Strategisch personeelsbeleid in de praktijk

Strategisch personeelsbeleid in de praktijk

Bij veel tandartsen is personeelsbeleid een ondergeschoven kindje. Ze hebben ooit gekozen voor tandheelkunde en zijn niet opgeleid om personeel te managen. Het opstellen van een personeelsplan kan een goed begin zijn voor een strategisch personeelsbeleid. Charlotte van den Wall Bake vertelde tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu hoe je dit kan doen.

Proactief of reactief zijn

Het is belangrijk om je te realiseren dat het succes van je praktijk wordt bepaald door je medewerkers. Een goede sfeer is daarom erg belangrijk. 68% van de mensen die ontslag nemen, gaan weg omdat ze zich niet gezien en gehoord voelen. Je hebt zelf de keus: ben je reactief of ga je proactief aan de slag? Als je reactief bent, ben je vooral bezig met problemen oplossen. Beter kun je proactief zijn en een personeelsplan opstellen als je dat nog niet hebt.

HR-strategie

Personeelsbeleid wordt tegenwoordig meestal aangeduid met de term HR (Human Resources). Je HR-strategie komt tot uiting in een weldoordacht plan dat consequent wordt uitgevoerd. Dit plan moet aansluiten bij je praktijkplan waarin de doelen van je praktijk zijn weergegeven. Een HR-strategie biedt houvast: als je je strategie (voor een deel) deelt met je medewerkers, dan weten zij wat de plannen zijn en waar ze aan toe zijn. Met een goed personeelsbeleid zorg je ervoor dat mensen zich kunnen ontwikkelen.

En HR-strategie levert veel op, zoals:

  • verbinding tussen je teamleden;
  • reductie van verzuim;
  • reductie van verloop;
  • duidelijkheid, kaders en richting;

Ontwikkelen HR-strategie

Met een HR-strategie kan je praktijk zich op een positieve manier onderscheiden van andere mondzorgpraktijken. Dit kan van pas komen als je nieuw personeel zoekt, vooral in regio’s waar schaarste heerst. Een HR-plan maak je niet even snel in je uppie. Je moet goed nadenken wat jouw visie op HR-strategie is. Bedenk voor welke deelgebieden je iets op papier wilt zetten en voor welke termijn. En heel belangrijk: betrek je teamleden erbij, want dan krijg je heel veel informatie. Vraag aan je teamleden bijvoorbeeld wat ze bij vorige werkgevers gehad hebben en waar ze behoefte aan hebben en laat je daardoor inspireren.

Ingrediënten voor je strategie zijn:

  • Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen binnen jouw praktijk?
  • Wat wil je met het menselijk kapitaal, nu en straks?
  • Is er een match tussen de agenda van de praktijk en het menselijk kapitaal? (Als je bijvoorbeeld investeert in een opleiding van een medewerker, dan moet er in de praktijk ook ruimte zijn diegene om werk te laten doen dat aansluit bij die opleiding.)
  • Wie doet wat en wie doet wat dus niet? (Maak een taakverdeling op HR-gebied, zodat het voor het personeel duidelijk is bij wie ze bijvoorbeeld hun verlofbriefje moeten inleveren.)

Onderwerpen HR-plan

In een HR-plan moeten aan aantal onderwerpen aan bod komen:

  • Introductie van medewerkers: het profiel van de praktijk en de functie, hoe de werving en selectie verloopt, hoe je iemand inwerkt en hoe je ervoor zorgt dat iemand zich thuis voelt.
  • Ontwikkeling: welke ontwikkelingsmogelijkheden er zijn voor de medewerkers, niet alleen op tandheelkundig vlak, maar ook op persoonlijk vlak en daarnaast ook welke mogelijkheden er zijn om feedback te geven.
  • Motivatie: bijvoorbeeld waardering, wordt er voldoende gecomplimenteerd binnen het team en hoe kun je dit stimuleren?
  • ‘Onderhoud’: wat doe je aan de sfeer? Als de sfeer slecht is, dan kan dit leiden tot verloop. Verder zitten daar zaken in als communicatie, ontwikkeling en arbeidsomstandigheden.

Randvoorwaarden

Een HR-plan moet altijd aansluiten bij de strategie en de kernwaarden van de praktijk. Als je bijvoorbeeld plannen hebt om de praktijk uit te breiden, moet je dit kunnen terugvinden in je HR-plan. Je moet duidelijk vastleggen wie binnen de praktijk verantwoordelijk is voor HR, bijvoorbeeld de praktijkmanager. Maak afspraken over wat aan wie gerapporteerd moet worden. Een HR-plan heeft alleen kans van slagen bij een gezonde praktijkcultuur. Als dit niet het geval is, bekijk dan eerst waar de onrust vandaan komt. HR kun je er niet zo maar een beetje bijdoen: maak er tijd voor vrij. Je hoef het plan niet in een keer te maken, faseren mag ook.

Continu proces

Het HR-plan is een continu proces. Als je de strategie hebt opgesteld, kun je hieruit de activiteiten afleiden die ondernomen moeten worden, zoals een teamuitje of het voeren van gesprekken. Daarna kijk je hoe die activiteiten ervaren worden door de medewerkers. Je ziet dan langzaam dat het gedrag gaat veranderen. Vervolgens ga je evalueren en begint de cirkel opnieuw. Je hebt namelijk nooit in een keer een perfect plan voor de komende jaren geschreven. Je past het plan dus steeds aan.

Maar wat doe je als je op weerstand stuit? Vaak als je met iets nieuws komt, raken personeelsleden in een negatieve emotie, die tot weerstand leidt. Dit komt meestal voort uit een eerdere ervaring. Ze gaan óf heel veel vragen stellen óf het vermijden. Je moet dan investeren in het krijgen van vertrouwen. Probeer commitment te creëren en zorg voor psychologische veiligheid.

Invoeren HR-plan

Het invoeren van je HR-beleid kun je in stappen doen. Het eerste jaar begin je bijvoorbeeld met een jaarplan met verbeteracties op de korte termijn, de ontwikkeling van een HR-visie en -strategie en het maken van een rolverdeling voor de HR-activiteiten. Het tweede jaar ga je dan verder met personeelsplanning, kwaliteitsmanagement en opleidingen en in het derde jaar richt je je op normen, waarden en ethiek. Een andere volgorde is natuurlijk ook mogelijk.

Onderdelen die je in je plan kunt opnemen zijn:

  • personele bezetting;
  • organisatieontwikkeling;
  • aankomende veranderingen;
  • organisatiestructuur;
  • arbeidsvoorwaarden;
  • ontwikkeling van personeel;
  • instroom- en introductiebeleid;
  • interne HR-processen.

Samengevat

Samenvattend gaat het bij het ontwikkelen van je HR-strategie om het volgende:

  1. Wees proactiefGeef houvast
  2. Bedenk wat je wilt
  3. Maak tijd
  4. Creëer commitment
  5. Zorg voor psychologische veiligheid
  6. Evalueer
  7. Investeer in de continue dialoog met je personeel

 

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie Strategisch personeelsbeleid in de praktijk door Charlotte van den Wall Bake tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu 2020.

Charlotte van den Wall Bake begeleidt mens en medische teams bij personele en teamvraagstukken. Als ervaren (team)coach en trainer ligt haar ervaring en expertise met name op het gebied van interpersoonlijke communicatie, gedrag en samenwerken. Ze biedt geen pasklare oplossingen, maar leert haar klanten ontdekken hoe ze zélf aan de slag kunnen. Het resultaat hiervan is dat mensen, teams en organisaties in beweging komen én blijven, met direct merkbare positieve consequenties. Sinds 2002 heeft Charlotte haar eigen bedrijf ‘Van den Wall Bake coaching’.

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Personeel
In memoriam Peter van der Schoor, tandarts-implantoloog

In memoriam Peter van der Schoor, tandarts-implantoloog

Op 10 oktober overleed tandarts-implantoloog Peter van der Schoor. Ron Steenkist nam in september een gesprek met hem op, in de vorm van een podcast. Steenkist noemde hem zijn leermeester en iemand die “geen blad voor de mond” neemt.

Peter van de Schoor werd geboren in Harderwijk. Zijn vader zat in de kalverhandel en heeft een grote invloed op zijn denken gehad. Dat klinkt misschien niet als de standaard achtergrond van een tandarts, maar het leverde hem wel zijn geuzennaam ‘de cowboy van de Veluwe’ op.

Ondanks een tandartsangst, lootte hij na een beroepskeuzetest mee voor de studie tandheelkunde. Het was misschien wel de beste keuze uit zijn leven. In 1981 studeerde Van de Schoor af als tandarts aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Na zijn afstuderen kwam Van de Schoor al vroeg in aanraking met de implantologie via de Amerikaanse tandarts Gerald Niznick. De Amerikaan had een eigen implantaatlijn binnen de Core-Vent corporation ontworpen.

Zijn grote interesse ging uit naar het vroegtijdig signaleren van tandvleesontstekingen en implantitis via biomarkers. In deze podcast vroeg Ron Steenkist hem alles erover.

Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast

In de Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast gaat Ron Steenkist elke aflevering in gesprek met een collega die zijn praktijkvisie en -voering hebben beïnvloed. De gespreksonderwerpen lopen uiteen van financiën en agenda-planning, tot marketing en leiderschap. Eerder ging Steenkist bijvoorbeeld al in gesprek met Nico Benzuur over de inspanningsloze praktijk. De podcast is o.a. te vinden op Spotify en in Apple Podcasts.

Lees meer over: Management, Ondernemen
PPodcast: de inspanningsloze praktijk – met Ron Steenkist en Michiel Buis

Podcast: Ron Steenkist is te gast in zijn eigen podcast

Er staat weer een nieuwe aflevering van de Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast van Ron Steenkist online. Met deze keer te gast… Ron Steenkist. Mathijs De Podcastgast neemt de microfoon over en vraagt Ron de hemd van het lijf. Over zijn professionele en persoonlijke ontwikkeling, en over zijn advies aan jonge tandartsen.

In 1982 behaalde Ron zijn diploma voor Tandheelkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn dienstplicht als tandarts en zaal-instructeur op het A.C.T.A. begon hij in 1984 bij Tandheelkunde Nellestein. Daar is hij nooit meer weggegaan.

Onder zijn credo “constant and never-ending improvement” is Ron zich altijd blijven ontwikkelen op professioneel en persoonlijk vlak. Hij specialiseerde zich tot tandarts met een passie voor orthodontie, implantologie en uitgebreid kroon- en brugwerk. En ondertussen begon hij ook nog een podcast waar je misschien wel eens van hebt gehoord.

Advies aan jonge tandartsen

Deze aflevering is Ron te gast in zijn eigen podcast. Daar vertelt hij meer over zijn leven en carrière. En hij geeft zijn advies aan jonge tandartsen:

  • Zorg ervoor om in de eerste jaren zoveel mogelijk te leren in praktijken over het vak tandarts en denk niet alleen in percentages als ZZP’er.
  • Ga op cursus in de Verenigde Staten voor bedrijfsvoering van je praktijk. Het liefst met een collega uit je eigen praktijk.
  • Specialiseer jezelf en maak jezelf moeilijk vervangbaar.
  • Zorg voor genoeg ruimte in jouw praktijk om in de toekomst te kunnen uitbreiden in het aantal behandelkamers.

Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast

In de Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast gaat Ron Steenkist elke aflevering in gesprek met een collega die zijn praktijkvisie en -voering hebben beïnvloed. De gespreksonderwerpen lopen uiteen van financiën en agenda-planning, tot marketing en leiderschap. Eerder ging Steenkist bijvoorbeeld al in gesprek met Nico Benzuur over “de inspanningsloze tandartspraktijk”. De podcast is o.a. te vinden op Spotify en in Apple Podcasts.

Lees meer over: Management, Ondernemen, Podcast
zorg - geld

Eerstelijns zorg verontrust door opleggen nutteloze extra administratie

Het onverwachte besluit van minister De Jonge van VWS om de regeling Jaarverantwoording WMG definitief vast te stellen, is met onbegrip en teleurstelling ontvangen door de eerstelijns zorg.

Door het besluit van de minister krijgen 27.000 kleine zorgaanbieders in de eerste lijn een overbodige regeling opgelegd, die een onaanvaardbare extra administratieve lastendruk met zich meebrengt. Een breed samenwerkingsverband van eerstelijns organisaties legt zich niet neer bij het besluit van de minister en beraadt zich op een reactie. Ook in de Tweede Kamer bestaan nog grote twijfels over deze regeling.

Namens de Eerstelijnscoalitie, een samenwerkingsverband van de eerstelijnsorganisaties InEen, KNGF, KNMT, KNOV, LHV, LVVP, NVM-mondhygiënisten en ONT, laat KNMT-voorzitter Wolter Brands weten: ‘Met deze regeling verplicht de minister kleine zorgaanbieders dat ze elk jaar lange vragenlijsten over hun bedrijfsvoering invullen. Dat kost veel tijd die ten koste gaat van de zorg voor de patiënt. Alle organisaties in de eerstelijnszorg, de eigen adviesorganen van de minister en de Tweede Kamer hebben hier herhaaldelijk op gewezen, dus we zijn verbaasd en teleurgesteld dat met onze signalen kennelijk geen rekening is gehouden.’

Overbodige regeling

De regeling Jaarverantwoording WMG eist van kleine zorgaanbieders zoals huisartsen, tandartsen, verloskundigen en fysiotherapeuten dat ze vanaf 1 januari 2022 elk jaar circa 90 complexe vragen beantwoorden over hun bedrijfsvoering. Hierdoor gaan meer dan 50.000 voor de zorg bestemde uren verloren. De Eerstelijnscoalitie stelt dat deze nieuwe regeling niet noodzakelijk is, omdat eerstelijns zorgaanbieders nu ook al verplicht zijn om aan zowel toezichthouders als zorgverzekeraars te verantwoorden waar ze publieke middelen aan besteden. En, uit deze verantwoording blijkt telkens dat er nauwelijks sprake is van fraude bij de kleine zorgaanbieders. De nieuwe, extra administratieve eisen zullen daar geen verandering in brengen. De Eerstelijnscoalitie stelt dan ook voor om de informatie die nu al wordt uitgevraagd beter te benutten.

Eerstelijnscoalitie legt zich er niet bij neer

LHV-voorzitter Mirjam van ‘t Veld: ‘We hebben als Eerstelijnscoalitie keer op keer onze dringende bezwaren tegen de regeling onder de aandacht gebracht. En we staan daarin niet alleen: zowel de Tweede Kamer als het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) zetten grote vraagtekens bij de regeling. We oriënteren ons nu op vervolgstappen, want we kunnen ons niet neerleggen bij een regeling die niks oplevert maar wel direct ten koste gaat van de zorg voor de patiënt.’

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
overname, sleutel

Praktijkovername: investeer in een optimale match

Het overnemen van een mondzorgpraktijk is een proces. Zet dat tijdig in, is het advies, als je daadwerkelijk succesvol wil zijn. Waar moet je aan denken bij praktijkovername?

Optimale match

Bij het overnemen van een praktijk geldt als succesfactor het écht (leren) kennen van de praktijk die u wilt overnemen. Pas dan kunt u beoordelen of het ‘past’. Er moet een minimale mate van ‘vertrouwdheid’ zijn. Maar voor die beoordeling is van het grootste belang eerst goed inzicht te hebben in uw eigen wensen. Dat is dan ook de absolute stap 1. Bekijk het tienstappenplan.

Praktijkovername in 10 stappen:

  1. Inventariseren eigen wensen
  2. Bepalen moment
  3. Starten met starten
  4. Selecteren praktijk
  5. Verdiepen in praktijk
  6. Onderhandelen
  7. Overnemen
  8. In- en overschrijven
  9. Communiceren met patiënt
  10. Afhechten vorige fase

Wie ben ik?

Dan gaat het niet alleen om de gemeente waar u zich vestigt, maar ook over zaken als de omvang van de praktijk, stad of buitengebied? En volledig zelfstandig, met veel collega’s samen, of onderdeel van een keten? Alles rondom de zorg zelf doen of zaken uitbesteden? Maar vooral: zelf goed in de spiegel kijken. Wat voor soort zorgverlener bent u? Waar bent u goed in? Waar wordt u gelukkig van? En hoe vertaalt u dat naar de eisen die u stelt aan een praktijk?

Van start

Alvorens een plan op te stellen maken is het goed eerst een globale tijdsbepaling te maken. Dat is stap 2. Hoeveel tijd heeft u nodig om voor uzelf te beginnen? Welke elementen bepalen dat? Als u daar zicht op hebt, kunt u ‘starten met starten’ (stap 3): het opstellen van een plan van aanpak. Hoe gaat u op zoek naar een praktijk, en: welke ondersteuning wilt u daarbij hebben? Daarbij kunt u denken aan de overname-adviseur, de bank en de accountant. Maar ook collega’s, familie of vrienden kunnen een rol spelen. Het daadwerkelijk selecteren van een praktijk (stap 4) betekent vervolgens het concreet zoeken van een mogelijke geschikte praktijk.  Waarna het bij het verdiepen in de praktijk (stap 5) gaat om het verder onderzoeken. Denk daarbij bijvoorbeeld ook aan het dossier van de röntgenapparatuur of de inventarisatie van de personeelsrisico’s (RI&E).

Streng zijn

In de fase van het verdiepen is het van belang ‘streng’ te blijven voor uzelf: het gaat hier immers om de toets met het beeld dat u stap 1 (niet voor niks!) schetste van uzelf en uw wensen. Streng, ook als er zich plotseling een gelegenheid aandient, dwars door uw geordende stappenplan heen. Bezuinig niet op tijd, praat ook met medewerkers. Dé succesfactor, geven onze adviseurs aan, is zelf enige tijd in de praktijk gewerkt te hebben. Pas dan is er echt sprake van ‘vertrouwdheid’, een goede uitgangspositie voor een optimale match. Dat zal echter niet altijd mogelijk zijn.

Praktijk en papier

Bij het onderhandelen (stap 6) staat de waarde van de praktijk centraal. Van de praktijk zelf, maar ook van de inventaris, en mogelijk de huisvesting. Maar ook tal van overnamecondities moeten bepaald worden. En als u eenmaal rond bent met de overdragende praktijkhouder moet een en ander geformaliseerd worden, voor de daadwerkelijke overname (stap 7). Denk daarbij onder meer aan overname- en maatschapscontracten. Ook moeten nog veel praktische zaken geregeld worden. Vooral in de sfeer van in- en overschrijven (stap 8). Denk daarbij bijvoorbeeld aan de Kvk-inschrijving, bankrekening. Maar denk ook aan uw AGB-code, Vecozo-aansluiting en waarneemregeling.

Ook omkijken

En dan uw introductie in uw nieuwe rol/omgeving. Bijvoorbeeld in een persoonlijke brief aan de patiënten, maar ook op de website en andere plekken waar u zichtbaarheid van belang is (stap 9). Denk daarnaast aan andere stakeholders, zoals verwijsrelaties. Tot slot is achterom kijken ook van groot belang, leert de ervaring. Informeer tijdig en op gepaste wijze patiënten, andere zorgverleners en relaties, waarneemdiensten etc. uit uw vorige werkkring (stap 10)

Stappenplan als houvast

Tot slot nog een nuancering. Het tienstappenplan is een theoretisch houvast. In werkelijkheid zullen stappen soms (deels) parallel lopen of blijken latere stappen zich al eerder aan te melden. Daarnaast zit er achter een aantal stappen een hele wereld, waarvan de invulling afhankelijk is van de specifieke situatie. Maar het stappenplan blijkt in de praktijk een goed houvast voor een gedegen aanloop naar een goede match tussen uw wensen en het profiel van de over te nemen praktijk.

 

Meer informatie? Kijk op VvAA.nl

Door:
Drs. ing. Erik M. van Dam, senior adviseur kennismanagement bij VvAA. De VvAA begeleidt en adviseert toekomstige praktijkhouders in het proces van praktijkovername.

 

 

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Prinsjesdag 2021 wat is van belang voor de praktijkhouder

Prinsjesdag 2021 – wat is van belang voor de praktijkhouder / zelfstandige mondzorgprofessional?

Op 21 september jongstleden werden de Miljoenennota en de Rijksbegroting 2022 door de minister van Financiën aangeboden aan de Tweede Kamer. Zoals verwacht was de inhoud van de stukken weinig verrassend. In dit artikel zullen we enkele punten belichten die voor u als praktijkhouder / zelfstandig mondzorgprofessional van belang kunnen zijn.

Auto van de zaak

Zoals algemeen bekend, geldt er een fiscale bijtelling voor de auto van de zaak indien er op jaarbasis meer dan 500 privé kilometers worden gereden. Het algemene bijtellingspercentage bedraagt sinds enkele jaren 22%. Voor de elektrische auto geldt een korting op het bijtellingspercentage. In 2021 bedraagt deze korting 10% over een cataloguswaarde tot en met € 40.000. Over het meerdere is het bijtellingspercentage van 22% van toepassing. Voor een elektrische auto met een cataloguswaarde van € 50.000 bedraagt de bijtelling in 2021 dus € 7.000, zijnde € 40.000 x 12% (22% – korting 10%) + € 10.000 x 22%.

In 2022 wordt de korting afgebouwd van 10% naar 6%, en wordt tevens het maximale bedrag waarover de korting wordt berekend verlaagd van € 40.000 naar € 35.000. Voor een elektrische auto met een cataloguswaarde van € 50.000 bedraagt de bijtelling in 2022 dus € 8.900, zijnde € 35.000 x 16% + € 15.000 x 22%.

Vanaf 2023 zal het bedrag waarover de korting wordt berekend nogmaals met € 5.000 worden verlaagd tot een bedrag van € 30.000. Het kortingspercentage blijft in 2023 wel 6%. Voor een elektrische auto met een cataloguswaarde van € 50.000 bedraagt de bijtelling in 2023 dus € 9.200, zijnde € 30.000 x 16% + € 20.000 x 22%.

Bepalend voor het bijtellingspercentage is de datum eerste toelating van de auto. Vindt de eerste toelating plaats in 2021, dan is voor een periode van 60 maanden het bijtellingspercentage zoals dat geldt in 2021 van toepassing op de auto. Na die 60 maanden wordt het bijtellingspercentage opnieuw bepaald op basis van de op dat moment geldende wetgeving. Bent u voornemens om een nieuwe elektrische auto aan te schaffen, dan kunt u met het oog op de verhoging van de bijtelling een aanzienlijke besparing realiseren door de auto nog in 2021 op kenteken te laten zetten.

Verhoging milieu-investeringsaftrek

Investeert u in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen? Bekijk dan goed of deze investering in aanmerking komt voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). Dit is, afhankelijk van uw rechtsvorm, een extra aftrekpost in de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. De percentages van de MIA worden in 2022 verhoogd van 13,5%, 27% en 36% naar respectievelijk 27%, 36% en 45%. Afhankelijk van het soort bedrijfsmiddel kan er een maximumbedrag van toepassing zijn dat in aanmerking komt voor de MIA. De milieulijst met kwalificerende bedrijfsmiddelen wordt jaarlijks opgesteld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Een voorbeeld van een kwalificerend bedrijfsmiddel waar in de praktijk veel gebruik van wordt gemaakt is wederom de elektrische auto. Belangrijk aandachtspunt is wel dat er alleen aanspraak kan worden gemaakt op de MIA indien de investering binnen 3 maanden na het aangaan van de investeringsverplichting is gemeld bij RVO.

Thuiswerkvergoeding

Er wordt een gerichte vrijstelling voor het vergoeden van thuiswerkkosten voorgesteld van € 2 per thuiswerkdag. Omdat er sprake is van een gerichte vrijstelling is deze vergoeding belastingvrij, en komt deze ook niet ten laste van de vrije ruimte in de werkkostenregeling. Deze vrijstelling kan echter niet samenlopen met een vrijgestelde reiskostenvergoeding voor woon-werk verkeer. Wordt er dus een dagdeel thuis gewerkt en het andere dagdeel op de vaste werkplek, dan zal er een keuze gemaakt moeten worden tussen beide.

WKR ruimte

De vrije ruimte in de werkkostenregeling werd begin 2021 verruimd, waardoor de vrije ruimte in 2021 3% over de loonsom tot € 400.000 en 1,18% over de loonsom boven de € 400.000 bedraagt. Deze vrije ruimte kunt u aanwenden voor onbelaste (onkosten)vergoedingen en verstrekkingen aan uw personeel. De verruiming komt per 1 januari 2022 te vervallen. Over de loonsom tot € 400.000 geldt dan weer een vrije ruimte van 1,7%. Breng in het laatste kwartaal van dit jaar dus uw verbruikte vrije ruimte in kaart. Heeft u de vrije ruimte dit jaar nog niet volledig benut, bekijk dan of het mogelijk is om in 2022 geplande vergoedingen/verstrekkingen binnen de vrije ruimte naar voren te halen en deze alvast in 2021 uit te keren of te verstrekken.

WW premie

Sinds de invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) is de WW-premie die u via de aangifte loonheffingen afdraagt aan de Belastingdienst afhankelijk van het type arbeidscontract. In basis geldt voor een contract voor onbepaalde tijd, niet zijnde een oproepcontract, de lage premie en voor overige contracten de hoge premie. Het verschil tussen de hoge en lage premie bedraagt circa 5%. Heeft uw werknemer een contract voor onbepaalde tijd waarop de lage WW-premie van toepassing is, maar werkt uw werknemer op jaarbasis minimaal 30% meer dan zijn contracturen, dan moet u alsnog met terugwerkende kracht de hoge WW-premie afdragen. Voor de jaren 2020 en 2021 is deze ‘sanctie’ echter buiten toepassing verklaard als gevolg van de coronapandemie. Vanaf 2022 zal deze herziening wel weer van toepassing zijn. Overigens vindt er geen herziening plaats van de WW-premie indien de werknemer een arbeidscontract heeft van minimaal 35 vaste uren per week. Heeft u een werknemer in dienst op basis van een contract voor onbepaalde tijd met daarin minder dan 35 contracturen, en zal deze werknemer in de toekomst structureel meer dan 30% overwerken? Overweeg dan om deze werknemer meer vaste uren te geven, zodat u achteraf niet wordt geconfronteerd met een herziening van de WW-premie.

Verlenging eerste tariefschrijf vennootschapsbelasting

Een reeds eerder aangekondigde wijziging is het verlengen van de eerste tariefschijf in de vennootschapsbelasting. De eerste tariefschijf wordt per 1 januari 2022 verlengd van € 245.000 naar € 395.000. Over winsten in de eerste tariefschijf is 15% vennootschapsbelasting verschuldigd, over het meerdere geldt een tarief van 25%. Drijft u uw praktijk vanuit een IB-onderneming, bekijk dan nogmaals of u in een BV-structuur niet voordeliger uit bent. Zeker nu de zelfstandigenaftrek in 2022 weer verder zal worden verlaagd, evenals het maximale tarief waartegen deze post aftrekbaar is.

Door:
R.J.L. Bongers RB, mede-eigenaar TOP Fiscaal en Financieel Adviseurs. TOP adviseert diverse ondernemers in de mondzorg op fiscaal en financieel vlak.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Zo maak je je praktijk ‘senior proof’

Zo maak je je praktijk ‘senior proof’

Ouderen blijven steeds langer thuis wonen en maken dus langer gebruik van de reguliere mondzorg. Hoe kun je je praktijk het beste voor ouderen inrichten en met welke problematiek moet je rekening houden? Nelleke Bots-van ‘t Spijker vertelde erover tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Praktijkwijzer

De KNMT heeft een hernieuwde versie van de praktijkwijzer ‘Zorg aan ouderen in de mondzorgpraktijk’ opgesteld. Hierin worden adviezen gegeven voor de organisatie en inrichting van een mondzorgpraktijk waarmee (kwetsbare) ouderen beter geholpen kunnen worden. Deze praktijkwijzer gaat alleen in op de niet-klinische aspecten van de zorg aan ouderen en is bedoeld voor het hele team.

De praktijkwijzer bestaat uit twee delen:

  1. Algemene informatie over ouderen
  2. Adviezen over de inrichting en organisatie van de zorg

1. Algemene informatie over ouderen

Op het ogenblik is een op de vijf mensen 65 jaar of ouder. In 2040 zal dit een kwart zijn. De gemiddelde leeftijd zal steeds verder toenemen. In 2040 is naar verwachting bijna 9% van de bevolking 80 jaar of ouder.

Mensen blijven steeds langer thuis wonen. Van de 90- tot 94-jarigen woont nu 82% nog zelfstandig. Er is steeds meer sprake van ‘aging in place’: mensen betekenisvol oud laten worden in de eigen woonomgeving, waar de zorg om de oudere heen wordt georganiseerd.

Bij de gezondheid van ouderen spelen lichamelijke, psychische en sociale aspecten een rol. Deze zijn met elkaar verbonden. Als voorbeeld de fictieve mevrouw Koelewijn. Zij wordt geholpen door haar buurjongen die altijd boodschappen voor haar doet. Als hij naar het buitenland gaat, verandert haar netwerkje. Ze gaat zelf haar boodschappen doen, maar koopt eenzijdige producten, waardoor ze een voedingsdeficiëntie krijgt en uiteindelijk verward raakt.

Over het algemeen geldt, dat hoe ouder iemand is, hoe groter de kans wordt dat iemand kwetsbaar wordt. Met het ouder worden, neemt de kans op chronische aandoeningen toe. Multimorbiditeit (het hebben van twee of meer chronische aandoeningen) komt veel voor. Hierdoor gebruiken ouderen vaak veel verschillende soorten medicijnen (polyfarmacie).

Mondzorg bij ouderen

Er is in kaart gebracht hoe het zorggebruik in Nederland is in relatie tot de leeftijd. Vanaf 55 jaar neemt het algemene zorggebruik toe, maar het contact met de tandarts en mondhygiënist neemt af. Het is dus zaak patiënten tijdig bij de praktijk betrokken te houden en te voorkomen dat ze langzaam uit beeld verdwijnen.

Factoren die de mondzorg belemmeren zijn bijvoorbeeld kosten en angst. Daarnaast kunnen de ouderen wanneer er veel dingen spelen in hun leven, weinig prioriteit geven aan het bezoeken van de tandarts. Daarbij kunnen zeker vervoersproblemen een rol spelen, of is er niemand die hen kan begeleiden. Verder is bekend dat de SES ook een rol speelt in het bezoeken van een tandarts, bij een lagere SES worden over het algemeen meer problemen gezien in de (mond)gezondheid.

Levensloopbestendige mondzorg

Het is belangrijk om te komen tot een levensloopbestendige mondzorg. Hierbij moet je alle aspecten van ouderen in ogenschouw nemen en samen met hen een mond creëren die voor hen acceptabel is, dat wil zeggen die acceptabel functioneren mogelijk maakt en pijnvrij is.

Niet alle oudere patiënten zijn gelijk. Bij patiënten van 65 jaar en ouder kun je onderscheid maken in:

  • vitale ouderen, die gewoon zelf naar de praktijk kunnen komen;
  • thuiswonende ouderen die al wat kwetsbaar zijn en misschien meer zorg nodig hebben; (en mogelijk minder gemakkelijk naar de tandartspraktijk kunnen komen);
  • ouderen die veel zorg nodig hebben en soms al in een zorginstelling wonen.

Samenwerken met andere disciplines

Bij de zorg voor ouderen zijn verschillende mensen betrokken zoals de mantelzorger, huisarts, de wijkverpleegkundige, de thuiszorg en de apotheker.

Als tandarts moet je proberen een beeld te krijgen van het netwerk van de oudere en indien nodig samenwerken met de verschillende disciplines. Je doet er goed aan om vroegtijdig toestemming aan de patiënt te vragen om contact op te mogen nemen met de mantelzorger en de verschillende disciplines als dat nodig is. Een mooi voorbeeld waaruit de samenwerking tussen de tandarts, huisarts en thuiszorg blijkt is het project van ‘De Mond Niet Vergeten’. Op de site De mond niet vergeten is veel informatie over mondzorg bij kwetsbare ouderen te vinden voor zowel de mondzorgprofessional als voor de thuiszorgmedewerker en huisarts. Op de website is onder andere voor thuiszorgmedewerkers een poetsboek te vinden met aanwijzingen voor de mondverzorging bij ouderen. Er is ook een ‘swipe guide’ droge mond en een app die mondzorgverleners kan ondersteunen.

2. Adviezen over de inrichting en organisatie van de zorg

Afspraak plannen

Een belangrijk aspect bij een afspraak met een kwetsbare oudere is het tijdstip van de afspraak. De thuiszorg komt meestal tussen 8 uur en 10 uur ’s morgens, dus plan de afspraak niet te vroeg. Veel ouderen zijn afhankelijk van de regiotaxi. Het op tijd halen en brengen is hierbij vaak een probleem. Combineer zoveel mogelijk afspraken, zodat de oudere maar een keer naar de praktijk hoeft te komen.

Het is belangrijk om te voorkomen dat mensen buiten beeld raken. Maak daarom gelijk een nieuwe afspraak na een behandeling. Stuur een herinnering of bel op als iemand niet komt opdagen. Als je geen contact krijgt, neem dan contact op met iemand uit het netwerk, bijvoorbeeld de mantelzorger, thuiszorgmedewerker of huisarts.

Als iemand niet naar de praktijk kan komen, is het ook mogelijk om op huisbezoek te gaan. Dit kan moeilijk zijn om te organiseren, maar levert ook waardevolle informatie op over de oudere.

Rekening houden met beperkingen

In de praktijkwijzer zijn een aantal adviezen met betrekking tot de communicatie opgenomen.

Houd rekening met de beperkingen van de oudere en communiceer op duidelijke wijze. Houd rekening met een gehoorapparaat en praat niet te snel. Iemand met de ziekte van Parkinson heeft bijvoorbeeld tijd nodig om de vraag te verwerken voordat hij een antwoord kan geven. Begin ook niet al te praten als je iemand uit de wachtkamer haalt. Doordat de aandacht dan afgeleid wordt, is er meer kans op valincidenten. Voer het gesprek altijd met de oudere zelf en niet met de begeleider/mantelzorger.

Ook de balie assistent moet duidelijk communiceren, zorg er dus voor dat iedereen in de praktijk bekend is met eventuele beperkingen van een oudere.

Toegankelijkheid van de praktijk

De praktijk moet gemakkelijk toegankelijk zijn voor rolstoelen en rollators. Zorg ook voor een ruimte waar een scootmobiel geparkeerd kan worden en voor een goede stoel met armsteun in de wachtkamer.

Levensloopbestendige zorg

Er kan in korte tijd iets gebeuren bij een oudere, dus spreek iedere keer de anamnese goed door. Kijk of er ondersteuning nodig is en vergewis je ervan of de oudere nog wilsbekwaam is. Als je het idee hebt, dat informatie niet goed begrepen wordt, kun je die op papier meegeven. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid kun je contact opnemen met de huisarts.

Leg alles goed vast in het dossier. Niet geschreven is altijd niet gedaan!

Vervoer

Zorg ervoor dat als de mensen klaar zijn in de stoel, de regiotaxi al gebeld is. Begeleid de mensen naar buiten. En informeer bij een ingrijpende behandeling een dag later hoe het is gegaan.

Onderzoek

Uit onderzoek vanuit de KNMT en ACTA is gebleken dat de groep ouderen die nu in de praktijk komt meestal nog goed te been is en nog redelijk gezond is. Dat betekent dat er een grote groep ouderen is die niet meer in de praktijk komt. Tandartsen ervaren vooral belemmeringen door de complexiteit van de ziektebeelden en zouden graag meer kennis hebben.

Binnenkort komt er een praktijkrichtlijn van het KIMO uit over de zorg aan huis gebonden kwetsbare ouderen. Hierin wordt beschreven hoe je zorg aan huis vormgeeft en hoe je dit veilig organiseert.

Hoe verder?

De praktijkwijzer ‘Zorg aan ouderen in de mondzorgpraktijk’ is te vinden op de website van de KNMT. Belangrijk is: hou de ouderen in het oog en probeer deze mensen betrokken te houden bij de praktijk.

Benader mensen actief die je lang niet hebt gezien!

Nelleke Bots-van ’t Spijker werkt als tandarts-geriatrie vanuit de Mondzorgkliniek in Bunschoten. Daarnaast doet zij op het ACTA onderzoek naar de mondzorgverlening aan thuiswonende ouderen en de mogelijke barrières die tandartsen daarin kunnen ervaren. Zij maakt deel uit van de onderzoeksgroep BENECOMO (Belgisch Nederlands Consortium Mondzorgonderzoek Ouderen). Van haar hand verschenen publicaties op het gebied van mondzorg bij kwetsbare ouderen. Met de praktijk heeft zij deelgenomen aan het project ‘De mond niet vergeten’ (DMNV). Ook heeft zij haar medewerking verleend aan de “Praktijkwijzer Ouderen in de algemene praktijk” van de KNMT en de binnenkort te verschijnen richtlijn “Mondzorg voor aan huis gebonden kwetsbare ouderen” van het Kennisinstituut Mondzorg (KIMO).

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie Zo maak je je praktijk ‘senior proof’ door Nelleke Bots-van ‘t Spijker tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

 

Lees meer over: Communicatie, Congresverslagen, Kennis, Ondernemen
Ook Adviescollege regeldruk kritisch op nieuwe verantwoordingsregels

Ook Adviescollege regeldruk kritisch op nieuwe verantwoordingsregels

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) schrijft in haar analyse van de zogenaamde regeling Jaarverantwoording Wmg: ‘[…] het college [blijft] van mening dat nut en noodzaak van een stapeling van controle- en verantwoordingsinstrumenten onvoldoende zijn aangetoond. […] Verder constateert het college dat er geen goed zicht is op de omvang van regeldruk die als gevolg van de nieuwe wetgeving optreedt, voor welke groep ondernemers de regeldruk toeneemt, voor welke zij afneemt, en in welke mate.’

Het adviescollege sluit zich daarmee aan bij de kritiek van de Eerstelijnscoalitie. De nieuwe regels komen bovenop bestaande verantwoordings- en controleregels. Ze eisen van zorgaanbieders onder andere dat ze elk jaar circa 90 vragen beantwoorden over hun financiële handel en wandel. Deze nieuwe regels zijn overbodig en onuitvoerbaar.

Regels ten koste van de zorg voor patiënten

De overheid beweert steeds dat ze zich realiseert dat meer regels ten koste gaan van de zorg voor patiënten maar in de praktijk blijkt daar bitter weinig van. Ze tuigt onnodige en zwaar belastende regelgeving op om een probleem aan te pakken dat zich helemaal niet afspeelt in de groep waarop de regelgeving betrekking heeft. Daarnaast tast de regelgeving de privacy aan en snoept ze kostbare tijd af die zorgverleners anders aan patiënten hadden kunnen besteden.

De Eerstelijnscoalitie, een samenwerkingsverband van de eerstelijnsorganisaties InEen, KNGF, KNMP, KNMT, KNOV, LHV, LVVP, NVM-mondhygiënisten en ONT, stelt dat de overheid terecht fraude met publiek geld wil voorkomen. Maar richt de extra inspanningen op die hoeken van de zorg waar daadwerkelijk substantiële fraude op te sporen is – en dat is niet bij de ruim 27.000 kleine zorgaanbieders zoals de huisarts, de tandarts en de fysiotherapeut.

Brief Eerstelijnscoalitie aan Kamerleden

De Eerstelijnscoalitie wil dan ook dat de regeling Jaarverantwoording Wmg zoals deze er nu ligt van tafel gaat. Ook in de Tweede Kamer leven grote twijfels bij de regeling, waardoor de zorgspecialisten uit de Kamer hebben besloten deze nog eens onder de loep te nemen. In een brief aan deze Kamerleden zet de Eerstelijnscoalitie haar bezwaren nog eens klip en klaar uiteen. Ze roept de Kamer op om in gezamenlijkheid te werken aan afspraken die wél aan het doel om fraude op te sporen tegemoet komen maar tegelijkertijd wel realistisch en uitvoerbaar zijn. Al eerder bood de coalitie goede alternatieven aan voor de regeling.

De vragenlijsten voor de jaarlijkse financiële verantwoording waartegen de Eerstelijnscoalitie ageert, maken deel uit van bredere wetgeving gericht op het bestrijden van fraude en versterken van het toezicht in de zorg. In de eerder aangenomen Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) zijn nog meer verplichtingen opgenomen, zoals een meldplicht, vergunningsplicht en eisen aan de bestuursstructuur.

Bron:
KNMT

 

Lees meer over: Ondernemen, Wet- en regelgeving
Duurzame mondzorg hoe kun je je bedrijfspand verduurzamen

Duurzame mondzorg: hoe kun je je bedrijfspand verduurzamen?

Veel mondzorgpraktijken willen wel graag duurzamer worden, maar weten niet precies hoe ze dit kunnen realiseren. Grote winst is vaak te halen uit het verduurzamen van het bedrijfspand. Dit zorgt voor een lagere CO2-uitstoot, lagere energiekosten én vaak ook nog voor een beter energielabel.

Duurzaam ondernemen

Bij duurzaam ondernemen draait het om de balans tussen de drie p’s: people, planet en profit. Dit betekent dat je in je bedrijfsvoering rekening houdt met de effecten op de werknemers, het milieu en de maatschappij. Het is een onderdeel van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Als je je mondzorgpraktijk wilt verduurzamen moet je beseffen dat elke bijdrage ertoe doet. Maak een plan en zet het binnen je team op de agenda. Bespreek wat je samen kunt doen, met welke ‘quick wins’ je stappen gaat zetten, ook kleine beetjes helpen. Het gaat om de juiste mindset. Duurzaamheid moet uitgangspunt worden van ons handelen en is eigenlijk een continu proces.

Een eerste stap die veel oplevert kan het verduurzamen van het bedrijfspand zijn. Hoe duurzaam een pand al is, blijkt uit het energielabel.

Energielabel bedrijfspand

Hoeveel fossiele energie een gebouw verbruikt, kan worden aangegeven met een energielabel. Het verbruik wordt uitgedrukt in kilowattuur per vierkante meter per jaar (kWh/m² per jaar). Hoe minder fossiele energie een gebouw gebruikt, hoe beter het energielabel. Een energielabel kan alleen worden afgegeven door een vakbekwaam energieadviseur die aangesloten is bij een Certificerende Instelling. Op basis van een aantal kenmerken van het gebouw maakt hij een energieprestatieberekening, waaruit de energieprestatie-indicator (labelklasse) volgt, die is aangegeven met een letter. A+++++ is het beste energielabel dat je kunt krijgen, G het slechtste.

Wanneer energielabel verplicht?

Of een energielabel verplicht is, hangt van de omvang van de mondzorgpraktijk af. Bij een mondzorgpraktijk die groter is dan 250 m2 moet je een energielabel hebben. Het maakt daarbij niet uit of de praktijk eigendom is of dat je een ruimte huurt in bijvoorbeeld een gezondheidscentrum.

Voor kantoren geldt dat een gebouw groter dan 100 m2 vanaf 2023 minimaal energielabel C moet hebben. Voor mondzorgpraktijken en gezondheidscentra geldt deze verplichting nog niet. Toch kun je beter wel rekening houden met de verplichting van energielabel C per 1 januari 2023 als je een overname, koop of verbouw van een praktijkpand overweegt. Als je financiering voor een pand aanvraagt, zal de bank ook vragen naar het energielabel en je plan van aanpak om het pand te verduurzamen. Een gunstiger energielabel kan je mogelijk financieel voordeel opleveren.

Energielabel verbeteren

Welk energielabel een gebouw krijgt, hangt af van de isolatie, de aanwezige installaties en de compactheid van het gebouw.

Een beter energielabel kun je krijgen door het pand te verduurzamen. Dit kun je doen door het nemen van allerhande maatregelen, zoals:

  • het overstappen naar hernieuwbare energie door het installeren van zonnepanelen, een zonneboiler en/of een warmtepomp;
  • het (beter) isoleren van het pand, bijvoorbeeld door dak-, vloer- of spouwmuurisolatie of het plaatsen van hoogrendementsbeglazing;
  • het vervangen van de bestaande verlichting door LED-verlichting.

Win hiervoor advies in van een deskundige die je kan adviseren wat voor dit specifieke pand de beste maatregelen zijn en welke subsidiemogelijkheden er zijn.

Energie besparen

Een belangrijk aspect bij verduurzamen is het besparen op energie. Dat doe je niet alleen door je bedrijfspand te verduurzamen, maar ook door zo efficiënt mogelijk om te gaan met energie, apparaten en bedrijfsruimte. Een niet-gebruikte bedrijfsruimte kost onnodige energie. Denk ook aan de airco, dat is vaak de grootste energieverbruiker. Bij de aanschaf van alle producten moet de levensduur en energiezuinigheid meespelen.

Nieuwbouw

Als je besluit om een bedrijfspand nieuw te bouwen, moet je in iedere fase rekening houden met duurzaamheid. In de ontwerp- en bouwfase gaat het bijvoorbeeld om de keuze van de locatie, de materialen en de aannemer. Hoe krijg je een bedrijfspand met een lange levensduur en zo min mogelijk onderhoud? Bedenk hoe je het pand gaat gebruiken en welke materialen je daarbij nodig hebt. Hoe ga je alles organiseren van patiëntenbehandeling tot inzet van je medewerkers? Denk voordat je gaat bouwen al aan de sloopfase. Kan het gebouw gemakkelijk een ander doel krijgen en kunnen bij sloop de bouwmaterialen hergebruikt worden?

Circulair denken

Echt duurzaam denken is ook circulair denken. Het gaat om het hele proces van cadle to grave. Als je bijvoorbeeld besluit om je eigen energie op te wekken met zonnepanelen, ben je niet per se duurzaam bezig. Je bespaart dan wel op energie en daarmee op CO2-uitstoot, maar maakt wel gebruik van kostbare grondstoffen. De huidige panelen zijn niet te hergebruiken of te recyclen. Groene energie inkopen kan dan duurzamer zijn dan zelf energie opwekken.

M.m.v. Thera Evers en Michiel Lieshout.

Thera Evers is samen met Arjan Wijnands en Nancy Jonkman-Koenis Sectorspecialist Medisch bij ABN AMRO Bank. Zij adviseren en begeleiden tandartsen en orthodontisten bij diverse ondernemersvraagstukken. ABN AMRO heeft een duurzame investeringsstool die inzicht geeft in het huidige energielabel en de verbetermogelijkheden voor een bedrijfspand. Ook kan ABN AMRO adviseren bij het aanvragen van subsidies voor het verduurzamen van een bedrijfspand.

Michiel Lieshout is restauratief tandarts (NVVRT geaccrediteerd) bij Tandartsenpraktijk Lansingerland (Berkel en Rodenrijs) en bezig om de verduurzaming van de mondzorg op de kaart te zetten door partijen te enthousiasmeren en kennis over te dragen.

 

 

Lees meer over: Duurzaamheid, Ondernemen
statistieken, modellen

Onbegrip bij eerstelijn over afwijzing alternatieven jaarverantwoording

Het kabinet blijft doof voor de bezwaren van huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten en andere kleine eerstelijnszorgverleners tegen de verplichting om voortaan elk jaar een lange vragenlijst over hun financiële huishouding te beantwoorden. De door de Eerstelijnscoalitie aangedragen alternatieven schuift staatssecretaris Blokhuis van VWS terzijde, zo blijkt uit de meest recente brief die hij over de regeling Jaarverantwoording Wmg aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Twee uur kost het de praktijkhoudende zorgverlener volgens de staatssecretaris om een vragenlijst in te vullen die misschien wel meer dan 100 vragen gaat tellen. Hoeveel het er precies zullen zijn is nog niet bekend: naast de 65 vragen van het ministerie gaan toezichthouders IGJ en NZa (en mogelijk het CBS) er nog een trits voor eigen gebruik aan toevoegen.

54.000 uren voor de zorg aan patiënten gaan verloren

Zelfs al zou het beantwoorden van de vragen de geschatte 2 uur per zorgaanbieder kosten, dan nog gaan er bij 27.000 kleinschalige zorgaanbieders die onder de nieuwe regels gaan vallen in totaal 54.000 kostbare uren per jaar verloren die rechtstreeks ten koste gaan van de zorg voor patiënten.

Eerstelijnscoalitie heeft goede alternatieven

De Eerstelijnscoalitie, een samenwerkingsverband van de eerstelijnsorganisaties InEen, KNGF, KNMP, KNMT, KNOV, LHV, LVVP, NVM-mondhygiënisten en ONT, heeft de staatssecretaris in gesprekken en per brief alternatieven aangeboden voor de in haar ogen tijdverslindende en overbodige vragenlijsten. Die houden primair het beter benutten in van bestaande informatie die allerlei instanties nu al uitvragen bij zorgaanbieders. Ze houden enerzijds het doel van het ministerie voor ogen, namelijk maatschappelijke verantwoording afleggen over de besteding van de collectieve middelen. Anderzijds zorgen de alternatieven in tegenstelling tot de vragenlijsten van VWS niet voor onnodige extra regeldruk.

Overhaaste invoering is vragen om problemen

In zijn brief aan de Tweede Kamer geeft de staatssecretaris nu aan de alternatieven naast zich neer te leggen. Tegelijkertijd geeft hij aan de regeling Jaarverantwoording Wmg met stoom en kokend water te willen vaststellen, namelijk uiterlijk 21 september aanstaande. Dat zou betekenen dat zorgaanbieders een minimale 3 maanden hebben om de nieuwe regels tot zich te nemen en zich erop voor te bereiden. De Eerstelijnscoalitie ziet dat als het paard achter de wagen spannen: zo roep je een administratieve chaos over je af terwijl je zorgaanbieders op zijn minst een zorgvuldige voorbereiding mag gunnen.

Verantwoordingsregeling onderdeel breder pakket maatregelen

De vragenlijsten voor de jaarlijkse financiële verantwoording vloeien voort uit bredere wetgeving gericht op het bestrijden van fraude en versterken van het toezicht in de zorg. In de eerder aangenomen Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) zijn nog meer verplichtingen opgenomen, zoals een meldplicht, vergunningsplicht en eisen aan de bestuursstructuur.

(Ont)Regel de Zorg alleen met de mond beleden

Al bijna vijf jaar lang probeert de Eerstelijnscoalitie constructief mee te werken aan de wet, waarvan ze de doelstellingen deelt. Tegelijkertijd moet de coalitie zich permanent inspannen om de regeldruk niet onnodig op te laten lopen. Op het ministerie lijkt de met de mond wel beleden wens om de zorg te ‘ontregelen’ toch telkens weer ondergeschikt aan het belang van het opstellen van nieuwe regels. Het verzamelen van informatie uit allerhande vragenlijsten lijkt een doel op zich geworden, in plaats van een middel om misbruik van zorggelden aan te pakken. De coalitie heeft meerdere malen duidelijk gemaakt dat de verantwoordingsregeling onuitvoerbaar is voor kleinschalige zorgaanbieders en bovendien niet nodig aangezien fraude in de eerstelijnszorg nauwelijks voorkomt en door deze nieuwe regeling ook niet voorkomen gaat worden.

Verplichte accountantsverklaring is vervallen

Gelukkig heeft de Eerstelijnscoalitie op een aantal belangrijke punten het ministerie van VWS al wel weten te overtuigen de regels aan te passen. Zo zouden aanvankelijk alle zorgaanbieders naast de financiële verantwoording ook elk jaar een vele uren en miljoenen euro’s verslindende accountantsverklaring moeten opleveren. Die verplichting is er nu alleen nog voor grote zorginstellingen, namelijk die met een omzet van meer dan 12 miljoen euro.

Bron:
KNMT

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Als mondzorgverlener bijdragen aan een circulaire economie

Als mondzorgverlener bijdragen aan een circulaire economie

De overheid streeft naar een volledig circulaire economie in 2050. Wat houdt circulariteit in en hoe kun je als mondzorgpraktijk daaraan bijdragen? dental INFO sprak met Marien Korthorst die als trainer bij CIRCO dit najaar de Track Medische disposables organiseert.

Wat wordt bedoeld met circulariteit?

“Circulariteit is eigenlijk een verlengstuk van duurzaamheid. Het gaat erom dat we proberen om met zo min mogelijk materiaal en energie producten te maken die lang worden gebruikt, langer dan we nu gewend zijn. En dat er in dat hele proces geen afval en uitval meer plaatsvindt, dus dat we geen spullen meer naar de verbrandingsoven sturen als die ook gerecycled kunnen worden.

Circulariteit vinden mensen soms een lastig begrip, maar het gaat er simpelweg om dat we geen verspilling en afval meer willen.”

Kun je iets over CIRCO vertellen?

“De rijksoverheid wil dat Nederland in 2050 circulair is. In 2030 moeten we al halverwege zijn. Dat gaat natuurlijk niet vanzelf. CIRCO probeert hier handen en voeten aan te geven. Het project is in eerste instantie gericht op de maakindustrie en de creatieve industrie. Met financiële steun van de overheid is een ‘circular-design-methodiek’ ontwikkeld, die wordt gebruikt in de CIRCO-Tracks. Bedrijven ontdekken hoe ze producten, diensten, businessmodellen en ketens kunnen (her)ontwerpen om circulair te kunnen gaan ondernemen.

Bedrijven kunnen bijvoorbeeld nieuwe producten ontwikkelen met andere materialen erin of producten die beter te demonteren of recyclen zijn of juist een langere levensduur hebben.”

Hoe gaat zo’n Track in zijn werk?

“Een Track is een driedaags programma, waarin we proberen een groep deelnemers een stap verder te helpen met circulariteit. We kijken hoe een bedrijf nu werkt en welke materialen er worden gebruikt en hoe dat anders kan. De deelnemers gaan naar huis met een plan van aanpak (een roadmap), waarin ze gedefinieerd hebben hoe ze in de toekomst circulair worden.

De CIRCO-Tracks richten zich op allerlei sectoren, zoals de bouwsector en meubelbranche, maar bijvoorbeeld ook de zorg.

Bij een CIRCO-Track proberen we alle bedrijven die daar invloed op hebben, inclusief gebruiker en afvalverwerker, bij elkaar te zetten om met elkaar te verkennen waar de kansen liggen om dingen te verbeteren. We zoeken met alle deelnemers uit wat zij kunnen doen.”

Dit najaar wordt de Track Medische disposables georganiseerd. Kun je daar iets over vertellen?

“In onze Tracks proberen we altijd de verschillende schakels in een keten bij elkaar te brengen. Bij deze specifieke Track doet het UMC Utrecht mee. Er komen medisch specialisten, maar ook een milieukundige die iets weet over de afvalstromen in het ziekenhuis en een inkoper. Dat is eigenlijk al een ketentje van mensen die met elkaar samenwerken, maar niet dagelijks overleggen met elkaar. Ze hebben wel allemaal invloed op de keuze tussen bijvoorbeeld een disposable schaartje en een herbruikbaar product. Vanuit CIRCO willen we daar dan ook de leveranciers van dat ziekenhuis bij betrekken, maar ook de afvalverwerkers. Dus we gaan die keten nog wat verder oprekken.

In een vorige CIRCO-Track hadden we bijvoorbeeld een oogarts die staaroperaties uitvoert. Daar zijn specifieke instrumenten voor nodig. De producent daarvan heeft toen samen met de oogarts gekeken wat er zou moeten veranderen aan het product, het systeem of de verpakking om minder afval te krijgen. Daar werden ook de verpakkingsleverancier en de producent van onderdeeltjes die zij inkopen bij betrokken. Ook de afvalverwerker dacht mee: kunnen we materialen scheiden, kan dat nog in de operatiekamer of moet dat daarbuiten plaatsvinden, mag dat wel volgens de wet- en regelgeving en levert dat dan materiaal op dat we kunnen hergebruiken?”

Is de Track Medische disposables ook interessant voor mondzorgverleners?

“Jazeker! We proberen meerdere cases te hebben in een Track, bij voorkeur per bedrijf een eigen case. Daar zou mondzorg prima bij passen. In de mondzorgpraktijk spelen vergelijkbare vragen als in de rest van de zorg, die kunnen we met elkaar verbinden. We gaan bijvoorbeeld ook naar medicijnen en medicijnverpakkingen kijken. Als iemand interesse heeft, kan hij zich opgeven. Als een tandarts wil meedoen, dan ga ik proberen om ook zijn leverancier te interesseren voor de Track. Wat we vooral willen bereiken, is dat de producerende bedrijven in beweging komen. De tandarts kan als gebruiker helpen om een nieuwe vraag te stellen aan die bedrijven. Wij zoeken koplopers die aan de slag willen en die proberen we in zo’n Track bij elkaar te zetten.”

Zou het ook mogelijk zijn om een speciale Track voor tandartsen en mondhygiënisten te verzorgen?

“Dat zou kunnen, maar dan hebben we wel ongeveer tien verschillende organisaties nodig. We moeten dan echt kijken naar leveranciers, misschien een groothandel erbij, één à twee specialisten en mensen die aan bedrijfsafvalinzameling werken. Ik denk eigenlijk dat de kans van slagen groter is als geïnteresseerde tandartsen zich aansluiten bij de Track die we nu organiseren. Het kost best moeite om tien enthousiaste mensen bij elkaar te krijgen die hiervoor tijd kunnen vrijmaken. We maken de onderwerpen niet al te smal, zodat mensen elkaar kunnen inspireren. Mensen van net een andere discipline kunnen anderen vaak op weg helpen, omdat ze een frissere blik hebben dan vakgenoten zelf.”

Medische disposables worden nu op grote schaal toegepast. Wat zou er nu al verbeterd kunnen worden?

“De eerste vraag hierbij is: kun je een disposable vervangen door een herbruikbaar product? Of kan je het product langer gebruiken? Daarmee remmen we het materiaal- en energiegebruik af. Dat is het eerste wat we willen in de circulaire economie, dat we minder materiaal en energie gebruiken. Als ik bijvoorbeeld een spuugbakje kan schoonmaken en hergebruiken voor de volgende patiënt, dan zijn we al een stap verder. Dat betekent dan, dat het niet meer van karton kan worden gemaakt, maar een van beter materiaal. Je krijgt dan een duurder product dat schoongemaakt moet worden, maar dat veel vaker gebruikt kan worden. De vraag is dan of dat uit kan. Er is hier een keer onderzoek naar gedaan en toen bleek dat disposables niet per definitie goedkoper zijn.

Bij sommige producten mag het gewoon niet, bijvoorbeeld als het met een patiënt in aanraking is geweest. De hygiëne- en veiligheidseisen blijven voorop staan. Bij veel andere producten kan het wel. Dat uitzoeken is interessant. Door op een slimmere manier te werken en minder te gebruiken kun je vaak ook kosten besparen.”

Heb je tips voor mondzorgverleners?

“Kijk goed naar de producten en materialen die je gebruikt. Als bijvoorbeeld je instrumenten worden klaargelegd in een kartonnen bakje dat vervolgens wordt weggegooid, kun je je afvragen of je daar geen roestvrijstalen bakje voor kunt gebruiken. Daarnaast is het de kunst om de materialen die je kunt recyclen ook apart in te zamelen, dus plastic in een plastic bak. Alles wat niet met de patiënt in aanraking is geweest, zou je daar in theorie in kunnen stoppen.

Kijk steeds of je minder materialen kunt gebruiken, of je materialen langer kunt gebruiken en of je ze kunt hergebruiken als grondstof of product.

We zullen in de Track zeker ook voor de mondzorgverleners al wat stapjes voor morgen bedenken, maar er zullen ook wat langeretermijnstappen in zitten. Je moet er niet op rekenen dat we over twee jaar al een circulaire economie hebben in Nederland, maar daar gaan we naartoe ontwikkelen, we proberen iedere keer een stapje verder te komen. Er is nog een hele weg te gaan, maar er zijn ook koplopers die al heel ver zijn. In de Tracks proberen we uit te zoeken: wat is nu haalbaar en hoe kom je stapsgewijs verder?”

Interview voor dental INFO door Yvette in ’t Velt met Marien Korthorst, industrieel ontwerper en trainer bij CIRCO. Dit najaar leidt hij de Track Medische disposables. Geïnteresseerden uit de mondzorg kunnen zich hier nog voor opgeven.

 

 

Lees meer over: Duurzaamheid, Ondernemen
Euro, geld, goodwill

Goodwill en andere zaken die een rol spelen bij praktijkovername in de mondzorg

Het aantal ketenpartijen groeit. Partijen als TopMondzorg, Cureaos, Fresh Tandartsen, Tandarts Today, MondzorgGilde Nederland, Gaev, Kaakchirurgie Nederland en vele anderen zijn over het algemeen erg geïnteresseerd in overname van praktijken. Ook zijn er veel tandartsen of mondhygiënisten die de ambitie hebben om een eigen praktijk te runnen. Deze groeiende vraag zorgt net als in de huizenmarkt voor een prijsopdrijvend effect. Hoewel ketenpartijen doorgaans meer betalen dan een individuele partij, hebben deze ketens wel vaak bepaalde eisen.

Vaststellen goodwill

Bij de waardebepaling van een praktijk speelt de goodwill een belangrijke rol. Naast de goodwill wordt uiteraard gekeken naar de waarde van de activa. Ofwel, de waarde van het pand, de tandheelkundige apparatuur en overige inrichting van het pand, inclusief automatisering. De goodwill kan op verschillende manieren worden vastgesteld. De meest gangbare manieren zijn:

  • Prijs per patiënt

  • Normaliseren praktijkcijfers

    Hierbij worden de kosten bekeken die werkelijk gelden voor de opvolger. De autokosten van de huidige eigenaar worden er bijvoorbeeld uitgehaald.

  • EBITDA (Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization)

    Dit is een maatstaf voor de brutowinst van een bedrijf, zonder aftrek van de in de definitie genoemde kosten. De Nederlandse vertaling is inkomsten voor aftrek van rente, belastingen, afschrijvingen op activa en afschrijvingen op leningen en goodwill. Het wordt gebruikt als maatstaf voor de winst die een onderneming haalt met haar operationele activiteiten zonder dat hier kosten en opbrengsten van de financiering in verwerkt zitten.

  • Factor op basis van huidige winstcijfers

Waar kijken ketens naar?

Zoals vermeld kunnen er verschillen zitten in de manier waarop de waarde van een praktijk wordt vastgesteld. Ook zijn er verschillen in overnameprijzen die ketens betalen vergeleken met individuele partijen. In een onlangs verschenen rapport van ABN AMRO stond onder andere: “Deze ketens richten hun pijlen overwegend op hetzelfde type middelgrote praktijken, waarbij het soort praktijk, de potentie en geografische ligging vaak doorslaggevend zijn. Dit zorgt voor een prijsopdrijvend effect.”
Vaak zoeken de ketens vooral praktijken met minimaal 4 stoelen en minimaal 3000-4000 patiënten. Door de grote vraag naar dergelijke praktijken, betalen ketenpartijen gemiddeld 5 à 6 keer de EBITDA en soms zelfs nog meer.

Dit klinkt heel aantrekkelijk voor praktijkhouders die hun praktijk willen verkopen, maar hier zit soms wel een addertje onder het gras.
De prijs per patiënt hebben we de afgelopen jaren zien stijgen. Waar we een prijs per patiënt tussen de 5 en 40 euro zagen, zien we tegenwoordig uitschieters richting de 200 euro. Met name in de Randstad is er veel vraag en relatief weinig aanbod.
Bij een EBITDA berekening komt veel kijken, net als bij het normaliseren waarop vervolgens ook een factor zal worden losgelaten. Deze factor ligt meestal tussen de 1 en 2. Maar ook hier zie je soms uitschieters.

Verkoop aan een keten of individuele partij?

Bij de verkoop aan een ketenpartij krijg je als praktijkeigenaar te maken met aanvullende voorwaarden en eisen. Voorbeelden van dit soort voorwaarden zijn bijvoorbeeld:

  • Gespreide betaling: betaling in bijvoorbeeld 3 jaar, in plaats van ineens
  • Gebruik van bepaald kleingoed en techniek: hierbij wordt uitgegaan van collectieve inkoop
  • Omzetdoel
  • Andere werkwijze, protocollen etc.

Welke rol na verkoop?

Wat tevens belangrijk is, is welke rol je voor jezelf ziet na de verkoop. Ben je van plan nog enkele jaren aan te blijven als ZZP’er? In dat geval kan het enorm wennen zijn om opeens onder een andere vlag te werken. En nog belangijker: heeft de nieuwe eigenaar dezelfde visie en werkwijze die jij jarenlang hebt doorgevoerd in je praktijk?
Kortom, het is niet alleen het geld of de hoogte van de goodwill die een rol speelt. Het is aan te bevelen om je bij een eventuele verkoop goed te laten informeren en zeker niet over één nacht ijs te gaan.

Door:
Onno Karssen, Karssen Financieel – financieel adviseur voor zelfstandigen en medici.

Lees meer over: Financieel, Ondernemen
Optimaal vergaderen en overleggen

Optimaal vergaderen en overleggen

Vergaderen en overleggen worden binnen de mondzorg met het groter worden van de praktijken steeds belangrijker. Dit vraagt om inzicht in processen en rollen. Hoe plaats je medewerkers centraal en zorg je voor veiligheid? Welke rollen kunnen mensen aannemen?

Medewerkers centraal

Zo kan je als praktijkeigenaar de fout maken om puur mededelingen te doen in plaats van actief te luisteren naar je medewerkers. Dat terwijl je medewerkers een schat van informatie hebben. Het is daarom van belang dat er een inventarisatie wordt gedaan naar wat er leeft onder de medewerkers voordat er vergaderd wordt. Hierop kan het beleid worden vastgesteld zodat de vergadering in goede banen wordt geleid.

Goede agenda

Uiteraard is een duidelijke agenda die ruim van te voren wordt gecommuniceerd aan alle deelnemers een prima gelegenheid voor de medewerkers om zich voor te bereiden. Ook hierin kan er doorgeschoten worden. Dan zijn de notulen al af voordat er vergaderd is.

Een goede agenda is kort en duidelijk. Hier bouw je veel veiligheid mee in. De deelnemers weten wat ze kunnen verwachten en hiermee wordt de drempel verlaagd om een eigen mening te ventileren.

Zorg voor veiligheid

Vergis je niet hoe spannend het voor medewerkers kan zijn om hun zegje te doen. Het helpt om van te voren te repeteren wat je precies wilt zeggen. Een tip is om een kort rijtje met punten te maken met wat je precies wilt zeggen.

Sommige praktijkmedewerkers zijn minder rap van tong en hebben meer ondersteuning nodig. Het kan dan helpen om een korte Powerpoint toe te staan of om tekeningen te laten maken op een flap-over terwijl ze aan het woord zijn. Ook kan het een goede methode zijn om twee deelnemers apart met elkaar te laten overleggen of een klein groepje te laten vormen voordat zij hun visie kunnen verwoorden. Een stel post-its kan ook soelaas bieden die vervolgens door de voorzitter simpelweg voorgelezen worden.

Het helpt ook om altijd te bedanken voor de geleverde input, ook als deze niet zo goed in je straatje past.

Morele stadia van Kohlberg

Toch kunnen medewerkers lang niet altijd hun eigen mening vormen. Dit is te verklaren vanuit de morele stadia van Kohlberg. Deze bestaan uit het preconventionele stadium, het conventionele stadium en het postconventionele stadium. Het laatste stadium bereikt lang niet iedereen en dat is misschien maar goed ook.

Het eerst stadium is een persoon die niet in staat is in termen van maatschappelijke regels te denken. Een eigen gezichtspunt en eigen belang staan centraal. Iets is goed als het een beloning oplevert en iets is fout als het straf oplevert. Dit stadium hoort bij jonge kinderen maar ook sommige jongeren en volwassenen passen hierin.

Hierna volgt het stadium waarbij er identificatie plaatsvindt met maatschappelijke regels, met name die van autoriteiten. Men ziet zichzelf als lid van het team. De meeste pubers en volwassenen denken op dit niveau.
In het laatste stadium begrijpt men de regels, maar baseert dit op de algemene morele en ethische principes die erachter schuil gaan en niet op de regels zelf. Men ziet zichzelf als een uniek wezen. Soms leidt dit tot het ingaan tegen de geaccepteerde regels, omdat eigen morele principes van meer waarde worden geacht. Slechts een klein percentage volwassenen bereikt dit stadium. Dit wordt ook wel transcendente moraliteit genoemd. Het overstijgt in feite de algemeen heersende normen.

Toegevoegde waarde of pain in the ass?

Iemand in dit laatste postconventionele stadium kan twee kanten opgaan. Of hij brengt enorme waarde omdat hij buiten de gebaande paden kan denken (out of the box) en dat kan groei voor je praktijk betekenen. Of hij keert de kont tegen de krib en is een ware pain in the ass. Op dat moment zal je van diegene af moeten. Je kunt ook omdenken: Wat fijn dat deze persoon zo kritisch is. Dat kan behoorlijk spannend aanvoelen maar zou wellicht veel voor je kunnen gaan betekenen. Wees hierbij niet bang voor gezichtsverlies. Op het moment dat je deze persoon een podium geeft, kan het zomaar zijn dat diegene weer bijdraait en actiever helpend mee gaat denken in plaats van te schoppen.

Vier rollen

Iemand die geoutilleerd is in vergaderen, kan van de ene rol in de andere springen. Precies naar dat wat er nodig is. Er zijn hierin vier hoofdpatronen te onderscheiden, te weten:

  • De aanjager
  • De organisator
  • De samenwerker
  • De denker

De aanjager

De aanjager zit hoog in de energie. Diegene praat snel en kan grote gebaren maken. Hij kan enorm enthousiast zijn en dat kan aanstekelijk werken. Het kan ook in je nadeel gaan werken op het moment dat het te ongeduldig overkomt, te agressief, te streng en als er geen ruimte meer over is voor anderen. Een aanjager kan te impulsief zijn en te hard van stapel lopen.

De organisator

De organisator is totaal anders dan de aanjager. De organisator is veel rustiger en wil alles stap voor stap aanpakken. Hij is ordentelijk, maar kan wel verzanden in details. Een organisator gaat negatief werken op het moment dat hij in de planning blijft vastbijten en dus niet tot actie overgaat of zich niet flexibel opstelt. Als je te weinig organisator vertoont dan toon je onbetrouwbaar gedrag, onethisch, niet consequent en ongestructureerd. Daar waar een aanjager teveel gas geeft, stapt de organisator teveel op de rem.

De samenwerker

De samenwerker is de verbindende factor. Hij zet de zaak op het juiste tempo in beweging. De samenwerker kan de organisator bevrijden van vastgeroeste gewoonten en weerhoudt de aanjager ervan dat hij te hard neerkomt. De samenwerker zorgt dus voor een dynamisch proces en kent veerkracht. De samenwerker kan veel dingen tegelijk doen, mensen enthousiast maken, omgaan met het gehele pluimage aan medewerkers en de handen ineenslaan. Juist omdat de samenwerker met iedereen door een deur wil, kan hij onbetrouwbaar overkomen. Aan wiens kant staat hij nu? Je kunt niet iedereen 100% beloven maar daar heeft de samenwerker wel de neiging toe.

De denker

De denker kan onbeperkt zijn fantasie laten gaan. Alles is mogelijk, er zijn geen grenzen. Of iets nu praktisch is of niet…dat maakt de denker niet uit. Leiders met het patroon van een denker zoeken naar mogelijkheden en richten zich op dingen die aandacht verdienen met een houding die het midden houdt tussen mysterieuze intuïtie en prikkelende willekeurigheid. Dit kan voor een ander heel verwarrend zijn. Deze visionairs houden erg van dagdromen. Hierdoor worden ze vaak als saai gezien terwijl er in hun brein/geest zoveel gebeurd. Een denker heeft oog voor talent en voelt de essentie van mensen aan. Een denker denkt buiten de kaders en ziet onvervulde en onopgeloste problemen. Een denker creëert kansen en kijkt verder dan zijn neus lang is. Zijn ideeën kunnen gek en vreemd gevonden worden. Vraag daarom de denker om uitleg, om het hoe en waarom.

Luisteren naar de denker

De denker kan dus mysterieus zijn. Het is een uitdaging om naar deze persoon te luisteren die een heel ander licht op de zaak kan brengen. De denker kan zich namelijk niet uitgenodigd voelen om te spreken. Dat komt omdat hij vaak heeft meegemaakt dat hij anderen niet mee krijgt en zelfs uitgelachen kan zijn. Bouw daarom genoeg veiligheid in voor de denker om letterlijk en figuurlijk hoger op te komen. Je zal open moeten staan om je mee te laten voeren. Bedenk daarna pas of het bij je eigen visie past en wellicht zal je je eigen visie moeten bijstellen. Ideeën van de denker kunnen in het nu van pas zijn maar sommige ideeën komen juist te vroeg. Je kunt dan vragen om deze in de spreekwoordelijke ijskast te zetten en toon respect. Vergeet dan niet om de ideeën op tijd uit de ijskast te halen voordat ze diep bevroren of alsnog bedorven zijn.

Zorg voor diversiteit

Let wel, alle rollen zijn belangrijk. Een divers team of personen die kunnen switchen van rol zijn essentieel. Wellicht hebben we de neiging om mensen tot het team toe te voegen die op dezelfde golflengte / energieniveau liggen als onszelf. Op dat moment is de praktijk gedoemd om te mislukken. Absoluut iets om mee rekening te houden tijdens sollicitatiegesprekken.

Bronnen:
Studie Organisatiepsychologie van Laudius
Door Lieneke Steverink-Jorna, mondhygiënist

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen
Hoe start je in de mondzorg een nulpraktijk

Hoe start je in de mondzorg een nulpraktijk?

Het starten van een nulpraktijk (zonder overname van een patiëntenbestand) is binnen de mondzorg in opkomst. Thera Evers, Sectorspecialist Medisch bij ABN AMRO Bank, vertelt wat er komt kijken bij het starten van een nulpraktijk.

Opkomst van nulpraktijken

In 2020 zagen wij een sterke opkomst van zogenaamde nulpraktijken, ofwel vrije vestiging. Zonder een patiëntenbestand over te nemen een tandartspraktijk starten, is om verschillende redenen in opkomst. Dit komt onder andere door de mismatch tussen vraag en aanbod van praktijken, de concurrentie van ketens en het prijsopdrijvend effect op de overnameprijs, het tandartsentekort en het vertrouwen van financiers in deze initiatieven. Wij zien dat deze ontwikkeling in 2021 verder doorzet.

Ook bij mondhygiënisten

Ook onder mondhygiënisten leeft in een toenemende mate de wens om een eigen praktijk te starten. Verhoudingsgewijs ligt dit aantal echter aanzienlijk lager dan bij tandartsen. Het starten van een praktijk zonder patiënten brengt voor mondhygiënisten meer uitdagingen met zich mee. Het opbouwen van een patiëntenbestand is lastiger omdat veel tandartsen patiënten doorverwijzen naar de mondhygiënist in hun eigen praktijk. Een netwerk opbouwen en samenwerking met tandartsen die geen mondhygiënist in de praktijk hebben, is belangrijk. Een patiënt is minder intrinsiek gemotiveerd om een mondhygiënist te bezoeken en gaat er niet snel uit eigen beweging heen.

Kansen en bedreigingen

Het starten van een nulpraktijk biedt de volgende kansen:

  • Je kunt je praktijk van scratch opbouwen en direct naar eigen inzicht en visie indelen en organiseren.
  • Je betaalt geen goodwill voor een overname.
  • Je kunt je eigen team samenstellen.

Bedreigingen zijn er echter ook:

  • Het vraagt veel organisatorisch vermogen omdat je naast de opbouw van je eigen praktijk vaak ook nog als waarnemer werkt.
  • Het aantrekken van personeel is in deze markt een uitdaging.
  • Als je start zonder patiënten moet je een goed plan hebben om patiënten te werven. De gewenste groei kan achterblijven bij de verwachtingen.

Eerst ervaring opdoen

Je kunt beter niet direct na je afstuderen proberen een nulpraktijk op te zetten, maar eerst in verschillende praktijken aan de slag te gaan. Dit helpt je om je visie op de mondzorg verder vorm te geven en best practises mee te nemen naar je eigen praktijk. Dit is ook de ideale kans om een kijkje in andermans keuken te nemen. Als je een eigen praktijk hebt, doe je dat niet snel meer. Bovendien start je niet fulltime een nulpraktijk, maar moet je zorgen voor een aanvullend basisinkomen uit waarnemingen. Dit is ook het moment om je vaardigheden als tandarts verder te ontwikkelen.

Informatie verzamelen

Als je met het idee rondloopt om een nulpraktijk te beginnen, doe je er goed aan te sparren met mensen uit je omgeving die hier ervaring mee hebben, zoals collega-tandartsen, praktijkbegeleiders of financieel deskundigen. Bedenk goed waar je wilt werken en wonen en start met het doen van een marktonderzoek waarin je het potentieel onderzoekt en een concurrentieanalyse maakt.

Locatieonderzoek

Het is zinvol om eerst informatie in te winnen over de desbetreffende locatie. Met een locatieonderzoek kun je voor een groot deel vaststellen of je financiële doelen in het potentiële verzorgingsgebied, realiseerbaar zijn. Op de website van de KNMT kan je meer informatie vinden over de tandartsdichtheid in verschillende regio’s in Nederland.

Met de KVK Locatiescan kun je als (startende) ondernemer de marktpotentie verkennen van je (toekomstige) vestigingsplaats. Het gaat hier om branches gericht op consumenten. Om te onderzoeken of een nieuwe of bestaande locatie voor jouw vestiging in jouw branche levensvatbaar is heb je gegevens nodig om keuzes te onderbouwen. Wat is de omvang van je verzorgingsgebied? Hoe groot is de concurrentie? Hoeveel inwoners (potentiële klanten) zijn er? Hoe ziet de bevolking eruit?
In deze scan zet de KvK de gegevens van je verzorgingsgebied op een rij en zetten deze naast cijfers van vergelijkbare locaties en landelijke cijfers. Zo krijg je meer inzicht in de potentie van je vestigingslocatie.

Financiering

Voor de financiering heb je een goed onderbouwd ondernemingsplan nodig. Op de website van ABN AMRO staat een voorbeeld dat je kunt invullen, waarmee je een compleet plan kan maken. Een bank maakt een financiële analyse aan de hand van de groeiverwachtingen van de praktijk. Veelal is een aanvullend inkomen als waarnemer noodzakelijk, omdat je natuurlijk niet direct fulltime in je praktijk aan de slag kunt. Het is aan te raden aan om altijd in een vroeg stadium je plannen met een bank te bespreken.

Tips

Verdiep je voordat je aan de slag gaat zo veel mogelijk in alle aspecten die komen kijken bij het starten van een nulpraktijk. Op de website van ABN AMRO staan verschillende tips en tools voor starters. Daarnaast wordt er jaarlijks (in november) een masterclass start of overname tandartspraktijk georganiseerd waar je veel concrete tips krijgt. De belangrijkste tip is om vooral zo snel mogelijk met financieel deskundigen over je plan te sparren. 

Arjan Wijnands, Nancy Jonkman-Koenis en Thera Evers zijn Sectorspecialisten Medisch bij ABN AMRO Bank. Zij adviseren en begeleiden tandartsen en orthodontisten bij diverse ondernemersvraagstukken.

Lees meer over: Kennis, Ondernemen
Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?

Behandeling van kinderen en toestemming van de ouders: hoe zit dat ook alweer?

Steeds vaker krijgen mondzorgprofessionals te maken met kinderen met gescheiden ouders. In het gunstige geval kunnen de ouders goed met elkaar overweg en zijn er goede afspraken gemaakt, die worden nageleefd. Maar het kan ook weleens anders zijn, waarbij conflicten over de hoofden van de kinderen worden uitgevochten. En soms is toestemming voor een behandeling de inzet. Het kan ook voorkomen dat er een acute situatie ontstaat, waarbij de toestemming niet gevraagd kan worden. Hoe hiermee om te gaan? En hoe kijkt de tuchtrechter hier tegenaan?

Gezag

Het ouderlijk gezag houdt de zeggenschap over minderjarigen in. Dat gezag ziet ook op behandelingen in de zorg. Ouders met gezag moeten namelijk beiden toestemming geven voor een behandeling. Vanaf 16 jaar mag een jongere zelf beslissen en is de toestemming niet meer nodig.

Vragen wie het gezag heeft

Maar hoe weet de mondzorgprofessional dan wie het gezag heeft? Er simpelweg van uitgaan dat de ouder die het kind begeleidt ook gezag heeft is niet voldoende. Er zal bezien moeten worden hoe de gezagsverhouding in elkaar steekt. Dat kan aan de ouder gevraagd worden die de jeugdige begeleidt, waarna de mondzorgprofessional daarvan aantekening kan maken in het dossier.
Als er reden is om twijfelen aan de juistheid, dan moet er gevraagd worden naar een bewijs van het gezag. Dat kan een bestaand huwelijk zijn, een uittreksel uit het gezagsregister of een uitspraak van een rechter bijvoorbeeld. Als er sprake is van gescheiden ouders, dan dient doorgevraagd te worden naar de afspraken over het gezag. In de meeste gevallen ligt dit vast in een ouderschapsplan.

Toestemming voor inschrijving en uitschrijving?

Bij het inschrijven van een kind in de praktijk wordt een nieuwe behandelrelatie gestart. Zeker in die situatie is het van belang dat helder is wie het gezag heeft en als dat beide ouders betreft, dat zij allebei toestemming geven voor de inschrijving.

Maar geldt dat ook voor de uitschrijving uit de praktijk? Op 4 mei 2021 is gebleken in een uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege Den Haag dat ook in het geval van uitschrijving geïnformeerd moet worden naar de gezagsrelatie. Er was sprake van een uitschrijving omdat de moeder met de dochters met de dochters verhuisde, waarvoor een gerechtelijke procedure nodig was geweest omdat de vader daar niet mee instemde. De arts ging ervan uit dat de vader ervan op de hoogte was en dat de uitschrijving in lijn was met de uitspraak van de rechtbank, en schreef de dochters dus uit. De klacht van de vader werd echter gegrond bevonden, omdat de arts had moeten informeren naar de toestemming van de vader.

En is altijd toestemming nodig, ook in geval van een vechtscheiding?

Het uitgangspunt is dat er toestemming van beide gezagdragende ouders moet zijn, maar het kan voorkomen dat dit in strijd is met de belangen van het kind zelf. De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) heeft daar een uitzondering voor gemaakt: als het niet verenigbaar is met de zorg van een goed hulpverlener, kan hiervan afgeweken worden.

Een situatie waar het Regionaal Tuchtcollege Zwolle zich over gebogen heeft in 2016 laat zien dat er inderdaad soms van het uitgangspunt afgeweken kan worden. Een moeder zat in een Blijf-van-mijn-lijf huis en kwam met haar dochter op het spreekuur van een fysiotherapeut. Er was geen contact met de vader. Er is op enig moment voor gekozen geen toestemming te vragen van de vader, vanwege de situatie. Het college geeft aan dat ook in vechtscheidingen de toestemming van beide ouders in beginsel voorop staat, maar dat dat complex kan zijn. De afweging om in dit geval geen toestemming van de vader te vragen, kan het college, in het belang van de minderjarige, billijken, zo wordt aangegeven. Wel wijst het college wederom op het belang van het controleren van de juridische gezagsverhouding bij aanvang van de behandelrelatie.

Toestemming voor een second opinion?

En hoe zit het bij een verzoek om een second opinion uit te voeren? Dat is over het algemeen een korte exercitie, met een duidelijk doel. Maar ook in dat geval gelden de regels voor de toestemming van beide gezagdragende ouders, als het gaat om een minderjarige. Ook een second opinion is namelijk een behandeling. Dit is op 4 mei 2021 door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag verduidelijkt. Er is dus ook voor een second opinion toestemming nodig van beide ouders met gezag.

Wat te doen bij acute situaties?

Voorgaande voorbeelden gaan uit van de situatie dat voor de behandeling de toestemming van de ouder(s) kan worden afgewacht. Maar er kunnen zich ook situaties voordoen waarbij dat niet zo is: acute situaties. De wet geeft hier een uitzondering voor, namelijk in het geval de tijd voor het vragen van toestemming ontbreekt aangezien de behandeling kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de minderjarige te voorkomen. Gedacht kan worden aan een verkeersongeval of andere situatie waarbij direct ingegrepen moet worden. Ook kan het voorkomen dat één ouder met gezag niet te traceren is, maar de behandeling wel nodig is. Ook in dat geval kan het op enig moment de behandeling zonder toestemming van die ouder toch uitgevoerd worden.

Tot slot

Complexe situaties in de praktijk kunnen wat minder ingewikkeld worden als de juridische verhoudingen helder zijn. Daarom is het in de eerste plaats van belang bij aanvang van de behandelrelatie met een minderjarige kort maar grondig na te gaan en vast te leggen wat de gezagsverhoudingen zijn. Verder is het goed voor ogen te houden dat toestemming voor de behandeling van beide ouders met gezag het uitgangspunt is, maar dat zich situaties kunnen voordoen waarbij daar (in het belang van het kind) anders mee omgegaan moet worden.

Door: Daniël Post & Élize Breugem – www.eldermans-geerts.nl. Advocaten | Zorgmakelaars | Juristen| Adviseurs in de zorg

 

 

Lees meer over: Kindertandheelkunde, Ondernemen, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
Groeien-met-je-mondzorgpraktijk

Groeien met je mondzorgpraktijk

Groeien met je mondzorgpraktijk, hoe doe je dat? Volgens tandarts en jurist Alexander Tolmeijer zijn de mogelijkheden tot groei oneindig, zelfs in coronatijd. Mondzorgpraktijk Anno Nu vertelde hij hoe je tot groei kan komen en wat dat voor je praktijk betekent.

Persoonlijk doel

Groei van een praktijk wordt vaak in gang gezet door veel meer patiënten aan te nemen of door een praktijk over te nemen. Maar eigenlijk zou je je voor die tijd al af moeten vragen waarom je wilt groeien, wat je gelukkig maakt. Je moet dus je persoonlijke doelen stellen. Een hulpmiddel daarbij kan het boekje Ikigai zijn. Hierin wordt beschreven dat er vier factoren van invloed zijn bij het vinden van je persoonlijke doel. Dit kun je ook toepassen op de groei van je praktijk; het zou mooi zijn als die groei jou op vier verschillende gebieden wat brengt, namelijk:

  • dat het helpt voor je inkomen;
  • dat je erdoor iets kunt doen wat je echt leuk vindt;
  • dat je erdoor iets kunt doen waar je goed in bent;
  • dat het bijdraagt aan wat de wereld nodig heeft.

SMART

Het is goed om een doel SMART te maken: specifiek, meetbaar, haalbaar, relevant en tijdgebonden.
Specifiek is bijvoorbeeld vijf procent groeien of een stoel erbij. Dat is dan ook heel meetbaar. Of het ook haalbaar is, moet je zelf beoordelen. Je moet ook kijken hoe relevant je doel is. Als je als tandarts wilt groeien om een speedboot te kunnen kopen, is het maar de vraag of dat je medewerkers ook inspireert om daar aan mee te gaan werken. Zo’n boot is wel een resultaatsdoel, maar niet erg motiverend.
Als je wilt communiceren met je medewerkers, moet je kunnen aangeven waarom je dat doel nastreeft (in een maatschappelijk bewuste context).

Gedragsdoelen

Om je medewerkers mee te nemen in je plannen, moet je proberen om resultaatsdoelen om te zetten in gedragsdoelen. Gedrag kun je waarnemen en voordoen.
‘Je moet efficiënter werken’ is geen gedragsdoel. Wel: ‘een reële behandeltijd in je agenda zetten’.
Je moet gedragsdoelen opnemen die je kunt waarnemen. Als je meer patiënten in je praktijk wilt krijgen, moet je dat koppelen aan gedragsdoelen.

In ontwikkeling blijven

In de huidige maatschappij moet je altijd in ontwikkeling blijven en blijven groeien. Als je stilstaat, leidt dat tot achterstand. Dat geldt zowel voor jezelf als voor je medewerkers.
Je team moet jouw groeidoel ondersteunen met gedrag. Gedrag veranderen in je team is echter lastig. Het boek De ladder van Ben Tiggelaar geeft handreikingen hoe je dit kunt aanpakken.
Het doel dat je stelt moet motiverend zijn en bij het persoonlijke doel van de medewerkers passen. Je moet met je medewerkers in gesprek blijven, zodat je weet waar ze blij van worden en dat kunt koppelen aan de praktijkdoelen. Als dat niet lukt, moet je hier op tijd over praten. De medewerker zit dan waarschijnlijk niet meer op de juiste plek. Houd daarom in de gaten hoe iemand zich ontwikkelt en hoe je zijn of haar kracht kunt gebruiken in je groeidoel.

Manieren van groeien

Je kunt op verschillende manieren groeien: in uren, in patiënten en in soort behandelingen.

Groeien in uren

Groeien in uren kun je doen door inefficiënties uit de agenda te halen, maar ook door te gaan werken in shifts. Daar komt een hoop bij kijken, maar meestal zijn de voordelen groter dan de nadelen.

Voordelen van werken in shifts:

  • Je werkt minder uren per dag, dus het is minder zwaar.
  • Je houdt tijd over om de administratie op de praktijk af te maken.
  • De patiënt kan ook ’s morgens vroeg of ’s avonds terecht bij de praktijk.
  • De ruimte wordt efficiënter gebruikt.
  • De capaciteit wordt uitgebreid.

Nadelen van werken in shifts:

  • Korter werken is minder verdienen.
  • Je hebt meer mensen in dienst en daardoor minder contact met ze.
  • Er zijn kortere pauzes.
  • De avonden zijn vaak niet populair.

Arbeidsrecht

Als je in shifts gaat werken, moet je erg opletten met de arbeidscontracten. Je medewerkers gaan korter werken en daardoor minder verdienen. Tandartsen compenseren dat vaak door in de kortere tijd efficiënter te werken. Een assistente verdient echter per uur en krijgt daardoor minder inkomsten. Dit is alleen mogelijk als in het arbeidscontract is opgenomen dat je het contract mag wijzigen (het wijzigingsbeding). Ook belangrijk is of er in het contract werktijden staan vermeld of dat er verwezen wordt naar een rooster dat elke keer afgesproken wordt.

Medewerkerstevredenheidsonderzoek

Op wat voor manier je ook uitbreidt, uiteindelijk heb je gemotiveerde mensen nodig. Wat tandartsen te weinig doen is een medewerkerstevredenheidsonderzoek afnemen. Dit onderzoek hoeft niet heel uitgebreid te zijn. Bij Dentiva wordt met slechts twaalf (wetenschappelijk onderbouwde) vragen gewerkt. Hiermee kom je er al snel achter of mensen wel of niet tevreden zijn. Als medewerkers betrokken zijn, krijg je meer groei en ontwikkeling en neemt de klanttevredenheid toe. Een tevredenheidsonderzoek onder je medewerkers moet je elk jaar doen, het is een goede thermometer.

Je team meenemen

In groei moet je altijd je team meenemen. Hoe enthousiaster ze zijn, hoe betrokkener ze zijn en hoe gemakkelijker het is. Als je groeit, kunnen mensen daar enthousiast van worden, maar er kunnen ook mensen overboord vallen. Als je groter wordt, kan de persoonlijke aandacht soms minder worden. Als je met shifts gaat werken helemaal. Dan moet je ervoor zorgen dat er alternatieve momenten voor communicatie zijn.

Skills matrix

Om bij te houden wat alle medewerkers kunnen en waar ze staan, kun je een skills matrix gebruiken. Je kunt hierin iemands vaardigheden inzichtelijk maken door per activiteit aan te geven of iemand er kennis van heeft, het volledig begrijpt, het met begeleiding kan uitvoeren, het zelfstandig kan uitvoeren of er anderen in kan trainen.

Groeien in aantal patiënten

Als je het aantal patiënten wilt uitbreiden, is het goed om ook te bekijken hoeveel mensen er ongemerkt verdwijnen doordat ze niet worden opgeroepen. Dit kun je voor een groot deel tegengaan.
Als 80 tot 90% na een behandeling meteen een nieuwe afspraak maakt, betekent dit dat 10 tot 20% dat niet doet. Wat doe je met die mensen? Heel veel praktijken doen pas na 24 maanden een oproep en dan ben je vaak al te laat. Zorg dus voor een protocol en begin daar al na zes maanden mee. Hetzelfde geldt voor patiënten die bij een afspraak niet komen opdagen: zorg gelijk voor een follow-up.
Eén ding dat je in ieder geval moet doen als je wilt groeien: zet de kraan dicht en lek geen patiënten meer.

Groeien in soort behandelingen

Als je wilt groeien in het soort behandelingen dat je uitvoert, zijn er legio waar je uit kunt kiezen: scannen, restauraties uitvoeren, onzichtbare beugels plaatsen, preventie bij de jeugd.

Verslag door Yvette in ’t Velt voor dental INFO van de presentatie ‘Groeien in 2021? Zo doet u dat’ door Alexander Tolmeijer tijdens Mondzorgpraktijk Anno Nu.

Alexander Tolmeijer is tandarts en jurist.

Lees meer over: Management, Ondernemen
Tuchtrecht

Tuchtrecht: toch een berisping wegens slecht georganiseerde praktijk

Tijdens vakantie van haar tandarts wordt een patiënt met een afgebroken kies behandeld door een mondhygiënist. Toen zij na de behandeling last kreeg van haar kies, diende ze een klacht in. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de tandarts tekort is geschoten in de organisatie van de praktijk en legt berisping op.

Situatie

Toen klaagster in oktober 2018 een afgebroken kies wilde laten behandelen, was verweerster in het buitenland. De patiënt werd daarom behandeld door een mondhygiënist. In een telefoongesprek voorafgaand aan de behandeling is tegen de patiënt gezegd dat ze door iemand anders wordt behandeld, maar de functie van de behandelaar werd niet genoemd.

Toen klaagster na de behandeling last kreeg van haar tand, heeft ze een klacht ingediend. Deze werd volgens haar niet goed behandeld. Aangezien verweerster in het buitenland was, kon zij haar niet persoonlijk te woord staan. Dat is wel wat de patiënt wilde.

Op 13 november 2018 mailde klaagster verweerster met het bericht dat ze zo veel last had van haar tand, dat het “op medische gronden noodzakelijk was op korte termijn over te gaan tot behandeling van het element”. Een paar dagen later ontving verweerster klaagster in haar praktijk waar het ongenoegen van klaagster is besproken. Verweerster verwees klaagster naar de KNMT voor de verdere afhandeling van de klacht, maar dit leidde niet tot een oplossing.

Op 14 december schreef verweerster een brief aan klaagster waarin ze spijt betuigd voor het verloop van de communicatie en de behandeling. De tandarts schrijft dat ze eerder zelf contact met klaagster had moeten opnemen. Ook schrijft ze dat de functie van haar collega van tevoren benoemd had moeten worden.

Klacht

Op 29 maart 2019 diende klaagster een klacht in tegen haar tandarts. Daarin verwijt ze verweerster het volgende:

  1. Slechte communicatie ten aanzien van het maken van de afspraak op 8 oktober 2018, de behandeling en de klachtafhandeling.
  2. Behandeling door een niet bevoegde/bekwame mondhygiënist.
  3. Onjuiste behandeling door de mondhygiënist.
  4. Een manier van leidinggeven in de kliniek die de gezondheid van klaagster in gevaar heeft gebracht.

In eerste instantie verklaarde het Regionaal Tuchtcollege alle klachtonderdelen ongegrond. Daarop ging klaagster in beroep bij het Centraal Tuchtcollege. Hieronder volgt de beoordeling en uitspraak door het Centraal Tuchtcollege zoals uitgesproken op de openbare zitting op 4 februari 2021. 

Beoordeling

Het Centraal Tuchtcollege begint haar beoordeling met de verduidelijking dat het tuchtrecht gaat over persoonlijke verwijtbaarheid. Hiervoor is het vereist dat de beroepsbeoefenaar betrokken is geweest bij het verwijtbaar handelen. Aangezien verweerster in het buitenland was tijdens de behandeling, kunnen klachtonderdeel 1, 2 en 3 niet gegrond verklaard worden.

Wat betreft klachtonderdeel 4 oordeelt het Centraal Tuchtcollege als volgt: “De tandarts dient er voor te zorgen dat haar praktijk op zodanige wijze is georganiseerd dat daar altijd, ook indien zijzelf niet aanwezig is, de zorg wordt verleend die van een tandartsenpraktijk verwacht mag worden.”

Vervolgens beoordeelt het college dat verweerster hier niet aan heeft voldaan. De exacte behandeling – het vervangen van de oude amalgaanrestauratie door een meervlakscomposietvulling en het herstellen van een afgebroken palatinale knobbel – mocht de mondhygiënist namelijk niet functioneel zelfstandig uitvoeren volgens de ‘Richtlijn opdrachtrelatie voorbehouden handelingen tandarts-mondhygiënist’.

Dat betekent dat voor deze behandeling een nadrukkelijke, schriftelijke opdracht van de tandarts aan de mondhygiënist nodig is. En dat de patiënt hier geïnformeerde toestemming voor geeft. Tenslotte dient de tandarts, door controle achteraf, toezicht te geven op de behandeling. Van dit alles was volgens het Centraal Tuchtcollege geen sprake.

Uitspraak

Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 1, 2 en 3 ongegrond. Klachtonderdeel 4 wordt wel gegrond verklaart. Het college vindt de ernst van de situatie zodanig dat volgens haar een waarschuwing niet volstaat. Daarom legt zij de tandarts de maatregel van een berisping op.

Bron:
Overheid.nl

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht
PPodcast: de inspanningsloze praktijk – met Ron Steenkist en Michiel Buis

Podcast: de inspanningsloze praktijk – met Ron Steenkist en Nico Bezuur

Tandarts-ondernemer Ron Steenkist gaat deze podcast-aflevering weer in gesprek met een collega. Ditmaal is Nico Bezuur te gast. In 1982 studeerde hij af aan de Universiteit van Amsterdam. Vervolgens vervulde hij zijn dienstplicht als luchtmacht-tandarts. Zijn commerciële loopbaan begon hij bij het Jordaan-project, een tandheelkundig project in Amsterdam. Uiteindelijk werd hij mede-eigenaar van deze praktijk, die tegenwoordig Qyom heet.

In 2000 – met ondertussen dus bijna 20 jaar ervaring achter de kiezen – schreef Bezuur samen met  Rolf van Mierlo het boek ‘De winstgevende tandartspraktijk’. Daarin omschrijft hij de organisatie van een kliniek. Dit alles komt voorbij in deze aflevering van de Tandarts, Vrijheid en Meesterschap Podcast.

Als kers op de taart geeft Bezuur advies aan jonge collega’s: wordt een alzijdig ontwikkelde tandarts. Wordt een professional die op veel gebieden gespecialiseerd is en daarnaast zorgt voor een uitmuntende communicatie binnen het team en naar de patiënten toe. Luisteren, dus!

Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast

In de Tandarts, Vrijheid en Meesterschap podcast gaat Ron Steenkist elke aflevering in gesprek met een collega die zijn praktijkvisie en -voering hebben beïnvloed. De gespreksonderwerpen lopen uiteen van financiën en agenda-planning, tot marketing en leiderschap. Eerder ging Steenkist bijvoorbeeld al in gesprek met Astrid Stijger, over het verhogen van het ‘Dental IQ’ van haar patiënten. De podcast is o.a. te vinden op Spotify en in Apple Podcasts.

 

 

Lees meer over: Management, Ondernemen, Podcast
Naald

Alternatieven voor recappen om prikaccidenten te voorkomen

Om prikaccidenten te voorkomen is het recappen van injectienaalden (het na gebruik terugzetten van de dop op de naald) al jaren geleden verboden. In de praktijk blijkt echter recappen nog gebruikt te worden. Wat is het risico van prikaccidenten en welke alternatieven zijn er inmiddels voor het recappen?

Wet- en regelgeving

Het verbod op recappen is in Nederland vastgelegd in het Arbobesluit (artikel 4.97, lid d). Opmerkelijk is dat het Arbobesluit alleen van toepassing is op medewerkers in loondienst. Zelfstandigen vallen niet onder het Arbobesluit en mogen dus wel recappen. Dit terwijl het recappen volgens de Europese Richtlijn duidelijk verboden is. In de Richtlijn Infectiepreventie in mondzorgpraktijken van de KNMT is ook opgenomen dat recappen door mondzorgverleners in loondienst niet is toegestaan.

Prikaccidenten

Er vinden nog altijd veel prikaccidenten plaats. In de eerste helft van 2019 zijn door tandartspraktijken 316 prikaccidenten gemeld bij Prikpunt, het meldpunt voor prikaccidenten waarbij de KNMT is aangesloten. Hiervan was in 127 gevallen sprake van een verdovingsnaald. De meeste ongevallen hangen samen met recappen. De hoes laat los bij het verwijderen van de naald of wordt doorboord door de naald.

Risico’s bij prikaccidenten

Als je je prikt aan een gebruikte naald, moet je dit altijd serieus nemen. Door het bloedcontact loop je kans op besmetting met een ziekteverwekker. Het kan dan gaan om ernstige ziekten zoals hepatitis B (HBV), hepatitis C (HCV) of het humaan immunodeficiëntievirus (hiv).

Hoe hoog het risico is, hangt ervan af of er bloed zichtbaar is. Is er geen zichtbaar bloed, dan is er sprake van een accident met een laag risico. Er is dan overigens wel nog kans op besmetting met hepatitis B. Als er wel zichtbaar bloed is, dan wordt er gesproken van een prikaccident met een hoog risico. Je kunt besmet raken met hepatitis B, hepatitis C en hiv.

Vaccinatie tegen hepatitis B

Om te voorkomen dat je hepatitis B oploopt, kun je je laten vaccineren. Kinderen die geboren zijn na 1 augustus 2011 krijgen een vaccinatie tegen hepatitis B aangeboden via het Rijksvaccinatieprogramma. Tegen hepatitis C en hiv is geen vaccin beschikbaar.
Als je in de mondzorg werkt en risicohandelingen uitvoert, moet je gevaccineerd zijn tegen hepatitis B, zodat je zelf beschermd bent en het virus ook niet kan overdragen op patiënten. Het vaccineren gebeurt via de werkgever. Van elke medewerker die risicohandelingen uitvoert moet in de praktijk een kopie van het vaccinatiebewijs aanwezig zijn en de titerbepaling waaruit blijkt dat er voldoende antistoffen tegen hepatitis B in het bloed zitten. Iemand is beschermd als de titerbepaling meer dan 100 IE/l bedraagt. In 2018 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) een onderzoek onder mondzorgpraktijken gedaan om te zien of medewerkers die risicohandelingen uitvoeren voldoende beschermd zijn tegen hepatitis B. Daaruit bleek dat een groot deel van de praktijken niet kon aantonen dat de titerbepaling van alle medewerkers voldoende was. Totdat aangetoond was dat de titerbepaling in orde was, mochten zij geen risicohandelingen meer uitvoeren.

Accidenten voorkomen

Prikaccidenten kunnen vaak voorkomen worden door geconcentreerd te werken en goed op te letten bij het toedienen van injecties en het schoonmaken van scherpe instrumenten.

Ook als je bij een plaatselijke verdoving wil kunnen bijspuiten, is recappen niet toegestaan. Leg in dat geval de injectiespuit op veilige afstand, het liefst in een tray met een doorzichtig deksel.

Alternatieven voor recappen

Volgens het Arbobesluit moet op plaatsen waar prikaccidenten substantieel voorkomen gebruik gemaakt worden van veilige naaldsystemen, waarbij de naald bijvoorbeeld met een verschuifbare hoes kan worden afgeschermd. Daarnaast kan door het gebruik van naaldcontainers de kans op accidenten verkleind worden. Deze containers moeten zo veel mogelijk binnen handbereik geplaatst worden. Op de markt zijn verschillende alternatieven voor recappen verkrijgbaar die de veiligheid in belangrijke mate vergroten, zoals:

  • Ultra Safety Plus Twist

Septodont-Ultra-safety-Plus-TwistSeptodont Ultra Safety Plus Twist beschermt zowel de tandarts, het personeel als de patiënt tegen onnodige prikaccidenten en voldoet aan de nieuwste voorschriften, opgesteld door onder ander het WHO. Daarnaast is deze upgrade voorzien van een gepatenteerd intuïtief vergrendelsysteem. Beschikbaar met steriele handvatten voor eenmalig gebruik of met steriliseerbare handvatten, conform de meest recente wetgeving en zonder ingewikkelde leerprocedure.

  • Safe-Point naaldenverwijderaar

Bij de Safe-Point naaldenverwijderaar wordt de gebruikte spuit in de naaldinvoer gestoken, waarna door een intern mechanisme de naald wordt vastgegrepen en van de spuit wordt losgeschroefd. De naald wordt vervolgens automatisch in de naaldcontainer gedeponeerd.

  • Miramatic holder

De miramatic holder is een veiligheidshouder waarin de naald verticaal geplaatst kan worden. Zowel het plaatsen als het er weer uitnemen kan met één hand gedaan worden, waardoor er minder risico op prikaccidenten is. Met dit hulpmiddel is recappen veiliger, maar er wordt dus nog wel gerecapt.

  • Wegwerpspuiten

Tenslotte is het ook mogelijk om met wegwerpspuiten te werpen, waardoor je het probleem van wel of niet recappen helemaal niet hebt. Dit is echter geen duurzame methode en levert veel extra afval op.

  • NeedleOff

NeedleOffHet Nederlandse NeedleOff biedt een universele, praktische oplossing voor het verbod op recappen. Het invoeren van de gebruikte naald en het vasthouden van de spuit is voldoende. NeedleOff omklemt naald en draait die gemotoriseerd af. Na het uitnemen van de spuit valt de naald veilig in de geïntegreerde Sharptainer. NeedleOff werkt met alle dentale schroefnaalden, en alle injectiespuiten met bereikbare naaldhub en een rechte aansluiting.

Wat te doen na een prikaccident?

Als je je ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch prikt, dan moet je het volgende doen.

  • Laat het wondje goed bloeden door het uit te knijpen.
  • Spoel het wondje uit met water en desinfecteer het.
  • Neem zo snel mogelijk contact op met een (arbo)arts (bij voorkeur binnen 2 uur, maar uiterlijk binnen 72 uur).
  • Noteer zoveel mogelijk gegevens van de ‘bron’ van het bloed.
  • Geef het accident door aan je werkgever, die het vervolgens bij de Arbeidsinspectie moet melden.

Richtlijn prikaccidenten

De RIVM heeft een Richtlijn prikaccidenten opgesteld, waarmee op gestructureerde wijze kan worden ingeschat wat het risico is op infectie met hepatitis B, hepatitis C en hiv na het accident. Aan de hand van het geconstateerde risico worden hierin vervolgens maatregelen geadviseerd om je tegen de infectie te beschermen.

Update juni 2021

 

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Partnernieuws, Partnernieuws, Praktijkhygiëne, Thema A-Z, Wet- en regelgeving
recht, beeld

Tuchtrecht: Waarschuwing na delegeren behandeling zonder informed consent van patiënt

Een tandarts wordt o.a. verweten dat zij een patiënt heeft laten behandelen door een behandelaar die niet BIG-geregistreerd was. Hiervoor was geen informed consent gegeven door de patiënt. Het tuchtcollege geeft de tandarts een waarschuwing.

Situatie

In november 2019 laat klaagster een gaatje vullen bij de tandartspraktijk waar de verweerster aan verbonden is. Verweerster was al 11 jaar lang de vaste tandarts van klaagster. Dit keer liet zij de behandeling echter uitvoeren door een andere behandelaar. Deze behandelaar was niet BIG-geregistreerd. Verweerster was in deze situatie de supervisor van de behandelaar.

Na de behandeling merkt klaagster op dat zich een wond ontwikkeld in haar wang en mondhoek. Hiermee gaat ze nogmaals terug naar verweerster, die haar adviseert naar haar huisarts te gaan zodat ze kan worden doorverwezen naar een dermatoloog.

Verweerster denkt zelf dat de wond is ontstaan door een beroepsfout van de behandelaar die de behandeling uitvoerde. Zij stelt in een de patiëntkaart dat de grote wond met pus mogelijk is veroorzaakt door etsgel, bijtend materiaal.

Na meerdere bezoeken aan de dermatoloog stelt klaagster – via haar advocaat – verweerster aansprakelijk voor de schade. Daarop reageert de juridisch adviseur van verweerster het volgende:

  • Dat zijn cliënt altijd bereid is geweest – en nog steeds is – om de niet vergoede kosten van de dermatoloog te vergoeden, maar dat geen nota is ontvangen,
  • “Het is waarschijnlijk dat de tandheelkundige behandeling goed is geweest maar dat haar mondhoek bloot is gesteld aan een zuur middel. Daarom heeft mijn cliënt voorgesteld om naar een dermatoloog te gaan. (…) Het kan zijn dat dit middel bij uw cliënt een allergische reactie heeft veroorzaakt. (…). “ en…
  • Dat er kennelijk geen blijvende schade is en dat er dus (verder) geen schadevergoeding behoeft te worden uitgekeerd.

Klacht

Klaagster stelt dat ze door de behandeling van de behandelaar zonder BIG-registratie brandwondachtig letsel heeft opgelopen. Zij stelt verweerster verantwoordelijk voor deze medische fout, aangezien zij de supervisor van de behandelaar was. Klaagster vindt dat verweerster haar zelf had moeten behandelen, aangezien zij haar vaste tandarts was.

Klaagster stelt ook dat verweerster na de behandeling haar pijnklachten en de aansprakelijkheidsklacht niet serieus heeft genomen. En dat haar medische gegevens ten onrechte en zonder toestemming zijn gedeeld met een derde persoon: de juridisch adviseur van verweerster.

Zakelijk houdt de klacht in dat:

  1. Verweerster klaagster door een behandelaar heeft laten behandelen die niet BIG-geregistreerd was; verweerster was al jaren de tandarts van klaagster en had haar zelf moeten behandelen;
  2. De behandelaar een medische fout heeft gemaakt en dat verweerster als zijn supervisor daarvoor verantwoordelijk is;
  3. Verweerster gebrekkige nazorg heeft geleverd en wekenlang de heftige pijn in en aan de wang van klaagster niet serieus heeft genomen;
  4. Verweerster de aansprakelijkheidstelling niet serieus heeft genomen en die had moeten doorsturen naar haar aansprakelijkheidsverzekeraar;
  5. De praktijk van verweerster verweerster schandalig heeft behandeld;
  6. Een toehoorder aan de zijde van verweerster ten onrechte klaagster heeft neergezet als fraudeur;
  7. Verweerster haar beroepsgeheim heeft geschonden door haar juridisch adviseur over de medische situatie van klaagster in te lichten en inzage te geven in de medische stukken van klaagster.

Beoordeling

Volgens het tuchtcollege is alleen klachtonderdeel 1 gegrond. Volgens artikel 38 Wet BIG is er een verbod op het delegeren van een medische handeling, tenzij aan bepaalde waarborgen worden voldaan. Eén van die waarborgen luidt:

“De opdrachtnemer informeert de patiënt dat hij de voorbehouden handeling uitvoert in opdracht van de tandarts en vraagt de patiënt toestemming voor deze behandeling.” (Circulaire 2008-01-IGZ, Inspectie voor de Gezondheidszorg, 11 februari 2008)

Klaagster geeft aan niet te zijn geïnformeerd en dat zij geen toestemming heeft gegeven voor de behandeling. Kortom: er was geen spraken van informed consent. Dit kan verweerster niet weerleggen en ook uit het bewijsmateriaal blijkt niet het tegendeel. Aangezien er geen sprake was van informed consent mocht de behandelaar volgens artikel 38 Wet BIG de behandeling niet uitvoeren. Daarmee is klachtonderdeel 1 gegrond.

De overige klachtonderdelen verklaart het tuchtcollege ongegrond. Opvallend hierin is vooral klachtonderdeel 2. Hoewel zowel klaagster als verweerster ervan uitgaan dat de klachten het gevolg waren van een beroepsfout van de behandelaar, kan hier geen bewijs voor worden geleverd. Ook de diagnose van de dermatoloog zegt niets over de oorzaak van de wond. Daarom kan er niet worden gesproken van een causaal verband en is klachtonderdeel 2 ongegrond.

Overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaart wegens gebrek aan bewijs, of omdat de klachten verweerster tuchtrechtelijk niet verwijtbaar zijn.

Uitspraak

Het tuchtrechtcollege verklaart klachtonderdeel 1 dus gegrond. Klachtonderdeel 2 t/m 7 worden ongegrond verklaart. De verweerster krijgt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Bron:
Overheid.nl

Lees ook:
Voorbehouden handelingen in de mondzorg. Wie mag wat doen en wanneer?

Voorbehouden handelingen en taakdelegatie in de mondzorg: hoe zit het ook alweer?

 

 

Lees meer over: Ondernemen, Tuchtrecht, Wet- en regelgeving