Wtza administratie

Nieuwe wet (Wtza) voor praktijkhouders nauwelijks uitvoerbaar en onbetaalbaar

De Eerste kamer heeft de nieuwe Wet toetreding zorgaanbieders aangenomen (Wtza) in de zomer van dit jaar aangenomen. Zoals het ernaar uitziet wordt de Wtza per 1 juli 2021 ingevoerd. De wet regelt het toezicht op zorgaanbieders en aan welke eisen zij moeten voldoen om zorg te mogen verlenen. Gedurende het afgelopen jaar hebben de diverse eerstelijns koepelorganisaties, waaronder KNMT en ANT, meermaals aan de bel getrokken over de gevolgen van deze wet voor de eerstelijnszorg en met name voor de praktijken waar minder dan 50 personen werken. Onlangs hebben de eerstelijns koepelorganisaties nog gezamenlijk gereageerd op de concept ministeriële regeling jaarverantwoording gereageerd. In deze concept wetgeving is het onderdeel jaarverantwoording uitgewerkt dat een onderdeel is van de nieuwe Wtza.

Wat is er aan de hand?

De nieuwe Wtza verplicht alle zorgaanbieders jaarlijks openbaar verantwoording af te leggen over hun financiële bedrijfsvoering, resultaat en vermogen. Het uitgangspunt is dat zorgaanbieders die (deels) met collectieve middelen worden bekostigd, aanspreekbaar moeten zijn op de professionaliteit en integriteit van hun bedrijfsvoering. Solisten, waarnemers en individuele leden van een maatschap (de (kosten)maatschap zelf wel) zijn van deze verplichting uitgezonderd.

Niet passend bij situatie

Alle zorgaanbieders worden op basis van deze regeling verplicht een jaarrekening op te maken op basis van voorgeschreven modellen die afgeleid zijn van titel 9 boek 2 BW.

Echter gaat de overheid hierbij volledig voorbij aan het feit dat het landschap van eerstelijnszorg aanbieders bestaat uit veel eenmanszaken, maatschappen en personenvennootschappen en dat deze hun jaarverantwoording niet hoeven te baseren op basis van titel 9 boek 2 BW.

Daarnaast mogen deze jaarrekeningen, in verband met vereenvoudiging, worden opgesteld op basis van fiscale grondslagen. Vanuit de concept wetgeving zou dit echter op basis van commerciële grondslagen moeten zijn.

Conclusie is derhalve dat de voorgeschreven manier van verantwoording niet passend is bij de huidige jaarverantwoording zoals deze gebruikelijk is bij een groot deel van de praktijkhouders.

Accountantsverklaring

Voor alle zorgaanbieders (inclusief zzp-ers die werken vanuit een rechtspersoon) geldt dat een controleverklaring onderdeel uitmaakt van de verplichtingen. De controleverklaring is de meest zware vorm van een accountantsverklaring! In een controleverklaring doet een accountant een uitspraak over de getrouwheid van de financiële informatie. Om deze uitspraak te kunnen doen moet een accountant kunnen steunen op diverse interne controles en de administratieve organisatie van een praktijk.

Bij zeer veel praktijkhouders zijn de diverse functiescheidingen, interne controles en een uitgebreid beschreven administratieve organisatie echter door de omvang van de organisatie vaak simpelweg niet aanwezig.

Ook de geëiste accountantsverklaring past derhalve totaal niet bij de gemiddelde omvang van een praktijk en is derhalve niet uitvoerbaar.

Administratieve lastenverzwaring

Tevens dienen alle zorgaanbieders ook nog jaarlijks een aanvullende vragenlijst in te vullen die betrekking heeft op diverse onderdelen van de bedrijfsvoering. Deze informatie is volgens de overheid van belang voor de data-analyse voor het risico gestuurde toezicht op de financiële bedrijfsvoering van zorgaanbieders. In combinatie met de hiervoor genoemde verplichtingen zorgt dit alle bij de praktijkhouders voor een enorme toename van de administratieve lasten.

Financiële lastenverzwaring

Maar naast de administratieve lasten zorgen de geëiste soort van jaarverantwoording en bijbehorende accountantsverklaring voor een enorme financiële lastenverzwaring. Op dit moment zal niet iedere zorgaanbieder de jaarverantwoording laten verzorgen door een accountantskantoor.

Indien de concept ministeriële regeling niet zal worden aangepast dan dient iedere zorgaanbieder in ieder geval een overstap te moeten maken naar een accountantskantoor. Aangezien een accountantskantoor te maken heeft met meer wetgeving en verplichtingen zal deze overstap al vaak gepaard gaan met een toename van de kosten.

Indien de verplichting voor een controleverklaring ook niet zal wijzigen dan zorgt dit nog eens extra voor een verhoging van de jaarkosten.
De verwachting is dat de praktijkhouders in de toekomst rekening zullen moeten gaan houden met een toename van de totale kosten van de jaarverantwoording van € 6.000 – € 10.000. U ziet dat de administratieve lasten en hoge kosten die de verplichtingen uit deze ministeriële regeling voor kleinschalige eerstelijnszorgaanbieders met zee meebrengen dan ook volledig uit de pas gaan lopen en niet in verhouding staan tot de tijd die deze zorgaanbieders hebben voor patiëntenzorg.

Het streven naar verlichting van administratieve lasten en kosten is met deze wetgeving is in ieder geval ver te zoeken.

Door:
Alex van Dijk, Van Helder, accountancy, belastingadvies en consultancy voor de zorg

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Een-praktijkmanager-aanstellen.-Durf-jij-het-aan

Een praktijkmanager aanstellen. Durf jij het aan?

Drukt het praktijkmanagement ook als een zware last op jouw schouders? Of ben je niet tevreden met het ‘reilen en zeilen’ in jouw praktijk? Er zijn veel collega-praktijkhouders die dergelijke gevoelens ervaren. Als je weet waar de oplossing ligt, is vervolgens de uitdaging om daadwerkelijk te veranderen. Om de verandering te DURVEN aangaan. In deze serie wordt in elk artikel een nieuwe maatregel besproken, die wellicht ook voor jou opgaat. Durf jij het aan te veranderen? Het eerste artikel in deze serie ‘Durf jij het aan?’ gaat over het aanstellen van een praktijkmanager.

De organisatiestructuur

De meeste medewerkers binnen het team houden zich vooral bezig met het primaire proces, namelijk het verlenen van zorg. Echter, een goed lopende praktijk komt – mede – tot stand door hoe het praktijkmanagement is ingevuld. Het wel of niet aanstellen van een praktijkmanager is hierin voor praktijkhouders vaak een dilemma.

Praktijken zonder praktijkmanager hebben daardoor bijna niet tot nauwelijks uren per week beschikbaar om als ‘smeermiddel’ in te zetten. In dat geval komt alle druk van het praktijkmanagement op de schouders van de praktijkhouder, wat veelal ook in de avonduren en weekenden wordt ingevuld.

Daarvoor is het goed om de rol of functie van een praktijkmanager niet als een kostenpost te zien, maar als een indirecte bron van inkomsten. Een rol die prima door de praktijkhouder te delegeren is. Want vergeet niet: elke praktijk heeft ‘smeermiddel’ nodig om goed te lopen.

Voorwaarden voor een praktijkmanager

Het aanstellen van een praktijkmanager is één. Het faciliteren van een juiste werkomgeving is vervolgens net zo belangrijk. Houd daarbij de volgende voorwaarden in gedachte:

  1. Eigen werkplek
    Een praktijkmanager moet de tijd en ruimte hebben om de werkzaamheden te doen, die losstaan van het primaire proces van de praktijk (het behandelen van patiënten). Zorg dus voor een eigen werkplek. Een praktijkmanager die zijn of haar werkplek heeft aan de balie is niet efficiënt. Thuiswerken daarentegen kan een hele goede manier zijn om rustig en ongestoord te kunnen werken.
  2. Voldoende uren per week
    Het goed organiseren van een praktijk vergt veel tijd. Tijd die de meeste medewerkers niet hebben, omdat zij zich primair met de zorgverlening bezighouden. Plan een praktijkmanager in voor voldoende uren per week, die ook effectief besteed worden. Dus voorkom dat de praktijkmanager de ‘vliegende keeper’ wordt bij uitval van medewerkers.
  3. Steun vanuit de praktijkhouder
    Het moet duidelijk zijn voor het team voor welke werkzaamheden de praktijkmanager verantwoordelijk is. De praktijkmanager is organisatorisch min of meer gepositioneerd tussen de praktijkhouder en het team. Op deze positie is het een voorwaarde, dat de praktijkmanager in zijn of haar werkzaamheden ook wordt gesteund door de praktijkhouder. Om zodoende autoriteit te hebben in de aansturing naar het team, zodat de praktijkhouder ook daadwerkelijk ontzorgd kan worden.
  4. Affiniteit met de werkvloer
    Verder is het belangrijk voor de praktijkmanager om kennis te hebben van tandheelkundige zorg (niet per se van tandheelkunde zelf dus) en ook regelmatig op de werkvloer aanwezig te zijn. Alleen dan ben je in staat om ook proactief de verbeteringen te zien.

Het aanstellen van een praktijkmanager zorgt voor een permanent ‘smeermiddel’ in de praktijk. Als de praktijkmanager in staat is zijn of haar werk goed te doen, word je minder als praktijkhouder geleefd en is de praktijk beter in staat soepel te draaien. Dit vraagt om het delegeren van werkzaamheden, dit vraagt om investeringen en dit vraagt om de juiste voorwaarden. Durf jij het aan?

Door: Sjoerd Kuiken – Sjoerd begeleidt tandartsen in het optimaliseren van hun praktijk en biedt online cursussen aan op het gebied van praktijkmanagement. Kijk voor meer informatie op www.kuikenpraktijkmanagement.nl.

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
tuchtrecht

Tuchtrecht: berisping na klachten door onnodig trekken derde molaar

Een tandarts heeft een berisping opgelegd gekregen door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam wegens het trekken van twee verstandskiezen terwijl dit niet medisch noodzakelijk was. Ook had hij gebruik gemaakt van oud beeldmateriaal en was de patiënt niet van tevoren op de risico’s gewezen.

Situatie

De klaagster staat sinds mei 2012 ingeschreven in de tandartspraktijk waar de verweerder werkzaam is. In 2013 adviseerde een van de tandartsen om meerdere verstandskiezen te laten trekken. Haar vaste tandarts vond het echter niet nodig en ze ondervond geen klachten, dus het advies werd niet opgevolgd.

In de jaren erna kwam de patiënt op reguliere controles en gebitsreinigingen door tandarts en mondhygiëniste. Begin januari 2019 kreeg de klaagster van haar vaste tandarts bij een controle het advies om haar verstandskiezen te laten trekken als ze klachten zou krijgen en om dan naar een kaakchirurg te gaan.

Op 6 juni later dat jaar ging de patiënt met ontstekingsklachten aan element 28 naar de praktijk. De verweerder, tandarts bij de praktijk, oordeelde dat het element verwijderd moest worden en heeft de extractie direct zelf uitgevoerd. Ook adviseerde hij om de kiezen aan de andere kant preventief te verwijderen, wat op 2 oktober 2019 is gebeurd.

Vijf dagen later wendde de klaagster zich tot de praktijk omdat zij geen gevoel had in haar lip en kaak. Ze werd verteld dat het tot de risico’s van de ingreep behoorde. Na een onderzoek door een bevriende tandarts en op diens advies een kaakchirurg heeft de patiënt op 11 oktober 2019 een schriftelijke klacht ingediend bij de tandartspraktijk. De diagnose van de kaakchirurg was “sensibiliteitsstoornissen n. alveolaris inferior” na het verwijderen van element 48.

De verweerder heeft hierop zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar ingelicht welke een schadevergoeding heeft toegekend. De adviserend tandarts oordeelde dat de verweerder verwijtbaar had gehandeld wegens inadequaat onderzoek voor de ingreep en het ontbreken van een indicatie. Uit de röntgenfoto gemaakt na de extractie zou blijken dat de zenuw die waarschijnlijk de klachten veroorzaakt contact had met de verwijderde derde molaar. Minstens tot de dag van de zitting had de klaagster nog een slapend gevoel in haar kaak.

Klacht

De verweerder wordt verweten onzorgvuldig te hebben gehandeld omdat de ingreep niet medisch noodzakelijk was en er van tevoren geen beeld van de kaak (en daardoor de ligging van de zenuwen) was gemaakt. Ook zegt de klaagster dat ze niet op de risico’s is gewezen, wat ze kwalijk vindt.

Beoordeling

Voor de beoordeling is in het bijzonder de Richtlijn derde molaar van de Nederlandse Vereniging voor Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (2018) van belang. Gebaseerd op dit kader oordeelt het college wat betreft de eerste twee klachten dat er inderdaad geen medische noodzaak was om de derde molaren te verwijderen. De omstandigheden waren er volgens de richtlijn niet naar om de elementen preventief te verwijderen. Er zou bij gedegen voorbereiden onderzoek juist een contra-indicatie moeten zijn geweest wegens de nauwe anatomische relatie tussen de canalis mandibularis en de radices van element 48.
Ook zou een patiënt volgens de Richtlijn derde molaar en de toepasselijke wetgeving voorafgaand aan de behandeling geïnformeerd moet worden over de risico’s van de behandeling. Hoewel de verweerder zegt dat de klaagster van het risico van zenuwbeschadiging op de hoogte moet zijn geweest, acht het college dat niet aannemelijk.

Alle drie de klachtonderdelen zijn hiermee gegrond verklaard. Bij het al dan niet opleggen van een maatregel betrekt het college dat de verweerder op verschillende aspecten onzorgvuldig heeft gehandeld. Het verontrust het college dat de verweerder volhardend is in de juistheid van zijn handelen en niet kritisch is op zijn handelen.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam verklaart alle klachtonderdelen gegrond en legt de verweerder de maatregel van berisping op.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Nieuwe regels voor zzp’ers in het nieuwe jaar

Nieuwe regels voor zzp’ers in het nieuwe jaar

In 2021 veranderen er een aantal wetten die relevant zijn voor zzp’ers. Zo De gaat de zelfstandigenaftrek waarover je geen winst hoeft te betalen in 2021 met € 360 omlaag en wordt het vermelden van je BIG-nummer verplicht. Hier vind je een overzicht van de wetswijzigingen.

Zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek, het deel waarover je geen belasting betaalt, gaat in 2021 met € 360 omlaag tot € 6.670. Sinds 2020 wordt deze aftrekpost elk jaar verlaagd tot je uiteindelijk in 2036 over nog maar € 3.240 geen belasting hoeft te betalen. Je kunt gebruik maken van de zelfstandigenaftrek als je in de ogen van de Belastingdienst ondernemer bent en minstens 1.225 uur per jaar aan je bedrijf besteedt. Hoewel door deze maatregel de fiscale verschillen tussen zelfstandigen en werknemers kleiner worden, merk je er onder de streep vrij weinig van: de stijging van de arbeidskorting en algemene heffingskorting binnen de inkomstenbelasting compenseren dit. Deze wetswijziging is officieel nog niet definitief.

BIG-nummer melden verplicht

Zorgprofessionals moeten vanaf 1 januari 2021 hun BIG-nummer actief bekend gaan maken. Op deze manier moet het voor patiënten makkelijker worden om te controleren of een zorgverlener in het BIG-register staat. Je moet hier zelf voor zorgen – zet je BIG-nummer daarom overal waar je naam en beroep op dit moment beroepsmatig bekend worden gemaakt, zoals je eigen website of website van je werkgever, onder beroepsgerelateerde e-mails en facturen. Het BIG-nummer kan je vinden in ‘Mijn-BIG-register’.

Overdrachtsbelasting bij kopen bedrijfspand naar 8%

Het wordt duurder om een bedrijfspand of tweede woning te kopen. Wanneer je een bedrijfspand voor eigen gebruik koopt, betaal je in 2021 8% overdrachtsbelasting vergeleken met 6% in 2020. Ook wanneer je in woningen of andere vastgoedobjecten belegt ga je 8% overdrachtsbelasting betalen. Vroeger was dat 2% voor woningen en 6% voor andere vastgoedobjecten. Deze wetswijziging is officieel nog niet definitief maar zeer binnenkort waarschijnlijk wel.

Homologatie bij faillissementen

Door aanpassing van de Faillissementswet kan je straks een akkoord sluiten met een deel van je schuldeisers wanneer je bedrijf in financiële problemen is. Op deze manier kan je de schulden van het bedrijf herstructureren en mogelijk faillissement voorkomen. In de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) staat dat de rechter het akkoord kan bevestigen (homologeren) waarna de schuldeisers zich eraan moeten houden, ook als ze het er niet mee eens zijn.

Huurverlaging

Wanneer je een laag inkomen hebt en een sociale huurwoning huurt bij een woningcorporatie, kan je vanaf 1 januari 2021 een keer huurverlaging aanvragen. Als blijkt dat je een huurprijs betaalt die niet passend is bij je inkomen, wordt je huur teruggebracht tot de zogenoemde aftoppingsgrens. Momenteel is deze grens € 619,01 voor een- en tweepersoonshuishoudens en € 663,40 voor meerpersoonshuishoudens. Om in aanmerking te komen voor huurverlaging moet je kunnen aantonen dat je inkomen in de zes maanden voor de aanvraag is gezakt tot onder de relevante inkomensgrens, zie hiervoor onderstaande tabel. Let op: de ingangsdatum van deze wetswijziging is nog niet definitief – hierover wordt nog gestemd in de Eerste Kamer.

Personen in huishouden Onder/boven de AOW-gerechtigde leeftijd Maximale inkomensgrens per jaar
1 Onder € 23.225
1 Boven € 23.175
Meer Onder € 31.550
Meer Boven € 31.475

Coronaregelingen en -maatregelen

Tot slot blijven bepaalde regelingen die zijn getroffen om zelfstandig ondernemers door de coronacrisis te helpen ook in 2021 doorlopen. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Meer informatie hierover kun je vinden bij het KVK Coronaloket.

Bron:
KVK.nl

 

 

Lees meer over: Ondernemen, ZZP-er
online - communicatie

De beste online marketing strategie voor mondzorgpraktijken

Veel praktijken verwelkomen graag nieuwe patiënten en leunen hierbij traditiegetrouw op een organische groei via mond-tot-mond reclame. Echter, door de recente veranderingen in consumentengedrag hebben praktijken steeds meer moeite om de (jongere) doelgroep via deze methode te bereiken. De huidige beperkingen in het aantal sociale contactmomenten dragen hier zeker aan bij.

Het belang van een goede zichtbaarheid online

Ook als praktijk kunt u er tegenwoordig dus niet meer om heen: een goede online zichtbaarheid is de sleutel tot een succesvolle praktijk op lange termijn. Maar hoe werkt dit nu precies? Waar moet u op letten, en welke methode past het beste bij uw bedrijfsstrategie?

Veel mondzorgprofessionals kiezen voor een goede vindbaarheid op Google, wat vaak een uitstekende eerste stap is. Hierbij is de praktijk te vinden in de Google zoekmachine onder specifieke zoekwoorden, zoals bijvoorbeeld “Tandarts Amsterdam”, “Implantaten Den Haag” of “Goede mondhygiënist Rotterdam”. Voor iedere click betaalt u een bedrag dat afhangt van de concurrentie per zoekwoord. Hoe hoger de concurrentie per zoekwoord, hoe hoger de kosten per klik. Hierbij kan het aantrekkelijk zijn om zichtbaar te zijn op specifieke zoekwoorden met minder concurrentie, zoals bijvoorbeeld “Tandarts Amsterdam gespecialiseerd in angstpatiënten”.

Het actief bereiken van de juiste doelgroep

Het nadeel van de Google methode is dat uw aanbod vergeleken wordt met uw concurrenten en dat u enkel de patiënten bereikt die specifiek op zoek zijn naar een tandarts. Dit zijn dus enkel de patiënten met directe klachten. Het overgrote deel van uw doelgroep zult u hier dus niet mee bereiken. Wist u dat ongeveer 20% van de Nederlanders geen tandarts bezoekt? En dat 600.000 kinderen geen tandarts bezoeken door een gebrek aan voorlichting? Zou het niet veel interessanter zijn om juist deze doelgroep te benaderen?

Afbeelding: Een voorbeeld van een advertentie op Facebook.

De unieke kansen voor uw praktijk op Facebook

Een nieuwe methode waar steeds meer mondzorg praktijken van gebruik maken is het adverteren op social media. Uit onderzoek is gebleken dat maar liefst 96% van alle Nederlanders dagelijks tijd spendeert op Whatsapp, Facebook of Instagram, met een gemiddelde van 98 minuten per dag. Tot kort geleden werd social media vooral bestempeld als iets voor de jeugd. Tegenwoordig is niets minder waar: zelfs 65-jarigen spenderen dagelijks gemiddeld 82 minuten op social media.

De voordelen van gericht adverteren

Veel praktijken assumeren dat zij een grote Facebook gemeenschap opgebouwd moeten hebben om hun doelgroep te bereiken, en dat het veel werk kost om deze community te onderhouden. Dit is mogelijk, maar er zijn ook andere methoden die een stuk minder tijdrovend zijn.

Zo is het mogelijk om betaalde advertenties te kopen bij Facebook. Op deze manier kunt u precies bepalen welke wijken uw advertentie te zien krijgen. Voor gevorderden is het zelfs mogelijk om een specifieke doelgroep aan te spreken. Hierbij is het mogelijk om te segmenteren op basis van demografische gegevens, gedrag, persoonlijke voorkeuren en interesses. Denk bijvoorbeeld aan “jonge gezinnen in een bepaalde nieuwbouwwijk” of mensen die “persoonlijke verzorging” belangrijk vinden. Voor slechts een klein budget per dag krijgen duizenden mensen uw gerichte advertentie te zien.

Daarnaast is adverteren op Facebook een uitstekende manier om meer naamsbekendheid voor uw praktijk te verkrijgen. Uw concurrentie is niet zichtbaar op social media, wat u de kans geeft om het persoonlijke verhaal van uw praktijk te vertellen. Patiënten weten vaak niet dat een goede mondgezondheid bijdraagt aan een goede resistentie tegen virussen. Of dat kinderen tot 18 jaar via de basisverzekering gratis een bezoek kunnen brengen aan de mondhygiënist. Facebook is een uitstekende manier om uw doelgroep hier van op de hoogte te brengen. En dat zonder dat zij die dag specifiek op zoek waren naar een bezoek aan uw praktijk.

Re-targeting” advertentie

Ten slotte is het bewezen dat ongeveer 80% van de mensen niet direct actie onderneemt na het zien van een advertentie. Vaak nemen mensen even de tijd om na te denken over hun beslissing – het kost immers wat tijd om een vertrouwensrelatie op te bouwen met een patiënt. Ook voor deze doelgroep heeft Facebook een speciale functie: de “re-targeting” advertentie. Het is mogelijk om potentiële patiënten die eerder een bezoek brachten aan uw website nogmaals te benaderen met een speciale aanbieding. Dit kan een speciale goodie-bag zijn met gratis tandpasta of bijvoorbeeld 30% korting op de eerste behandeling. Deze methode helpt twijfelende patiënten over de streep te trekken om zich aan uw praktijk te verbinden.

Door:

Paul Bakker, online marketing expert bij Level Up – Ads Agency, een online marketing bedrijf dat mondzorgpraktijken helpt om hun patiëntenbestand te groeien met behulp van Facebook en Instagram advertenties.
Lees ook het gratis E-Magazine “In 4 Stappen Succesvol Nieuwe Patiënten Aannemen via Facebook”

 

 

Lees meer over: Communicatie, Ondernemen

Houd je data veilig (lees: binnen de EU)

De European Data Protection Board (EDPB) raadt bedrijven aan voorzichtig om te springen met data van Europese burgers die buiten Europa wordt opgeslagen. De veiligheid van die data is namelijk niet te garanderen.

De data van burgers worden in Europa een stuk beter beschermd dan in veel landen buiten Europa. De landen waar de data van burgers minder goed wordt beschermd dan in de EU – zoals de Verenigde Staten – worden aangeduid als derde landen. Voor dataopslag in derde landen zijn nu nieuwe aanbevelingen gedaan door de EDPB.

De EDPB noemt een aantal aanvullende maatregelen die bedrijven kunnen nemen. De encryptie van bestanden en zogenaamde pseudonimisering worden als mogelijkheden genoemd. Het is aan (Europese) bedrijven zelf om te bepalen welke maatregelen zij nemen. Zij zijn namelijk verantwoordelijk voor de opslag van hun data. Ook als dit in een derde land of door een partij uit een derde land gebeurt.

Data ook onveilig bij Verenigde Staten

Aanleiding voor de nieuwe aanbevelingen is de zogenaamde Scherms II-uitspraak van de hoogste Europese rechter. Daarin wordt gesteld dat de bescherming van data in de Verenigde Staten ernstig tekort schiet. Ondanks de privacy-afspraken die door de EU en VS zijn gemaakt.

Zo kunnen Amerikaanse veiligheids- en inlichtingendiensten – zoals de FBI en CIA – alle persoonsgegevens inzien. Daarvoor hebben ze geen toestemming nodig van de Europese bedrijven van wie de data afkomstig is, of de bedrijven die de data opslaan. Dit gebeurt niet alleen op Amerikaans grondgebied, maar ook bij dataopslagcentra van bijvoorbeeld Google en Microsoft die in Europa zijn gevestigd. Enkele van die dataopslagcentra staan in Nederland.

Waar staat jouw data?

Als zorgprofessional sla jij ook data op. Je verzamelt misschien niet heel veel data. Maar de data die je verzamelt zijn wel gevoelig. Denk bijvoorbeeld aan persoonsgegevens zoals namen en adressen. Maar ook de diagnoses, röntgenfoto’s en medische/tandheelkundige geschiedenis van je patiënten moet ergens worden opgeslagen.

Het is dus de moeite waard om na te gaan of jouw data wel veilig wordt opgeslagen. Zoals eerder gezegd: jij bent hier verantwoordelijk voor. Kijk dus of de data die jij opslaat wel binnen de EU blijft. Dat wil zeggen: op Europees grondgebied en in handen van een Europees bedrijf. Dat is de makkelijkste manier om de veiligheid van je data te garanderen.

Bron:
Autoriteit Persoonsgegevens

Lees meer over: ICT, Ondernemen
medewerkers - organisatie

Hoe omgaan met lastige medewerkers?

Regelmatig hoor ik praktijkhouders ‘klagen’ over medewerkers. Een klaagzang over medewerkers die:

  • Kritische vragen stellen over de overuren.
  • Hun werkuren opeisen na een spoeddienst.
  • Nauwelijks bereid zijn om over te werken of voor collega’s in te vallen.
  • Etc.

Daarbij wordt het vaak al snel duidelijk, dat het om één of enkele specifieke medewerkers gaat.

Jouw invloed als praktijkhouder

Kortom, medewerkers die hun rechten opeisen en beperkt flexibel zijn. Twee factoren waar praktijkhouders over het algemeen een allergie voor hebben. Praktijkhouders ‘houden’ daarentegen voornamelijk van medewerkers die niet te veel lastige vragen stellen over arbeidsvoorwaarden en zich vooral flexibel opstellen. Echter, de betreffende medewerkers doen niets verkeerd.

Hoe ga je hier als praktijkhouder mee om? Hierover klagen brengt het jou en de praktijk niet verder. Wat je daarentegen wel kunt doen is om na te gaan waar wél jouw invloed als praktijkhouder mogelijk is.

Drie opties

In zijn algemeenheid kun je volgende drie opties overwegen:

1. Kijk welk gedrag je beloond.

Naast de klagende verhalen van de praktijkhouder, hoor ik ook de onvrede vanuit de medewerkers. Onvrede over bijvoorbeeld:

    • Het ontbreken van een vergoeding bij het op afroep beschikbaar zijn tijdens de spoeddienst.
    • Uitbetaald krijgen tot 17.00 uur, terwijl de laatste patiënt ook om 17.00 uur vertrekt (en er dus geen tijd wordt vergoed voor het opruimen).
    • Structureel overwerken tijdens lunchpauzes zonder hiervoor vergoed te worden.

De stelling is, dat je het gedrag krijgt wat je beloond. Wat ook zeker opgaat voor bovengenoemde voorbeelden. Mijn advies is je irritatie plaats te laten maken voor een kritische zelfevaluatie. En dan vooral door kritisch de geldende arbeidsvoorwaarden onder de loep te nemen en te beoordelen of dit ten grondslag kan liggen aan dergelijk gedrag. Zo ja, kijk hoe je het gedrag van de medewerker positief kunt beïnvloeden. Zo nee, ga verder met optie 2.

2. Accepteer de verschillen.

Elke medewerker is anders en gelukkig maar. Dat betekent wel dat de ene zich meer flexibel opstelt, een ander weer veel belang hecht aan de privé – werk balans en weer een ander veel belang hecht aan collegialiteit. Alleen al het accepteren van deze verschillen maakt het leven voor jou als praktijkhouder veel aangenamer. Daarnaast wordt het voor jou als praktijkhouder ook aangenamer door onderlinge discussies los te zien van de persoon zelf.

Probeer issues als hiervoor beschreven zo objectief mogelijk te benaderen door vooral en alleen de feiten in de discussie te betrekken. En niet het persoonlijke en de emoties. Praktijkhouders die in staat zijn om onderlinge discussies met medewerkers op een constructieve manier te voeren en deze los te zien van de persoon zelf, zullen een veel betere samenwerking bewerkstelligen. En wel omdat dergelijke discussies de onderlinge verstandhouding niet in de weg staat.

3. Focus vooral op de kwaliteiten van elke medewerker.

Iedereen heeft sterke en minder sterke kanten. En elke medewerkers levert dan ook weer op zijn of haar eigen manier een bijdrage aan het succes van de praktijk. Het levert jou als praktijkhouder – en ook de praktijk – veel meer op door vooral de kwaliteiten van een ieder te benadrukken en te benutten (in plaats van de zwakke punten en de irritaties).

Voor medewerkers geldt daarnaast, dat een werkplek waar zij hun kwaliteiten kunnen inzetten een veel meer motiverende werkplek is. Anders dan een werkplek waar je vooral wordt aangesproken en afgerekend op zaken waar je minder goed in bent of wanneer je een kritische vraag stelt.

Conclusie

Wees je ervan bewust dat in stressvolle situaties – die zich in praktijken relatief veel voordoen door de hoge werkdruk – altijd snel irritaties kunnen ontstaan. Het blijft een uitdaging deze constructief op te lossen. Allereerst door te kijken naar je eigen gedrag als praktijkhouder. Want daar ligt jouw invloed voor verandering.

Door:
Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Wil je graag ondersteuning hierbij, dan kan dat via één van mijn begeleidingstrajecten.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel

Zzp-webmodule uitgesteld tot 11 januari 2021

De pilot van de zzp-webmodule van de belastingdienst wordt doorgeschoven naar 11 januari 2021. De handhaving wordt daarmee ook pas later aangescherpt. Dat blijkt uit een voortgangsbrief van de verantwoordelijke bewindslieden aan de Tweede Kamer.

Met de webmodule krijgen opdrachtgevers vooraf duidelijkheid over de kwalificatie van een arbeidsrelatie. Met als belangrijkste duidelijkheid of een zzp’er zelfstandig of in dienstbetrekking is. Dit heeft invloed op de arbeidsovereenkomst tussen opdrachtgever en zzp’er.

De zzp-webmodule zou dit najaar worden ingezet door de belastingdienst. Maar er kwam veel commentaar op het systeem. Daarom wordt het systeem een paar maanden uitgesteld. De uitrol van de pilot staat nu gepland voor 11 januari 2021. Deze pilot duurt minimaal zes maanden. Pas daarna zal het kabinet een besluit nemen over de invoering van de webmodule.

Ook de aangescherpte handhaving – die gepaard gaat met de introductie van de zzp-webmodule – is uitgesteld. Die gaat niet eerder in dan 1 oktober 2021, aldus de bewindslieden.

Zzp-webmodule in de zorg

Eén van de belangrijkste kritiekpunten op de webmodule, was dat deze niet branchespecifiek was. De zorg was één van de branches die niet goed bediend werd. De huidige modelovereenkomsten kennen wel de benodigde zorgnuances, aldus VvAA. Haar zzp-specialist Erik van Dam licht toe: ‘Laten we die belangrijke les uit de afgelopen jaren nu niet vergeten. Confectie werkt echt niet, zeker niet in de zorg. De webmodule kwalificeert de zorgverlener op basis van de algemene vragen al heel snel als werknemer, vaak ten onrechte. Dat is kwalijk, want zzp’ers vervullen vaak een cruciale smeeroliefunctie in de zorg.‘ Het collectief pleit dan ook voor het behoud van deze overeenkomsten.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, ZZP-er

Mondzorgpraktijk uitgelicht: De MondzorgPoort

Mondhygiënist Marwa Ahmad opende onlangs haar eigen praktijk: De MondzorgPoort in Almere. Ze heeft haar praktijk nieuw laten bouwen om het zo helemaal naar wens te krijgen. Wij vinden het een zeer fraaie praktijk geworden met een moderne inrichting in warme kleuren. Bekijk de foto’s en oordeel zelf.

Marwa Ahmad is in 2010 afgestudeerd als mondhygiënist aan de Hanzehogeschool in Groningen.

“Toen ik nog studeerde is de droom ontstaan om ooit een eigen praktijk te starten. Deze droom is dit jaar werkelijkheid geworden. Ik ben met nul patiënten begonnen en heb een solo mondhygiënepraktijk.”

Huiselijke uitstraling

Marwa wilde graag een praktijk met een huiselijke uitstraling. “Ik heb gekozen voor warme kleuren, kleuren waar bijvoorbeeld een angstige patiënt niet gelijk een associatie zou maken met een tandheelkundige praktijk, dus weinig klinisch wit. Veel materialen en kleuren heb ik terug laten komen in allerlei dingen om zo een geheel te krijgen. Inspiratie heb ik overal opgedaan, maar vooral Pinterest is een grote inspiratiebron geweest.”

Hoe is Marwa te werk gegaan?

Marwa begon met het schrijven van een heel uitgebreid plan, met uitwerking tot in de details. “Dat scheelde later een hoop gedoe want ik wist, doordat ik alles had opgeschreven, precies wat ik wilde.”
Ze had sterk de wens om een gouden stoel in haar behandelkamer te hebben. “De leverancier van de stoel heeft mij ook geholpen met veel dingen, ik vond het een hele fijne samenwerking. Via hen heb ik contact gekregen met de aannemer die uiteindelijk de praktijk bouwde. De samenwerking met de aannemer heb ik ook als heel prettig ervaren, alles kon en niks was te gek.”

De-Mondzorgpoort

Tips

We vroegen Marwa of zij tips heeft voor anderen die ook hun behandelkamer willen inrichten. “Bedenk eerst zelf hoe je het wilt hebben, zoek naar plaatjes ter inspiratie en maak een moodboard. Schrijf alles heel gedetailleerd uit. En laat vooral niemand je zeggen dat iets niet gaat lukken of niet kan. Doorzettingsvermogen is heel belangrijk en hou de visie die je in je hoofd hebt vast.”

Volg De MondzorgPoort op Instagram

DeMontzorgpoort

Praktijk-De-MondzorgPoort

De-MondzorgPoort

De-Mondzorgpoort-

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Praktijkinrichting

Wat betekent de invoering van het UBO-register voor mijn praktijk?

Vanaf 1 oktober 2020 moeten meer dan 1,5 miljoen Nederlandse organisaties hun UBO’s inschrijven in het UBO-register. Maar wat is het UBO-register? En wat betekent het voor jouw praktijk?

UBO staat voor Ultimate Beneficial Owner. Het is een uiteindelijk belanghebbende van een organisatie. Dit kan bijvoorbeeld iemand zijn die meer dan 25% van de aandelen van een bv in bezit heeft. Of iemand met meer dan 25% eigendomsbelang in een vof. Zij moeten worden ingeschreven in het UBO-register. Wie de UBO’s van jouw organisatie zijn, bepaal je zelf.

Maar niet alle organisaties hebben een opgaveplicht. Misschien hoef je dus helemaal geen UBO’s te registreren. Of jij een opgaveplicht hebt, hangt af van de rechtsvorm van jouw organisatie. Eenmanszaken hebben bijvoorbeeld geen registratieplicht. Op de website van de KVK vind je hier meer informatie over.

De reden van het UBO-register

Het UBO-register is ingevoerd om de transparantie van de Nederlandse markt te verbeteren. Dat komt voort uit Europese wetgeving. Door de belanghebbenden achter grote en kleine organisaties openbaar te maken ontstaat er een beter beeld van de machtshebbers en invloedrijken achter Nederlandse organisaties.

Dit maakt financiële misdaad lastiger. Zo kunnen witwaspraktijken beter voorkomen worden als de UBO’s van een organisatie openbaar zijn. Ook de financiering van zaken als kinderarbeid, terrorisme, wapenhandel en fossiele energie kunnen zo makkelijker worden opgespoord.

Dat is handig voor de Nederlandse recherche, maar ook voor de Nederlandse ondernemer en consument. Door het UBO-register in te zien, kun je je beter informeren over de partijen waarmee je in zee gaat. Bovendien kunnen consumenten zo zien waar hun uitgaven naartoe gaan.

Privacy

In theorie moet iedereen het UBO-register kunnen inzien. Dat kan door online een uittreksel UBO-register te bestellen bij de KVK. Daarmee kan je de volgende gegevens van UBO’s inzien:

  • Voor- en achternaam
  • Geboortemaand en -jaar
  • Nationaliteit
  • Woonland
  • De aard en omvang van het belang

In het UBO-register liggen nog veel meer gegevens opgeslagen, maar hier kun je geen toegang tot krijgen. Deze gegeven zijn alleen beschikbaar voor bevoegde autoriteiten, zoals de recherche en het Openbaar Ministerie. Zij kunnen deze gegevens gebruiken om criminelen en verdachte praktijken op te sporen.

Bron:
KVK

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen

Tuchtrecht: waarschuwing na te laat verwijzen bij implantaatproblemen

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag heeft een tandarts een waarschuwing opgelegd nadat deze niet alert genoeg was tijdens de controles van de klaagster. Hierdoor werden implantaatproblemen laat opgemerkt en was parodontale chirurgie nodig die mogelijk voorkomen had kunnen worden.

Situatie

De klaagster heeft ongeveer tien jaar een implantaat in haar kaak en is sinds 2012 patiënt bij de praktijk waar de beklaagde tandarts werkt. Hier komt ze ieder half jaar op controle bij de tandarts en iedere drie maanden bij de mondhygiëniste.

In april 2015 merkte de mondhygiëniste op dat er rond het implantaat sprake was van bloeding en pus. Vier maanden later werd in medisch dossier genoteerd dat de pockets rondom implantaat 46 te diep waren en dat er bop was. Hier werd niks mee gedaan.

Tijdens de controle in december 2018 uitte de beklaagde zijn twijfels over de toestand van het tandvlees en kaakbot rondom het implantaat waarna de klaagster werd doorverwezen naar de tandarts-parodontoloog. Vervolgens werd in februari 2019 peri-implantitis rondom het implantaat vastgesteld. Een maand later werd parodontale chirurgie uitgevoerd bij de klaagster. De patiënt heeft in april dat jaar meerdere e-mails gestuurd en uiteindelijk hebben de klager en beklaagde telefonisch gesproken over de behandeling en doorverwijzing.

Klacht

De tandarts wordt verweten dat hij medisch onzorgvuldig heeft gehandeld door de implantaatproblemen te laat op te merken. Hierdoor heeft de patiënt een gat onder de kroon van haar implantaat. Daarnaast vindt de klaagster dat de tandarts daarna naast het telefoontje niets heeft geprobeerd om het op te lossen, wat ze onprofessioneel vindt.

Beoordeling

De beklaagde is van mening dat hij juist heeft gehandeld omdat de toestand van het tandvlees rondom het implantaat regelmatig door tandarts en mondhygiënist is beoordeeld. Tot het moment van doorverwijzen was er volgens hem geen sprake van duidelijke botafbraak.

Het College constateert echter dat op röntgenfoto’s uit 2012 en 2015 is te zien dat er (progressief) botverlies is bij de patiënt. Dit had de beklaagde toen al op moeten vallen. Ondanks dat hij zegt dat hij uitging van het beeld in de mond tijdens de controles had de tandarts moeten zien dat het implantaat op de beelden boven het bot uitstak. Ook worden in het medisch dossier geen DPSI-metingen beschreven of meldingen gemaakt over dat kroonvorm en implantaatpositie metingen zouden bemoeilijken.

Verder duidde het bloeden en de pus als beschreven in het medisch dossier in 2015 op een ontsteking, waar niks mee is gedaan. Samen met de eerdere röntgenfoto’s had dit aanleiding moeten zijn om de mond verder te onderzoeken. Dit zou kunnen hebben leiden tot een eerdere doorverwijzing van de klaagster. Het College oordeelt dat de tandarts “niet zorgvuldig heeft gehandeld en daardoor niet binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening is gebleven” en oordeelt dit klachtonderdeel gegrond.

Wat betreft de geboden nazorg is het College het ermee eens dat de beklaagde beter eerder contact had kunnen opnemen met de patiënt, helemaal gelet op de e-mails van de klaagsters aan (de praktijk van) de tandarts. Dit is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en dit onderdeel van de klacht is ongegrond.

Uitspraak

Het College heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts een waarschuwing opgelegd.

Bron:
overheid.nl

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
Geld

Waardebepaling van een tandartspraktijk: welke factoren wegen mee?

Als tandarts is het overnemen van een praktijk of het verkopen van een eigen vertrouwde tandartspraktijk een grote stap. Het uitvoeren van een waardebepaling om daarmee een reële vraag- of overnameprijs vast te stellen is daarbij een essentieel onderdeel. Welke factoren zijn hierbij van belang?

Begrippen waarde en prijs

Voordat verder ingegaan wordt op de waardering van een tandartspraktijk is het goed om eerst de begrippen waarde en prijs onder de loep te nemen. Waarde is per definitie subjectief en afhankelijk van de positie van degene die waardeert (bijvoorbeeld de koper of verkoper) en de situatie waarin deze verkeert. De uiteindelijke prijs komt tot stand na onderhandelingen en kan afhankelijk zijn van andere voorwaarden die op een transactie van toepassing zijn. Als de verkopende partij zich bijvoorbeeld nog een bepaalde periode inzet voor de onderneming, heeft dit vaak invloed op de prijs. Hetzelfde geldt voor specifieke afspraken over bijvoorbeeld huur van de praktijkruimte, een concurrentiebeding, et cetera. Dit is tevens de reden dat men voorzichtig moet zijn met het hanteren van zogenaamde ‘Multiples’ of ‘vuistregels’ om de waarde te bepalen. Ondernemingen en markten waarin ondernemingen opereren zijn immers aan veranderingen onderhevig. Het vasthouden aan vuistregels in alle omstandigheden kan zowel de koper als de verkoper uiteindelijk duur komen te staan.

Afhankelijk van de methode of van degene die waardeert?

Het waarderen van tandartspraktijken is, net als bij andere ondernemingen, maatwerk dat uitgevoerd dient te worden door een specialist. Het uitvoeren van een tandheelkundige behandeling op basis van een correcte methode kan in de handen van een leek tot grote problemen leiden. Datzelfde geldt voor het correct uitvoeren van een waarderingsmethode. Ook hierbij is het cruciaal dat de persoon die deze berekening uitvoert een specialist is op het gebied van waardebepaling.

Liquideren of voortzetten onderneming

Voor het bepalen van de waarde van een onderneming of een activiteit is het allereerst van belang om vast te stellen onder welke veronderstelling wordt gewaardeerd: liquideren van de onderneming (directe opbrengstwaarde) of voortzetten van de onderneming (indirecte opbrengstwaarde). Over het algemeen kiest men bij verkoop van de onderneming voor een waardebepaling op basis van voortzetting van de onderneming.

Berekening indirecte opbrengstwaarde

Verschillende methoden zijn beschikbaar voor het berekenen van de indirecte opbrengstwaarde. De meest bekende is wellicht de Discounted Cash Flow (DCF) methode. Bij deze methode wordt de waarde bepaald door verwachte vrije geldstromen contant te maken tegen de gemiddelde gewogen vermogenkostenvoet van de onderneming. Verwachte vrije geldstromen worden in de waarderingspraktijk beschouwd als de meest juiste maatstaf voor het bepalen van de waarde. Een voordeel van deze methode is dat vrije geldstromen niet afhankelijk zijn van boekhoudkundige principes. Daarnaast dwingt de DCF methode tot nadenken over de verwachtingen en de risico’s van de onderneming. Tevens wordt bij deze methode rekening gehouden met de tijdswaarde van geld. Het laatste impliceert dat geld dat in de toekomst wordt ontvangen, op dit moment een lagere waarde vertegenwoordigt.

Minder geschikt

Nog te vaak wordt aangegeven dat er methoden zijn die minder geschikt zijn,  omdat deze bijvoorbeeld leiden tot een “te hoge waarde”. Een dergelijke opmerking impliceert dat niet de variabelen de uitkomst beïnvloeden, maar de methode.

Geen uniforme waarderingsmethode

De waarde van een onderneming is echter niet afhankelijk van de waarderingsmethode en er bestaat geen uniforme waarderingsmethode die geschikt is om de waarde van elke onderneming te bepalen. Als echter dezelfde uitgangspunten en veronderstellingen worden gehanteerd, zullen alle waarderingsmethoden leiden tot exact dezelfde uitkomst. Een “te hoge” of “verkeerde” waarde is het resultaat van een van de twee onderstaande oorzaken:

  1. Het onjuist toepassen van de waarderingsmethode door degene die waardeert.
  2. De onjuiste variabelen invoeren waardoor de uitkomst niet betrouwbaar is.

Verwacht rendement en risico

Een waarderingsspecialist weet dat andere aspecten wel relevant zijn voor de waarde van een onderneming. Waarde van een onderneming is in essentie afhankelijk van het rendement dat naar verwachting kan worden gerealiseerd in de toekomst. Aangezien het hier een verwachting betreft, zal degene die waardeert altijd rekening houden met risico’s en onzekerheden die samenhangen met de betreffende verwachtingen.

Analyse markt en onderneming

Voor een deugdelijke waardebepaling is het daarom relevant dat een analyse plaatsvindt naar de onderneming en de markt waarin de onderneming opereert. Deze analyse is voor elke onderneming weer anders en leidt voor elke onderneming tot andere verwachtingen en een ander risicoprofiel.

Waarderen patiëntenbestand

Bij het waarderen van een tandartspraktijk is het allereerst van belang dat het huidige patiëntenbestand geanalyseerd wordt en dat verwachtingen ten aanzien van het patiëntenbestand (na overname) worden geformuleerd. Hierbij spelen soms hele specifieke omstandigheden een rol, zoals de binding van patiënten met de huidige tandarts of een verheviging of verzwakking van concurrerende praktijken in de omgeving. Daarnaast dienen meer algemene aspecten van het patiëntenbestand te worden onderzocht, zoals aantal actieve patiënten, leeftijdsopbouw, geografische spreiding, omzet per patiënt, soort behandelingen en dergelijke.

Waarderen overige aspecten

Vervolgens dienen de overige aspecten die van belang zijn voor het toekomstige rendement te worden onderzocht. Hierbij valt te denken aan de technische staat van het pand of de aanwezige inventaris, maar ook aan het huidige personeelsbestand. Is er bijvoorbeeld voldoende capaciteit om de verwachte rendementen te realiseren? En welke investeringen zijn noodzakelijk en wanneer dienen deze plaats te vinden?

De verschillende analyses leiden uiteindelijk tot een realistische schatting van de verwachte rendementen en het bijbehorende risicoprofiel. Op basis van deze twee variabelen kan vervolgens bepaald worden wat een realistische waarde van de onderneming is.

Additionele analyse als gevolg van de coronacrisis

De impact die de coronacrisis heeft op de economie in het algemeen en op de gezondheidszorg in het bijzonder wordt meer en meer duidelijk. Bij het uitvoeren van een waardebepaling, het arrangeren van een financiering bij overname en bij het opstellen van verkoopdocumentatie is het van belang een analyse uit te voeren naar de eventuele effecten van corona op korte, middellange en lange termijn.

Door:  de heer drs. G. Slopsema RV, register valuator en eigenaar van Promonde: een adviesbureau op het gebied van overnames in de mondzorg. Daarnaast is hij ingeschreven als gerechtelijk deskundige op het gebied van Business Valuation en wordt hij ingeschakeld bij gerechtelijke procedures.

Update artikel oktober 2020

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
online - communicatie

5 marketingtips voor praktijken voor tijdens de tweede coronagolf

Tijdens deze tweede coronagolf is het belangrijk om je patiënten te blijven bereiken. Hoe doe je dat? Wij zetten 5 marketingtips voor je op een rij.

Of we het nu leuk vinden of niet, de tweede golf is een feit. Zoals de overheidscommunicatie zegt: “wij zijn allemaal klaar met corona, maar corona is nog niet klaar met ons.” Wanneer het sociale leven weer verder op slot gaat, is het belangrijk om je patiënten te blijven bereiken. Deze 5 marketingtips kunnen je helpen in the picture te blijven bij jouw patiënten.

1. Blijf communiceren

Het klinkt misschien als een open deur, maar tijdens een crisis is het belangrijk om te blijven communiceren. Er is veel onduidelijkheid, zeker nu de officiële maatregelen zo snel en vaak veranderen. Aan jou de taak om wel duidelijk te zijn. Blijf communiceren wat er wel en niet mogelijk is. Wees open en duidelijk over de uitdagingen die je ziet, de maatregelen die je neemt en de oplossingen die je biedt. Dan weten je patiënten waar ze aan toe zijn.

2. Gebruik digitale media

Door de coronacrisis zitten we meer dan ooit achter onze telefoon en computer. Niet zo gek, nu zowel ons sociale als professionele leven zich online afspelen. Wil jij je patiënten blijven bereiken? Dan moet jouw boodschap ook online te vinden zijn. Posters, flyers en mond-tot-mond reclame zijn simpelweg minder effectief als mensen binnen blijven.

3. Zet verschillende kanalen in

Een boodschap blijft pas echt goed hangen als deze meerdere keren in verschillende contexten gecommuniceerd wordt. Dat herhaling werkt wist je waarschijnlijk al. Maar je moet je boodschap dus op verschillende manieren en plekken herhalen. Een Instagram verhaal, nieuwsbrief, Facebook bericht, je eigen website: variëren wordt aangemoedigd.

4. Blijf persoonlijk contact hebben

Als er iets is wat we tijdens de eerste coronagolf hebben gemist, dan is het wel persoonlijk contact. Pak daarom nu je kans om dat persoonlijke contact te behouden. Dat hoeft echt niet altijd fysiek in de praktijk. Bel je patiënten eens op, of las een wekelijks videobel-uur in. Misschien dat je zelfs sommige werkzaamheden via videobellen kan doen, zoals een consult.

5. Houd de vinger aan de pols

Elke doorgewinterde marketeer weet dat je altijd de vinger aan de pols moet houden. Het is belangrijk om de effectiviteit van je marketing te meten. Zo kom je er achter welke kanalen goed werken, naar welke informatie je patiënten op zoek zijn, of op welke manier je patiënten aangesproken willen worden.

De behoeften van je patiënten zullen waarschijnlijk veranderen wanneer de tweede golf toeslaat. Als jij weet wat de behoeften van je patiënten zijn, kun je pas echt effectief communiceren. Hopelijk helpen deze 5 tips je daarmee op weg.

 

 

Lees meer over: Communicatie, Communicatie patiënt, Kennis, Ondernemen
aantekeningen - leren

Wat we kunnen leren van de ketens

In Nederland maken steeds meer tandartspraktijken deel uit van ketens. Ketens bieden grote voordelen voor de bedrijfsvoering. Wat kunnen tandartsen die niet aangesloten zijn bij een keten hiervan leren?

Cijfers

Eerst wat cijfers. In Nederland zijn er volgens de KNMT 8719 tandartsen. Hiervan werkt 30% alleen in een solopraktijk. Er zijn 4600 tandartspraktijken. Daarvan zijn er 330 aangesloten bij een keten, dat is zo’n 7 procent. Volgens Alexander Tolmeijer is de invloed van ketens beperkt. De enige die zich misschien zorgen zou moeten maken is een zzp’er die een praktijk wil overnemen, omdat hij daarbij sterke concurrentie ondervindt van de ketens.

Kracht van ketens

De grote kracht van ketens zit er vooral in dat ze alles heel gestructureerd aanpakken. Praktijkhouders kunnen vooral van ketens leren op het gebied van:
• inkoop;
• zorg;
• protocollering;
• patiëntbestand bijhouden;
• inwerken nieuwe mensen.

Inkoop

Binnen ketens wordt veel aandacht besteed aan het beheersen van kosten en het slim inkopen. Toch zit daar niet het grootste voordeel van een keten. Ook tandartsen die niet aangesloten zijn bij een keten kunnen kosten besparen door zich bijvoorbeeld aan te sluiten bij inkoopcombinaties.
Het inkopen van materiaal beslaat echter gemiddeld maar 6% van de kosten van een tandartspraktijk. Daarbij hangt het er wel van af of je bijvoorbeeld aan implantologie doet (hoge materiaalkosten) of vooral aan preventie (lage materiaalkosten). De grootste kosten van een praktijk zitten in de mensen: behandelaars (40-45%) en personeel (25%).
Het is verstandig om eens in de twee jaar te kijken naar je kostenposten en wat je echt nodig hebt. Het duurste apparaat in een praktijk is iets wat niet gebruikt wordt.

Zorg

Ketens hebben over het algemeen een goede agendaplanning, zodat er geen gaten in de agenda zitten. Gaten in de agenda kosten erg veel geld. Tandartsen zouden ook meer aandacht moeten besteden aan het gebruiken van de juiste codes. Hierin zitten grote verschillen. De ene praktijk heeft veel T-codes en in een andere praktijk vooral M-codes. Als je veel aan preventie doet zouden de T- en M-codes bij elkaar opgeteld ongeveer 30% van je omzet kunnen zijn.
Het is ook goed om te kijken naar de motivatie van patiënten. Hoe komt het dat in de ene praktijk patiënten veel gemakkelijker een behandelplan accepteren dan in de andere praktijk?

Protocollering

Ketens werken meestal met strakkere protocollen. Ze kunnen gemakkelijker een functionaris vrijmaken om protocollen op te stellen. Voordeel hiervan is dat je dan gelijk ‘inspectieproof’ bent.
Ook het werken volgens de nieuwe richtlijnen van het KIMO is bij een keten eenvoudiger. Eén medewerker kan zich hierin verdiepen en zijn kennis overdragen aan zijn collega’s.
Om te voldoen aan de eisen uit de WGBO over shared decision making moet je heel veel informatie over de communicatie met de patiënt vastleggen. Je moet kijken hoe je dit op een snelle en slimme manier kunt doen.

Patiëntenbestand bijhouden

Ketens zijn meestal beter in het bijhouden van hun patiëntenbestand dan niet-aangesloten tandartsen. Het is zonde als 20% van je patiënten al een jaar of langer niet is geweest. Je moet regelmatig kijken of er nog mensen zijn die je al een jaar niet gezien hebt. Ketens hebben daar software voor en hebben vaak iemand beschikbaar die patiënten kan nabellen.

Inwerken nieuwe mensen

Je team is je grootste goed. Daarom moet je nieuwe medewerkers goed inwerken. Je moet ze welkom heten en hun komst bij de andere medewerkers aankondigen. Het hebben van een goed inwerkprotocol is erg belangrijk. Je hoeft niet altijd zelf een inwerkprotocol op te stellen. Je kunt bijvoorbeeld ook aan je assistente vragen of ze op wil schrijven wat zij allemaal moest leren in het eerste half jaar en dit als basis gebruiken voor een inwerkprotocol voor nieuwe assistentes.

Alexander Tolmeijer is tandarts en directeur van adviesbureau Dentiva.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ’Wat we kunnen leren van de ketens’ door Alexander Tolmeijer tijdens Praktijk Anno Nu.

 

Lees meer over: Congresverslagen, Kennis, Management, Ondernemen

Actief ondernemerschap – De ervaringen van Moniek Hamerslag

 Praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen en tips van mondhygiënist en praktijkhouder Moniek Hamerslag-Tooten over de uitdagingen en valkuilen van het praktijkhouderschap.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouder wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van mondhygiënist en praktijkhouder Moniek Hamerslag over het combineren van de zorg voor haar patiënten met het praktijkhouderschap.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Moniek Hamerslag-Tooten

Praktijk:           Mondzorg 2Gether4Dental in Houten

Opzet:              Maatschap met één collega

Situatie:           Zelfstandig praktijkhouder van een mondhygiëne praktijk aan huis sinds 2006
Sinds 2010 een praktijk op een externe locatie met meer behandelkamers en meer personeel

Onderwerp: Actief ondernemen

Ik wil je onderstaande vragenlijst voorleggen, omdat ik denk dat jouw ervaringen omtrent het ondernemerschap van toegevoegde waarde kunnen zijn voor collega’s.

Aanleiding

Moniek heeft al langer een eigen praktijk voor mondhygiëne in Houten. Deze praktijk heeft zij zelf opgezet en uitgebouwd tot een bloeiende praktijk met drie behandelkamers. Sinds januari 2020 is Moniek een maatschap aangegaan om haar praktijk verder uit te kunnen bouwen.

Zorgverlener vs. Ondernemer

Voor praktijkhouders zal er altijd een spanningsveld bestaan tussen de rol van zorgverlener en het praktijkhouderschap. In het begin van haar ondernemerschap voelde Moniek zich vooral zorgverlener. Zij moest nog groeien in haar rol als praktijkhouder en ook als zelfstandige. Door ‘het’ gewoon te doen en aan te pakken, heeft zij veel geleerd op het gebied van het ondernemen. “Gaandeweg ging het ondernemerschap mij ook gemakkelijker af. Zo leer je ook hoe je met personeel om moet gaan. Daarnaast heb ik ook actief cursussen gevolgd voor praktijkmanagement en leidinggeven.”

Het feit – dat zij zelf gegroeid is in haar rol van praktijkhouder – neemt niet weg, dat dit op sommige momenten lastig blijft. Moniek heeft daarvoor ook een netwerk van adviseurs opgebouwd. “Ik heb geleerd als ik het zelf niet weet om direct hulp in te schakelen en inmiddels heb ik een mooi netwerk van externe adviseurs opgebouwd. Hierdoor voel ik mij een stuk zekerder.”

De kunst van delegeren

Naast de 3,5 dagen dat Moniek werkzaam is aan de stoel als mondhygiënist / kindertandverzorgende, moet zij de lopende zaken managen, is zij bezig de praktijk uit te breiden en heeft ze de zorg voor twee kinderen. Moniek geeft aan, dat zij gemiddeld 4,5 dag per week aan het werk is. Om haar privé en werk goed in balans te houden, delegeert zij een deel van de administratie aan twee assistentes, zoals het declareren en het scannen van de facturen voor de boekhouding.

Wat maakt ondernemen leuk?

Het ondernemerschap houdt voor Moniek in, dat zij zoveel mogelijk haar eigen keuzes kan maken en niet afhankelijk is van anderen. Die vrijheid is haar heel veel waard. Ondernemen betekent voor haar om nieuwe ideeën te ontwikkelen en om vernieuwend bezig te zijn.

“Ik hou ervan om nieuwe dingen uit te proberen en te kijken naar hoe dingen efficiënter en makkelijker kunnen. Ook ben ik een perfectionist, wil ik er altijd het beste uithalen en kijk ik heel kritisch naar mezelf en anderen. Patiënten verdienen goede zorg en ik wil die ook absoluut leveren.”

Welke kwaliteiten heb je nodig?

 Moniek vindt dat je als praktijkhouder zeker over een aantal eigenschappen moet beschikken. Zo geeft zij aan: “Als ondernemer moet je niet bang zijn om risico’s te lopen, geen beren op de weg zien en altijd doorgaan. Denken in mogelijkheden en niet in problemen. Je moet ertegen kunnen dat een dag niet van 9 tot 17 uur duurt, maar flexibel zijn. Tot slot, moet je jezelf doelen durven stellen en een plan maken hoe dit te gaan behalen.”

Zelf leert Moniek het snelste door gewoon te doen en niet bang te zijn om fouten te maken. Zij geeft aan zeker fouten te hebben gemaakt. “Daar heb ik ook het meeste van geleerd. Vallen en opstaan en vooral doorgaan en niet opgeven.” Tot slot, vindt Moniek het belangrijk een persoonlijke ‘drive’ te hebben zich altijd te blijven ontwikkelen.

En als alle zaken uiteindelijk goed uit de verf komen, geeft dat een hoop energie. “Ik ben dan vooral trots op mezelf.”

Wat zijn ‘energie vreters’?

Naast het feit dat ondernemen haar veel positieve energie geeft, zijn er ook een aantal ‘energie vreters’. Vooral het bijhouden van de administratie kost Moniek veel tijd en energie. Ondanks dat het niet altijd leuk is om te doen, vindt Moniek het belangrijk dit wel goed bij te houden. “Financieel is het fijn om regelmatig met je accountant/ boekhouder te overleggen en te kijken hoe je ervoor staat en welke keuzes je dan kunt maken. Dit geeft rust.”

Ook het personeel kost veel energie, zoals met functioneringsgesprekken, evaluaties en vergaderingen. En daarnaast stelt Moniek elke zes weken een intern memo op voor de interne communicatie. Ondanks dat dit veel tijd kost, levert het haar ook veel op. “Ik heb gemerkt dat als iedereen goed op de hoogte is van wat er speelt en wat er gaat komen, dat men dan beter tegen komende veranderingen aankijkt.”

Tips van Moniek

1. Regelmatig evalueren

Moniek merkt op dat zij in het verleden problemen soms met het personeel besprak, maar niet regelmatig genoeg evalueerde. Sinds zij zich hier meer van bewust is, gaat dit beter.

Toevoeging: De algemene cyclus voor verbetermanagement is de PDCA-cyclus, dat staat voor Plan – Do – Check – Act. Ervaring leert dat binnen praktijken goede ideeën (= Plan) ook vaak snel tot actie leiden (= Do). Regelmatig zie je dergelijke initiatieven echter ‘doodbloeden’. Oorzaak is vaak het niet doorlopen van de genoemde cyclus door het niet uitvoeren van de ‘Check’-fase. Deze fase betekent concreet het evalueren van de voorgaande stappen en waar nodig bijsturen (= Act). Tip is om bij het inzetten van veranderingen ook direct een ‘check-moment’ in je agenda vast te leggen om te voorkomen dat goede ideeën en ingezette veranderingen ‘doodbloeden’.

2. Formuleer een visie

Moniek geeft aan het erg lastig te vinden ten tijde van de start van haar praktijkhouderschap een duidelijke visie uit te werken. Gaandeweg is zij erachter gekomen wat haar sterke punten zijn, wat zij leuk vindt om te doen én welke kant zij op wil met de praktijk. Ze vindt het belangrijk om een visie te hebben en geeft tegelijkertijd aan dat het ook goed is deze in de jaren steeds verder te ontwikkelen en scherper te formuleren.

Toevoeging: Hoe moeilijk het ook is een scherpe visie te formuleren, neemt dit niet weg dat een visie jou richting geeft en jouw uitgangspunten verwoordt. Een visie bekijk je niet dagelijks, maar als deze scherp is geformuleerd heb je wel een helder uitgangspunt bij het nemen van belangrijke beslissingen voor de praktijk. Daarnaast is het belangrijk de visie binnen de praktijk en het team kenbaar te maken.

3. Houd investeringen overzichtelijk

Tijdens de gesprekken, die Moniek voert met haar accountant bespreekt zij regelmatig wat de consequenties zijn van bepaalde beslissingen. Het is belangrijke zaken goed door te rekenen, zodat je weet waar je aan begint. En goed weet hoe lang je bezig bent de investeringen terug te verdienen. Hoe langer je als ondernemer bezig bent, hoe meer inzicht je krijgt in de consequenties van je investeringen op de financiële gezondheid.

4. Durf vervelende beslissingen te nemen

Het ondernemerschap houdt – helaas – ook in, dat je als praktijkhouder soms vervelende beslissingen moet nemen. “Ik merk dat ik vervelende besluiten van contracten niet verlengen altijd lastig vind. Dan komt het ‘stukje mens’ ook om de hoek kijken bij de ondernemer. Ik heb mij in die tijd vaak afgevraagd of ik dingen anders had kunnen doen. Je blijft daar dan lang over nadenken. Gelukkig zijn er adviseurs, die je dan bij kunnen staan en met je meedenken en zaken inzichtelijk kunnen maken voor je. Echter, terugkijkend kan ik concluderen dat ik destijds de juiste beslissingen heb genomen.”

Toevoeging: De uitdaging voor praktijkhouders is om bij het nemen van beslissingen vooral de volgende twee factoren leidend te laten zijn. Neem beslissingen vooral op basis van de ratio (1) – het verstand of de rede – en in het lange termijn belang van de praktijk (2). Oftewel, probeer persoonlijke emoties uit te schakelen en laat je zo min mogelijk verleiden tot korte termijn beslissingen.

5. Laat je goed adviseren

Een tip van Moniek aan collega praktijkhouders is vooral om je hart te volgen en die dingen te doen waar je gelukkig van wordt. Daarnaast is haar advies je goed te laten adviseren. Vooral door kritisch naar je eigen kwaliteiten te kijken en te zien op welke gebieden je aanvullend hulp nodig hebt. Indirect geeft Moniek hiermee ook het advies vooral een ‘growth mindset’ te hebben als praktijkhouder.

Toevoeging: Iemand met een ‘fixed mindset’ benadert uitdagingen met vragen als ‘Zal ik slagen of niet? Zal ik succesvol zijn of niet? Zal ik een winnaar zijn of een verliezer?’. Deze mindset gaat uit van het feit of je wel of niet bepaalde kwaliteiten hebt. Een ‘growth mindset’ daarentegen is gebaseerd op het geloof, dat je bepaalde basis kwaliteiten hebt en je door inspanning, tijd en strategie deze altijd verder kunt ontwikkelen. Vooral door te willen leren. Oftewel, zie je het praktijkhouderschap als het risico om niet succesvol te zijn, of toch vooral als een uitdaging jezelf verder te ontwikkelen?

 6. Neem de tijd

En tot slot, neem de tijd om het ondernemerschap je eigen te maken. Zie het als een uitdaging je hierin te ontwikkelen. En stapje voor stapje kom je er wel. Zoals Moniek dit verwoordt: “Regelmatig vooruitkijken naar waar je naartoe wilt en regelmatig terugkijken naar wat je allemaal al hebt bereikt.”

Door: Sjoerd Kuiken
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag. Wil je graag ondersteuning hierbij, dan kan dat via ‘Think Forward’ persoonlijke training als tandarts-praktijkhouder

Lees ook:

Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
Tuchtrechter

Tuchtrecht: doorhaling BIG-inschrijving na onzorgvuldig handelen bij eindigen tandartspraktijk

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam heeft een tandarts veroordeeld voor het eindigen van zijn praktijk zonder de patiënten te informeren. Ook werden klachten met betrekking tot patiëntendossiers en onttrekken aan toezicht van de inspectie gegrond verklaard.

Situatie

In de loop van 2018 beëindigde de verweerder de tandartspraktijk waar hij de enige tandarts was. Een patiënt meldde aan de inspectie dat de eigenaar was gestopt zonder de patiënt te informeren of duidelijk te maken wat er met de overdracht van patiëntendossiers zou gebeuren.
Na nog 22 meldingen hierover besloot de inspectie onderzoek te doen maar ze konden niet in contact komen met de verweerder. Wel werd contact opgenomen met de melders die bevestigden dat ze geen bericht hadden gehad over het sluiten van de praktijk. Ook kregen ze geen informatie over tandheelkundige (spoed)zorg en toegang tot hun patiëntendossier, en patiënten werden niet overgedragen.

Klacht

De verweerder wordt verweten dat hij zijn praktijk heeft gesloten zonder patiënten te berichten of over te dragen en zonder informatie te voorzien over de spoedgevallendienst. Daarnaast zou er geen mogelijkheid zijn geweest voor patiënten voor inzage in en afschrift van hun patiëntendossiers. Tot slot was de verweerder niet bereikbaar voor de inspectie, op welke manier dan ook.

Beoordeling

De verweerder geeft toe dat hij bij het beëindigen van zijn praktijk de patiënten niet heeft geïnformeerd en geen patiënten heeft overgedragen. Als reden voor zijn onbereikbaarheid zegt hij dat hij was verhuisd en door ziekte niet geestelijk en fysiek normaal kon functioneren. De rechtbank erkent de lastige situatie maar vindt het geen excuus voor het extreem onzorgvuldige handelen.
Verder zegt de ex-eigenaar dat hij de patiëntendossiers heeft bewaard en dat de gegevens zo nodig beschikbaar zijn, maar dat doet volgens de rechtbank niks af aan het feit dat hij zijn patiënten in de steek heeft gelaten. Het college oordeelt daarom dat de verweerder in strijd heeft gehandeld met artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en de zorg die hij had moeten aanbieden.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam oordeelde op beide onderdelen dat de klacht gegrond is. De inschrijving van de verweerder in het BIG-register wordt doorgehaald en geschorst. De verweerder mag ook niet opnieuw worden ingeschreven.

Bron:
overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
lenen-bij-uw-eigen-BV

Pas op met (excessief) lenen bij uw eigen BV

In juni 2020 is het wetsvoorstel ‘Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel dwingt aanmerkelijkbelanghouders om hun schuldposities aan de eigen B.V. af te bouwen tot beneden de € 500.000.

Onderneemt u in de rechtsvorm Besloten Vennootschap (BV), dan bent u als aandeelhouder in loondienst werkzaam bij uw BV. De BV betaalt uw salaris uit, waarbij u rekening houdt met de gebruikelijkloonregeling. Eventueel vult u jaarlijks uw privé inkomen aan middels een dividenduitkering. Een dividenduitkering kost geld, aangezien het belastingtarief in box 2 momenteel 26,25% bedraagt. Dit tarief zal in de toekomst verder stijgen (26,90% in 2021). Indien u als aandeelhouder besluit om in privé bijvoorbeeld een beleggingsobject te kopen, dan komt het in de praktijk vaak voor dat wordt besloten om de benodigde gelden van de BV te lenen in plaats van de gelden door middel van een belaste dividenduitkering naar privé te halen. En daar is niets mis mee zolang er maar zakelijk wordt gehandeld tussen u en uw BV. Er wordt een geldleningsovereenkomst opgemaakt tussen u en uw BV waarin een aflossingsschema, een zakelijke rentevergoeding en eventuele zekerheden worden opgenomen. Helaas zal dit lenen bij de eigen BV vanaf 2023 nog slechts beperkt mogelijk zijn zonder fiscale sanctie.

Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap

Op Prinsjesdag 2018 werd naar buiten gebracht dat een wetsvoorstel in de maak is met als doel het terugdringen van leningen tussen aanmerkelijkbelanghouders en hun BV (‘s). In maart 2019 werd het concept wetsvoorstel ‘Wet excessief Lenen bij de eigen vennootschap’ gepubliceerd middels een internetconsultatie. In juni 2020 is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. De geplande ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2023.

Het doel van dit wetsvoorstel is het terugdringen van de schuldpositie van aanmerkelijkbelanghouders aan hun BV. Een aanmerkelijkbelanghouder (ab-houder) is onder andere de persoon, die samen met een eventueel fiscaal partner, direct of indirect minimaal 5% van de aandelen in een BV bezit.

Inhoud Wet excessief Lenen

Heeft een ab-houder meer dan € 500.000 schuld aan de BV, dan wordt op basis van het wetsvoorstel het gedeelte van de schuld boven de € 500.000 aangemerkt als een ‘bovenmatige schuld’. Deze bovenmatige schuld wordt fiscaal aangemerkt als een zogenoemd “fictief regulier voordeel” uit aanmerkelijk belang en daarmee belast met inkomstenbelasting in box 2 tegen het op dat moment geldende tarief. Het bovenmatig deel van een schuld, dat als fictief voordeel in aanmerking is genomen, verhoogd in een volgend jaar vervolgens de drempel van € 500.000, zodat niet nogmaals wordt afgerekend over dit bedrag. Vindt op enig moment een aflossing plaats op het bovenmatig deel van de schuld, dan wordt er in dat jaar een negatief fictief regulier voordeel in box 2 in aanmerking genomen. Aan de hand van een voorbeeld wordt de werking duidelijk.

Voorbeeldberekening

Stel u als ab-houder heeft op 31 december 2023 een schuld aan uw BV van € 700.000. Rekening houdend met de drempel van € 500.000 is er sprake van een bovenmatige schuld van € 200.000. Het bedrag van € 200.000 wordt in de aangifte inkomstenbelasting 2023 verwerkt als box 2 inkomen en wordt belast tegen het in 2023 geldende box 2 tarief (waarschijnlijk 26,9%). Kortom, uw lening kost u in 2023 waarschijnlijk € 53.800 extra aan inkomstenbelasting.

In het jaar 2024 heeft u de rente over de schuld van € 700.000 betaald aan uw BV, maar er wordt in 2024 nog niet afgelost. Uw schuld aan de B.V. per 31 december 2024 bedraagt nog steeds € 700.000.
Zoals hiervoor reeds genoemd wordt de drempel van € 500.000 verhoogd met het fictief regulier voordeel van € 200.000 uit het jaar 2023. De maximale schuld mag ultimo 2024 dan € 700.000 bedragen. In dit voorbeeld is de schuld per 31 december 2024 niet hoger dan € 700.000, waardoor er in 2024 geen box 2 voordeel in aanmerking wordt genomen.

In het jaar 2025 betaalt u naast de rente tevens € 200.000 aflossing aan de BV, waardoor de schuld per 31 december 2025 daalt van € 700.000 naar € 500.000. De maximale schuld ultimo 2025 mag nog steeds € 700.000 bedragen. De daadwerkelijke schuld bedraagt € 500.000. In het jaar 2025 is er in de inkomstenbelasting dan sprake van een negatief box 2 inkomen van € 200.000. Vanaf 2026 bedraagt de maximale schuld vervolgens weer € 500.000.

In het voorbeeld is het voordeel in 2023 positief en in 2025 negatief. Negatieve inkomsten kunnen in box 2 worden verrekend met positief inkomen uit het voorafgaande jaar en met positieve inkomsten in de toekomstige 6 jaren. Het negatief box 2 inkomen uit 2025 kan in het voorbeeld niet worden verrekend met het positief inkomen uit 2023. Indien in de 6 jaren na 2025 geen positieve box 2 inkomsten worden genoten zoals bijvoorbeeld een ‘echte’ dividenduitkering, dan is sprake van een permanent fiscaal nadeel. Er is immers fiscaal afgerekend over € 200.000, terwijl de ab-houder dit bedrag niet feitelijk heeft genoten.

Financiering van de eigen woning telt niet mee

Schulden die u bij uw BV bent aangegaan voor de financiering van de eigen woning kwalificeren niet als schuld in de zin van deze regeling en tellen niet mee bij de beoordeling of het drempelbedrag wordt overschreden. Voor nieuwe eigenwoningschulden die bij de BV worden afgesloten na 31 december 2022 komt de aanvullende eis dat er ten gunste van de BV een hypothecair zekerheidsrecht dient te worden gevestigd. Wordt dit nagelaten, dan kwalificeert de desbetreffende schuld weliswaar als eigenwoningschuld in box 1, maar moet de schuld tevens worden meegeteld bij de toets of het drempelbedrag wordt overschreden.

Schulden fiscaal partner worden meegeteld

Heeft u als ab-houder een fiscaal partner, dan worden de schulden van u en uw fiscaal partner aan de BV bij elkaar opgeteld voor toepassing van de regeling. Het drempelbedrag blijft echter € 500.000. Lenen u en uw fiscaal partner dus ieder € 400.000 van de B.V. dan is er sprake van een bovenmatige schuld van € 300.000, namelijk € 800.000 minus het drempelbedrag van € 500.000. Leningen ontvangen van meerdere BV’s waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden worden ook bij elkaar opgeteld, waarbij slechts eenmaal het drempelbedrag van € 500.000 van toepassing is.

Leningen aan verbonden personen

Voor leningen die uw BV heeft verstrekt aan verbonden personen zoals bijvoorbeeld uw kind, geldt een aparte drempel van € 500.000 bij het kind. De bovenmatige schuld van het kind wordt toegerekend aan u als ab-houder. Indien de schulden van u en uw partner, inclusief de bovenmatige schuld van uw kind, uw eigen drempelbedrag overschrijden, dan zal er een box 2 voordeel in aanmerking worden genomen, voorzover uw eigen drempelbedrag wordt overschreden. De toerekening van het kind aan de ouder in dit voorbeeld, is niet van toepassing indien het kind zelf ook ab-houder is in de betreffende BV waarvan is geleend. In dat geval vindt belastingheffing over een bovenmatige schuld van het kind plaats bij het kind zelf.

Beoogde ingangsdatum

De beoogde ingangsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2023. Het toetsmoment om te beoordelen of er sprake is van een bovenmatige schuld is steeds 31 december. Op basis van de beoogde ingangsdatum zal het eerste toetsmoment 31 december 2023 zijn. Verwacht u op basis van de huidige situatie getroffen te worden door deze maatregel, ga dan tijdig op zoek naar mogelijkheden om uw schuldpositie aan de BV terug te brengen. Verwacht u de schuldpositie niet tot beneden het drempelbedrag te kunnen reduceren, kijk dan ook naar alternatieven zoals bijvoorbeeld het in privé aangeschafte beleggingsvastgoed te verkopen aan de BV. Voor dit soort situaties is gepleit voor een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting, maar daar zal naar verwachting geen gehoor aan worden gegeven door de wetgever. Rekening houdend met de voorgestelde verhogingen van de overdrachtsbelasting per 1 januari 2021 kan het dan ook verstandig zijn om reeds dit jaar actie te ondernemen.

Door:
Ruud Bongers RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Tuchtrecht mondzorg

Tuchtrecht: berisping na gebrek aan onderzoek bij parodontologie

Een tandarts heeft door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag een berisping opgelegd gekregen nadat een patiënt onherstelbare gebitsschade heeft opgelopen door een onjuiste diagnostisering en behandeling van parodontitis.

Situatie

De patiënt liet zijn mondgezondheid van halverwege 1996 tot begin 2019 controleren en schoonmaken door een tandarts. Vanaf 2010 werden tijdens verschillende controles tanden gerestaureerd, het gebit gereinigd en bitewingfoto’s gemaakt. In augustus 2018 kwam hierbij een toename van botafbraak en gingivitis naar parodontitis aan het licht.
De klager werd hierna doorverwezen naar de mondhygiënist die parodontitis constateerde en de gebruikelijke initiële behandeling startte. In een expertiserapport van behandelingen schreef de mondhygiënist onder meer dat de patiënt “enorm veel tandsteen 1e kwadrant” en “diepe tot zeer diepe pockets bij de kiezen” had. Nadat ze in april 2019 geen verdere verbetering zag werd de klager doorverwezen naar de parodontoloog. Deze constateerde multipele gingiva recessies, lokaal diepe tot zeer diepe pockets en plaatselijk botverlies. De prognose voor verschillende kiezen werd als slecht of zeer dubieus beoordeeld.

Klacht

De klager verwijt de tandarts vijf punten. Drie klachten hebben betrekking tot tekortschieten in de onderzoeksplicht waardoor uiteindelijk gevorderde parodontitis te laat is opgemerkt. De patiënt is van mening dat onherstelbare gebitsschade is ontstaan doordat hij naar aanleiding van een foto niet naar een parodontoloog maar naar een mondhygiënist werd doorverwezen. Daarnaast zou de beklaagde zelf verantwoordelijk zijn geweest voor het reinigen van het gebit en was dit dus niet goed uitgevoerd volgens de patiënt. Tot slot wordt de tandarts verweten dat hij geen medisch dossier heeft vastgelegd en bijgehouden.

Beoordeling

Klachten over behandelingen ouder dan tien jaar zijn verjaard en worden niet beoordeeld. Het College beoordeelt in de andere gevallen of de tandarts binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuiting is gebleven. Het Paro-protocol is hierbij van belang omdat hiermee het parodontale proces kan worden gediagnosticeerd en gevolgd zodat op tijd kan worden ingegrepen. Ook wordt meegenomen dat de beklaagde niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld is en naar de klager spijt heeft betuigd.

De beklaagde heeft het Paro-protocol niet gevolgd en had, naar het oordeel van het College, al in november 2016 de parodontitissignalen moeten opmerken. Toen waren er al aanzienlijke pockets en was botafbraak zichtbaar. De beklaagde wordt hierom tuchtrechtelijk verwijtbaar bevonden wegens tekortschieten in de zorgplicht naar de patiënt. Het verwijzen naar een mondhygiënist in plaats van een parodontoloog is echter niet ongebruikelijk.

Met betrekking tot de verweten slechte gebitsreiniging heeft het College niet kunnen vaststellen dat het reinigen (jarenlang) onjuist is gebeurd. Tot slot is er geconstateerd dat het medisch dossier summier is en dat er geen gegevens over de parodontologische diagnostiek zijn vastgelegd. Dit voldoet niet aan de richtlijnen en de klacht is dan ook gegrond verklaard.

Uitspraak

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Den Haag heeft de klachten gedeeltelijk gegrond verklaard en de tandarts een berisping opgelegd.

Bron:
overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving
Certificering - afstuderen

ISO-certificering van de mondzorgpraktijk – De ervaringen van Matthijs Genders

Tandarts-praktijkhouders hebben veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Leren van anderen is belangrijk om verbeteringen te kunnen doorvoeren. Sjoerd Kuiken beschrijft daarom in dit artikel de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Matthijs Genders over het opzetten van ISO 9001 kwaliteitsmanagementsysteem binnen zijn praktijk.

Praktijkhouders zijn vaak erg gericht op zichzelf. Daarentegen heb je als praktijkhouder wel veelal te maken met dezelfde uitdagingen en problemen. Verder zijn wij als mensen vaak geneigd in onze eigen kaders te blijven denken en redeneren. Deze factoren maken, dat we binnen praktijken soms veel kansen laten liggen om te leren van anderen en verbeteringen door te voeren.

Dit is dan ook de aanleiding voor Sjoerd Kuiken om een serie van artikelen te schrijven, waarin de kennis en ervaringen van één tandarts-praktijkhouder over één specifiek onderwerp worden uitgelicht. In dit artikel zijn de ervaringen van tandarts-praktijkhouder Matthijs Genders over het opzetten van ISO 9001 kwaliteitsmanagementsysteem binnen zijn praktijk. Met zijn persoonlijke verhaal maakt hij duidelijk, dat een kwaliteitssysteem veel kan opleveren maar het niet voor iedereen zal werken.

Persoonlijke gegevens

Naam:              Matthijs Genders
Praktijk:           Tandartsenpraktijk Genders in Landgraaf
Sinds:              Praktijkhouder sinds 2012
Opzet:              Zelfstandig praktijkhouder
Situatie:           Praktijk met 4 behandelkamers

Aanleiding

Een aantal jaren geleden heeft Matthijs ervoor gekozen om een volwaardig kwaliteitssysteem op te zetten en daarmee een volwaardige ISO 9001 certificering te behalen. Een geaccrediteerd ISO 9001 kwaliteitssysteem houdt overigens in dat de praktijk jaarlijks wordt geaudit door een geaccrediteerde instelling – in zijn geval Dekra – wat resulteert in een onafhankelijk en objectief oordeel over het kwaliteitssysteem. In de tussentijd is de praktijk verhuisd naar een groter pand, waarmee de praktijk is gegroeid van 2 naar 4 behandelkamers. Tevens is de praktijk in die tijd gegroeid van 3 medewerkers naar het huidige team van 14 medewerkers.

Waarom een ISO-certificering?

Matthijs geeft aan, dat er voor hem als praktijkhouder veel facetten zijn die naast het primaire proces – het verlenen van tandheelkundige zorg – geregeld moeten worden. Hij zag in, dat deze ondersteunende processen hem in de eerste jaren van zijn praktijkhouderschap veel tijd kostten en bij de groei van zijn praktijk steeds méér tijd gingen opeisen. Hierdoor ontstond voor hem een disbalans in de verhouding privé en werk, terwijl hij aangeeft het heel belangrijk te vinden deze balans goed te bewaken. Dit is dan ook voor hem de belangrijkste reden geweest meer structuur in zijn praktijk te willen brengen. En wel in de vorm van een ISO 9001 kwaliteitssysteem, wat hem structuur en uiteindelijk ook rust heeft opgeleverd.

Toen zijn praktijk nog kleiner was, had Matthijs al dezelfde ‘drive’ om alles zo goed mogelijk te doen. “Maar zo goed mogelijk is op een gegeven moment niet meer genoeg. Ook zijn er anderen die dingen beter kunnen dan jijzelf.” Het kwaliteitssysteem is meegegroeid met de groei van zijn praktijk. Daarbij heeft hij steeds meer taken overgedragen aan medewerkers, die daar beter in zijn of meer tijd voor hebben of krijgen.

Toelichting:

Voor een ISO 9001 certificering dient de praktijk een zogenaamd kwaliteitsmanagementsysteem op te zetten. Een dergelijk systeem houdt globaal in, dat je als praktijk niet alleen aantoonbaar voldoet aan geldende wet- en regelgeving, maar daarnaast ook aantoonbaar bezig bent met ‘continu verbeteren’. Een voorbeeld is de PDCA-cyclus als verbetermethode om de praktijk stap voor stap te verbeteren. Deze PDCA-cyclus kent de stappen Plan – Do – Check – Act en deze cyclus doorloop je continu, wat zorgt voor een proces van continu verbeteren.

Voor– en nadelen

Het opzetten, hebben en onderhouden van het kwaliteitssysteem heeft voor- en nadelen. Matthijs somt de volgende voordelen op:

  • Het kwaliteitssysteem biedt structuur.
  • Het zorgt voor transparantie en duidelijkheid.
  • Het creëert overzicht.
  • Het heeft geleid tot het delegeren van taken.

Daarnaast heeft een kwaliteitssysteem ook nadelen – of uitdagingen – namelijk:

  • Het vergt moed om taken uit handen te geven.
  • Sommige taken worden niet altijd op een manier uitgevoerd, zoals je graag ziet.
    Matthijs geeft hierop direct aan, dat bijsturing nodig blijft maar het loslaten voor veel tandartsen – waaronder hijzelf – niet gemakkelijk is.
  • Het onderhouden (/ bijhouden) van het kwaliteitssysteem kost veel tijd.
    “Een systeem opzetten betekent vervolgens niet dat je klaar bent. Het vergt onderhoud in de vorm van tijd en geld. Maar die keuze maak je om jouw praktijk en medewerkers te maken als beste versie van zichzelf.”

Papieren tijger?

Matthijs benadrukt diverse keren, dat het opzetten van het kwaliteitssysteem veel tijd en energie kost. Maar dat deze investeringen hem en zijn praktijk vooral meer hebben opgeleverd en dit duidelijk een goede keuze is geweest. Wel is het binnen de praktijk een doelstelling om de papieren tijger – wat het dus wel enigszins is – zo veel mogelijk af te slanken naar een systeem dat meer ‘to-the-point’ is om de kostbare tijd zo efficiënt mogelijk te benutten. Zo geeft Matthijs wel aan, dat hij inmiddels van een aantal zaken binnen het oorspronkelijke kwaliteitssysteem afscheid heeft genomen. Deze onderdelen kostten namelijk te veel energie, tijd en geld, terwijl het resultaat hiervan te minimaal was.

Balans tussen kwaliteit en kosten

Het opzetten van het kwaliteitssysteem heeft Matthijs dus duidelijk meer structuur gegeven, wat ertoe heeft bijgedragen dat er meer taken gedelegeerd zijn en hij zodoende meer rust heeft gekregen. Om zover te komen heeft het wel veel tijd, geld en inspanning gekost. Daarnaast zag Matthijs ook in, dat het steeds meer kosten met zich meebracht het gehele kwaliteitssysteem te blijven onderhouden om te voorzien in een optimale kwaliteit. Hierdoor ging de verhouding tussen kwaliteit en kosten ook gedeeltelijk uit de pas lopen.

Zo geeft Matthijs aan: “Ondanks dat het doel van een kwalitatieve praktijk niet ‘money driven’ moet zijn, moet je wel waken voor een gezond financieel bedrijf. Er werken genoeg mensen waar je verantwoordelijkheid voor draagt en neemt. En alle risico’s die je neemt hoeven natuurlijk ook niet voor niets te zijn. Een goede balans houden – tussen kwaliteit en kosten – is de uitdaging.”

Certificering gestopt

Het onderhouden van het volledige kwaliteitssysteem plus de jaarlijkse audit door Dekra heeft erin geresulteerd, dat de toegevoegde waarde van een volwaardig en geaccrediteerd systeem in verhouding tot bijbehorende kosten een scheve balans opleverde voor Matthijs. “We waren op het punt gekomen dat het liep, gecontinueerd werd en voor ons zodanig werkte om te kunnen blijven verbeteren. Op dat moment gaat de kosten-baten analyse langzaam kantelen en heb ik gekozen om wel het kwaliteitssysteem te blijven hanteren, maar niet meer in een geaccrediteerde variant.”

Aanvullend merkt Matthijs op, dat het kwaliteitssysteem door externe partijen nergens wordt ‘gewaardeerd’, waardoor je het geld dan beter kunt gaan inzetten voor andere zaken als investeringen in materialen en middelen en opleidingen voor het personeel.

Tips van Matthijs

Op basis van zijn ervaringen heeft Matthijs de volgende tips voor collega’s die overwegen of momenteel bezig zijn een kwaliteitssysteem op te zetten.

  1. Delegeren is ‘win-win’
    Het opzetten van het kwaliteitssysteem betekent ook om alle taken inzichtelijk te maken. Tip is kritisch naar je eigen kwaliteiten en zwaktes te kijken. Bepaal vervolgens welke taken door anderen gedaan kunnen worden. “De dingen die je niet goed kunt, kosten je ook meer energie. Waarom dan niet overlaten aan een ander, die het leuk vindt en er beter in is? Dat is toch ‘win-win’.”
  2. Doe het voor jezelf
    Een kwaliteitssysteem opzetten doe je uiteindelijk alleen voor jezelf en het team en niet voor patiënten of voor externe partijen. “Er zijn slechts een paar patiënten, die het opmerken. En je kunt wel 40 certificeringen hebben en titels in lijstjes ophangen, maar patiënten beoordelen meestal op hele andere punten dan die jij als praktijkhouder belangrijk vindt. Ben je aardig, kunnen ze op tijd terecht, etc.” Als tandarts-praktijkhouder wordt de praktijk gevormd door het gehele team en is het advies de keuze voor een kwaliteitssysteem ook alleen te maken op basis van persoonlijke en interne afwegingen. Het moet wel werken voor jouw praktijk en je hebt hierbij een draagvlak nodig van alle teamleden, anders werkt het niet.
  3. Niet voor kleine praktijken
    In een kleinere praktijk kun je – volgens Matthijs – als tandarts-praktijkhouder nog veel meer alleen je eigen gevoel laten gelden. Hoewel een bepaalde vorm van kwaliteitsbeleid zeker zal moeten voor alle praktijken,
  4. adviseert Matthijs voor kleinere praktijken niet zomaar over te gaan op een geaccrediteerd kwaliteitssysteem. Een niet gecertificeerde vorm is zeker ook voldoende.
  5. Denk goed na over missie en visie
    In het beginstadium is het belangrijk goed na te denken over je missie en visie. “Ik gaf hier allereerst te snel een algemene invulling aan. Later als je keuzes hebt gemaakt merk je, dat je dingen hebt gedaan die je eigenlijk niet had gewild. Dit komt mede doordat je missie en visie te ruim en niet specifiek genoeg was. Door hier specifieker in te zijn, worden keuzes later makkelijker. En wel, omdat je dan beter de koers voor ogen hebt wat je uiteindelijk leidt naar de juiste keuzes.”

Tot slot sluit Matthijs af met de opmerking, dat elke tandarts-praktijkhouder voor zichzelf moet uitmaken of een kwaliteitssysteem wel of niet van toegevoegde waarde is. “Wel denk ik persoonlijk dat we linksom of rechtsom hier uiteindelijk in welke vorm dan ook naar toe zullen moeten gaan. De eisen en verplichtingen vanuit intern en extern worden steeds hoger en je kunt op deze manier hier meer gestructureerd mee omgaan om dit te blijven verbeteren.”

Door:
Sjoerd Kuiken, Kuiken Praktijkmanagement
Wil je ondersteuning? De ambitie van Sjoerd Kuiken is om praktijken succesvol te maken. Juist die tandartsen – die ook ambities hebben met hun praktijk – help ik graag.

 

Lees ook de andere artikelen in deze serie:
Samenwerken in een maatschap – De ervaringen van Mieke Hogerbrug

Werken met een meerkamerplanning – De ervaringen van Anna Dieleman

Onderscheidend positioneren mondzorgpraktijk – De ervaringen van Vincent Guicherit

Delegeren van het praktijkmanagement – De ervaringen van An Nguyen

Lees meer over: Management, Ondernemen
thermodesinfector

Productvergelijking: Thermodesinfector

Op zoek naar een nieuwe thermodesinfector, maar weet u niet waar u moet beginnen? dental INFO vergeleek de relevante specificaties van thermodesinfectoren van verschillende fabrikanten.

Bekijk de productvergelijking thermodesinfectoren

 

Lees meer over: Infectiepreventie, Praktijkinrichting, Producten, Productvergelijking