anaemische gingiva te zien.

 

Door:
Mike Kesseler, tandarts-implantoloog bij Kesseler Lock, kliniek voor Tandheelkunde en Implantologie, Amsterdam.

 

 

 

Lees meer over: Casus, Implantologie, Kennis
Contract, deal, ondertekenen

Geen uitspraak rondom dubbel verzekerde Wlz-gerechtigden

De zaak gaat over de vraag of zorgverzekeraars aanvullende tandartsverzekeringen mogen verkopen aan gebruikers van intramurale zorg. Deze zorg wordt vaak door de Wet langdurige zorg (Wlz) betaald. Maar vanuit deze wet zijn ook mondzorgkosten vaak verzekerd. Dit levert veel dubbel verzekerden op.

Uit een enquête van Radar uit 2016 bleek al dat 64% van de mensen in een verpleeghuis of zorginstelling dubbel verzekerd zijn. Nieuw is het probleem dus niet. Een groep Twentse belangenvertegenwoordigers sleepte Menzis hiervoor voor de rechter. Volgens de eisers heeft Menzis vier jaar lang onterecht premie ontvangen van Wlz-gerechtigden voor aanvullende tandartsverzekeringen.

Onduidelijkheid en onwetendheid

Er bestaat veel onduidelijkheid en onwetendheid over de kwestie. Veel bewoners van zorginstellingen weten bijvoorbeeld niet dat veel zorg vanuit de Wlz wordt vergoed. Hetzelfde geldt voor mensen met een verstandelijke beperking. Zij weten vaak niet goed waarvoor ze verzekerd zijn.

Hier maken zorgverzekeraars bewust of onbewust gebruik van. Zo komt het dat veel mensen in de Wlz dubbel verzekerd zijn. Zij betalen vaak veel meer premie dan nodig, terwijl ze meestal geen gunstige financiële situatie hebben. Volgens de Twentse eisers kan het landelijk gaan om 300 tot 400 miljoen aan premies voor dubbele verzekeringen.

De advocaat van Menzis wijst op de eigen verantwoordelijkheid van een verzekerde bij het afsluiten van een tandartsverzekering. Maar in hoeverre kan je van eigen verantwoordelijkheid spreken wanneer iemand niet goed geïnformeerd of ondersteund wordt?

Verkeerde Menzis

Het zal nog even wachten zijn op een uitspraak in de zaak die de Twentse eisers tegen Menzis aanspanden. Zij daagden namelijk de verkeerde rechtspersoon. Zij daagden Menzis Zorgverzekeraar, terwijl ze Menzis NV hadden moeten dagen. ‘Juridische haarkloverij’, aldus Jan Wegdam van de Stichting Fonds De Twentse Zorg Centra, die de vier eisers financieel steunt, tegenover Skipr.

Bron:
Uitspraken.rechtspraak.nl

 

 

Lees meer over: Thema A-Z, Zorgverzekeringen

Tandartsen kunnen belangrijke rol hebben in strijd tegen diabetes

Type 2 diabetes mellitus (T2DM) zorgt voor grote economische en gezondheidsrisico’s, maar wordt vaak niet tijdig gediagnosticeerd. Tandartsen zouden volgens nieuw onderzoek van vitaal belang kunnen zijn bij het identificeren van patiënten die risico lopen op de ziekte.

Asymptomatische gevallen vaak niet gediagnosticeerd

T2DM is een groeiende zorg voor de volksgezondheid nu zo’n 10% van de mensen ouder dan 25 jaar in Europa er last van heeft. Veel personen worden daarnaast vaak jaren niet gediagnosticeerd omdat de T2DM in de vroege stadia asymptomatisch is. Omdat er gevestigde verbanden zijn tussen een verminderde glycemische status en de mondgezondheid, kunnen tandheelkundige professionals van vitaal belang zijn bij het identificeren van de aandoening.

Bewijs voor nut tandartsen bij identificeren risicopatiënten

Het doel van de studie was om in de bestaande literatuur bewijs te verzamelen ter ondersteuning van het identificeren van individuen met een verhoogd risico op of die lijden aan niet-gediagnosticeerde T2DM door tandheelkundige teams. De onderzoekers werden geleid door professor Iain Chapple, hoofd van de School of Dentistry van de Universiteit van Birmingham.

Vragenlijsten en bloedonderzoek leiden tot betere resultaten

Uit de systematische review bleek dat het gebruik van risicobeoordelingsinstrumenten in een tandheelkundige praktijk kan leiden tot betere resultaten voor patiënten en een beter beheer van de aandoening. Voorbeelden van de instrumenten zijn onder andere vragenlijsten voor patiënten en bloedonderzoek.

Belanghebbenden zijn positief

Chapple zei over de resultaten: “Onze review identificeerde een positieve houding van artsen, leden van tandheelkundige teams, patiënten en het publiek ten aanzien van risicobeoordeling en vroegtijdige opsporing van diabetes en pre-diabetes binnen de tandchirurgie. Patiënten ondersteunden ook sterk tests die werden uitgevoerd en meteen resultaten opleverden.”
“Niet alleen laat dit zien dat het misschien nuttig is om de tandheelkundige beroepsbevolking te betrekken bij het identificeren van deze gevallen, maar het toont ook aan dat er behoefte is aan een meer samenhangende benadering van zorgpaden tussen artsen en tandartsen.”

Voortbouwen op internationale richtlijn

Het werk bouwt onder andere voort op de gezamenlijke internationale richtlijn die vorig jaar is gepubliceerd over tandvleesaandoeningen en diabetes. Hierin worden mondzorgprofessionals en artsen aanbevolen om nauwer samen te werken.

Onderzoek naar effectiviteit en protocollen

Toekomstig onderzoek zou de klinische en kosteneffectiviteit van een dergelijke benadering moeten beoordelen. Ook moeten er duidelijke protocollen en trajecten voor patiëntzorg worden vastgesteld voordat de aanpak zou kunnen worden ingesteld, aldus de onderzoekers.

Bron:
Persbericht University of Birmingham
Current Oral Health Reports

Lees meer over: Medisch | Tandheelkundig, Thema A-Z

Opgesloten tand blijkt zeldzaam reusachtige speekselsteen te zijn

Een man in India ging naar een particuliere tandartspraktijk met klachten in zijn onderkaak. Na onderzoek dacht men dat het een mandibulaire tand betrof, maar bleek dat het om een reusachtige speekselsteen ging.

Met pijnklachten en zwelling naar de kaakchirurg

De 37-jarige man was verwezen naar een kaakchirurg nadat hij pijnklachten en een zwelling in zijn onderkaak had. Tijdens kauwen en eten verergerde de pijn en intraoraal onderzoek liet een verminderde mondopening zien. Er was echter geen plaatselijke temperatuursverhoging en ook beide kaken hadden normale tanden zoals te zien was op een orthopantomogram van de patiënt.

Röntgenfoto laat harde groei onder premolaren zien

De röntgenfoto onthulde de aanwezigheid van een harde groei onder zijn premolaren. De aanvankelijke diagnose was dan ook een aangedane mandibulaire tand die chirurgisch verwijderd zou moeten worden. Om dit verder te onderzoeken werd een echo gemaakt zodat de zwelling van het zachte weefsel beter bestudeerd kon worden.

Geen tand maar speekselsteen

De beelden lieten zien dat de ‘tand’ eigenlijk een speekselsteen is, een massa gekristalliseerde mineralen die vastzit in de speekselklier. Normaal zijn deze niet groter dan een paar millimeter maar deze was maar liefst 2 centimeter lang, een erg zeldzaam exemplaar. Ze worden geassocieerd met uitdroging, tabak roken en infectie. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de speekselklier sialolithiase produceert wanneer het abnormaal veel calcium gaat produceren als gevolg van bijvoorbeeld voedselresten of bacteriën.

Operatieve verwijdering

Normaal gesproken worden zulk soort patiënten geadviseerd om de speekselklier te stimuleren om de speekselsteen eruit te krijgen. Bij zo’n groot geval is dit echter niet mogelijk. Met behulp van dissectie met een stomp instrument werd de sialolithiasis uiteindelijk verwijderd. De man had een rustige genezing en de symptomen van pijn en zwelling zijn verdwenen.

Bekijk de afbeelding van de speekseltand bij de bron hieronder.

Bron:
BMJ Cases,
IFLScience

 

 

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z
Toename in bruxisme door COVID-19

Toename in bruxisme door COVID-19

Dat COVID-19  niet alleen zorgt voor veel schade aan de gezondheid van coronapatiënten maar ook aan bijvoorbeeld de economie en mentale gezondheid was al bekend. In een brief aan de redacteur van het British Dental Journal wordt echter ook gewaarschuwd voor een toename in bruxisme bij patiënten.

Geestelijke gezondheid vermindert

De auteurs van de brief schrijven dat de geestelijke gezondheid van mensen vermindert door toenemende werkloosheid en isolatie. Ook veranderingen in de normale routine tijdens de pandemie hebben volgens hen onvermijdelijke gevolgen voor het stressniveau dat mensen ervaren en zorgen voor meer angst.

Verband stress en bruxisme

Onderzoek heeft aangetoond dat verhoogde niveaus van stress en angst een duidelijk verband hebben met bruxisme. Dit is een gemeenschappelijke factor waardoor een tand vatbaarder wordt voor barsten en breken. Bruxisme en temporomandibulaire stoornissen komen dan ook vaker voor bij mensen die lijden aan een verslechterde psycho-emotionele status.

Toename van patiënten

Er is momenteel een toename van het aantal patiënten met kenmerken van knarsen en klemmen van de kaken. Dit komt overeen met de resultaten van een enquête die de American Dental Association in maart publiceerde. Hieruit blijkt dat tandartsen als gevolg van de pandemie een toename zien van patiënten met stressgerelateerde tandheelkundige aandoeningen.

Mentale gevolgen coronacrisis

De auteurs schrijven dat ook zij verschillende patiënten die met pijnklachten bij ze kwamen hebben gediagnosticeerd met tandbreuken. Ze waarschuwen dat een dergelijke pathologie steeds vaker wordt gezien in tandartspraktijken en schrijven dit op het conto van de mentale gevolgen van de coronacrisis.

Grondig onderzoeken

Tandartsen moeten patiënten daarom grondig onderzoeken op vroege tekenen van gebitsslijtage. Ook zou het opnemen van een gedetailleerde sociale geschiedenis een belangrijke rol kunnen spelen bij het vaststellen van het risico op bruxisme en tandbreuken bij de patiënt.

Interventies

Wanneer een patiënt aan stress lijdt en tekenen van bruxisme toont, kan een tandarts advies geven over hoe de patiënt met de angst om kan gaan en kan het behulpzaam zijn om hem/haar door te verwijzen voor hulp. Tenslotte kan een tandarts interventies als mondbeschermers aanbieden om zo het risico op gebitsslijtage en breuken te minimaliseren, schrijven de auteurs.

Bron:
British Dental Journal  

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
ANVS-Herinnering

Herinnering ANVS: regel vóór 15 april uw registratie of vergunning voor werken met röntgentoestellen

Tandartsen die werken met röntgentoestellen hebben daarvoor een registratie of vergunning nodig van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Voordat het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs) van kracht werd in 2018, volstond vaak een melding bij de ANVS.

Veel tandartsen hebben deze melding na de veranderde regelgeving tijdig omgezet naar een registratie of vergunning. De praktijkeigenaren die dit niet gedaan hebben en nog steeds met röntgentoestellen werken zijn intussen in overtreding. Zij krijgen een laatste kans om de registratie of vergunning alsnog aan te vragen. De ANVS zal niet handhavend optreden ten aanzien van deze overtreding, als de aanvraag voor registratie of vergunning vóór 15 april alsnog wordt gedaan.

Toezicht

Rekening houdend met bovenstaande aanpak blijft de ANVS intussen haar toezichtprogramma uitvoeren. Zo startte de ANVS onlangs met inspecties bij tandheelkundige praktijken. Tijdens deze inspecties kijkt de ANVS naar de registraties en vergunningen en houdt toezicht op bijvoorbeeld de vereiste deskundigheid voor het werken met röntgentoestellen. Als blijkt dat bijvoorbeeld veiligheidsvoorschriften onvoldoende worden nageleefd zal de ANVS natuurlijk wel handhavend optreden. Deze aanpak past binnen de toezicht- en interventiestrategie van de ANVS waarin het kader staat voor de risicogerichte toezicht- en interventieaanpak.

Regelen van registratie of vergunning

Als een tandarts nieuwe plannen heeft om met röntgentoestel te werken, dan is de termijn tot 15 april overigens niet van toepassing en moet vóórdat met het toestel wordt gewerkt eerst een vergunning of registratie geregeld worden.

Het aanvragen van een registratie of vergunning vraagt de nodige tijd. Zo moet bijvoorbeeld een risicoanalyse zijn opgesteld om de aanvraag in te dienen. Ook het opstellen van deze analyse, wat tandartsen veelal laten doen door adviseurs, kost tijd. De aanvraag voor een registratie of vergunning kan digitaal worden ingediend, via het ANVS-loket. Om gebruik te maken van deze digitale dienstverlening is eHerkenning met betrouwbaarheidsniveau 2+ nodig.

Meer informatie

Zie het stappenplan anvs.nl in welke situaties een registratie of vergunning nodig is. De factsheet ‘registratie of vergunning regelen voor tandartsen’ geeft ook meer uitleg. Bij vragen kunt u contact opnemen met de ANVS via het online contactformulier. U kunt ook bellen met 088-4890500, op werkdagen tussen 08.30 en 17.00 uur.

Lees meer over: Röntgen | Digitale tandheelkunde, Thema A-Z
Promotieonderzoek: Virtual Reality effectief bij tandartsangst

Promotieonderzoek: Virtual Reality effectief bij tandartsangst

Afhankelijk van land en culturele context heeft zo’n 2-17% van de bevolking last van angst voor de tandheelkundige behandeling, dan wel voldoen zij aan alle kenmerken van een specifieke fobie voor deze situatie. Niet zelden vermijden personen met tandartsangst, of een tandheelkundige fobie, een behandeling door een tandarts, hetgeen kan leiden tot een slechte mondgezondheid. Daarom is tijdige behandeling van deze angst van cruciaal belang om de kwaliteit van leven van deze patiënten te verbeteren.

De heer K. Raghav promoveerde op het proefschrift: ‘Evaluation of the effectiveness of Virtual Reality Exposure Therapy VRET in the management of anxiety about dental treatment’. Promotor is prof. dr. A. de Jongh. Copromotor is dr. A.J. van Wijk.

Virtual Reality Exposure Therapy

Cognitieve gedragstherapie, in de vorm van exposure in vivo, wordt beschouwd als de gouden standaard wat betreft de behandeling van fobische angst voor de tandheelkundige behandeling. Exposure in vivo kent echter ook beperkingen, zoals een beperkte beschikbaarheid van professionele hulpverlening op het terrein van angstbehandelingen voor de tandheelkundige setting, en een relatief hoge uitval- en terugval bij patiënten die zo’n therapie ondergaan. Sinds enkele jaren is Virtual Reality Exposure Therapy (VRET) populair voor de behandeling van verschillende typen fobieën. Dit proefschrift bevat een reeks studies die de effectiviteit van VRET voor fobische angst voor de tandheelkundige behandeling hebben onderzocht.

Systematic review

In het kader van het promotietraject werd allereerst een systematic review uitgevoerd om de effectiviteit van op technologie gebaseerde inter- venties, waaronder VRET, voor de behandeling van angst voor de tandheelkundige behandeling vast te stellen. De resultaten van deze review lieten zien dat op technologie gebaseerde interventies effectief zijn, maar ook dat gedegen onderzoek naar VRET-technologie voor de behandeling van fobische angst voor de tandheelkundige behandeling ontbreekt. Deze review vormde de basis voor verder onderzoek naar de effectiviteit van VRET ten aanzien van de behandeling van angsten en fobieën op tandheelkundig gebied met een reeks studies, waaronder gevalsbeschrijvingen, een haalbaarheidsstudie en een gerandomiseerde, gecontroleerde effectstudie (RCT). Na het uitvoeren van de systematic review werden twee zogenoemde case studies uitgevoerd waarmee het belang van VRET voor tandheelkundige fobieën werd onderzocht. In het eerste onderzoek  ondergingen twee volwassen patiënten met een tandheelkundige fobie een enkele VRET-sessie. In de tweede studie onderging een volwassen patiënt met een ernstige tandheelkundige fobie meerdere VRET-sessies en een kind met een tandheelkundige fobie één enkele VRET-sessie.

De resultaten van deze gevalsbeschrijvingen gaven aan dat VRET tandheelkundige angst en vermijding kan verminderen

Na zes maanden follow-up hadden de patiënten geen tandheelkundige fobie meer en waren ze in staat reguliere tandheelkundige zorg te ondergaan.

Haalbaarheidsstudie

Vervolgens werd een haalbaarheidsstudie uitgevoerd om de veiligheid en werkzaamheid van VRET ten aanzien van tandheelkundige fobieën te bepalen. Dit gebeurde met behulp van een gecontroleerd onderzoeksdesign. Tien patiënten met de diagnose tandheelkundige fobie werden willekeurig toegewezen aan VRET, dan wel een controleconditie bestaande uit een brochure met psycho-educatie gericht op angst voor de tandheelkundige behandeling. Alle deelnemers werden nauwlettend gemonitord waarbij de ernst van hun angst elke week, gedurende 14 weken en na zes maanden follow-up, werd geregistreerd. Na de interventie werden er geen bijwerkingen of verergering van symptomen in test- en controlegroepen gevonden. Na zes maanden follow-up bleek er sprake te zijn van een significante afname in angstscores en vermijdingsgedrag in de VRET-groep en significant meer in vergelijking met de controleconditie. Ook had de meerderheid van de VRET-patiënten (vier op de vijf) geen tandheelkundige fobie en ondergingen ze regelmatig een tandheelkundige behandeling.

Randomised Controlled Trial

Toen werd vastgesteld dat het gebruik van VRET voor de behandeling van tandheelkundige fobie haalbaar was, werd een Randomised Controlled Trial (RCT) uitgevoerd waarmee de werkzaamheid van VRET werd vergeleken met de eerder genoemde brochure met psycho-educatie over angst voor de tandheelkundige behandeling. Vóór de uitvoering van de RCT werd een gedetailleerd protocol gepubliceerd. Daarin wordt beschreven dat dertig patiënten met de diagnose fobie voor de tandheelkundige behandeling willekeurig werden toegewezen aan VRET dan wel de controlegroep die de brochure had gelezen. De VRET-patiënten vertoonden een significante vermindering van angst en vermijdingstendenties in vergelijking met de controlegroep. Ze ervoeren ook een consistent sterkere aanwezigheid (‘presence’) en een sterker gevoel van realisme tijdens de therapie. Ook voldeden significant meer VRET-patiënten ‒ in vergelijking met de contro- legroep ‒ na afloop van hun behandeling niet meer aan de diagnostische criteria van een tandheelkundige fobie (85% versus 17%), en ondergingen ze 6 maanden na afloop van hun behandeling significant vaker een reguliere tandheelkundige behandeling (77% versus 50%).

VRET is een effectieve behandeling voor mensen met een fobische angst voor tandheelkundige behandeling

Geconcludeerd kan worden dat over het algemeen de bevindingen van alle gepubliceerde onderzoeken in dit proefschrift op convergerende wijze steun bieden aan de notie  dat  VRET een  effectieve  behandeling  is  voor  mensen  met  een  fobische angst voor de tandheelkundige behandeling, en dat deze methode in de reguliere tandartspraktijk kan worden gebruikt. Op die manier effenen de resultaten van dit proefschrift de weg naar verder onderzoek naar VRET-toepassingen bij personen met specifieke zorgbehoeften, zoals diegenen die last hebben van een fobische angst voor de tandheelkundige behandeling, en naar de mogelijkheid van zelfhulp met VRET, bijvoorbeeld in het geval het lastig is een therapeut face-to-face te raadplegen.

Bron:
Proefschrift van de heer K. Raghav: ‘Evaluation of the effectiveness of Virtual Reality Exposure Therapy VRET in the management of anxiety about dental treatment’. Promotor is prof. dr. A. de Jongh. Copromotor is dr. A.J. van Wijk.

 

 

Lees meer over: Pijn | Angst, Thema A-Z
Video Directe pulpa overkapping (15 min)

Video: Directe pulpa overkapping

In deze video wordt een directe pulpa overkapping uitgevoerd. De leeftijd van de patiënt, grootte en voorafgaande symptomen zijn sleutel factoren voor de keuze voor een conservatieve benadering of indicatie voor een pulpectomie.

Na de exponatie wordt getracht de bloeding te stelpen met 1.25% natrium hypochloriet.

Vervolgens kan de exponatie afgedekt worden met MTA, calciumhydroxide PA of calciumhydroxide cement. In de video wordt eerst gebruik gemaakt van MTA en vervolgens wordt er calciumhydroxide cement geappliceerd. Ten slotte wordt het element afgesloten met glasionomeer en composiet.

Lees meer over: Restaureren, Thema A-Z, Video
vaccin - naald

Tandartsen mogen in 1/3 van landen COVID-19-vaccins toedienen

In een derde van de landen ter wereld hebben tandartsen toestemming om COVID-19-vaccins toe te dienen als onderdeel van nationale vaccinatiestrategieën. Dit blijkt uit een enquête gepubliceerd door het COVID-19 Task Team van de FDI World Dental Federation. Meer dan de helft van de landen geven voorrang aan tandartsen bij het vaccineren.

Enquête onder nationale tandheelkundige verenigingen

De enquête werd gehouden onder 57 aangesloten nationale tandheelkundige verenigingen van over de hele wereld.  In ongeveer twee derde van deze landen hebben tandartsen geen toestemming om vaccinaties toe te dienen. In Europa mogen momenteel tandartsen in Servië, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk dit echter wel.

Tandartsen wel of niet laten prikken

Ook zijn er besprekingen gaande in Spanje, Zweden, Ierland en Duitsland over dit onderwerp. De Nationale Orde van Kaakchirurgen in Frankrijk heeft de regering opgeroepen om toestemming te verlenen, maar tot op heden is deze nog niet gegeven. De volledige lijst van landen die wel/niet tandheelkundigen laten prikken kun je hier vinden.

Oproep aan landen

De FDI roept meer landen op om tandartsen groen licht te geven om de vaccins te geven aangezien mondgezondheid een belangrijk onderdeel is van de algehele gezondheid en welzijn, en mondzorg een essentiële openbare dienst is. “Er moeten inspanningen worden geleverd om tandartsen in staat te stellen COVID-19-vaccins toe te dienen, indien mogelijk binnen de nationale wet- en regelgeving, en met minimale verstoring van de mondzorg”, zegt dr. Gerharad Konrad Seeberger, de voorzitter van de FDI World Dental Federation.

Tandartsen in helft landen voorrang bij vaccineren

De enquête onderzocht ook de prioriteitstelling van tandartsen in de uitrolprogramma’s van de vaccins. In 53% van de deelnemende landen krijgen tandartsen prioriteit bij het vaccineren. In 12% van de landen, Cambodja, Colombia, Kazakhstan, Roemenië, Saudi-Arabië, Zuid-Korea, en Thailand, is dit niet het geval. Andere landen hebben hun vaccinatiestrategie nog niet zo ver uitgedacht en weten nog niet of tandheelkundigen voorrang krijgen.

Nieuwe informatie

In de aanloop naar de Werelddag voor mondgezondheid op 20 maart zal de FDI nieuwe informatie vrijgeven over de COVID-19-infectiepercentages onder tandartsen over de hele wereld.

Nederlandse tandartsen willen meehelpen met vaccineren

“Tandartsen staan te trappelen om te helpen bij het vaccineren tegen het coronavirus. Ze hebben ervaring met prikken en beschikken over de infrastructuur om snel aan de slag te gaan.” Dat zegt de KNMT, in BNR Ochtendspits. De organisatie bood het ministerie van Volksgezondheid aan om mee te helpen maar volgens de beroepsvereniging is daar geen gebruik van gemaakt.

Bron:
FDI World Dental Federation
BNR Ochtendspits

 

 

Lees meer over: Corona, Thema A-Z
Neolithische mensen maakten juwelen van menselijke tanden

Neolithische mensen maakten juwelen van menselijke tanden

De prehistorische bewoners van een Neolithische nederzetting in het huidige Turkije stonden al bekend om hun bijzondere decoraties. Een nieuwe vondst laat nu zien dat de bewoners ook menselijke tanden gebruikten als decoratie.

De prehistorische inwoners van Çatalhöyük, een nederzetting in het huidige Turkije, hadden een interessante smaak in versiering. De opgravingen uit deze regio staan bekend om de vondst van van tanden, hoorns en botten van dieren, samen met de schedels van hun doden, die gebruikt werden als decoratie en juwelen. Nu lijken ze ook menselijke tanden te hebben gebruikt om hun lichaam te versieren.

Drie opgegraven tanden, gedateerd tussen 6300 en 6700 v.Chr., Vertonen tekenen van ‘opzettelijke modificatie voor sierdoeleinden’, aldus de onderzoekers in hun paper wat gepubliceerd werd in het Journal of Archeological Science. Hoewel over één tand nog getwijfeld kan worden, zien de onderzoekers in de andere twee tanden duidelijke aanwijzingen van deze modificatie. Volgens de archeologen zijn het de eerste ‘siertanden’ die in ooit in deze regio werden gevonden.

Symbolisch belang

“De twee duidelijk bewerkte hangers werden waarschijnlijk uit de skeletten van volwassen en oude volwassenen gehaald, zorgvuldig geboord en gedurende een wisselende tijdsperiode gedragen,” schreven de onderzoekers in hun artikel.

“De zeldzaamheid van dergelijke artefacten in het prehistorische Turkije suggereert een diepe symbolische betekenis voor deze praktijk en deze objecten, en biedt nieuwe inzichten in de begrafenisgewoonten en het symbolische belang van het gebruik van menselijke lichaamsdelen tijdens het Neolithicum van de regio.”

Gaten door de wortel

De drie tanden hebben allemaal een gat door de wortel. Twee van de tanden – aangeduid als tand 31375, een hoektand en tand 30567.x2, een kies – werden gevonden in woningen. De eerste onder de overblijfselen van een ingestorte muur en de laatste in een put, waar ooit een pilaar stond om een gebouw te ondersteunen.

Bron:
Journal of Archaeological Science

Lees meer over: Opmerkelijk, Thema A-Z